www.gezinsbond.be/gezinspolitiek www.facebook.com/StudiedienstGezinsbond
V.U.: C. Verhas, Elfjulistraat 152, 9000 Gent
BELEIDSPROJECT 2014: GEZINBEGREPEN
Studiedienst Troonstraat 125 1050 Brussel Tel. 02 507 88 77
[email protected]
Beleidsproject 2014
gezinsbeleid een paraplu is, ‘wieAlsstaat er dan in de regen? ’
Afbeelding: Anna Heuninck www.eliasheuninck.be/anna
De Gezinsbond is een pluralistische gezinsorganisatie die de belangen van alle gezinnen verdedigt, los van religieuze, ideologische of politieke opvattingen en los van de samenstelling van het gezin. Vanuit deze visie trachten we de Gezinsbond bereikbaar te maken voor alle gezinnen, ook de meest kwetsbare.
Dit nieuwe Beleidsproject 2014 ‘GezINbegrepen’ kwam tot stand mede dankzij de inbreng van de vrijwilligers en de leden van de gezinsorganisatie. Zij namen deel aan bevragingen, focusgroepen, trefmomenten... De motor van het Beleidsproject is de studiedienst en dit onder leiding van Christel Verhas, directeur sociaal-cultureel werk en gezinspolitiek en Elke Valgaeren, dienstchef studiedienst. De studiedienst werd voor de realisatie van het Beleidsproject bijgestaan door de Werkgroep Beleidsproject bestaande uit: Frans Schotte, algemeen voorzitter, Joost Vermeersch, ondervoorzitter, Manu Keirse, gezinspolitiek secretaris en Luk De Smet, algemeen directeur.
Inhoud INLEIDING
7
GEZONDHEIDSRISICO’S
19
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
20
Werkstress en burn-out, meer dan een individueel probleem
20
Werkloosheidsstress, een miskend probleem
26
Samenvatting “Naar minder werkstress en werkloosheidsstress”
31
Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen De kindnorm
33
Hormoonverstorende stoffen
33 34
Luchtvervuiling 37 Samenvatting “Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen” 42
VERANDERENDE LEVENSKWALITEIT 45 Goed wonen voor ouderen 46 Goed wonen voor ouderen staat voor nieuwe uitdagingen! 46 Een blik op de huidige situatie
47
Een waaier aan woonmogelijkheden, maar is alles even haalbaar?
48
Krijtlijnen voor een woonbeleid afgestemd op ouderen
49
Levensloopbestendig wonen en woningaanpassingen mogelijk maken
51
Goed wonen is een samenspel
52
De kwaliteit van de leefomgeving wordt een steeds belangrijkere factor
54
Geef kans aan nieuwe, diverse woonvormen
55
Denk creatief na over nieuwe financieringsinstrumenten
56
Samenvatting “Goed wonen voor ouderen”
BELEIDSPROJECT 2014
58
Inhoud
3
Tot je recht komen in de zorg
60
Zorgende gezinnen 60 Doelstellingen op elkaar afstemmen 62 Vraaggerichte ondersteuning voor het gezin 64 Het belang van buurt- en thuisdiensten 65 Kwaliteit van de geleverde zorg 66 Een toekomstperspectief nà de zorg 67
Mantelzorgers in de leeftijdsgroep van 25 tot 65 jaar 67 Oudere mantelzorgers 69 Jonge mantelzorgers 69 Een sterker netwerk voor zorgende gezinnen 70
Samenvatting “Tot je recht komen in de zorg” 73 DE COMPETENTIEMAATSCHAPPIJ 75 Meer financiële geletterdheid
76
Schuldenproblematiek 77 Levensfasen 78 Nood aan meer financiële geletterdheid 79 Een meersporenbeleid 80 Kinderen en jongeren thuis 80 Kinderen en jongeren op school 82 Meerderjarige jongeren 83
4
Jongvolwassenen
84
Volwassenen Ouderen Consumenten
85
Inhoud
86 87
BELEIDSPROJECT 2014
Spaarders Kredietnemers Samenvatting “Meer financiële geletterdheid” Betere computervaardigheden
88 90 92
94
De digitale kloven
94
Diverse vormen van computervaardigheden
95
Digitale kloof en financiële geletterdheid 96 Samenvatting “Betere computervaardigheden” 104 Groeikansen voor elk kind thuis en op school 106 Opvoeding 106 Huizen van het Kind: een paraplu voor elk gezin? 108 Onderwijs Wegwerken van financiële drempels Specifieke zorgnoden in het onderwijs Ouders meenemen in nieuwe ontwikkelingen Een school voor elk kind Ouders als partner in de strijd tegen uitval De school staat niet alleen: arbeidsmarkt, vrije tijd, brede school Naar een andere organisatie van het schooljaar? Brede school: (g)een monster van Loch Ness? Samenvatting “Groeikansen voor elk kind thuis en op school”
BELEIDSPROJECT 2014
106 110 112 113 115 116 117 119 120 122
Inhoud
5
Inleiding
Manu Keirse
gezinspolitiek secretaris Gezinsbond vzw
ALS GEZINSBELEID EEN PARAPLU IS, WIE STAAT ER DAN IN DE REGEN? De Gezinsbond heeft de goede traditie om elke vijf jaar stil te staan bij zijn politieke ideeëngoed. Sporen onze ideeën nog met de noden die bij de gezinnen leven? Zijn we voldoende mee geëvolueerd met veranderingen in onze maatschappij? Hebben we een antwoord op groeiende vragen uit de samenleving? Deze vijfjaarlijkse oefening benoemen we als ‘het Beleidsproject’. Het geeft de richting aan voor de gezinspolitieke actie van onze organisatie. Het vorige Beleidsproject “Zuurstof voor Gezinnen” dateert van 2008-2009. Het omvat standpunten en voorstellen over alle thema’s die belangrijk zijn voor gezinnen: van arbeid tot zorgwonen. Deze voorstellen zijn voor de Gezinsbond de leidraad in zijn gezinspolitieke werk. Veel van de standpunten uit 20082009 zijn vandaag nog steeds actueel. Voor het nieuwe Beleidsproject 2014 focussen we ons op enkele groeiende vragen uit de samenleving, die tot nog toe te veel onder de radar bleven, ook in onze eigen werking. De grote noemer van het Beleidsproject 2014 is daarom “Gezinbegrepen”: als gezinsbeleid een paraplu is, wie staat er dan in de regen? De Gezinsbond wil een huis zijn waar iedereen droog blijft. Met dit Beleidsproject schrijven we als het ware een nieuw hoofdstuk bij “Zuurstof voor Gezinnen”, een hoofdstuk dat de paraplu van het gezinsbeleid weer een stukje groter maakt. Als gezinsbeweging moeten we alert zijn voor alle vormen van sociale uitsluiting. Traditioneel denken we daarbij aan de gevolgen van kansarmoede. Dat is inderdaad een belangrijke oorzaak van sociale uitsluiting, maar er is meer. De samenleving verandert aan een snel tempo. Er zijn tal van omstandigheden en situaties waardoor mensen, tijdelijk of definitief, op zichzelf en hun naaste omgeving terugvallen, terwijl de wereld om hen heen door draait. Daardoor kunnen mensen gaandeweg uitgesloten raken. Of het nu gaat over kinderarmoede, financiële ongeletterdheid, de digitale kloof, uitval in het onderwijs, mensen die lijden onder problematische werkstress of geen antwoord vinden op een zorgvraag: de gezinsbeweging heeft aandacht voor iedereen.
BELEIDSPROJECT 2014
Inleiding
7
Wij willen de groeiende dualiteiten in de samenleving onder de aandacht brengen en zoveel mogelijk verkleinen. Het gaat hierbij niet steeds over het al dan niet hebben van voldoende geld of het al dan niet behoren tot een bepaalde sociale klasse. In een veranderende maatschappij kunnen randfenomenen uitgroeien tot een reëel risico voor steeds grotere groepen mensen. Gaandeweg verliezen ze hun aansluiting met de maatschappij op één of meerdere terreinen. We proberen de gevolgen van een veranderende maatschappij te vatten in drie grote luiken met telkens twee subthema’s: groeiende gezondheidsrisico’s (we willen een gezonde leef- en werkomgeving voor iedereen), een verminderende kwaliteit van leven (goed wonen voor ouderen en tot je recht komen in de zorg) en de druk van de competentiemaatschappij (mee zijn met financiële en digitale geletterdheid en groeikansen voor elk kind thuis en op school).
1 Gezondheidsrisico’s Bij het begin van een nieuw jaar wens je elkaar een gezond en lang leven toe. Een goede gezondheid, voor jezelf en voor kinderen en kleinkinderen, is één van de belangrijkste wensen van elke Vlaming. Dankzij een betere gezondheidszorg, gezonde voeding en hygiënische leefomstandigheden is de gemiddelde levensverwachting gevoelig toegenomen. Maar er is niet enkel positief nieuws. De sociale ongelijkheden op het vlak van gezondheid, een ongezonde levenswijze en het gebruik van de gezondheidszorg blijven zeer groot. Onze ongezonde Westerse levenswijze brengt bovendien nieuwe gezondheidsrisico’s met zich mee. Een eerste thema dat we behandelen zijn de gevolgen van milieufactoren op onze gezondheid. Regelmatig schudden krantenkoppen ons hierover wakker. Ook gezinnen maken zich almaar meer ongerust over de invloed van het vervuild milieu op hun gezondheid, zeker als het de gezondheid van hun kinderen betreft. Kwetsbare groepen zoals kinderen, ouderen, zieken en kansarmen zijn extra gevoelig voor de schadelijke invloed van milieuvervuiling. Een belangrijke milieucomponent is de slechte luchtkwaliteit door het teveel aan fijn stof in onze atmosfeer. Minder bekend bij het grote publiek is de schadelijke invloed van hormoonverstorende stoffen op onze gezondheid. Deze stoffen vind je nog steeds in heel wat chemische stoffen die bijvoorbeeld gebruikt worden voor pesticiden, maar ook voor nagellak, shampoo of tekeningen op kinderpyjama’s. Gezinnen kunnen aan deze milieurisico’s niet ontkomen door hun gedrag bij te sturen. Ze hebben als individueel gezin niet veel vat op de gezondheid van het leefmilieu of van de consumptiegoederen. Daarom wil de Gezinsbond dat de risico’s verminderen, zodat we met zijn allen gezonder kunnen leven.
8
Inleiding
BELEIDSPROJECT 2014
Een tweede thema is werk- en werkloosheidsstress. Druk, druk, druk is de mantra van deze eeuw. Stress lijkt een normaal onderdeel van ons leven geworden. Op het werk zelf kun je worden geconfronteerd met ongezonde stress. De onvoorspelbaarheid van je job kan een rol spelen, of slechte relaties met klanten of collega’s. Soms is er gewoon te veel werk om rond te raken. Minder geweten is dat niet alleen werk, maar ook werkloosheid enorm stresserend kan zijn. De onzekerheid of je al dan niet werk zult vinden en of je dit werk zult kunnen houden, is voor veel werkzoekenden een grote bron van problematische stress. Stress is niet noodzakelijk slecht. Maar soms wordt het te veel en dan ga je kopje onder met een burn-out. De gevolgen voor de betrokkene en zijn gezin zijn niet min. De Gezinsbond neemt deze signalen ernstig en wil zoeken naar een werkklimaat op mensenmaat, met aandacht voor het welzijn van werkenden, en ook van wie bang is om zijn job te verliezen en de werkzoekende. De Gezinsbond wil dat geen enkel gezin dat geconfronteerd wordt met problematische werk- en werkloosheidsstress aan zijn lot wordt overgelaten.
2 Veranderende levenskwaliteit Kwaliteitsvol werk en een gezonde leefomgeving zijn belangrijke voorwaarden voor een kwaliteitsvol leven. Maar levenskwaliteit - je kan het ook geluk noemen - is veel meer dan dat. Kwaliteitsvol leven gaat ook over een goede en aangepaste woning in elke levensfase, een veilige woonomgeving, mobiel zijn, bereikbare diensten die je helpen, goede relaties met partner en kinderen, een buurt en vrienden waarop je kunt rekenen en waar je terecht kan... Het volledige plaatje moet kloppen. De prioriteiten zijn niet in elk gezin of in elke levensfase dezelfde. In dit Beleidsproject staan we stil bij twee bijzondere situaties waar de levenskwaliteit onder druk komt te staan. We focussen ten eerste op kwaliteitsvol wonen voor ouderen. Ouderen vormen een steeds groter deel van de bevolking. Dat is voor de Gezinsbond geen negatief gegeven. Het is een positieve verworvenheid en niet een probleem dat mensen langer leven en langer gezond kunnen blijven. We spreken liever over verzilveren dan over vergrijzen. Toch wil de Gezinsbond oog hebben voor het feit dat het goed wonen van ouderen niet altijd evident blijkt te zijn. Er zijn heel wat uitdagingen: stijgende zorgbehoefte bij de oudste ouderen, het armoederisico van ouderen, onaangepaste woningen, nabijheid van voorzieningen buiten de steden, het risico op sociaal isolement… Deze bekommernissen worden weinig gehoord of gezien. De Gezinsbond wil erover waken dat ouderen echt kunnen kiezen om zo comfortabel mogelijk te leven: zelfstandig of met de nodige zorgomkadering, in een woning of een woonomgeving die met jongeren of met leeftijdsgenoten wordt gedeeld, met bereikbare diensten die geleidelijk meer taken kunnen opnemen... We willen zoeken naar manieren om de kwaliteit van wonen van ouderen te verbeteren, naar manieren om de keuzevrijheid te vergroten en om wonen en zorg optimaal op elkaar af te stemmen.
BELEIDSPROJECT 2014
Inleiding
9
Zorg en gezinnen, ze kunnen niet los van elkaar worden gezien. De overheid roept alle burgers op om hun steentje bij te dragen en spreekt over vermaatschappelijking van de zorg. Informele zorg en thuiszorg zullen beslist mee een antwoord moeten bieden op de verzilvering én op de toenemende zorgvragen in alle leeftijdsgroepen. Maar is die zorg in familiekring altijd wel zo vanzelfsprekend en krijgt die voldoende erkenning? De Gezinsbond vindt dat er te weinig aandacht gaat naar het gezinsleven binnen die gezinnen die een zorgtaak opnemen. De patiënt mag centraal staan, maar vergeet zijn omgeving niet. Zeker als het jongere mantelzorgers betreft, is er extra aandacht nodig. Tot je recht komen in de zorg – als zorggever én als zorgvrager – is nodig om je levenskwaliteit te garanderen op momenten dat er meer zorg nodig is in je gezin, familie of ruimer sociaal netwerk.
3 De competentiemaatschappij Ben je nog mee? Onze samenleving verwacht veel van mensen en denkt steeds meer in termen van ’competenties’: dingen die je moet weten en kunnen om te kunnen functioneren op vele terreinen. In je contacten met de overheid: om je belastingbrief in te vullen bijvoorbeeld, of om een studietoelage aan te vragen. Maar ook om je gezinsbudget te beheren, om een fijne job te vinden of om je kinderen op te voeden. Wie de gevraagde competenties niet heeft valt uit de boot, krijgt niet waar hij recht op heeft, mist kansen of brengt zichzelf en zijn gezin in de problemen. Mensen voelen zich soms onzeker of denken dat ze niet kunnen beantwoorden aan de hoge eisen die gesteld worden. Computervaardigheden zijn een essentieel onderdeel van de competentiemaatschappij. Niet alleen op de arbeidsmarkt of in contacten met de overheid (bijvoorbeeld voor het aanvragen van premies), maar ook voor het opzoeken van informatie, contacten met dienstverleners of het begeleiden van kinderen bij hun huiswerk. Maar niet iedereen heeft een computer of toegang tot het internet. Wie wel internet heeft, kan er niet steeds zijn voordeel mee doen. En binnen gezinnen heeft niet iedereen dezelfde vaardigheden. Deze digitale vaardigheden vormen hoe langer hoe meer een onderdeel van de financiële vaardigheden die je nodig hebt om bank- en verzekeringsproducten te begrijpen, maar ook om het gezinsbudget op een gezonde en verstandige manier te beheren. De verantwoordelijkheid van financiële geletterdheid ligt niet alleen bij de gezinnen. De Gezinsbond wil vooral zoeken naar de randvoorwaarden die het noodzakelijke financieel inzicht mogelijk maken. Vroeg of laat schiet de financiële kennis van elk gezin wel eens te kort, al was het maar op bepaalde sleutelmomenten waarop ze een belangrijke financiële beslissing moeten nemen. Er zijn echter ook heel wat gezinnen die permanent de gevolgen dragen van hun beperkte kennis over financiële zaken. In extreme vorm kan financiële ongeletterdheid zelfs regelrecht leiden tot armoede. De Gezinsbond wil gezinnen beter beschermen tegen verkeerde financiële beslissingen. 10
Inleiding
BELEIDSPROJECT 2014
Door hun financiële en digitale geletterdheid te verbeteren, zullen gezinnen ook op dat vlak ‘gezINbegrepen’ worden. Het competentiedenken heeft eveneens een invloed op hoe we kijken naar opvoeding en onderwijs. Staat de persoonlijke ontwikkeling van elk kind voorop of proberen we iemand maximaal te laten passen binnen de eisen van de samenleving en de arbeidsmarkt? Van ouders en opvoeders verwachten we heel wat bagage die ze vervolgens ook voldoende moeten aanreiken aan hun kinderen, zodat die ’het kunnen maken’ in het leven. Ouders vertellen dat ze opvoeden vaak als een ‘verpletterende verantwoordelijkheid’ ervaren. Ondersteunen we gezinnen en kinderen wel genoeg om deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen? Kijken we niet teveel naar een gebrek aan bepaalde competenties, in plaats van te vertrekken van wat we wel kunnen en weten? De Gezinsbond wil ouders en kinderen een stem geven in het debat over opvoeden. Vlaanderen kan mooie onderwijsresultaten voorleggen, maar ons onderwijs scoort niet goed als je kijkt naar de invloed van de thuissituatie van leerlingen op hun onderwijskansen. Die invloed speelt mee vanaf het kleuteronderwijs tot het al dan niet instappen in het hoger onderwijs. Zowel de regelmatige aanwezigheid op school, de oriëntering (naar buitengewoon of gewoon onderwijs, naar studierichting) als de schoolresultaten van de leerlingen hangen nauw samen met opleiding en inkomen van ouders, de etnisch-culturele herkomst en gezinssituatie. Opmerkelijk is ook het groot verschil tussen jongens en meisjes. Jongens blijven vaker zitten, belanden meer in het buitengewoon onderwijs en haken meer af zonder diploma in handen. De Gezinsbond wil een omgeving creëren waarin elk kind thuis en op school kan rekenen op bevestiging van wat hij of zij wel kan, om van daaruit de nodige groeikansen te bieden.
BELEIDSPROJECT 2014
Inleiding
11
ALS GEZINSBELEID EEN PARAPLU IS, WIE STAAT ER DAN IN DE REGEN? De Gezinsbond begrijpt als geen ander wat gezinnen vandaag nodig hebben om er bij te kunnen horen. Niemand mag alleen in de regen blijven staan. We vragen ten eerste dat de overheid gezinnen versterkt om de uitdagingen van onze complexe maatschappij aan te kunnen. Dat laat hen toe om reële keuzes te maken en hun eigen toekomst vorm te geven. We vragen ten tweede dat de overheid gezinnen beschermt tegen de risico’s die ze vandaag lopen, risico’s waar ze vaak weinig vat op hebben. We vragen ook dat de overheid de kracht van gezinnen erkent: gezinnen hebben geen betutteling nodig. Samen met onze achterban hebben we gewerkt aan voorstellen om de kwaliteit van wonen van ouderen te verbeteren, om hun keuzevrijheid te vergroten en om wonen en zorg optimaal op elkaar af te stemmen. We willen ook dat opvoedingsondersteuning optimaal aansluit bij de behoeftes van ouders en kinderen en we willen de drempels en uitsluitingsmechanismen in ons onderwijs wegwerken. We doen voorstellen om mantelzorgers van alle leeftijden en hun gezinnen te versterken. We gaan op zoek naar doortastende voorstellen om onze luchtkwaliteit te verbeteren en de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen te verminderen. De Gezinsbond wil eveneens dat geen enkel gezin dat geconfronteerd wordt met problematische werk- en werkloosheidsstress aan zijn lot wordt overgelaten. De Gezinsbond wil alle gezinnen een paraplu aanbieden om hen beter te beschermen tegen financiële en administratieve onwetendheid. We lanceren ten slotte voorstellen om de digitale vaardigheden van iedereen in de samenleving te verhogen.
ZUURSTOF VOOR GEZINNEN: VIJF JAAR LATER De Gezinsbond heeft sinds zijn vorige Beleidsproject niet stilgezeten. De gezinspolitieke voorstellen uit “Zuurstof voor Gezinnen”, voorgesteld in 2009, vormen nog steeds een inspiratiebron wanneer we de verschillende overheden in ons land aansporen om voldoende aandacht te schenken aan gezinsvriendelijke maatregelen die de leefwereld van onze gezinnen verrijken, verbeteren en versterken1. We kloppen regelmatig bij de overheden aan wanneer er dossiers op tafel liggen rond kinderbijslag, belastingen, gezin en werk, verkeersveiligheid, kinderopvang, onderwijs, consumptie en zoveel meer. Telkens vragen we ons af hoe de beleidsmaatregelen eruit moeten zien opdat ze gezinnen ten goede komen. Het antwoord op die vraag vormt de kern van onze adviezen en standpunten. Dankzij de vele gezinnen die lid zijn van de Gezinsbond kunnen we wegen op het beleid. Bovendien vormen we een gewaardeerde gesprekspartner van zowel de overheid als andere middenveldorganisaties om de visie van gezinnen te vertolken. Dat gebeurt in officiële fora zoals adviesraden en hoorzittingen in het parlement, maar ook in informele gesprekken met beleidsmakers. We kunnen hierbij terugblikken
12
Inleiding
BELEIDSPROJECT 2014
op een aantal successen, maar evengoed zijn er intenties uit “Zuurstof voor Gezinnen” die blijvende aandacht vragen. De Gezinsbond wil dat de overheden op de verschillende niveaus werk maken van het versterken van de draagkracht van elk gezin in een gezins- en kindvriendelijke samenleving. Een sterke sociale samenhang en duurzaamheid vormen de basis van die gezinsvriendelijke samenleving. Hieronder volgen enkele voorbeelden van onze realisaties en actuele voorstellen die geïnspireerd zijn op “Zuurstof voor Gezinnen”.
1 Kinderbijslag als recht van het kind De bevoegdheid over de kinderbijslagen wordt half 2014 overgeheveld naar de Gemeenschappen. Een aloude eis van de Gezinsbond en het uitgelezen moment om de kinderbijslag te vereenvoudigen én te versterken. Het ziet er alvast naar uit dat kinderbijslag een recht van het kind wordt, los van het beroepsstatuut van zijn ouder(s). Zo krijgen zelfstandigen half 2014 eindelijk dezelfde kinderbijslag als werknemers en ambtenaren. Kinderbijslagen zijn echter nog altijd niet welvaartsvast. Ook verhoogden ze de afgelopen jaren niet, integendeel: de schoolpremie verminderde voor de meeste gezinnen. De Gezinsbond zal blijven ijveren voor de versterking van de kinderbijslag.
2 Het gezinsinkomen vrijwaren De weg naar objectieve onderhoudsbijdragen voor kinderen bij een (echt)scheiding is nog lang. Het hanteren van een standaardmethode die deze objectiviteit garandeert, bijvoorbeeld de onderhoudsgeldcalculator van de Gezinsbond, is nog altijd niet verplicht. Onze fiscaliteit werd de voorbije jaren helaas niet gezinsvriendelijker en de bedrijfsvoorheffing wordt nog altijd niet correct berekend zodat sommige gezinnen een te laag maandelijks netto-inkomen ontvangen dat ze slechts later terugkrijgen. Andere gezinnen ontvangen dan weer teveel en kunnen in de problemen komen wanneer ze dit moeten terugbetalen.
3 Een betere combinatie van werk en gezin Een betere combinatie van werk en gezin is de voorbije jaren een belangrijk strijdpunt van de Gezinsbond geweest. Dat is ook nodig, want in steeds meer gezinnen gaan beide partners uit huis werken. Verder verhoogt de druk om langer aan de slag te blijven. De zorg- en opvoedingsnoden van kinderen en familieleden blijven echter even sterk aanwezig. De Gezinsbond vraagt meer opvang van kinderen en hulpbehoevende gezinsleden, gezinsvriendelijke werkomstandigheden en betere verlofstelsels.
BELEIDSPROJECT 2014
Inleiding
13
Op al deze domeinen hebben we de voorbije jaren vooruitgang geboekt, al is het ene succes wat groter dan het andere. Noemenswaard is in ieder geval het decreet kinderopvang van baby’s en peuters met gelijkvormige vergunningsvoorwaarden voor alle opvang en een groeipad naar het recht op een betaalbare, kwaliteitsvolle en toegankelijke opvangplaats voor ieder kind. De verlofstelsels zijn verbeterd op het vlak van het geboorteverlof, ouderschapsverlof, verlof voor een ziek kind, ouderschapsverlof en moederschapsrust voor zelfstandigen met een ziek of gehospitaliseerd kind en gemotiveerd tijdskrediet. Toch zijn heel wat van onze vragen voor betere verlofstelsels nog niet gerealiseerd. De gezinsvriendelijke werkvloer is in opmars, maar het gaat traag en hangt heel erg af van de sector of de organisatie waar iemand werkt. Op dit vlak moeten we ons lobbywerk zeker verderzetten. We zijn er als organisatie wel in geslaagd met ons ‘Charter voor een gezinsvriendelijke onderneming’ het gezicht van dit streven te vormen, waardoor onze expertise hierover vaak bevraagd wordt.
4 Een toegankelijke en efficiënte (gezondheids)zorg voor iedereen We mogen er nog steeds prat op gaan dat de in ons land aangeboden zorg in het al-gemeen en de gezondheidszorg in het bijzonder, kwalitatief hoogstaand is. Maar het stevige prijskaartje en de wachtlijsten blijven bestaan waardoor zorg voor heel wat mensen ontoegankelijk blijft. Werken aan een betere financiële toegankelijkheid van de zorg en erkenning van de informele zorg blijven voor de Gezinsbond bijgevolg belangrijke uitdagingen voor de toekomst. Een geneeskunde met twee snelheden of de kostprijs van de therapie de keuze voor de behandeling laten bepalen, moeten we kost wat kost vermijden. In de afgelopen zes jaar werden verschillende inspanningen gedaan om de financiële toegankelijkheid van de gezondheidszorg te verbeteren. Steeds meer patiënten krijgen toegang tot het derdebetalerssysteem en een automatisch toekenning van rechten wordt in het vooruitzicht gesteld. Maar het kan steeds beter. De Gezinsbond zal blijven ijveren voor een algemene derdebetalersregeling voor iedereen, een gratis basisgezondheidszorg voor kinderen tot en met 18 jaar, een automatische toekenning van rechten en een ruime collectieve ziekteverzekering die ook de terugbetaling van psychische en psychologische hulpverlening garandeert.
5 (Familie)recht Bij de op til staande hervorming en aanpassing van het familierecht in functie van nieuwe gezinsvormen heeft de Gezinsbond de focus gelegd op erfrecht. Intussen is de minister van Justitie volop aan het werken aan de hervorming van het erfrecht en zien wij onze bekommernissen, bijvoorbeeld over het erfrechtelijk statuut van stiefkinderen, opgepikt
14
Inleiding
BELEIDSPROJECT 2014
worden. De wet op de familierechtbanken is intussen gestemd. De Gezinsbond is er daarbij in geslaagd om het belang van de bemiddeling te laten erkennen. We hebben ook niet stilgezeten inzake de strikte toepassing van het wettelijk kader inzake overlast en GAS (Gemeentelijke Administratieve Sancties). De Gezinsbond heeft de leeftijdsverlaging voor GAS-boetes naar 14 jaar op de agenda geplaatst. We hebben het brede middenveld kunnen mobiliseren om te protesteren en we hebben onze achterban gesensibiliseerd. Helaas zijn we er deze keer niet in geslaagd om de politici te overtuigen, maar het protest blijft verdergaan.
6 Kinderen veilig online De Gezinsbond besteedde de voorbije jaren veel aandacht aan de veiligheid van kinderen op het internet. Sensibilisering stond daarbij centraal. Dat vertaalde zich in een samenwerking met Child Focus rond het project veilig online. Via een website en vormingen sensibiliseerden we vele ouders en scholen zodat ze de kinderen beter kunnen ondersteunen om veilig actief te zijn in cyberspace. Ook op het vlak van cyberpesten werken we aan de sensibilisering van jongeren, ouders en leerkrachten.
7 Naar een kleinere voetafdruk voor gezinnen en consumentenbescherming op ‘kindermaat’ We willen evolueren naar een kleinere ecologische voetafdruk zodat gezinnen ook in de toekomst kwaliteitsvol kunnen leven. Onze grote ecologische voetafdruk is voor de helft te wijten aan het hoge energieverbruik. De Gezinsbond heeft via zijn energieconsulenten heel wat gezinnen geïnformeerd over hoe energie te besparen. De gratis hoeveelheid water en elektriciteit per gezinslid is behouden, een belangrijke financiële steun voor gezinnen in budgettair moeilijke tijden. Milieu en gezondheid is een belangrijke prioriteit geworden in de afgelopen jaren voor de Gezinsbond. Met het lanceren van het concept ‘kindnorm’ eind 2010, heeft de Gezinsbond aandacht gevraagd voor beleidsterreinen waar de meest kwetsbaren onder ons nog te weinig beschermd worden. We ijveren zowel voor productnormen op kindermaat als voor milieunormen op kindermaat. Om nog beter te kunnen wegen op het beleid zetten we onze schouders onder Childproof, een forum waar middenveldorganisaties en wetenschappers samen opkomen voor een op kinderen afgestemd beleid.
BELEIDSPROJECT 2014
Inleiding
15
8 Kwalitatief en betaalbaar wonen Kwalitatief en betaalbaar wonen is belangrijk voor gezinnen. De Btw-verlaging tot 6 % voor renovaties aan gezinswoningen ouder dan 5 jaar is definitief geworden. Daarnaast was er een verlaging op een schijf van 50.000 euro voor nieuwbouw, maar slechts als tijdelijke crisismaatregel. Belangrijk was het erkennen en verrekenen van co-ouderschap voor het bekomen van een sociale woonlening en bij de gezinskorting in de sociale huurprijsberekening, zij het niet steeds volwaardig. Het pleidooi van de Gezinsbond voor uitbreiding van het aanbod in de huursector werd vertaald in het sociaal objectief van het grond- en pandenbeleid en in de uitbreiding van de sector sociale verhuurkantoren. We slaagden er bovendien in om aandacht te genereren voor de kwaliteit van de leefomgeving. Kindvriendelijkheid is vandaag bijvoorbeeld een belangrijk item in vele gemeentelijke beleidsplannen. Op het vlak van promotie en ondersteuning van aanpasbaar bouwen en van het wegwerken van administratieve en financiële drempels voor vormen van zorgwonen is er maar weinig gerealiseerd. Dit wordt dan ook als een kernthema in het Beleidsproject 2014 opgenomen. Ook de ondersteuning van eigendomsverwerving blijft in het kader van de zesde staatshervorming een bijzonder aandachtspunt.
9 Kind- en gezinsvriendelijke mobiliteit De beveiliging van zachte weggebruikers wordt zowel op Vlaams als gemeentelijk vlak belangrijker. Instrumenten hiervoor zijn bijvoorbeeld snelheidsbeperkingen in woongebieden of de aanleg en het onderhoud van fiets- en voetpaden. Ook hier heeft het debat over kindvriendelijkheid zijn invloed gehad. Datzelfde debat weegt jammer genoeg nog veel minder op het vlak van luchtvervuiling door gemotoriseerd verkeer. De vraag van de Gezinsbond naar goed gespreid en betaalbaar openbaar vervoer wordt zwaar gehypothekeerd door stiptheidsproblemen en kostenbesparingen. Het vrijwaren van een voldoende tegemoetkoming voor (grote) gezinnen blijft een uitdaging. Bij de hervorming van de rijopleiding wordt onze zorg om kwaliteitsbewaking ruim gedeeld; strijdpunt is hier of een toegenomen kwaliteit zomaar kan vertaald worden in een (gevoelige) prijsverhoging.
10 Onderwijs: hefboom in de ontwikkeling en ontplooiing van kinderen Onderwijs kreeg, als belangrijke hefboom in de ontwikkeling en ontplooiing van kinderen, ook in “Zuurstof voor Gezinnen” veel aandacht. Onze bezorgdheid voor het kleuteronderwijs als belangrijke start van de schoolcarrière blijft. Er is inmiddels een aangepast werkingsbudget voor scholen, maar onze vraag naar een meer kindvriendelijke overgang tussen opvang en kleuteronderwijs blijft. 16
Inleiding
BELEIDSPROJECT 2014
Op het vlak van de schoolkosten boekten we enige vooruitgang, maar er blijft nog veel werk aan de winkel. De studietoelagen werden verhoogd en uitgebreid naar kleuteronderwijs en volwassenenonderwijs, toch blijft de schoolrekening voor veel gezinnen een probleem. Een maximumfactuur in de eerste graad van het secundair onderwijs, als opstap naar een kosteloos leerplichtonderwijs moet dringend worden ingevoerd, evenals het bewaken van ‘nieuwe’ schoolkosten zoals middagtoezicht of de aanschaf van digitale media. In de automatische toekenning van de school- en studietoelagen zijn slechts de eerste stappen gezet: een volledige automatisering is een voorwaarde om alle gezinnen te geven waar ze recht op hebben. Het dossier leerzorg kende heel wat discussie, maar weinig vooruitgang. Een globaal kader is nog niet voor morgen, de eerste dringende maatregelen voor leerlingen met een specifieke zorgbehoefte zijn inmiddels wel goedgekeurd, maar nog niet geïmplementeerd. Toch zijn we hoopvol. Het belevingsonderzoek van de Gezinsbond bij ouders van kinderen met een etiketje maakte heel wat los in de onderwijswereld. De huidige noodzakelijke koppeling van diagnose en zorg is onhoudbaar. Het zorgt voor overdiagnostisering en ongelijke kansen voor leerlingen met zorgvragen zonder diagnose. Onze boodschap werd opgepikt en vertaald in een aantal concrete antwoorden van het onderwijsveld. De Gezinsbond wil de voorstellen uit “Zuurstof voor Gezinnen” én uit “GezINbegrepen” behartigen in een voortdurende dialoog met zijn achterban van leden: 273.000 gezinnen in Vlaanderen die een stem verdienen in het beleid.
1
De publicatie “Zuurstof voor Gezinnen” is gratis te downloaden op www.gezinsbond.be/beleidsproject.
BELEIDSPROJECT 2014
Inleiding
17
18
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
Gezondheidsrisico’s
Naar minder werk(loosheids)stress Naar een gezonde leefomgeving voor iedereen BELEIDSPROJECT 2014
19
NAAR MINDER WERKSTRESS EN WERKLOOSHEIDSSTRESS De onzekerheid of je al Stress op het werk heeft iedereen wel eens. Op zich is dat niet dan niet werk zult vinden ongezond. Het wordt echter een probleem als het over een strucen of je dit werk zult turele vorm van stress gaat die de werknemer of ondernemer als kunnen houden, is voor psychisch belastend en problematisch ervaart. Minder geweten is veel werkzoekenden dat niet alleen werk, maar ook werkloosheid enorm stresserend een grote bron van kan zijn. De onzekerheid of je al dan niet werk zult vinden en problematische stress. of je dit werk zult kunnen houden, is voor veel werkzoekenden een grote bron van problematische stress. De gevolgen van problematische stress zijn niet min, noch voor de persoon die de stress ervaart, noch voor zijn gezin. Als er niet ingegrepen wordt, loopt de betrokken persoon een risico op een burn-out met heel wat fysieke en psychische klachten tot gevolg, die niet zo makkelijk te genezen zijn. Hoewel naar schatting één op de vier van de Belgische werknemers risico loopt op een burn-out, is het probleem van problematische werkstress nog een groot taboe in onze samenleving. Voor de meeste mensen is het moeilijk om openlijk toe te geven dat zij hun werk ‘niet aankunnen’. Het taboe op werkloosheidsstress is nog veel groter. De Gezinsbond wil dat geen enkel gezin dat geconfronteerd wordt met problematische werk- en werkloosheidsstress aan zijn lot wordt overgelaten.
WERKSTRESS EN BURN-OUT, MEER DAN EEN INDIVIDUEEL PROBLEEM Stress is één van de meest voorkomende psychosociale risico’s in bedrijven en organisaties. In deze crisistijden neemt de kans dat iemand stress op het werk krijgt toe, onder meer omdat de prestatiedruk verhoogt en er minder mensen aangeworven worden voor hetzelfde werk. Naar schatting wordt één op de drie van de werknemers en ondernemers in ons land getroffen door problematische stress. Voor Vlaanderen komt dat neer op 615.000 werknemers. Deze werknemers moeten abnormaal lang recupereren van hun arbeidsprestaties en lopen daardoor een verhoogd risico op gezondheidsproblemen. “Als je herstelt van
een burn-out kan je niet meteen voltijds aan de slag. Nochtans verwachten veel werkgevers dat.”
20
Eén op de tien van alle werkenden in ons land is zelfs acuut psychisch vermoeid. Voor Vlaanderen gaat het over 9,4 % van de werknemers. Voor ondernemers is de werkstress nog een groter probleem.
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
Daarvan is 38 % problematisch psychisch vermoeid. 12 % van de Vlaamse ondernemers heeft een acute psychische vermoeidheid die het functioneren belemmert. Acute psychische vermoeidheid treedt op als de werknemer of ondernemer zich mentaal zo inspant dat hij/zij niet goed meer kan reageren op de eisen die het werk stelt of hiertoe nog wel in staat is, maar zich steeds meer moet inspannen en weerstand moet overwinnen. Hierdoor ontstaan gezondheidsproblemen en zal de werknemer of ondernemer in het algemeen moeilijker gaan functioneren. Een dergelijke vorm van psychische vermoeidheid wordt ook een burn-out genoemd. Burn-out is in de meeste gevallen het eindstadium van zware overbelasting op het werk zonder de juiste ondersteuning. Burn-out kan echter ook zijn oorsprong hebben in andere dan werksituaties, bijvoorbeeld zware zorgsituaties in het gezin of als vrijwilliger. In deze tekst gaat het enkel over burn-out ten gevolge van betaalde arbeid. Vaak gaat het over mensen die hart en ziel hebben gelegd in hun werk en uiteindelijk tot de conclusie komen dat ze er te weinig voor terugkrijgen. Het zijn dikwijls mensen die zeer loyaal, gemotiveerd en perfectionistisch zijn, maar niet weten of geleerd hebben hoe ze met werkstress moeten omgaan. Zij kampen naar aanleiding van hun burn-out of minder goed functioneren vaak met schuldgevoelens, die de burn-out vaak nog eens verergeren en de kans op het zoeken van hulp verkleinen. Kenmerkend zijn, naast gezondheidsproblemen, een verlies van betrokkenheid, een negatief zelfbeeld en het ontstaan van een negatieve houding tegenover hun job. Stress op het werk zet een heel dominosysteem in werking. De stress van het werk, en zeker problematische stress, wordt meegenomen naar huis, waardoor ook de partner en de kinderen eronder lijden. Er kunnen ook relatie- en opvoedingsproblemen ontstaan. In geval van ziekte zal het gezinsinkomen dalen, wat weer tot nieuwe stressfactoren leidt. De eventuele relatie- en opvoedingsproblemen in het gezin hebben ook gevolgen voor de werk- en inkomenssituatie van de partner en voor de mentale gezondheid van de partner en de kinderen, zo toont onderzoek aan. Toch zijn het gezin en ruimer, de familie en vrienden, ook een heel belangrijke bron van steun voor de persoon die problematische werkstress ervaart. Een goed sociaal netwerk beperkt de kans op burn-out.
Een goed sociaal netwerk beperkt de kans op burnout.
Ook bedrijven en organisaties zijn verliezende partij als hun werknemers of zaakvoerder problematische werkstress ervaren. De productiviteit van de persoon in kwestie lijdt er enorm onder, niet alleen door de verhoogde afwezigheid op het werk door ziekte, maar ook door presenteïsme. Dit laatste houdt in dat werknemers of zaakvoerders wel naar het werk blijven komen, maar niet goed genoeg kunnen functioneren.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
21
Soms staan ze zelfs onverschillig tegenover de job en de collega’s. Zo’n houding kan een sneeuwbaleffect hebben en leiden tot een negatieve werksfeer in het algemeen. Maar de gevolgen van problematische werkstress gaan veel verder. Ook de samenleving als geheel lijdt onder de gevolgen van problematische werkstress en burn-out. Mogelijke uitingsvormen zijn agressiviteit in het verkeer of in de openbare ruimte. Ook verslavingen (alcohol, drugs, antidepressiva, andere medicatie…) nemen toe als gevolg van problematische werkstress, hetgeen nieuwe problemen veroorzaakt. Er zijn minder mensen aan het werk die bijdragen aan de sociale zekerheid, en tegelijk stijgen de directe ziektekosten en de uitkeringen voor ziekte en invaliditeit. Dat werk stresserend kan zijn, is maatschappelijk aanvaard, zeker als de werkdruk hoog ligt. Wat echter minder goed geweten is, is dat werkstress ook andere bronnen kan hebben dan een hoge werkdruk: werken in contactberoepen (jobs waarin je contact hebt met patiënten, klanten en cliënten); voortdurend te weinig werk hebben of taken moeten uitvoeren die te makkelijk zijn; slechte relaties op het werk; onethisch werk of werk dat ingaat tegen jouw waarden; werk in steeds wisselende omstandigheden zonder dat je zelf zicht hebt op de planning of inspraak hebt in de uitvoering ervan; opeenvolgende tijdelijke contracten zonder kans op vast werk… Dit zijn allemaal mogelijke bronnen van problematische werkstress. Indien je te weinig taken moet uitvoeren of werk hebt met weinig uitdagingen wordt dit een ‘bore-out’ in plaats van een burn–out genoemd, maar de effecten zijn hetzelfde. Stabiele jobs met voldoende autonomie en afwisseling zijn de beste garantie op duurzame tewerkstelling. Duurzame tewerkstelling houdt in dat je in gezonde omstandigheden kan blijven werken tot aan je pensioenleeftijd. Jobs met veel opgelegde flexibiliteit en reorganisaties blijken voor veel mensen een bron van problematische stress en laag welbevinden. Mensen die deze jobs uitoefenen, denken dat de kans dat zij die tot hun pensioen zouden kunnen volhouden erg klein is. Vrouwen en laaggeschoolden zijn meer dan gemiddeld aanwezig in deze categorie.
Problematische werkstress mag men dus niet uitsluitend als een individuele verantwoordelijkheid zien. Ook in het gezin, de brede samenleving, de arbeidsorganisatie en in het beleid liggen sleutels om het probleem aan te pakken.
Problematische werkstress mag men dus niet uitsluitend als een individuele verantwoordelijkheid zien. Ook in het gezin, de brede samenleving, de arbeidsorganisatie en in het beleid liggen sleutels om het probleem aan te pakken. Preventieve maatregelen zijn daarbij, zoals steeds, te verkiezen boven maatregelen die het probleem achteraf moeten verhelpen. Ze kosten minder en hebben ook meer kans op slagen.
22
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
Wat stelt de Gezinsbond voor? Op persoonlijk vlak ■
Wie problematische werkstress ervaart, kan tot op zekere hoogte leren om hiermee om te gaan. Daarvoor is het belangrijk zelf het taboe te doorbreken en het probleem te erkennen.
■
Bij de eerste symptomen moet de persoon in kwestie hulp zoeken en zich laten begeleiden. Dit kan in eerste instantie bij de huisdokter of arbeidsgeneesheer.
■
Voor wie ernstige symptomen heeft en zeker voor wie langer afwezig is, is het noodzakelijk ook een psycholoog in te schakelen want het is erg moeilijk om er zonder psychologische hulp uit te geraken. Ook een beroep doen op loopbaanbegeleiding kan heel nuttig zijn. Al deze hulpverleningsvormen zijn makkelijk vindbaar, betaalbaar en snel inzetbaar.
Binnen het gezin Het gezin en het familiale netwerk zijn een belangrijke bron van steun voor de persoon die problematische werkstress ervaart, maar heeft zelf ook behoefte aan steun. De instanties waarmee het getroffen gezin in zijn onmiddellijke omgeving te maken heeft, moeten in die gevallen ook effectief de nodige steun bieden. Zij beschikken over de nodige kennis en over de hulpverlening die er bestaat, zodat zij kunnen doorverwijzen naar professionele hulpverlening en begeleiding indien dit nodig blijkt. ■
■
Diensten die zich specifiek tot gezinnen richten, hebben voldoende kennis over het fenomeen van psychische vermoeidheid en burn-out. Zij vangen signalen op, met het oog op doorverwijzing naar preventieve en curatieve hulp. We denken hier bijvoorbeeld aan de Huizen van het Kind.
■
Kinderen van gestresseerde ouders kunnen met hun verhaal terecht bij diensten die zich specifiek tot kinderen richten, zoals Awel, en krijgen hulp om met de situatie om te gaan. Een ouder die een burn-out of problematische werkstress heeft, kan namelijk problemen hebben om de nodige aandacht en affectie te tonen zonder dat de kinderen weten wat er aan de hand is. Voor kinderen van alleenstaande ouders is dat nog meer nodig.
■
In sommige gevallen zijn kinderen de mantelzorgers van hun ouders die met acute psychische vermoeidheid en burn-out kampen. Het is belangrijk hen dan ook als mantelzorger te erkennen en te ondersteunen zonder dat men hen de band met hun zorgbehoevende ouders ontneemt (zie voorstellen m.b.t. de jonge mantelzorger in het thema ‘tot je recht komen in de zorg’).
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
23
■
In geval van relatieproblemen kan het koppel rekenen op relatieondersteuning.
■
Alle hulpverleningsvormen zijn toegankelijk, betaalbaar en snel inzetbaar omdat het vaak om acute problemen gaat.
Op de werkvloer ■
Iedere organisatie heeft aandacht voor de mens achter de werknemer.
■
Organisaties voeren een leeftijdsbewust personeelsbeleid en erkennen en waarderen het potentieel van al hun werknemers, ongeacht hun leeftijd.
■
Organisaties doen een degelijke risicoanalyse over de werksfeer en stressreductie en voeren de maatregelen die daaruit voortvloeien ook uit. Dat moet leiden tot een werkbare werkvloer en een verbeterd werkvermogen.
■
Iedere organisatie werkt aan een klimaat dat collegiaal en bemoedigend is voor medewerkers. Een goede sfeer op het werk is de beste buffer tegen werkstress.
■
Leidinggevenden leren luisteren naar hun medewerkers, geven feedback, stimuleren hen positief en tonen vertrouwen.
■
Iedere organisatie denkt na hoe ze taakvariatie en autonomie in alle jobs kan inbedden, zeker waar dit misschien op het eerste zicht niet vanzelfsprekend is.
■
Leidinggevenden hebben realistische verwachtingen over arbeidsvolume en doelstellingen van werknemers. Het leeftijdsaspect mag men hier niet ontkennen. Op gevaar af van clichématig te klinken, want oudere werknemers kan je zeker niet allemaal over één kam scheren, is het toch een realiteit dat sommige werknemers niet meer dezelfde werkdruk aankunnen en/of veerkracht hebben naarmate zij ouder worden.
■
Organisaties voorzien de nodige informatie, ondersteuning en begeleiding bij veranderingen in de werksituatie van personen en geven steeds het toekomstperspectief van de betrokken persoon mee. Bij grootschalige reorganisaties geldt dit eens te meer.
■
Zorg voor een zekere vorm van stabiliteit in het werk en vermijd bepaalde vormen van flexibiliteit die problematisch zijn voor de psychosociale belasting van werknemers en de duurzaamheid van jobs ondergraven.
■
Doorbreek het taboe over werkstress. Bevraag werknemers over het thema. Erken openlijk de bronnen van werkstress binnen het bedrijf en zoek de reden niet enkel bij de werknemer zelf.
■
Maak individuele werkstress bespreekbaar, zonder dat dit repercussies oplevert voor wie het probleem aankaart.
24
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
■
Voorzie inspraak in het zoeken naar oplossingen voor problematische werkstress, en dit op individueel en teamniveau, maar ook op niveau van de organisatie (bv. Ondernemingsraad, Comité van Preventie en Welzijn op het Werk).
■
Pak de bronnen van werkstress in de organisatie ook effectief aan.
■
Laat wie vaak of langdurig afwezig is wegens ziekte niet ‘met rust’, maar zoek samen op een individuele manier naar een oplossing voor de reden van de gezondheidsproblemen. Bied bij terugkomst na een burn-out de nodige ondersteuning en begeleiding, zodat de kans op herval vermindert.
Vanuit de overheid ■
Stel via zoveel mogelijk kanalen laagdrempelige informatie ter beschikking van personen en gezinnen over de symptomen van problematische werkstress en burn-out.
■
Zet bestaande informatie- en sensibilisatiecampagnes over werkbaar werk en werkvermogen naar organisaties verder en bied ondersteuning aan organisaties die actie willen ondernemen op het domein van werkstressreductie.
■
Ontwikkel specifieke campagnes inzake werkstressreductie voor sectoren waar nietkwaliteitsvolle arbeid vaak voorkomt. Zorg dat ook vrouwen en laaggeschoolden als risicogroepen bereikt worden.
■
Blijf loopbaanbegeleiding ondersteunen en promoot dit bij groepen die er nu nog veel te weinig gebruik van maken (laaggeschoolden…) als effectief instrument in de strijd tegen werkstress, bore- en burn-out.
■
Voorzie een voldoende groot, regionaal gespreid, toegankelijk en betaalbaar aanbod aan gespecialiseerde hulpverlening en begeleiding (Centra Geestelijke Gezondheidszorg, Centra Algemeen Welzijnswerk, loopbaanbegeleiding…).
■
Zorg voor een wettelijke regeling voor de uitoefening van klinische psychologie en psychotherapie om terugbetaling binnen de verplichte ziekteverzekering mogelijk te maken.
■
Voer inzake arbeidswetgeving een beleid dat het verschil erkent tussen zelfgekozen en opgelegde flexibiliteit. Zelfgekozen flexibiliteit moet versterkt worden, opgelegde niet.
■
Blijf de combinatie van werk en gezin ondersteunen en dit zowel voor werknemers als ondernemers.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
25
WERKLOOSHEIDSSTRESS, EEN MISKEND PROBLEEM
“Indien je erg veel stress ervaart tijdens je werkloos zijn, vergroot de kans op gezondheidsproblemen. Door de extra kosten die dat met zich meebrengt, heb je weer meer financiële zorgen.”
Ook ‘werkloos zijn’ kan een grote bron van problematische stress zijn. Op zich is dat helemaal niet zo vreemd. Voor mensen die altijd actief zijn geweest of staan te popelen om dat te worden, is gedwongen inactiviteit een bron van stress die vergelijkbaar is met mensen die op het werk te weinig of weinig uitdagend werk omhanden hebben. Net zoals bij burn-out, spelen ook hier persoonlijkheidskenmerken mee. Mensen die gemotiveerd, waardegedreven en perfectionistisch zijn, hebben meer kans op een burn-out als zij gedwongen inactief zijn.
De berekening van de uitkeringen is sinds de laatste hervorming van de werkloosheidsreglementering nog ingewikkelder geworden dan zij al was, en de daling gaat in een groter en sneller tempo, wat een grote onzekerheid met zich meebrengt. Mensen die werkloos zijn, moeten ook bewijzen dat ze intensief naar werk zoeken en hun zoekgedrag naar werk wordt gecontroleerd. Indien zij volgens de controlediensten niet voldoende intensief zoeken of niet bereidwillig genoeg zijn in het aanvaarden van jobs die hen worden aangeraden, kunnen zij hun uitkering voor bepaalde of onbepaalde duur verliezen. Dit kan ook een grote bron van stress vormen. ‘Werkloos worden’ betekent voor veel mensen niet alleen een grote inkomensval, maar verhoogt ook sterk het risico op armoede, zeker als de uitkering van de werkloze het enige gezinsinkomen is. Sinds de hervorming van 2012 valt het bedrag van de uitkering van veel werklozen in ons land onder de armoederisicodrempel. Die drempel is een soort van meetlat die, afhankelijk van de gezinslast, berekent of je met jouw inkomen het risico loopt om arm te zijn of niet. Dit betekent niet noodzakelijk dat je met een bepaald inkomen ook echt arm bent. Het kan immers zijn dat je wél rondkomt omdat er in je gezin nog een inkomen is, omdat je spaargeld hebt, of omdat je veel financiële steun krijgt van je familie. Ook gezondheidsproblemen spelen een rol. En daar wringt nu net het schoentje. Indien je erg veel stress ervaart tijdens je werkloos zijn, vergroot de kans op gezondheidsproblemen. Door de extra kosten die dat met zich meebrengt, heb je weer meer financiële zorgen. En die zorgen geven weer meer stress. Leven in armoede is, of je nu ziek bent of niet, in ieder geval een dagelijkse strijd om alle kosten en uitgaven te kunnen betalen en veroorzaakt op die manier ook weer heel wat stress.
26
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
Net als bij burn-out, zijn ook de gezinsleden slachtoffer van Tot nog toe heeft het deze stress en op de lange duur ook de samenleving. De fysieke beleid veel te weinig en mentale kans op gezondheidsproblemen bij de gezinsleden aandacht voor stress die werkzoekenden nemen immers ook toe, met bijhorende kosten voor de sociale kunnen hebben. zekerheid. Maar de gevolgen van problematische werkloosheidsstress gaan verder. Ook de samenleving als geheel lijdt onder de gevolgen ervan. Mogelijke uitingsvormen zijn agressiviteit in het verkeer of in de openbare ruimte. Ook verslavingen (alcohol, drugs, antidepressiva, andere medicatie…) nemen toe als gevolg van problematische werkloosheidsstress hetgeen nieuwe problemen veroorzaakt. Ook hier is sociale steun uit de gezins- of ruimere omgeving een bescherming tegen problematische stress door werkloosheid of werkonzekerheid. Tot nog toe heeft het beleid veel te weinig aandacht voor stress die werkzoekenden kunnen hebben. Er zijn op Vlaams vlak weliswaar speciale trajecten mogelijk voor personen met mentale gezondheidsproblemen of complexe problematieken die veraf staan van de arbeidsmarkt (de werk welzijnstrajecten), maar deze richten zich tot een zeer specifieke doelgroep. Ook algemene maatregelen voor alle werkzoekenden zijn nodig.
Wat stelt de Gezinsbond voor? Op persoonlijk vlak ■
Wie problematische werkloosheidsstress ervaart, kan tot op zekere hoogte leren om hiermee om te gaan. Daarvoor is het belangrijk zelf het taboe te doorbreken en het probleem te erkennen.
■
Van zodra de eerste symptomen van problematische stress opduiken, moet de persoon in kwestie hulp zoeken en zich laten begeleiden. Dit kan in eerste instantie bij de huisdokter.
■
Voor wie ernstige symptomen heeft, is het noodzakelijk ook een psycholoog in te schakelen want het is erg moeilijk er zonder psychologische hulp uit te geraken.
■
Al deze hulpverleningsvormen zijn makkelijk vindbaar, betaalbaar en snel inzetbaar.
Binnen het gezin ■
Het gezin en het familiale netwerk zijn een belangrijke bron van steun voor de persoon die problematische werkloosheidsstress ervaart, maar heeft zelf ook behoefte aan steun. De instanties waarmee het getroffen gezin in zijn onmiddellijke omgeving te maken heeft, bieden in die gevallen ook effectief de nodige steun.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
27
Zij beschikken over de nodige kennis over het fenomeen van acute psychische vermoeidheid en over de hulpverlening die er bestaat, zodat zij kunnen doorverwijzen naar professionele hulpverlening en begeleiding indien dit nodig blijkt. We denken hier aan kinderopvang, school, Huizen van het Kind, andere sociale diensten… ■
Kinderen van gestresseerde ouders kunnen met hun verhaal terecht bij diensten die zich specifiek tot kinderen richten, zoals Awel, en krijgen hulp om met de situatie om te gaan. Een ouder die problematische werkloosheidsstress heeft, kan namelijk problemen hebben om de nodige aandacht en affectie te tonen zonder dat kinderen weten wat er aan de hand is. Voor kinderen van alleenstaande ouders is er nog meer ondersteuning nodig.
■
In sommige gevallen zijn kinderen de mantelzorgers van hun ouders die met acute psychische vermoeidheid en burn-out kampen. Het is belangrijk hen dan ook als mantelzorger te erkennen en te ondersteunen zonder dat hen de band met hun zorgbehoevende ouders wordt ontnomen (zie voorstellen met betrekking tot de jonge mantelzorger in het thema ‘tot je recht komen in de zorg’)
■
In geval van relatieproblemen kan het koppel rekenen op relatieondersteuning.
■
Alle hulpverleningsvormen zijn toegankelijk, betaalbaar en snel inzetbaar omdat het vaak om acute problemen gaat.
Inzake de werkloosheidsuitkeringen ■
Werkloosheidsuitkeringen liggen boven de armoederisicodrempel en zijn gezinsgemoduleerd.
■
Werkloosheidsuitkeringen zijn minder complex zodat werkzoekenden meer zicht hebben op hun uitkeringen en de evolutie daarvan in de tijd.
Inzake de activeringsprocedure ■
Vriendelijke en respectvolle trajectbegeleiding op maat als allerbelangrijkste maatregel voor preventie van werkloosheidstress. Trajectbegeleiders moeten een positieve, begripvolle en stimulerende manier van omgaan met de werkzoekende ontwikkelen, eerder dan een sanctionerende en repressieve.
■
Begeleidings- en controlediensten van de werkzoekende zijn zich bewust van de risico’s van problematische stress en mogelijke mentale gezondheidsproblemen die de situatie van werkloosheid en het bijhorende inkomensverlies met zich meebrengt voor de werkzoekende en zijn gezin.
28
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
■
De trajectbegeleider erkent signalen van problematische stress en mentale gezondheidsproblemen van de werkzoekende en verwijst deze door naar professionele hulpverlening (bv. Centra Geestelijke Gezondheidszorg, Centra Algemeen Welzijnswerk…).
■
Arbeidsbemiddelingsdiensten waken er over dat zij mensen niet dwingen om jobs te aanvaarden die zij niet op duurzame wijze kunnen blijven uitvoeren en die tot gezondheidsproblemen lijden. Daarbij is empathie nodig, maar ook voldoende kennis van de exacte arbeidsomstandigheden van de betreffende jobs.
■
Arbeidsbemiddelingsdiensten houden rekening met de gezinslast van de werkzoekende, zeker als zij alleenstaande ouder of mantelzorger zijn. De nood aan voldoende gezinstijd is daarbij een richtinggevend principe, dat natuurlijk zal variëren van situatie tot situatie (leeftijd kinderen, alleenstaande ouder of niet, woon-werkafstand), zonder dat dit leidt tot het statuut van een persoon die ‘niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt’.
■
Het niet hebben van kinderopvang mag niet beschouwd worden als een reden om een persoon zijn effectieve werkloosheidsuitkering (of leefloon) af te nemen en onder te brengen in de categorie ‘niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt’.
■
Werklozen in een bijzondere zorgsituatie krijgen de kans hun mantelzorg verder te verstrekken, zonder dat zij daarbij hun uitkering verliezen en dit voor een gelijkaardige periode als een werkende persoon (verlofstelsels voor werklozen).
■
De arbeidsbemiddelingsdienst voorziet mogelijkheid tot overleg en inspraak over de doelstellingen en het traject naar werk. Er kunnen tal van legitieme redenen zijn waarom de werkzoekende bepaalde jobs of doelstellingen niet mogelijk acht.
■
De arbeidsbemiddelingsdienst formuleert de verwachtingen en de doelstellingen inzake het zoekgedrag naar werk op heldere en correcte wijze. Dit is een belangrijke bron van stresspreventie bij de werkzoekende en zeker voor kortgeschoolden en anderstaligen.
■
De arbeidsbemiddelingsdienst houdt rekening met de competenties van de persoon achter de werkzoekende. Werken onder je intellectuele mogelijkheden kan namelijk ook een bron van problematische stress vormen. De dienst geeft werkzoekenden de kans om jobs te zoeken die aansluiten bij hun talenten. Dit geldt eens te meer voor werkzoekenden van buitenlandse afkomst van wie het diploma hier niet erkend is.
■
Geef iedere werkzoekende de kans om zich te heroriënteren en zijn competenties te ontwikkelen. Begeleiding hoeft geen kortetermijntraject te zijn. We wijzen hier ook op het belang van onderwijstrajecten.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
29
■
De werkzoekende krijgt juiste en correcte informatie over de hoogte van de uitkering en de evoluties daarvan in de tijd. Deze informatie is beschikbaar bij alle instanties waar de werkzoekende terechtkomt. Zo heeft hij enig zicht op zijn financiële situatie in de toekomst.
Inzake het welzijns- en gezondheidsbeleid ■
Er moet dringend een wettelijke regeling komen voor de uitoefening van klinische psychologie en psychotherapie om terugbetaling binnen de verplichte ziekteverzekering mogelijk te maken.
30
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
NAAR MINDER WERKSTRESS EN WERKLOOSHEIDSSTRESS: SAMENVATTING Druk, druk, druk is de mantra van deze eeuw. Stress lijkt een normaal onderdeel van ons leven geworden, ook op het werk. Op zich is dat niet ongezond. Het wordt echter een probleem als het over een structurele vorm van stress gaat die je als psychisch belastend of problematisch ervaart. De onvoorspelbaarheid van je job kan een rol spelen, of slechte relaties met klanten of collega’s. Soms is er gewoon te veel werk om rond te raken. Naar schatting wordt 1 op de 3 werkenden in ons land getroffen door problematische stress; bij 1 op de 10 gaat het zelfs om acute psychische vermoeidheid. Minder geweten is dat niet alleen werk, maar ook werkloosheid enorm stresserend kan zijn. De onzekerheid of je al dan niet werk zult vinden en of je dit werk zult kunnen houden, is voor veel werkzoekenden een grote bron van problematische stress. Stress is niet noodzakelijk slecht. Maar soms wordt het te veel en dan ga je kopje onder met een burn-out. De gevolgen voor de betrokkene en zijn gezin zijn niet min. De Gezinsbond neemt deze signalen ernstig en wil zoeken naar een werkklimaat op mensenmaat, met aandacht voor het welzijn van de actieve professional, de ongeschoolde arbeidster met wisselende uren, maar ook van wie bang is om zijn job te verliezen of de werkzoekende. De Gezinsbond wil dat geen enkel gezin dat geconfronteerd wordt met problematische werk- en werkloosheidsstress aan zijn lot wordt overgelaten. Problematische werkstress en werkloosheidsstress mag men niet uitsluitend als een individuele verantwoordelijkheid zien. Ook in het gezin, de brede samenleving, de arbeidsorganisatie en in het beleid liggen sleutels om het probleem aan te pakken. De Gezinsbond wil inzetten op het vermijden van problematische werkstress en werkloosheidsstress door zowel preventief te werken als door het ondersteunen van werkenden, werklozen én hun gezin die met problematische stress te kampen hebben. Op individueel vlak wil de Gezinsbond dat symptomen van problematische stress veel sneller herkend worden zodat sneller hulp gezocht en geboden kan worden. Het doorbreken van het taboe op werkstress, burn-out en werkloosheidsstress is daarbij cruciaal. De overheid moet hierin een belangrijke rol spelen en blijvend inzetten op informatie- en sensibiliseringscampagnes. Hulpverlening moet toegankelijk, betaalbaar en snel inzetbaar zijn. De Gezinsbond vraagt daarom dringend een terugbetaling van psychische hulpverlening. De hulpverlening moet oog hebben voor het gezin van de betrokkene. Het gezin kan een buffer bieden tegen problematische stress, maar ook partners en kinderen kunnen ondersteuning nodig hebben.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
31
Op de werkvloer is preventie van werkstress een prioriteit. Duurzame tewerkstelling met stabiele jobs die je met plezier kan blijven uitoefenen tot aan de pensioenleeftijd is daarbij cruciaal. Iedere organisatie moet hieraan werken samen met zijn werknemers en nagaan of ze de werksfeer en de werkorganisatie kan verbeteren in functie van het reduceren van het risico op burn-out. Werkstress moet bespreekbaar zijn en werknemers die er door getroffen worden moeten de nodige ondersteuning en begeleiding krijgen. Specifiek voor werkzoekenden vormt de onzekerheid en het risico op armoede een bron van stress. Werkloosheidsuitkeringen moeten daarom boven de armoederisicodrempel liggen en gezinsgemoduleerd zijn. Tijdens de activeringsprocedure moet er oog zijn voor het risico op problematische stress. Het is daarbij belangrijk dat het voor de werkzoekenden duidelijk is wat van hen verwacht wordt en dat zij inspraak krijgen in het formuleren van deze verwachtingen. Het activeringstraject is gericht op de toeleiding naar duurzame jobs en houdt rekening met de gezinssituatie, de beschikbaarheid van kinderopvang en bijzondere zorgsituaties.
32
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
NAAR EEN GEZONDERE LEEFOMGEVING VOOR IEDEREEN Regelmatig schudden krantenkoppen ons wakker over de effecten van milieuvervuiling op onze gezondheid. Internationale organisaties wijzen erop dat het milieu een invloed heeft op meer dan 80 hedendaagse ziektes zoals astma, allergieën, kanker, luchtwegproblemen, maar ook zwaarlijvigheid, vruchtbaarheidsproblemen... Naar schatting zijn deze milieuvervuilende factoren verantwoordelijk voor 15 tot 20 % van alle overlijdensgevallen in 53 Europese landen.1 Ook gezinnen maken zich almaar meer ongerust over de invloed van het vervuild milieu op hun gezondheid, zeker als het de gezondheid van hun kinderen betreft.
“Je gaat pas over de negatieve effecten van milieuvervuiling nadenken als jezelf de negatieve gevolgen (op je gezondheid) ervaart.”
Kinderen, en andere kwetsbare groepen zoals ouderen, zieken en kansarmen zijn extra gevoelig voor de schadelijke stoffen uit het milieu op de gezondheid. Kinderen zijn geen kleine volwassenen want hun lichamelijke ontwikkeling is nog volop in gang. Gezinnen vragen dat de overheden actie ondernemen.
Chemicaliën, luchtkwaliteit (zowel binnen als buiten), elektromagnetische velden, lawaai, klimaatsverandering… gezinnen worden er steeds meer mee geconfronteerd. De Gezinsbond concentreert zich voor zijn Beleidsproject 2014 op gezondheidsrisico’s door hormoonverstorende stoffen en luchtvervuiling. Milieu en gezondheid is één van de prioriteiten binnen het Europees milieubeleid.2 Beide onderwerpen bepalen de komende jaren de Europese milieuagenda, die op haar beurt weer die van België en Vlaanderen sterk beïnvloedt.
DE KINDNORM De Gezinsbond lanceerde in 2010 het concept ‘kindnorm’3. Wij vragen de overheid om zoveel mogelijk maatregelen te nemen, die aangepast zijn aan de meest kwetsbare groep binnen de maatschappij, namelijk kinderen. Als men de meest kwetsbare groepen beschermt tegen schadelijke stoffen, is iedereen hier bij gebaat. Dat is het ‘design for all’ principe.
BELEIDSPROJECT 2014
Als men de meest kwetsbare groepen beschermt tegen schadelijke stoffen, is iedereen hier bij gebaat. Dat is het ‘design for all’ principe.
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
33
HORMOONVERSTORENDE STOFFEN Hormoonverstorende stoffen zitten in heel wat producten waar we dagelijks mee in aanraking komen, zoals voedsel, cosmetica- en verzorgingsproducten, elektronische apparaten en voedselverpakkingen.4 Die blootstelling draagt bij aan de sterke stijging van ziektes. De meeste gezinnen zijn zich niet bewust van deze schadelijke stoffen in alledaagse producten, en zoeken dus niet naar alternatieven. Uit een studie van de Vrije Universiteit Brussel blijkt dat kleuterscholen met veel plastieken meubels en speelgoed een veel hogere concentratie kennen aan hormoonverstorende stoffen in de lokalen. Deze schadelijke stoffen zijn ook in het huisstof te vinden, juist daar waar kleuters spelen.
De gevolgen van hormoonverstorende stoffen Volgens Europa is de link tussen bepaalde ziekten en hormoonverstorende stoffen vandaag de dag algemeen aanvaard.5 Zo kunnen ziekten zoals kanker, obesitas en diabetes, verminderd sperma en misvormde genitaliën alsook een laag geboortegewicht en vervroegde pubertijd bij meisjes gelinkt worden aan hormoonverstorende stoffen.
Kinderen zijn gevoeliger voor hormoonverstorende stoffen Een rapport van de Verenigde Naties stelt dat we nu weten dat er bijzondere kwetsbare periodes zijn voor ongeboren kinderen en jonge kinderen terwijl de blootstelling bij volwassenen een veel kleiner effect heeft. Steeds meer wetenschappers stellen dat hormoonverstorende stoffen al een effect kunnen hebben bij zeer lage doses, in tegenstelling tot wat tot nu toe als algemene regel heeft gegolden. Bij kinderen is het zo dat blootstelling aan hormoonverstorende stoffen tijdens de ontwikkeling (als foetus of als jong kind) een permanent effect kan hebben indien de blootstelling gebeurt op het moment dat een bepaald weefsel of orgaan zich aan het ontwikkelen is. Deze effecten kunnen echter pas veel later tot uiting komen.
De kindnorm in het beleid van hormoonverstorende stoffen We moeten dus kinderen extra beschermen tegen hormoonverstoorders, maar het beleid houdt daar geen rekening mee. Het Europees Parlement dringt er wel op aan dat de Europese Commissie vóór 1 juni 2015 een wetgeving moet voorstellen. Daar zouden dan ook maatregelen in moeten staan die met name kwetsbare groepen zoals zwangere vrouwen, baby’s, kinderen en tieners tegen hormoonontregelaars moeten beschermen.
34
Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen
BELEIDSPROJECT 2014
Wat stelt de Gezinsbond voor? We moeten dus kinderen extra beschermen tegen hormoonverstoorders, maar het beleid houdt daar geen rekening mee.
De Gezinsbond pleit ervoor dat men de nodige maatregelen neemt zodat geen schade wordt toegebracht aan gezondheid en ontwikkeling van kinderen door hormoonverstorende stoffen. Aangezien het tijdstip van blootstelling een bepalende factor kan zijn voor het ontstaan van gezondheidsproblemen, moeten (ongeboren) kinderen extra beschermd worden.
Europa ■
De Gezinsbond steunt de resolutie van het Europees Parlement die erop aandringt bij de Commissie om in het kader van de huidige evaluatie van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars van 1999 een systematisch onderzoek te verrichten naar alle bestaande wetgeving op dit gebied en waar nodig uiterlijk 1 juni 2015 de bestaande wetgeving te wijzigen of voorstellen voor nieuwe wetgeving in te dienen, waaronder wetgeving inzake gevaren- en risicobeoordelingen, met het oog op het verminderen van de blootstelling van mensen, en met name kwetsbare groepen zoals zwangere vrouwen, baby’s, kinderen en tieners, aan hormoonontregelaars’.
Bij het bepalen van de criteria in het kader van de regelgeving van schadelijke stoffen (REACH6) rekening houden met combinatie- en lange termijn effecten, alsook met de effecten van blootstelling aan hormoonverstorende stoffen tijdens kwetsbare fases in de ontwikkeling van het (ongeboren) kind. Maximale toepassing van het voorzorgsprincipe. De Europese Commissie had eind 2013 criteria moeten voorstellen om te bepalen hoe men hormoonverstorende stoffen als ‘substances of very high concern’ kan definiëren. Dat is nog altijd niet gebeurd. ■
■
De huidige benadering van REACH, om de schadelijkheid en het hormoonverstorende potentieel, stof per stof te onderzoeken, te doorbreken. Het proces van registratie en autorisatie verloopt op die manier veel te traag.
■
Productnormen ontwikkelen voor chemicaliën, m.n. hormoonverstorende stoffen, in producten bestemd voor kinderen (speelgoed, kinderkleding en -textiel, kinderverzorgingsproducten).
■
Kaderwetgeving uitwerken dat de consument, en zeker de meest kwetsbare groepen zoals kinderen, beschermt. De Europese regelgeving betreffende chemicaliën is nu verdeeld over heel wat verschillende richtlijnen en verordeningen. Er bestaat geen uniforme benadering voor chemicaliën in consumentenproducten. Er zijn dus verschillende wetten die chemicaliën in allerlei dagelijkse producten regelen, zoals gewasbeschermingsmiddelen (pesticiden), biociden, cosmetica, REACH en speelgoed.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen
35
■
Consumenten informeren over de mogelijke gezondheidsrisico’s aan hormoonverstorende stoffen in begrijpelijke en makkelijk toegankelijke taal zodat de consument op basis van die informatie zelf in staat wordt gesteld overwogen keuzes te maken met betrekking tot het gebruik van bepaalde producten en eventuele voorzorgsmaatregelen te nemen (zoals een zwangere vrouw die besluit geen biociden in huis te gebruiken).
■
Indicatoren en biomonitoring, specifiek voor de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen tijdens de kindertijd, ontwikkelen.
België ■
Specifiek actieplan milieu en gezondheid voor kinderen opstellen en uitvoeren. In navolging van een aantal andere Europese landen (Groot-Brittannië, Oostenrijk, Nederland).
■
Keuringsdienst/label voor kinderen. Kindvriendelijkheid van producten en diensten via een set van op te stellen indicatoren.
■
Veiligheidseisen voor bouw en inrichten van kinderopvanginitiatieven en (kleuter)scholen.
■
Duidelijkere voorlichting over de veiligheid van alle speelgoed.
■
Consumenten informeren over mogelijke gezondheidsrisico’s van hormoonverstorende stoffen in begrijpelijke en makkelijk toegankelijke taal zodat de consument op basis van die informatie zelf in staat is overwogen keuzes te maken m.b.t. het gebruik van bepaalde producten en eventuele voorzorgsmaatregelen te nemen tijdens de zwangerschap en kort na de geboorte.
Vlaanderen ■
Jongeren- en Kindeffectenrapportage (JoKER) uitbreiden met gezondheidsrisico’s. Sinds 1997 bestaat in Vlaanderen de verplichting om bij elk ontwerp van decreet ‘voor zover de voorgenomen beslissing het belang van het kind rechtstreeks raakt’ een JoKER toe te passen. Het is geen evaluatie van het kinderrechtenbeleid, maar een proactieve toetsing naar noden en behoeften van kinderen. Het toepassingsgebied van de JoKER is momenteel te beperkt.
36
Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen
BELEIDSPROJECT 2014
LUCHTVERVUILING Luchtvervuiling heeft het afgelopen jaar heel wat aandacht gekregen. Het halen van een frisse neus in Vlaanderen en Brussel is niet altijd even gezond als je zou denken. Gemiddeld verliest de Belg één gezond levensjaar. Voor een verstedelijkt gebied als Antwerpen bedraagt de vermindering van de levensverwachting maar liefst 3 jaar.7 “Geen gehoor bij de In Europa sterven er jaarlijks meer dan 400.000 mensen gemeente. We vragen al jaren om bomen voortijdig door luchtvervuiling en dat is onaanvaardbaar. naast de drukke weg, De luchtkwaliteit is er voor een aantal stoffen op vooruit tegen het fijn stof.” gegaan maar onze blootstelling aan fijn stof en stikstofdioxide zeker niet. Transport is één van de belangrijkste bronnen van deze luchtvervuiling. Met name de verstedelijkte gebieden hebben te lijden onder het verkeer want het leven naast drukke wegen leidt tot 15-30 % nieuwe astmagevallen bij kinderen en long- en hartaandoeningen bij ouderen, met een jaarlijkse economische kost van 300 miljoen euro. Studies geven aan dat achtergestelde wijken vaak extra getroffen worden door milieuen gezondheidsproblemen waardoor mensen met een lagere sociaal-economische status extra belast worden. Kinderen in steden, en met name die in achterstandswijken, lijden het meest.
De gevolgen van slechte luchtkwaliteit Er zitten heel wat schadelijke polluenten in de lucht, zoals ozon, Voor ultrafijn stof zijn er (ultra)fijn stof, asbest enz.8 In Vlaanderen en Brussel bedreigen momenteel geen wettelijke vooral fijn stof (PM) en stikstofdioxide (NO2) de volksgezondheid. normen. Er worden dus Hoewel de gemiddelde concentratie fijn stof gemeten over een geen metingen naar ultrafijn stof uitgevoerd. jaar flink is gedaald in de afgelopen jaren, zijn er nog te veel dagen met te hoge concentraties fijn stof. Ultrafijn stof PM 2,5 heeft de grootste invloed op de gezondheid omdat ze diep in de longen doordringt, in het bloed wordt opgenomen en omdat ze werkt als een soort van sponsje die andere chemicaliën uit de lucht meeneemt. Voor ultrafijn stof zijn er momenteel geen wettelijke normen. Er worden dus geen metingen naar ultrafijn stof uitgevoerd. Door de slechte luchtkwaliteit leven we gemiddeld in België minder lang, maar ook cardiovasculaire ziekten, kanker, allergie, astma, vroeggeboorten, obesitas en diabetes worden in verband gebracht met luchtvervuiling9. Naast al het verschrikkelijke persoonlijke leed brengen deze ziekten ook kosten met zich mee. BELEIDSPROJECT 2014
Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen
37
Ziekte door luchtvervuiling leidt tot tienduizenden ziekenhuisopnames, miljoenen gevallen van medicijnengebruik, die zorgen voor aanzienlijke kosten in de gezondheidszorg.
Kinderen zijn gevoeliger voor luchtvervuiling Heel wat kwesties vereisen nog verder onderzoek, maar er is een overvloed aan onderzoek dat het verband tussen luchtverontreiniging en de gezondheid van kinderen aantoont. Luchtvervuiling beïnvloedt kinderen al in de prenatale periode wanneer de organen zich ontwikkelen. De omgeving waarin de moeder zich bevindt, is van groot belang. Het effect van luchtverontreiniging op ongeboren baby’s is volgens het Europees Milieuagentschap vergelijkbaar met het effect van passief roken. Het wordt steeds duidelijker dat blootstelling aan milieuvervuiling vroeggeboorten en laag geboortegewicht tot gevolg kunnen hebben. Moeders die blootgesteld worden aan relatief hoge concentraties fijn stof hebben 26 % meer kans op een kind dat bij de geboorte te klein is.
Luchtvervuiling beïnvloedt kinderen al in de prenatale periode wanneer de organen zich ontwikkelen.
De vroege kindertijd is ook van groot belang voor de verdere ontwikkeling van bijvoorbeeld de hersenen, longen, immuunsysteem, longfunctie en neurologische aandoeningen of het verergeren van bestaande aandoeningen zoals astma. Vroeggeboren baby’s zijn extra kwetsbaar voor milieuvervuiling. Vergeleken met volwassenen hebben kinderen ook een groot longoppervlak in verhouding tot hun lichaamsgewicht en ademen zij 50 % meer lucht per kilogram lichaamsgewicht. Zij sporten en spelen meer dan volwassenen in de buitenlucht.
De kindnorm in het luchtbeleid We moeten dus kinderen extra beschermen, maar dat is nog niet vertaald in het beleid. Er bestaan bepaalde Europese grens- en richtwaarden, maar volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zijn een aantal van die waarden veel te hoog, zelfs voor volwassenen. Het luchtbeleid moet gebaseerd zijn op de volgende richtlijnen: (1) kinderen en andere kwetsbare groepen, zoals zieken en ouderen, definiëren als voornaamste doelgroep en (2) luchtkwaliteitsnormen die ambitieus genoeg zijn zodat kinderen en andere kwetsbare groepen lucht kunnen inademen die onschadelijk is voor hun gezondheid.
Wat stelt de Gezinsbond voor? De Gezinsbond pleit ervoor dat de verschillende administratieve niveaus, naar gelang hun bevoegdheden, de nodige maatregelen nemen zodat geen schade wordt toegebracht aan gezondheid vanwege luchtvervuiling.
38
Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen
BELEIDSPROJECT 2014
Europa ■
De herziening van de Europese luchtkwaliteitsnormen moet de (strengere) richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie opvolgen. Invoering van wettelijke normen voor ultrafijn stof.
■
Verstrengen van de emissienormen voor voertuigen en van de testprocedures van auto’s. De uitstoot van dieselvoertuigen is in reële omstandigheden namelijk hoger dan de berekende emissies op basis van de euronormen.
■
Integratie met het klimaatbeleid. Beleidsmaatregelen mogen elkaar niet tegenwerken. Maatregelen die goed zijn voor het klimaat, zijn dat niet altijd voor de luchtkwaliteit, bv. verbranding hout (houtpellets).
■
Indicatoren en biomonitoring, specifiek voor de blootstelling aan luchtvervuiling tijdens de kindertijd, ontwikkelen.
Federaal ■
‘Verdieseling’ van het wagenpark tegengaan. Bv. een gezondheidscomponent bij fiscale aftrekbaarheid van bedrijfswagens inbouwen. Om het wagenpark te vergroenen, mag men niet alleen naar de CO2-uitstoot van wagens kijken, maar ook naar de effecten van de wagen op de luchtkwaliteit.
Het bevorderen van elektrisch personenvervoer is een interessant spoor om luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidsoverlast te verminderen. De aankoop van elektrische en hybride gezinswagens moeten voor gezinnen financieel aantrekkelijker worden gemaakt door het toekennen van fiscale voordelen voor elektrische en hybride wagens. Er moet verder geïnvesteerd worden in elektrische oplaadpunten. De overheden kunnen hier vanuit een voorbeeldfunctie elektrische wagens opnemen in hun wagenpark. Voorwaarde hierbij is dat de opgewekte en verbruikte energie een duurzaam karakter heeft. ■
■
Filetaks invoeren. In navolging van andere grote steden in de EU, zoals Stockholm en Londen, via tolpoorten om verkeer te verminderen en luchtkwaliteit te verbeteren. De opgehaalde taksen moeten dienen om alternatieve vervoersmiddelen te ontwikkelen.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen
39
Vlaanderen ■
Gezondheidscomponent inbouwen in de hervorming van de verkeerbelasting. Naast CO2 en NOX moeten ook fijn stof en black carbon hierbij worden gewogen.
■
Internaliseren van externe kosten. De ziektekosten, de afwezigheid van werknemers en de schade aan ecosystemen moeten evenveel doorwegen als bijkomende kosten voor bedrijven. Dit heet het internaliseren van externe kosten. Alleen zo ontstaat een evenwichtig beeld van alle kosten van luchtvervuiling op de maatschappij in zijn geheel, en dit op langere termijn. De externe kosten worden nu gedragen door individuen en de maatschappij omdat we niet weten hoe de kosten van luchtvervuiling te verdelen. Dus niemand heeft een economische drijfveer om luchtbeleid aan te pakken.
■
Specifieke maatregelen voor kwetsbare groepen. De huidige Europese richtlijnen over luchtkwaliteit bepalen dat men nationale luchtkwaliteitsplannen moet ontwikkelen als bijkomend beleidsinstrument. Deze moet men implementeren in gebieden en agglomeraties waar de omgevingsconcentratie van vervuilende stoffen de relevante luchtkwaliteitslimieten en/ of –normen overschrijden. Deze luchtkwaliteitsplannen moeten specifieke bijkomende maatregelen voor kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals kinderen, bevatten.
■
Invoering van een algemeen kader waarbij de gewesten, in overleg, werk maken van de invoering van een slimme kilometerheffing dit zowel voor vrachtverkeer als personenwagens.
■
Afstandcriterium voor gevoelige bestemmingen. Speeltuinen, kinderdagverblijven, scholen, sportfaciliteiten en andere plaatsen waar kinderen veel tijd doorbrengen niet plannen naast zones die de luchtkwaliteitsnormen overschrijden, zoals zones met zwaar verkeer. Ten aanzien van woonwijken met een jonge bevolking zwaar verkeer weren.
■
Inzetten op een doordachte ruimtelijke ordening waarbij de stads- en dorpskernen worden versterkt door het met openbaar vervoer bereikbaar maken van diensten voor bewoners.
■
Lage emissiezones en groene zones in steden.
■
Verlagen van de snelheidslimieten in zones waar gevoelige groepen verblijven.
■
STOP-principe implementeren op lokaal niveau zodat de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen vermindert.
■
Investeren in duurzaam openbaar vervoer: focus woon-werkverkeer. Veel Europese steden hebben te kampen met verstopte wegen die luchtvervuiling, lawaai en ongevallen veroorzaken. Auto’s blijven de heilige koe en volgens de Europese Commissie wordt 75 % van het woon-werk verkeer met de auto afgelegd, en verwachten ze een stijging met 40 % tot 2030. Dit terugdringen vraagt gerichte investeringen in een goed verspreid openbaar vervoer.
40
Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen
BELEIDSPROJECT 2014
■
Het stimuleren van de elektrische fiets als alternatief voor de wagen voor woonwerkverkeer en korte afstanden. Dit moet gepaard gaan met een uitbreiding van het fietsnetwerk. De uitbouw van ‘fietssnelwegen’ moet verder uitgebreid worden. De Gezinsbond wil een rol spelen in de sensibilisering van het veilige gebruik van de elektrische fiets.
■
Naast het verkeer bepaalt ook het huishoudelijke energieverbruik in belangrijke mate de kwaliteit van de lucht. Isolatiewerkzaamheden in verouderde huizen (zowel huurwoningen als woningen bewoond door de eigenaar) moeten daarom gestimuleerd worden. Vanuit de efficiëntieoverwegingen verdient de aanpak op bouwblokniveau in verouderde stadsdelen extra stimulansen. Bij het ontwerpen van nieuwbouwwijken en groepswoningen moet zoveel mogelijk worden ingezet op het gebruik van restwarmte.
1
European Environmental Agency, “The European environment – state and outlook 2010” (“SOER 2010”).
2
Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet, Voorstel voor een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie, Europese Commissie, juni 2013.
3
Zie ‘Focus op Kindnorm – Uitdagingen voor een betere levenskwaliteit, Gezinsbond, November 2010 en zie http:// www.gezinsbond.be/index.php?option=com_content&view=category&layout=blog&id=225&Itemid=490
4
The impacts of endocrine disruptors, European environmental Agency, 10 mei 2012.
5
Idem 4.
6
REACH-wetgeving = European Community Regulation on chemicals and their safe use.
7
Amann M. et. al, 2005, uit SAR WGG Proactief advies De impact van luchtvervuiling op de volks)gezondheid en de nood aan nieuwe beleidsperspectieven, Brussel, 27 juni 2013.
8
Voor meer uitleg zie SAR WGG, Proactief advies De impact van luchtvervuiling op de (volks)gezondheid en de nood aan nieuwe beleidsperspectieven, Brussel, 27 juni 2013.
9
Idem 8.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress en werkloosheidsstress
41
NAAR EEN GEZONDERE LEEFOMGEVING VOOR IEDEREEN: SAMENVATTING Regelmatig schudden krantenkoppen ons wakker over de effecten van milieuvervuiling op onze gezondheid. Ook gezinnen maken zich almaar meer ongerust over de invloed van het vervuild milieu op hun gezondheid, zeker als het de gezondheid van hun kinderen betreft. Kwetsbare groepen zoals kinderen, ouderen, zieken en kansarmen zijn extra gevoelig voor de schadelijke invloed van milieuvervuiling. Een belangrijke bron van milieuvervuiling die onze gezondheid bedreigt is de slechte luchtkwaliteit door het teveel aan fijn stof in onze atmosfeer. Minder bekend bij het grote publiek is de schadelijke invloed van hormoonverstorende stoffen op onze gezondheid. Deze stoffen vind je nog steeds in heel wat chemicaliën die bijvoorbeeld gebruikt worden voor pesticiden, maar ook voor nagellak, shampoo of geplastificeerde prints op kinderpyjama’s. Gezinnen kunnen aan deze milieurisico’s niet ontkomen door hun gedrag bij te sturen. Ze hebben als individueel gezin niet veel vat op de gezondheid van het leefmilieu of van de consumptiegoederen. Daarom wil de Gezinsbond dat de risico’s verminderen, zodat we met zijn allen gezonder kunnen leven. Wij ijveren daarbij voor het invoeren van een “kindnorm”: de overheid moet maatregelen nemen om onze leefomgeving aan te passen aan kinderen, op vele vlakken de meest kwetsbare groep in onze maatschappij. Als men kinderen beschermt, is iedereen hier mee gebaat (‘Design for all’ principe). HORMOONVERSTORENDE STOFFEN De Gezinsbond pleit er voor om de gezondheid van kinderen te beschermen tegen hormoonverstorende stoffen door de blootstelling aan deze schadelijke stoffen te beperken, reeds van in de buik van de moeder. Blootstelling aan hormoonverstoorders kan de ontwikkeling van de foetus immers verstoren. Veel milieuwetgeving situeert zich op het Europese niveau. De Gezinsbond vraagt aan Europa om een globale aanpak op het vlak van hormoonverstorende stoffen te ontwikkelen met onder meer productnormen afgestemd op kinderen. De wetgeving moet aangepast zijn aan de mogelijke effecten op lange termijn en de effecten van blootstelling tijdens kwetsbare fases in het (ongeboren) leven. Op Belgisch vlak hebben we dringend nood aan een actieplan “milieu en gezondheid” vanuit het perspectief van de kindnorm. Andere landen zoals Nederland gaven hier het goede voorbeeld. De overheid heeft eveneens een belangrijke rol te vervullen in het informeren van consumenten over de hormoonverstorende stoffen in de producten in de winkelrekken. Vandaag weet de consument hier immers heel weinig over en is het moeilijk om hormoonverstoorders te vermijden.
42
Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen
BELEIDSPROJECT 2014
LUCHTVERVUILING Luchtvervuiling heeft de voorbije tijd heel wat aandacht gekregen. Fijn stof is in het dichtbevolkte Vlaanderen een bron van gezondheidsproblemen. Het verkeer is daarbij een belangrijke boosdoener. Kinderen zijn extra gevoelig voor luchtvervuiling en achtergestelde wijken worden vaak extra getroffen door milieu- en gezondheidsproblemen. De Gezinsbond wil dat alle overheden maatregelen nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Op Europees vlak moet er dringend werk worden gemaakt van de invoering van strengere wettelijke normen voor fijn stof en moeten de emissienormen voor voertuigen naar beneden. Het federaal niveau vragen we maatregelen om de ‘verdieseling’ van het wagenpark tegen te gaan door bijvoorbeeld een gezondheidscomponent in te bouwen voor de fiscale aftrekbaarheid van bedrijfswagens. Verder zijn het invoeren van een filetaks en het promoten van elektrische en hybride wagens interessante pistes. Ook de gewesten moeten een versnelling hoger schakelen. Het gaat daarbij om maatregelen om het openbaar vervoer te versterken en het autoverkeer te beperken door bijvoorbeeld de invoering van een slimme kilometerheffing voor personenwagens. Ook een doordachte ruimtelijke ordening en specifieke maatregelen op plaatsen waar veel kinderen en andere kwetsbare groepen samenkomen, kunnen een positieve invloed uitoefenen.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar een gezondere leefomgeving voor iedereen
43
44
BELEIDSPROJECT 2014
Veranderende levenskwaliteit
Goed wonen voor ouderen Tot je recht komen in de zorg BELEIDSPROJECT 2014
45
GOED WONEN VOOR OUDEREN ‘Verzilveren’ dekt als begrip op een treffende manier de demografische evolutie die zich voltrekt. Meer dan ‘vergrijzen’, dat eerder verwijst naar vervagen en verminderen van scherpte, geeft verzilveren aan dat de levensloop van ouderen een eigen glans en kwaliteit krijgt. Verzilveren betekent ook dat men de opgebouwde levenservaringen mee kan nemen in die nieuwe levensfase. Dat positieve inkleuren van het ouder worden, is zonder twijfel één van de belangrijke verworvenheden van de naoorlogse generaties. De stijging van de gemiddelde leeftijd heeft de zelfstandigheid van vele senioren bevorderd. Dat betekent ook dat heel wat ouderen een actieve rol opnemen in de zorg voor anderen of in verschillende vormen van maatschappelijk engagement. Het beeld van de hulpbehoevende oudere verschuift op die manier naar een beeld van een mondige en betrokken burger. Ondanks deze troeven wil de Gezinsbond oog hebben voor het feit dat het goed wonen van ouderen niet altijd rimpelloos verloopt.
GOED WONEN VAN OUDEREN STAAT VOOR NIEUWE UITDAGINGEN! Deze uitdagingen zijn behoorlijk groot. De studiedienst van de Vlaamse regering voorziet dat het aandeel van de 65-plussers tussen 2010 en 2040 stijgt van 18,3 % naar 26,7 %. Het aandeel van de 80-plussers stijgt in dezelfde periode van 5,1 % naar 9,4 %. Het pensioendebat en de zorgbehoefte, die zal toenemen en wellicht chronischer van aard wordt, staan nu al hoog op de agenda. De Vlaamse overheid geeft tegelijk aan dat het armoederisico bij ouderen hoger ligt dan gemiddeld. Bijna één op drie ouderen heeft een inkomen dat niet volstaat om een verblijf in een woonzorgcentrum te bekostigen. Daartegenover wordt gezegd dat het hebben van een eigen woning een belangrijk appeltje voor de dorst en een buffer tegen die armoededreiging is. Maar is dat wel zo?
“Wacht niet om over je woontoekomst te praten, doe dat terwijl het nog leuk is.”
46
Goed wonen voor ouderen
Het woonbeleid van de voorbije decennia heeft zeer sterk de eigendomsverwerving mogelijk gemaakt. Met als gevolg dat we in Vlaanderen een zeer verspreide bebouwing en veel alleenstaande woningen met vaak een behoorlijk grote tuin vinden. Daarenboven hebben veel van deze woningen verouderde comfortvoorzieningen en de isolatie van woningen is een vrij recent aandachtspunt. Dat maakt dat de woning in heel wat gevallen zeker niet aangepast is aan de conditie en mogelijkheden van ouderen. Deze woningen dreigen in de komende jaren aan waarde te verliezen. Daardoor bieden zij niet langer het verhoopte
BELEIDSPROJECT 2014
financiële houvast aan de bewoners. Tegelijk verhogen deze woningen een aantal kosten. De bewoners dreigen meer onderhevig te zijn aan ziekten of valpartijen. Ook de kosten van dienstverlening aan deze ouderen wordt bijvoorbeeld door de verspreide bebouwing opgedreven. Denken we maar aan de extra verplaatsingskosten voor thuiszorg, poetsdiensten, postbedeling, winkelen, enz. Tot slot brengt deze vorm van wonen voor veel ouderen ook sociale problemen mee: vereenzaming, sociaal isolement… De uitdaging om voor ouderen een combinatie van aangepast en kwalitatief wonen met een zorgaanbod op maat te voorzien, is dus groot. Meer en meer ouderen bereiden die overgang geleidelijk en bewust voor. Om te vermijden dat deze keuzemogelijkheden beperkt blijven tot wie het mentaal en financieel aankan, moet er maatschappelijk en politiek nagedacht worden wat er nodig is om het perspectief van goed wonen voor alle ouderen te realiseren. Dat vergt ondersteuning van de zelfstandige keuzes van ouderen, het creatief openbreken van de zorgmogelijkheden en een vernieuwd samenspel tussen de professionele en vrijwillige omkadering van senioren in hun leefomgeving. Een goede woonsituatie is voor de komende generaties ouderen een uitdaging, maar niet evident. Zelfs voor de grote groep eigenaars bieden veel woningen geen voldoende kwaliteits- of financiële garantie. Dat heeft zowel met onze geschiedenis op het vlak van ruimtelijke ordening en wonen als met de te verwachten zorgbehoeften te maken. Daartegenover biedt de toegenomen autonomie van ouderen uitstekende kansen om de nodige stappen naar verandering te zetten. Dat is voor de Gezinsbond het uitgangspunt om er over te waken dat ouderen met hun specifieke woon- en zorgvragen niet uit de boot vallen.
EEN BLIK OP DE HUIDIGE SITUATIE De overgrote meerderheid van de ouderen woont nog thuis. Eind 2012 bedroeg het aantal 65-plussers in Vlaanderen ruim 1,2 miljoen, ongeveer 7 % daarvan is residentieel opgenomen. Dat komt overeen met bijna 70.000 plaatsen die beschikbaar zijn in woonzorgcentra, maar er is ook de vaststelling van lange wachtlijsten. Uiteraard is het zo dat het aantal opnames stijgt met de leeftijd. In de publicatie “Een huis? Een thuis! Over ouderen en wonen” vind je een analyse van de woonsituatie van de thuiswonende ouderen. Een onderzoek dat kadert in de reeks ‘ouderenbehoefteonderzoeken’ of Belgian Ageing Studies. Deze onderzoeken willen vanuit de inbreng van ouderen zelf, gegevens verzamelen als basis voor een actief lokaal ouderenbeleid. Dit boek analyseert de kenmerken en woonsituatie van 60-plussers.
BELEIDSPROJECT 2014
Goed wonen voor ouderen
47
De eigenschappen van de woning en de woonomgeving en de motieven die meespelen bij het overwegen van een verhuis komen aan bod. Zo krijgen we een goed beeld van de woonsituatie en de woonwensen van ouderen. Welke belangrijke conclusies komen uit dit boek naar voor? ●
De overgrote meerderheid van de 60-plussers woont echt zelfstandig thuis; slechts 1 op 40 woont in een alternatieve woonvorm en evenveel woont in bij de kinderen. Dit laatste lijkt een opmerkelijke daling tegenover de vorige generaties.
●
Ruim 80 % van de respondenten woont in een eigen woning, maar naarmate zij ouder worden, daalt dat percentage. De woning van de oudere is gemiddeld 45,7 jaar oud en meer dan 1 op 4 woont in een woning ouder dan 50 jaar.
●
Naast gezondheidsproblemen zijn het vaak tekorten in de woning die maken dat men er niet kan blijven wonen. Anderzijds zijn de toegankelijkheid van de woning en de woonomgeving en de aanwezigheid van voorzieningen net de kenmerken die een woning aantrekkelijk maken. Al bij al is de verhuisintentie vrij beperkt.
●
De kwetsbaarheid op het vlak van huisvesting wordt bijzonder groot vanaf de leeftijd van 80 jaar, vooral omdat deze groep woont in de oudste en minst aangepaste woningen. Ook ouderen die nooit gehuwd zijn en echtgescheidenen vormen risicogroepen: de eerste groep wellicht omdat zij vaak in de ouderlijke woning gebleven zijn (het minst aangepast) en de tweede groep omdat het met een beperkt inkomen moeilijker wordt om een aangepaste woning te vinden.
●
Het inkomen speelt logischerwijze een belangrijke rol. Een laag inkomen duwt ouderen vaker naar een appartementje of studio met beperkt comfort of dwingt hen om bij de kinderen in te wonen.
EEN WAAIER AAN WOONMOGELIJKHEDEN, MAAR IS ALLES EVEN HAALBAAR?
Een laag inkomen duwt ouderen vaker naar een appartementje of studio met beperkt comfort of dwingt hen om bij de kinderen in te wonen.
Je huis is je thuis. Een waarheid als een koe of een wensdroom die onder druk komt te staan? Het goed wonen voor ouderen wordt in hoge mate bepaald door psychologische factoren, zoals het vertrouwd zijn met de woning, het gevoel een eigen stek te hebben of de contacten die men er rond zich heeft opgebouwd. Maar daarnaast groeien geleidelijk de ongemakken en beperkingen, én de zorgbehoefte. Waar mensen in vroegere levensfasen de woonstkeuze lieten bepalen door de gezinssamenstelling, de bereikbaarheid van het werk, de betaalbaarheid of de locatie, wordt de woonstkeuze van ouderen eerder bepaald door criteria als nabijheid en zorg. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel onderscheidt verschillende woonvormen. We citeren uit hun publicatie “Wonen zonder zorg(en)”: 48
Goed wonen voor ouderen
BELEIDSPROJECT 2014
●
Individueel wonen: in je eigen woning leef je zelfstandig en volgens je eigen ritme. Een kangoeroewoning of een aanleunwoning zijn varianten op zelfstandig wonen, met voldoende informele of formele zorg.
●
Wonen in groep: in een sociale woning of in projecten voor centraal wonen, gestippeld wonen of cohousing, woon je in groep. Er zijn altijd een aantal gemeenschappelijke ruimtes en je hebt er regelmatig contact met je buren. Soms kan je die buren ook zelf kiezen en ook de zorg kan gemeenschappelijk georganiseerd worden.
●
Woongemeenschap: hier leef je echt samen met anderen. Je hebt een eigen kamer, maar het dagelijks leven gebeurt in groep. Het is ook een keuze voor onderlinge zorg en wederzijdse solidariteit. De leefgemeenschap voor religieuzen is hier een bijzondere vorm van.
●
Woonzorgcentrum: dit is er vooral voor ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen en veel zorg nodig hebben. Hieraan zijn vaak assistentiewoningen, een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf verbonden.
Hieruit mag blijken dat er verschillende woonvormen bestaan, die echter niet allemaal even bekend zijn. Nochtans geeft deze typering net een gradatie in nabijheid en zorgmogelijkheden aan, die voor de woonkeuze erg bepalend zou kunnen zijn. Uiteraard zijn niet al deze woontypes even beschikbaar; daarenboven vragen sommige vormen van samenleven een heel doordachte keuze en instelling. En ook betaalbaarheid speelt zoals steeds een rol en beperkt de keuzemogelijkheden.
KRIJTLIJNEN VOOR EEN WOONBELEID AFGESTEMD OP OUDEREN
“Als ik heel mijn leven gekozen heb om zo zelfstandig mogelijk te leven, wil ik op het einde van de rit, als een opname nodig is, niet voor een gesloten deur staan.”
BELEIDSPROJECT 2014
Vlaanderen staat op het punt de belangrijkste hefbomen voor een goede verbinding tussen de woonnoden en de zorgbehoeften van ouderen in eigen hand te krijgen. Wat betreft de toenemende zorgomkadering biedt het Woonzorgdecreet voor thuis- en ouderenzorg de basis om op een soepelere manier zorg op maat en zorgcontinuïteit te garanderen. In het kader van de zesde staatshervorming wordt ook de bevoegdheid voor wonen, en meer specifiek de daaraan gekoppelde financiële middelen, naar de regio’s overgedragen. Dat biedt unieke mogelijkheden om het goed wonen ook voor ouderen op nieuwe sporen te zetten.
Goed wonen voor ouderen
49
Geef ouderen de gelegenheid om bewust en autonoom woonkeuzes te maken De taboes rond ouder worden verdwijnen stilaan. Een goede zaak, maar toch blijken ouderen het gesprek over toekomstige woonwensen en -mogelijkheden vaak nog voor zich uit te schuiven… tot er weinig tot geen keuze meer rest. Daarnaast zijn er ook plaatstekorten in de residentiële ouderenzorg, zodat de ‘keuze’ om thuis te blijven wonen niet altijd van harte is. Toch moet we ook voor deze mensen naar een optimale woonsituatie streven. Het inschakelen van het informele netwerk, de eigen kring van de oudere is hierbij essentieel. Het lijkt voor tal van middenveldorganisaties een opdracht en uitdaging om dit gesprek over woonkeuzes te bevorderen. Hoe vroeger de keuzes waarvoor men staat, aangekaart worden, des te opener en minder bedreigend het gesprek verloopt. Men bekijkt de verschillende opties nuchterder en de beslissingen zijn beter doordacht. Het grote motto kan zijn: “Praat erover terwijl het nog leuk is en je je dromen kan waar maken!”. Op het ogenblik van dat gesprek verkeren de partners misschien nog beiden in goede gezondheid, maar de fysieke of mentale toestand van één van hen kan snel achteruitgaan. Het komt er op aan ook die scenario’s goed te overwegen en te bekijken wat op dat ogenblik (nog) haalbaar zal zijn. Ook de communicatie met kinderen, met aandacht voor wederzijdse verwachtingen of mogelijke consequenties naar vererving, komt best aan bod. Naast het aanmoedigen van ouderen tot gesprek, is toegankelijke informatie over feitelijke mogelijkheden en ondersteuning een tweede accent. Binnen gemeenten ontstaan er meer en meer loketten of infopunten rond wonen, al dan niet binnen de Sociale Huizen. Het is belangrijk hier de specifieke info rond woningaanpassingen, subsidies, ondersteunende diensten voor ouderen in op te nemen. Ook praktische (administratieve) ondersteuning hoort hier bij. Ouderen kunnen het moeilijker hebben om wijzigende reglementering of technische voorschriften goed te begrijpen en de nodige stappen te zetten. In de toekomst zal de uitbouw van woonzorgzones verankerd worden in verschillende steden. In elk geval hoort daar Deze intragenerationele een laagdrempelig knooppunt bij dat als draaischijf voor solidariteit gaat over het info, verwijzing en toeleiding fungeert. Deze knooppunten uitwisselen van ervarinzijn meer gedecentraliseerd en betekenen zo een extra hulp gen, maar evengoed over voor ouderen om haalbare keuzes te maken. het delen en overnemen Ten slotte beklemtonen senioren de verantwoordelijkheid die van praktische taken. zij ten aanzien van elkaar kunnen opnemen. Deze intragenerationele solidariteit gaat over het uitwisselen van ervaringen, maar evengoed over het delen en overnemen van praktische taken.
50
Goed wonen voor ouderen
BELEIDSPROJECT 2014
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Vormingsprogramma rond woonmogelijkheden voor ouderen opstarten. In dat kader gaat uitdrukkelijke aandacht naar onderlinge uitwisseling rond mogelijkheden van intragenerationele solidariteit.
■
Gemeentelijke woonwinkels en infopunten integreren expliciet de informatie over woonmogelijkheden voor ouderen. Bv. woningaanpassingen en premies, ondersteunende gezinszorg, semi-residentiële en residentiële opvangmogelijkheden.
■
Gemeentelijke woonwinkels en infopunten garanderen praktische ondersteuning bij de administratieve stappen rond de woonkeuzes van ouderen. Dat betekent ook een ondersteunde verwijzing naar andere betrokken diensten of organisaties.
Levensloopbestendig wonen en woningaanpassingen mogelijk maken De combinatie van oudere woningen en oudere bewoners kan een hinderpaal betekenen voor het kwaliteitsvol blijven wonen in de eigen woning. Het onderzoek “Een huis? Een thuis!” wijst op een hele reeks praktische punten die door de ondervraagde ouderen als hinderlijk werden ervaren. Trappen in de woning vormen het grootste bezwaar, maar vaak geven ouderen zelf ook de afstand tot voorzieningen of kinderen, het gebrek aan isolatie en warmteverlies of het ontbreken van algemeen comfort en een te grote kostprijs als problematisch aan. Toch is de bereidheid om de woning aan te passen relatief beperkt. Slechts 1 op 4 van de ondervraagden is daartoe bereid. De bereidheid daalt overigens met de leeftijd en stijgt met het inkomen en in de mate dat men eigenaar is. Dit toont zeer duidelijk de aarzeling aan om aanpassingen en investeringen te overwegen. Nochtans ondersteunt de overheid de idee van aangepast en aanpasbaar wonen via Enter, het expertisecentrum voor toegankelijkheid en de specifieke websites www.meegroeiwonen.info en www.dezilverensleutel.be. In elk geval kan de aanpassing van een woning die vertrekt van een totaal verouderd concept een dure zaak zijn. Daarom zijn voldoende begeleiding en financiële ondersteuning noodzakelijk. Op langere termijn betekent deze investering ook voor de overheid dat het woningpatrimonium aangepast gehouden wordt. Maar een aangepaste woning kan niet het voorrecht zijn van eigenaars-bewoners. Eind 2012 bedroeg het aandeel 60-plussers in de sociale huisvesting 43 % en zal in de toekomst nog stijgen. Ook daar moeten bijkomende inspanningen geleverd worden naar een voldoende aangepast aanbod. Daar is wel een hoge kostprijs aan verbonden en de sector geeft aan dat dit niet zomaar in de reeds lopende inhaalbeweging in te passen is. Wanneer de investering in aanpassing niet meer realistisch is, blijft de verhuis naar een aangepaste woning een optie. Sommige ouderen kunnen die keuze maken wanneer zij hun vroegere eigen woning (tijdig) van de hand doen en dat kapitaal investeren in een
BELEIDSPROJECT 2014
Goed wonen voor ouderen
51
kleinere, maar aangepaste woning. Wanneer zij huren, geven ouderen aan bij een verhuis de voorkeur te geven aan kleinere projecten in een gemixte context waar een beperkt aantal aangepaste woningen opgenomen zijn tussen andere woon- en gezinstypes.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
De Vlaamse overheid voert regelmatige campagnes om het belang en de winstpunten van woningaanpassingen i.f.v. het ouder worden te promoten.
■
De Vlaamse overheid maakt de evolutie naar meer levensloopbestendig (ver)bouwen hard door gerichte financiële ondersteuning binnen zowel de private als de sociale woonsector.
■
De Vlaamse overheid garandeert de verdere uitbouw van Enter als expertisecentrum voor toegankelijkheid en aanpasbaar wonen.
■
In de toekenning van bouwvergunningen voor nieuwbouw en structurele werken ‘minimale normen voor levensloopbestendig wonen’ inschrijven.
Goed wonen is een samenspel Goed wonen is een samenspel tussen zelfstandigheid, steun in de leefomgeving en een creatieve professionele omkadering. De meeste ouderen kiezen er voor om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen. Dat is een keuze die recht doet aan de persoonlijke autonomie van de betrokken persoon. Maar ook maatschappelijk valoriseert zelfstandig wonen de rol en de inbreng van ouderen en financieel betekent het een bijzonder grote besparing voor de samenleving. Ouderen verwachten wel dat de nodige hulp en omkadering dit mogelijk maakt. In de voorbije jaren zijn aanzetten gegroeid die aantonen dat een gezonde toenadering tussen de reële vragen van ouderen en een inspanning tot zorg op maat vanuit voorzieningen, bijzonder interessante resultaten geeft. Het zelfstandig kunnen blijven wonen, start in veel gevallen met Er is gelukkig nog steeds de hulp van kinderen, buren of kennissen. Dat is méér dan zorg, een grote bereidheid zo kan de oudere of het koppel maximaal in de vertrouwde ombinnen gezinnen om zorg voor elkaar te dragen en geving blijven functioneren en deelnemen aan het sociaal leven. ook duizenden vrijwilligers Het bestaande aanbod aan gezinszorg en aanvullende thuiszorg, nemen elke dag een deel klusjesdiensten haakt daar op in, maar meer en meer overtreft van de zorg op zich. de vraag het aanbod. Wanneer er beperkte beschikbaarheid en wachtlijsten zijn, nemen mantelzorgers en vrijwilligers veel van de vragen van ouderen noodgedwongen over. Er is gelukkig nog steeds een grote bereidheid binnen gezinnen om zorg voor elkaar te dragen en ook duizenden vrijwilligers nemen elke dag een deel van de zorg op zich.
52
Goed wonen voor ouderen
BELEIDSPROJECT 2014
Toch is dit alles geen evidentie omwille van veranderende gezinsvormen en gezinsrelaties. De situatie van oudere koppels die zorg opnemen voor elkaar of van nieuw samengestelde gezinnen bijvoorbeeld, roept specifieke vragen op naar heel wat praktische aspecten van samenwonen en zorgverstrekking. Soms komt men tot creatieve vormen van ‘living apart together’ waarbij één van de partners opgenomen wordt en de andere de kans krijgt zelfstandig te blijven wonen met een voldoende vorm van nabijheid bij zijn/haar partner. Belangrijk is wel dat goede afspraken gemaakt worden die de kwaliteit van het aanbod, de verzekering van de vrijwilligers of de opvang bij problemen kunnen garanderen. Een vorm van regie op lokaal vlak biedt hiervoor ongetwijfeld mogelijkheden. Gemeenten kunnen hier een rol spelen via het OCMW, een dienstencentrum of de knooppunten van toekomstige woonzorgzones. In de praktijk pleit de Gezinsbond voor een model van ‘zorgcoaches’ die alle betrokkenen samenbrengen en begeleiden in hun woon- en zorgvragen. Dit ganse proces van nabije en goed georganiseerde zorgondersteuning brengt de zorg in het midden van de woon- en leefomgeving van ouderen en is de focus van een apart thema binnen het Beleidsproject. Maar naast de goed omkaderde inbreng van mantelzorgers blijft voor ouderen ook de garantie van een goede professionele opvang belangrijk. Het Woonzorgdecreet lijkt beloftevol om de vraag naar continuïteit in de zorg te beantwoorden. Een woonzorgcentrum beschikt over heel wat mogelijkheden en expertise die ter beschikking van nog thuiswonende ouderen kunnen gesteld worden. Er kan gedacht worden aan gezonde evenwichtige voeding aan huis of in het centrum, persoonlijke verzorging of administratieve hulp, inschakeling in de activiteiten van het centrum, gebruik maken van bibliotheek of animatie, vervoerdienst… Op die manier woont de oudere als het ware tussen de eigen woning en het woonzorgcentrum. Zo kan ook de overstap naar meer intensere vormen van zorg en begeleiding heel geleidelijk gebeuren. In de mate dat het woonzorgcentrum zich creatief openstelt, kunnen ook formules van aparte of gezamenlijke opname van partners bedacht worden. In de praktijk is er nog heel wat afstemming, realisatie van de vooropgestelde programmatie en objectivering van de indicatiestelling nodig. Het gebrek aan assistentiewoningen dreigt bijvoorbeeld te leiden tot een commercialisering van de sector; bij een opnamevraag lijkt de indicatiestelling veeleer subsidiegestuurd dan vraaggestuurd. Dergelijke ervaringen roepen bezorgdheid op en botsen met de bereidheid van ouderen om veel zelf te investeren in autonomie en thuiszorg. Op die manier besparen zij immers veel voor de overheid, maar wanneer meer intensieve zorg of een opname noodzakelijk zijn, willen zij wel de zekerheid dat een aangepaste en betaalbare oplossing beschikbaar is binnen een redelijke termijn.
BELEIDSPROJECT 2014
Goed wonen voor ouderen
53
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Goed wonen van ouderen is een continu keuzeproces dat men omzet in flexibele samenwerkingsafspraken. Gemeenten zijn het best geplaatst om deze trajecten te begeleiden vanuit het OCMW, Sociaal Huis en de woonzorgzone. De Vlaamse overheid voorziet een regelgevend en financieel kader om dit te organiseren. Samenspraak met diensten en voorzieningen is daarbij essentieel.
■
Een uitgewerkt statuut voor mantelzorgers en vrijwilligers die een rol opnemen in deze woonzorg. Dat honoreert de onvervangbare deskundigheid die binnen gezinnen en sociale netwerken aanwezig is.
■
Uitrol van het woonzorgdecreet stimuleert dat woonzorgcentra hun diensten en expertise maximaal afstemmen op de zelfstandigheid van ouderen in hun leefomgeving.
■
De Vlaamse overheid bepaalt een maximumfactuur voor de thuis- en residentiële zorg.
De kwaliteit van de leefomgeving wordt een steeds belangrijkere factor De woonomgeving blijft voor ouderen, net zoals voor de meeste gezinnen, een verlengstuk van de eigen woning. Zeker wanneer men een eigen tuin had of in een groene omgeving woonde, blijft dit belangrijk. In het onderzoek “Een huis? Een thuis!” worden het ontbreken van openbare toiletten, rustbanken, een kruidenier of postkantoor en van diverse andere diensten en voorzieningen als belangrijke tekorten genoemd. Ouderen verwachten een woonomgeving die hun zelfstandig functioneren maximaal bevordert. Men kent de wijk, de routes naar winkels en voorzieningen, de gevaarlijke oversteekpunten. Dat geeft veiligheid en structuur en zelfs bij beginnende dementie laat het sommigen toe om toch in die vertrouwde omgeving te kunnen blijven functioneren. De vroegere woonomgeving biedt daarenboven kansen om het bestaande netwerk van contacten aan te houden. Veiligheid is ten slotte een ander kenmerk van een goede woonomgeving: veiligheid om zich te verplaatsen (fiets- en voetpaden), voldoende verlichting en sociale controle. Deze bevindingen sluiten naadloos aan bij de resultaten van de bevraging gezinsvriendelijke gemeente van de Gezinsbond uit 2012. Het belang van goed wonen en een goede woonomgeving wordt in die bevraging belangrijker ingeschat door oudere leeftijdsgroepen en door alleenstaanden. Ook het belang van goede dienstverlening scoort bij deze groeHet is belangrijk dat pen hoger. Naast deze fysieke aspecten van de woonomgeving dienstverlening en gaat het ook over emotionele kwaliteit. Dat gaat over ingeschanetwerken kunnen blijven keld zijn in de dynamiek van de wijk, aangesproken worden voor functioneren, ondanks de huidige besparingsrondes een vrijwillige taak of dienst, weten dat er ondersteunende aanin vele gemeenten. spreekpunten zijn…
54
Goed wonen voor ouderen
BELEIDSPROJECT 2014
De lokale investeringen in dienstencentra of sociale economieprojecten/klusjesdiensten, de gemeentelijke ondersteuning van wijkwerking en sociaal-culturele verenigingen of goed openbaar vervoer tussen wijken en centrum, hebben voor deze groep een extra betekenis. Het is belangrijk dat deze dienstverlening en netwerken kunnen blijven functioneren, ondanks de huidige besparingsrondes in vele gemeenten.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Gemeentelijke beleidsvoering, wat betreft ruimtelijke ordening, bouwvoorschriften, mobiliteit en dienstenontwikkeling, afstemmen om ouderen zo lang mogelijk in de eigen omgeving te laten wonen. Het concept van de woonzorgzone is daarbij een richtpunt. Om dit beleid te concretiseren, maakt men gebruik van de ideeën rond kind- en gezinsvriendelijkheid. Dat biedt garanties voor dynamische buurten waar ouderen zich thuis voelen.
■
Lokale dienstverlening en wijkgerichte initiatieven mikken op een actieve betrokkenheid en deelname van verschillende leeftijdsgroepen, zeker ook ouderen.
Geef kans aan nieuwe, diverse woonvormen De kwaliteit en de variatie in het aanbod van voorzieningen nemen toe. En ook los daarvan ontstaat er binnen de samenleving een waaier aan experimenten en initiatieven op vraag en op maat van de ouderen. In de praktijk is het nog steeds een beperkte groep ouderen die hier daadwerkelijk voor kiest, maar de traditionele opeenvolging van zelfstandig thuis wonen - opgenomen worden door de kinderen - opgenomen worden in het rusthuis, geraakt doorbroken. Ouderen stellen zich te midden van een verscheiden aanbod zelfstandiger op en gaan bewuster criteria afwegen. Zal ik mijn kinderen belasten door een beroep te doen op hen? Hoe kan ik alleen of samen met mijn partner of andere ouderen zinvolle en leuke dingen blijven doen? Welke elementen vind ik belangrijk om de stap te zetten naar een nieuwe woning en nieuwe mensen? Welke voordelen zie ik aan afspraken maken en dingen delen met andere senioren? Vind ik het boeiend om te leven te midden van gezinnen met jonge kinderen? Voor de ouderen die deze afwegingen maken, lijkt de rode draad te zijn dat diversiteit en maatwerk belangrijker zijn dan eenheidsworst. Nieuwe woonvormen zijn bij voorkeur gekenmerkt door een vorm van kleinschaligheid: woongroepen van vier of vijf, kangoeroewonen, gestippeld wonen in een appartement of wijk… Dit laat een mix van mensen, van generaties, van contacten en ervaringen toe die aantrekkelijk blijft. De uitrol van het woonzorgdecreet en de uitbouw van knooppunten in de woonzorgzones kunnen ouderen kansen geven om hun keuzes uit te zuiveren en stappen te zetten. Dat betekent dat er
BELEIDSPROJECT 2014
Woongroepen van vier of vijf, kangoeroewonen, gestippeld wonen in een appartement of wijk… Dit laat een mix van mensen, van generaties, van contacten en ervaringen toe die aantrekkelijk blijft.
Goed wonen voor ouderen
55
meer ruimte komt voor nieuwe formules en voor sectoroverschrijdende samenwerking. Daartoe is er nood aan een modernisering van het instrumentarium. Op het vlak van ruimtelijke ordening en het vergunningenbeleid is er bijvoorbeeld nog geen goed evenwicht tussen de bezorgdheid om het buitengebied niet te laten overspoelen door kleine appartementen en de trend om nieuwe, soms tijdelijke woonzorgvormen dicht bij huis een kans te geven. Daarnaast zijn er nog andere praktische en administratieve drempels, die de aanpassing van een woning bemoeilijken, ook in het licht van intra- en intergenerationeel wonen. Een eengezinswoning wordt niet zomaar een meergezinswoning. Er kunnen problemen opduiken met uitkeringen wanneer meerdere mensen dezelfde domicilie delen. De vergoeding van prestaties in de zorg is zelden afgestemd op het samenwonen.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Nieuwe woonvormen voor ouderen ontwikkelen, die vooral mikken op kleinschaligheid en maatwerk. Dat vraagt een flexibelere regelgeving op het vlak van: ∂ ruimtelijke ordening om gemeenschappelijk wonen mogelijk te maken; ∂ pensioenen en uitkeringen die samenwonen en onderlinge steun niet afstraffen; ∂ vergoeding van zorgprestaties beter afstemmen op gemeenschappelijk wonen.
Denk creatief na over nieuwe financieringsinstrumenten
“Senioren hebben de verantwoordelijkheid om het op te nemen voor senioren. In kleine blokjes van vier of vijf woningen gaat dat gemakkelijker.”
Het wonen van ouderen zit nog (te veel) verankerd in een of-of verhaal. Ofwel blijft men zo lang mogelijk in de eigen of gehuurde vertrouwde woning, liefst met zo weinig mogelijk extra investeringen. Ofwel is het de overheid die investeert in dure zorgvoorzieningen, wat zich ook vertaalt naar de belastingbetaler in het algemeen. Geleidelijk groeit bij ouderen het besef dat zij er baat bij hebben om tijdig en op eigen initiatief hun toekomstige woonsituatie vorm te geven. De overheid speelt daar, vooral ten aanzien van eigenaars, reeds op in. De renovatiepremie, de aanpassings- en verbeteringspremies of gunstige fiscaliteit/premies voor investeringen in energiezuinige woningen raken bij jongere senioren ingeburgerd.
Toch lijkt, gezien de besparingsreflex bij de overheid, het totale investeringsvolume onvoldoende om aan alle ouderen de nodige kwalitatieve woon- en zorgomgeving te garanderen. Daarom is het wenselijk aanvullende pistes te onderzoeken. In de eerste plaats zal in de sociale woningbouw een aangepaste programmatie en financiering nodig zijn om
56
Goed wonen voor ouderen
BELEIDSPROJECT 2014
een antwoord te geven op de verzilvering die ook in deze sector aan de gang is. De idee van een volkslening of van specifieke beleggingsvormen, gericht op deze sector, verdient verder onderzoek. Dit moet in elk geval een kwalitatieve woonsituatie voor minder begoede ouderen mogelijk maken. Verder kunnen specifieke beleggingsvormen ontwikkeld worden voor wie wil investeren in aangepaste seniorenwoningen of aanleunwoningen in de private koop- of huursector. De overheid kan dit fiscaal aanmoedigen en draagt zo bij tot een versnelde verbetering van het patrimonium. Voor private investeerders is dit een beveiliging van de eigen woontoekomst en de woning kan in de tussentijd aan andere senioren ter beschikking gesteld worden.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Het ontwikkelen van beleggingsvormen die de aankomende generaties toelaten op een interessante manier te investeren in hun woontoekomst. Bv. specifieke fiscale voordelen voor aangepaste/aanpasbare woningen of appartementen, instap in vastgoedbevaks naar het model van Serviceflats Invest of een volkslening ter financiering van de aanpassingswerken in de sociale huursector of ter uitbreiding van de residentiële sector. Ter bescherming van de ingebrachte middelen door gezinnen is een voldoende waarborgregeling door de overheid noodzakelijk.
■
Een voorrangsregeling voorzien voor gezinnen die instappen in dergelijke beleggingsprogramma’s, die hen toelaat gebruik te maken van de flat/voorziening wanneer dat nodig is.
BELEIDSPROJECT 2014
Goed wonen voor ouderen
57
GOED WONEN VOOR OUDEREN: SAMENVATTING Ouderen vormen een steeds groter deel van de bevolking. Dat is voor de Gezinsbond geen negatief gegeven. Het is een positieve verworvenheid en niet een probleem dat mensen langer leven en langer gezond kunnen blijven. We spreken daarom liever over verzilveren dan over vergrijzen. Toch wil de Gezinsbond oog hebben voor het feit dat het goed wonen van ouderen niet altijd evident blijkt te zijn. Er zijn heel wat uitdagingen: stijgende zorgbehoefte bij de oudste ouderen, het armoederisico van ouderen, onaangepaste woningen, nabijheid van voorzieningen buiten de steden, het risico op sociaal isolement… Deze bekommernissen worden weinig gehoord of gezien. De Gezinsbond wil erover waken dat ouderen echt kunnen kiezen om zo comfortabel mogelijk te leven: zelfstandig of met de nodige zorgomkadering, in een woning of een woonomgeving die met jongeren of met leeftijdsgenoten wordt gedeeld, met bereikbare diensten die geleidelijk meer taken kunnen opnemen... We willen zoeken naar manieren om de kwaliteit van wonen van ouderen te verbeteren, naar manieren om de keuzevrijheid te vergroten en om wonen en zorg optimaal op elkaar af te stemmen. Om ouderen de kans te geven om bewust en autonoom keuzes te maken over hun woonsituatie is het cruciaal dat er meer informatie beschikbaar is over woonmogelijkheden, dat deze informatie de ouderen ook bereikt en dat zij praktisch ondersteund worden om hun woonkeuzes te realiseren. Gemeentelijke woonwinkels en infopunten moeten hierbij een actieve rol spelen. Om ouderen de kans te geven om in de eigen woning te blijven wonen, moeten deze woningen aangepast zijn aan hun noden. Op dat vlak is er nog een inhaalbeweging nodig in Vlaanderen en is de bereidheid nog relatief beperkt. We vragen daarom dat de Vlaamse overheid regelmatig campagnes opzet om woningaanpassingen te promoten en dat ze levensloopbestendig verbouwen financieel ondersteunt. We willen ook jonge mensen stimuleren om bij hun (ver)bouwplannen nu reeds rekening te houden met woningbehoeften die kunnen veranderen gedurende hun levensloop. We vragen dat de overheid daarvoor normen voor levensloopbestendig wonen opneemt in de toekenning van bouwvergunningen. Zelfstandig blijven wonen als er zorgbehoeften zijn, vereist een goed samenspel tussen mantelzorgers, vrijwilligers en professionele thuishulpdiensten. Wanneer zelfstandig wonen niet meer mogelijk is, moeten ouderen terechtkunnen in woonzorgcentra waar niet alleen hun zorgbehoeften, maar ook hun woonbehoeften centraal staan. Om de betaalbaarheid te garanderen vragen wij een maximumfactuur voor zowel thuiszorg als residentiële zorg.
58
Naar minder Goed wonen voor werkstress ouderen en werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
Niet alleen de woning zelf, ook de woonomgeving draagt bij tot kwaliteitsvol wonen. Het gaat dan bijvoorbeeld om veiligheid, de nabijheid van diensten, goede fiets- en voetpaden, voldoende openbaar groen… Maar ook om het gevoel deel uit te maken van de gemeenschap. Het lokaal bestuur heeft daarom een belangrijke rol te vervullen om goed wonen van ouderen te stimuleren. Diversiteit, kleinschaligheid en maatwerk vormen het antwoord op de woonvragen van ouderen. Dat vergt flexibeler regelgeving om drempels naar nieuwe vormen van wonen weg te werken. Ook op het vlak van financiering kunnen formules bedacht worden die ouderen toelaten zelf mee in hun woontoekomst te investeren.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress Goed enwonen werkloosheidsstress voor ouderen
59
TOT JE RECHT KOMEN IN DE ZORG Binnen gezinnen is zorg dragen voor het welzijn van ieder gezinslid een voor de hand liggend aandachtspunt. De Gezinsbond krijgt duidelijke signalen dat mensen nog steeds veel over hebben voor elkaar en bereid zijn om voor elkaar te zorgen. Veel hulp wordt nog steeds binnen het gezin en de ruime familie verstrekt. Daarom gaan mensen bij plotse zorgsituaties vaak onvoorbereid aan de slag. Hun gezins- of familielid, goede vriend of buur heeft hen immers nodig. Ze rollen als het ware in hun rol van mantelzorger. Achteraf blijken ze hier weinig tot geen erkenning voor te krijgen en worden ze geconfronteerd met onzekerheid over hun toekomst. Mantelzorg omvat álle bovennormale informele zorg die in gezinnen, families of bredere netwerken wordt verleend. Normale “Er moet iemand zijn die zorg, zoals de dagelijkse zorg voor kinderen of de zegt: ik ga 3 uur zitten en tijdelijke zorg voor een partner of ouder met griep, 3 uur luisteren naar je, is geen mantelzorg. Mantelzorg in gezinnen gebeurt niet 1 dag maar zo binnen een bijzondere zorgsituatie. dikwijls als je nodig
hebt.”
ZORGENDE GEZINNEN De bijzondere zorgsituaties en de informele zorg binnen gezinnen zijn enorm gevarieerd. Het zijn volwassenen van elke leeftijd, maar evengoed jongeren en kinderen, die bovennormale zorg dragen of zorg krijgen. Deze zorg kan nodig zijn omwille van fysieke en/of psychische problemen. Binnen een gezin vormt elk lid een schakel die geeft en neemt. Door deze wisselwerking kan het gezin zelfstandig functioneren en blijft de redzaamheid voldoende groot. Maar zorgende gezinnen moeten vaak naar een nieuw evenwicht zoeken. De gezinsleden nemen taken op die zijzelf niet altijd als zorg zien, maar die wel essentieel zijn binnen het gezin. Zorgen voor elkaar is meer dan de was en de plas en ruimer dan medische verzorging. Het gaat ook over helpen met dagelijkse huishoudelijke taken, schoonmaken, onderhoud van de tuin, boodschappen doen, elkaar emotioneel ondersteunen, oppassen of aanwezig zijn… Elk zorgend gezin heeft zijn eigen verhaal.
Elk zorgend gezin heeft zijn eigen verhaal.
Wie zijn deze gezinnen? Het zijn Jean, 85 jaar, en Irma, 84 jaar, die zo lang mogelijk thuis wensen te blijven. Steeds vaker drukken ouderen, zowel koppels als alleenstaanden, deze wens uit. Verhuizen naar een woonzorgcentrum zou betekenen dat ze hun eigen vertrouwde omgeving en 60
Tot je recht komen in de zorg
BELEIDSPROJECT 2014
soms zelfs hun gemeente moeten achterlaten. Om thuis te kunnen blijven wonen, doen zij vaak beroep op hun volwassen kinderen om hen bij te staan. Het is een jong gezin dat Bas, hun zoontje met een beperking thuis laat opgroeien, samen met zijn broer en zus. De ouders vinden in het bestaande zorgaanbod in hun buurt niet de zorg die bij hun gezin past. Het is een gezin dat geconfronteerd wordt met een ernstige ziekte of aandoening, maar dat samen verder wil. Het kan een (stief)mama zijn die psychisch ziek wordt of kampt met een verslaving, een (stief)papa die de diagnose van een chronische ziekte krijgt of door een ongeval een handicap krijgt. Het is een jong koppel waarvan de ene partner een beperking heeft, dat een ‘gewoon’ gezinsleven wenst uit te bouwen met kinderen. Het is een alleenstaande vader met een langdurige of chronische ziekte, waarbij zijn kinderen noodgedwongen bijspringen om het gezin draaiende te houden. Het is Sofie, een alleenstaande vrouw met een psychische stoornis, die een netwerk van vrienden heeft om haar te ondersteunen. Maar ook Bart en zijn vrouw Eva, samen pleegouders van Fien, een meisje van 8 uit een kansarm gezin. Pleegouders die hun deur openzetten voor kwetsbare kinderen of jongeren en volwassenen om hen een warme thuis en toekomstkansen te bieden. Heel wat gezinnen zijn bereid om zorg op te nemen, waarbij elk gezinslid naar eigen vermogen zijn steentje bijdraagt. Maar er zijn heel wat evoluties in onze maatschappij zoals de oproep tot langer werken, de groep alleenstaanden die almaar groter wordt, families die verder van elkaar wonen… die ‘het zorgen’ onder druk zetten. En het lijkt alsof de solidariteit tussen familieleden, buren en vrienden meer en meer verdwijnt. Als gezinsbeweging zijn we ervan overtuigd dat er altijd mensen zullen zijn, die kiezen om te zorgen voor iemand, maar evenzeer mensen die deze keuze liever niet maken.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Mantelzorg hoort steeds een vrijwillige en positieve keuze te zijn, zowel voor de zorgdrager als de zorgvrager. Deze keuze moet vertrekken vanuit de eigen unieke gezinssituatie en met het welzijn van elk familielid voor ogen. Heeft het gezin voldoende draagkracht? Is de draaglast niet te hoog? Hoe zit het met de mentale weerbaarheid van de zorgdragers? Wat zijn de financiële mogelijkheden van het gezin?…
BELEIDSPROJECT 2014
Tot je recht komen in de zorg
61
De overheid noch de omgeving mag druk uitoefenen opdat iemand deze of een andere keuze zou maken. Verplicht het stadium van informele zorg doorlopen, m.a.w. zelf de zorg opnemen om toegang te krijgen tot formele zorg is uit den boze. Zelf zorg opnemen, mag evenmin een gedwongen ‘alternatief’ zijn bij gebrek aan plaatsen binnen de reguliere zorg. Mantelzorg mag ook niet als alibi dienen om de kosten voor ondersteuning af te schuiven op de zorgbehoevende persoon en zijn omgeving. Het kunnen rekenen op goede ondersteuning en gepaste erZelf zorg opnemen, mag kenning voor de geleverde zorgarbeid speelt een belangrijke evenmin een gedwongen rol bij het al dan niet kiezen voor mantelzorg. Mensen willen ‘alternatief’ zijn bij gebrek zorg opnemen, indien ze vrij kunnen kiezen. Indien er respect aan plaatsen binnen de is voor hun keuze en ze hierdoor hun toekomst niet hypothereguliere zorg. keren. ■
Doelstellingen op elkaar afstemmen De doelstellingen van de overheid en de samenleving verzoenen met de verwachtingen van gezinnen is van groot belang. De overheid en de samenleving kunnen niet vragen om enerzijds meer en langer te werken en anderzijds zorg op te nemen die het ‘normale’ gezinsleven overstijgt. Economische crisis, beperkte overheidsmiddelen en lange wachtlijsten maken dat de overheid er een zeker belang bij heeft om de hulpvrager en zijn omgeving steeds nadrukkelijker als cruciale partners in het zorgproces naar voren te schuiven. Uitsluitend professionelen inschakelen, is budgettair niet haalbaar, en gezinnen geven dikwijls zelf aan dat ze zorg willen opnemen. Soms zijn ze zelfs tevreden dat ze dit kunnen doen. Ze vragen van hun omgeving en van professionelen begrip en respect voor hun keuze, ook voor die keuzes waarover er onenigheid is.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Formele, professionele zorg en informele mantelzorg moeten in wisselwerking met elkaar een zorgende samenleving realiseren. Het gaat om een én-én verhaal, gezinnen verdienen hierbij ondersteuning van de brede samenleving en de overheid.
■
Op alle beleidsniveaus maatregelen voorzien om de informele zorg te mobiliseren en zijn rol te laten spelen. De overheid moet het opnemen van mantelzorg mogelijk maken en niet als vanzelfsprekend beschouwen.
■
Goede ondersteuning en gepaste erkenning voor zorgarbeid. Het duidelijkste signaal om de waardering voor mantelzorg uit te drukken, is deze zorg erkennen als een officiële zorgvorm. Mantelzorg op eenzelfde niveau plaatsen als alle andere formele zorgvormen opent heel wat perspectieven:
62
Tot je recht komen in de zorg
BELEIDSPROJECT 2014
∂ Bij de opstart van een zorgtraject in een bijzondere zorgsituatie, wordt de mogelijkheid van mantelzorg steeds in overweging genomen. ∂ Het zorgende gezin krijgt zijn rechtmatige plaats binnen het zorgverhaal en wordt erkend in zijn deskundigheid. ∂ Vraaggericht werken, wordt gerealiseerd. De vragen, wensen en dromen van de zorgvrager en zijn gezin worden beluisterd en zijn het uitgangspunt voor ondersteuning. Na overleg wordt het meest passende antwoord geformuleerd. ∂ De bijzondere zorgsituatie wordt officieel geregistreerd en àlle mantelzorgers in het gezin (ook de jonge kinderen) worden erkend als een belangrijke schakel in het zorgproces. ∂ Registratie betekent identificatie, wat mogelijkheden biedt tot wetenschappelijk onderzoek naar de noden en behoeften van deze groep (jong en oud). ■
De informele mantelzorger moet zijn weg vinden in het brede zorgveld. Zicht krijgen op de vele zorg- en ondersteuningsmogelijkheden die er bestaan, achterhalen waarop je recht hebt, de administratieve mallemolen doorstaan… het blijft een tijdrovende en moeilijke opgave voor de informele zorgers. Tijd die de zorgdrager liever spendeert aan de zorgbehoevende.
■
De lokale overheid is, via het Sociaal Huis, verantwoordelijk voor de registratie van zorggezinnen op haar grondgebied. Hiertoe opent zij een zorgregister of -kadaster. Het Sociaal Huis neemt zelf initiatieven om zorgende gezinnen te registreren, ze zoekt hiervoor aansluiting bij het lokaal gezondheidsoverleg en onderzoekt aanmeldingen door derden. De keuzevrijheid en privacy van zorgende gezinnen dienen hierbij steeds gerespecteerd te worden.
■
De Vlaamse overheid promoot in een sensibiliseringscampagnes het belang van registratie als zorgend gezin.
■
De Vlaamse overheid garandeert aan lokale besturen ondersteuning op lange termijn, op verschillende actieterreinen die leiden tot meer toegankelijke dienst- en hulpverlening in het Sociaal Huis, zodat elke burger zich ongeacht zijn woonplaats op een kwalitatief hoogstaande dienstverlening kan beroepen.
■
Bij elke nieuwe registratie van een zorggezin met de betrokkenen, kijken in de Rechtenverkenner op welke zorg, ondersteuning en tegemoetkomingen het gezin beroep kan doen. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de arbeidssituatie van de mantelzorger(s). Welke langetermijnperspectieven zijn er om zorg en werk te combineren?
BELEIDSPROJECT 2014
Tot je recht komen in de zorg
63
■
Waar mogelijk het automatisch toekennen van voordelen en tegemoetkomingen.
■
Bij elke nieuwe registratie van een zorggezin kijken of een trajectbegeleider nodig is. Deze begeleider brengt de noden van alle gezins- en familieleden in kaart, niet enkel deze van de zorgvrager. Naargelang de leeftijd van de mantelzorgers is er bv. een verschil in fysieke mogelijkheden om zorg op te nemen. In alle regio’s bouwt men hiertoe voldoende begeleidingsdiensten uit.
Vraaggerichte ondersteuning voor het gezin Vragen aan gezinnen om zorg op te nemen en deze keuze stimuleren moet leiden tot het meer centraal plaatsen van de zorgvrager en zijn omgeving. De noden, wensen en dromen van de zorgvrager en zijn gezin dienen het uitgangspunt te zijn wanneer zich een zorgsituatie voordoet. De geboden zorg en ondersteuning sluit aan bij de vraag van het gezin en er is niet alleen ondersteuning voorhanden voor de ‘patiënt’, maar eveneens voor zijn volledige entourage. Persoonsgebonden financiering waarbij de zorgvrager, die dit zelf wenst, een budget in handen krijgt om de zorg die het best bij zijn gezinssituatie past, zelf te organiseren, is een belangrijke hefboom voor vraaggericht werken. Het inkomen van het gezin en het persoonsgebonden budget moeten voldoende hoog zijn zodat er ook kan tegemoet gekomen worden aan de zorgnoden van elk gezinslid.
“Ik word kwaad als ik hoor zeggen: ‘we moeten mensen sterker maken’. Mensen die dagelijks zorg opnemen zijn sterke mensen, maar ook zij hebben grenzen.”
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Het gezin en elk gezinslid kunnen beroep doen op een gevarieerd aanbod aan ondersteuning. Denk aan gezinstherapie, psychologische begeleiding van individuele gezinsleden, mogelijkheid tot lotgenotencontact, financiële hulp, studiebegeleiding, respijtzorg1, vakantiemogelijkheden, poetshulp, klusjesdienst, praktische hulp bij o.a. verplaatsingen...
■
De overheid subsidieert, net zoals voor volwassen mantelzorgers, organisaties die ontmoetingen voor jonge mantelzorgers organiseren waar ze ervaringen kunnen delen met lotgenoten, informatie vinden en deelnemen aan vormingen.
Substantiële uitbreiding van Persoonlijk Assistentie Budgetten (PAB) en Persoonsgebonden Budgetten (PGB), waardoor meer mensen er beroep op kunnen doen. Bij de bepaling van de budgetgrootte ook ondersteunende maatregelen voor de mantelzorgers in rekening brengen (bv. psychologische ondersteuning, mogelijkheid ■
64
Tot je recht komen in de zorg
BELEIDSPROJECT 2014
tot respijtzorg, vrije tijd en vakantiemogelijkheden). ■
Inkomensvervangende tegemoetkomingen, inkomensgarantie voor ouderen en ziekte- en invaliditeitsuitkeringen zijn voldoende hoog zodat ook zorgnoden van mantelzorgers kunnen gelenigd worden.
■
Wettelijke regeling voor de uitoefening van klinische psychologie en psychotherapie om terugbetaling binnen de verplichte ziekteverzekering mogelijk te maken.
Het belang van buurt- en thuisdiensten Mantelzorg in thuissituaties creëert een grote nood aan laagdrempelige en bereikbare diensten waarop mensen een beroep kunnen doen. Er is nood aan een ruime waaier van professionele zorg die op een flexibele manier de mantelzorg in thuissituaties kan ondersteunen of indien nodig, tijdelijk overnemen. Mantelzorg heeft zijn grenzen en het is nodig dat deze de draagkracht van het gezin niet overschrijdt. Van tijd tot tijd op adem kunnen komen, is daarbij een hulpmiddel. Wanneer mantelzorgers eronderdoor gaan, is meer ingrijpende, duurdere professionele zorg niet te vermijden en nog de enige oplossing. In het belang van de overheid en noodzakelijk voor het welbevinden van elke mantelzorger is de beschikbaarheid van professionele of vrijwillige buurt- en- thuisdiensten die hen ondersteunen en af en toe de zorg uit handen nemen. Het tijdig en regelmatig overnemen van de zorg is noodzakelijk zodat mantelzorgers de zorg langer op zich kunnen nemen. Allerlei diensten die tijdig hulp bieden aan huis of die een tijdelijke opname van de zorgbehoevende in een zorgvoorziening mogelijk maken op vaste tijdstippen overdag of ‘s nachts of gedurende een langere periode, zijn reële opties voor ondersteuning. Ook voor lokale overheden ligt hier een belangrijke taak. Niets staat de gemeente in de weg om buurtdiensten te ontwikkelen die gezinnen en mantelzorg ondersteunen. Bij voorkeur zijn dit Het tijdig en regelmatig reguliere diensten waar iedereen beroep op kan doen, zoals overnemen van de zorg is poets-, klusjes- en oppasdiensten of maaltijden aan huis... Pas noodzakelijk zodat manwanneer er meer nood aan ondersteuning ontstaat, worden telzorgers de zorg langer meer gespecialiseerde diensten ingeschakeld. Dus… inclusief op zich kunnen nemen. waar mogelijk, bijzonder als het moet.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Lokale overheden stimuleren of ontwikkelen zelf initiatieven op gemeentelijk, buurtof wijkniveau.
■
Het Sociaal Huis biedt laagdrempelige informatie voor iedereen. Het is één duidelijk herkenbare plaats waar de burger terechtkan met om het even welke vraag over welzijn of sociale administratie. Het is de plek waar een zorgend gezin zich kan laten registreren.
BELEIDSPROJECT 2014
Tot je recht komen in de zorg
65
■
De gemeente betaalt een mantelzorgpremie uit aan het zorggezin.
■
Om het langer thuis wonen te bevorderen, kan een gemeente eveneens subsidies geven voor aanpassingen of verbouwen van de gezinswoning in het kader van zorg. Bv. een tussenkomst bij het plaatsen van een traplift of het renoveren van een badkamer.
■
Bij het inventariseren van alle bestaande diensten en ondersteuningsmaatregelen op het grondgebied van de gemeente, zit een lokaal bestuur in een unieke positie om tekorten in deze dienstverlening op te sporen en zo naar een oplossing te zoeken. Bv. zelf diensten aanbieden, partners stimuleren om dit te doen of een gezamenlijke actie opzetten. Het lokaal bestuur heeft ook een signaalfunctie naar de hogere overheid toe.
■
Vlaamse zorgverzekering automatisch toekennen. Bij de registratie in het zorgkadaster gebeurt een inschaling van de zorgzwaarte. Indien deze voldoende hoog is, geeft de gemeente dit door aan de zorgkassen voor automatische toekenning (zie gezinszorg en aanvullende thuiszorg).
■
De Vlaamse overheid blijft voldoende middelen investeren om een flexibel en ruim aanbod te realiseren (zowel gewoon als gespecialiseerd). Zo zijn er geen lange wachtlijsten.
■
De Vlaamse overheid blijft de motor voor zorgvernieuwing2. Ze maakt dat zorgaanbieders het aanbod blijven afstemmen op de vragen van de persoon met een zorgbehoefte en het gezin waarin hij leeft.
Kwaliteit van de geleverde zorg Heel wat mantelzorgers zijn niet voorbereid. Sommigen hebben een zorgberoep, maar anderen ook helemaal niet. Bovendien kan een langdurige zorgsituatie de relaties tussen mensen enorm onder druk zetten. Dit kan een grote invloed hebben op de kwaliteit van de verleende zorg. Als we formele zorg en mantelzorg op hetzelfde niveau willen plaatsen en een én-én verhaal willen aanmoedigen, dan moet ook de mantelzorg kwalitatief goed zijn.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Voldoende informatie en voorlichting, sensibilisering, coaching en opleiding van mantelzorgers èn uitwisseling van ervaringen zijn noodzakelijk. Gebruikersorganisaties zijn de aangewezen partners van de overheid.
66
Tot je recht komen in de zorg
BELEIDSPROJECT 2014
EEN TOEKOMSTPERSPECTIEF NÀ DE ZORG Mantelzorgers willen erkenning en zoeken zekerheid op langere termijn. Waardering voor de zorgarbeid en een toekomstperspectief voor later zijn hun belangrijkste vragen. De beslissing om al dan niet mantelzorg op te nemen, moet vaak snel en onverwacht genomen worden. Gezinnen staan er op dat ogenblik vaak niet bij stil wat de gevolgen op korte en lange termijn zijn.
Mantelzorgers in de leeftijdsgroep van 25 tot 65 jaar De combinatie werk en gezin is een enorme uitdaging wanneer zich een bijzondere zorgsituatie in het gezin voordoet. Heel vaak gaan mensen gedwongen hun job tijdelijk, volledig of gedeeltelijk opzeggen. Het al dan niet volledig doorknippen van de band met de arbeidsmarkt heeft meestal grote gevolgen. In de eerste plaats financieel want terwijl er zorgkosten bijkomen, daalt het gezinsinkomen. Gelukkig bestaan er heel wat verlofstelsels die het voor werknemers gemakkelijker moeten maken om werk en zorg te combineren. Helaas brengen deze verlofstelsels niet altijd verlichting: te weinig flexibiliteit, onvoldoende om zorgperiodes te overbruggen en te weinig financieel houvast. Hoewel de zorgverloven voorlopig gespaard blijven, zien we dat in moeilijke economische tijden de verlofstelsels steeds meer onder druk komen te staan.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Voldoende vergoede en flexibele verlofmogelijkheden voor zorg die voor iedereen toegankelijk zijn, ook voor leefloners en werklozen. Thematische verloven moeten minstens vergoed zijn a rato van het minimumloon.
■
Aanvullend daaraan voldoende, niet-vergoede onderbrekingsmogelijkheden die tegemoetkomen aan langdurige zorgsituaties, aangezien een gemiddelde zorgsituatie 7 jaar duurt. Het in stand houden van een band met de arbeidsmarkt is hierbij van belang.
Bovendien zien we dat voornamelijk hooggeschoolden en mensen met hogere inkomens een beroep doen op dergelijke stelsels. Laaggeschoolden en mensen die in lagere looncategorieën vallen, maken er veel minder gebruik van. Er bestaat een reëel gevaar dat de keuze voor mantelzorg voorbehouden blijft voor wie het zich financieel kan permitteren, en dat anderen bij gebrek aan een alternatief of door te weinige financiële middelen, niet kunnen kiezen voor mantelzorg. Ook voor de toekomst brengt het kiezen voor zorgarbeid heel wat onzekerheden met zich mee. Zij die kiezen voor mantelzorg of informele zorgarbeid zijn erg kwetsbaar.
BELEIDSPROJECT 2014
Tot je recht komen in de zorg
67
Gedurende de periodes dat een mantelzorger informele zorg verleent, is er in de meerderheid van de gevallen geen opbouw van pensioenrechten. Aangezien een mantelzorgsituatie vaak enkele levensjaren omvat, zal het ook nodig zijn om na te denken over mogelijke tegemoetkomingen wanneer de mantelzorger de pensioenleeftijd bereikt. Door het opnemen van zorg heeft hij immers geen volledige loopbaan gerealiseerd. ■
Invoering van een pensioengelijkstelling; of
■
Invoering van een pensioenbonus; of
■
Garantie op een minimumpensioen, afhankelijk van de gepresteerde en geregistreerde informele zorgarbeid, en eventueel gefinancierd vanuit de zorgverzekering.
Na een periode van zorgarbeid terugkeren naar de arbeidsmarkt (herintreden) is vaak erg moeilijk. Nochtans heeft de mantelzorger dikwijls nieuwe competenties en vaardigheden verworven. Deze zouden ze wanneer de zorgsituatie in intensiteit daalt of volledig wegvalt, eventueel op andere plaatsen dan thuis kunnen inzetten. Nu de zorgsector snakt naar nieuwe werknemers om aan de vele zorgnoden tegemoet te komen, kan men deze verworven competenties ook op andere plaatsen inzetten.3 Op voorwaarde uiteraard dat de mantelzorger zelf in de zorgsector actief wenst te blijven en openstaat voor bijkomende opleiding en vorming. ■
Ervaringsbewijzen inzake informele zorg of familiale zorg (Elders Verworven Competenties) invoeren waardoor mantelzorgers meer kansen krijgen op een job bij een herintreden op de arbeidsmarkt.
■
Nodige vorming en opleiding aanbieden.
■
Promotie- en wervingscampagnes voor werknemers in zorgberoepen richten naar de groep van ex-mantelzorgers.
Bij het erkennen en eventueel belonen van mantelzorg denkt men in de eerste plaats aan een statuut dat mantelzorgers pensioenrechten toekent en aan het uitwerken van flexibele en langdurige zorgverloven. Oplossingen die vaak op de eerste plaats mantelzorgers in de leeftijdsgroep van 25 tot 65 jaar ten goede komen. Maar wat met oudere mantelzorgers die niet meer werken, de 65-plussers? Wat met jonge mantelzorgers die nog niet werken, de min-25-jarigen? Hoe kunnen deze groepen erkenning krijgen voor de zorgarbeid die ze leveren? Ook zij verdienen een rechtmatige plaats in het zorgverhaal.
68
Tot je recht komen in de zorg
BELEIDSPROJECT 2014
Oudere mantelzorgers ■
Ouderen die voor elkaar of voor een derde persoon zorgen, terwijl ze al pensioengerechtigd zijn, kunnen bovenop hun bestaande pensioen een extra uitkering krijgen.
■
Ouderen die nog instaan voor de zorg voor een volwassen kind met een handicap kunnen rekenen op voldoende ondersteuning. Samen met de zorgtrajectbegeleider worden oplossingen gezocht voor later wanneer zij er niet meer zullen zijn en hun kind alleen verder moet.
Jonge mantelzorgers Ook voor jonge mantelzorgers biedt de registratie van het zorggezin waartoe zij behoren, mogelijkheden. Over deze groep, waaronder ook minderjarigen, bestaan er tot nu toe zeer weinig gegevens in Vlaanderen. Broers en zussen, de zogenaamde brussen van kinderen met een beperking, zullen andere noden hebben dan jonge mantelzorgers waarvan een van de ouders een handicap of chronische ziekte heeft. Een jonge mantelzorger die binnen een eenoudergezin de zorgverantwoordelijkheid volledig opneemt omdat zijn ouder ziek is, zou hiervoor meer erkenning en ondersteuning moeten krijgen. Door de registratie van een zorgend gezin in een zorgkadaster worden ook jonge mantelzorgers in een officieel gegevensbestand samengebracht.
“Een jonge mantelzorger die binnen een eenoudergezin de zorgverantwoordelijkheid volledig opneemt omdat zijn ouder ziek is, zou hiervoor meer erkenning en ondersteuning moeten krijgen.”
■
Informatie en ondersteuningsmaatregelen op maat bevragen. Eens de noden gekend, een passend aanbod op maat van jongeren uitwerken.
■
Emotionele en psychische ondersteuning ook voor minderjarigen.
Jongeren uit een gezin in een zware zorgsituatie, die een schakel in de zorg of zelfs centrale mantelzorger zijn, hebben het vaak erg moeilijk met studeren. Opdrachten en taken geraken niet altijd tijdig klaar, zich voorbereiden op toetsen en examens is niet evident, meerdaagse uitstappen liggen moeilijk en op ouderavonden staan ze er wel eens alleen voor. Om hun talenten ten volle te kunnen ontwikkelen en hun toekomst niet te hypothekeren, moeten zij voldoende ondersteuning krijgen. Maatregelen binnen het onderwijs lijken het meest aangewezen, maar uit de bevraging van jonge mantelzorgers door Kind en Samenleving4 blijkt dat jongeren (en soms ook hun ouders) niet willen dat de school op de hoogte is van de zorgsituatie. Jongeren hebben schrik dat hun zorgvragende of zorgdragende ouder ter verantwoording zal worden geroepen.
BELEIDSPROJECT 2014
Tot je recht komen in de zorg
69
■
Onderwijs voorziet mogelijkheden voor jonge mantelzorgers en maakt deze bekend. Bv. examens spreiden, uitstel voor opdrachten en huistaken.
■
In het hoger onderwijs het studiepuntensysteem flexibel toepassen. Naast zelf ziek zijn, ook zorg voor een familielid zien als een uitzonderlijke situatie. Indien jongeren hierdoor niet slagen, mag dit niet leiden tot het verlies van studiepunten.
■
Indien jongeren gebruik willen maken van deze mogelijkheden, melden zij zich zelf aan.
■
Jongeren uit een zorgend gezin verliezen hun studietoelage niet wanneer zij een jaar overdoen omwille van de zorgsituatie.
■
Ontmoetingskansen creëren tussen jonge mantelzorgers onderling (fysiek en virtueel). Gebruikersorganisaties krijgen hierin een rol.
Voor minderjarigen die de enige mantelzorgers zijn van hun alleenstaande ouder is er een bijkomend probleem, namelijk de handelingsbekwaamheid. Juridisch gezien kan de minderjarige geen rechtsgeldige handelingen treffen. Minderjarigen hebben in theorie een geringe zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Maar in de realiteit houdt men wel rekening met het zelfontplooiings- en zelfbeschikkingsrecht van de minderjarige. Men aanvaardt dat minderjarigen, reeds vanaf een relatief jonge leeftijd, kunnen beslissen over zaken die henzelf aanbelangen en hiervoor de gewone rechtshandelingen uit het dagelijkse leven kunnen stellen. Maar wanneer zij mantelzorger zijn, gaat het niet om beslissingen nemen over zichzelf, maar om de verantwoordelijkheid voor een naaste, een persoon over wie de minderjarige juridisch geen enkel gezag heeft. ■
Bij medische interventies de thuissituatie systematisch bevragen, zodat minderjarigen niet langer onopgemerkt en zonder ruggensteun een huishouden dienen te beredderen. De minderjarige en zijn zorgbehoevende ouder duiden samen een vertrouwenspersoon aan die het kind kan bijstaan.
Een sterker netwerk voor zorgende gezinnen Een zorgend gezin kan en mag nooit volledig en uitsluitend verantwoordelijk zijn voor de zorg in het gezin. Er is ook een opdracht voor familie, vrienden, buren, de samenleving en eigenlijk elke burger. Dat noemen we vermaatschappelijking van de zorg. Wie informele zorg opneemt, moet enerzijds op begrip Een zorgend gezin kan kunnen rekenen en anderzijds in zijn of haar nabijheid op en mag nooit volledig en zoveel mogelijk hulp en ondersteuning beroep kunnen doen. uitsluitend verantwoordeEn het zijn niet alleen professionelen die de zorgsituatie lijk zijn voor de zorg in ondersteunen. het gezin.
70
Tot je recht komen in de zorg
BELEIDSPROJECT 2014
Een groot familiaal en sociaal netwerk is van goudwaarde. Niet alleen de overheid moet het opnemen van informele zorg officieel erkennen, maar ook de samenleving. Het gezin en de zorgvrager blijven deel uitmaken van de gemeenschap waarin ze wonen. Het ondersteunen van sociale en familiale netwerken is daarom een belangrijke taak van de overheid. Stimuleren van sociaal-culturele activiteiten, activiteiten op wijk- of buurtniveau, inspraak en participatie van buurtbewoners, goede bereikbare diensten, een goede toegankelijkheid van de buurt… dit alles stimuleert het gemeenschapsgevoel en kan mensen aanzetten om informele zorg op te nemen in hun omgeving. Deze maatregelen kunnen er voor zorgen dat het zorgende gezin niet losstaat van zijn directe omgeving. Maar samen verantwoordelijk zijn voor zorg binnen een ruimere familie, loopt niet altijd van een leien dakje. Er is soms onenigheid over de aanpak van de situatie, wie al dan niet zorg opneemt, de vergoeding… Dat kan wel eens leiden tot heftige conflicten die familiale netwerken behoorlijk en zelfs definitief kunnen ontwrichten.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
De overheid voert een sensibiliseringscampagne die het belang van het opnemen van informele zorg benadrukt en spoort elke burger aan te participeren in het netwerk van zorgende gezinnen. Hiertoe promoot ze de mogelijkheid van vrijwilligerswerk in o.a. gezelschaps- en oppasdiensten…
■
De overheid ondersteunt sociaal-culturele activiteiten, activiteiten op wijk- of buurtniveau, inspraak en participatie van buurtbewoners, bouwt goede bereikbare diensten uit en zorgt voor een goede toegankelijkheid van buurten…
■
De gemeente verzekert individuen die zorgende gezinnen bijstaan en ondersteunen, maar geen lid zijn van een erkende vrijwilligersorganisatie. In geval van een ongeval, biedt dit het zorgende gezin en de vrijwilliger de nodige zekerheid.
■
Mantelzorgers die geen familiale band hebben met de zorgvrager, eveneens in het zorgtraject betrekken. Zij hebben ook recht op info en inspraak.
■
Wanneer mensen met een beperking gaan samenwonen of huwen, verandert hun inkomensvervangende en/of integratietegemoetkoming niet. De ‘prijs van de liefde’ verdwijnt.
■
Wie een werkloosheidsuitkering, een leefloon of een andere sociale uitkering krijgt, heeft ook recht op het bieden van mantelzorg, zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitkering.
■
Vroegtijdige zorgplanning stimuleren, waarbij men het familiale netwerk en sociale omgeving van ouderen in kaart brengt.
BELEIDSPROJECT 2014
Tot je recht komen in de zorg
71
■
Bij het plots ontstaan van de zorgbehoefte (een verkeersongeval, een onverwachte diagnose…) brengt een trajectbegeleider de mogelijkheden van het netwerk rond het gezin in kaart.
■
De overheid promoot, o.a. via het Sociaal Huis, eigen Kracht-conferenties5 en bemiddeling om conflicten n.a.v. een bijzondere zorgsituatie op te lossen.
■
Ook de Gezinsbond neemt vandaag in sommige regio’s zijn rol op in dit verhaal, bijvoorbeeld in de vorm van een gezelschapsdienst voor senioren. Via dergelijke initiatieven zetten plaatselijke afdelingen stappen naar zorgende gezinnen en participeren vrijwilligers van de Gezinsbond in het netwerk waarop het gezin beroep kan doen.
Respijtzorg is het tijdelijk overnemen van de totale zorg ter ontlasting van de mantelzorger, het kan gaan om dag- of nachtopvang, opvang tijdens een vakantieperiode…
1
Zorgvernieuwing heeft tot doel de mogelijkheden van personen met een beperking te optimaliseren met het oog op een kwaliteitsvol leven, meer zelfbeschikking en een betere participatie in de samenleving. De zorgvernieuwing biedt zorgaanbieders meer vrijheid om zorg op maat te realiseren en het aanbod beter af te stemmen op de vragen van de persoon met een beperking.
2
Zie www.famcompass.eu of publicatie ‘Focus op herintreders. Een job na Thuiswerk’, Studiedienst Gezinsbond, Brussel, september 2009.
3
Lauwers, H., Jonge mantelzorgers? Kinderen van ouders met een chronische ziekte of handicap – Een kwalitatief onderzoek naar het perspectief van kinderen en jongeren, Brussel, 2013.
4
http://www.eigen-kracht.be
5
72
Tot je recht komen in de zorg
BELEIDSPROJECT 2014
TOT JE RECHT KOMEN IN DE ZORG: SAMENVATTING Zorg en gezinnen, ze kunnen niet los van elkaar worden gezien. De overheid roept alle burgers op om hun steentje bij te dragen en spreekt over vermaatschappelijking van de zorg. Informele zorg en thuiszorg zullen beslist mee een antwoord moeten bieden op de verzilvering en de toenemende zorgvragen. Maar is die zorg in familiekring altijd wel zo vanzelfsprekend en krijgt die voldoende erkenning? De Gezinsbond vindt dat er te weinig aandacht gaat naar het gezinsleven binnen die gezinnen die een zorgtaak opnemen. De patiënt mag centraal staan, maar vergeet zijn omgeving niet. Zeker als het jongere mantelzorgers betreft, is er extra aandacht nodig. Tot je recht komen in de zorg, als zorggever én als zorgvrager, is nodig om je levenskwaliteit te garanderen op momenten dat er meer zorg nodig is in je gezin, familie of ruimer sociaal netwerk. Heel wat gezinnen zijn bereid om zorg op te nemen, maar tegelijk staat het zorgen ook onder druk onder meer door de roep om langer te werken, door de kleinere familienetwerken of door de grotere afstand tussen familieleden. De Gezinsbond wil het zorg dragen voor elkaar ondersteunen, maar heeft evenzeer respect voor mensen die deze keuze om allerlei redenen liever niet maken. Mantelzorg hoort steeds een positieve keuze te zijn, zowel voor de mantelzorger zelf als voor de zorgvrager, een keuze die men maakt zonder druk vanuit de overheid of de omgeving. De overheid moet het opnemen van mantelzorg mogelijk maken en niet als vanzelfsprekend beschouwen. Voor de Gezinsbond is het daarbij belangrijk om mantelzorg te erkennen als een officiële zorgvorm en om zorggezinnen te registeren in een zorgregister via het lokaal Sociaal Huis. Professionele zorg en mantelzorg moeten daarenboven maximaal op elkaar afgestemd worden. Dat kan via een trajectbegeleider die zowel de noden van de zorgvrager als de noden van de andere gezins- en familieleden in kaart brengt. Ondersteuning van mantelzorgers betekent ook dat zij voldoende informatie, coaching en opleiding moeten krijgen om de kwaliteit van de zorg te garanderen. De noden, wensen en dromen van de zorgvrager, zijn gezin en zijn omgeving moeten steeds centraal staan. Een gevarieerd aanbod aan ondersteuning is vereist en ook de zorgnoden van de mantelzorgers zelf moeten de nodige aandacht krijgen. Laagdrempelige en bereikbare buurt- en thuisdiensten ondersteunen de mantelzorger en kunnen af en toe de zorg uit handen nemen. Een specifiek aanbod op maat van jonge mantelzorgers dient te worden uitgewerkt. Zowel de lokale overheden als de Vlaamse overheid hebben hierin een rol te vervullen. Op lokaal niveau gaat het bijvoorbeeld over het opsporen en opvullen van leemtes in de buurtgerichte dienstverlening of het toekennen van een mantelzorgpremie. Op Vlaams niveau stelt de Gezinsbond voor om de persoonsgebonden
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress Tot je recht en werkloosheidsstress komen in de zorg
73
financiering gevoelig uit te breiden zodat meer zorgvragers zelf het budget kunnen beheren om de zorg te krijgen die het best bij hun gezin past. We vragen specifiek aandacht voor een toekomstperspectief na de zorg. De combinatie van werk en gezin is een enorme uitdaging voor mantelzorgers, zeker wanneer het om een langdurige zorgsituatie gaat. Verlofstelsels kunnen de combinatie vergemakkelijken, maar zijn niet altijd voldoende om lange periodes te overbruggen. Daarom vragen we voldoende lange niet-vergoede onderbrekingsmogelijkheden. Maatregelen die de invloed op het pensioen verkleinen en initiatieven voor herintreders na afloop van de zorgperiode zijn noodzakelijk.
74
Naar Tot je minder recht komen werkstress in de en zorg werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
De competentiemaatschappij
Meer financiële geletterdheid/ betere computervaardigheden Groeikansen voor elk kind thuis en op school BELEIDSPROJECT 2014
75
MEER FINANCIËLE GELETTERDHEID Geletterdheid in het algemeen is de competentie om informatie te verwerven, te verwerken en gericht te gebruiken.1 Dit betekent met taal, cijfers en grafische gegevens kunnen omgaan en gebruik kunnen maken van informatie- en communicatietechnologie (ICT). Geletterd zijn, is belangrijk om “Bankmensen proberen nog altijd zaken aan te zelfstandig te kunnen functioneren en te participeren in de praten die voor hen wel samenleving en om zich persoonlijk te kunnen ontwikkelen. duidelijk zijn, maar voor Financiële geletterdheid is een belangrijk onderdeel van mij helemaal niet.” algemene geletterdheid dat onbetwistbaar noodzakelijk is om te participeren in onze huidige samenleving. Financiële geletterdheid is niet alleen nodig om bank- en verzekeringsproducten te begrijpen, maar ook om het gezinsbudget en de gezinsconsumptie op een gezonde en verstandige manier te beheren. Financiële geletterdheid is enerzijds kennen, maar anderzijds ook beschikken over de nodige vaardigheiden én het vertrouwen om de vergaarde kennis op een correcte wijze toe te passen in het dagelijkse leven én bewuste en goede keuzes te maken. De verantwoordelijkheid van financiële geletterdheid ligt niet alleen bij de gezinnen. De Gezinsbond wil vooral zoeken naar de randvoorwaarden die het noodzakelijke financieel inzicht mogelijk maken. Onderzoeksresultaten tonen aan dat het slecht gesteld is met de financiële geletterdheid van de gemiddelde Belg. Op de Geldtest van de financiële krant De Tijd bijvoorbeeld was 5 op 10 gebuisd. Uit onderzoeken blijkt dat ook jongeren (leerlingen 3de graad Algemeen Secundair Onderwijs) onvoldoende voorbereid zijn op het dagelijkse financiële leven en ook de actuele en sociaaleconomische kennis van toekomstige leerkrachten blijkt ondermaats. Vroeg of laat schiet de financiële kennis van elk gezin wel eens te kort, al was het maar op bepaalde sleutelmomenten waarop ze een belangrijke financiële beslissing moeten nemen. Er zijn echter ook heel wat gezinnen die permanent de gevolgen dragen van hun beperkte kennis over financiële zaken. Financiële ongeletterdheid blijft vaak verborgen en wordt alleen zichtbaar bij verkeerde beslissingen. Daar praten mensen echter niet graag over omdat ze zich schamen voor hun financiële fouten. In extreme vorm kan financiële ongeletterdheid zelfs regelrecht leiden tot armoede. Daarom wil de Gezinsbond alle gezinnen een beschermende paraplu aanbieden om hen beter te beschermen tegen foute financiële beslissingen. Door hun financiële geletterdheid te verbeteren worden gezinnen ook op financieel vlak ‘gezINbegrepen’.
Financiële ongeletterdheid blijft vaak verborgen en wordt alleen zichtbaar bij verkeerde beslissingen.
76
Meer financiële geletterdheid
BELEIDSPROJECT 2014
SCHULDENPROBLEMATIEK Sommige gezinnen kunnen hun gezinsbudget slecht of niet in evenwicht houden. Dat is niet altijd, maar toch vaak het gevolg van het gebrek aan financiële kennis. Nooit zaten er méér gezinnen in financiële problemen en was de achterstallige schuldenberg zo hoog. Enkele onthutsende cijfers (augustus 2013 en evolutie t.o.v. augustus 2008): 450.214 kredietnemers met minstens 1 niet geregulariseerd achterstallig krediet (+ 19,19 %); ■ 493.859 niet geregulariseerde achterstallige kredieten (+ 20,74 %); ■ 2,89 miljard euro niet geregulariseerde achterstallige kredieten (+ 62,55 %); ■ 10.363.045 kredietnemers (+ 33,46 %); ■ 11.448.741 kredieten (+ 46,76 %); ■ 105.214 Belgen in collectieve schuldbemiddeling (+ 40,31 %). ■
Het verontrust ons bovendien dat het aantal nieuwe kredietopeningen de afgelopen jaren spectaculair toeneemt. Deze kredieten zijn duur en blijven permanent opneembaar. Eind 2012 boden de erkende instellingen voor schuldbemiddeling in Vlaanderen aan ongeveer 66.000 gezinnen budget- en schuldhulpverlening. Dat betekent dat minstens 2 % van de Vlaamse gezinnen zich in een erkende, uitzichtloze schuldpositie bevindt. De schulden van deze gezinnen beperken zich al lang niet meer uitsluitend tot kredietschulden bij banken en kredietmaatschappijen. De schuldenberg breidt zich almaar meer uit naar schulden voor noodzakelijke basisbehoeften zoals energie en andere nutsvoorzieningen (+/- 50 %), gezondheid (36 %), telecom (29 %) en huur (ruim 25 %). Deze cijfers tonen slechts het topje van de ijsberg. Niet alle schuldproblemen zijn geregistreerd. Er zijn nog talloze gezinnen met torenhoge schulden, die zich noodzakelijke uitgaven ontzeggen om hun schulden af te betalen. Een betere financiële geletterdheid moet voorkomen dat nog meer gezinnen in financiële nood geraken. De meest kwetsbare gezinnen zijn: huurders, werklozen, mensen in de leeftijdscategorieën 3039 jaar en 40-49 jaar, alleenwonenden én eenoudergezinnen. Maar, de laatste jaren groeit ook de groep jongeren in schulden. Recente cijfers tonen aan dat minstens 100.000 Belgische jongeren tussen 20 en 35 jaar problemen hebben om hun schulden die vaak oplopen tot 25.000 euro terug te betalen. Een onderzoek bij Nederlandse incassobureaus toont aan dat ruim 80.000 jongeren tussen 18 en 25 jaar hun schulden niet kunnen terugbetalen. Vaak het gevolg van te vlotte kredieten voor een laptop, een dure smartphone of een citytrip. Jongeren leven dikwijls in ‘het hier en nu’ en nemen financiële beslissingen op korte termijn.
BELEIDSPROJECT 2014
Meer financiële geletterdheid
77
Scholen bereiden kinderen en jongeren voor op hun volwassen leven. Maar doen ze dat voldoende op financieel vlak? Het antwoord is duidelijk: financiële geletterdheid ontbreekt nagenoeg in de vakgebonden eindtermen en financiële vorming is onvoldoende aanwezig in de nieuwe vakoverstijgende eindtermen voor secundair onderwijs.
“In Duitsland krijgen alle richtingen op school gedurende vijf jaar lessen economie. Dat zouden scholen ook in België moeten aanbieden.”
Door de historisch lage rente is de verleiding voor spaarders groot om een deel van hun spaargeld te beleggen in risicovolle(re) producten zoals aandelen en fondsen. Banken en verzekeringsmaatschappijen moedigen dat risico extra aan doordat hun personeel een stuk van hun verloning of een bonus krijgt op basis van gerealiseerde objectieven. Gezinnen zijn zich vaak onvoldoende bewust van de extra risico’s van die producten en nemen daardoor onverantwoorde risico’s met hun spaargeld.
LEVENSFASEN De nood aan specifieke financiële kennis is afhankelijk van de levensfase waarin mensen zich bevinden. Belangrijke transitiemomenten zijn: zakgeld beheren een eerste studentenjob ■ meerderjarigheid en wettelijk bekwaam om eigen tegoeden zelf te beheren ■ op kot gaan en zelf een minihuishoudbudget beheren ■ aankoop eerste auto/moto ■ afstuderen en de eerste job met een eigen inkomen ■ zelfstandig (samen)wonen en het eigen budget beheren ■ kinderen krijgen ■ aankoop van een gezinswoning en zoektocht naar een woonkrediet ■ hogere studies van kinderen ■ woonkrediet volledig afbetaald en meer ruimte om te beleggen ■ erven ■ pensioen, met een belangrijke inkomensval ■ uitbetaling groepsverzekering ■ erfenis nalaten ■ ■
78
Meer financiële geletterdheid
BELEIDSPROJECT 2014
Onderweg kunnen gezinnen bijkomend geconfronteerd worden met tegenslagen: verlies of verandering van werk; ziekte, ongeval of handicap; scheiding, vroegtijdig overlijden van de partner… Daarnaast staan gezinnen in de loop van hun leven af en toe voor een grote aankoop of uitgaven: gezinswagen, tweede wagen, studies kind(eren), huwelijkind(eren), kinderen financieel bijspringen bij bouwen of kopen van een woning... Bij aankopen moeten gezinnen de juiste keuzes kunnen maken. Daarvoor hebben ze voldoende financiële kennis nodig om de gevolgen van hun keuze in te schatten. Ze moeten dus ook een goed zicht hebben op de kosten die aan de keuze gekoppeld zijn. Ook juridische kennis is vaak noodzakelijk. Bovendien verandert ook de samenleving en de omgeving waarin gezinnen financiële beslissingen nemen voortdurend. Zo stijgen en dalen de rentevoeten van woonkredieten regelmatig waardoor het voor gezinnen op een bepaald moment zinvol kan zijn om de rente van hun lopend woonkrediet aan te passen. De kennis die gezinnen ooit hebben verworven inzake leningen en marktvoorwaarden, gaat echter niet hun hele
Onze wetgeving en administratie zijn zo ingewikkeld dat doorsneegezinnen er vaak hun weg niet in vinden. leven lang mee.
Tot slot zijn onze wetgeving en administratie zo ingewikkeld dat doorsneegezinnen er vaak hun weg niet in vinden.
NOOD AAN MEER FINANCIËLE GELETTERDHEID Verschillende nationale en internationale organisaties benadrukken het belang van een goede financiële geletterdheid en de voordelen op verschillende niveaus. Zo biedt een betere financiële kennis o.a. de kans om meer doordachte keuzes te kunnen maken, die hun vermogen ten goede komen, ongeacht hun leeftijd. Maar de meeste consumenten beschikken over te weinig basiskennis van financiële zaken. Naarmate de financiële producten en diensten complexer worden, neemt ook de nood aan financiële kennis toe. Maar, consumenten staan niet altijd open voor financiële opvoeding, tenzij ze beseffen dat dit voor hen belangrijk is. Financiële geletterdheid is geen privilege voor mensen die gestudeerd hebben. Een universitair diploma is geen garantie dat deze mensen na hun studies beter kunnen omgaan met financiële zaken. Financiële geletterdheid is bovendien niet alleen noodzakelijk om financiële producten en diensten te begrijpen. Wie bijvoorbeeld een goede kennis heeft van beurszaken en beleggen, kan totaal hulpeloos zijn op het vlak van fiscaliteit of sociale zekerheid.
BELEIDSPROJECT 2014
Meer financiële geletterdheid
79
Elke materie bevat immers specifieke financiële aspecten die een bijzondere vorming vereisen. De Gezinsbond ondersteunt de aanbevelingen van de Raad Economische en Financiële zaken (Ecofin): financiële opvoeding geven aan burgers; burgers meer bewust maken van het belang van financiële opvoeding in het kader van toekomstige uitdagingen inzake financiën zoals pensioenen, financiering van gezondheidszorg en huisvesting; ■ het nut in overweging nemen om financiële geletterdheid op te nemen in onderwijscurricula; ■ financiële vorming invoeren in alle levensfasen en programma’s opstellen op maat van de specifieke noden van alle doelgroepen zodat financiële opvoeding consequent de criteria van transparantie en objectiviteit vervult. ■ ■
EEN MEERSPORENBELEID Inzake financiële geletterdheid wil de Gezinsbond een meersporenbeleid volgen. In eerste instantie moeten gezinnen op een verstandige wijze kunnen omgaan met hun beperkt gezinsbudget. Gezinnen in een precaire situatie hebben vooral hulp nodig in budgetbeheer om hun gezinsbudget beter en doeltreffender te leren beheren. Zij hebben tevens nood aan elementaire financiële kennis om niet in de valkuilen van al te gemakkelijke kredietverstrekking te trappen. Een gericht preventiebeleid moet gezinnen behoeden voor een overmatige schuldensituatie. Daarnaast hebben gezinnen in al hun levensfasen recht op de nodige financiële vorming om de noodzakelijke keuzes te maken die het best passen in hun situatie en budget. Ook gezinnen die geconfronteerd worden met tegenslagen moeten ergens terechtkunnen om de nodige financiële kennis te verzamelen om in hun specifieke situatie de beste keuzes te kunnen maken. Tot slot hebben gezinnen, die voldoende inkomen hebben om een deel van hun gezinsbudget te sparen, recht op specifieke financiële kennis en hulp om de risico’s van spaarvormen en beleggingen te detecteren, te evalueren en er mee kunnen omgaan, zodat ze geen onverantwoorde risico’s nemen met hun spaargeld.
Kinderen en jongeren thuis Kinderen wegwijs maken in geldzaken is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de ouders. Het is belangrijk dat ouders hun kinderen goed opvoeden, dus ook op financieel vlak. Kinderen stellen regelmatig aan hun ouders vragen (ook ingewikkelde) over geld. 80
Meer financiële geletterdheid
BELEIDSPROJECT 2014
Ouders moeten geldzaken (meer) bespreken binnen het gezin. Nog al te vaak hebben zij schroom om geldzaken samen met hun kinderen te bespreken. Er rust nog een te groot taboe rond centen. Ouders moeten het eerste aanspreekpunt zijn voor kinderen en jongeren om hen wegwijs te maken in de financiële jungle. Financiële opvoeding is belangrijk en daarin speelt het thuismilieu een even grote rol als het onderwijs. Er rust nog een te groot Ouders beginnen best al op jonge leeftijd met hun kinderen finantaboe rond centen. cieel op te voeden. Jong geleerd is immers oud gedaan. Kinderen krijgen almaar meer de gelegenheid (o.a. internet, mobiel) autonoom aankopen te doen, waardoor ouders niet altijd veel zicht of controle hebben op hun uitgaven. Het is dan ook van cruciaal belang dat zij hun kinderen leren omgaan met een beperkt budget. Ze moeten hen ook wijzen op de gevaren en valkuilen van onze huidige consumptiemaatschappij. Bovendien leven we in een consumptiemaatschappij waarin defecte toestellen (gsm’s, pc’s, muziekinstallaties) en meubilair niet meer hersteld worden én oude toestellen te snel worden vervangen nog voor ze versleten zijn. Zakgeld is een onmisbaar instrument om kinderen en jongeren kennis te laten maken met aspecten van het goed beheer van een gezinsbudget. Ouders moeten met hun kinderen duidelijke en goede afspraken maken over de hoogte van het zakgeld en waaraan ze dat bedrag moeten of mogen besteden. Zij moeten hun kinderen ook aanmoedigen om te sparen voor grotere aankopen, die ze niet kunnen doen met hun zakgeld. Wie op jonge leeftijd leert sparen, zal later minder geneigd zijn om onnuttige kredieten aan te gaan. Als jongeren als jobstudent gaan werken, moeten ouders op voorhand met hun kinderen overleggen over de besteding van het inkomen uit studentenarbeid: bv. zelf consumeren, een deel sparen of bijdragen in de studiekost of een bijdrage leveren aan het gezinsbudget.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Ouders maken geldzaken (meer) bespreekbaar binnen het gezin.
■
Ouders wijzen hun kinderen op de valkuilen van onze consumptiemaatschappij.
■
Ouders maken hun kinderen weerbaarder tegen de huidige wegwerpmaatschappij door hen te leren dat defecte toestellen en meubilair ook kunnen hersteld worden en dat ze niet onmiddellijk een nieuw toestel moeten kopen en dat verouderde toestellen niet onmiddellijk moeten vervangen worden door de allernieuwste versie.
■
Ouders maken met hun kinderen duidelijke afspraken over de besteding van hun zakgeld om hen zo te leren omgaan met een beperkt (zakgeld)budget.
■
Ouders moedigen hun kinderen aan om te leren sparen voor grotere aankopen.
■
Ouders maken duidelijke afspraken over de bestemming van inkomen uit studentenarbeid.
BELEIDSPROJECT 2014
Meer financiële geletterdheid
81
■
De overheid maakt middelen vrij voor sensibilisering en informatieverstrekking naar ouders over hoe ze hun kinderen kunnen leren omgaan met centen en hun zakgeld leren beheren.
Kinderen en jongeren op school Soms zijn ouders zelf niet voldoende financieel geschoold om hun kinderen financieel op te voeden, zeker als ze zelf in financiële problemen zitten. Er zijn ook ouders die hun kinderen niet willen ‘lastigvallen’ met geldzaken en ‘paperassen’. Daarom is er volgens de Gezinsbond ook een belangrijke taak weggelegd voor het onderwijs om kinderen en jongeren financieel te scholen. Scholen bereiden kinderen en jongeren voor op hun volwassen leven. Maar doen ze dat voldoende op financieel vlak? Het antwoord is duidelijk: financiële geletterdheid ontbreekt nagenoeg in de vakgebonden eindtermen en financiële vorming is onvoldoende aanwezig in de nieuwe vakoverstijgende eindtermen voor secundair onderwijs. Scholen moeten jongeren beter voorbereiden op het dagelijkse leven. We stellen echter vast dat financiële geletterdheid nagenoeg ontbreekt in de vakgebonden eindtermen. In de eindtermen van het Beroeps Secundair Onderwijs (BSO) vinden we onder “Project Algemene Vakken (PAV)“ dan wel meer praktische financiële thema’s terug. De beschikbare PAV-pakketten bieden in de derde graad van het BSO een goede oplossing, maar zijn bedoeld als service, m.a.w. ermee werken, gebeurt op vrijwillige basis. Er is dus duidelijk nood aan een bijkomend vak om leerlingen beter voor te bereiden op hun toekomstig financieel leven. Hoewel de huidige lessenroosters al overvol zitten, moet het onderwijs toch de prioriteit van financiële opvoeding kiezen en ruimte maken voor een extra vak ‘financiële vorming’. Dat vak mag zich niet beperken tot zuiver financiële aspecten, maar moet ook focussen op de juridische gevolgen van bepaalde keuzes en ondertekende contracten. Het is belangrijk om de leerkrachten die dit nieuwe vak moeten geven bijkomend op te leiden om hen vertrouwd te maken met de nieuwe leerstof. Het nieuwe vak moet uiteraard ook opgenomen worden in de leerlingenopleiding.
Scholen moeten jongeren beter voorbereiden op het dagelijkse leven. We stellen echter vast dat financiële geletterdheid nagenoeg ontbreekt in de vakgebonden eindtermen.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Nieuw verplicht vak ‘financiële vorming’ in de derde graad van alle richtingen van de verschillende onderwijsvormen van het secundair onderwijs. In dat vak komen de praktische basiselementen over financiële en juridische zaken aan bod, die leerlingen in hun (latere) hun dagelijkse leven nodig hebben.
82
Meer financiële geletterdheid
BELEIDSPROJECT 2014
■
Het vak ‘financiële vorming’ in het secundair onderwijs als volwaardig en apart vak aanbieden. Dus niet integreren in de diverse bestaande vakken. De lessen geeft men best in de derde graad omdat de laatstejaarsleerlingen aan de vooravond van hun meerderjarigheid staan. In dit nieuwe vak moeten leerlingen verstandig leren omgaan met een beperkt gezinsbudget, risico’s van diverse spaar- en beleggingsmogelijkheden leren kennen en evalueren, valkuilen van overconsumptie detecteren, voor- en nadelen van nuttige en onnuttige kredieten en de gevolgen van overmatige schuldenlast leren, juridische gevolgen van het ondertekenen van contracten en het afsluiten van overeenkomsten kennen. De Gezinsbond wil meedenken over en meewerken aan de inhoud van het nieuwe vak “financiële vorming’.
■
Nieuw verplicht vak voor alle toekomstige leerkrachten in de lerarenopleiding zodat ze beter opgeleid zijn om leerlingen financieel te vormen.
■
Beroepsverenigingen en overheidsinstanties inschakelen om de huidige en toekomstige leerkrachten financieel te vormen. Bv. Febelfin, Assuralia, Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, Orde van Vlaamse Balies, FOD Financiën en FOD Sociale Zekerheid.
■
Scholen wijzen hun leerlingen op de valkuilen van onze consumptiemaatschappij.
Meerderjarige jongeren Gemeenschappelijk beheer Vanaf 18 jaar mogen jongeren hun tegoeden volledig zelf beheren én rechtsgeldig contracten en overeenkomsten afsluiten. Ouders, die met hun eigen vermogen belangrijke spaartegoeden opbouwen voor hun kinderen, vinden hen vaak op die leeftijd nog te jong en te onervaren om verstandig om te springen met grote bedragen. Daarom sparen ouders vaak niet op naam van hun kinderen, maar op hun eigen naam. Op die manier zijn de kinderen niet zeker dat ze de gespaarde tegoeden ooit zullen krijgen. De jongeren zelf voelen zich vaak nog te onzeker en onvoorbereid om belangrijke spaartegoeden zelfstandig te beheren. Dialoog en samenwerking tussen ouders en kinderen bieden in die gevallen een oplossing. Daarvoor is er nood aan een nieuw juridisch statuut voor spaaren effectenrekeningen dat rekening houdt met de wensen van de ouders en de belangen van hun kinderen.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Nieuw juridisch statuut voor spaartegoeden, die ouders met hun eigen vermogen opzij hebben gezet voor hun kinderen. Dat statuut bepaalt dat ouders en kinderen vanaf de meerderjarigheid tot zolang de kinderen kinderbijslaggerechtigd zijn (maximaal 25 jaar) deze spaargelden gezamenlijk moeten beheren.
BELEIDSPROJECT 2014
Meer financiële geletterdheid
83
Deze maatregel verplicht ouders om met hun kinderen te spreken over de opgebouwde spaartegoeden en laat jongeren toe om effectief onder begeleiding van hun ouders te leren omgaan met het spaargeld en de beleggingen,
Derdenbeding (Groot)ouders die problemen hebben met de bestaande wettelijke beperkingen (beperkte keuze in spaar- en beleggingsproducten door het lage risicoprofiel van minderjarigen en automatisch beheer door jongere vanaf de meerderjarigheid) voor de spaartegoeden, die ze met hun eigen vermogen opbouwen voor hun (klein)kinderen, kunnen beroep doen op de bestaande spaarformule met derdenbeding. Via deze formule worden de spaartegoeden pas op een door de (groot)ouder zelf bepaalde vervaldatum overgedragen op naam van het (klein)kind. Ouders en grootouders kennen echter de spaarformule met derdenbeding niet of onvoldoende. Bovendien bieden niet alle banken deze spaarformule aan hun klanten aan, ofwel omdat ze die niet commercialiseren ofwel omdat er te veel administratie mee gepaard gaat.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Alle banken moeten spaarformules met derdenbeding aanbieden aan hun klanten.
■
Spaarformules met derdenbeding beter bekendmaken bij ouders en grootouders. Uiteraard is daar ook een taak weggelegd voor de Gezinsbond zelf via zijn eigen publicaties.
Jongvolwassenen Zodra jongeren afstuderen, zoeken ze meestal een job en bouwen een eigen financieel leven uit. Wanneer ze het ouderlijk dak verlaten, staan ze volledig zelf in voor het beheer van hun gezinsbudget. Op dat ogenblik hebben jongvolwassenen (18-27 jaar) zeker nood aan een opfrissing van de financiële vorming die ze eventueel in het secundair onderwijs kregen.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
De Gezinsbond neemt zelf een rol op als informatieverstrekker door om de twee jaar toegankelijke thema-avonden te organiseren rond geldzaken. Die infoavonden zijn bestemd voor ouders én hun kinderen, die binnen afzienbare tijd op eigen benen willen staan. Op deze avonden moeten de noodzakelijke elementen besproken worden om de jongvolwassenen degelijk voor te bereiden op een zelfstandig financieel en administratief leven.
84
Meer financiële geletterdheid
BELEIDSPROJECT 2014
Volwassenen Financiële vorming mag zich niet beperken tot kinderen en jongeren, maar moet uitgebreid worden naar de hele bevolking en dat in alle leeftijdsklassen. Daarvoor ziet de Gezinsbond een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. Die kan zich laten inspireren door het project Mediawijs.be, het Kenniscentrum Mediawijsheid van iMinds vzw, dat sinds 2013 loopt op initiatief van de Vlaamse minister van Media. Dergelijk breed vormingsinitiatief moet de financiële kennis in alle lagen van de bevolking bevorderen, zodat jong en oud kritisch en bewuster leert omgaan met financiële zaken. Onderzoek wijst uit dat er al voldoende informatie over financiële kennis beschikbaar is op internet, maar dat veel gezinnen niet zelf en spontaan op zoek gaan naar de nodige info. Sommigen klagen zelfs de overvloed aan informatie op het web aan en wijzen op de nood aan instanties die de nodige en nuttige informatie voor gezinnen kanaliseren en kunnen aangeven wat voor hen op bepaalde keuzemomenten belangrijk is. Gezinnen hebben bepaalde financiële kennis immers pas nodig als ze bepaalde keuzes moeten maken. Gezinnen die thuis of op school nooit geleerd hebben om hun gezinsbudget op een verstandige manier te beheren, moeten ook preventief, nog vóór ze echt in financiële problemen verzeild geraken, ergens terechtkunnen voor advies en eventuele begeleiding. Vandaag is preventieve budgetbegeleiding bij het OCMW alleen mogelijk voor mensen die niet werken of al daadwerkelijk in de financiële problemen zitten. Preventieve hulp moet mogelijk zijn voor iedereen, ongeacht of ze werken of niet, ook als het gezin nog niet in financiële problemen zit. Begin 2013 lanceerde de FSMA2 de portaalsite www.wikifin.be om consumenten te helpen bij hun financiële beslissingen. Deze website stelt gratis objectieve, betrouwbare en handige informatie ter beschikking. Wikifin is een fantastisch initiatief, maar nog altijd te weinig bekend, vooral bij de minder financieel opgeleide consument. Ook voor de media is er een belangrijke rol weggelegd om de financiële kennis van gezinnen op te krikken.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Meer toegankelijke consumentenprogramma’s op televisie of op de radio die op regelmatige basis veel voorkomende en herkenbare financiële zaken behandelen en de risico’s in de kijker plaatsen. Bv. “Voor hetzelfde geld” op Eén en “Inspecteur De Caluwé” op Radio 2. Deze programma’s moeten uitgezonden of herhaald worden op uren die toegankelijk zijn voor werkende mensen.
BELEIDSPROJECT 2014
Meer financiële geletterdheid
85
■
Courante financiële kwesties aan bod laten komen in populaire televisiesoaps. Bv. Thuis en Familie. Zo zullen kijkers die niet actief op zoek gaan naar financiële informatie en niet uit zichzelf naar gespecialiseerde consumentenprogramma’s over financiële thema’s kijken, bewust worden van de gevaren van bepaalde financiële beslissingen. Het zal vele kijkers beter en langer bijblijven dat Frank Bomans uit Thuis een belangrijk verlies lijdt op zijn beleggingen dan een uitgebreide reportage in Koppen over de gevaren van te veel risico in de beleggingsportefeuille.
■
Basiseducatie “noodzakelijke financiële vorming” aanbieden aan gezinnen om hen te leren hoe ze hun huishoudbudget (beter) kunnen beheren. Binnen deze basiseducatie moeten ouders ook leren hoe ze ‘neen’ kunnen zeggen tegen hun kinderen.
■
Preventieve budgetbegeleiding via OCMW, Sociaal Huis of toegankelijke lokale infopunten mogelijk maken voor mensen die wel een behoorlijk inkomen hebben, ook voor ze in financiële problemen zitten.
■
De overheid moet een aangepaste en toegankelijke opleiding inrichten voor gezinnen en bestaande initiatieven (Centra voor Basiseducatie, Centra voor Volwassenenonderwijs, steden en gemeenten) meer bekend maken waarin ze de basisprincipes aanleren van onze fiscale en sociale wetgeving, én budgetbeheer.
■
Herhaaldelijke grootschalige sensibiliseringscampagnes lanceren in de media en op school om Wikifin bekend te maken bij het grote publiek.
■
Werkgevers verplichten om hun werknemers beter te begeleiden bij de noodzakelijke administratie bij ziekte of ontslag en hun personeel te adviseren bij de keuzes rond hun groepsverzekering bij vertrek.
Ouderen
“Als mijn vader ooit komt weg te vallen, geraakt mijn moeder in grote problemen Zij kent helemaal niks van een computer en op financieel vlak is ze ook al een echte oen.”
86
Meer financiële geletterdheid
Ouderen hebben uiteraard dezelfde noden als volwassenen, maar worden extra geconfronteerd met de overdracht van hun vermogen naar de volgende generatie(s). Wie voldoende geld heeft, kan zich laten adviseren door de beste fiscale experten om een zorgvuldige successieplanning op te stellen. Wie dat niet kan, blijft in de kou staan. Ouderen moeten een gulden middenweg zoeken tussen het principe van ‘beter geven met een warme hand’ om hun kinderen en kleinkinderen financieel te helpen en zelf nog een reserve overhouden voor de echte oude dag. Vaak denken ouderen dat ze voldoende financieel zijn voorbereid voor een rusthuisverblijf, maar beseffen ze niet hoe hoog de kosten kunnen oplopen.
BELEIDSPROJECT 2014
Ook een begrafenisverzekering kan een vals veiligheidsgevoel bieden als het verzekerde kapitaal nooit werd verhoogd of geïndexeerd.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
De overheid moet middelen blijven vrijmaken voor sensibilisering en informatieverstrekking naar ouderen over nalatenschappen en successieplanning (bv. de infoavonden “Erven en schenken” van de Gezinsbond).
Consumenten De huidige samenleving is geëvolueerd naar een consumptiemaatschappij, waarin vele goederen geen basisbehoeftes bevredigen, maar eerder prestige verschaffen. In de eerste plaats heeft de consument zelf een eigen verantwoordelijkheid om zijn consumptie te beheersen en zijn financiële kennis op te krikken. Dat vergt een actieve houding ten aanzien van de beschikbare informatie. Maar de consument wordt voortdurend beïnvloed door externe factoren zoals reclame, media, vertrouwenspersonen in de financiële sector. En niet alle consumenten hebben een aangeboren weerbaarheid ten aanzien van het overaanbod van reclame dat ons allen aanzet tot (over)consumeren. Bovendien vindt de consument niet altijd de juiste, objectieve informatie op het moment dat hij deze info nodig heeft.
Niet alle consumenten hebben een aangeboren weerbaarheid ten aanzien van het overaanbod van reclame dat ons allen aanzet tot (over)consumeren. Bovendien vindt de consument niet altijd de juiste, objectieve informatie op het moment dat hij deze info nodig heeft.
Als consumenten slachtoffer worden van misleidende praktijken, hebben ze het moeilijk om een instantie te vinden met een luisterend oor waar ze met hun klacht terechtkunnen. Ook consumentenorganisaties moeten gedupeerde consumenten kunnen bijstaan als ze schade hebben geleden of een klacht hebben. De collectieve klachtenregeling, de groepsvordering die binnenkort in België mogelijk is, moet laagdrempelig zijn. Maar ook de individuele consument verdient een duidelijk en laagdrempelig en transparanter klachtenkanaal. Ook ten aanzien van financiële diensten en producten. Elke consument moet goed beschermd worden tegen overmatige en onnuttige consumptie. Gezinnen moeten opnieuw verstandig leren omgaan met een beperkt gezinsbudget. Op dat vlak is er een belangrijke rol weggelegd voor gezins- en consumentenorganisaties om hun leden te informeren via publicaties, lezingen en voor de overheid om consumenten (nog) beter te beschermen.
BELEIDSPROJECT 2014
Meer financiële geletterdheid
87
Bovendien worden financiële producten en diensten almaar complexer en onverstaanbaar voor veel doorsnee gezinnen. Om een verstandige keuze te maken, hebben gezinnen daarom nood aan objectief advies op maat.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
De Gezinsbond informeert zijn ledengezinnen nog beter over de valkuilen van onze consumptiemaatschappij via zijn publicaties, lezingen en infoavonden.
■
De Gezinsbond moderniseert zijn gezinskasboek (ook online versie), ontwikkelt een jongerenversie, en voert een grotere en betere promotie van beide producten.
■
De minister van Consumentenzaken maakt middelen vrij om objectieve en onafhankelijke financiële consulenten te financieren om gezinnen te begeleiden met hun keuzes in financiële zaken (zowel sparen en beleggen als kredieten) en verzekeringen, zonder echter te assisteren bij de administratieve afhandeling van de overeenkomst.
■
De overheid (op alle beleidsniveaus van lokaal tot federaal) vervult een belangrijke rol in de financiële opvoeding van gezinnen en voert een algemeen beleid met focus op het bevorderen van de financiële kennis van de burger.
■
De overheid moet consumenten (nog) beter beschermen en moet daartoe beter toezien op eerlijke praktijken.
■
De collectieve klachtenregeling (groepsvordering) moet laagdrempelig zijn.
■
Een duidelijk, laagdrempelig en transparant klachtenkanaal voor gedupeerde consumenten ook ten aanzien van financiële diensten en producten. Zoals het Belgische Europees Centrum voor de Consument dit vandaag al doet voor grensoverschrijdende consumentenkwesties.
Spaarders Te veel en onverantwoord risico in de spaarpot van gezinnen is nefast. Verkeerde keuzes van spaar- of beleggingsproducten en -formules kunnen het spaarvermogen van gezinnen doen slinken in plaats van te laten groeien. Spaarders moeten beter de risico’s van bepaalde producten detecteren en evalueren, zodat ze Spaarders en beleggers een aangepaste en objectievere keuze kunnen maken of ze er in hebben recht op toegankelijk, transparant, investeren en hoeveel. Schrijnende verhalen van gezinnen die hun degelijk, objectief en volledige vermogen (erfenis of opbrengst van de verkoop van de geonafhankelijk advies dat zinswoning) belegden in dubieuze aandelen (bv. Lernout & Hauspie) aangepast is aan hun moeten voorkomen worden. Spaar- en beleggingsproducten worden specifieke gezinssituatie almaar ingewikkelder, zodat soms het bankpersoneel ze zelfs niet en gezinsbudget en meer begrijpt, laat staan ze kan uitleggen aan hun klanten. gezinsvermogen.
88
Meer financiële geletterdheid
BELEIDSPROJECT 2014
Zelfs eenvoudige financiële producten en diensten kunnen ingewikkeld zijn voor weinig geïnformeerde klanten. Spaarders en beleggers hebben recht op toegankelijk, transparant, degelijk, objectief en onafhankelijk advies dat aangepast is aan hun specifieke gezinssituatie en gezinsbudget en gezinsvermogen. Bovendien moeten zij meer en beter geïnformeerd worden over de basisbegrippen en -principes van veilig sparen en beleggen. Spaar- en beleggingsadviseurs stellen zich echter al te vaak op als (agressieve) verkopers, die onvoldoende rekening houden met de noden en behoeften van hun klanten, maar eerder gedreven worden door eigen belang om hun verkoopcijfers te behalen. Gezinnen die geen ervaring hebben met beleggen hebben recht op professionele en onafhankelijke begeleiding op momenten in hun leven als ze plots toch beschikken over een belangrijk kapitaal (erfenis, uitbetaling groeps- of levensverzekering, lottowinst).
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
De overheid moet toegankelijke vormingen organiseren rond financiële basiskennis over sparen en beleggen i.s.m. de FSMA (bankentoezichthouder) en Febelfin (beroepsfederatie van Banken).
■
De overheid moet regelmatig sensibiliseringscampagnes organiseren om te wijzen op de gevaren van te veel risico in spaar- en beleggingsportefeuilles.
■
De Gezinsbond informeert zijn leden-gezinnen meer en beter over de voor en nadelen van bepaalde populaire spaar- en beleggingsproducten en spaarformules via zijn publicaties, lezingen en infoavonden.
■
De financiële sector is verplicht zijn financiële producten en diensten, zelfs de eenvoudige, verstaanbaar te maken, ook voor mensen die weinig financiële kennis hebben.
■
Banken en kredietinstellingen zijn verplicht eerlijker en transparanter te communiceren over de voor- en nadelen van de aangeboden financiële producten en diensten, alsook over de daaraan gekoppelde risico’s.
■
Banken en verzekeringsmaatschappijen zijn verplicht infofiches op te maken voor elk spaar- en beleggingsproduct en voor alle kredietformules infofiches, met daarin het rendement of verlies van een belegging. Deze fiches bevatten ook het slechtste scenario.
■
Financiële tussenpersonen en bankpersoneel in direct contact met klanten zijn verplicht zich permanent te laten vormen en bijscholen. Daarin is voldoende aandacht voor risico-evaluatie van de verschillende producten en diensten. Zo hebben zij een passende beroepskennis van de voor- en nadelen van de financiële producten en diensten die zij hun cliënteel aanbieden. Bovendien moeten zij kunnen inschatten of deze
BELEIDSPROJECT 2014
Meer financiële geletterdheid
89
beantwoorden aan de behoeften van hun klanten én moeten zij alle risico’s ervan correct kunnen inschatten. ■
Formeel verbod op de koppeling van commissie- en beloningssystemen van financiële tussenpersonen en commerciële bankmedewerkers aan het risicogehalte van hun producten en diensten. Zo worden zij in hun aanbevelingen niet langer gestuurd door eigen belang en duwen zij gezinnen niet nodeloos en onverantwoord in meer risico.
■
De MIFID-regelgeving3 meer uniformiseren zodat banken en verzekeraars de diverse risicoprofielen op dezelfde manier benoemen (zowel inhoud als benaming) en werken met een uniforme vragenlijst om deze risicoprofielen te bepalen.
■
De overheid (o.a. FSMA, Nationale Bank, Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie) ziet beter toe op bankenethiek.
■
De overheid organiseert toegankelijke en betaalbare begeleidingstrajecten om gezinnen te informeren en te begeleiden op momenten in hun leven dat ze plots een belangrijk bedrag ontvangen dat ze mogelijk willen beleggen.
■
Standaardlabel om het risicogehalte aan te geven van spaar- en beleggingsproducten, met vermelding van het percentage van kapitaalgarantie en de rating van de debiteur.
■
Verplicht waarschuwingsteken “dit spaarproduct kan de gezondheid van uw portefeuille schaden” voor elk spaar- en beleggingsproduct. Naar analogie van de gezondheidswaarschuwingen op sigarettenpakjes.
Kredietnemers Om te vermijden dat gezinnen terechtkomen in overmatige schuldsituaties is er nood aan meer en betere informatie over de valkuilen van de verschillende kredietvormen. Er bestaan bijvoorbeeld voor woonkredieten verschillende formules qua looptijd, aanpasbaarheid van de rente (vast of variabel) en modaliteiten (waarborg, wederopname, accordeonsysteem). Aangezien de aankoop van de gezinswoning voor de meeste gezinnen de belangrijkste aankoop in hun leven is, moeten gezinnen voldoende en objectieve informatie krijgen over de gevolgen van de keuze van een aangepast en haalbaar woonkrediet. Ook moet men consumenten beter beschermen tegen te gemakkelijke kredietvormen. Ze moeten het onderscheid leren maken tussen nuttige kredieten (woonkrediet en autolening) en onnuttige kredieten (permanente kredietopeningen zonder vaste afbetaling, consumptiekredieten en persoonlijke leningen) voor dagelijkse consumptie of jaarlijks terugkerende uitgaven zoals vakantiereizen.
90
Meer financiële geletterdheid
BELEIDSPROJECT 2014
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
De overheid richt toegankelijke en objectieve lokale infopunten op waar gezinnen kredietvoorstellen van banken en kredietinstellingen kunnen laten evalueren en toetsen op betaalbaarheid, rekeninghoudend met hun huidig beschikbare gezinsinkomen. Bovendien moeten deze infopunten gezinnen waarschuwen voor de gevolgen van onvoorziene omstandigheden (verlies van werk door ontslag of ziekte) op hun terugbetalingscapaciteit. Bv. infopunt in elke gemeente.
■
Banken en verzekeringsmaatschappijen zijn verplicht om voor elke kredietformule infofiches op te maken die altijd het minst gunstige scenario bevatten, met daarin de totale rentelast.
■
De overheid moet consumenten nog beter beschermen tegen de praktijken van kredietinstellingen en grootwarenhuizen, die te gemakkelijk en te snel onnuttige kredieten aanbieden zoals permanent opneembare kredietlijnen, al dan niet gekoppeld aan een kredietkaart.
Definitie van “geletterdheid” zoals gebruikt in de Centra voor Basiseducatie.
1
Sinds 1 april 2011 maakt financiële vorming van het publiek wettelijk deel uit van het bevoegdheidspakket van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (Financial Services and Markets Authority, FSMA). Daarnaast is de FSMA al langer bevoegd voor de bescherming van beleggers en consumenten van financiële producten.
2
MiFID (Markets in Financial Instruments Directive) is een Europese richtlijn om spaarders beter te beschermen tegen risico’s door een risicoprofiel op te maken a.h.v. een vragenlijst waarin gepeild wordt naar hun kennis en doelstellingen.
3
BELEIDSPROJECT 2014
Meer financiële geletterdheid
91
MEER FINANCIËLE GELETTERDHEID: SAMENVATTING Gezinnen hebben vandaag heel wat financiële vaardigheden nodig: om bank- en verzekeringsproducten te begrijpen, maar ook om het gezinsbudget op een gezonde en verstandige manier te beheren. Het is echter slecht gesteld met de financiële geletterdheid van de gemiddelde Belg. De verantwoordelijkheid van financiële geletterdheid ligt niet alleen bij de gezinnen. De Gezinsbond wil vooral zoeken naar de randvoorwaarden die het noodzakelijke financieel inzicht mogelijk maken. Vroeg of laat schiet de financiële kennis van elk gezin wel eens te kort, al was het maar op bepaalde sleutelmomenten waarop ze een belangrijke financiële beslissing moeten nemen. Er zijn echter ook heel wat gezinnen die permanent de gevolgen dragen van hun beperkte kennis over financiële zaken. In extreme vorm kan financiële ongeletterdheid zelfs regelrecht leiden tot armoede. De Gezinsbond wil gezinnen beter beschermen tegen verkeerde financiële beslissingen. Door hun financiële en digitale geletterdheid te verbeteren, zullen gezinnen ook op dat vlak ‘gezINbegrepen’ worden. Inzake financiële geletterdheid wil de Gezinsbond een meersporenbeleid volgen. In eerste instantie moeten gezinnen op een verstandige wijze kunnen omgaan met hun beperkt gezinsbudget. Gezinnen in een precaire situatie hebben vooral hulp nodig in budgetbeheer om hun gezinsbudget beter en doeltreffender te leren beheren. Zij hebben tevens nood aan elementaire financiële kennis om niet in de valkuilen van al te gemakkelijke kredietverstrekking te trappen. Een gericht preventiebeleid moet gezinnen behoeden voor een overmatige schuldensituatie. Zo vragen we aan de overheid om een betere bescherming uit te werken tegen de praktijken van kredietinstellingen en grootwarenhuizen die te gemakkelijk en te snel onnuttige kredieten aanbieden. Er is een laagdrempelig klachtenkanaal nodig voor consumenten die het slachtoffer worden van dubieuze financiële producten en diensten. Daarnaast hebben gezinnen in al hun levensfasen recht op de nodige financiële vorming om de noodzakelijke keuzes te maken die het best passen in hun situatie en budget. Ook gezinnen die geconfronteerd worden met tegenslagen moeten ergens terechtkunnen om de nodige financiële kennis te verzamelen om in hun specifieke situatie de beste keuzes te kunnen maken. In het onderwijs moet meer aandacht besteed worden aan financiële vorming via een verplicht vak “financiële vorming”. Ouders moeten geldzaken meer bespreekbaar maken binnen het gezin en hun kinderen weerbaarder maken tegen de huidige concumptiemaatschappij. Via zakgeld en inkomsten uit studentenjobs kunnen kinderen en jongeren stilaan financiële vaardigheden opdoen.
92
Naar minder Meer financiële werkstress geletterdheid en werkloosheidsstress
BELEIDSPROJECT 2014
Tot slot hebben gezinnen, die voldoende inkomen hebben om een deel van hun gezinsbudget te sparen recht op specifieke financiële kennis en hulp om de risico’s van spaarvormen en beleggingen te detecteren, evalueren en er mee kunnen omgaan zodat ze geen onverantwoorde risico’s nemen met hun spaargeld. Toegankelijke vormingen over sparen en beleggen, eerlijke en eenvoudige communicatie door banken en kredietinstellingen en een betere bankenethiek zijn daarbij cruciaal. Het belang van de klant moet centraal staan in de adviesverlening van banken, kredietinstellingen en verzekeraars. Gezinnen moeten ook toegang krijgen tot objectief advies om na te gaan of de aangeboden beleggings- en kredietvoorstellen haalbaar zijn rekeninghoudend met hun risicoprofiel en terugbetalingscapaciteit.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress Meer financiële en werkloosheidsstress geletterdheid
93
BETERE COMPUTERVAARDIGHEDEN
“We mogen niet alles willen vervangen door een computer. Sociale relaties zijn ook belangrijk.”
De Gezinsbond heeft ervoor gekozen om binnen het thema financiële vaardigheden een afzonderlijk luik te wijden aan digitalisering. Digitale vaardigheden vormen vandaag een essentieel onderdeel van financiële zelfredzaamheid. Tegelijk moeten we digitalisering in een breder perspectief plaatsen: de digitale vaardigheden die nodig zijn in het kader van financiële zelfredzaamheid maken deel uit van het geheel aan digitale vaardigheden die mensen nodig hebben om vandaag in onze samenleving mee te kunnen. Maar in een steeds verder digitaliserende maatschappij ligt de lat van de basisvaardigheden hoog, waardoor mensen uit de boot dreigen te vallen…
DE DIGITALE KLOVEN
De digitale kloof van de eerste generatie Toen de computers en het World Wide Web in de jaren ’90 volop in opmars waren, groeide de bezorgdheid voor een maatschappij met twee snelheden. Men was beducht voor de digitale kloof tussen de mensen die wél en diegenen die geen toegang hadden tot computers en het internet. Daarom legde men in studies telkens de focus op deze ongelijke internettoegang. Uitgangspunt was dat een gelijke verspreiding van de toegang ook zou zorgen voor gelijke kansen. In onderzoeken die peilen naar de aanwezigheid van het internet in de gezinnen zijn de resultaten onderling soms sterk verschillend. Maar in elk geval is duidelijk dat de mate waarin gezinnen over een internetverbinding beschikken de laatste jaren beduidend is gestegen. Tegelijk blijft een belangrijke groep van de bevolking ‘offline’ (afhankelijk van het onderzoek varieert dat tussen de 9 % en de 23 %). Ouderen, alleenstaanden en lager opgeleide mensen hebben minder vaak een computer en internetverbinding in huis. De groep van mensen die nog niet online zijn, verdient blijvende aandacht en inspanningen om ook hen de kans te bieden om van het internet gebruik te maken.
94
Betere computervaardigheden
BELEIDSPROJECT 2014
De digitale kloof van de tweede generatie Het zoeken naar andere, dieper liggende, redenen voor ongelijkheden bracht onderzoekers tot de digitale kloof van de tweede generatie. Deze digitale kloof is een complex gegeven en bestaat uit een veelheid aan digitale kloven. Motivationele kloof Soms merkt men dat mensen die de technische mogelijkheid hebben om internet te gebruiken, deze mogelijkheid niet benutten omdat ze er de meerwaarde niet van inzien. Digitale kloof binnen het gezin Terwijl jongeren opgroeien in een wereld waar computers en internet overal aanwezig zijn, is dat voor de oudere generatie niet het geval. Meermaals hebben jongeren meer kennis en kunde vergaard op het vlak van ICT dan hun ouders. Terwijl het omgaan met digitale vaardigheden toch ook deel uitmaakt van de opvoeding. Europees onderzoek (EU Kids Online) geeft aan dat bijna een kwart van de kinderen die een internettoegang hebben op hun kamer, dat niet hebben elders in het huis. Daaruit kunnen we afleiden dat deze ouders helemaal geen zicht hebben op de internetactiviteiten van hun kinderen en wellicht zelf niet online gaan. Deze groep van ouders in het bijzonder moeten op ondersteuning kunnen rekenen. Ook tussen de ouders onderling kunnen er verschillen zijn. Digitale kloof binnen de jongere generatie Vaak spreekt men over ‘digital natives’, waarbij men ervan uitgaat dat jongeren per definitie computervaardig zijn. Maar ‘jongeren’ zijn geen homogene groep, er bestaan dan ook grote verschillen. En je zal maar diegene zijn die niet digitaal vaardig is. Uit datzelfde Europese onderzoek blijkt ook dat 89,8 % van de kinderen in ons land thuis de mogelijkheid hebben om online te gaan. Dit wil dus zeggen dat nog 10 % van hen dat niet kan. Ook deze groep verdient bijzondere aandacht.
Diverse vormen van computervaardigheden ‘Computervaardigheden’ is een zeer ruim begrip. Wij beperken ons tot de online vaardigheden, waarbinnen we onderverdelingen kunnen maken. Een heldere opdeling is die van professor van Dijk van de universiteit van Twente: Instrumentele vaardigheden Vaardigheden m.b.t. de knoppenkennis. Weten hoe je omgaat met een computer en het internet. Bv. hoe verzend je een e-mail?, hoe wis je de zoekgeschiedenis?…
BELEIDSPROJECT 2014
Betere computervaardigheden
95
Structurele vaardigheden Dit is eigenlijk een volgend niveau van de instrumentele vaardigheden. Vaak is de informatie op het net zeer gefragmenteerd en is het moeilijk om een overzicht te krijgen. Deze vaardigheid gaat over de capaciteit om je weg te vinden in de structuur van een website, het gebruik van hyperlinks en dergelijke. Informatieve vaardigheden Het kunnen zoeken, vinden, selecteren, evalueren en toepassen van informatie. Dit is het domein van de mediawijsheid. Het spreekt voor zich dat deze vaardigheid ook van toepassing is op andere media zoals boeken, kranten, tv… Strategische vaardigheden Het kunnen verbeteren van de eigen maatschappelijke positie door het strategisch gebruiken van computer en internet. Vaak wordt alleen maar ingezet op instrumentele vaardigheden. Dit volstaat echter niet, want ook door gebrek aan de andere vaardigheden ontstaat een digitale kloof.
Digitale kloof en financiële geletterdheid Het beschikken over computervaardigheden wordt almaar meer een basisvereiste om je financiële zelfredzaamheid te verbeteren. Enerzijds bouwen financiële instellingen hun dienstverlening geleidelijk aan af, en sturen aan op zelfbankieren via het net. Bv. afschaffing Phonebanking, vermindering aantal loketten, geldloze loketten… Anderzijds wordt het steeds moeilijker om snel en accuraat informatie te vinden buiten het internet om. Zelfs een aantal bijzonder interessante instrumenten om de financiële zelfredzaamheid te bevorderen, zijn uitsluitend online tools. Bv. Wikifin1 en Skillville2 Ook het opvragen van prospectussen bij uitgifte van aandelen en obligaties via de ‘gewone weg’ kost meer tijd en geld dan via het internet. Deze voorbeelden duiden aan hoe computervaardigheden stilaan een voorwaarde zijn om financieel zelfredzaam te zijn. Maar het probleem beperkt zich niet tot financiële zelfredzaamheid. Ook de overheid gaat mee in de tendens van digitalisering: e-health, online aangifte belastingen, online aanvraag studiebeurzen, online inschrijving scholen, online aanvraag premies…
96
Betere computervaardigheden
BELEIDSPROJECT 2014
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Toegang tot het internet erkennen als een basisrecht.
■
Sociaal internettarief automatisch toekennen. Internettarieven in ons land behoren tot de duurste van Europa omdat de overheid hier tot nu toe op geen enkele manier prijsregulerend optreedt. Dit maakt dat voor de almaar groter wordende groep van mensen die onder de armoedegrens leeft een internetaansluiting een onbetaalbare luxe is.
■
Betaalbare hardware voor iedereen. Naast de toegang tot het internet moet er ook een drager (in de vorm van computer, smartphone, tablet…) in huis zijn om effectief gebruik te kunnen maken van de faciliteiten. Er zijn verschillende manieren om hierop in te zetten: aanbieden van tweedehandsmateriaal (zoals Oxfam nu al doet), uitleendiensten, door de overheid gesubsidieerde aankoop mogelijk maken…
■
Internetpakketten op maat. Niet iedereen heeft nood aan internet met onbeperkte download mogelijkheden. Zorg ervoor dat er ook een basispakket voorhanden is waarmee mensen kunnen mailen en surfen. Deze pakketten kan men dan aan een merkelijk lagere prijs aanbieden, zodat het maandelijks budget van de gezinnen voor internet verlaagt. Telecomoperatoren moeten verplicht hun klanten één keer per jaar hun meest voordelige internetpakket aanbieden, dit op basis van het downloadverbruik en surfgedrag van de klant gedurende de laatste 12 maanden. Telecomoperatoren moeten verplicht hun gratis opties aanbieden aan al hun klanten, en niet alleen aan zij die er om vragen. Het mogen immers niet alleen de “beter geïnformeerden” zijn die kunnen genieten van interessante opties waardoor hun maandelijks budget voor telefonie verlaagt.
■
Breedbandinternetaansluiting voor iedere woning. De Beleidsnota Media 2009-2014 stelt voorop dat elke Vlaamse gezinswoning idealiter zou moeten beschikken over een breedbandinternetaansluiting tegen een democratisch tarief. Dit is een terecht streefdoel; een overheid die van de burgers vraagt dat ze meestappen in een digitaal verhaal, moet hiertoe ook de faciliteiten voorzien.
■
Opteren voor een bekabelde internetaansluiting in elke woning. Zoals eerder aangegeven, ondersteunen wij het streven van de Vlaamse Regering naar een internetaansluiting voor iedereen. Hierbij willen wij toch een belangrijk element onder de aandacht brengen. Verschillende studies tonen aan dat langdurige blootstelling aan straling, die draadloze netwerken genereren, op termijn negatieve gevolgen voor de gezondheid kan hebben. De kwetsbare groepen uit onze samenleving lopen sowieso al grotere gezondheidsrisico’s, de keuze voor draadloze netwerken zou dit kunnen versterken.
BELEIDSPROJECT 2014
Betere computervaardigheden
97
■
Voldoende openbare computers met internettoegang. Naast bovenstaande aanbevelingen die gericht zijn op het internetgebruik thuis, is het wenselijk dat de maatschappij blijvend een inspanning levert om openbare computerruimten in te richten. Deze computerruimten zijn vandaag vaak ingebed in bibliotheken, gemeenschapscentra, armoedeverenigingen en onderwijsinstellingen. Zij zijn complementair aan het thuisgebruik, en bieden daarenboven een oplossing voor wie nog niet over een internetaansluiting beschikt. Al zal een openbare computerruimte nooit een volwaardig alternatief zijn voor de vraag naar een individuele internetaansluiting tegen een democratisch tarief, mét de nodige tegemoetkoming wat betreft computermateriaal. Hiervoor heeft het systeem te veel beperkingen. Zo is er vaak geen begeleiding bij het gebruik van de computers, wat maakt dat mensen zonder computerkennis er niet aan de slag kunnen. Bovendien is men gebonden aan openingsuren. En het openbaar karakter van de ruimte maakt dat men geen privacygevoelige handelingen kan verrichten. Bovendien zijn deze ruimten niet altijd voldoende gekend of laagdrempelig genoeg om mensen ernaar toe te leiden.
■
Wegwerken van alle soorten digitale kloven. De veelheid aan digitale kloven verdient onderzoek, opvolging en actie. Zeker de digitale kloof binnen het gezin vraagt extra aandacht, omdat deze vaak onopgemerkt blijft. Op het moment dat iemand binnen het gezin wegvalt, kan het gebrek aan computervaardigheden Op het moment dat bij andere gezinsleden een zware tol eisen. De Gezinsbond iemand binnen het gezin verwacht in dat kader veel van het in 2013 opgerichte Kenniswegvalt, kan het gebrek centrum voor Mediawijsheid. Door gedegen onderzoek naar aan computervaardigde omvang en de oorzaken van de andere digitale kloven te heden bij andere gezinsleden een zware voeren en vervolgens door actiepunten uit te zetten om deze tol eisen. kloven in de praktijk te verkleinen.
Blijvende aandacht voor veiligheid online. De poorten naar de wereld staan via het internet wagenwijd open. Dit brengt vele kansen met zich mee, voor jong en oud. Iedereen moet deze kansen optimaal kunnen benutten. Dit veronderstelt een realistisch inschatten en een adequaat aanpakken van de online risico’s. Welke verschillende categorieën van online risico’s kunnen we onderscheiden? Waar wordt al gepaste hulp aangeboden, en waar zijn nog witte vlekken? Vervolgens moeten men deze witte vlekken inkleuren. Hierin is zeker een rol weggelegd voor het Kenniscentrum voor Mediawijsheid. Reclame voor online kansspelen moet steeds gepaard gaan met een waarschuwende slogan die, naar analogie van de regelgeving op tabak, wijst op de risico’s die gokken met zich meebrengen. Daarnaast moet de publiciteit, ook voor legale goksites, voldoen aan bepaalde voorwaarden, waarbij vooral een expliciete marketing op kinderen en jongeren moet geweerd worden. ■
98
Betere computervaardigheden
BELEIDSPROJECT 2014
Ten slotte is duidelijke communicatie naar alle lagen van de bevolking, dus ook zij die niet computervaardig en financieel zelfredzaam zijn, noodzakelijk. Mensen moeten weten waar ze terechtkunnen. ∂ Vertrekken vanuit een inventarisatie van de bestaande initiatieven. ∂ Brede waaier aan hulpkanalen: telefonische bijstand, website, sms, chat, vormingen… ∂ Uniforme, herkenbare meldknop op alle websites, waarmee men problemen die te maken hebben met een onveilige internetomgeving kan melden. Bv. cyberpesten, stalking, werkgerelateerd pesten, ongewenste inhouden… ∂ Opvolging van meldingen via een klachteninstantie. ∂ Organisatie die niet alleen kennis neemt van meldingen, maar er ook actief mee aan de slag gaat, zowel in concrete situaties als naar preventie toe. Bv. werken vanuit de kracht van jongeren om cyberpesten aan te pakken. ∂ Ondersteunen. De recente golf van ‘pishingmails’, waarbij men tracht paswoorden en gebruikersnamen te ontfutselen, en andere vormen van cyberfraude, doet deze nood aan ondersteuning ontstaan. Dit bevestigt ook de security index van Unisys voor 2013, waaruit blijkt dat de helft van de Belgen bezorgd is over bankfraude en stelen van online identiteiten.
Toegankelijkheid van websites bewaken door het label ‘Any Surfer’ uit te breiden naar een label dat aangeeft of een website voldoende aandacht besteedt aan toegankelijkheid in het algemeen. Is de website overzichtelijk? Kan je makkelijk en snel de gewenste informatie vinden (bv. voor bankwebsites een icoontje op de startpagina waarop je kan klikken als je op zoek bent naar tarieven)? Is de site opgesteld in een toegankelijk taalgebruik? Is duidelijk waar je terechtkan voor hulp als je een probleem hebt om de juiste info te vinden op de website? Is er desgevallend een meldknop (zie hoger)? Ten minste alle websites van openbare instellingen en diensten moeten aan deze criteria voldoen. “Elke website heeft zijn ■
eigen (eigenzinnige) opbouw, zodat je soms lang moet zoeken voor je een bruikbaar antwoord vindt.”
BELEIDSPROJECT 2014
Betere computervaardigheden
99
Gezinsleden Ouders de nodige ondersteuning aanbieden. Bv. vormingen van de Gezinsbond, en voor ouders die zich niet kunnen vrijmaken ’s avonds: vormingen tijdens de lunchpauzes op het werk (zoals elders in het buitenland). Ouders en grootouders hebben een belangrijke opvoedkundige taak te vervullen, ook bij het begeleiden van hun kinderen in de virtuele wereld. Dit is echter niet altijd even eenvoudig. Verhoudingen binnen gezinnen kunnen op basis van digitale vaardigheden verschuiven. ■
■
Duidelijk klachtenrecht i.k.v. de bescherming van de internetconsument. Onderzoek van EU Kids Online geeft aan dat ouders zich niet altijd bewust zijn van de mogelijke online risico’s. Ander recent onderzoek geeft aan dat 65 % van de tieners online contact heeft met vreemden. Ouders kunnen en moeten ook niet altijd controleren wat hun kind op het net doet of zegt. Via mobiele applicaties op de smartphone staat het internetgebruik van jongeren los van het ‘huiskamergebeuren’. In hoeverre ouders dan verantwoordelijk zijn of hun handelingsonbekwame kinderen verantwoordelijkheid dragen voor online aankopen of cyberpesten, is een punt dat meer aandacht verdient.
■
Alert zijn voor de verantwoordelijkheid van kinderen, die als internet’expert’ functioneren binnen het gezin of naar de grootouders toe. (Klein)kinderen kunnen hun digitaal ongeletterde (groot)ouders helpen om de stap naar het internet te zetten. Maar zij krijgen daarbij soms gevoelige informatie onder ogen of boodschappen die moeilijk te verwerken zijn.
School ■
Zoeken naar oplossingen voor leerlingen die thuis nog geen toegang hebben tot het internet. Elke school voorziet zelf maximaal in ruimte en tijd voor leerlingen om taken op school te maken door ICT-infrastructuur/lokaal open te stellen, ook na de schooluren. Samenwerkingsverbanden in het kader van de brede school kunnen hier ondersteunend zijn.
■
Digitale opdrachten tijdig aankondigen om te vermijden dat leerlingen permanent moeten inloggen. Dit is zeker van belang voor leerlingen die thuis geen internettoegang hebben.
■
Computervaardigheden die nodig zijn om huistaken te maken, aanleren op school.
■
Vakoverschrijdend inzetten op mediawijsheid (aanleren van kritische en strategische attitude), naast technische ICT-vaardigheden is een must.
100 Betere computervaardigheden
BELEIDSPROJECT 2014
■
Als het over financiële geletterdheid gaat, is het aanbieden van onmiddellijk toepasbare kennis noodzakelijk. De afstand tussen de theoretische kennis van school en in de praktijk kan namelijk groot zijn. Bv. het digitale spel Skillville.
■
Contactmogelijkheden met de school niet beperken tot het digitale contactformulier. Sommige kwesties lenen zich er niet toe om via mail te bespreken.
■
Communicatie met ouders niet beperken tot enkel digitale media en duidelijk afspraken maken over het doel van elk communicatiekanaal.
■
Ouders hebben recht op een duidelijke omschrijving van verwachte benodigdheden thuis (computer, internet, printer) als onderdeel van het schoolreglement. De school voorziet in oplossingen voor ouders die hier niet over beschikken.
Middenveld ■
Sensibiliserende en mobiliserende rol: ∂ vormingen op werkvloer van ouders. (zie hoger) ∂ informatie verspreiden over meldpunten. ∂ vormingsprogramma waarbij men jongeren opleidt om zelf een rol op te nemen i.k.v. cyberpesten. (zie hoger) ∂ online ondersteuningstool voor ouders die zich niet kunnen vrijmaken voor vormingen. ∂ blijvend projecten opzetten om te werken aan digitale kloven. Bv. gedurende 1 jaar een recup PC met internetverbinding én lessen ter beschikking stellen, een vormingsreeks Veilig Online van de Gezinsbond gericht aan ouders en scholen…
■
Informatie verspreiden over internetopvoeding.
BELEIDSPROJECT 2014
Betere computervaardigheden 101
Media 28,2 % van de ouders laat zich leiden door wat er in de klassieke media (radio, tv, krant en tijdschriften) verschijnt over ICT en veilig internetgebruik. Dit brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. De VRT levert al inspanningen inzake mediawijsheid. Bv. Grootste Helpdesk van Radio 2 waar de Gezinsbond aan meewerkte; kinderversie Facebook van Ketnet, digitalisering van het archief waardoor ontsluiting mogelijk wordt… ■
Media hebben een sleutelrol in handen bij het creëren van en het sensibiliseren over een veilige digitale omgeving.
Waakzaam zijn voor reclame voor producten en diensten die financiële risico’s in zich dragen. Bv. financiële producten, gokspelletjes, kooptelevisie… Media hebben een grote invloed op het gedrag van mensen, en dan vooral de meest kwetsbare groepen.
■
Privésector ■
Mogelijkheid tot contact niet beperken tot het digitale contactformulier. Voorzie een bereikbaar telefoonnummer (kan beperkt zijn in permanentie). Een correcte dienstverlening is noodzakelijk, ook voor wie niet digitaal geletterd is.
■
Uniforme meldknop op sociale netwerksites waar men problemen met ongewenste inhouden of niet gepast gedrag kan melden. Dergelijke knop is herkenbaar waardoor mensen hem sneller zullen gebruiken waar nodig.
■
Goed functionerend en objectief orgaan dat klachten behandelt.
■
Gratis en laagdrempelige begeleiding bij online toepassingen. Bv. oefeninstrument voor online bankieren, hulp bij zelfbankieren…
■
Sensibiliseren over fraude en aanreiken van pistes om dit te voorkomen.
Overheid ■
Centrale rol via het Kenniscentrum voor Mediawijsheid: ∂ inventariseren van bestaande initiatieven en onderzoeken. ∂ stimuleren van kennisuitwisseling. ∂ in kaart brengen van noden (i.f.v. het wegwerken van digitale kloven, een veilige internetomgeving…) en het afstemmen van het aanbod op die noden.
■
Projecten over onderwerpen, die uit het Kenniscentrum als belangrijk naar voren komen, structureel ondersteunen.
102 Betere computervaardigheden
BELEIDSPROJECT 2014
■
Kader bieden waarbinnen men laagdrempelige en gebruiksvriendelijke toepassingen met effectieve meerwaarde kan ontwikkelen (wetenschappelijk onderzoek).
■
Ouders en andere opvoeders ondersteunen bij media-opvoeding.
■
Sociaal tarief automatisch toekennen, zodat elke Vlaamse woning kan beschikken over een breedbandinternetaansluiting tegen democratisch tarief.
■
Het (laten) ontwerpen van de bovenvermelde meldknop en opvolgen van meldingen bewaken. Iedere melding verdient een persoonlijke reactie binnen een redelijke termijn.
■
Online toepassingen van de overheid (premies, tax-on-web, kinderopvangzoeker…) ondersteunen en alternatieven bieden voor mensen die de digitale weg niet vinden. Bv. loketten, brochures of helpdesks.
■
Alle overheidswebsites voldoen aan een bepaalde norm wat betreft toegankelijk- en gebruiksvriendelijkheid. Hiervoor een label (laten) ontwikkelen. (zie Any Surfer voor een toegankelijker internet).
■
In het kader van consumentenbescherming regulerend optreden naar prijszetting en het aanbieden van internetpakketten op maat.
1
Website die financiële geletterdheid bevordert, uitgaande van de FSMA (de financiële waakhond), www.wikifin.be
2
Een online spel waarbij je diverse facetten van het financiële leven kan oefenen (ontworpen voor het onderwijs, maar ook voor volwassenen in schuldbemiddeling bij het OCMW en voor ouders en kinderen om in gezinsverband te spelen), www.skillville.be
BELEIDSPROJECT 2014
Betere computervaardigheden 103
BETERE COMPUTERVAARDIGHEDEN: SAMENVATTING Onze samenleving verwacht veel van mensen en denkt steeds meer in termen van ’competenties’: dingen die je moet weten en kunnen om te kunnen functioneren op vele terreinen. In je contacten met de overheid, bijvoorbeeld om je belastingbrief in te vullen bijvoorbeeld of om een studietoelage aan te vragen. Maar ook om je gezinsbudget te beheersen, om een fijne job te vinden of om je kinderen op te voeden. Wie die competenties niet heeft, valt uit de boot, krijgt niet waar hij recht op heeft, mist kansen of brengt zichzelf en zijn gezin in de problemen. Mensen voelen zich soms onzeker of denken dat ze niet kunnen beantwoorden aan de hoge eisen die gesteld worden. Computervaardigheden zijn een essentieel onderdeel van de competentiemaatschappij. Niet alleen in contacten met de overheid, bijvoorbeeld voor het aanvragen van premies, maar ook voor het opzoeken van informatie, contacten met dienstverleners of het begeleiden van kinderen bij hun huiswerk. Maar niet iedereen heeft een computer of toegang tot het internet. Wie wel internet heeft, kan er niet steeds zijn voordeel mee doen. En binnen gezinnen heeft niet iedereen dezelfde vaardigheden. De Gezinsbond wil de toegang tot internet erkennen als een basisrecht. Om dit te realiseren willen wij dat de overheid de financiële drempels wegwerkt. Dit kan bijvoorbeeld door initiatieven te nemen om het aanschaffen van computers betaalbaar te maken voor gezinnen met een beperkt budget, door het invoeren van sociale internettarieven, door het verzekeren van een bekabelde breedbandinternetaansluiting voor iedere woning en door telecomoperatoren te verplichten om hun klanten één keer per jaar hun meest voordelige internetpakket aan te bieden. Daarnaast moeten er voldoende openbare computerruimtes beschikbaar zijn. We vragen blijvende aandacht voor veiligheid online, voor jong en oud zodat de risico’s van onze digitale samenleving ingeperkt worden. Ouders hebben nood aan ondersteuning om zelf hun kinderen te kunnen begeleiden in de digitale wereld. Om de online risico’s te beperken vragen we een uniforme meldknop op sociale netwerksites waar men problemen met ongewenste inhouden of niet gepast gedrag kan melden en een goed functionerend en objectief orgaan dat klachten behandelt. Verder is er nood aan een goede bescherming van de internetconsument en een duidelijk klachtenrecht op dat vlak.
Naar minder computervaardigheden werkstress en werkloosheidsstress 104 Betere
BELEIDSPROJECT 2014
Computervaardigheden zijn vandaag een must in het onderwijs. Scholen moeten er echter alert voor zijn dat niet alle leerlingen thuis toegang hebben tot een computer en internet én dat niet alle ouders zelf over de nodige digitale vaardigheden beschikken om hun kinderen goed te kunnen begeleiden. Ook contacten met private organisaties en overheden gebeuren meer en meer online. Op die manier kunnen gezinnen die niet over de juiste digitale vaardigheden beschikken uitgesloten raken. Gezinnen moeten kunnen geholpen worden wanneer ze digitale toepassingen gebruiken zoals tax on web of online bankieren en er moeten alternatieven blijven voor mensen die de digitale weg niet vinden in de vorm van loketten, brochures of helpdesks.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar minder werkstress Betere computervaardigheden en werkloosheidsstress 105
GROEIKANSEN VOOR ELK KIND THUIS EN OP SCHOOL ‘GezINbegrepen’ is een belangrijke toetssteen als we spreken over opvoeding en onderwijs. We houden nauwlettend in de gaten of ouders en leerlingen het wel goed doen, maar tellen gezinnen ook echt mee? Wie heeft het moeilijk en waar kunnen deze gezinnen dan “Jammer dat de maatterecht? De verwachtingen naar ouders en kinderen schappij nu een etiket zijn hoog als het gaat om opvoeding en school. Dat is eist voor een kind dat positief, want hoge verwachtingen stellen in iemand, anders is, want anders betekent ook vertrouwen hebben in die persoon. Het wordt het niet begeleid of geholpen. Vooral op betekent echter niet dat we ervan uit mogen gaan dat school wil men alles op iedereen met een gelijke bagage start en dat elk kind, papier en wil men voor elke ouder zonder hulp aan die verwachtingen kan volalles attesten zien.” doen. Een samenleving die ‘het beste’ voor heeft met gezinnen, zorgt ervoor dat iedereen mee kan. Daarom moet men gezinnen betrekken bij het formuleren van die verwachtingen, en indien nodig ondersteunen om deze verwachting waar te maken.
‘COMPETENTIES IN OPVOEDING EN ONDERWIJS’ In onze samenleving spreken we vaak over ‘competenties’: dingen die je moet weten en kunnen om een bepaalde functie uit te oefenen of om er te staan in het leven. Het denken in ‘competenties’ heeft invloed op de wijze waarop we naar opvoeding en onderwijs kijken. Er worden steeds meer doelen omschreven: ‘wat moeten ouders kunnen en weten?’, ‘wat moeten leerlingen kunnen en weten?’. Maar wie bepaalt die doelstellingen en in functie waarvan? Staat de persoonlijke ontwikkeling van elk kind voorop? Of komt het erop neer om iedereen zo goed mogelijk aan te passen aan de eisen van de maatschappij, de economie, de arbeidsmarkt…? Wat gebeurt er met gezinnen, kinderen en ouders die vandaag ‘uitvallen’? En, zeker zo belangrijk: wat zijn belangrijke voorwaarden om competenties te kunnen verwerven?
OPVOEDING Een overheid kan om verschillende redenen investeren in opvoedingsondersteuning: gezinnen de kans bieden zich te ontplooien, gelijke kansen creëren, problemen voorkomen (preventie) of controleren. De laatste doelstellingen zien opvoeding als oorzaak
106 Groeikansen voor elk kind thuis en op school
BELEIDSPROJECT 2014
én als oplossing voor allerlei maatschappelijke problemen. Welke steun ouders zelf Het aanbod van opvoedingsondersteuning gaat dan uit van nodig hebben in het grooteen wantrouwen ten aanzien van de opvoedingsmogelijkhebrengen van hun kinderen komt weinig aan bod. den van ouders die zelf vaak te maken hebben met problemen Hun stem ontbreekt in het zoals een klein inkomen, geen werk, ziekte, ongezonde woopvoedingsdebat. ning… Welke steun ouders zelf nodig hebben in het grootbrengen van hun kinderen komt weinig aan bod. Hun stem ontbreekt in het opvoedingsdebat. Als kinderen en jongeren iets mispeuteren, wacht er ouders vaak een boete of sanctie. Bij het uitdelen van GAS-boetes (gemeentelijke administratieve sancties) of het intrekken van schooltoelagen bij spijbelen worden ouders niet enkel gezien als eerste opvoedingsverantwoordelijken, maar ook als schuldige partij. Ouders vertellen dat ze opvoeden vaak als een ‘verpletterende verantwoordelijkheid’ ervaren. Ze zijn op zoek naar antwoorden op hun vragen, maar willen ook horen dat ze het goed doen. Het aantal kinderen en jongeren dat terechtkomt in de bijzondere jeugdzorg stijgt. Jongeren die een misdrijf plegen, krijgen het meest persaandacht, maar het grootst aantal kinderen heeft te maken met problematische opvoedingssituaties. Wij willen onze ogen hier niet voor sluiten. De Gezinsbond is er echter van overtuigd dat problemen die gezinnen ervaren in een complexe samenleving, nooit alleen als opvoedingsproblemen mogen worden gezien. Ook die samenleving moet soms in vraag gesteld worden. Niet het vingerwijzen, maar het sterker maken van gezinnen is het doel. En dan komen niet alleen de opvoeding, maar ook het onderwijs, de gezondheid, vrije tijd, het hebben van geen of te veel werk, een veilige en betaalbare plaats om te wonen en te spelen, de groeiende onverdraagzaamheid tegen spelende kinderen… in beeld. Kinderen en jongeren hebben soms ook vragen over de relaties met en tussen hun ouders. ‘De relatie met ouders’ was in 2012 de nummer 1 van de gespreksonderwerpen bij Awel, de vroegere Kinder- en Jongerentelefoon. Jongeren maken zich zorgen over beschikbaarheid en betrokkenheid van hun ouders. Conflicten tussen en met, al dan niet gescheiden, ouders zijn een belangrijke stressfactor. Jongeren weten niet altijd hoe ze met hun ouders kunnen spreken over grenzen, regels en afspraken. Hebben ook zij, net als hun ouders geen recht op ondersteuning hierin? Is er voor hen een plaats voorzien in de Huizen van het Kind?
BELEIDSPROJECT 2014
Groeikansen voor elk kind thuis en op school 107
Huizen van het Kind: een paraplu voor elk gezin? De overheid wil vanaf 2014 overal in Vlaanderen Huizen van het Kind oprichten. Hierin moeten verschillende organisaties die opvoedings- en gezinsondersteuning aanbieden, samenwerken met bestaande dienstverlening van Kind en Gezin zoals de consultatiebureaus. Ouders van vooral jonge kinderen kunnen er terecht voor informatie en hulp, maar ook om elkaar te ontmoeten. De strijd tegen kindarmoede is een belangrijke doelstelling. Voor de Gezinsbond is samenwerking belangrijk, maar op voorwaarde dat alle partners hierin een eigen rol kunnen spelen en de vragen van elk gezin, ouders én kinderen, centraal staan. Gezinnen zijn niet te vatten in hokjes, net zo min als de vragen waarmee ze worstelen. Daarom wil de Gezinsbond een ruime invulling geven aan de (toekomstige) Huizen van het Kind.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Naast de bestaande telefonische dienstverlening samen met jongeren kijken hoe men hier lokaal vorm kan aan geven. Want ook kinderen en jongeren hebben recht op ondersteuning bij vragen over opvoeding en gezinsrelaties.
■
Opvoedingswinkels en netwerken bieden ook binnen de Huizen van het Kind plaats aan een grote verscheidenheid aan spelers in het opvoedingslandschap.
■
Gezonde mix tussen formele en informele ondersteuning, aangeboden door professionals en vrijwilligers die dicht bij ouders staan. De aanwezigheid van (para)medisch geschoolde professionals (regioverpleegkundigen, artsen, thuiszorg, kraamzorg…) mag namelijk niet leiden tot een medische kijk op gezinsondersteuning.
■
Samenwerking met initiatieven die dicht bij de doelgroep staan, om kinderarmoede tegen te gaan.
■
Divers aanbod met verschillende methodieken om tegemoet te komen aan ‘alle ouders’ met hun verschillende vragen en verwachtingen. Een te sterke gerichtheid op enkele doelgroepen, kan andere gezinnen ‘afstoten’.
■
De Huizen van het Kind moeten in de eerste plaats voorzien in een vraaggericht, in plaats van een aanbodgericht, gamma van activiteiten, informatieaanbod, ontmoetingskansen, vorming…
■
Ook ouders van tieners kunnen terecht in de Huizen van het Kind. Hiervoor is samenwerking met partners die reeds zo’n aanbod hebben ontwikkeld, zoals de Gezinsbond, aangewezen.
■
Samenwerking tussen Consultatiebureaus en Centra voor Leerlingenbegeleiding is belangrijk voor de continuïteit in de opvolging van kinderen.
108 Groeikansen voor elk kind thuis en op school
BELEIDSPROJECT 2014
■
Privacy van gezinnen garanderen als meerdere dienstverlening zich onder één dak bevindt. Bij de Consultatiebureaus hebben gezinnen een ‘dossier’, in een opvoedingswinkel kunnen ze anoniem binnenstappen.
■
De Huizen van het Kind passen zich aan de lokale realiteit aan zodat de instapdrempel voor gezinnen zo laag mogelijk is. Zowel samenwerking tussen kleinere gemeentes als diverse wijkgerichte werkingen binnen grotere gemeenten moeten daarom mogelijk zijn.
■
Gezinnen kunnen in de Huizen van het Kind terecht voor alle mogelijke vormen van ondersteuning. Ook vragen rond woonpremies, schoolkeuze en studietoelagen, verlofstelsels, vrijetijdsmogelijkheden correct kunnen beantwoorden en (of correct doorverwijzen). Een aanbod rond bemiddeling en het uitwerken van een ouderschapsplan in het kader van (echt)scheiding kan hier zeker een plaats krijgen. Deze ruime invulling/ doorverwijzing vraagt de nodige expertise bij de aanwezige permanentie.
ONDERWIJS Ook in het onderwijs speelt het competentiedenken een belangrijke rol. De ‘competentieagenda 2010’ is een onderdeel van het meerbanenplan van de Vlaamse regering. Die agenda beschrijft welke competenties belangrijk zijn om een leven lang inzetbaar te blijven. De Vlaamse Onderwijsraad vindt dat competenties in het onderwijs niet verengd mogen worden tot inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en wijst op de nood aan een brede invulling met plaats voor creativiteit, kritische zin, normen en waarden, diversiteit en persoonlijkheidsvorming. Competenties in het onderwijs mogen niet Onderwijs kan leerlingen wel ondersteunen in hun studiekeuzeverengd worden tot proces en ervoor zorgen dat zo veel mogelijk leerlingen hun opinzetbaarheid op leiding met een kwalificatie (diploma/getuigschrift) beëindigen. de arbeidsmarkt.
Als onderwijs een paraplu is, wie staat er dan in de regen? Vlaanderen kan internationaal een mooi rapport voor onderwijsresultaten voorleggen, maar scoort niet goed als we kijken naar de invloed van de thuissituatie van leerlingen op hun onderwijskansen. Die invloed speelt mee vanaf het kleuteronderwijs tot het al dan niet instappen in het hoger onderwijs. Zowel de aanwezigheid, de oriëntering (buitengewoon of gewoon, studierichting) als de schoolresultaten hangen nauw samen met opleiding en inkomen van ouders, de etnisch-culturele herkomst en gezinssituatie. Opmerkelijk is ook het groot verschil tussen jongen en meisjes.
BELEIDSPROJECT 2014
Groeikansen voor elk kind thuis en op school 109
Jongens blijven vaker zitten, belanden meer in het buitengewoon onderwijs en haken meer af zonder diploma in handen. De sociale ongelijkheid in Vlaanderen is opmerkelijk groot in vergelijking met andere OESO-landen. Dit is voor een deel toe te schrijven aan de kenmerken van ons onderwijssysteem dat een sterke opdeling kent, met een reeks watervaleffecten tussen gewoon en buitengewoon onderwijs, tussen A- en B-stroom, binnen de A-stroom (Algemeen Secundair Onderwijs, Technisch Secundair Onderwijs en Kunst Secundair Onderwijs) en tussen universiteit en hogeschool. Nieuwe evoluties in het onderwijs, zoals een brede eerste graad in het secundair onderwijs, het streven naar een algemeen kader voor kinderen met beperkingen en de ICT-integratie in het onderwijs, kunnen hefbomen zijn in het gelijke kansenverhaal, op voorwaarde dat bestaande en nieuwe drempels worden weggewerkt. Hier wil de Gezinsbond op inzetten.
Wegwerken van financiële drempels Betaalbaar onderwijs is geen nieuwe eis van de Gezinsbond, maar ondanks een aantal maatregelen van de overheid, blijven de onderwijskosten voor veel gezinnen een zware dobber. Steeds meer gezinnen hebben moeite om de schoolfacturen te betalen en zien zich genoodzaakt bijkomende leningen af te sluiten. De Vlaamse OCMW’s gaven in 2011 minstens 825.000 euro uit voor tussenkomsten in schoolfacturen. “Als ouder moet je wel heel Gezinnen met een bescheiden inkomen kunnen in aanmerveel zelf het initiatief nemen en een dikke portomonee king komen voor een jaarlijkse schooltoelage. Wanneer we hebben om dat allemaal te de school- en studietoelagen vergelijken met de werkelijke bekostigen.” studiekost, ligt dit bedrag veel hoger dan de ontvangen toelagen. De school- en studietoelagen zijn niet alleen ontoereikend, ze komen ook niet altijd terecht bij alle gezinnen die er recht op hebben. Wie zelf de school- en studietoelagen niet aanvraagt, uit vergetelheid, onwetendheid of problemen met verzamelen van nodige attesten, ontvangt er geen. Mondjesmaat wordt gewerkt aan automatische toekenning, maar zolang dit nog niet overal mogelijk is, zullen er altijd rechthebbenden zijn die uit de boot vallen. Alle gezinnen ontvangen wel automatisch de jaarlijkse schoolpremie via het kinderbijslagfonds, een federale premie bedoeld De school- en studietoeom de dure start van elk nieuw schooljaar wat te compenseren. lagen zijn niet alleen Deze premie wordt omwille van besparingen echter tot 30 % ontoereikend, ze komen ook niet altijd terecht bij verlaagd voor ‘modale’ gezinnen, die meestal ook niet op een alle gezinnen die er recht school- of studietoelage kunnen rekenen. op hebben.
110 Groeikansen voor elk kind thuis en op school
BELEIDSPROJECT 2014
Kosteloos basisonderwijs is een kinderrecht. In Vlaanderen is het basisonderwijs (lager en kleuteronderwijs) sinds schooljaar 2007-2008 kosteloos, tenminste voor alles wat leerlingen nodig hebben om hun diploma of getuigschrift te behalen. Daarnaast zijn lagere scholen gebonden aan een ‘scherpe’ maximumfactuur voor alle lesmateriaal en activiteiten die niet noodzakelijk zijn om de eindtermen te behalen, maar wel verrijkend zijn, en een ‘minder scherpe’ maximumfactuur voor de meerdaagse schooluitstappen. De kosteloosheid en maximumfactuur dekken echter lang niet alle schoolkosten. Er zijn daarnaast ook nog persoonlijke uitgaven zoals boekentas, opvang, turn- en zwemmateriaal, vervoer, eventuele maaltijden of drank op school… Ouders melden ook steeds meer ‘nieuwe’ posten op de ouderbijdrageregeling, zoals betalen voor middagtoezicht. Het verschil tussen vrijblijvende en verplichte bijdragen is ook niet altijd even duidelijk. Wat doe je als ouder met ‘warm aanbevolen tijdschriften’, of ‘spontane’ giften waarmee men die dure schooluitstap toch kan maken? De maximumfactuur is dan wel gerespecteerd, de feitelijke ouderbijdragen zijn niet gezakt. Ook bijkomende kosten voor zorg (logopedie), huiswerkbegeleiding als het leren wat moeilijker loopt of de voor school nodige infrastructuur thuis (computer, internetverbinding, printer…) doen de totaalfactuur stijgen. Het secundair onderwijs, dat ook onder de leerplichtwet valt, valt niet onder de kosteloosheid. Er bestaat ook geen maximumfactuur, omdat men van oordeel is dat het opleggen van één maximumgrens binnen de grote verschillen in kostprijs tussen de studierichtingen niet haalbaar is. Er zijn vandaag wettelijke bepalingen die de basis kunnen leggen voor kosteloos leerplichtonderwijs (dus ook het secundair onderwijs). Het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten (al van 1966) stelt dat ‘het middelbaar onderwijs in zijn verschillende vormen, […], door middel van alle passende maatregelen en in het bijzonder door de geleidelijke invoering van kosteloos onderwijs, voor eenieder beschikbaar en algemeen toegankelijk dient te worden’.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Maximumfactuur in het secundair onderwijs, te starten met de eerste graad, en dit als stap richting kosteloos leerplichtonderwijs.
■
Studietoelagen meer afstemmen op de werkelijke kostprijs van studierichtingen. Vooral in technische richtingen met dure eigen benodigdheden en met veel studiereizen lopen de kosten hoog op. Ook tegemoetkoming voor vervoer bij stages moet mogelijk zijn.
■
Geen financiële sancties zoals de terugvordering van studietoelagen bij spijbelen. Dit brengt deze gezinnen nog meer in de problemen. Het is wel nodig om onmiddellijk in te grijpen. Dit kan via begeleidende pedagogische maatregelen, eventueel met de hulp van brugfiguren.
BELEIDSPROJECT 2014
Groeikansen voor elk kind thuis en op school 111
■
Studietoelagen automatiseren zodat elk rechthebbend gezin ervan kan genieten.
■
Kader en controle t.a.v. ‘nieuwe’, bijkomende ouderbijdragen (schooltoezicht, niet verplichte maar ‘sterk aanbevolen’ uitgaven…).
■
Scholen moeten kunnen beschikken over voldoende werkingsmiddelen om de ouderbijdragen te kunnen drukken.
Specifieke zorgnoden in het onderwijs Scholen die vandaag De Gezinsbond is voorstander van een globaal leerzorgkader, extra zorginspanningen dat een betere afstemming tussen gewoon en buitengewoon onleveren, worden derwijs zoekt: gewoon onderwijs waar het kan, buitengewoon ‘zorgmagneten’, andere scholen stoten zorgwaar nodig. Dit dossier is niet eenvoudig. In afwachting ervan leerlingen af. is er dringend nood aan maatregelen ter ondersteuning van alle leerlingen die vandaag extra zorg nodig hebben en daar niet altijd op kunnen rekenen. Omdat er geen algemeen wettelijk kader is, is er nu zowel voor leerlingen, ouders als leerkrachten grote onduidelijkheid over zorg op school. Scholen die vandaag extra zorginspanningen leveren, worden ‘zorgmagneten’, andere scholen stoten zorgleerlingen af. Een tweede probleem is de koppeling van diagnose en zorg op school: zonder attest wordt er vaak geen begeleiding voorzien. Dit zorgt ervoor dat de ene groep, meestal middenklasse ouders, snel op zoek gaan naar een diagnose voor hun kind met leerproblemen, terwijl leerlingen wiens ouders zich de lange en dure zoektocht naar een diagnose en therapie niet kunnen permitteren, uit de zorgboot vallen. Ook inclusief onderwijs van kinderen met een handicap lijkt vandaag vooral weggelegd voor leerlingen uit bevoorrechte milieus. Het aantal doorverwijzingen naar het buitengewoon onderwijs ligt veel hoger bij kinderen uit sociaal-economisch zwakkere milieus. De voorkeur voor het buitengewoon onderwijs hangt vaak ook samen met het totaalpakket aan ondersteuning binnen de schoolmuren (logopedie, kinesitherapie…) en tijdens de schoolvakanties (aangepaste opvang, semi-internaten…).
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Algemeen regelgevend kader voor zorgmaatregelen op school zodat de zorg in en door alle scholen wordt gedeeld.
■
Aandacht voor de begeleiding van elk gezin met een schoolgaand kind met zorgbehoefte. Nu moeten ouders teveel zelf informatie en begeleiding zoeken, en ze dienen dit te herhalen bij elke nieuwe onderwijsstap van hun kind.
112 Groeikansen voor elk kind thuis en op school
BELEIDSPROJECT 2014
■
Zorg en diagnose loskoppelen. Het bieden van zorg gebeurt op basis van al dan niet tijdelijke zorgvragen en niet noodzakelijk op basis van labels.
■
Inclusief of aangepast onderwijs is geen meerkost voor ouders.
■
Duidelijke afspraken rond buitenschoolse hulpverlening zodat de zorg voor schoolgerelateerde problemen maximaal op en door de school wordt verstrekt en een vlotte samenwerking met externe hulpverlening wordt gegarandeerd.
■
Scholen hebben nood aan een doordacht huiswerkbeleid met realistische verwachtingen naar ouders en kinderen. Kinderen moeten zoveel mogelijk kunnen rekenen op begeleiding en oefening binnen de schooltijd en schoolmuren.
■
Aandacht voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Net als remediëring moet uitdaging steeds mogelijk zijn.
■
Aandacht voor totaalpakket aan zorg (zie semi-internaten, vakantieopvang), zodat ook kinderen uit kansengroepen de stap naar meer inclusief onderwijs kunnen zetten.
■
Ondersteuning en competentieversterking van leerkrachten, zorgbegeleiders en medewerkers van Centra voor Leerlingenbegeleiding.
Ouders meenemen in nieuwe ontwikkelingen Digitalisering dringt steeds meer door in onze samenleving en het onderwijs. Na(ast) de vaste computerklassen, smartboards en online oefeningen maken steeds meer scholen gebruik van tablets op school. Het gebruik van nieuwe media past in de opdracht om ICT actief op school te integreren en draagt bij tot de einddoelen rond ICT en mediawijsheid. Het biedt heel wat mogelijkheden tot differentiatie en verlevendiging van de lessen. Anderzijds zijn er ook nog heel wat vragen bij ouders en leerlingen. Vooral als scholen ingrijpende keuzes maken zoals een laptop/tablet voor elk kind. Wie betaalt? Wie print? Zijn handboeken overbodig? Wat met gezondheidsrisico’s? Het is belangrijk een antwoord te bieden op deze vragen van ouders om alle leerlingen gelijke kansen te bieden en een digitale onderwijskloof te vermijden.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Algemene richtlijnen voor digitalisering en onderwijs, gebaseerd op goede praktijken en expertise die nu al bij scholen aanwezig is.
■
Ouders en leerlingen van meet af aan betrekken bij het digitaliseringsproces op school via de participatieraden en informatiesessies.
■
Communicatie met ouders niet beperken tot enkel digitale media en duidelijke afspraken maken over het doel van elk communicatiekanaal.
BELEIDSPROJECT 2014
Groeikansen voor elk kind thuis en op school 113
■
Digitalisering mag niet leiden tot een meerkost van de totale ouderbijdragen. Kostenbeheersing en duurzaamheid zijn hierbij belangrijke principes (papierberg afbouwen, duurzame en ‘open’ hard- en software, groepsaankopen, lange termijnvisie…).
■
Ouders hebben recht op een duidelijke omschrijving van verwachte benodigdheden thuis (computer,internet, printer…) als onderdeel van het schoolreglement. De school voorziet in oplossingen voor ouders die hier niet over beschikken.
■
Als leerlingen verplicht computermateriaal moeten aankopen, geeft elke school een gedetailleerde kostenbeschrijving van de gevraagde hard- en software, verzekeringen, apps… met inbegrip van mogelijke extra kosten. Scholen doen dit nu ook voor handboeken, werkschriften... Met deze gedetailleerde kostenbeschrijving kunnen ouders de totaalkost correct inschatten.
■
Zoeken naar oplossingen voor leerlingen die thuis nog geen toegang hebben tot internet. Elke school voorziet zelf maximaal in ruimte en tijd voor leerlingen om taken op school te maken door ICT-infrastructuur/lokaal open te stellen, ook na de schooluren. Samenwerkingsverbanden in het kader van de brede school kunnen hier ondersteunend zijn.
■
Digitale opdrachten worden tijdig aangekondigd om te vermijden dat leerlingen permanent moeten inloggen. Dit is zeker van belang voor leerlingen die thuis geen internettoegang hebben.
■
Computervaardigheden die nodig zijn om huistaken te maken op school aanleren.
■
Scholen zetten vakoverschrijdend in op mediawijsheid (aanleren van kritische en strategische attitude) naast technische vaardigheden.
■
Nieuwe ondersteuningsvragen van ouders vertalen in vormingsprogramma’s die aangeboden worden in samenwerking met de school (zie ook Veilig online, cyberpesten…). Ook de Centra voor Volwassenenvorming kunnen hier een rol in spelen.
■
Extra zorg (remediëring en verrijking) is zonder meerkost voor school of ouders aan digitale didactische pakketten verbonden.
■
Nood aan onderzoek naar de langere termijn effecten van blootstelling aan elektromagnetische straling (GSM-straling, Wi-Fi) op de gezondheid.
■
Herziening van de huidige Europese stralingsnormen, gebaseerd op ‘kwetsbare groepen’ zoals kinderen (perspectief kindnorm).
■
Aandacht voor ergonomie in klaslokaal. Beeldschermwerken op school vraagt, net als op de werkplaats, om voorzorgsmaatregelen. Dit om klachten over overbelaste polsen, gezichts- en slaapproblemen te vermijden.
114 Groeikansen voor elk kind thuis en op school
BELEIDSPROJECT 2014
Een school voor elk kind Het nieuwe inschrijvingsdecreet dat ingaat vanaf schooljaar 2013-2014 wil gelijke onderwijskansen versterken en zorgen voor een betere sociale mix op school. De buurt is hierbij een belangrijk toetsingsinstrument. Dit mag er niet toe leiden dat scholen die al inspanningen deden om hun ‘zwarte’ school weer een gemengde school te laten worden, noodgedwongen opnieuw een afspiegeling van een concentratiewijk moeten worden en anderzijds dat scholen gelegen Het is voor ouders soms in de betere buurten ongestoord ‘wit’ kunnen blijven. erg moeilijk te aanvaarden dat omwille van Het is voor ouders soms erg moeilijk te aanvaarden dat omcapaciteitstekort en voorwille van capaciteitstekort en voorrangscriteria de school in rangscriteria de school de buurt geen optie meer is. Zeker voor kansarme ouders die in de buurt geen optie zich moeilijker kunnen verplaatsen is dit een probleem. meer is. Ook de betrokken kinderen missen kansen om zelfstandig naar school te kunnen gaan, samen met vriendjes in de klas zitten, en deel uit maken van het brede sociale netwerk rond de schoolpoort. Het inschrijvingsdecreet biedt ook geen oplossing voor de kwetsbare situatie van leerlingen met een beperking. Ondanks de goedkeuring van het VN-Verdrag voor de Rechten van personen met een handicap, dat inclusie vooropstelt, zijn al dan niet officiële weigeringen tot inschrijving voor ouders van deze kinderen nog dagelijkse kost.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
De overheid moet er over waken dat haar regelgeving het behoud van kleinere buurtscholen als vestigingsplaatsen niet in de weg staat. Deze scholen dragen bij tot het versterken van de sociale netwerken en bieden kinderen de mogelijkheid zich zelfstandig naar school te verplaatsen.
■
■
Inschrijvingsrecht van kinderen met een beperking in het gewoon onderwijs garanderen, conform het VN-verdrag voor de Rechten van personen met een handicap.
Grondige evaluatie van het inschrijvingsdecreet op basis van ervaringen van ouders, vragen bij de Lokale Overlegplatforms en klachten bij de Commissie Leerlingenrechten.
■
Criterium afstand woonplaats-school voorrang geven op afstand werkplaats-school.
■
Waar de bevolking groeit, is nood aan een verhoogde onderwijscapaciteit. Plaatsgebrek is een acuut probleem en verhindert de vrije schoolkeuze.
BELEIDSPROJECT 2014
Groeikansen voor elk kind thuis en op school 115
Ouders als partner in de strijd tegen uitval In de aanpak van spijbelen in het leerplichtonderwijs of het niet (voldoende) deelnemen aan het kleuteronderwijs, wordt de verantwoordelijkheid van ouders sterk beklemtoond. Maatregelen om de participatie te verhogen, worden dan ook meestal in het ouderkamp gelegd. Toch weten we dat de spijbelproblematiek een complexe mix is van leerling-, ouder-, school- en maatschappijgebonden factoren. Die gedeelde verantwoordelijkheid vinden we onvoldoende terug in het huidige spijbelbeleid waar vooral sancties in het oog springen. Men moet ook werken aan de schoolmoeheid en het laag welbevinden van jongeren, de belangrijkste oorzaken van spijbelgedrag. Een sterkere ouderbetrokkenheid is belangrijk, maar het blijft moeilijk om alle groepen te bereiken. Achterstallige schoolrekeningen, taalproblemen, culturele drempels, crisis in de gezinssituatie of niet zelden louter tijdsgebrek, houden gezinnen soms ver weg van de school. Er is nood aan verdere deskundigheidsontwikkeling en bevordering en een ruimere invulling van de competentie ‘omgaan met ouders’ in de lerarenopleiding. Een expertisecentrum participatie kan hiervoor ondersteunend zijn. Bij het uitwerken van een hervorming van het secundair onderwijs mag de aandacht niet enkel gaan naar structuren. Ouders hebben nog steeds een sterke invloed op de studiekeuze. Ze moeten meegenomen worden in een studiekeuzeproces dat in de eerste plaats uitgaat van de interesses en talenten van leerlingen. Ook leerlingenparticipatie heeft nog een hele weg te gaan. Het aantal schorsingen en definitieve uitsluitingen van leerlingen is ronduit alarmerend. Leerlingen en hun ouders weten niet altijd wat hun rechten zijn bij sancties. Een open, directe communicatielijn met de school is een eerste vereiste, maar daarnaast moeten leerlingen ook beroep kunnen doen op een objectieve instantie buiten de school bij betwistingen.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Contextgerichte aanpak van spijbelen en daarbij inspelen op de noden van gezinnen en de ondersteuning van time-outprojecten. Ook ouders moeten hiertoe het initiatief kunnen nemen.
■
Alle ouders moeten overtuigd worden van de meerwaarde van kleuteronderwijs. Dit veronderstelt kleine klasjes, meer zorg in het kleuteronderwijs en kwaliteitsvolle opvang buiten de schooluren. Deze maatregelen zijn efficiënter dan de koppeling van de schooltoelagen aan een voldoende aanwezigheid van kleuters.
■
Expertisecentrum participatie, zoals opgenomen in het Participatiedecreet.
116 Groeikansen voor elk kind thuis en op school
BELEIDSPROJECT 2014
■
Leerlingenstatuut dat rechten van leerlingen afdwingbaar maakt.
■
Objectieve instantie die beslist bij betwistingen in het leerplichtonderwijs zoals in het hoger onderwijs.
■
Ruimere invulling van ‘omgaan met ouders’ in de lerarenopleiding met aandacht voor erkenning van ouders als ervaringsdeskundigen en omgaan met specifieke doelgroepen.
■
Naast kansengroepen zoals armen en minderheden, een vertegenwoordiging van ouders van leerlingen met beperkingen in Strategische Adviesraden zoals de Vlaamse Onderwijsraad.
DE SCHOOL STAAT NIET ALLEEN: ARBEIDSMARKT, VRIJE TIJD, BREDE SCHOOL
Naar een kwalificatieplicht? Meer dan zes miljoen jongeren in de EU verlaten het onderwijs met in het beste geval slechts een diploma lager secundair onderwijs op zak. Ze vinden erg moeilijk werk en zijn vaker werkloos en afhankelijk van sociale voorzieningen. Het Europees actieplan wil het gemiddelde percentage voortijdige schoolverlaters uiterlijk 2020 terugdringen van de huidige 14,4 % tot minder dan 10 %. Ook in Vlaanderen is de toestand alarmerend. Ook in Vlaanderen is de toestand alarmerend. 12,4 % van de 12,4 % van de 18–2418–24-jarige leerlingen die niet meer in het leerplichtonderwijs jarige leerlingen die niet zitten, hebben geen diploma in handen. meer in het leerplichtonderwijs zitten, hebben Onderzoek in Vlaanderen wijst uit dat vooral de aantrekkingsgeen diploma in handen. kracht van de arbeidsmarkt een doorslaggevende factor is in de beslissing tot vroegtijdig schoolverlaten, gevolgd door de inhoud van de opleiding en schoolmoeheid. Bij de intrede op de arbeidsmarkt ondervinden deze jongeren grote problemen: indien zij niet meteen een eerste baan vinden, is de kans op (langdurige) werkloosheid groot. Als ze wel werk vinden, zijn deze banen vaak van kortere duur, sluiten deze minder goed aan bij de gevolgde opleiding en leren jongeren minder bij in die eerste baan. Als één van de mogelijke oplossingen wordt steeds vaker verwezen naar de invoering van een kwalificatieplicht. Leerlingen aanmoedigen tot het behalen van een kwalificatie met zicht op een job, is aantrekkelijker dan het ‘moeten uitzitten van de leerplicht’. Dit betekent dat in principe van elke leerling verwacht wordt een startkwalificatie te behalen, een soort van ‘minimumvereiste voor een goede participatie in de maatschappij’.
BELEIDSPROJECT 2014
Groeikansen voor elk kind thuis en op school 117
De kwalificatieplicht betekent niet noodzakelijk vijf dagen per week op de schoolbanken; het is ook mogelijk om met combinaties van leren en werken aan de kwalificatieplicht te voldoen. Er kunnen, via modulaire aanpak, afwijkingen van het algemeen vereiste niveau voorzien worden voor jongeren die een beroepsgerichte opleiding willen of jongeren met (leer)beperkingen. Ook in die gevallen moet trajectbegeleiding naar gepast werk voorzien worden. Als gezinsorganisatie willen we mee nadenken over deze voorstellen en vooral waken over het eigenlijke doel van onderwijs: jongeren maximaal ontwikkelingskansen bieden. Vereisten van samenleving en arbeidsmarkt zijn hierbij belangrijk, maar er moet voldoende ruimte blijven voor persoonlijke keuze en ontwikkeling.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Grondig debat over zin of onzin van een kwalificatieplicht i.p.v. de leerplicht.
■
Zoeken naar een stimulerende aanpak (bv. concreet zicht op een eerste werkervaring) in plaats van invoeren van sanctionerende maatregelen (bv. geen recht op werkloosheidsuitkering indien kwalificatie niet behaald).
■
Betaalbare onderwijstrajecten zodat de roep van de arbeidsmarkt niet sterker klinkt dan de wens om verder te studeren.
■ ■
Voldoende kwaliteitsvolle stageplaatsen en eventueel kostenvergoeding (vervoer).
Voldoende kwaliteitsvolle leerwerkplekken.
■
Time-outprojecten voor leerlingen die tijdelijk uitvallen op school.
■
Meer aandacht voor welbevinden op school via sterkere leerlingenbetrokkenheid.
■
Mogelijkheid nagaan van langere stages, werkvloerervaringen, maatschappelijke dienstverlening… voor jongeren die schoolmoe zijn.
■
Brede eerste graad in het secundair onderwijs en een onderwijsstructuur meer gericht op talentdetectie en zorgbegeleiding. De concrete uitwerking van een hervorming moet ook rekening houden met de inbreng van het werkveld zelf.
■
Hervorming van het secundair onderwijs kan maar slagen als men ouders betrekt bij het studiekeuzeproces. Daartoe zijn concrete instrumenten nodig, die transparant, objectief en in nauwe samenwerking met de school, ouders ondersteunen in dat keuzeproces.
■
Prioritaire aanpak van jeugdwerkloosheid.
118 Groeikansen voor elk kind thuis en op school
BELEIDSPROJECT 2014
Naar een andere organisatie van het schooljaar? Met de regelmaat van de klok klinkt een pleidooi voor een kortere zomervakantie. Vooral voor leerlingen die in een weinig stimulerende omgeving opgroeien, zou het leerverlies tijdens een lange zomervakantie groot zijn. Ook vanuit werkgevershoek is een betere afstemming van schooldagen en arbeidsregime gewenst. Niet ingevulde deliberatiedagen of -weken na een examenperiode, zetten gezinnen aan tot ‘luxeverzuim’. Leerlingen vertrekken samen met hun ouders vroeger op vakantie vertrekken om zo nog te genieten van extra kortingen. De noodzaak van een grondige deliberatie wordt door niemand niet in twijfel getrokken, maar voor de betrokken leerlingen klinkt de vraag of men examens niet anders kan organiseren en deliberatieperiodes niet meer zinvol kan invullen. Bovendien is er niet altijd tijd voor bespreking van de resultaten met de leerlingen zelf of wordt dit uitgesteld tot na een vakantie. Concrete voorstellen voor het anders indelen van het schooljaar en vooral een kortere zomervakantie botsen echter op heel wat tegenwind. Het beroep van leerkracht zou heel wat van zijn aantrekkingskracht verliezen. Leerlingen ervaren zo’n druk tijdens het schooljaar dat ze nood hebben aan een langere adempauze. Jongeren willen vakantiejobs doen, de kampen van het jeugdwerk komen onder druk te staan, en de horeca en de reissector zouden heel wat negatieve gevolgen ondervinden. Economische motieven worden ook vaak ingeroepen in het debat over andere voorstellen met betrekking tot een andere schoolorganisatie zoals het invoeren van een langere schooldag. Die zou beter beantwoorden aan de uren van werkende ouders. De Gezinsbond wil verder denken over deze voorstellen en erover waken dat eventuele veranderingen aan de organisatie van het schooljaar in de eerste plaats de leerkansen van alle leerlingen, zwakkere en sterkere, aantoonbaar verbetert. Concrete voorstellen voor een andere schooljaar- of schooldagorganisatie moeten ook een oplossing bieden voor de toenemende stress die leerkrachten, leerlingen en hun gezinnen ervaren tijdens het schooljaar. Alleen dan is een reorganisatie zinvol en wenselijk.
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Een breed debat over een andere schooljaar- of schooldag organisatie dat in de eerste plaats focust op leerwinst en -verlies van leerlingen en zich niet laat sturen door economische motieven.
■
Meer onderzoek naar concrete factoren die voor leerverlies zorgen en een omschrijving van kwetsbare groepen.
BELEIDSPROJECT 2014
Groeikansen voor elk kind thuis en op school 119
■
Spreiding van de adempauzes: meer kortere vakanties die ook echt vrije tijd en ontspanning voor leerlingen betekenen (geen toetsen, taken).
■
Vrijgekomen tijd bij kortere schoolvakanties/schooldagen in geen geval vrijblijvend invullen, zo niet zullen weer vooral de sterkere leerlingen er baat bij hebben.
■
Vrijgekomen tijd zoveel mogelijk op maat van leerlingen invullen (uitdaging voor sterkere remediëring voor zwakkere vakken).
■
Er kan beroep gedaan worden op enthousiaste leerkrachten en stagiaires om summerschools te organiseren naargelang de noden en interesses van leerlingen.
■
Tijdens de schooldag de focus meer verdelen van overwegend cognitieve vaardigheden naar een totaalontwikkeling van kinderen (ook creatief, cultureel, sportief, muzikaal…).
■
■
Aandacht voor kinderen die minder goed in groep functioneren en/of snel overprikkeld zijn (voldoende rustmomenten, ruimtes om zich te onttrekken aan groepsgebeuren).
Nadenken over andere organisatie van evaluatiemomenten en zinvolle invulling voor de deliberatieperiodes.
Brede school: (g)een monster van Lochness? Het concept brede school gaat al heel wat jaren mee. Een Brede School is een samenwerkingsverband tussen verschillende sectoren waaronder één of meerdere scholen die samen werken aan een brede leer- en leefomgeving in de vrije tijd en op school met als doel maximale ontwikkelingskansen voor alle kinderen en jongeren. De concrete werking hangt af van de lokale context. Iedereen lijkt gewonnen voor een betere samenwerking tussen verschillende domeinen en partners om de ontwikkelingskansen van kinderen te verbeteren en de buurt te versterken. In de praktijk blijkt het uitbouwen van een brede school niet zo eenvoudig. De betrokkenheid van meerdere sectoren en partners, brengt immers ook een complexe mix van verantwoordelijkheden en middelen mee. Toch bestaan er een heel wat mooie voorbeelden, waar de school zelf, de leerlingen en hun gezinnen, en de diverse organisaties in de buurt de brede school echt als een win-win gebeuren ervaren. Het succes van samenwerkingsprojecten tussen school en sociaal-culturele organisaties (bv. het vormingsprogramma veilig online) toont aan dat hier heel wat potentieel zit. Scholen bereiken quasi 100 % van de jonge ouders, elke school zou dan ook een vaste partner moeten worden binnen de Huizen van het Kind.
120 Groeikansen voor elk kind thuis en op school
BELEIDSPROJECT 2014
Wat stelt de Gezinsbond voor? ■
Sterkere weging van het buurtcriterium bij aanmelding/inschrijving van leerlingen, zodat ouders meer kans hebben om hun kinderen in te schrijven in de buurtschool.
■
Scholen en Centra voor Leerlingenbegeleiding als vaste partners in de Huizen van het Kind.
■
Ondersteunend en stimulerend kader voor het flexibel gebruik van schoolgebouwen door andere partners. De overheid bouwt dit kader uit dat ook tegemoetkomt aan de wisselende capaciteitsvragen binnen scholen.
■
Stimulansen tot samenwerking met andere partners. Bv. samenwerking school/ sociaal-cultureel werk in de ondersteuning van ouders bij veilig online thuis en op school)
■
Nauwere samenwerking tussen scholen en buurtwerk, zelforganisaties van kansengroepen als brug tussen school en gezin.
■
Eventuele ontwikkelingen naar een andere schooljaarorganisatie afstemmen op in de buurt aanwezige organisaties. Bv. naschoolse activiteiten m.b.t. sport, cultuur, vakantieinvulling, extra zorgverlening…
■
Sterke leerling- en ouderbetrokkenheid in de uitwerking van het concept, in functie van een betere afstemming schoolgezin.
BELEIDSPROJECT 2014
Groeikansen voor elk kind thuis en op school 121
GROEIKANSEN VOOR ELK KIND, THUIS EN OP SCHOOL: SAMENVATTING ‘GezInbegrepen’ is een belangrijke toetssteen als we spreken over opvoeding en onderwijs. We houden nauwlettend in de gaten of ouders en leerlingen het wel goed doen, maar tellen gezinnen ook echt mee? Wie heeft het moeilijk en waar kunnen deze gezinnen dan terecht? Staat de persoonlijke ontwikkeling van elk kind voorop of proberen we iemand maximaal te laten passen binnen de eisen van de samenleving en de arbeidsmarkt? Ouders vertellen dat ze opvoeden vaak als een ‘verpletterende verantwoordelijkheid’ ervaren. Kijken we niet teveel naar wat er moeilijk of fout loopt, in plaats van te vertrekken van wat we wel kunnen en weten?
OPVOEDING De Gezinsbond wil ouders en kinderen een stem geven in het debat over opvoeden. De problemen die gezinnen vandaag ervaren in onze complexe samenleving mogen nooit louter als opvoedingsproblemen worden gezien. De Vlaamse overheid wil vanaf nu de Huizen van het Kind een centrale rol geven in de opvoedings- en gezinsondersteuning. Hierin moeten verschillende organisaties die vandaag reeds opvoedings- en gezinsondersteuning aanbieden, samenwerken met bestaande dienstverlening van Kind en Gezin zoals de consultatiebureaus. Ouders van vooral jonge kinderen kunnen er terecht voor informatie en hulp, maar ook om elkaar te ontmoeten. Gezinnen zijn echter heel verschillend, net zoals de vragen waarmee ze worstelen. Daarom wil de Gezinsbond een ruime invulling geven aan de (toekomstige) Huizen van het Kind die met een laagdrempelig aanbod allerlei vormen van ondersteuning bieden aan gezinnen met zowel jonge als oudere kinderen. Wij vinden bovendien dat niet alleen ouders, maar ook jongeren zelf recht hebben op ondersteuning bij vragen over opvoeding en gezinsrelaties; dat er ruimte moet zijn voor een brede waaier van zowel formele als informele initiatieven en dat verschillende opvoedingsmethodieken aan bod moeten komen; dat gezinnen er met allerlei soorten vragen terecht moeten kunnen.
ONDERWIJS Vlaanderen kan mooie onderwijsresultaten voorleggen, maar ons onderwijs scoort niet goed als je kijkt naar de invloed van de thuissituatie van leerlingen op hun onderwijskansen. Die invloed speelt mee vanaf het kleuteronderwijs tot het al dan niet instappen in het hoger onderwijs.
Naar minder voor werkstress elk kind en thuis werkloosheidsstress en op school 122 Groeikansen
BELEIDSPROJECT 2014
De Gezinsbond wil een omgeving creëren waarin elk kind thuis en op school kan rekenen op bevestiging van wat hij of zij wel kan, om van daaruit de nodige groeikansen te bieden. Het wegwerken van financiële drempels is een belangrijke bekommernis. We vragen de invoering van de maximumfactuur in de eerste graad van het secundair onderwijs, de differentiatie van de studietoelagen naar studierichting en de lang verwachte automatische toekenning van studietoelagen. De Gezinsbond is daarnaast een bondgenoot van ouders wiens kinderen specifieke zorgnoden hebben. De behoeften van de kinderen moeten daarbij centraal staan, los van het etiketje dat ze krijgen opgeplakt. De leerkrachten, zorgbegeleiders en CLB-medewerkers moeten de nodige ondersteuning krijgen om die zorgnoden adequaat te kunnen aanpakken. De digitalisering dringt steeds meer door in het onderwijs. Het is belangrijk dat dit geen meerkost vormt voor ouders en dat scholen er voor zorgen dat ouders en leerlingen betrokken worden bij het digitaliseringproces. We vragen aandacht voor veiligheid en gezondheid bij het gebruik van nieuwe media, voor een gelijke materiële toegang en ondersteuning van ouders die zelf over weinig digitale vaardigheden beschikken. In de aanpak van spijbelen wordt vandaag de verantwoordelijkheid van ouders heel sterk benadrukt. De spijbelproblematiek is echter een complexe mix van leerling-, ouder-, school- en maatschappijgebonden factoren. Een sterke ouderbetrokkenheid is belangrijk, maar men moet ook werken aan schoolmoeheid en het laag welbevinden van sommige jongeren. Nog te veel jongeren verlaten de schoolbanken zonder diploma. In het licht daarvan wil de Gezinsbond een grondig maatschappelijk debat over het invoeren van een kwalificatieplicht als alternatief voor de leerplicht. Ook willen we het debat voeren over een andere schooljaar- en schooldagorganisatie. De leer- en ontwikkelingskansen van de leerlingen moeten daarbij centraal staan.
BELEIDSPROJECT 2014
Naar Groeikansen minder werkstress voor elk kind en werkloosheidsstress thuis en op school 123
NOTA’S ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................
124
BELEIDSPROJECT 2014
NOTA’S ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................
BELEIDSPROJECT 2014
125
NOTA’S ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................
126
BELEIDSPROJECT 2014
NOTA’S ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................
BELEIDSPROJECT 2014
127
NOTA’S ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ...............................................................................................................................................................
128
BELEIDSPROJECT 2014
Afbeelding: Anna Heuninck www.eliasheuninck.be/anna
www.gezinsbond.be/gezinspolitiek www.facebook.com/StudiedienstGezinsbond
V.U.: C. Verhas, Elfjulistraat 152, 9000 Gent
BELEIDSPROJECT 2014: GEZINBEGREPEN
Studiedienst Troonstraat 125 1050 Brussel Tel. 02 507 88 77
[email protected]
Beleidsproject 2014
gezinsbeleid een paraplu is, ‘wieAlsstaat er dan in de regen? ’