Int12.1410
Beleidsregels integrale schuldhulpverlening
Regdat 16-1-2013
Gemeente Brummen
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen, gelet op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de kaderstellling voor de Brummense schuldhulpverlening via de door de gemeenteraad vastgestelde vierjarennota 2013-2016, overweegt dat het noodzakelijk is om enkele uitvoeringsaspecten betreffende integrale schuldhulpverlening nader te regelen, en BESLUIT vast te stellen de volgende
BELEIDSREGELS INTEGRALE SCHULDHULPVERLENING GEMEENTE BRUMMEN
Regdat 16-1-2013
ALGEMEEN Artikel 1. Reikwijdte en begripsbepalingen 1. Deze beleidsregels zien op de toegang tot integrale schuldhulpverlening en het curatieve zorgaspect van integrale schuldhulpverlening. Deze beleidsregels zien niet op preventie, met uitzondering van nazorg. 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder: a. BAC: BudgetAdviesCentrum Brummen alwaar de aanmelding voor schuldhulpverlening kan plaatsvinden b. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen; c. crisissituatie: een situatie waarin: 1. een huisuitzettingsdatum is vastgesteld door een deurwaarder of woningbouwcorporatie; 2. het energiebedrijf tot afsluiting is overgegaan dan wel een afsluitingsdatum heeft vastgesteld; 3. het waterleveringsbedrijf tot afsluiting is overgegaan dan wel een afsluitingsdatum heeft vastgesteld; 4. opzegging dan wel ontbinding van de (basis)zorgverzekering dreigt. d. duurzame financiële zelfredzaamheid: de situatie waarin: 1. iemand niet meer geld uitgeeft dan dat hij ontvangt of, als er schulden zijn, kan rondkomen van het vrij te laten bedrag of de beslagvrije voet; en 2. de schulden niet toenemen maar indien mogelijk afnemen; en 3. iemand zelfstandig financieel stabiel blijft. e. integrale schuldhulpverlening: een samenhangend hulpaanbod van preventie tot en met nazorg met als doel zowel financiële problemen als de oorzaken hiervan op te lossen op basis van een eenduidige doelstelling en een eenduidige methodiek; f. klant: de belanghebbende aan wie het college toegang heeft verleend tot integrale schuldhulpverlening; g. klantmanager: een klantmanager schuldhulpverlening van de afdeling Stadsbank van de gemeente Apeldoorn, die bevoegd is om namens het college schuldhulpverlening te bieden aan personen die behoren tot de doelgroep van deze beleidsregel, alsmede om namens het college in het kader van de schuldhulpverlening overeenkomsten aan te gaan met deze personen; h. NVVK: Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet; i. Overeenkomsten schuldhulpverlening: overeenkomsten conform de richtlijnen van de NVVK, zijnde de schuldbemiddelingsovereenkomst, budgetbeheerovereenkomst, stabilisatieovereenkomst en betalingsovereenkomst; j. Stadsbank Apeldoorn: de gemeentelijke kredietbank, organisatorisch ondergebracht bij de eenheid Werkplein Activerium van de gemeente Apeldoorn; k. traject integrale schuldhulpverlening: de gehele periode waarin het college de klant ondersteunt bij het stabiliseren van zijn financiële situatie en zo mogelijk oplossen van zijn schuldensituatie. Het traject start zodra het college de verzoeker toegang verleent tot integrale schuldhulpverlening en loopt tot en met de afrondingsfase; l. verzoeker: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;
2
m. wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. 3. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet. TOEGANG
Regdat 16-1-2013
Artikel 2. Doelgroep 1. Integrale schuldhulpverlening staat in beginsel open voor elke Nederlander vanaf 18 jaar die daartoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend en die a. woonachtig is in de gemeente Brummen en ook als zodanig staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie; of b. zonder adres is als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens respectievelijk artikel 40 van de Wet Werk en Bijstand. 2. Voor de vreemdeling die rechtmatig verblijf houdt in Nederland in de zin van artikel 8 onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000 en die in Brummen woonachtig is, staat integrale schuldhulpverlening in beginsel open. 3. Een uitzondering op deze brede toegankelijkheid bestaat voor ex-zelfstandig ondernemers. Zij kunnen een beroep doen op de integrale schuldhulpverlening mits wordt voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden: a. het bedrijf is beëindigd en uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel; b. de schuldpositie is duidelijk; c. de boekhouding is op orde en de administratie is volledig afgerond. Zelfstandigen met een nog functionerende onderneming kunnen een beroep doen op een voorliggende voorziening in de vorm van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Artikel 3. Aanvraag 1. Het college neemt een beslissing omtrent toegang tot integrale schuldhulpverlening op schriftelijk verzoek daartoe van de verzoeker. 2. Voor het verzoek dient gebruik te worden gemaakt van een daartoe door het college vastgesteld formulier. 3. Bij de aanvraag overlegt de verzoeker aan het college een document als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder 1˚ tot en met 3˚ van de Wet op de identificatieplicht. 4. Teneinde een beslissing te kunnen nemen omtrent het wel of niet verlenen van toegang tot integrale schuldhulpverlening, nodigt het college de verzoeker uit voor een startgesprek als bedoeld in artikel 7 lid 1 van deze beleidsregel. Het college ziet af van het startgesprek indien op voorhand duidelijk is dat de toegang geweigerd zal worden. 5. Indien het college beslist om de verzoeker toegang te verlenen tot integrale schuldhulpverlening, dan ondersteunt het college verzoeker bij het bereiken van duurzame financiële zelfredzaamheid. FASEN EN INSTRUMENTEN Artikel 4. Verloop van het traject integrale schuldhulpverlening De klant kan achtereenvolgens de volgende fasen doorlopen: a. Intake: in deze fase wordt de benodigde informatie verzameld, wordt de hulpvraag van de klant vastgesteld, wordt de klant geadviseerd en wordt indien nodig een plan van aanpak opgesteld. b. Stabilisatie: het college ondersteunt de klant bij het werken aan duurzame financiële zelfredzaamheid, waarbij de klant geen extra schulden meer opbouwt en rond kan komen van zijn inkomen. Het college kan hiertoe diverse instrumenten inzetten. Indien het college constateert dat er niet binnen een redelijke termijn duurzame financiële zelfredzaamheid bereikt zal worden of is bereikt, kan het college het stabilisatietraject met de klant beëindigen. c. Aanpak schulden: in deze fase worden afspraken gemaakt met de schuldeisers. d. Schuldregeling: in deze fase worden de schulden afgelost overeenkomstig de afspraken met de schuldeisers. Hiertoe worden instrumenten ingezet als 100% betalingsregelingen, herfinanciering, schuldbemiddeling en saneringskrediet.
3
e.
Regdat 16-1-2013
f.
Gerechtelijk traject: indien het minnelijk traject niet is geslaagd, kan op verzoek van de klant het college de rechtbank verzoeken toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Afrondingsfase: Na afloop van de schuldregeling wordt de klant nog maximaal 6 maanden ondersteund om daarna zelfstandig verder te kunnen. Deze ondersteuning kan bestaan uit: een aantal adviesgesprekken, een vaardigheidstraining en afbouw budgetbeheer.
Artikel 5. Instrumenten 1. Het college verleent aan verzoeker toegang tot de integrale schuldhulpverlening, gebaseerd op de uitgangspunten zoals neergelegd in de Kaderstelling “Brummense schuldhulpverlening 2013 2016”. De vorm waarin de gemeente integrale schuldhulpverlening aanbiedt, is van meerdere factoren afhankelijk en kan dus per situatie verschillen. De factoren die een rol kunnen spelen zijn: a. aard c.q. omvang van de schulden; b. inkomsten en uitgaven; c. psychosociale situatie of verslavingsproblematiek; d. houding en gedrag van verzoeker; e. woonsituatie; f. een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening. 2. De instrumenten die het college naar eigen inzicht kan aanbieden aan belanghebbende in de verschillende fasen als genoemd in artikel 4 van deze beleidsregel zijn: a. Adviesgesprek: een gesprek waarin de medewerker van het BAC de verzoeker of klant adviseert met als doel dat de klant, met dit advies, zelf duurzame financiële zelfredzaamheid weet te bereiken. De volgende fase is die van de nazorg. b. Budgetbegeleiding: het stimuleren, motiveren en ondersteunen van een natuurlijk persoon teneinde te komen tot een verantwoord financieel beheer en het aanreiken van vaardigheden. c. Budgetbeheer: het college beheert het inkomen van de klant. De klant en het college komen een budgetplan overeen voor de betalingen vanuit het inkomen. Budgetbeheer kan ook als voorwaarde gelden voordat wordt overgegaan tot een eventuele schuldregeling. d. Beschermingsbewind: Het college voert bewind over de goederen van een klant. Bewind wordt ingesteld door de (kanton)rechter die het college benoemt als (beschermings) bewindvoerder. Beschermingsbewind kan ook als voorwaarde gelden voordat er wordt overgegaan tot een eventuele schuldregeling. e. Betalingsregeling: een regeling die met de schuldeisers wordt getroffen waarbij de schulden geheel worden terugbetaald. f. Herfinanciering: het verstrekken van een lening om alle schulden ineens af te lossen. g. Saneringskrediet: aan de schuldeisers wordt voorgesteld om akkoord te gaan met een bepaald aflossingspercentage, welke voor alle schuldeisers gelijk is, en finale kwijting te verlenen voor de resterende schuld. Gaan alle schuldeisers akkoord, dan verstrekt het college een saneringskrediet aan de klant waarmee alle schuldeisers in één keer, conform het overeengekomen aflossingspercentage, kunnen worden afbetaald. De klant heeft hierdoor alleen nog een schuld bij het college. Het aflossingspercentage, en dus de hoogte van het saneringskrediet, wordt berekend op basis van de maximale afloscapaciteit van de klant in 36 maanden. Dit instrument kan worden ingezet in geval van een problematische schuldensituatie. h. Schuldbemiddeling: aan de schuldeisers wordt voorgesteld om akkoord te gaan met een bepaald aflossingspercentage, welke voor alle schuldeisers gelijk is, en finale kwijting te verlenen voor de resterende schuld. Het aflossingspercentage wordt berekend op basis van de maximale afloscapaciteit van de klant in 36 maanden. Het college reserveert maandelijks de afloscapaciteit en betaalt dit per jaar aan de schuldeisers door. Voorafgaand aan deze betaling voert de Stadsbank een hercontrole uit, waarin bij de klant getoetst wordt of deze zich aan alle gemaakte afspraken houdt en zich maximaal ingespannen heeft om zijn inkomen te behouden danwel te vergroten. Als dat het geval is wordt de schuldbemiddeling voortgezet. Heeft de klant dit niet gedaan, dan wordt de schuldbemiddeling beëindigd. Dit instrument kan worden ingezet in geval van een problematische schuldensituatie. i. Aanvraag WSNP: op verzoek van de klant dient het college, conform artikel 285 van de Faillissementswet, een verzoek in bij de rechtbank om toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
4
Regdat 16-1-2013
3. Het college ziet af van het inzetten van een instrument indien het inkomen van de klant ontoereikend is om dat instrument met succes te kunnen inzetten. 4. Het college ziet af van het inzetten van de instrumenten schuldbemiddeling, saneringskrediet en herfinanciering tot twaalf maanden na het succesvol afronden van een traject integrale schuldhulpverlening met de klant. Artikel 6. Budgetbeheer 1. De Stadsbank kan afhankelijk van de klant en zijn situatie verschillende vormen van budgetbeheer aanbieden: a. budgetbeheer basis: de Stadsbank verricht ten behoeve van de klant, ten minste voor de kosten van huur/hypotheek, energie en ziektekostenverzekering, op basis van het vastgestelde budgetplan, betalingen. b. budgetbeheer middel: de Stadsbank verricht ten behoeve van de klant de betalingen als bij budgetbeheer basis en voert bovendien één reservering uit op basis van het vastgestelde budgetplan. c. budgetbeheer totaal: de Stadsbank verricht ten behoeve van de klant een onbeperkt aantal betalingen, waaronder op basis van het vastgestelde budgetplan in elk geval de betalingen zoals bij budgetbeheer basis. De klant heeft de mogelijkheid dat er voor hem gereserveerd wordt voor onvoorziene uitgaven dan wel voor een spaarpotje. 2. Budgetbeheer is een tijdelijk instrument. Afhankelijk van de fase waarin de klant zich in het traject integrale schuldhulpverlening bevindt, gelden er maximale doorlooptijden voor budgetbeheer: a. de fase voor de schuldregeling: budgetbeheer basis, middel en totaal is mogelijk. De maximale termijn is 9 maanden. b. de fase tijdens de schuldregeling: budgetbeheer basis, middel en totaal is mogelijk, maar afbouw naar een lager regime is noodzakelijk. De termijn is de einddatum van de schuldregeling. c. de fase na de schuldregeling: budgetbeheer basis of middel is mogelijk. De termijn is maximaal 6 maanden na het einde van de regeling. 3. De Stadsbank indiceert de noodzaak van budgetbeheer voor de klant. Indien de noodzaak ontbreekt, moet de klant zelf voor de dienstverlening betalen. In de situatie van een klant die budgetbeheer heeft via een particuliere organisatie, adviseert het BAC. 4. Periodiek kan de Stadsbank middels een hercontrole toetsen of een klant kan doorstromen naar een minder uitgebreide vorm of een uitgebreidere vorm van budgetbeheer, dan wel kan stoppen met budgetbeheer omdat de Stadsbank budgetbeheer niet langer noodzakelijk acht. 5. Een klant, die een uitgebreidere vorm budgetbeheer wil ontvangen dan volgens de Stadsbank noodzakelijk is, moet de geboden dienstverlening minus de kosten van de geïndiceerde dienstverlening zelf betalen. 6. Er geldt een inkomensgrens voor budgetbeheer. Klanten met een beschikbaar inkomen gelijk aan of hoger dan het draagkrachtvrije inkomen als bedoeld in de beleidsregels WWB en bijzondere bijstand van de gemeente Brummen, dienen een eigen bijdrage voor de kosten van budgetbeheer te betalen. 7. Budgetbeheer kan éénzijdig door de Stadsbank worden beëindigd of worden teruggebracht naar de basisvorm indien de klant zich niet houdt aan de overeenkomst budgetbeheer of geen stappen wil zetten om te komen tot vermindering van de dienstverlening. 8. De toegang tot budgetbeheer wordt voor minimaal een jaar ontzegd als budgetbeheer op grond van voorgaand lid is beëindigd of als de klant zelf om beëindiging van budgetbeheer heeft gevraagd. 9 In afwijking van het voorgaande lid kan een gezin met inwonende minderjarige kinderen opnieuw toegang krijgen tot budgetbeheer als naar het oordeel van het college de oorzaak van de tussentijdse beëindiging als bedoeld in lid 7 door middel van de benodigde hulpverlening is weggenomen. RECHTEN EN PLICHTEN Artikel 7. Wacht- en doorlooptijden 1. Indien een persoon, die behoort tot de doelgroep van deze beleidsregel, zich tot het college wendt voor integrale schuldhulpverlening, vindt het startgesprek uiterlijk binnen vier weken plaats. 2. Indien er sprake is van een crisissituatie vindt het startgesprek uiterlijk binnen drie werkdagen plaats.
5
3. Tijdens de intake geeft de klantmanager de verzoeker inzicht in het aantal weken tussen het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld en het bereiken van het resultaat. Het resultaat is bijvoorbeeld bereikt bij het opstarten van een schuldregeling, betalingsregeling, herfinanciering of een adviesgesprek op basis waarvan de schuldenaar de situatie zelf kan oplossen.
Regdat 16-1-2013
Artikel 8. Verplichtingen 1. Verzoeker of klant doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de integrale schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het traject integrale schuldhulpverlening. 2. Verzoeker of klant is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het traject integrale schuldhulpverlening. De medewerking bestaat in ieder geval uit: a. het nakomen van afspraken; b. geen nieuwe schulden aangaan; c. inspanningsplicht om het (gezins)inkomen te behouden c.q. te verhogen; d. het zich houden aan de bepalingen van de overeenkomsten die verzoeker of klant in het kader van het traject integrale schuldhulpverlening met de Stadsbank Brummen sluit. Artikel 9. Klachtenprocedure 1. Op bejegeningsklachten zijn de klachtenprocedure van het Werkplein Activerium en de gemeentelijke klachtenregeling van de gemeente Brummen en de klachtenregeling van de Stichting Welzijn Brummen van toepassing. 2. Indien een klant van mening is dat het college heeft gehandeld in strijd met de Gedragscodes NVVK, de overeenkomsten, de algemene voorwaarden of de beleidsregels van het college, kan de klant een gemotiveerd schriftelijk verzoek tot heroverweging indienen bij de eenheidsmanager van het Werkplein Activerium. 3. In afwijking van het vorige lid kan de heroverweging geen betrekking hebben op een besluit van het college waartegen de klant een bestuursrechtelijk bezwaarschrift kan of had kunnen indienen. 4. Indien een belanghebbende ontevreden is over de uitkomsten van de heroverweging als bedoeld in lid 2, kan de klant een klacht indienen bij de Commissie Kwaliteitszorg van de NVVK. 5. In afwijking van het vorige lid kan de klacht geen betrekking hebben op: a. een besluit van het college waartegen de klant een bestuursrechtelijk bezwaarschrift kan of had kunnen indienen bij het college of, b. een aansluitend besluit van het college op een bezwaarschrift of, c. een aansluitende beslissing van de bestuursrechter in beroep of hoger beroep. WEIGERING EN BEËINDIGING Artikel 10. Weigeren en beëindigen 1. Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, wordt de toegang tot de integrale schuldhulpverlening geweigerd of beëindigd, indien: a. verzoeker of klant niet tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels behoort; b. het traject integrale schuldhulpverlening (succesvol) is afgerond; c. de verzoeker of klant zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet gebruikt voor de aflossing van schulden; d. op grond van – zo later is gebleken – door verzoeker of klant onjuiste gegevens zijn verstrekt, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen; e. verzoeker of klant zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het traject integrale schuldhulpverlening, naar het oordeel van het college ernstig misdraagt; f. de integrale schuldhulpverlening door het college niet (langer) noodzakelijk wordt geacht; g. de klant zelf uitdrukkelijk verzoekt om de toegang tot de integrale schuldhulpverlening te beëindigen; h. de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker of klant, niet (langer) passend is. i. verzoeker of klant is komen te overlijden;
6
j.
verzoeker of klant niet heeft aangetoond gemotiveerd te zijn om de onderliggende oorzaak van de schulden te willen oplossen, bijvoorbeeld door niet de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening te zoeken en te aanvaarden; k. verzoeker of klant niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 6 en 7 van de wet, artikel 8 van deze beleidsregels, of de toekenningsbeschikking integrale schuldhulpverlening, dan wel zijn verplichtingen voortvloeiende uit de bepalingen in de overeenkomst(en) gesloten met de Stadsbank. 2. Het college kan de toegang tot de integrale schuldhulpverlening weigeren dan wel beëindigen als de schulden zijn ontstaan door fraude, als bedoeld in artikel 3, derde lid van de wet. 3. Alvorens ingevolge het eerste lid onder k te besluiten tot weigeren of beëindiging, wordt verzoeker of klant een hersteltermijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. Artikel 11. Recidive – hernieuwde aanvraag toegang integrale schuldhulpverlening 1. Indien in twee jaar tijd driemaal de toegang tot de integrale schuldhulpverlening met verzoeker of klant is beëindigd, welke beëindigingen te wijten zijn aan verzoeker of klant, wordt verzoeker of klant tot 24 maanden na de datum van de laatste beëindiging de toegang tot integrale schuldhulpverlening geweigerd. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan een gezin met inwonende, minderjarige kinderen opnieuw toegang krijgen tot de integrale schuldhulpverlening als naar het oordeel van het college de oorzaak van de tussentijdse beëindiging op grond van artikel 10 lid 1 van deze beleidsregel door middel van de benodigde hulpverlening is weggenomen. 3. De toegang tot budgetbeheer wordt voor minimaal een jaar ontzegd als de klant verwijtbaar niet heeft voldaan aan de voorwaarden of zelf om beëindiging van budgetbeheer heeft gevraagd 4. In afwijking van lid 1 en 3 kan in de situatie van sterk gewijzigde omstandigheden die tevens aantoonbaar zijn, hiervan afgeweken worden. 5. Een beëindiging is te wijten aan verzoeker of klant indien de toegang tot de integrale schuldhulpverlening is beëindigd op grond van artikel 10 lid 1 sub c, d, e, g, j en k.
OVERIGE BEPALINGEN
Regdat 16-1-2013
Artikel 12. Nazorg Binnen 3 maanden nadat het traject integrale schuldhulpverlening succesvol is beëindigd, informeert het college bij de klant of deze nog steeds financieel stabiel is en biedt zo nodig extra ondersteuning aan.
Artikel 13. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden 1. Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid. 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college. Artikel 14. Inwerkingtreding Dit beleid treedt in werking de dag na die van bekendmaking en geldt alleen ten aanzien van aanvragen toegang tot integrale schuldhulpverlening en de instrumenten die het college in het kader van de integrale schuldhulpverlening inzet. Op reeds gesloten overeenkomsten en gemaakte afspraken tussen het college en de klant blijft het daaraan gekoppelde regime gelden. Artikel 15. Citeertitel Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels integrale schuldhulpverlening gemeente Brummen. Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Brummen d.d.
7
TOELICHTING BELEIDSREGELS INTEGRALE SCHULDHULPVERLENING GEMEENTE BRUMMEN Inleiding algemeen Op 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) in werking getreden. De Wgs heeft een effectievere gemeentelijke schuldhulpverlening tot doel. Een belangrijke maatregel om dit te bereiken is het wettelijk inbedden van de taak om schuldhulpverlening aan te bieden door gemeenten. De wet verplicht de gemeenteraad eens per vier jaar een plan vast te stellen dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente. In juli 2012 heeft de gemeenteraad het beleidsplan “kaderstelling Brummense Schuldhulpverlening en verder” vastgesteld. Deze beleidsregels zijn een nadere concretisering hiervan. In deze beleidsregels wordt nader geregeld wie er toegang hebben tot integrale schuldhulpverlening, wat deze toegang inhoudt en welke instrumenten er ingezet kunnen worden. Het gaat hierbij om het curatieve zorgaspect van schuldhulpverlening. Preventie, met uitzondering van nazorg, leent zich niet voor opname in een beleidsregel en is dan ook niet meegenomen in deze beleidsregels. In het uitvoeringsplan is wel opgenomen wat de gemeente doet aan collectieve preventie en wat haar doelstellingen hierbij zijn. Het is van belang in het oog te houden dat de schuldhulpverlening door de gemeente een financiële dienstverlening betreft. Indien blijkt dat iemand meer nodig heeft dan alleen financiële dienstverlening, wordt hij/zij verwezen naar een instantie die hem/haar verder kan helpen. De gedachte hierbij is dat de gemeente, in de vorm van de afdeling Stadsbank van de eenheid Werkplein Activerium, als intermediair optreedt met betrekking tot de problemen tussen haar klanten, de schuldenaren, en de schuldeisers. Een intermediair handelt op basis van de aangedragen informatie. Wat hiervoor nodig is, is dat de schuldenaar zijn (financiële) zaken voldoende op orde moet hebben om de klantmanager de benodigde informatie te geven zodat de klantmanager de klant kan ondersteunen bij het stabiliseren van de financiële situatie dan wel om te bemiddelen tussen de klant en de schuldeisers.
Regdat 16-1-2013
De Wgs beoogt een bodem te leggen in de kwaliteit en toegankelijkheid van schuldhulpverlening. De gemeente borgt deze kwaliteit, voor zover mogelijk, door gebruik te maken van voldoende gekwalificeerd personeel en te werken conform de richtlijnen van het NVVK. Daarnaast is er voortdurende aandacht voor de interne werkprocessen en de klanttevredenheid en wordt bezien waar nog meer kwaliteit kan worden gerealiseerd.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begripsbepalingen De reikwijdte van de beleidsregels is beperkt tot de curatieve schuldhulpverlening. De preventieve zorg met betrekking tot schulden wordt in Brummen met name vorm gegeven door activiteiten met een collectief karakter. Weliswaar maakt deze collectieve preventie deel uit van de integrale schuldhulpverleningsaanpak, maar omdat het geen individuele voorziening betreft, is het uitgezonderd van deze beleidsregel. Nazorg, ook wel tertiaire preventie genoemd, valt wel onder het bereik van deze beleidsregel daar de nazorg een op het individu toegespitste voorziening betreft. Nazorg vormt echter geen onderdeel van het traject integrale schuldhulpverlening. Artikel 2. Doelgroep De doelstelling van de Wet brengt mee dat toegang tot integrale schuldhulpverlening in beginsel open moet staan voor alle natuurlijke personen. Omdat de gemeente er in beginsel is voor haar eigen inwoners, is de toegang tot integrale schuldhulpverlening ook beperkt tot Nederlanders, en de daaraan gelijkgestelden, die in Brummen wonen. Verder heeft de gemeente de toegang beperkt tot personen die 18 jaar of ouder zijn. In de memorie van de Wgs wordt uitdrukkelijk vermeld dat de regering van mening is dat gemeentelijke schuldhulpverlening niet toegankelijk kan zijn voor zelfstandigen met een nog functionerende onderneming. Indien het voortbestaan van de onderneming in gevaar is in verband met te hoog oplopende schulden, dan zal de zelfstandige veelal bij een bank aankloppen voor extra krediet. Mogelijk kan de zelfstandige een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen
8
2004 (Bbz 2004). Is de onderneming niet levensvatbaar, en heeft de ondernemer zijn onderneming feitelijk gestaakt en zich uit laten schrijven bij de Kamer van Koophandel, dan kan hij toegang krijgen tot integrale schuldhulpverlening. Artikel 3. Aanvraag Indien een verzoeker, een Brummense burger, hulp wil bij zijn schulden, dan kan hij zich melden bij het BudgetAdviescentrum te Brummen of hier om vragen door een aanvraagformulier in te vullen, te ondertekenen en in te leveren of op te sturen naar het BAC te Brummen. Als de verzoeker zich meldt bij het BAC te Brummen of het Werkplein Activerium, in persoon, telefonisch of via het internet, dan krijgt hij een aanvraagformulier en wordt er in de meeste gevallen een afspraak gepland voor een startgesprek bij het BAC te Brummen. Er wordt geen startgesprek gepland indien op voorhand duidelijk is dat de toegang geweigerd zal worden, bijvoorbeeld omdat iemand niet in Brummen woont, te jong is of geen geldige verblijfstitel heeft. In het startgesprek wordt de hulpvraag vastgesteld en wordt bekeken welke stappen er gezet moeten worden om het door verzoeker gewenste einddoel te bereiken. Door dit gesprek kan de medewerker van het BAC vaststellen of de gemeente de verzoeker verder kan helpen.
Regdat 16-1-2013
Artikel 4. Verloop van het traject Tijdens het eerste contact in het BAC te Brummen wordt een eerste beoordeling gedaan en wordt advies gegeven t.a.v. de financiële situatie. De verzoeker ontvangt hierover een beschikking. Wordt hem toegang verleend, dan start direct het traject integrale schuldhulpverlening. Tijdens het traject kan de klant volgen in welke fase zijn traject zit. Wanneer naar een volgende fase wordt overgegaan vindt er een gesprek plaats tussen de klantmanager en de klant. In dit gesprek praat de klantmanager de klant bij over het verloop van het traject. Ook krijgt de klant inzicht welke fasen hij afgerond heeft, welke hij nog zal doorlopen om het eindresultaat te bereiken en hoe lang dit mogelijk gaat duren. Wordt tijdens de stabilisatiefase duidelijk dat er niet binnen een redelijke termijn duurzame financiële zelfredzaamheid bereikt zal worden, dan kan het college het stabilisatietraject beëindigen. Het beëindigen van het stabilisatietraject kan tevens resulteren in beëindiging van de toegang tot de integrale schuldhulpverlening. De gedachte hierachter is dat er in die situaties vaak problemen spelen die in de weg staan aan het bereiken van financiële zelfredzaamheid. Hulpverleningsinstanties zijn velen malen beter uitgerust om mensen met dergelijke problemen te helpen. Krijgt de belanghebbende met ondersteuning van een hulpverlenende instantie / hulpverlener de problemen, die in de weg stonden aan een succesvol traject integrale schuldhulpverlening, onder controle, dan kan er een opnieuw toegang tot de integrale schuldhulpverlening worden verleend. Dit kan echter alleen als er geen sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 11 van deze beleidsregel, behalve in het geval van gezinnen met minderjarige, inwonende kinderen. Artikel 5. Instrumenten Een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening vraagt om maatwerk. Er worden in artikel 5 enkele factoren genoemd die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere instrumenten schuldhulpverlening aanbiedt. Dit is geen limitatieve opsomming. Niet elke klant heeft alle instrumenten die in het kader van integrale schuldhulpverlening kunnen worden ingezet nodig. Het traject integrale schuldhulpverlening wordt afgestemd op de persoonlijke en financiële situatie van de klant. De klantmanager bespreekt met de klant welke mogelijkheden er zijn en op basis daarvan beslissen ze samen welke stappen er het best gezet kunnen worden. Hoewel voor de toegang tot integrale schuldhulpverlening geen inkomensgrenzen gelden, gelden deze wel voor de inzet van instrumenten. Indien de klantmanager van oordeel is dat gezien het inkomen van de klant een bepaald instrument met weinig tot geen succes kan worden ingezet, dan wordt dit instrument niet aangeboden aan de klant. Daarnaast ziet het college af van het inzetten van de instrumenten schuldbemiddeling, saneringskrediet en herfinanciering tot twaalf maanden na het succesvol afronden van een traject integrale schuldhulpverlening met de klant. Artikel 6. Budgetbeheer In dit artikel worden de verschillende vormen van budgetbeheer beschreven. Er gelden maximale doorlooptijden, omdat budgetbeheer in principe een tijdelijk instrument betreft. Er wordt gestuurd op door- en uitstroom van klanten zonder schuldhulpverleningstraject. Van leerbare klanten wordt verwacht dat ze stappen zetten om te komen tot vermindering van dienstverlening.
9
De toegang tot budgetbeheer wordt voor minimaal een jaar ontzegd als de klant verwijtbaar niet heeft voldaan aan de voorwaarden of zelf om beëindiging van budgetbeheer heeft gevraagd. Enkel in het geval er sprake is van een gezin met inwonende minderjarige kinderen kan het college hiervan afwijken. Dit kan echter alleen als naar het oordeel van het college dit gezin middels reguliere hulpverlening zich wel kan houden aan de overeenkomst budgetbeheer en budgetbeheer nog steeds een passend instrument is gezien de hoogte van het inkomen van de klant. Klanten met een beschikbaar inkomen gelijk aan of hoger dan het draagkrachtvrije inkomen als bedoeld in de beleidsregels WWB en bijzondere bijstand van de gemeente Brummen, dienen een eigen bijdrage voor de kosten van budgetbeheer te betalen. Artikel 7. Wacht- en doorlooptijden Voor de motivatie en de verwachtingen van de klant is het belangrijk dat hij globaal inzicht heeft in de te verwachten doorlooptijden. Bovendien is het ook een wettelijke verplichting van het college om de klant hierover te informeren. Voorts zijn de wettelijke wacht- en doorlooptijden hier nog eens opgenomen om het belang ervan te benadrukken. Artikel 8. Verplichtingen Schuldhulpverlening is vrijwillig maar niet vrijblijvend. Houdt de klant zich niet aan zijn verplichtingen, en heeft dit nadelige gevolgen voor het verloop dan wel de slagingskans van het traject, dan kan dit er toe leiden dat de inzet van een instrument wordt beëindigd en zelfs tot het geheel ontzeggen van toegang tot integrale schuldhulpverlening (artikel 10 en 11 van deze beleidsregels). Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid van de hulpvrager voorop gesteld. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van mensen zelf om tijdig de benodigde informatie te geven (lid 1) en medewerking te verlenen (lid 2). Dit zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een traject. Lid 2 noemt een aantal verplichtingen, dit is geen limitatieve opsomming.
Regdat 16-1-2013
Overigens wijst het college de klant op zijn rechten en plichten: schriftelijk bij het indienen van de aanvraag; mondeling tijdens het startgesprek; door na het startgesprek een informatiemap mee te geven waarin onder meer informatie is opgenomen over de werkwijze van de afdeling Stadsbank, een kasboek en handige internetadressen. Artikel 9. Klachtenprocedure Vanzelfsprekend staat tegen besluiten van het college bezwaar en beroep open. Heeft een belanghebbende een klacht over de dienstverlening (bejegeningsklachten), dan kan hij dit kenbaar maken middels het indienen van een zgn. „gele kaart‟ of een schriftelijke klacht. Na het indienen van een gele kaart staat ook de weg van de schriftelijke klacht nog open. Geen klachten als hier bedoeld, zijn: 1. klachten over het gemeentelijk beleid; 2. klachten over het beheer en onderhoud van de openbare ruimte (buitenlijn); 3. klachten over een schriftelijk besluit; 4. klachten die geen betrekking hebben op de gemeente. Belanghebbende ontvangt een schriftelijke reactie op zijn klacht dan wel een gesprek met een teamleider of een klachtencoördinator. Een gele kaart wordt binnen drie weken afgehandeld. Een schriftelijke klacht wordt in principe binnen zes weken afgehandeld, maar deze termijn kan met vier weken worden verlengd. De belanghebbende ontvangt hierover dan voor het verstrijken van de termijn van zes weken een brief met daarin de motivatie voor de verlenging. Indien de klant een klacht over de dienstverlening van het BAC kenbaar heeft gemaakt, dan vindt toepassing plaats van de klachtenprocedure van de Stichting Welzijn Brummen. Indien een klant van mening is dat het college heeft gehandeld in strijd met de Gedragscodes NVVK, een overeenkomst, de algemene voorwaarden of de beleidsregels van het college kan de klant een gemotiveerd schriftelijk verzoek tot heroverweging indienen bij de eenheidsmanager van de eenheid Werkplein Activerium. Is de klant met de uitkomsten van de heroverweging niet tevreden, dan kan hij
10
in bepaalde gevallen een klacht indienen bij de Commissie Kwaliteitszorg van het NVVK. Verder staat voor klachten over bejegening en dienstverlening de weg open naar de Nationale Ombudsman. Artikel 10. Weigeren en beëindigen In dit artikel wordt beschreven wanneer de toegang tot de integrale schuldhulpverlening wordt geweigerd dan wel beëindigd. Hoewel de gemeente de toegang tot integrale schuldhulpverlening voor zoveel mogelijk burgers wil openstellen, zijn er ook situaties waarin de gemeente iemand de toegang wil ontzeggen c.q. de integrale schuldhulpverlening wil beëindigen. Indien verzoeker of klant niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 8, wordt de toegang tot de integrale schuldhulpverlening geweigerd dan wel beëindigd. Alvorens hiertoe te besluiten, biedt het college aan verzoeker of klant eenmaal een hersteltermijn om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken of medewerking te verlenen. In dit artikel is bewust geen termijn opgenomen. De aan verzoeker of klant gegunde termijn dient een redelijke te zijn conform de Algemene wet bestuursrecht. Wat redelijk is hangt af van het type verplichting. Komt verzoeker ook gedurende de herstelperiode zijn verplichting niet na, dan kan het bestuur besluiten tot weigering of beëindiging van de integrale schuldhulpverlening. Daarnaast kan het zijn dat het college de toegang tot de integrale schuldhulpverlening beëindigt, omdat de belanghebbende te maken heeft met problemen die aan een succesvol traject integrale schuldhulpverlening in de weg staan. Het college verwijst de klant dan door naar een hulpverleningsinstantie. De klant kan weer toegelaten worden tot integrale schuldhulpverlening zodra de problemen zodanig zijn opgelost dat er weer met succes een traject integrale schuldhulpverlening kan worden gevolgd. De recidivebepalingen op grond van artikel 11 blijven hierop wel onverkort van toepassing.
Regdat 16-1-2013
Er is bewust voor gekozen een verzoeker niet de toegang te weigeren vanwege een laag of juist hoog inkomen. Een hoog inkomen hoeft niet te betekenen dat iemand er zonder hulp zelf wel uit komt. Mensen stemmen hun uitgaven immers af op hun inkomen en gaan vaak ook zwaardere verplichtingen aan. Aan de andere kant betekent een laag inkomen ook niet automatisch dat de gemeente niets kan betekenen voor een persoon. De hoogte van het inkomen speelt wel een rol bij de keuze van de gemeente om een bepaald instrument wel of niet aan te bieden. Immers, is bij voorbaat bekend dat iemands inkomen ontoereikend is om een bepaald instrument met succes te kunnen inzetten, dan zou het geld- en tijdverspilling zijn om toch dat instrument in te zetten. Artikel 11. Recidive – hernieuwde aanvraag toegang integrale schuldhulpverlening Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schuldhulpverlening in relatie tot eerdere trajecten/contacten schuldhulpverlening, zijn in dit artikel regels gesteld. Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen. Naast een beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid van de klant leidt het recidivebeleid er ook toe dat de beschikbare formatie en tijd efficiënt wordt ingezet. Er wordt voorkomen dat dienstverlening opnieuw wordt geboden terwijl er niet of nauwelijks uitzicht is op verbetering. Voor gezinnen met inwonende, minderjarige kinderen kan een uitzondering op deze weigeringsgrond worden gemaakt. Zij kunnen opnieuw toegang krijgen tot de integrale schuldhulpverlening, mits naar het oordeel van het college de oorzaak van de tussentijdse beëindiging op grond van artikel 10 lid 1 van deze beleidsregel door middel van reguliere hulpverlening is weggenomen. Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening c.q. de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee. Artikel 12. Nazorg Binnen 3 maanden na een succesvolle beëindiging van het traject integrale schuldhulpverlening benadert de klantmanager de voormalig klant om te vragen of deze zich nog steeds bevindt in de situatie die met het traject integrale schuldhulpverlening was beoogd. Het resultaat van de nazorg wordt door de klantmanager schriftelijk vastgelegd. Nazorg is een vorm van tertiaire preventie.
11
Artikel 13. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden Dit artikel geeft ruimte aan het college om in bijzondere (lid 1) c.q. onvoorziene (lid 2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling. Artikel 14. Inwerkingtreding De beleidsregels treden in werking na publicatie. Hierbij moet echter wel worden aangetekend dat een deel van de bepalingen voortvloeien uit wettelijke bepalingen van de Wgs, die per 1 juli 2012 in werking is getreden.
Regdat 16-1-2013
Artikel 15. Citeertitel Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
12