BELEIDSPLAN INTEGRALE SCHULDHULPVERLENING GEMEENTE MONTFOORT 2013 - 2016
Inhoudsopgave Pagina Samenvatting
3
1. Inleiding 1.1. Aanleiding 5 1.2. Leeswijzer 6 2. Achtergrond en kader 2.1. Huidige situatie 7 2.2. Wet gemeentelijke schuldhulpverlening 7 2.3. Gemeentelijke beleidskaders 8 2.3.1. Wmo en WWB 9 2.3.2. Armoedebeleid 10 2.3.3. Jeugd en onderwijs 10 3. Beleidsplan integrale schuldhulpverlening 2013 – 2016 3.1. Visie 11 3.2. Doelgroepen 11 3.3. Beleidsuitgangspunten 14 4. Vormen van schuldhulpverlening 4.1. Het proces in één overzicht 17 4.2. Minnelijk traject 17 4.3. WSNP-traject 18 4.4. Faillietverklaring 19 5. Kwaliteit van de schuldhulpverlening 5.1. Laagdrempelige toegang 20 5.2. Wachtlijstbeheer 20 5.3. Regie op integrale schuldhulpverlening 21 5.4. Samenwerking 21 5.5. Preventie en nazorg 22 5.5.1. Definitie preventie 22 5.5.2. Problematische schulden voorkomen 23 5.5.3. Integrale aanpak en vroegsignalering 23 5.5.4. Het preventieve traject 24 5.6. Kwaliteitsborging 24 6. Financiën Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Afkortingenlijst Wet gemeentelijke schuldhulpverlening Schema (on)regelbare schuldenaar/(on)regelbare schulden Processchema schuldhulpverlening Voorbeeld rapportagemodel crisissituaties Cijfermatig overzicht
2
5
7
11
17
20
27
Samenvatting Strategische visie Schuldhulpverlening kan een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale component binnen de strategische visie van de gemeente. Het hebben van financiële problemen kan veel sociale problemen veroorzaken. Als gevolg van schulden kunnen mensen afgesloten raken van nutsvoorzieningen en hun zelfstandige huisvesting kwijtraken. Zonder deze basisvoorzieningen raken zij vaak hun baan kwijt en dreigen in een sociaal isolement terecht te komen. Omgekeerd vormen schulden meestal een belangrijke belemmering om te werken of om maatschappelijk te participeren. Schuldhulpverlening kan een grote bijdrage leveren aan het voorkomen, dan wel bestrijden, van sociale problematiek.
Uitgangspunten voor het aanbieden van schuldhulpverlening Wij bieden alle inwoners met schulden de mogelijkheid op begeleiding om de schuldsituatie beheersbaar te krijgen en zo mogelijk toe te werken naar een duurzaam schuldenvrij bestaan. Daarbij blijft de verantwoordelijkheid voor het welslagen van dit traject liggen bij de schuldenaar en de schuldeiser(s). De gemeente voert de regie over de samenwerking van meerdere instanties die voorzien in een totaalaanpak op maat. Hierbij hanteren wij de volgende uitgangspunten: 1. Schuldhulpverlening is toegankelijk voor alle inwoners. 2. We zetten in op het voorkomen van schulden, tijdig opsporen van inwoners met (problematische) schulden en het voorkomen van terugval. 3. De klant vervult een actieve rol. 4. Het schuldhulpverleningstraject heeft duurzaam resultaat. 5. Individueel maatwerk. 6. Schuldhulpverlening kopen we in. 7. Schuldhulpverlening verdient zich terug.
Te bereiken resultaten Op basis van voormelde uitgangspunten komen we tot de volgende resultaten, die we gedurende de looptijd van dit beleidsplan willen realiseren: 1. Schuldhulpverlening wordt zo vroeg mogelijk geboden, nog voor de schuld problematisch is. 2. Schuldhulpverlening wordt vanuit het Klant Contact Centrum (KCC) uitgevoerd. 3. De maximale wachttijd tot het eerste gesprek met de klant is vier weken. 4. Er wordt een duurzaam resultaat bereikt door schuldregeling en psychosociale hulpverlening op elkaar af te stemmen en daarbij in te steken op bewustwording en gedragsverandering. 5. De integrale aanpak wordt uitgebreid door één jaar nazorg te bieden na het minnelijke traject of een WSNP-traject. 6. Binnen het huidige contract met maatschappelijk werk willen wij tot een product psychosociale hulpverlening in combinatie met schuldhulp komen en een structurele afstemming realiseren waarbij op termijn andere partijen aansluiten. 7. De gemeente vervult de regierol over de schuldhulpverlening. 8. Preventief bieden wij een lokaal spreekuur voor informatie en advies, een actieve aanpak op vroegsignalering en een verbetering van de voorlichting. 9. Schuldhulpverlening wordt aangeboden overeenkomstig de gedragscode en kwaliteitsnormen van de NVVK. 10. Bij de inkoop van schuldhulpverlening worden deze kwaliteitsnormen opgenomen in het pakket van wensen en eisen. 11. Het uitvalpercentage is maximaal 20%. 12. Er is een adequate managementrapportage voor een goede regievoering. 3
Maatschappelijke effecten Een goed preventief en curatief schuldhulpverleningsbeleid heeft grote maatschappelijke effecten. Deze effecten zijn niet financieel te onderbouwen, maar zijn wel als volgt te benoemen: - voorkomen schulden; - grotere kans op re-integratie; - voorkomen maatschappelijk isolement; - voorkomen huisuitzettingen; - voorkomen toename dak- en thuislozen; - voorkomen energieafsluitingen; - schulden zijn vaak oorzaken relatiebreuk / schooluitval; - met het oplossen van schulden wordt inwoners weer perspectief geboden.
4
1.
Inleiding
1.1. Aanleiding Sinds 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs)1 van kracht. Als gevolg van deze wet krijgen gemeenten een wettelijke zorgplicht op het gebied van integrale schuldhulpverlening. De economische crisis en de nog steeds oplopende werkloosheid vormen een verhoogd risico op problematische schulden. Problematische schulden kunnen leiden tot ontwrichting van de leefsituatie. Dit kan gepaard gaan met psychische problemen en gezondheidsklachten, huisvestingsproblemen, werkloosheid en relatieproblemen. Het ontstaan van schulden heeft vaak meerdere oorzaken: in veel gevallen spelen er ook andere problemen naast de financiële. Bovendien vormen problematische schulden een belemmering voor participatie. Een schuldsituatie bemoeilijkt bijvoorbeeld de re-integratie van uitkeringsgerechtigden, maar legt ook een zware druk op huishoudens, waaronder gezinnen met minderjarige kinderen, die afhankelijk zijn van inkomsten uit arbeid. De gevolgen van problematische schulden zijn ingrijpend, zowel voor degene, die hiermee te maken krijgt, als voor de samenleving. Daarnaast heeft de maatschappij zich ontwikkeld als een consumptiemaatschappij. Als gevolg daarvan gebruiken steeds meer mensen krediet om hun welvaart te vergroten of te kunnen behouden. Wanneer men beseft welke financiële risico’s men loopt en daar het financiële gedrag op kan afstemmen, hoeft het gebruik van krediet of het feit dat het inkomen daalt niet direct een probleem te zijn. In werkelijkheid is bewust financieel gedrag niet zo eenvoudig of aantrekkelijk. Landelijk gezien stijgt het aantal mensen, dat een beroep doet op schuldhulpverlening. Uit onderzoek2 blijkt dat in 2012 iets meer dan één op de zes Nederlandse huishoudens (17,2%) een risico loopt op problematische schulden, problematische schulden heeft of in een schuldhulpverleningstraject zit. Het grootste deel bestaat uit huishoudens, die een risico lopen op problematische schulden. Er is dus een groot aantal potentiële klanten voor schuldhulpverlening. Om de toestroom in te dammen is Inzet op preventie van cruciaal belang. Als gevolg van de economische crisis krijgen steeds meer mensen te maken met problematische schulden. Voorheen waren het vooral de mensen met een uitkering, die een beroep deden op schuldhulpverlening. De laatste jaren komen ook steeds meer mensen met een hoger inkomen in de problemen door verlies van baan of hoge hypotheeklasten. Ook komen meer zelfstandig ondernemers en ouderen en jongeren in financiële problemen terecht. Daarbij is de aard en de omvang van de schulden veranderd en het aantal schuldeisers per schuldenaar is gestegen. Het aantal inwoners, dat een beroep doet op schuldhulpverlening is de afgelopen jaren fors gestegen. In 2009 zaten 12 inwoners in een schuldregelingstraject, in 2011 liepen er 27 trajecten en in 2012 44 trajecten. De Wgs schrijft voor dat de gemeenteraad een plan opstelt dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan inwoners. Dit plan wordt telkens voor maximaal 4 jaar vastgesteld en kan tussentijds gewijzigd worden. Het plan stelt het te voeren schuldhulpverleningsbeleid vast en geeft richting aan het voorkomen dat inwoners financiële verplichtingen aangaan, die zij niet kunnen nakomen. De gemeente voert de regie en betrekt (maatschappelijke) partners bij de uitvoering van integrale schuldhulpverlening. Het beleidsplan integrale schuldhulpverlening 2013-2016 ligt nu voor.
1 2
Bijlage 1: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. A.C. Kerckhaert & L.S. de Ruig, Panteia Research/Huishoudens in de rode cijfers in 2012.
5
1.2. Leeswijzer Dit beleidsplan geeft invulling aan de Wgs en is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 leest u hoe we nu uitvoering geven aan schuldhulpverlening en waar we rekening mee moeten houden om te komen tot een brede integrale aanpak van schuldhulpverlening. De visie en de uitgangspunten treft u aan in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 geeft inzage in de verschillende vormen van schuldhulpverlening. Hoe de kwaliteit van de schuldhulpverlening wordt gewaarborgd, staat in hoofdstuk 5. Tot slot gaan we in hoofdstuk 6 in op de bekostiging en verantwoording.
6
2.
Achtergrond en kader
2.1.
Huidige situatie
Tot 2010 werd de schuldhulpverlening uitbesteed aan de gemeentelijke kredietbank Utrecht. Sinds 2011 werken we samen met PLANgroep. PLANgroep is een organisatie, die zowel gemeenten als kredietbanken, woningcorporaties, welzijnsorganisaties en werkgevers ondersteuning biedt op het vlak van schuldhulpverlening. De ondersteuning aan de gemeente Montfoort bestaat uit het bieden van informatie en advies, preventie en nazorg, crisisinterventie, budgetbeheer, budgetbegeleiding, schuldregeling en afgifte WSNP verklaringen. De schuldhulpverleners van PLANgroep werken vanuit het KCC. Ze werken samen met verschillende partijen. Ze onderhouden contacten met lokale instanties, andere hulpverleners en schuldeisers. De lokale ketenpartners zijn woningcorporatie GroenWest, sociaal raadslieden Montfoort, Careyn, vluchtelingenwerk, diaconie en de voedselbank. Ook hebben de schuldhulpverleners regelmatig contact met de consulenten van IASZ Woerden om af te stemmen over gezamenlijke klanten. De werkzaamheden van PLANgroep hebben tot doel de inwoner een financieel gezonde toekomst te bieden. Eigen inzicht, verantwoordelijkheid en zelfstandig handelen van de inwoner is daarbij het uitgangspunt. PLANgroep is lid van de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, de NVVK (voorheen de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet). Op basis van dit lidmaatschap maakt PLANgroep gebruik van landelijke convenanten, die de brancheorganisatie NVVK heeft gesloten met het CJIB, Eneco, Essent/Enexis, Evides, Nederlandse Thuiswinkel Organisatie (NTO), Nuon, RWE, SVB, UWV, UPC, Vitens, DUO en Zorgverzekeraars Nederland. De NVVK heeft gedragscodes ontwikkeld, waaraan de leden zich moeten houden. Het bekendst is de gedragscode schuldregeling. Deze bestaat al sinds 1979 en is regelmatig geactualiseerd. De gedragscode wordt breed geaccepteerd door schuldeisers. Voordeel hiervan is dat de slagingskans voor een minnelijke regeling3 groter is.
2.2.
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
In 2012 is de Wgs in werking getreden. De wet beschrijft wat de gemeente moet doen op het vlak van integrale schuldhulpverlening. Hoe dat wordt gedaan, bepaalt de gemeente zelf. De schuldhulpverlening heeft een integraal karakter. Dit betekent dat er niet alleen aandacht is voor het oplossen van de financiële problemen van een inwoner, maar ook voor psychosociale problemen, of problemen rond de woonsituatie, gezondheid, verslaving of de gezinssituatie. Het is belangrijk te weten wat de oorzaak is van het ontstaan van betalingsachterstanden. Met die kennis kan de schuldensituatie, in combinatie met andere hulpverlening, effectiever en duurzamer opgelost worden. Dat is ook de belangrijkste doelstelling van het kabinet: het verbeteren van de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Integrale schuldhulpverlening houdt daarnaast in dat zoveel mogelijk voorkomen wordt dat problematische schulden ontstaan (preventie) en terugkeren (nazorg). Het beleidsplan moet de hoofdzaken bevatten van het door de gemeente te voeren beleid integrale schuldhulpverlening en het voorkomen, dat personen schulden aangaan, die ze niet kunnen betalen. In ieder geval moet in het beleidsplan worden opgenomen: 1. Gemeentelijke doelstellingen integrale schuldhulpverlening; 2. Wijze van uitvoering samenhangend beleid en welke acties daarvoor nodig zijn;
3
Zie paragraaf 4.2.
7
3.
Resultaten: welke resultaten de gemeente wenst te behalen in de periode van het beleidsplan; 4. Kwaliteit: welke maatregelen de raad en het college nemen om de kwaliteit te borgen van de wijze waarop de integrale schuldhulpverlening wordt uitgevoerd; 5. Wachttijd: het maximaal aantal weken dat de gemeente nastreeft om het eerste gesprek te voeren, waarin de hulpvraag wordt vastgesteld; 6. Minderjarige kinderen: hoe schuldhulpverlening aan gezinnen met inwonende kinderen wordt vormgegeven; 7. Preventie en nazorg: welke maatregelen de gemeente neemt om te voorkomen dat inwoners schulden aangaan die ze niet kunnen betalen en hoe wordt voorkomen dat inwoners terugvallen na een traject; 8. Maatwerk: de wijze waarop de integrale schuldhulpverlening wordt afgestemd op de situatie van de verzoeker. Verder valt de schuldhulpverlening per 1 juli 2012 binnen het kader van de Algemene wet bestuursrecht. Daarom is in de beleidsregels, die al zijn vastgesteld door het college, opgenomen hoe het schuldhulpverleningsaanbod eruit ziet en aan welke voorwaarden inwoners moeten voldoen om ervoor in aanmerking te komen. Tegen de door het college genomen besluiten op verzoeken om schuldhulpverlening, staat bezwaar en beroep open. Ook is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen van toepassing. In de wet wordt expliciet iets gezegd over de maximale wachttijd voor de klant. De tijd tussen aanmelding en intake mag maximaal vier weken bedragen. De regering gaat ervan uit dat de gemeenten in hun plan een korte wachttijd als uitgangspunt opnemen. Maar indien de termijn van vier weken wordt overtreden, staat hier geen sanctie tegenover. Aan de doorlooptijd van een schuldhulpverleningstraject worden geen eisen gesteld. De doorlooptijd is afhankelijk van de situatie van de klant. Het is niet mogelijk om die in de wet te bepalen. Wel wordt verwacht dat de gemeente de klant een globaal inzicht geeft in de verwachte doorlooptijd. Hierbij geldt de nadrukkelijke voorwaarde dat de klant meewerkt aan het schuldhulpverleningstraject. De verplichtingen voor de klant moeten schriftelijk worden vastgelegd. In de wet is ook een algemene medewerkingsverplichting opgenomen. Daarnaast zouden schuldeisers binnen een redelijke termijn moeten reageren op verzoeken om informatie. Daar tegenover staat dat de schuldeisers worden geïnformeerd over de voortgang van het traject. Tot slot is in de wet het zogenaamde moratorium opgenomen. Het moratorium houdt in dat een schuldsituatie ‘bevroren’ kan worden. Een verzoek hiertoe moet worden ingediend bij de rechtbank. Tot de komst van de Wgs kon dit alleen onder de WSNP. Het moratorium houdt in dat schuldeisers tijdelijk (maximaal zes maanden) hun incassomaatregelen staken. Daarmee wordt een afkoelingsperiode gecreëerd waarin de problemen zorgvuldig in kaart gebracht kunnen worden en een oplossing bedacht kan worden.
2.3 . Gemeentelijke beleidskaders In de afgelopen jaren is gebleken dat schuldhulpverlening een aanzienlijke bijdrage levert aan het bereiken van doelstellingen in overige wetten en regels. Hier benoemen wij deze wetten en regels waarmee wij de raakvlakken van schuldhulpverlening met andere beleidsterreinen en de positionering van schuldhulpverlening in het totale hulpverlenings- of zorgtraject benadrukken. De rode draad is dat schuldhulpverlening ondersteunt in het bevorderen van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie en dat het armoede bestrijdt.
8
2.3.1. Wmo en WWB Schuldhulpverlening wordt in het perspectief van de Wet werk en bijstand en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geplaatst. De Wmo en de WWB hebben de zorgtaak van de overheid bij gemeenten geplaatst. Hiermee ligt bij de gemeenten de verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk inwoners te laten participeren. Het gaat om maatschappelijke participatie en participatie in de vorm van arbeid en scholing. Problematische schulden kunnen een belemmering zijn voor participatie en om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. De gemeente richt zich qua uitvoering vooral op haar kerntaken en heeft een regierol in het organiseren van de aanwezige kracht en kennis in de gemeente. Er wordt een groter beroep gedaan op de inwoners en maatschappelijke partners. Eén van de speerpunten is dat uitgegaan wordt van de eigen kracht en zelfredzaamheid van de inwoners en hun sociale omgeving. Kwetsbare inwoners hebben recht op ondersteuning door de gemeente, als de eigen mogelijkheden en de mogelijkheden en hulp vanuit de eigen sociale omgeving tekort schieten. Het belangrijkste uitgangspunt binnen de Wmo is “de kanteling”, een nieuwe manier van werken waarin de eigen kracht van de inwoner en het sociale netwerk centraal staan. Pas wanneer het op eigen kracht niet lukt, komen eerst de algemene/collectieve voorzieningen in beeld. Sluitstuk vormen de individuele voorzieningen. Andere belangrijke uitgangspunten zijn: zelfredzaamheid en eigen (draag)kracht van de inwoners, regierol gemeente en samenwerking met ketenpartners. De WWB en het re-integratiebeleid regelen de bijstand voor inwoners zonder inkomen. In 2012 had 25% van de klanten in een schuldregelingstraject een bijstandsuitkering. In aantallen gezien zijn dit 11 schuldregelingstrajecten. In 2011 betrof dit 3 schuldregelingstrajecten. Binnen de WWB is het uitgangspunt dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de inwoner om werk te vinden en te behouden. Als dat niet lukt, zorgt de gemeente voor structuur en dagbesteding. Als hieraan wordt meegewerkt, wordt een bijstandsuitkering verstrekt. Bij re-integratie moet in een zo vroeg mogelijk stadium aan de schuldsituatie worden gewerkt. Als dit niet gebeurt, is de kans groot dat de re-integratie niet slaagt. De schuldsituatie kan het leven van de schuldenaar zo beheersen dat hij zich onvoldoende kan concentreren op werk of het zoeken naar werk. Via schuldhulpverlening wordt de situatie van de schuldenaar gestabiliseerd en krijgt hij de rust om zich op een betaalde baan en andere zaken te kunnen richten. Andersom is het vinden van werk in beginsel een voorwaarde om in aanmerking te komen voor schuldhulpverlening. Schuldeisers zullen immers sneller geneigd zijn akkoord te gaan met een schuldregeling als zij zien dat de schuldenaar zich inspant om zijn inkomen te vergroten. Daarnaast heeft betaald werk op langere termijn, na aflossing van de schulden een positief effect op het inkomen. In de beleidsregels re-integratie is het volgende bepaald over schuldhulpverlening: “Schulden kunnen re-integratie naar de arbeidsmarkt in de weg staan. Door schuldhulpverlening op te nemen als reintegratieactiviteit in een trajectplan wordt men verplicht deze schulden via schuldhulpverlening aan te pakken. Het verlichten van de schuldsituatie geeft belanghebbenden weer psychische ruimte voor stappen naar werk of vormen daarvan. Er wordt niet alleen gezocht naar een financiële oplossing, maar er is ook aandacht voor budgetbegeleiding, budgetbeheer en psychosociale hulp. Daarnaast is aandacht voor het verbeteren van de sociaal-maatschappelijke positie, waardoor nieuwe schulden worden voorkomen. Belanghebbenden, die in zo´n situatie terecht zijn gekomen, moeten bewust worden gemaakt van het eigen handelen, zodat hun zelfredzaamheid wordt vergroot. Afhankelijk van de situatie volgt de belanghebbende het traject naar werk en schuldhulpverlening tegelijkertijd of na elkaar. De schuldhulpverlener, re-integratiecoach en belanghebbende overleggen over het reintegratietraject en het startpunt daarvan. Het traject wordt opgenomen in een trajectplan en de klantmanager van de gemeente voert vervolgens de regie.”
9
2.3.2. Armoedebeleid Schuldhulpverlening maakt deel uit van het gemeentelijk armoedebeleid. Dit beleid is daarom kaderscheppend voor het schuldhulpverleningsbeleid. Instrumenten die we inzetten ter voorkoming en bestrijding van armoede, schulden en sociale uitsluiting zijn bijzondere bijstand, het minimabeleid (declaratieregeling maatschappelijke participatie, bijdrage chronisch zieken, gehandicapten en ouderen), de collectieve zorgverzekering, het jeugdsportfonds, de langdurigheidstoeslag en de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en waterschapsbelasting. Het is op grond van de Wwb niet toegestaan bijstand voor aflossing van schulden te verlenen. Dit neemt niet weg dat op grond van dringende redenen er bijzondere bijstand kan worden verleend voor aflossing van een schuldenlast.
2.3.3. Jeugd en onderwijs Wij zetten al jaren stevig in op jeugd en willen de huidige zorgstructuren voor de jeugd in stand houden en waar mogelijk verbeteren. In de beleidsnota “Jeugdigen tellen en doen mee” zijn als beleidsuitgangspunten genoemd: Ouders zijn eerstverantwoordelijk voor hun kinderen. Wij bieden ondersteuning bij de opvoedingstaak. Nadruk op preventie. Wij ondersteunen ouders en pakken signalen vroegtijdig op. Interactief beleid. Wij betrekken jongeren nog meer bij de uitvoering van beleid. De schuldenproblematiek onder jongeren groeit. Het is van belang dat ouders ondersteuning krijgen bij de financiële opvoeding van hun kinderen. Dit om te voorkomen dat de kinderen en ouders in een problematische schuldsituatie terecht komen. De bestaande jeugdnetwerken vormen een belangrijke bron van informatie over schuldenproblematiek onder jongeren en/of hun ouders. Via deze netwerken worden signalen opgepakt en kan integrale ondersteuning worden georganiseerd. Het omgaan met en het voorkomen van schulden is onderdeel van de integrale aanpak door en met onze netwerkpartners.
10
3. Beleidsplan integrale schuldhulpverlening 2013 – 2016 3.1.
Visie
Veel elementen, die in de Wgs zijn opgenomen, maken al deel uit van de bestaande uitvoeringspraktijk. Het gaat dan om: integraliteit, maximale wachttijd, regierol gemeente, preventie, nazorg en brede toegang. Op basis van de Wgs, het raadsprogramma 2010 – 2014 en de kadernota 2012 – 2015 hebben we een visie geformuleerd. De visie is mede tot stand gekomen op basis van de maatschappelijke ontwikkelingen, waar we nu en in de nabije toekomst mee te maken hebben. De visie op het vlak van integrale schuldhulpverlening luidt als volgt:
Schuldhulpverlening staat open voor alle inwoners van de gemeente Montfoort. Voor een succesvolle en duurzame aanpak richten we ons op alle aspecten, die ten grondslag liggen aan het ontstaan van financiële problemen. We bieden inwoners een aanpak op maat. De gemeente voert de regie op het proces en werkt daarbij samen met maatschappelijke partners.
De verantwoordelijkheid voor het slagen van een schuldhulpverleningstraject ligt bij de inwoner zelf. Wij bieden ondersteuning om terugval naar de oude situatie te voorkomen. Is het oplossen van schulden niet mogelijk, dan ondersteunen wij de inwoner in het beheersbaar maken van de schulden. Schulden mogen geen belemmering vormen voor participatie.
Met het uitdragen van deze visie, stimuleren wij dat iedere inwoner moet kunnen deelnemen aan de samenleving. Financiële problemen hoeven geen belemmering te vormen voor participatie. Centraal staat de eigen kracht en zelfredzaamheid van de inwoner. Dat is wat wij willen benutten voor een succesvolle en duurzame aanpak van financiële problemen. Door in de basis meer uit te gaan van de eigen kracht van de inwoner en deze, zo nodig, door het bieden van (tijdelijke) ondersteuning, te versterken, blijft de inwoner zelfredzaam, houdt hij de regie over het eigen leven en blijft hij betrokken bij de samenleving.
3.2.
Doelgroepen
Uitgangspunt is dat alle doelgroepen aanspraak moeten kunnen maken op schuldhulpverlening. Wij kiezen ervoor geen specifiek doelgroepenbeleid te voeren. In deze paragraaf zoomen we in op een paar bijzondere doelgroepen. Gezinnen met inwonende minderjarige kinderen Gezinnen met inwonende minderjarige kinderen vormen een belangrijke en kwetsbare doelgroep. Het is altijd onwenselijk dat een uithuiszetting of energie-afsluiting plaatsvindt, maar de risico’s en gevolgen zijn in deze doelgroep groter. Wij vinden dat uithuiszetting en energie-afsluiting bij deze doelgroep in principe niet mag voorkomen en dat extra inzet voor deze doelgroep geboden moet worden. Wij vinden het van belang dat gezinnen met minderjarige kinderen snel worden geholpen. Wij zorgen er dan ook voor dat het eerste gesprek in deze situaties binnen twee weken plaatsvindt. 11
In hulpverleningstrajecten voor deze doelgroep wordt nauw samengewerkt met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en het jeugdnetwerk. Via het CJG en algemene communicatiemiddelen (voorlichtingsavonden voor ouders van pubers, Zenderstreeknieuws, foldermateriaal voor basisscholen) wordt voorlichting gegeven voor ouders over de financiële opvoeding van kinderen. In het kader van de gewenste extra inzet voor gezinnen met kinderen en de ongewenste effecten van uitsluiting voor deze doelgroep, zal deze doelgroep in bepaalde gevallen, onder strenge voorwaarden, door schuldhulpverlening kunnen worden begeleid met bepaalde producten, gericht op het stabiliseren van de situatie en beheersbaar maken van schulden. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als er sprake is van een fraudevordering of recidive. Er wordt dan geen schuldregeling getroffen maar er wordt voor deze doelgroep wel ondersteuning geboden zodat ze de vaste lasten voldoen, zodat de primaire levensbehoeften geborgd zijn. Betrokken instanties zoals jeugdzorg, lokale netwerken en het CJG worden ingeschakeld om de situatie voor de kinderen te beoordelen omdat er geen sprake is van een stabiele thuissituatie. In 2011 bestond 26% van de schuldhulpregelingstrajecten uit de doelgroep ouders met kinderen. In 2012 is dit aandeel gestegen naar 55%. Hierdoor is de kans op sociale uitsluiting van kinderen groter geworden. Zelfstandigen Gemeentelijke schuldhulpverlening is in principe niet toegankelijk voor zelfstandigen met een nog functionerende onderneming. Als de onderneming niet levensvatbaar is, moet deze worden gestaakt. Daarna staat schuldhulpverlening wel open. Wij adviseren zelfstandigen, die dreigen in de financiële problemen te raken of er al mee te maken hebben, een adviesgesprek aan te vragen bij de Kamer van Koophandel. Bij tijdelijke financiële problemen, kan de zelfstandige een beroep doen op het Bbz. Op grond van het Bbz zijn er twee mogelijkheden: een rentedragende lening (bedrijfskapitaal); een uitkering op bijstandsniveau gedurende maximaal 12 maanden. Deze uitkering wordt meestal verstrekt als renteloze lening en kan met maximaal 24 maanden verlengd worden. Kan de Bbz geen soelaas bieden omdat het bedrijf niet levensvatbaar is, dan kan de zelfstandige een speciaal schuldregelingstraject inkopen bij een gespecialiseerd bureau. Eigen woning bezitters Door de economische situatie stijgt het aantal eigen woning bezitters, dat in de financiële problemen raakt. In 2011 meldde zich één eigen woningbezitter voor schuldhulpverlening. In 2012 is dit aantal opgelopen naar acht meldingen. Eigen woning bezitters komen in de problemen doordat ze hun hypotheek niet meer kunnen betalen. Voorkomen moet worden dat de hypotheekverstrekker de eigen woning bezitter dwingt zijn huis te verkopen. De ondersteuning, die wij bieden, is gericht op het herstellen of behouden van een goede relatie met de hypotheekverstrekker. Doel is de situatie stabiel te krijgen en proberen de schade, zowel voor de eigen woning bezitter als de hypotheekverstrekker, zo beperkt mogelijk te houden. Recidivisten De gemeente kan op basis van individuele omstandigheden besluiten een schuldenaar niet toe te laten tot de schuldhulpverlening. Bijvoorbeeld als deze persoon zich al vaker tot de schuldhulpverlening heeft gewend, maar er verwijtbaar geen resultaat is geboekt. In de beleidsregels is uitgewerkt in welke gevallen een uitsluitingsperiode van toepassing is. De regering wijst er echter op dat het van belang is vooral naar de mogelijkheden in de toekomst te kijken in plaats van naar het verleden van de schuldenaar. Daarom willen we in dit soort situaties wel hulp bieden in de vorm van stabilisatie met als doel de schuldenaar te leren omgaan met het leven met schulden en hem te helpen de schulden hanteerbaar te maken. Maar er wordt in principe geen nieuw schuldregelingstraject aangeboden. 12
Fraudeurs Algemene regel is dat iemand met een fraudevordering niet wordt toegelaten tot een schuldregeling. Dus heeft iemand een schuld vanwege het feit dat hij heeft gefraudeerd met zijn uitkering op grond van de WWB, IOAW of IOAZ, dan mag geen medewerking worden verleend aan een minnelijke schuldregeling. Toch is de wetgever niet eenduidig geweest in de (on)mogelijkheid tot toelating van fraudevorderingen tot het minnelijk traject: Wgs In de Wgs is slechts bepaald dat het college bij fraude in bepaalde gevallen de toegang tot schuldhulpverlening kán weigeren. De persoon die fraude heeft gepleegd, moet dan in verband met die fraude onherroepelijk strafrechtelijk zijn veroordeeld, of hem moet een onherroepelijke bestuurlijke sanctie zijn opgelegd. De weigeringsmogelijkheid geldt ook alleen voor fraude bij bestuursorganen, zoals de gemeente en de Belastingdienst. Fraude bij bijvoorbeeld de verzekeringsmaatschappij is op grond van de Wgs dus geen reden om de schuldhulpverlening te weigeren. Aangezien de Wgs het college niet expliciet verbiedt de schuldhulpverlening te weigeren aan fraudeurs, kan het college zelf regels stellen over het al dan niet toelaten van schuldenaren met fraudeschulden. Dat is zelfs bijzonder aan te bevelen: de fraudedefinitie in de Wgs is zo ruim geformuleerd, dat - als de gemeente zelf niets vastlegt - iedere schuldhulpverlener zelf moet gaan bedenken of de cliënt wel of niet moet worden toegelaten tot de schuldhulpverlening. In de WSNP, het vervolgtraject van schuldhulpverlening, wordt iemand ook niet toegelaten als hij niet ter goede trouw is geweest in de afgelopen vijf jaar. Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving Per 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. Deze wet regelt zwaardere bestraffing bij het plegen van fraude met uitkeringen. De wet heeft tot gevolg dat het college vanaf 1 januari 2013 geen medewerking mag verlenen aan een minnelijke schuldregeling als er sprake is van een vordering, als gevolg van schending inlichtingenplicht en er een boete is opgelegd, dan wel aangifte is gedaan. Het college is verplicht deze vordering terug te vorderen. Dit wordt geregeld in de WWB, de IOAW en IOAZ. De gemeente kan in die gevallen wél schuldhulpverlening verlenen aan de schuldenaar, maar moet er daarbij rekening houden dat het college in haar rol als schuldeiser niet akkoord mag gaan met schuldregelingsvoorstellen ten aanzien van (bepaalde) fraudevorderingen. Conclusie Uitgangspunt is dat na aflossing van de fraudevordering er recht is op toegang tot schuldregeling. Frauduleuze schuldenaren krijgen in principe geen toegang tot gemeentelijke schuldhulpverlening. Consequentie hiervan is dat ze in de meeste gevallen ook geen toegang krijgen tot de WSNP, omdat er geen sprake is van goede trouw in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek van de WSNP. Omstandigheden, die een rol kunnen spelen in de afweging van het college om in geval van fraude toch een schuldregeling te bieden, kunnen zijn of de schuld, die samenhangt met de fraude, onderdeel is van de bestaande schuldenproblematiek of dat die schuld inmiddels al is afgelost, of er sprake is van een kwetsbare doelgroep, bijvoorbeeld een gezin met inwonende minderjarige kinderen. Ook kan het in de afweging een rol spelen hoe lang geleden de gebeurtenis heeft plaatsgevonden en of het gaat om een kruimelbedrag.
13
Wanbetalers zorgverzekering Sinds 1 januari 2013 is de wanbetalersregeling Zorgverzekeringswet (Zvw) verscherpt. Na zes maanden niet meer betalen van de premie voor de zorgverzekering, meldt de zorgverzekeraar de wanbetaler aan bij het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Vanaf dat moment wordt de premie verhoogd tot 130% van de standaardpremie. Deze zogenaamde bestuursrechtelijke premie wordt ingehouden op het inkomen. Gemeenten moeten voortaan de gehele bestuursrechtelijke premie Zvw4 inhouden op de bijstandsuitkering van wanbetalers. Deze regeling heeft tot gevolg dat mensen, die in de financiële problemen raken, door deze regeling worden gedwongen meer premie (verhoging met 30%) te betalen voor dezelfde zorgverzekering. Daardoor raken ze nog verder in de financiële problemen mede doordat de openstaande schuld bij de zorgverzekeraar ook nog moet worden terugbetaald. Pas als de betalingsachterstand aan de zorgverzekeraar is voldaan, stopt de inhouding van de bestuursrechtelijke premie. Gedurende de looptijd van dit beleidsplan zal duidelijk worden wat de gevolgen zijn van de invoering van de bestuursrechtelijke premie voor het beroep op schuldhulpverlening. Nieuwe doelgroepen door bezuinigingen in het sociale domein Gedurende de looptijd van dit beleidsplan, worden er diverse bezuinigingen doorgevoerd in het sociale domein. Deze bezuinigingen leiden tot een toename van het aantal inwoners, dat minder zelfredzaam is en daardoor te maken kan krijgen met financiële problemen. Dit komt enerzijds doordat de kosten toenemen bij een zelfstandige woonsituatie: de minder zelfredzame inwoners krijgen voortaan extramurale zorg en blijven dus langer zelfstandig wonen. Daarnaast zijn ze zelf verantwoordelijk voor het regelen van hun financiën. Dit vormt een risico op het ontstaan van financiële problemen.
3.3.
Beleidsuitgangspunten
Wij hanteren de volgende beleidsuitgangspunten:
1. Schuldhulpverlening is toegankelijk voor alle inwoners. 2. We zetten in op het voorkomen van schulden, het tijdig opsporen van inwoners met (problematische) schulden en het voorkomen van terugval. 3. De klant vervult een actieve rol. 4. Het schuldhulpverleningstraject heeft een duurzaam resultaat. 5. Wij bieden individueel maatwerk. 6. Schuldhulpverlening kopen we in. 7. Schuldhulpverlening verdient zich terug.
4
Hoogte bestuursrechtelijke premie per 1-1-2013 € 160,12 per maand.
14
Per beleidsuitgangspunt geven we een inhoudelijke toelichting: 1. Schuldhulpverlening is toegankelijk voor alle inwoners
Alle inwoners van Montfoort, ouder dan 18 jaar, hebben toegang tot schuldhulpverlening. Uitzonderingen hierop zijn: a. Zelfstandigen: deze groep kan in eerste instantie een beroep doen op een bank of op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). Biedt de Bbz geen uitkomst, omdat het bedrijf niet levensvatbaar is, dan kan de zelfstandige een speciaal traject inkopen bij gespecialiseerde bureaus. Als op basis van niet-levensvatbaarheid wordt gekozen voor bedrijfsbeëindiging staat toegang tot schuldhulpverlening open. b. Dak- en thuislozen: de wet schrijft voor dat dak- en thuislozen worden opgevangen door de centrumgemeenten. Wij verwijzen dak- en thuislozen met schulden voor hulp naar centrumgemeente Utrecht. c. Bij recidive na een voortijdig afgebroken schuldhulpverleningstraject of een geweigerd traject, geldt een wachttijd van 24 maanden. Tijdens deze wachttijd wordt wel informatie en advies verstrekt maar wordt geen nieuw schuldhulpverleningstraject opgestart. Bij recidive start een traject pas op zijn vroegst 24 maanden na afloop van een eerder voortijdig afgebroken of geweigerd traject. d. Bij recidive na een positief afgerond schuldhulpverleningstraject, geldt een wachttijd van 12 maanden. e. Inwoners met een fraudeschuld. Pas na aflossing van de fraudeschuld, heeft de inwoner toegang tot schuldhulpverlening.
2. We zetten in op het voorkomen van schulden, het tijdig opsporen van inwoners met (problematische) schulden en het voorkomen van terugval. Onze aandacht gaat uit naar het voorkomen van schulden, met name bij gezinnen met inwonende minderjarige kinderen. Gelet op de ontwikkelingen in het sociale domein zal het gezin centraal komen te staan en komt er één plan van aanpak voor de totale gezinsproblematiek. Naast het curatieve deel (hulp bij oplossen van schulden) wordt ingezet op preventie en nazorg. Een schuldhulpverleningstraject wordt aangeboden aan inwoners, die problematische schulden hebben. Zijn de schulden niet problematisch, dan worden preventieve maatregelen getroffen. Daarbij is het doel dat problematische schulden voorkomen worden. Preventieve maatregelen worden aangeboden aan alle inwoners.
3. De klant vervult een actieve rol.
Wij geven de inwoner een actieve rol. De eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid staan centraal. De inwoner is in principe zelf verantwoordelijk voor het oplossen van zijn financiële problemen. Voor wie niet zelf of met behulp van zijn sociale netwerk financiële problemen kan oplossen of voorkomen, bieden we (tijdelijk) ondersteuning. Doel is inwoners zo financieel vaardig en zelfstandig mogelijk te maken. Uiteraard wordt de mogelijkheid dit doel te behalen beïnvloed door de mogelijkheden en de inzet van de inwoner en zijn netwerk. Het treffen van een schuldregeling kan onderdeel zijn van het aanbod maar is geen doel op zich. 15
Komt de inwoner in aanmerking voor een schuldhulpverleningstraject, dan verwachten wij dat de inwoner zich maximaal inzet voor het slagen hiervan. Als de inwoner geholpen wil worden, moet hij zich houden aan de gestelde voorwaarden en gemaakte afspraken.
4. Het schuldhulpverleningstraject heeft een duurzaam resultaat.
Een duurzaam resultaat willen we bereiken door een integrale aanpak. Schuldhulpverlening is niet compleet als alleen de financiële problemen worden aangepakt. Daarom wordt ook gewerkt aan bewustwording, gedragsverandering en het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie. Dit alles is gericht op het voorkomen van terugval. De keten van het schuldhulpverleningsproces wordt hierop ingericht. Voor het bieden van ondersteuning wordt zoveel mogelijk aangesloten bij al bestaande netwerken. Bij een integrale aanpak hoort ook het begeleiden van de inwoner bij het aanvragen van landelijke en lokale inkomensondersteunende maatregelen.
5. Wij bieden individueel maatwerk.
Afhankelijk van de (gezins)situatie van de inwoner en de aard van de (financiële) problemen wordt een integraal traject op maat samengesteld. In een aantal gevallen kan een adviesgesprek voldoende zijn, in andere gevallen kan meer of zelfs permanente ondersteuning nodig zijn. Als er sprake is van een crisis, wordt direct ondersteuning ingezet. Wij zorgen ervoor dat de geboden ondersteuning past bij de individuele situatie. Daarbij vindt afstemming plaats met de ketenpartners en wordt het netwerk van de inwoner zo veel mogelijk benut.
6. Schuldhulpverlening kopen we in.
De expertise voor schuldhulpverleningstrajecten kopen we in. De voortrajecten, flankerende hulp en de preventie en nazorg pakken we samen met onze netwerkpartners op. Daar waar mogelijk zetten we hiervoor vrijwilligers in. De gemeente heeft een regierol.
7. Schuldhulpverlening verdient zich terug.
Schuldhulpverlening draagt bij aan participatie en voorkomt maatschappelijke kosten. Uit onderzoek5 blijkt dat de inzet van schuldhulpverlening vooral de kosten op wonen en uitkeringsverstrekking verlaagt.
5
N.Jungmann & R. van Geuns, Hogeschool Utrecht/Regioplan 2011 Schuldhulpverlening loont!
16
4. Vormen van schuldhulpverlening 4.1.
Het proces in één overzicht Minnelijk traject Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
WSNP traject Wet schuldsanering natuurlijke personen
Faillietverklaring Faillissementswet
4.2.
Minnelijk traject
Meestal start schuldregelen met het minnelijke traject. De schuldhulpverlener brengt de situatie van de schuldenaar in kaart, maakt een inventarisatie van de schuldeisers en de hoogte van de schulden, berekent welk bedrag de schuldenaar nodig heeft om van rond te komen en berekent welk bedrag de schuldenaar gedurende 36 maanden kan sparen voor de aflossing. Vervolgens krijgen alle schuldeisers een voorstel. Vaak is dit een percentageaanbod tegen finale kwijting. Gaan de schuldeisers hiermee akkoord, dan krijgen ze een deel van de vordering betaald. Het restant wordt kwijtgescholden. De minnelijke regeling kent twee vormen: een schuldsanering of een schuldbemiddeling. Bij een schuldsanering wordt aan de schuldenaar een saneringskrediet verstrekt. De schuldeisers krijgen dan ineens het bedrag uitgekeerd, waarmee ze akkoord zijn gegaan. De schuldenaar betaalt het saneringskrediet in 36 maanden terug. Bij schuldbemiddeling wordt maandelijks een bedrag gereserveerd, dat kan worden besteed aan aflossing van de schulden. De schuldeisers krijgen na een periode van 36 maanden het bedrag uitgekeerd, waar ze akkoord mee zijn gegaan. Het bij de start van het traject aan de schuldeisers aangeboden percentage, is een prognose. De uiteindelijke betaling kan hiervan afwijken. In bijlage 3 is in schema gebracht welke 17
factoren een rol spelen om een schuldsituatie te kunnen oplossen met een vorm van schuldhulpverlening. In bijlage 4 staat het processchema schuldhulpverlening met een overzicht van de diverse stappen in een schuldhulpverleningstraject. Niet alle stappen hoeven aan bod te komen. In sommige gevallen is het geven van informatie en advies en het stabiliseren van de financiële situatie voldoende om weer grip op de financiën te krijgen. Is dit onvoldoende, dan vindt schuldregeling plaats. Als één of meerdere schuldeisers niet akkoord gaan, is een minnelijk traject niet mogelijk. De schuldenaar is dan aangewezen op een WSNP-traject. Laatste redmiddel is een dwangakkoord. De schuldenaar kan de rechtbank om een dwangakkoord verzoeken als één of meerdere schuldenaars weigeren mee te werken aan een minnelijke regeling, terwijl er een redelijk aanbod ligt gelet op de financiële situatie van de schuldenaar. Via het dwangakkoord wordt de schuldregeling opgelegd aan onwillige schuldeisers. Het verzoek tot dwangakkoord wordt gelijktijdig met het verzoek om toelating tot de WSNP bij de rechtbank ingediend.
4.3.
WSNP-traject
Criterium voor toelating tot wettelijke schuldsanering is dat er problematische schulden zijn. De schulden moeten dan zo hoog zijn in vergelijking met het inkomen, dat afbetaling niet meer mogelijk is zonder verder in de financiële problemen te komen. Als het minnelijk traject mislukt, dient de schuldhulpverlener namens de schuldenaar bij de rechtbank een verzoekschrift in voor toelating tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Dit verzoekschrift, met als bijlage de WSNP verklaring, wordt door de schuldenaar ondertekend. Het verzoek tot toelating tot de WSNP wordt alleen toegewezen als de schuldenaar vijf jaar voorafgaand aan het verzoek te goeder trouw is geweest. Is er in deze periode sprake geweest van fraude, dan toont dit aan dat de schuldenaar niet te goeder trouw is geweest. Als de fraude is ontdekt binnen vijf jaar voorafgaand aan het verzoek tot wettelijke schuldsanering, wordt het verzoek in principe afgewezen. Afwijzing van het verzoek vindt ook plaats als er schulden zijn, die voortvloeien uit strafrechtelijke vorderingen (boetes) of schadevergoedingsmaatregelen. Tot slot is er sprake van een afwijzing als de schuldenaar tien jaar, voorafgaand aan het verzoek, al in een WSNP-traject heeft gezeten. Eerdere toelating tot de WSNP is wel mogelijk als een eerder WSNPtraject is beëindigd omdat de schuldenaar weer zelf zijn schulden kon betalen of het traject is beëindigd vanwege het ontstaan van nieuwe schulden, waarvan het ontstaan niet is te wijten aan de schuldenaar. Als de schuldenaar wordt toegelaten tot de WSNP, benoemt de rechtbank een rechter-commissaris en een bewindvoerder. De rechter-commissaris houdt namens de rechtbank de voortgang van het WSNP-traject in de gaten. De bewindvoerder controleert of de schuldenaar zich aan de regels houdt. Aan een WSNP-traject is een aantal verplichtingen verbonden: Geen nieuwe schulden maken; Arbeids- en sollicitatieplicht; Informatieplicht; Maandelijkse afdracht van inkomen boven het vrij te laten bedrag; Opheffen oorzaken van het ontstaan van schulden. Lukt het niet om binnen het WSNP-traject alle schulden af te lossen, maar houdt de schuldenaar zich wel aan de afspraken en verplichtingen, dan verstrekt de rechtbank een schone lei. De schone lei houdt in dat schuldeisers de restantvordering niet meer kunnen incasseren bij de schuldenaar. Een WSNP –traject duurt in principe drie jaar.
18
4.4.
Faillietverklaring
Is het WSNP-traject niet succesvol of komt het niet tot stand, dan kan één van de schuldeisers of de schuldenaar zelf een faillietverklaring aanvragen. Als de rechtbank dit verzoek inwilligt, verklaart zij de schuldenaar in staat van faillissement. Dit houdt in dat de schuldenaar meteen de zeggenschap over zijn vermogen verliest. De rechter benoemt een rechter-commissaris en een curator. De curator neemt het beheer van de failliete boedel over. De curator heeft als taak het vermogen van de schuldenaar ten gelde te maken en de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers. De rechtercommissaris houdt toezicht op de curator.
19
5. Kwaliteit van de schuldhulpverlening In dit hoofdstuk worden de maatregelen benoemd, die wij van belang vinden om kwaliteit te kunnen bieden op het vlak van integrale schuldhulpverlening. De maatregelen, die wij gedurende de looptijd van dit beleidsplan treffen, luiden als volgt: 1. Laagdrempelige toegang. 2. Wachtlijstbeheer. 3. Regie op integrale schuldhulpverlening. 4. Samenwerking. 5. Preventie en nazorg. 6. Kwaliteitsborging.
5.1.
Laagdrempelige toegang
Tot 2010 was de schuldhulpverlening uitbesteed aan IASZ Woerden, die op haar beurt de daadwerkelijke schuldhulpverlening liet regelen door de gemeentelijke kredietbank Utrecht. Sinds 2011 hebben we de toegang laagdrempeliger georganiseerd. Inwoners met financiële problemen kunnen zich iedere werkdag melden bij de gemeente Montfoort. Schuldhulpverleners van PLANgroep werken vanuit het KCC en zijn alle werkdagen tijdens de kantooruren beschikbaar voor informatie en advies . Ook vinden de intakegesprekken in het KCC plaats.
5.2.
Wachtlijstbeheer
Een snelle dienstverlening aan de inwoner kan de schuldenlast reduceren. De wet schrijft een maximale wachttijd van vier weken na melding voor. Binnen deze termijn moet er een eerste gesprek hebben plaatsgevonden, waarin de hulpvraag wordt vastgesteld. Is er sprake van een bedreigende situatie, dan moet binnen drie werkdagen het eerste gesprek plaatsvinden. Onder een bedreigende situatie wordt verstaan: gedwongen woningontruiming en beëindiging van levering van gas, elektra of water. Onze doelstelling is dat binnen vier weken na aanmelding, het eerste gesprek met de schuldhulpverlener plaatsvindt om de hulpvraag vast te stellen. Bij een bedreigende situatie vindt binnen 24 uur crisisinterventie plaats. In 2012 waren er 11 crisisinterventies. Bij een crisisinterventie wordt op de dag van melding direct actie ondernomen in de vorm van contact opnemen met woningbouwvereniging en leveranciers van gas, water en elektra. Daarnaast kan er een verzoek om een moratorium bij rechtbank worden ingediend. Een moratorium is een juridisch rechtsmiddel, waarmee het de schuldeiser, voor een bepaalde tijd onmogelijk wordt gemaakt incassomaatregelen (op het gebied van energiekosten, huur en zorgverzekeringspremie) op te leggen aan cliënten. Het moratorium geeft de schuldhulpverlener de tijd om een minnelijke regeling te treffen. Een moratorium duurt maximaal zes maanden.
20
De inwoner krijgt binnen acht weken na ontvangst van het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier schuldhulpverlening een beschikking. Bij toekenning van schuldhulpverlening wordt bij de beschikking het door de inwoner ondertekende trajectplan gevoegd. Uit de evaluatie van de werkwijze van PLANgroep blijkt dat er geen wachtlijst is en wordt voldaan aan de in de wet gestelde termijnen.
5.3.
Regie op integrale schuldhulpverlening
De gemeente voert de regie en betrekt (maatschappelijke) ketenpartners bij de uitvoering van integrale schuldhulpverlening. Gedurende de looptijd van dit beleidsplan richten we ons op het versterken van de keten. Met de ketenpartners, waarmee we een subsidierelatie (Careyn en de SWOM) en een inkooprelatie (PLANgroep, HNW, IASZ Woerden) hebben, maken we afspraken over samenwerking voor, tijdens en na een schuldhulpverleningstraject. Verder stimuleren we bij alle ketenpartners vroegsignalering zodat tijdig ondersteuning kan worden ingezet om (problematische) schulden te voorkomen. Voor het voeren van de regie maken wij gebruik van drie loketten in het sociale domein: CJG: doelgroep 0 tot 18 jaar HNW: doelgroep 18 tot pensioengerechtigde leeftijd SWOM: doelgroep boven pensioengerechtigde leeftijd De loketten leveren periodieke voortgangsrapportages. Deze rapportages gaan over de ontwikkelingen in relatie tot de decentralisaties binnen het sociale domein en over signalering van armoede en financiële problemen. Wij verwachten dat de decentralisaties leiden tot een toename van armoede en financiële problemen. De drie loketten werken samen met hun ketenpartners. Onze belangrijkste ketenpartners zijn: - PLANgroep; - de SWOM; - Careyn maatschappelijk werk, preventie en welzijn - Het Nieuwe Werkbedrijf (HNW); - CJG; - Jeugdzorg; - Stichting Abrona; - Stichting Altrecht; - UWV; - kerken; - voedselbank; - sociaal raadslieden; - woningcorporatie GroenWest; - adviesraden Wmo en WWB.
5.4.
Samenwerking
Schuldhulpverlening doen we als gemeente niet alleen. Om integrale schuldhulpverlening te bieden, werken we samen met onze ketenpartners. Financiële problemen staan immers meestal niet op zich. Vaak ontstaan ook op andere terreinen problemen. Omdat andere instanties betrokken kunnen zijn bij de inwoner, die in de financiële problemen raakt, moeten afspraken worden gemaakt met de klantmanagers en re-integratiecoaches Werk & Inkomen van IASZ Woerden, met HNW, SWOM en zorgaanbieders. Ook zij maken deel uit van de keten. Ketenpartners kunnen ook een preventieve rol hebben in het vroegtijdig oppakken van signalen, die duiden op financiële problemen.
21
We hebben onze netwerkpartners nodig om aan inwoners integrale schuldhulpverlening aan te bieden. Wij willen dat onze netwerkpartners binnen de 3 loketten nauw samenwerken en de hulpverlening aan de individuele klant op elkaar afstemmen. Hierover maken we afspraken met onze netwerkpartners. Voorlichting over het voorkomen en aanpakken van financiële problemen zal via de 3 loketten plaatsvinden. Daarnaast willen we vroegsignalering versterken en het niet gebruik van minimaregelingen en andere (landelijke) inkomensvoorzieningen tegengaan. Als er sprake is van een complexe situatie hebben meerdere partners een rol in de begeleiding van de klant. Bij de start van het hulpverleningstraject moet worden bepaald waar de zwaarte van het probleem ligt en wie optreedt als regisseur. Dit hoeft niet in alle gevallen de schuldhulpverlener te zijn. We gaan duidelijke en bindende afspraken maken met de netwerkpartners over de regierol. Ook is een heldere taakverdeling tussen de partners nodig. Deze taakverdeling legt de gemeente niet op maar wordt in samenspraak met de partners vastgesteld. Bij crisissituaties meldt de schuldhulpverlener dit aan de netwerkpartners en bespreekt de casus in het casusoverleg. Er worden afspraken gemaakt over de samenwerking op casusniveau en over de voortgang en samenwerking wordt periodiek gerapporteerd aan de gemeente. Hiervoor wordt het rapportagemodel gebruikt wat in bijlage 5 staat. Het bestaande netwerk willen we gedurende de looptijd van dit beleidsplan verstevigen en verbeteren en, zo mogelijk, uitbreiden. We willen dit bereiken door eerst aan onze maatschappelijke partners voorlichting te geven over regelingen en dienstverlening, die de gemeente aan inwoners met financiële problemen kan bieden. Immers door bekendheid met de dienstverlening van de gemeente kunnen zij adequaat doorverwijzen en adviseren. Daarnaast willen we onze partners aandacht vragen voor vroegsignalering en verbetering en structurering van de nazorg. Ook wordt een koppeling gemaakt met het jeugdbeleid. Met name psychosociale problemen komen vaak voor in relatie tot financiële problemen. Uitgangspunt is dat inwoners, die kampen met psychosociale problematiek, geholpen worden door professionele hulpverleners. Daarnaast is inzet van vrijwilligers nodig. Wij vinden het van belang dat er tussen de schuldhulpverlener, de vrijwilliger en de maatschappelijk werker een goede afstemming plaatsvindt. Wij verbeteren de kwaliteit van de samenwerking door periodieke afstemming en casusoverleg. Hiervoor sluiten we aan bij de bestaande netwerken.
5.5.
Preventie en nazorg
5.5.1. Definitie preventie De definitie van schuldpreventie6 is: Schuldpreventie is een mix van maatregelen, activiteiten en voorzieningen, die erop gericht zijn dat mensen financieel vaardig worden en zich zo gedragen, dat zij hun financiën op orde houden. Preventie bestaat uit primaire, secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie is het voorkomen dat inwoners schulden maken door ze te leren bewust om te gaan met financiële verplichtingen. Secundaire preventie is het vroegtijdig onderkennen, opsporen en oplossen van financiële problemen. Tertiaire preventie is gericht op situaties waarin al eerder sprake is geweest van een problematische schuldsituatie. Tertiaire preventie richt zich op het bieden van nazorg om terugval (recidive) te voorkomen. 6
Definitie uit SchuldPreventiewijzer 2011
22
Door schuldpreventie willen we voorkomen dat inwoners financiële verplichtingen aangaan, die ze niet kunnen nakomen. Daarnaast willen we door schuldpreventie belemmeringen om te participeren in de samenleving wegnemen of voorkomen. Preventie is ook nazorg, die we verlenen als een schuldregelingstraject is afgesloten. Nazorg is gericht op het voorkomen van terugval naar een situatie met financiële problemen.
5.5.2. Problematische schulden voorkomen Hoewel het ontstaan van schulden door overkreditering afneemt, ontstaan er nog steeds schulden, die door omstandigheden kunnen leiden tot problematische schulden. Uit het onderzoek “Huishoudens in de rode cijfers 2012” blijkt dat schuldsituaties zelden het gevolg zijn van één oorzaak. Veelvoorkomende oorzaken bij huishoudens met een risico op problematische schulden zijn: gebrekkig financieel beheer, een te hoge levensstandaard of een plotselinge terugval in inkomen door ontslag, echtscheiding, ziekte of arbeidsongeschiktheid. Schuldenproblematiek vindt daarnaast zijn oorzaak in gedrag, waar het gaat om het bewust omgaan met geld en het nemen van verantwoorde financiële beslissingen. Deze oorzaken vragen een op het individu toegesneden actie of interventie. Wij gaan meer aandacht besteden aan preventie om te voorkomen dat mensen met schulden dieper in de problemen komen. Belangrijk daarbij is het verstrekken van gerichte informatie aan risicohuishoudens; veel mensen denken nu dat schuldhulpverlening niet bedoeld is voor hen. Ze denken dat ze de regie kwijtraken en verplicht worden huis of andere bezittingen te verkopen. Ook is er veel schaamte waardoor mensen geen hulp zoeken. Het is daarom goed om gericht op zoek te gaan naar ‘vindplaatsen’ van huishoudens met (dreigende) schulden. Om te voorkomen dat problematische schulden ontstaan of verergeren, is tijdige signalering noodzakelijk. Schuldeisers en schuldenaren hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid om tijdige betaling mogelijk te maken en, als dat niet mogelijk is, om op tijd maatregelen te treffen. Dreigende (nieuwe) schulden moeten tijdig worden onderkend, zodat op een vroeg moment de juiste interventie gepleegd kan worden. Met name als de huur en/of energierekeningen langere periode niet worden betaald, is er veelal sprake van een problematische schuldensituatie en is het eigenlijk al te laat. Op basis van de gegevens van de afgelopen twee jaar constateren we dat er in de gemeente Montfoort relatief veel mensen zijn met een hoge schuldenlast. Van de aanvragers heeft 33% een schuldenlast van € 50.000 tot € 75.000. Hieraan kan de conclusie worden verbonden dat mensen zich waarschijnlijk in een laat stadium melden voor hulp. Dit toont het belang van preventie aan. Wij vinden het belangrijk om, in het kader van preventie, de oorzaken voor het ontstaan van financiële problemen aan te pakken. Hierin willen we maatwerk toepassen, waarmee we bedoelen dat er een op het individu toegesneden actie of interventie plaatsvindt om te voorkomen dat problematische schulden ontstaan of verergeren. Het vertrekpunt daarin is het versterken van vroegsignalering. Hiervoor benutten we de expertise van onze netwerkpartners in de 3 loketten (CJG, HNW, SWOM). Wij vragen onze netwerkpartners alert te zijn op het tijdig signaleren van relevante betalingsachterstanden, zodat problematische schulden kunnen worden voorkomen. Verder gaan we de voorlichting aan alle doelgroepen verbeteren, met bijzondere aandacht voor de doelgroep gezinnen met inwonende minderjarige kinderen.
5.5.3. Integrale aanpak en vroegsignalering Sinds de invoering van de Wgs hebben gemeenten een wettelijke taak om schuldenproblematiek via een integrale aanpak op te lossen én te voorkomen. Versterken van vroegsignalering sluit aan bij bewegingen, die gemeenten maken in het kader van de voorgenomen decentralisaties om meer 23
accent te leggen op preventie en vroegsignalering in het sociale domein. Wij streven een integrale aanpak na, waarin schuldhulpverlening inclusief vroegsignalering en preventie een belangrijke plaats zal moeten in nemen.
5.5.4. Het preventieve traject Inwoners zijn zelf verantwoordelijk voor het aangaan van financiële verplichtingen, het betalen van schulden, het voeren van een financiële administratie en het voorkomen van problematische schulden. In eerste instantie is het dus de inwoner zelf, die op eigen kracht financiële problemen moet voorkomen. Op het moment dat de inwoner hiertoe niet in staat is, is ondersteuning nodig. Deze zal zoveel mogelijk tijdelijk van aard zijn en is gericht op versterken van de eigen kracht van de inwoner. De mate van ondersteuning wordt afgestemd op de motivatie en vaardigheden van het individu. Inwoners met een zwakke positie op de arbeidsmarkt bieden wij, ter voorkoming van financiële problemen, begeleiding. Hiervoor werken we samen met HNW. HNW zorgt voor signalering in welke situaties begeleiding noodzakelijk is. Als er sprake is van een gezin met kinderen, wordt samengewerkt met het CJG. De opbouw van een individueel preventief traject ziet er als volgt uit: 1) Beoordelen van de eigen kracht van de inwoner en, zo mogelijk, versterken van de eigen kracht; 2) Inschakelen sociaal netwerk voor (tijdelijke) ondersteuning of werken aan de opbouw van een sociaal netwerk, als dit onvoldoende is of ontbreekt; 3) Inzet van een vrijwilliger, eventueel als maatje; 4) Hulpverlening door professionals in combinatie met vrijwilligers; 5) Inzet bewindvoerder. Afhankelijk van de individuele situatie, worden verschillende stappen in het traject doorlopen. Als het niet mogelijk is de eigen kracht en het sociaal netwerk rondom de inwoner te versterken, zal inzet van hulpverlening door professionals in combinatie met vrijwilligers worden ingezet. Inzet van een bewindvoerder is aan de orde als functioneren op eigen kracht niet mogelijk is, ondersteuning vanuit het sociale netwerk niet te realiseren is en hulpverlening door professionals en vrijwilligers te vrijblijvend is.
5.6.
Kwaliteitsborging
Doorlooptijd aanvragen In de wet is bepaald dat het college de schuldenaar inzicht verleend in het aantal weken tussen het eerste gesprek en het bereiken van het resultaat. Er worden bij wet geen eisen gesteld aan de doorlooptijd. Wij hanteren het uitgangspunt dat, bij een minnelijke schuldregeling, de termijn tussen het tekenen van de schuldregelingsovereenkomst en de totstandkoming van de schuldregeling maximaal 120 dagen is. 120-dagen model Het 120-dagen model beschrijft de werkmethode in het minnelijk traject van schuldregeling. Na ondertekening van de overeenkomst tot schuldregeling moet binnen 120 dagen duidelijk worden of een schuldregeling voor de schuldenaar kan worden opgezet. Hierbij geldt zowel voor de schuldenaar, de schuldregelaar als de schuldeisers een stringente termijn waarbinnen moet worden gereageerd. Reageren bijvoorbeeld de schuldeisers niet binnen de gestelde termijn, dan wordt de vordering geschat op basis van de gegevens van de schuldenaar, of wordt deze volledig geschrapt. Het schuldregelingstraject bestaat uit twee fasen. De eerste fase gaat vooraf aan het werkelijke schuldregelingstraject. In deze periode dienen alle zaken op orde te worden gebracht om de kans van 24
slagen van de schuldregeling (tweede fase) te vergroten. In de eerste fase zijn alle inspanningen gericht op het stabiliseren van de financiële situatie van de schuldenaar. In de tweede fase treedt de schuldregelaar op als tussenpersoon van de schuldenaar en zijn schuldeisers, waarbij deze de belangen van alle betrokken partijen zo goed mogelijk dient te behartigen. Gedragscode schuldhulpverlening De NVVK heeft drie gedragscodes opgesteld: Gedragscode schuldregeling Gedragscode budgetbeheer Gedragscode sociale kredietverlening Deze gedragscodes zijn erkend door zowel de VNG als de Nederlandse rechtbanken. De gedragscodes zijn breed geaccepteerd als basis voor schuldregelen, budgetbeheer en sociale kredietverlening. De gedragscodes zijn bindend voor alle NVVK leden. PLANgroep is lid van de NVVK. Het belangrijkste uitgangspunt van de gedragscode schuldregeling is: een schuldenaar die zich gedurende een periode van maximaal 36 maanden volledig heeft ingezet om zijn schulden te betalen, heeft het recht op een nieuwe financiële start (schone lei). Van de schuldenaar wordt wel verwacht, dat hij zich gedurende deze drie jaar werkelijk tot het uiterste inspant om zijn schulden te voldoen. De schuldregelaar moet op deze inspanningen toezien. De aflossingscapaciteit van de schuldenaar wordt volgens strikte en objectieve normen bepaald. De NVVK volgt de methodiek van de Vereniging van Rechters-commissarissen in Faillissement (ReCoFa). Deze methodiek wordt gehanteerd in de wettelijke schuldsaneringsregeling. Bij een schuldbemiddeling vindt periodieke controle plaats, waarbij de schuldregelaar controleert of de schuldenaar zijn aflossingscapaciteit in de afgelopen periode wel volledig heeft ingebracht. Overige kwaliteitsnormen schuldhulpverlening Sinds 2008 zijn er twee verschillende vormen van kwaliteitsnormen voor schuldhulpverlening: ISO Het schema Maatschappelijke dienstverlening ISO 2000 is een kwaliteitsmanagementsysteem en verplicht een organisatie te werken volgens vastgestelde kwaliteitsnormen. NEN De NEN 8048 is een kwaliteitsnorm voor schuldhulpverlening. Deze norm moet leiden tot transparantie en verdere professionalisering van de schuldhulpverleningssector. Dit is nodig door de toename van schuldenproblematiek en de complexiteit daarvan. Verder biedt het certificaat gemeenten, cliënten en schuldeisers de garantie dat zij met een bonafide organisatie in zee gaan. PLANgroep is sinds maart 2013 gecertificeerd. Financieel beheer Na het sluiten van de overeenkomst tot schuldregeling maakt de schuldenaar zijn inkomen over op een rekening bij de schuldregelaar of een andere financiële instelling. De schuldregelaar berekent het Vrij Te Laten Bedrag. Dit is het bedrag dat de schuldenaar nodig heeft om in de kosten van zijn levensonderhoud te voorzien en zijn vaste lasten te betalen. Dit bedrag wordt door de schuldregelaar op de rekening van de schuldenaar bij een reguliere bank gestort. Het verschil tussen het inkomen en het Vrij Te Laten Bedrag wordt gereserveerd ten behoeve van de schuldeisers. Uitvalpercentage Er is sprake van uitval als een schuldregelingstraject voortijdig wordt afgebroken. Wij streven ernaar de uitval te beperken tot maximaal 20%. Recidive Er is sprake van recidive als de betreffende persoon al eerder een schuldregelingstraject heeft gehad. Het maakt daarbij niet uit of het traject volledig is doorlopen en/of succesvol is afgerond. Het feit dat 25
de schuldhulpverlening tot een schuldregelingstraject heeft geleid, maakt dat er sprake is van recidive als deze persoon zich wederom meldt voor schuldhulpverlening. In de beleidsregels is bepaald hoe wordt omgegaan met recidivisten. Gedurende de looptijd van dit beleidsplan streven wij na dat maximaal 10% van de personen, die een schuldregelingstraject hebben gehad, recidiveren. WSNP verklaringen Als een minnelijk traject niet tot de mogelijkheden behoort, kan een beroep worden gedaan op de WSNP. Er wordt dan bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend tot toelating tot de WSNP. Deze wettelijke schuldsanering komt pas aan bod als is geprobeerd om de schulden via het minnelijke traject op te lossen. Gedurende de looptijd van dit beleidsplan, streven we ernaar maximaal 20% van de aanvragen om schuldhulpverlening door te leiden naar de WSNP.
26
6. Financiën De schuldhulpverlening is flink in beweging. Door de economische crisis raken meer mensen in financiële problemen en veranderen aard en omvang van de schulden. Schuldhulpverlening wordt hierdoor complexer terwijl gemeenten naar verwachting de komende jaren over minder middelen beschikken. We moeten dus meer doen met minder budget. Het Rijk gaat ervan uit dat er niet alleen extra kosten zijn verbonden door uitvoering van de Wgs door gemeenten. Er wordt ook een inverdieneffect verwacht door extra inzet op preventie, het voorkomen van recidive, het bieden van nazorg en de integrale aanpak van (financiële) problemen. Het gemeentefonds kent geen geoormerkt budget voor schuldhulpverlening. De gemeente moet daarom gebruik maken van de middelen uit het gemeentefonds en andere gemeentelijke middelen. Voor de financiering van de schuldhulpverlening kunnen gemeenten gebruikmaken van bijvoorbeeld het fictief budget bijzondere bijstand. Daarnaast is financiering van schuldhulpverlening mogelijk uit het participatiebudget wanneer de schuldhulpverlening wordt ingezet als participatie instrument. De stelselherziening biedt kansen om meer samenhang in de dienstverlening te creëren en beschikbare financiële middelen optimaal in te zetten. Het kan bijvoorbeeld zo uitkomen dat een stukje schuldhulpverlening vanuit een maatschappelijke opvangtraject of verslavingszorg ingezet wordt gefinancierd vanuit de Wmo- of AWBZ-middelen. Cofinanciering Buiten de gemeente zijn er nog meer partijen die zouden kunnen bijdragen in de kosten van schuldhulpverlening. Dit zijn werkgevers, woningcorporaties, andere schuldeisers en de schuldenaren zelf. Dit vanuit een gedeeld belang. Werkgevers hebben er belang bij dat hun werknemers zich op hun werk kunnen concentreren. Woningcorporaties hebben belang bij op tijd betalende huurders en een prettige sociale leefomgeving. Zij zijn daarom vaak bereid mee te betalen aan schuldhulpverlening of op een andere manier een bijdrage te leveren. Schuldeisers hebben een belang bij een oplossing en willen daar mogelijk wel voor betalen. En dan zijn er de schuldenaren zelf.
27
Bijlage 1
Afkortingenlijst
Bbz CJG CVZ HNW KCC NVVK
Bijstandsbesluit zelfstandigen Centrum voor Jeugd en Gezin College voor Zorgverzekeringen Het Nieuwe Werkbedrijf KlantContactCentrum Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, landelijke branchevereniging voor sociaal bankieren en schuldhulpverlening Vereniging van Rechters-commissarissen in Faillissement Stichting Welzijnsondersteuning Montfoort Linschoten Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Wet gemeentelijke schuldhulpverlening Wet maatschappelijke ondersteuning Wet schuldsanering natuurlijke personen Wet werk en bijstand Zorgverzekeringswet
Recofa SWOM UWV Wgs Wmo WSNP WWB Zvw
28
Bijlage 2
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
(Tekst geldend op: 24-03-2013)
Wet van 9 februari 2012 tot het geven aan gemeenten van de verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gemeenten een wettelijke taak te geven met betrekking tot schuldhulpverlening; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Artikel 1. Begripsbepalingen In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: college: college van burgemeester en wethouders; inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij een gemeente is ingeschreven; Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg; verzoeker: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening. Artikel 2. Plan 1. De gemeenteraad stelt een plan vast dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente. 2. De gemeenteraad stelt het plan telkens voor een periode van ten hoogste vier jaren vast. Het plan Kan tussentijds gewijzigd worden. 3. Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende integrale schuldhulpverlening en het voorkomen dat personen schulden aangaan die ze niet kunnen betalen. 4. In het plan wordt in ieder geval aangegeven: a. welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode wenst te behalen; b. welke maatregelen de gemeenteraad en het college nemen om de kwaliteit te borgen van de wijze waarop de integrale schuldhulpverlening wordt uitgevoerd; c. het maximaal aantal weken dat de gemeente nastreeft met betrekking tot de in artikel 4, eerste lid,genoemde periode, en d. hoe schuldhulpverlening aan gezinnen met inwonende minderjarige kinderen wordt vormgegeven. 5. In het plan kan de gemeenteraad aangeven onder welke voorwaarden het college de verzoeker verplicht over een basisbankrekening te beschikken. Artikel 3. Verantwoordelijkheid college 1. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 2, eerste lid. 2. Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een persoon al eerder gebruik Heeft gemaakt van schuldhulpverlening. 3. Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een persoon fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en die persoon in 29
verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd. 4. Met betrekking tot een ingezetene zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is het college verantwoordelijk dat krachtens artikel 40 van de Wet werk en bijstand aangewezen is voor de verlening van bijstand. 5. Een vreemdeling kan voor het verlenen van schuldhulpverlening slechts in aanmerking komen indien hij een ingezetene is die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000. Artikel 4. Wacht- en doorlooptijd 1. Indien een persoon zich tot het college wendt voor schuldhulpverlening vindt binnen vier weken het eerste gesprek plaats waarin de hulpvraag wordt vastgesteld. 2. Indien er sprake is van een bedreigende situatie vindt binnen drie werkdagen het eerste gesprek plaats waarin de hulpvraag wordt vastgesteld. Onder bedreigende situatie wordt verstaan gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, stadsverwarming of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering. 3. Het college geeft de verzoeker inzicht in het aantal weken tussen het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld en het bereiken van het resultaat. Artikel 5. Moratorium [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip] 1. Het college kan de rechtbank verzoeken een afkoelingsperiode af te kondigen, waarin elke bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de schuldenaar en tot opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaar bevinden niet kan worden uitgeoefend, voor een periode van maximaal zes maanden. 2. Een afkoelingsperiode als bedoeld in het eerste lid wordt slechts afgekondigd indien deze periode noodzakelijk is in het kader van schuldhulpverlening en indien is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde nadere voorwaarden. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen verplichtingen worden aangewezen die door de schuldenaar tijdens de afkoelingsperiode, bedoeld in het eerste lid, worden nagekomen. Artikel 6. Inlichtingenplicht De verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van deze wet. Artikel 7. Medewerkingsplicht 1. De verzoeker is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet. 2. Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de persoon, bedoeld in het eerste lid, vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht. 3. Een ieder is verplicht aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet. Artikel 8. Gegevensuitwisseling 1. Bestuursorganen en andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen en instanties verstrekken aan het college de gegevens en inlichtingen waarvan kennisneming van belang kan zijn voor de uitvoering van deze wet. 2. Het college kan onder bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden aan bestuursorganen en aan bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instanties gegevens verstrekken voortvloeiende uit de uitvoering van deze wet, die deze bestuursorganen en instanties 30
behoeven in verband met uitoefening van hun taak en dienstverlening. 3. Het vragen en het verstrekken van gegevens door het college aan en door de in het eerste en tweede lid bedoelde bestuursorganen en instanties kan geschieden door tussenkomst van het Inlichtingenbureau, bedoeld in artikel 63 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze van gegevensuitwisseling en de kosten, die daarbij in rekening kunnen worden gebracht. Artikel 9. Informatievoorziening 1. Het college verstrekt Onze Minister, kosteloos, de gegevens en inlichtingen die hij voor de statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot deze wet nodig heeft. 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de informatie die het college verstrekt en de wijze waarop het college de gegevens verzamelt en verstrekt, waarbij kan worden bepaald dat categorieën van gemeenten bepaalde gegevens en inlichtingen niet hoeven te verzamelen en te verstrekken. Artikel 10. Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen [Wijzigt de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.] Artikel 11. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip] [Wijzigt de Wet op het financieel toezicht.] Artikel 12. Evaluatie Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Artikel 13. Inwerkingtreding De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Artikel 14. Citeertitel Deze wet wordt aangehaald als: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te ’s-Gravenhage, 9 februari 2012 Beatrix De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom Uitgegeven de negenentwintigste februari 2012 De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten
31
Bijlage 3
Schema (on)regelbare schuldenaar/(on)regelbare schulden
32
Bijlage 4
Processchema schuldhulpverlening
33
Bijlage 5
Voorbeeld rapportagemodel crisissituaties
Als er sprake is van een crisissituatie, schakelt de schuldhulpverlener de netwerkpartners in. Op basis van onderstaand voorbeeld vindt periodieke rapportage aan de gemeente plaats over de voortgang van het traject en de onderlinge taakverdeling en samenwerking. Voorbeeldrapportage van de heer en mevrouw X. Korte situatieschets De heer en mevrouw X zitten in een problematische schuldensituatie. Deze is geëscaleerd nu de woningcorporatie dreigt met uithuiszetting. Het gezin is al een maand afgesloten van energie. Er zijn twee minderjarige kinderen. Jeugdzorg is bij het gezin betrokken. De man is volledig arbeidsongeschikt. Regievoerder De regie ligt bij het CJG. Activiteit
Actie door
Samenwerking met
Stabiliseren gezinssituatie Indiceren begeleid wonen Contact opnemen met GroenWest Stabiliseren financiële situatie
CJG/Jeugdzorg
Maatschappelijk werk, voedselbank, kerk GroenWest
Traject naar (begeleid) werk vrouw Vervoer Bevorderen participatie man Vervoer oudste kind naar school Kinderopvang sociaal medische indicatie voor jongste kind Opvoedingsondersteuning Hulp bij het huishouden
HNW
Maatschappelijk werk, sociaal raadslieden, CJG/jeugdzorg, SWOM Careyn / Abrona
HNW SWOM
SWOM HNW
Gemeente
Scootmobiel voor man
SWOM
CJG/jeugdzorg en onderwijs Gemeente, kinderopvang en CJG/jeugdzorg Careyn CJG/jeugdzorg, maatschappelijk werk en zorgaanbieder Welzorg
PLANgroep PLANgroep
Maatschappelijk werk CJG SWOM
34
Gerealiseerd per
Bijlage 6
Cijfermatig overzicht
In deze bijlage staat het overzicht van alle in dit beleidsplan genoemde cijfers. Aantal schuldregelingstrajecten 2009: 12 2011: 27 2012: 44 Wwb’ ers in schuld traject 2011: 3 1% 2012: 11 25% Trajecten gezinnen met kinderen 2011: 7 26% 2012: 22 55% Crisisinterventie 2011: 6 2012: 11
35