Beleidsplan W E 2011-20.15 gemeente Bergen
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 1
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
inieiding
3
Hoofdstuk 2
Opbrengsten O A B / W E uit voorgaande periodes
5
Hoofdstuk 3
Naar een W E beleid 2011 2015
8
12 12 15
4.7 4.8
Het lokale kader Herijking van de definitie doelgroepkind W E Het beleid op signaiering en indiceren van doelgroepkinderen en de toeleiding naar voorschoolse educatie Afspraken die nodig zijn om te komen tot een 100% doelgroepbereik in de voorschoolse educatie De organisatorische vormgeving van het regulier voorschoois aanbod De W E locaties in de gemeente Bergen Overdracht van doelgroepkinderen (van voorschool naar vroegschool) Toetsingskader GGD Leesbevordering
28 29
5.1 5.2 5.3
Bekostiging Budget De kosten Meerjarig overzicht W E gedurende de looptijd van het project
31 31 32 33
5.4
Schooljaarlijkse begroting en verantwoording
34
Hoofdstuk 6
Organisatie en werkwijze
35
Hoofdstuk 7
Monitoring en ambitieafspraken
36
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Hoofdstuk 5
Bijlage
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
20 22 23 27
37
Pagina 2
Hoofdstuk 1 Inleiding De eerste levensjaren zijn cruciaal voor de taalontwikkeling. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die op de basisschool beginnen met een taaiachterstand deze zelf nauwelijks meer inlopen op de basisschooi. Het Rijk heeft gesteld dat voor- en vroegschoolse educatie ( W E ) een effectief middei is voor het wegwerken en tegengaan van achterstanden. Op de langere termijn draagt W E bij aan minder schooluitval en betere loopbaanperspectieven van leerlingen. Het W E beleid is in 2002 gestart. Gestelde doelen vanuit het door het Rijk geformuleerde Onderwijsachterstandenbeleid (OAB): • Periode 2002-2006: In 2006 neemt 50% van de doelgroepkinderen deel aan effectieve voor- en vroegschoolse programma's. Op lokaal niveau wordt vastgelegd in welke mate de startcondities van kinderen verbeterd moeten zijn bij nun entree op de basisschool. • Periode 2006-2011: In 2011 worden alle kinderen in Nederland met een taaiachterstand bereikt met voor- en vroegschoolse educatie. Het hoofddoel is het effectief en vroegtijdig aanpakken van onderwijsachterstanden. Het WE-beleid richt zich op de volgende onderdelen: 1. Het realiseren van deelname van de doelgroepkinderen in de leeftijd 2 tot en met 5 jaar aan gestructureerde doorgaande programma's voor- en vroegschoolse educatie. Belangrijk hiervoor zijn enerzijds tijdige signaiering van achterstanden en anderzijds effectieve verwijzing naar de desbetreffende W E - programma's 2. Het tot stand brengen van samenwerkingsverbanden tussen scholen voor basisonderwijs, peuterspeelzalen, kinderopvangvoorzieningen en consultatiebureaus 3. Deskundigheidsbevordering van medewerkers van kinderopvangvoorzieningen en in de onderbouw van het basisonderwijs gericht op een adequate aanpak van onderwijsachterstanden. Inhoudelijk richt W E zich op een viertal ontwikkelingsgebieden: 1. taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid 2. denkontwikkeling en ontluikend rekenen 3. motorische en creatieve ontwikkeling 4. persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling Door middei van onderwijsprogramma's zoals Piramide en Startblokken wordt W E vormgegeven op deelnemende peuterspeelzalen, eventueel kinderdagverblijven en basisscholen. De hiervoor genoemde programma's zijn door het Nederlands Jeugdinstituut als effectief beoordeeld. Kinderen die deelnemen aan W E krijgen in de voorschoolse periode deze educatie door middei van meer dagdelen en extra begeleiding van hiervoor opgeleide leidsters. In de Wet OKE (Onderwijskansen door Kwaliteit en Educatie) zijn nadere eisen wettelijk vastgelegd. Voor de periode 2011-2015 dient de gemeente Bergen in samenspraak met het consultatiebureau, de peuterspeelzalen, de kinderdagverblijven als het basisonderwijs beleid te ontwikkelen dat voldoet aan het bovenstaande alsmede aan het gestelde in de wet OKE. In de volgende hoofdstukken, die in samenspraak met de hiervoor genoemde partners zijn opgesteld en afgestemd wordt hier invulling aan gegeven. In hoofdstuk 2 worden summier de opbrengsten uit de voorgaande periodes OAB/WE besproken. In hoofdstuk 3 zijn de wetteiijke eisen uit de wet OKE omschreven en wordt aangegeven wat er ontwikkeld moet worden om te komen tot een beleidsplan 2011-2015. In hoofdstuk 4 worden deze onderdelen uitgewerkt. Het gaat hierbij o.a. om: de doelgroepomschrijving (4.1), het beleid op signaiering van doelgroepkinderen en de toeleiding naar voorschoolse educatie (4.2), afspraken die nodig zijn om te komen tot een 100% doelgroepbereik in de voorschoolse educatie (4.3), de organisatorische vormgeving van het regulier voorschools aanbod (4.4), de W E locaties in de gemeente Bergen voor doelgroepkinderen inclusief de herziening ouderbijdrageregeling alsmede de organisatorische vormgeving van de vroegschoolse educatie (4.5) en de overdracht van doelgroepkinderen (van voorschool naar vroegschool, 4.6). In 4.7 is het GGD toetsingskader opgenomen, de kwaliteitseisen die gesteld worden aan de peuterspeelzalen en de voorschoolse educatie en in 4.8 wordt de uitvoering van de leesbevordering (flankerend beleid) weergegeven. Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 3
Hoofdstuk 5 gaat over de bekostiging, het budget, de kosten en een meerjarig ftnancieel overzicht voor de periode van de looptijd van het project en de noodzaak tot het vormen van een voorziening. in hoofdstuk 6 wordt omschreven hoe het W E beleid 2011-2015 wordt georganiseerd en wat de werkwijze hierin is. Het monitoren alsmede de ambitieafspraken zijn opgenomen in hoofdstuk 7 waama besloten wordt met een bijlage die relevant is voor het plan 2011-2015.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 4
Hoofdstuk 2 Opbrengsten O A B / W E uit voorgaande periodes
Het beleid op W E is, in navolging van het landelijke beleid, gestart in 2002. Vanaf het begin was het beiang van voorschoolse educatie in peuterspeelzalen helder, evenals een doorgaande leerlijn tussen peuterspeelzalen en basisscholen, vooral voor kinderen met taalachterstanden. Het beleid is vastgelegd in de notities 'Onderwijsachterstandenplan gemeente Bergen 2002-2006' en de nota 'Onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010 gemeente Bergen'. Bij besiuit van 19 oktober 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders: ingestemd met de notitie 'invoering van de Wet OKE en beleid op voor- en vroegschoolse educatie gemeente Bergen' en deverdere uitwerking ervan in het schooljaar 2010-2011 en besloten dat in afwachting van deze verdere uitwerking in het schooljaar 2010-2011 de in de schooljaren 2006-2007 tot en met 2009-2010 uitgevoerde onderwijsachterstandenprojecten te continueren. Korte terugblik voor- en vroegschools aanbod voor doelgroepkinderen Het voorschools aanbod voor doelgroepkinderen wordt verzorgd door de peuterspeelzaal (PSZ). In de PSZ wordt sinds 2002 gewerkt met onder andere de - inmiddels landelijk getoetste en effectief bevonden - programma's Piramide en Startblokken. Alle leidsters zijn gecertificeerd in een landelijk erkend W E programma. Er is een definitie van de W E doelgroep vastgesteld (zie hierna onder de kop doeigroepomschrijving). Deze definitie van de doelgroep wordt bij de uitvoering van W E door de jeugdgezondheidszorg (JGZ) en de PSZ toegepast. Alle doelgroepkinderen in Bergen en omliggende kernen worden 'warm overgedragen' naar de basisschool. Er is inmiddels een doorgaande leerlijn ontwikkeld tussen de PSZ en de basisschool in de specifieke W E locaties in Siebengewald en binnen de brede school in Bergen (De Samensprong). De leidsters in Afferden, Well en Wellerlooi hebben meer formatie om doelgroepkinderen te begeleiden en oudergesprekken te voeren. De JGZ (consultatiebureau) is vanaf de start van W E in Bergen betrokken. Het consultatiebureau (CB) heeft een signalerende en diagnosticerende taak waar het gaat om ontwikkelingsachterstanden. Zij ondersteunt ouders en leidt doelgroepkinderen naar peuterspeelzalen. Erzijn criteria voor verwijzing en toegeleiding ontwikkeld. De doelgroepkinderen van De Luchtbalion participeren binnen de groep(en) W E van Kindercentrum 't Kienderbenkske Nieuw-Bergen (tot 1-1-2011 Niintje). De bibliotheek ondersteunt het W E project middels leesbevorderingsprojecten zoals Voortouw en De Rode Draad. Vanaf januari 2011 is de uitvoering van het peuterspeefzaalwerk overgenomen door't Kienderbenkske en is de naam peuterspeelzaal veranderd in ontwikkelingsgerichte kinderopvang (OKI). Gemakshalve wordt nog vaak de term peuterspeelzaal gebruikt. Doeigroepomschrijving De gemeente heeft in overleg met het consultatiebureau, het basisonderwijs, de onderwijsbegeleidingsdienst (BCO te Venlo) en het peuterspeelzaalwerk een duidelijke doeigroepomschrijving opgesteld, die aanzieniijk ruimeris dan de gewichtenregeling. Er is een eenduidige systematiek waarin ook omgeving-, gezin en kindfactoren worden opgenomen. Met uitzondering van de kinderdagverblijven hanteren alle instellingen en scholen deze definitie. Het voorgaande is beschreven in de notitie "Definitie doelgroep W E peuter/kleuter in de gemeente Bergen aangevuld met "Bespreekformulier selectie W E peuter/kleuter". De doelgroepdefinitie is beduidend ruimer dan de gewichtenregeling zoals die in het onderwijs wordt toegepast. De peuterspeelzaal 'weegt' de kinderen in februari, juni en oktober. De gegevens van oktober 2009 alsmede februari en juni 2010 met daarbij de aantalien W E conform de doeigroepomschrijving treft u in onderstaande tabel aan. Bij de gewichten (zie uitleg biz. 8 onder 1) wordt, tussen haakjes, eerst het aantal 0,3 en daarna het aantal 1,2 genoemd. Aan beveling In de praktijk blijki dat een ieder anders omgaat met de invulling van doelgroepkind, de systematiek is niet eenduidig en wordt doorteveel uitvoerenden weer anders getnterpreteerd. Bovendien blijkt dat het moeilijk is een onderscheid te maken tussen een zorgkind en doelgroepkind VVE. Door het hoge aantal afgegeven indicaties en de rijksinvoering van een maximaie ouderbijdrage voor voorschoolse educatie (2009) zijn de kosten te hoog geworden. Voorde volgende periode dient dit te worden herzien. Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 5
Een overzicht van de kinderen die in juni 2010 voorschoolse educatie volgden. Naam
Afferden
Bergen
Siebengewald
Well
Weliertooi
Totaal
Gewicht oktober 2009
1 (1,0)
9 (6,3)
5 (2,3)
1 (0,1)
n.b.
16(44% van W E )
W E oktober 2009
4
14
12
4
2
36
Gewicht februari 2010
1 (1.0)
6 (5,1)
4 (2,2)
nb
0
11 (31% van W E )
W E februari 2010
4
11
14
4
2
35
Gewicht juni 2010
1 (1,0)
5(4,1)
3(2,1)
4 (3,1)
0
13 (35% van W E )
W E juni 2010
5 (waarvan 1 met gewicht)
13 (waarvan 2 met gewicht)
12 (waarvan 5 met gewicht)
3 (waarvan 1 met gewicht)
4 (waarvan 0 met gewicht)
37 (9 met gewicht, is 24%)
Het percentage W E kinderen (peildatum juni 2010) ligt in elke PSZ tussen de 10 en 12%, m.u.v. Siebengewald waar dit percentage op 24% ligt. Huidig aanbod en ontwikkelingen Peuterspeelzaalwerk Vanuit de aangepaste gewichtenregeling en hetspecifiek toepassen van de indicatoren van de W E doelgroep definitie is er sprake van twee locaties waar het merendeel van de W E doelgroep de peuterspeelzaal en schooi bezoeken (Siebengewald en de brede school Bergen.) Momenteel verzorgt't Kienderbenkske het peuterspeelzaalaanbod in de gehele gemeente Bergen. In de andere 3 kernen is er sprake van een zeer gering aantal W E doelgroep kinderen (totaal 6 a 7). Uitbreiding van het WE aanbod voor doelgroepkinderen? De deelnemende partners in de huidige W E uitvoering hebben de wens uitgesproken van een aanbod voor doelgroepkinderen in zoveel mogelijk voorschoolse voorzieningen. Daardoor kunnen doelgroepkinderen dicht bij huis worden opgevangen. Hierbij zijn enkele opmerkingen op zijn plaats: voor doelgroeppeuters geidt de eis van 2 gekwalificeerde en in W E geschoolde leidsters op maximaal 16 kinderen (leidster-kind ratio peuterspeelzaalwerk ). Overigens is het toegestaan dat een gekwalificeerde en in W E geschoolde leidster een groep van maximaal 8 kinderen mag begeleiden. Voor doelgroepkinderen geidt echter ook de eis om een aanbod van 4 dagdelen per week (of 10 uur) te doen. Dat is in de kleine kernen iastiger, m.n. in Wellerlooi. Spreiding van W E aanbod over alle voorschoolse locaties betekent een uitbreiding van samenwerking met alle basisscholen. Dit werkt extra belastend voor betrokken organisaties en personeel. De leidsters van't Kienderbenkske (onderdeel psz) voldoen aan de kwalificatienormen en zijn gecertificeerd op een erkend voorschools programma voor doelgroepkinderen. 1
Ontwikkelingen in samenwerking tussen peuterspeelzalen en kinderopvang Door het harmoniseren van kwaliteit tussen peuterspeelzalen en kinderopvang kunnen deze gemakkelijker samenwerken. In de meest uitgebreide variant gaan peuterspeelzaalwerk en kinderopvang samen in een organisatie. In dat geval spreekt men van een kindcentrum. In de praktijk zijn er diverse uitwerkingen van kindcentra mogelijk, denk aan flexibele openingstijden, flexibele inzet personeel, multifunctioneel gebruik van ruimtes, dagarrangementen enzovoorts. Binnen brede school De Samensprong is er m.b.t. de uitvoering W E sprake van intensieve samenwerking en zijn er uitvoeringsafspraken opgesteld. Vanaf 1-1-2011 verzorgt't Kienderbenkske de uitvoering van het peuterspeelzaalwerk binnen de gemeente Bergen. Hierdoor is de naam peuterspeelzaal gewijzigd in: Kindercentrum't Kienderbenkske Nieuw-Bergen Kindercentrum't Kienderbenkske Afferden Kindercentrum't Kienderbenkske Siebengewald Kindercentrum't Kienderbenkske Well en Kindercentrum't Kienderbenkske Wellerlooi Het peuterspeelzaalwerk is vanaf 1-1-2011 ontwikkelingsgerichte kinderopvang. Hier is leidster-kind ratio iets strenger (1 kracht per 6 aanwezige kinderen 2 en 3 jaar en 1 kracht per 8 3 tot 4 jarigen).
1
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 6
Psz (kindercentrum't Kienderbenkske Nieuw-Bergen)-Spring (KDV Nieuw-Bergen) Per 1-1-2010 is een groep gecreSerd met zowel psz kinderen aiswel kinderdagverblijfkinderen (ma, woe en vrij). De groep wordt begeleid door een leidster van de kinderopvang en een leidster psz. In de namiddag zijn de pszkinderen naar huis. De 'oude pilot" waarbij ieder dagdeel een aantal kinderen uit de kinderopvang en de peuterspeelzaal samenwerken, blijft voorlopig gehandhaafd teneinde alle peuters een ontwikkelingsgencht programma te kunnen aanbieden. Naast het vormgeven van de organisatie van een kindcentrum zijn er intervisiegroepen samengesteld die de inhoudelijke zaken in kaart brengen en deze proberen af te stemmen. Inhoudelijk wordt de samenwerking gezocht zodat alle doelgroepkinderen van 2-4 jaar aan W E kunnen deelnemen. Lopende dit traject zijn er enkele problemen naar voren gekomen o.a. betreffende de leidster/kind ratio. Deze is bij de PSZ 2 op 18 (bij wet OKE 2 op 16) en bij de kinderopvang tussen de 2 en 3 jaar 1 op 6 en bij kinderen tussen de 3 en 4 1 op 8. Door de overname van het peuterspeelzaalwerk door't Kienderbenkske per 1-1-2011 is een nieuwe situatie ontstaan. De eigenaar van't Kienderbenkske heeft begin 2011 de eerste afstemmingsgesprekken gevoerd met de locatiemanager van Spring. Signaiering en diagnostiek De JGZ speeft een sleutelrol in de diagnostiek van ontwikkelingsachterstanden bij peuters. Het consultatiebureau stelt bij jonge kinderen vast of er sprake is van W E probiematiek en leidt deze kinderen toe naar een voorschoolse voorziening. Er is intensief overleg tussen consultatiebureau en PSZ over de ontwikkeling die W E doelgroep kinderen doormaken. Met de invoering van het project Samen Starten peraugustus 2011 kunnen vroegtijdig opvoedings- en opgroeiproblemen worden gesignaleerd en kan er eerder dan voorheen verwezen worden naar hulpverlenende instanties.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 7
Hoofdstuk 3 Naar een W E beleid 2011-2015 De wet OKE De ontwikkelingen op het gebied van Voor- en Vroegschoolse educatie staan niet stil. Per 1 augustus 2010 is de wet OKE ingevoerd. Het doel van deze wet is om voor jonge kinderen in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven een veilige en stimulerende omgeving te creeren, waarbij medewerkers in staat zijn om een risico op een taaiachterstand in het Nederlands te signaleren en effectief aan te pakken. Door het in werking treden van de wet OKE op 1 augustus 2010 krijgt de gemeente Bergen de volgende opdrachten: 1 100% bereik doelgroepkinderen in voorschoolse educatie In de wet OKE is de werkwijze beschreven om te bepaien of 100% doelgroepbereik gerealiseerd wordt. Deze werkwijze is als volgt. Nadat de gemeente de doelgroep heeft vastgesteld, worden aanbod en aantal doelgroepkinderen met elkaar vergeleken. Als de gemeente voldoende aanbod levert (dus overeenkomstig de omvang van de doelgroep) is 100% doeigroepbereik gerealiseerd. In de wet OKE wordt de grootte van de doelgroep bepaald op grond van de gewichtenregeling. De gewichtenregeling is een regeling voor bekostiging van het basisonderwijs. Op grond van het opleidingsniveau van de ouders krijgt elk kind een 'gewicht' toegekend. Kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau krijgen een hoger gewicht. Hoe meer gewichtenkinderen, hoe meer geld de school ontvangt. Volgens de wet OKE dient het aanbod van voorschoolse educatie minimaal overeenkomstig het aantal gewichtenkinderen te zijn. Naar alle waarschijnlijkheid wordt hier als formule gehanteerd: 75% van de gewichtenkinderen in groep 1 en 2 van de basisschool is gelijk aan de omvang van de doelgroep voor voorschoolse educatie. De gemeente heeft beleidsvrijheid om te bepaien welke kinderen tot de doelgroep behoren. De wet OKE stelt dat het in ieder geval kinderen betreft die een risico hebben op een taaiachterstand in het Nederlands door een onvoldoende taafaanbod in nun omgeving. De gemeente kan de doelgroep dus ruimer vaststellen dan het aantal volgens de gewichtenregeling. Als de gemeente het aanbod overeenkomstig het aantal gewichtenkinderen op orde heeft, maar niet overeenkomstig het aantal kinderen op grond van de eigen definitie, dan wordt de gemeente daar dus niet op afgerekend. Er zal alleen gekeken worden naar de omvang van het aanbod, zonder dat er wordt nagegaan op grond van welke definitie een kind aan voorschoolse educatie deelneemt. 2 Sluitende aanpak doelgroepkinderen De gemeente dient afspraken te maken over de manier waarop kinderen uit de doelgroep worden toegeleid naar de voorschoolse educatie. Er moet vastgesteld worden wie op welk moment welke verantwoordelijkheid heeft. De gemeente maakt daarvoor afspraken met betrokkenen over de criteria op grond waarvan een professional van de jeugdgezondheidszorg een risico op een (taal)achterstand signaleert, waarbij in ieder geval een analyse plaatsvindt van het taalaanbod in het Nederlands in de omgeving van het kind. Dit moet bijdragen aan een sluitende aanpak van signaiering tot deelname. De wet OKE verwacht dat deze aanpak tevens zal leiden tot een stijging van deelname en aanbod. 3 Doorlopende leerlijn doelgroepkinderen De gemeente voert de regie overde organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie voor doelgroepkinderen. 4 Afspraken over resultaten vroegschoolse educatie in de wet OKE zijn geen kwaliteitseisen voor vroegschoolse educatie opgenomen. Er dienen wel afspraken gemaakt te worden over de resultaten die scholen bereiken op het terrein van vroegschoolse educatie. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aantal kinderen dat een niveau stijgt, het aantal kinderen dat bijvoorbeeld minimaal op niveau C zit of afspraken over de minimale woordenschat aan het einde van groep 2. Het is aan de scholen om voor het bereiken van die resultaten de weg daarnaar toe te kiezen. Afspraken over resultaten zijn verplicht; afspraken over het "hoe" dus niet. 5 Tegengaan segregatie Segregatie tussen doelgroepkinderen en niet-doelgroepkinderen dient te worden tegengegaan. De gemeente heeft de beleidsvrijheid om dit nader in te vullen. Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 8
6 Betaalbaar aanbod Voorschoolse educatie moet voor alle ouders te betalen zijn. Voor ouders van doelgroepkinderen geidt een aangepaste regeling waardoor zij niet meer dan € 134,40 per jaar (vanaf 1 -8-2011 of zo later naar gelang de praktische invoering, € 244,80 voor 4 dagdelen) hoeven te betalen. 7 Harmoniseren kwatiteit Ouders moeten kunnen rekenen op kwaliteit. De gemeente is verantwoordelijk voor een kwalitatief volwaardig aanbod van voorschoolse educatie. Harmonisatie van kwaliteitseisen zorgt ervoor dat kinderen in kwalitatief vergelijkbare voorzieningen terecht komen. De volgende kwaliteitseisen gaan voor peuterspeelzalen gelden: aanbieden van verantwoorde opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving per peutergroep heeft tenminste een beroepskracht opleidingsniveau SPW3 de leidster-kind ratio is een leidster op maximaal acht kinderen, de groepsgrootte is maximaal 16 kinderen per groep een pedagogisch beleid personeel is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag schriftelijke risico-inventarisatie van de opvang van kinderen mogelijkheid tot het stellen van regels over admin istratie, om zonodig monitoring mogelijk te maken informatieplicht aan ouders over beleid de voertaal is Nederlands, en er is een vorm van oudervertegenwoordiging, inclusief een klachtenregeling. De bovengenoemde eisen gelden al grotendeels voor de kindercentra, de kwaliteitseisen daarvan zijn vastgelegd in de Wet Kinderopvang. Aan voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen worden aanvullende eisen gesteld: het betreft een aanbod van minimaal 10 uur per week (of vier dagdelen) er dient een zogenoemd 'effectief programma te worden gebruikt de leidster-kindratio is een leidster op maximaal acht kinderen, vanaf 9 kinderen dienen twee beroepskrachten aanwezig te zijn (de groepsgrootte is maximaal 16 kinderen per groep) de beroepskrachten zijn geschoold op voorschoolse educatie de houder van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden van beroepskrachten worden onderhouden. Staatssecretaris Dijksma heeft de partijen die betrokken zijn bij het peuterspeelzaalwerk gevraagd een convenant af te sluiten waarin aanvullende kwaliteitseisen vastgelegd zijn (het betreft BOinK, MOgroep Welzijn & Maatschappelijke dienstverlening, MOgroep Kinderopvang en de Branchevereniging ondernemers in de kinderopvang). Deze kwaliteitseisen zijn door het ministerie van OCW en de VNG bekrachtigd en vastgelegd in beleidsregels en in een VNG-modelverordening. De Wet OKE stelt het niet verplicht dat peuterspeelzalen en kinderopvang nauw samenwerken. Maar het naar elkaar toe brengen en daarmee grotendeels harmoniseren van de kwaliteitseisen van kinderopvang en peuterspeelzalen is wel een belangrijke stap in het faciliteren van samenwerking. 8 Programma's VVE Bij voor- en vroegschoolse educatie worden programma's uitgevoerd die kinderen spelenderwijs stimuleren in hun ontwikkeling. Een aantal van deze programma's is beoordeeld op hun effectiviteit door een onafhankelijke erkenningscommissie. Het is de bedoeling dat deze zogenoemde effectieve programma's bij doelgroepkinderen worden gebruikt. In het staatsblad 298 van 7 juli 2010 worden de erkende programma's genoemd. 9 Registratie, toezicht en handhaving kwaliteit Gemeenten hebben een informatieplicht, zodat de minister kan nagaan of gemeenten er in slagen hun verantwoordelijkheid voldoende invulling te geven. Gemeenten leveren (via de GGD) informatie aan de Inspectie van het Onderwijs over het aantal plaatsen voor voorschoolse educatie en het aantal kinderen dat met voorschoolse educatie bereikt wordt. Deze informatie wordt verzameld in een jaarlijkse monitor. Als uit de monitor biijkt dat de gemeente het aanbod van voorschoolse educatie of Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 9
de deelname van doelgroepkinderen hieraan niet op orde heeft, kan dit voor de minister van OCW aanleiding zijn om wegens taakverwaarlozing in te grijpen. Op landelijk niveau zal gemonitoord worden wat de reguliere investeringen (zonder W E ) van gemeenten in het peuterspeelzaalwerk zijn en er wordt gevolgd in hoeverre gemeenten voldoen aan de leidster-kind ratio, het opleidingsniveau en de groepsgrootte. Gemeenten zijn volgens de Wet kinderopvang al verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving op de kwaliteit van de kinderopvang. In het kader van de wet OKE krijgen de gemeenten nu ook de wettelijke taak om het toezicht uit te breiden naar de kwaliteit van de peuterspeelzalen, zodat eenduidigheid daarop wordt bereikt. Het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang moeten met schoolbesturen afspraken maken over de wijze waarop zij de gegevens over de ontwikkeling van een kind aan de basisschool overdragen. Het gaat daarbij in ieder geval om het programma van voorschoolse educatie dat een leerling heeft gevolgd en de duur van het programma dat is gevolgd. De bewaartermijn voor de overgedragen gegevens is twee jaar nadat het kind de kinderopvang of de peuterspeelzaal verlaten heeft. De gemeente was verplicht in een openbaar register van peuterspeelzalen en kinderopvang op te nemen welke peuterspeelzalen en kinderopvang voorschoolse educatie aanbieden en hoeveel plaatsen worden aangeboden. Met de invoering van het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) in 2010 zijn alle gemeentelijke registers vervangen door een geautomatiseerd landelijk. Er wordt gewerkt aan een Landelijk Register Peuterspeelzalen. Het overieg hierover is net gestart. Er is dus nog geen besluit genomen wat er precies in wordt opgenomen. De VNG geeft de volgende informatie: 'Met ingang van 1 januari 2011 komt er een landelijk register. Alle peuterspeelzalen moeten uiterlijk op 1 augustus 2011 in het register opgenomen zijn. Peuterspeelzalen die er dan niet in staan, zijn illegaal en moeten sluiten'. Doorzettingsmacht Gemeenten hebben een inspanningsverplichting om alle kinderen uit de doelgroep met voorschoolse educatie te bereiken. Om als gemeente deze verantwoordelijkheid waarte kunnen maken, worden de besturen van kinderopvang, peuterspeelzalen en basisscholen verplicht mee te werken aan de totstandkoming en uitvoering van afspraken hierover. Naar een W E beleid 2011-2015 Geiet op de opbrengsten uit voorgaande OABA/VE periodes (hoofdstuk 2) en de eisen uit de wet OKE dienen een aantal onderdelen nader uitgewerkt en afgestemd te worden nl. - een herijking van de definitie W E doelgroep; - het beleid op signaiering van doelgroepkinderen en toeleiding naar voorschoolse educatie; - afspraken over vervolgacties vanuit de betrokken organisaties, als ouders hun kind met gediagnosticeerde (taal)achterstanden niet daadwerkelijk aanmelden bij peuterspeelzaal of kinderopvang. Deze afspraken zijn nodig om het 100% bereik van doelgroepkinderen te realiseren; - de organisatorische vormgeving van het reguliere voorschools aanbod (ontwikkeling kindcentra bestaande uit peuterspeelzalen, kinderopvang en basisscholen, positie van (kieine) zelfstandig blijvende peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties); - de organisatorische vormgeving van voorschools aanbod voor doelgroepkinderen (10 uur of 4 dagdelen); - de mogelijke herziening van de ouderbijdrageregeling met betrekking tot WE-doelgroepkinderen. Bergen heeft de regeling voor tegemoetkoming van de ouderbijdrage van doelgroeppeuters aangepast: zij hanteert nu de regeling dat alleen "gewichts" kinderen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming; - overdracht van doelgroepkinderen (van voorschoolse naar vroegschoolse educatie, via o.a. het ontwikkelen van een eensluidend overdrachtsformulier); - herijking overlegstructuren (codrdinatieoverleg OAB / onderwijsplatform). Visie Alie kinderen krijgen de kans om hun talenten te ontwikkelen, de zorg voor jongeren is onontbeerlijk . Het beheersen van de Nederiandse taal is daarbij een eerste vereiste. Dat is niet alleen goed voor de kinderen, maar levert baten op voor de gehele samenleving. Het is daarom de bedoeling dat alle kinderen met een risico op een taaiachterstand deelnemen aan een W E programma. Daarom moet er 2
2
Coalitieakkoord gemeente Bergen 2011-2014
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 10
een lokaal dekkend W E aanbod komen in voorschoolse voorzieningen en basisscholen voor kinderen die dat nodig hebben. Kinderen die W E nodig hebben, worden doorverwezen naar een voorschoolse instelling. De gemeente heeft vanuit haar regierol in het jeugdbeleid en onderwijsachterstandenbeleid een beiangrijke rol bij het lokaal op orde brengen van het W E aanbod en de toeieiding van kinderen naar W E . Daarbij let zij ook op de spreiding van de W E . De bedoeling is dat zij segregatie daarbij zoveel mogelijk tegengaan. Het streven is om de komende jaren de kwaliteit van W E te vergroten door het gebruik van effectieve W E programma's te stimuleren en de uitvoeringscondities te verbeteren.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 11
Hoofdstuk 4 Het lokale kader Het onderstaande lokale kader kan nog enigszins wijzigen doordat de JGZ de criteria fijsten uit diverse gemeenten in Noord-Limburg tot een regionaal (uniform) bruikbaar (EKD 'bestendig) stuk maakt. De opzet ten aanzien van W E doelgroepkind en zorgkind is akkoord. Indien er nog kleine aanpassingen zullen volgen zal dit ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd (wettelijke regel is dat gemeente criteria doelqroep vaststelt). 3
4.1 Herijking van de definitie doelgroepkind W E . Criteria voor doelgroepkind W E 4
In schuin schrift de criteria die in DD-JGZ geregistreerd worden 5
Criteria WE-indicatie
indicatoren
Taalaanbod en taalgebruik
Factor ouders:
Score
Een ofbeide verzorgende ouder(s)A/erzorger(s) spreekt geen Nederlands: (vrijwel) alleen een buitenlands taalaanbod Kindfactoren: Alleen een buitenlandse taal sprekend T1 is niet Nederlands 0 Spraaktaalstoomis en/of 0 Achterstand in de Nederiandse taal (Nederlands is T1 of T2) Achterstand in onMkkelingsveld communicatie
3
3
6
3 1
Schoolgewicht*
Schoolgewicht 1.2 (2) Of schoolgewicht 0.3 (1)
2 1
Relatieve risico-indicatoren
Ontbreken van sociaal netwerk Zorgtekort (omschrijving door JGZ in dit kader dient nog nader te worden geformuleerd)
1 1
Totale score**
**
* Bepaling schoolgewicht Stap 1: Heeft een van de ouders een opleiding uit categorie 3? Ja > dan is het gewicht 0 • Categorie 3 is meer dan twee jaar voortgezet onderwijs: MA VO, VMBO gemengde leerweg of theoretische leerweg of HA VO of VWO Stap 2: Nee: Heeft een van de ouders een opleiding uit categorie 1? Ja > dan is het gewicht 1. • Categorie 1 is: alleen basisonderwijs of (V)SO-ZMLK Stap 3: Als Nee dan gewicht: 0,3 **Doelgroepkind W E : bij 4 of meer punten. Het 'zwaartepunt van de weging W E vindt plaats bij het consult op de leeftijd van 2 jaar en 2 maanden. Het van Wiechenschema is een belangrijk en zwaarwegend item in de indicering.echter niet het enige.
Elektronisch Kind Dossier JGZ) Naar Bergense situatie op basis van notitie Groene kruis JGZ/notitie WE, versie extern/staf JGZ RvB/12-122010 Digitaal Dossier van de Jeugd Gezondheids Zorg Een moedertaal (of T1) is een taal die tijdens de jeugd, zonder formeel taaionderwijs, wordt verworven. Een taal die niet als moedertaal wordt beheerst, wordt meestal een tweede taal (T2) genoemd 3
6
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 12
Onderstaande criteria wel in kaart brengen De informatie over deze indicatoren zijn wel van beiang voor PSZ en KDV (de voorschool) ten behoeve van het bieden van de juiste zorg maar zijn geen W E indicatoren. Hier spreken we van een 'zorgkind', of zorgleerling. Samen Starten (uitvoering door het consultatiebureau) kijkt niet alleen naar kindfactoren, maar ook naar omgevingsfactoren. Hoe komen deze signaien alsmede de indicatie zorgkind (zorgleerling) bij de voorschool en andersom. Dit zal vanaf September 2011 nader worden uitgewerkt (de overdracht van JGZ naar de voorschool en omgekeerd) Tevens wordt dan gekeken of de zorgstructuur van de voorschool voldoende is ingericht. Binnen de zorgsystematiek kan gebruik worden gemaakt van de consultaties HGPD , de JGZ, het ZAT 0-12 jaar, het CJG en de logopediste die eveneens nauw samenwerkt met de JGZ. Erzal vanaf September2011 gekeken moeten worden of en zo ja welke scholing noodzakelijk is tb.v. de gewenste zorgstructuur in de voorschool. 7
De criteria inzake het zorgkind/zorgleerling: Aandachtspunten, achterstand in ontwikkelingsveld, adaptatie, persoonlijkheid, sociaal;Ter (te wegen door JGZ ter bepaling gedrag beoordeling van gei'ndiceerd risico op een achterstand in ontwikkelingsveld grove motoriek Fijne motoriek van JGZ, achterstand in de Nederiandse adoptiekind / pleegkind taal op casusniveau) alcohol- of drugsgebruik in de zwangerschap -
Apgar <6na5 minuten / asfyxie / slechte start asielzoekerkind BMI boven afkapwaarde voorleeftijd overgewicht chronisch ziek kind chronisch zieke ouder eenoudergezin
emstig prematuur <34 w. / geboortegewicht <1500 gr. emstige aangeboren afwijking gedragsprobleem geen gebruik van cb/ of alleen vacc. illegaalkind leeftijd moeder <20 jaar levend van minimum inkomen moeder of vader alcohol verslaafd moeder of vader drugs verslaafd moeder of vader heeft psychische problemen ongewenste werkloosheid kostwinner opvoedingsprobleem ontwikkelingsachterstand 0 in de Nederiandse taal (Nederlands is T1 of T2) * Beperkte actieve en passieve woordenschat, tot 14 jr. achterstand * Beperkt taalbegrip, tot % jr. achterstand * Beperkte actieve taal/zinsbouw, tot jr. achterstand - een van de ouders heeft sterke kenmerken van dyslexie of dyscalculie - het kind vertoont sterke kenmerken behorende bij een ontwikkeiingsstoomis (ASS, ADHD,
HGPD staat voor Handelingsgerichte Procesdiagnostiek en is een vorm van begeleiding die zich richt op individuele leerlingen met een hulpvraag of een speciale onderwijsbehoefte
7
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 13
Het denkkader/zorgaanbod voor de zorgleerling kan per instelling ingedeeid worden op basis van de zorgniveaus van het WSNS-verband, zie hiervoor bijlage 1. Het spreken van dezelfde taal Welke groep kinderen zijn 'aandachtsleerlingen' welke kinderen zijn W E ? Middels de criteria genoemd onder 4.1. en het gemaakte onderscheid W E doelgroepkind en zorgkind zoais hierna opgenomen onder 4.2 zijn deze voor een ieder helder.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 14
4.2. Het beleid op signaiering en indiceren van doelgroepkinderen en de toeieiding naar voorschoolse educatie Schema signaleren, indiceren en toegeieiding van W E kinderen door de JGZ, gemeente Bergen Voorv/se Wat Actie<- - ~ _- "~ Wanneer |
1
1
2
Artsconsult 14 maanden
Alle kinderen
Verpleegkundig consult 18 maanden
Alle kinderen
Aangeven dat een kind tot de WE-doelgroep hoort, indien dit volgens de criteria duidelijk is Indien mogelijk Indiceren voor W E , anders zie 8.
• •
• • • • • •
3
4
Verpleegkundig consult 18 maanden + intern overleg artsA/erpI Na basisconsult 18 mnd
Maandelijks
5
~ "~
Communiceren met ouaers dat er voor hun kind mogelykheden zijn om deel te nemen aan WE-traject Registreren bij de weging (Samen Starten) dat bij consult 18 mnd en of 2 j en 2 mnd WE-indicatie besproken dient te worden. Ouders worden bij consult leeftijd 11 mnd en 18 mnd al geattendeerd op beiang inschrijving peuterspeelzaal Als de indicatie duidelijk is: W E indicatie bespreken met ouders en motiveren voor deelname Navragen naar welke kindercentrum het kind gaat/zal gaan Invullen van het W E -indicatieformulier Registreren van de bevindingen in DD-JGZ Registreren van de WE-indicatie bij de subactie aanmelding/verwijzing Let op: voor JGZ: alle W E kinderen zijn aandachtskinderen of aandachtskinderen-met-hoqe-prioriteit Bespreken met cb-arts en gezamenlijk de Indicatie wel/niet vaststellen Registreren van de bevindingen in het DD-JGZ Bij positieve beslissing verder als bij 2 Indien nodig Lexi lijst gebruiken
Op indicatie
Overwegen en vaststellen W E indicatie als deze niet duidelijk is
•
Op indicatie (b.v. met 21 mnd, bij vermoeden achterstand in de spraak en taalontw Arts neemt Lexi lijst af.
Kind is een WE-kind en ouders zijn nog niet gemotiveerd
WE-doel groep kinderen
100% kinderen in beeld houden
Is het kind een aandachtskind (met hoge prioriteit) • Plan van aanpak maken arts/verpleegkundige: onderzoek op indicatie binnen 3 maanden bij de arts en/of huisbezoek op indicatie door verpleegkundige binnen 3 maanden en/of bespreking in het ZAT. En/of inzet medewerkers voorschoolse voorziening • WE-indicatieformulier invullen, ook als ouders besluiten dat ze (nog niet) willen. Zo mogelijk op naam, als ouders geen toestemming geven anoniem (alleen persoonsnummer vermelden). Daarop duidelijk vermelden dat het een WE-doelgroepkind betreft, maar geen aanmelding. voortgang noteren • In dossier bevindingen noteren bij de subactie deelname Voorschoolse voorzieningen Is het kind geen aandachtskind • Als ouders gemotiveerd andere keuzes maken en geen deelname aan WE-traject willen: regulier contactmoment inplannen (artsenconsutt 2,2 jaar) • WE-indicatieformulier invullen, ook als ouders besluiten dat ze (nog niet) willen. Zo mogelijk op naam, als ouders geen toestemming geven anoniem (alleen persoonsnummer vermelden). Daarop duidelijk vermelden dat het een WE-doelgroepkind betreft, maar geen aanmelding. voortgang noteren • In dossier bevindingen noteren bij de subactie deelname Voorschoolse voorzieninqen • JGZ contactpersoon: maandelijks van alle WE-doelgroepkinderen de indicatieformulieren en de formulieren van doelgroepkinderen die nog geen W E willen doorqeven aan een contactpersoon. • JGZ (RvB) Zo mogelijk maandelijks een uitdraai maken uit het DDJGZ van alle aangemelde kinderen en de bevindingen van deelname voorschoolse voorzieningen van contactmomenten 18 maanden , 2 jaar en de onderzoeken op indicatie. Lokale invulling en afspraken vastleqqen.
• • •
Uit concept slroomdiagram JGZ in de gemeente Venray t.b.v. de juiste afstemming tussen partners m.b.t. het indtceringtraject en aangepast naar de Bergense siluatie.
8
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 15
6
7
Wanreer
Voor wie
Wat
Aclie
Doorlopend proces
WE-doel groep kinderen
Afstemming aanmeldprocedure met Kienderbenkske/ ontwikkelingsgencht werken/Spring
•
Controle op bereik
•
2- maandeLijks
WE-doel groep kinderen
• • •
• 8
9
10
11
Consult 2 jaar 2 mnd arts
Alle kinderen
Op indicatie, na verhuizing
Instromers
Op indicatie, na plaatsing op ontwikkelings gericht werkenz/kdv
(nog) niet onderkende WE-doel groep kinderen
Periodiek
Doelgroepkinderen WE
Aangeven dat een kind tot de WE-doe!groep hoort. Bereik verhuizende kinderen
•
Niet WEge'fndiceerd kind wat na plaatsing op ontwikkelingsgencht werken/KDV volgens leidsters mogelijk wel een WE-kind is Follow-up van doelgroepkinderen
•
• • • •
• •
•
• 12
Vanaf 2 kwartaal 2011 e
Doelgroepkinderen
Taalspraakscreening voor doelgroep kinderen
• •
•
13
Afsluiting zorg JGZ 0-4
WE-doel groep kinderen
Overdracht naar GGD
•
Sluitende afspraken maken over termynen waarop kinderen zich bij voorkeur aangemeld dienen te hebben (uiterlijk 27 maanden, meestal al gebeurd, zie stap 1) Beschikbaar stellen van leaflet op JGZ locatie Beschikbaar stellen van aanmeldformulieren aan ouders tijdens CBcontacf Ouders attenderen op website Kienderbenkske.nl middels informatie op de Informatiebord Afspreken voor welke leeftijd de WE- kinderen zich aangemeld hebben in verband met communicatie met ouders. Termijn uiterlijk 27 maanden (zal echfer eerdere zijn zie stap 1). Op leeftijd kind 28 maanden check of de doelgroepkinderen zich ook daadwerkelijk aangemeld hebben: contactpersoon W E Missende aanmeldingen kortsluiten met contactpersoon W E en contactpersoon JGZ (Miriam), bespreken wat hiermee te doen en zonodiq actie ondernemen om de aanmelding alsnog te realiseren Communiceren met ouders dat er voor hun kind mogelijkheden zijn om deei te nemen aan WE-traject Zie procedure bij 2,3 ,4 indien nodig wordt Lexi lijst afgenomen Behoort het kind tot de WE-doelgroep en is verhuizer het eerst bekend bij JGZ: vestigingshuisbezoek en indicering aisnog regelen; zieverderblj 2 en 4 Is het kind het eerst bekend bij ontwikkelingsgencht werken/kinderdagverblijf en lijkt het een WE-kind: contactpersoon van instelling neemt contact op met contactpersoon JGZ om alsnog een W E indicatie in gang te zetten. Dan ook vestigingshuisbezoek brengen en consult bij arts plannen ivm ontwikkeling en WEindicerinq als de doelgroep niet meteen duidelijk is Contactpersoon ontwikkelingsgencht werken/kdv (Femmie, Marian en Henriette) neemt contact op met contactpersoon JGZ (Miriam) om alsnog een W E indicatie In gang te zetten. Dan ook indicatiehuisbezoek brengen en consult bij arts plannen ivm ontwikkeling en WE-indicering als de doelgroep niet meteen duidelijk is Indien WE-doelgroep kind alsnog de indicatie regelen 2-maandelijks contact Ontwikkelingsgencht werken-JGZ verpleegkundige op locatie in Bergen en Siebengewald. Middels inloopcontact op locatie ontwikkelingsgencht werken. Dan afstemming en zonodig kindbespreking inplannen WE-kinderen die niet op deze locatie ontwikkelingsgencht werken/KDV zitten: als er geen kindfactoren zijn volgens via kindvolgsysteem op locatie ontwikkelingsgencht werken/kdv en bij JGZ alleen op de reguliere contactmomenten Als er wel kindfactoren zijn (ter beoordeling JGZ) zorg op indicatie door JGZ en voortqanq afstemmen met ouders (indien akkoord) Afstemming met lima van den Akker ten behoeve van inzet logopedie, De screeningsgegevens van de logopedisten moeten ook doorgegeven worden aan het consultatiebureau. Bij twijfel over spraaktaalontwikkeling door leidsters ontwikketingsgericht werken/kdv: na interne afstemming en overieg met ouders overieg met JGZ en plan van aanpak maken (meestal indicatiecontact bij arts en zonodig verwijzen Let op; verwijzingen naar logopedie is alleen voor een zeer beperkte doelgroep geTndiceerd. Bij spraaktaalprobleem op jonge leeftijd is het voorkeurstraject brede diagnostiek en daarna pas vervolgtraject bepaien Altijd warme overdracht naar GGD
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 16
Signaiering Het signaleren van (mogelijke) doelgroepkinderen in de voorschoolse fase kan vanuit 2 verschillende situaties plaatsvinden, nl. tijdens het reguliere bezoek van het (mogelijke) doelgroepkind aan het consultatiebureau (totdat het kind ongeveer de leeftijd van 2,2 jaar heeft) en als het kind al geplaatst is op een voorschoolse voorziening (ouder dan 2,2 jaar). Reguliere bezoek consultatiebureau In hoofdstuk 4.1. is de criterialijst, zoals opgesteld door de jeugdgezondheldszorg in samenspraak met enkele leden van de coSrdinatiegroep, opgenomen ter bepaling of een kind al dan niet een doelgroepkind voorschoolse educatie is. Indien een indicatie op grond van de lijst duidelijk is bespreekt de verpleegkundige dit met de ouders en motiveert ze tot deelname. In het bovenstaande stroomschema is de verdere procedure beschreven. Het bereik op het consultatiebureau is vrijwel 100%, indien er ouders niet verschijnen met hun kind zal de JGZ deze benaderen en trachten te achterhalen wat hiervan de reden is. Bij een vermoeden, o.g.v. het contact zoals hiervoor aangegeven, dat er sprake is van een 'zorgwekkende situatie' zal actie worden ondernomen. Kind is al geplaatst op voorschoolse voorziening De directie van de OKI's en de locatiemanager van Spring bespreken de mogelijke doelgroepkinderen met de ouders en vervolgens (na instemming ouders) met de JGZ. De JGZ roept op en onderzoekt deze kinderen en gaat in gesprek met de ouders waarin het beiang van W E wordt aangegeven indien er wordt geTndiceerd.
Indiceren Het zwaartepunt bij het indiceren ligt op de leeftijd van 2 jaar en 2 maanden als alle kinderen worden gezien door de jeugdarts van de jeugdgezondheidszorg. In de gemeente Bergen zal voornamelijk geTndiceerd worden op 'tekortkomingen' in de taal- en spraakontwikkeling. Dit ontwikkeld zich vaak nog sterk na het consult op de leeftijd van 18 maanden en/of 21 maanden. Na indicatie stuurt de JGZ een bericht naar de gemeente en zorgt met een 'warme' overdracht dat de voorschool geinformeerd wordt. Niet meewerkende ouders Wanneer ouders niet akkoord gaan met de indicering of wel akkoord gaan maar de afspraken hierin niet nakomen (bv frequent verzuim PSZ) ontstaat er een lastige situatie. Dit wordt vastgelegd door de JGZ in het EKD. Ouders kunnen niet gedwongen worden en de spraaktaal-problematiek is waarschijniijk nog niet van dien aard dat er 'sprake' is van kindsignalen. Het kind wordt hiermee echter te kort gedaan. De ervaring is dat ouders in een later stadium wel gemotiveerd zijn: bv zien bij 2,2 jaar nog niet hetgeen de JGZ voorziet, maar pas wanneer ze merken dat het hun kind of de ouder zelf 'frustreert. Ook zijn hiervoor vaker readies van anderen (PSZ/KDV of bekenden) nodig. Ouders en kind moeten dan een 2e mogelijkheid krijgen tot indicering. Gebruikelijk is, dat wanneer de JGZ twijfels heeft over de ontwikkeling van een kind, er tussentijds contact onderhouden wordt. Wanneer ouders de afspraken bij een geTndiceerd kind niet nakomen (niet betalen, vaak verzuim) zal dit door de PSZ met de ouders besproken worden en de overweging gemaakt worden de 4 dagdelen stop te zetten. Terugkoppeling door de PSZ met de JGZ is hierbij noodzakelijk. Ook vanuit de voorschoolse instellingen mag verwacht worden dat zij ouders proberen te overtuigen van het beiang dat hun peuters deelnemen aan W E . In de tussentijd zullen deze kinderen extra aandacht krijgen van de betreffende instelling (zorgkind). Toeieiding Algemeen De toeieiding naar de voorschool gebeurt via het consultatiebureau (JGZ). Ouders van kinderen die het consultatiebureau bezoeken worden gewezen op het beiang van het bezoeken van de voorschool. Ouders van kinderen bij wie een achterstand vermoed wordt, worden op meer intensieve wijze in contact gebracht met de voorziening.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 17
Een artdere mogelijkheid om ouders te wijzen op de aanwezigheid en het beiang van de voorschool is dat ouders via de bevolkingsadministratie een bericht krijgen over het bestaan en het nut ervan als hun kind 2 jaar wordt. Het nadeel hiervan is dat hier geen 'verhaal* bij zit. Verder leert de praktijk dat binnen de gemeente Bergen bijna een 100% bereik gerealiseerd wordt. Te verwachten is overigens dat wanneer de voorschool een algemeen gevestigde voorziening wordt die bij alle basisscholen standaard aanwezig is, het bezoeken van de voorschool langzamerhand een normale zaak wordt en geen intensieve toeieiding meer behoeft, behalve wellicht voor ouders die nieuwkomerzijn. Naar de WE locaties , . JGZ maakt melding bij gemeente (n.a.w. gegevens doelgroepkind) van indicatie (i.v.m. monitoring). Een leaflet (zei schema stap 6 en welke tussen augustus en december 2011 opgesteld zal worden) zal op de JGZ locatie door het CB worden uitgereikt aan de ouders waarvan het kind W E is geTndiceerd. In de leaflet zal worden aangegeven dat er 2 W E locaties (Bergen en Siebengewald) zijn en dat bij deelname ouders verplicht zijn hun kinderen 4 dagdelen W E te laten volgen. Tevens is er dan de verplichting tot deelname van de ouders aan de W E gerelateerde activiteiten op de voorschool. Ook wordt op de leaflet uitleg gegeven van de ouderbijdrageregeling. Gelijktijdig met de melding aan de gemeente neemt de JGZ contact op met de contactpersoon ontwikkelingsgencht werken op de W E locaties van "t Kienderbenkske (korte duidelijke lijn). Indien ouders geen plaatsing op een W E locatie wensen (ook niet na goede gesprekken met het JGZ team en't Kienderbenkske (zie hiervoor) zal getracht worden de ouders te 'bewegen' dat hun kind geplaatst wordt op een 'reguliere voorschool'. Het streven is om een W E geTndiceerde leerling binnen een maand te plaatsen op een W E voorschool. Op de W E locatie Siebengewald is geen wachtlijst. Ten aanzien van de W E locatie Bergen zal de wachtlijst, door uitbreiding van het aantal dagdelen, m.i.v. het schooljaar 2011-2012 zijn weggewerkt. Tevens is er binnen de locatie Bergen nog een mogelijkheid van uitbreiding met 6 dagdelen. Gedurende het eerste uitvoeringsjaar zal gekeken worden of deze maatregelen afdoende zijn om het ambitiestreven (zie hiervoor) te halen. Onderscheid W E doelgroepkind en zorgkind Er komen 2 W E locaties, maar op andere locaties (Afferden, Wel! en Wellerlooi) kunnen wel doelgroepkinderen zitten (ouders zullen wellicht niet kiezen voor een W E locatie en we moeten 100% doeigroepbereik bewerkstelligen). We moeten er voor zorgen dat zij ook de W E zorg krijgen. De indicering kan door JGZ gedaan worden. Hiervoor kan het 'Horsier model' zoals hieronder onder b. dienen. Deze doelgroepkinderen (met W E indicatie) komen na de voorschool in het 'reguliere' zorgsysteem van de basisschool. Ze volgen echter geen 4 jarige doorgaande W E lijn. De doelgroepkinderen in Afferden en Well volgen zo mogelijk 4 dagdelen en in Wellerlooi 3 dagdelen. Is een kind geen doelgroepkind (is W E ) maar heeft hettoch zorg nodig (zorgkind) dan kan het continuum van zorg en/of HGPD uitkomst bieden (zie hierna onderdeel a. alsmede het schema in de bijlage). Doelgroepkinderen W E naar de overige locaties ontwikkelingsgencht werken (tot 1 januari 2011 peuterspeelzaal): .. a Opnemen in het continuum van zorg (instellingen ontwikkelingsgencht werken zijn W E geschoold en werken met HGPD model met eventuele ondersteuning, er staan 2 prof leidsters op de groep zodat er extra aandacht gegeven kan worden). Deze kinderen worden 'gevolgd' in hun ontwikkeling en er vindt een 'warme overdracht' naar de basisschool plaats en b. Horster model: Naast het reguliere ontwikkelingsgencht werken van 2 dagdelen kan er sprake zijn van een 'Peuterprogramma Plus' (met 2 aanvullende dagdelen) waaraan kinderen kunnen deelnemen die extra aandacht nodig hebben (o.g.v. het indicatieformuiier zoals genoemd onder 4.1.). Het Peuterprogramma Plus is een alternatief voor de voorschoolse educatie zoals die gegeven wordt op de W E locaties (Bergen en Siebengewald), zoals bedoeld In de Wet OKE 3
Voorschoolse educatie heeft betrekking op de methodische en programmatische ontwikkelingsstimulering van kinderen van 2-4 jaar. De vroegschoolse educatie heeft betrekking op kinderen van de onderbouw van basisscholen.
9
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 18
en uitsluitend voor die ouders die geen toestemming geven voor plaatsing op deze W E locaties van hun W E geTndiceerd kind. Op de locaties die met het peuterprogramma plus werken (Afferden, Well en Wellerlooi) gaat het slechts om 6 a 7 (na optelling individuele locatieberekeningen) doelgroepkinderen (volgens gewichtenregeling ) op deze 3 verschillende locaties, terwijl er wel veel extra (administratieve) eisen zouden gaan gelden. Naast de noodzaak van extra educatie ter bevordering van de ontwikkeling van de bedoelde peuter is het aanbieden van het peuterprogramma plus noodzakelijk om tot een 100% doelgroepbereik te komen. 10
Het voorstel is derhalve om op de niet W E locaties te blijven werken volgens een erkend W E programma, zoals bijv. Startblokken of Piramide . Hiermee worden alle kinderen bereikt en verrijkt. Hier zijn dus geen aparte WE-Iocaties, WE-groepen of 'WE-kinderen' meer. Kinderen die extra aandacht nodig hebben (blijkt uit de indicering door de JGZ), kunnen 2 aanvullende dagdelen het Ontwikkelingsgencht programma volgen. Voor deze ouders zal dezelfde financiele compensatie worden gegeven (uit de OAB middeien gemeente) als voor de doelgroepkinderen die geplaatst zijn op een W E locatie. 11
Voorwaarde voor de ontwikkelingsgerichte locatie (naast de wettelijke eisen zoals gesteld in de Wet OKE): Zo mogelijk beide beroepskrachten op een groep hebben een opleiding gevolgd in een erkend W E programma, in deze Startblokken De aanbieder moet zich aantoonbaar inspannen voor de doorgaande lijn en warme overdracht Levert gegevens voor de monitor Ten behoeve van de organisaties die hiermee werken, faciliteert de gemeente deskundigheidsbevordering in de vorm van e§n opleidingsgroep (maximaal 20 plaatsen) gedurende deze beleidsperiode. De kinderen die aanvullende dagdelen/extra aandacht nodig hebben, worden daarvoor formeel geTndiceerd door het JGZ/Consultatiebureau en door hen toegeleid naar de voorschoolse educatie. 12
Bij de gewichtenregeling wordt gekeken naar het opleidingsniveau van ouders/verzorgers en niet naar andere (feitelijke) omstandigheden die kunnen wijzen op een achterstand in (taal)ontwikkeling. Teldatum 1-10-2010 0,75 x 8 gewichtsleerlingen basisscholen in Afferden, Well en Wellerlooi). Door het NJI zijn de volgende programma's erkend: Piramide, Kaleidoscoop, Startblokken, Ko Totaal, Sporen en Speelplezier. Andere programma's zijn ook toegestaan, mits ze integraal alle 4 ontwikkelingsgebieden stimuleren. Het streven is dat beide krachten de bedoelde opleiding hebben gehad. Door verioop kan het zijn dat de 2 kracht nog bezig is met (verdere)scholing 1 0
11
12
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
a
Pagina 19
4.3 Afspraken die nodig zijn om te komen tot een 100% doelgroepbereik in de voorschoolse educatie. Het begrip doelgroep De gemeente heeft beleidsvrijheid om te bepaien welke kinderen tot de doelgroep behoren. De wet OKE stelt dat het in ieder geval kinderen betreft die een risico hebben op een taaiachterstand in het Nederlands door een onvoldoende taalaanbod in hun omgeving. Het indicatieformulier zoals opgenomen in hoofdstuk 4.1. voldoet hier aan. De gemeente kan de doelgroep ruimer vaststellen dan het aantai volgens de gewichtenregeling (zie voetnoot 6 pagina 15). Als de gemeente het aanbod overeenkomstig het aantal gewichtenkinderen op orde heeft, maar niet overeenkomstig het aantal kinderen op grond van de eigen definitie, dan wordt de gemeente daar niet op afgerekend. Er zal alleen gekeken worden naar de omvang van het aanbod, zonder dat er wordt nagegaan op grond van welke definitie een kind aan voorschoolse educatie deeineemt Omvang 100% doelgroepbereik volgens de gewichtenregeling Het schooljaar 2010-2011 is het voorbereidingsjaar. De uitvoering start in het schooljaar 2011-2012. Derhalve zal de teldatum van 1 oktober 2010 worden gehanteerd ter bepaling van het streven om te komen tot 100% doelgroepbereik . Daar het ministerie jaarlijks gaat kijken naar het percentage doelgroepbereik zal dit jaarlijks een jaar 'ophogen'. 13
Plaats Afferden Bergen
Siebengewald Well Wellerlooi Totaal gemeente
School Diekske Jozef Maria Klimop Kendelke Vitus Catharina
0,3 1 6 1 5 3 5 2 23
1,2 0 0 1 4 0 0 0 5
Totaal 1 6 2 9 3 5 2
4 jarigen 0 3 2 3 1 5 0 14
5 Jarigen 1 3 0 6 2 0 2 14
In groep 1 en 2 van het basisonderwijs zitten in totaal 28 doelgroepkinderen qua gewichtsindeling. Vanuit dit aantal kan berekend worden dat het gaat om 21 kinderen in de voorschoolse leeftijd . Naar de verschillende plaatsen in de gemeente Bergen: 14
Plaats
Totaal voorschool Rekenkundig Totaal afgerond basisonderwijs 1 Afferden 1 0,75 13 17 12,75 Bergen 3 2,25 2 Siebengewald Well 4 5 3,75 2 2 Wellerlooi 1,5 22 Totaal gemeente 28 Opmerking: op grond van ervaringscijfers blijkt dat het aantal doelgroepkinderen afgeleid naar taaiachterstand in Siebengewald veel hoger is dan het aangegeven aantal gewichtsleerlingen. Zie hiervoor de tabel op biz 5 van deze notitie (12 doelgroepkinderen waarvan er 5 een gewicht hebben). Omvang 100% doelgroepbereik volgens de indicatielijst zoals opgenomen onder 4.1 Om zicht te krijgen hoe momenteel de W E doelgroep is verdeeld over PSZ/KDV's en basisscholen is een inventarisatie met gebruikmaking van de nieuwe indicatoren noodzakelijk. Deze inventarisatie tussen augustus en december 2011 door de JGZ, moet de volgende gegevens opleveren: De verblijfplaats (instelling/school) van de huidige W E doelgroep Wettelijke els op grond van de Wet OKE, zie pagina 7 van deze notitie. Kinderen gaan op 2,5 jarige leeftijd naar de voorschool en verblijven er 1,5 jaar. Het aantal doelgroepkinderen basisonderwijs (28 totaal) is berekend over 2 jaar. Voor de voorschool kan derhalve de volgende rekensom gemaakt worden 0,75 x 28. 1 4
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 20
Bij W E kinderen die nu in PSZ en KDV verblijven de uitstroom naar schooi( naam school) De JGZ is de instelling die bepaalt of kinderen tot de doelgroep W E behoren. De JGZ kan op basis van het huidig bestand W E kinderen, gebaseerd op eerder genoemde indicatoren onderzoeken of deze kinderen tot de W E doelgroep blijven behoren. Inschatting is dat, daar oude en nieuwe indicatoren in geringe mate verschillen, er weinig veranderingen zullen zijn in de omvang. In de praktijk blijkt echter dat er sommige zorgkinderen in het verleden door de PSZ aangemerkt zijn als W E doelgroepkind. In december 2010 ging het om 28 W E kinderen, waarvan 20 op het gebied van taalontwikkeling . 16
Het bereik Het aanbod op de W E locaties kindercentrum't Kienderbenkske in Nieuw-Bergen en Siebengewald dient op grond van voorgaande gegevens minimaal 22 kindplaatsen te bedragen waarbij op grond van ervaringsgegevens uitgangspunt kan zijn dat er in Nieuw Bergen rekening gehouden moet worden met een aantal tussen de 14 en 20 en in Siebengewald tussen de 6 en 10. Voor doelgroepkinderen dient er altijd binnen een bepaalde termijn (ambitiestreven is binnen 1 maand) plaats te zijn op een WE-locatie. indien een doelgroepkind in een dorp woont dat geen W E voorschool is dienen ouders gemotiveerd te worden hun kind op een WE-locatie te plaatsen. Voor ouders die duidelijk kunnen aangeven dat OKI/PSZ-bezoek in een ander dorp (WE-locatie) niet haalbaar is, zou begeleiding op locatie een alternatief zijn (zie hiervoor bladzijde 18 en 19). Hier is echter geen sprake van een doorgaande W E lijn t/m groep 2 van het basisonderwijs. Vanuit de voorschoolse voorziening zai er wel worden zorg gedragen voor een warme overdracht en wordt het betreffende kind opgenomen in 'het continuum van zorg' binnen het basisonderwijs. De doelgroepkinderen die (alleen) het KDV bezoeken dienen de mogelijkheid te krijgen dit te combineren met W E op de ontwikkelingsgerichte W E locaties. Inkomen ouders onder 110% bijstandsnorm bij een indicatie doelgroep W E of indicatie zorgkind Ter bevordering tot deelname kent de gemeente de onderstaande regeling: Voor ouders met een inkomen gelijk of onder de 110% bijstandsnorm en waarvan het beiang tot bezoek ontwikkelingsgerichte kinderopvang wordt aangegeven door het consultatiebureau vraagt deze goedkeuring aan bij de gemeente. Ouders voegen financiele stukken toe bij de aanvraag op grond waarvan de gemeente een besluit kan nemen. De gemeente geeft een beschikking af en stuurt deze naar de ouders, het consultatiebureau en't Kienderbenkske. 't Kienderbenkske declareert maandelijks alle kosten bij de gemeente.
15
Rapportage peuterspeelzaalwerk Gemeente Bergen 1 juli t/m 31 december 2010
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 21
4.4 De organisatorische vormgeving van het regulier voorschools aanbod Afspraak is gemaakt met Kienderbenkske dat ze uiterlijk 1-8-2011 voldoen aan de gestelde eisen zoals weergegeven in de wet OKE. Deze zijn: aanbieden van verantwoorde opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving per peutergroep heeft tenminste e6n beroepskracht opleidingsniveau SPW3 de leidster-kindratio is een leidster op maximaal acht kinderen, de groepsgrootte is maximaal 16 kinderen per groep een pedagogisch beleid personeel is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag schriftelijke risico-inventarisatie van de opvang van kinderen mogelijkheid tot het stellen van regels over administratie, om zonodig monitoring mogelijk te maken informatieplicht aan ouders over beleid de voertaal is Nederlands, en er is een vorm van oudervertegenwoordiging, inclusief een klachtenregeling. De bovengenoemde eisen gelden al grotendeels voor de kindercentra, de kwaliteitseisen daarvan zijn vastgelegd in de Wet Kinderopvang. Daar de peuterspeelzaal sinds 1-1-2011 is omgevormd tot ontwikkelingsgerichte kinderopvang en derhalve onder de Wet Kinderopvang valt zal ten aanzien van het leidster-kindratio een t.o.v. bovenstaande, afwijkende verdeling gehanteerd moeten worden nl. • 1 beroepskracht per 6 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; • 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in een groep wordt het rekenkundig gemiddelde berekend. 't Kienderbenkske kan ingaande 22 augustus 2011 aan bovengenoemde eisen bij de OKI's voldoen met uitzondering van 2 dagdelen Bergen en Well waar dit eerst per 1 maart 2012 gerealiseerd kan worden.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 22
4.5 De W E locaties in de gemeente Bergen. De organisatorische vormgeving van het voorschools aanbod (10 u ur of 4 dagdelen) voor doelgroepkinderen inclusief de herziening ouderbijdrageregeling hiervan alsmede de organisatorische vormgeving van de vroegschoolse educatie (aanbod en bereik). De praktische uitwerking zal piaatsvinden tussen augustus en december 2011. Criteria voor uitvoering bij een formele W E locatie Er zullen jaarlijks ongeveer 6 W E doelgroepkinderen, in groep 1 van eike W E vroegschool instromen. (vast te stellen aantal is bespreekbaar). De 1 oktober teldatum van 2010 zal voor de start van de uitvoering in schooljaar 2011-2012 worden gehanteerd. Uit de inventarisatie zoals omschreven in hoofdstuk 4.3 is de verblijfplaats (instelling/school) van de nieuwe doelgroep bekend. De JGZ is de instelling die bepaalt of kinderen tot de doelgroep W E behoren. JGZ heeft in overieg met BCO indicatoren opgesteld voor geheel Noord - en Midden Limburg. Deze zijn in opdracht van de coordinatiegroep OAB Bergen door een werkgroep omgevormd naar indicatoren voor de Bergense situatie. De criteria zoals onder 4.1 beschreven zijn allemaal indicatoren van de voorschoolse periode. By een indicatie op basis van 'spraaktaalstoornis en/of taaiachterstand in de Nederiandse taal op de basisschool zal het kind in de reguliere leerlingenzorg vallen. W E zal gedurende een 4-jarig traject moeten piaatsvinden. Deskundigheidbevordering Door personeelmutaties binnen instellingen en scholen is de mate van deskundigheid op het gebied van ontwikkelingsgencht werken zeer divers. De behoefte aan deskundigheidbevordering dient dan ook geTnventariseerd te worden bij alle partners. Scholing/bijeenkomsten zullen in onderling overieg worden gepland. Deskundigheidsbevordering kan piaatsvinden in o.a. de W E programma's (Basisontwikkeling/Startblokken en Piramide) en de doorgaande lijn erin (afstemming OKl/bao) • alsmede HGPD (Handelings Gerichte Proces Diagnostiek) schoiing en/of consultatie.. Enthousiasme en commitment Door de vele wijzigingen, in zowel personeel als uitvoerende instellingen, is de huidige uitvoering van W E op een laag pitje gekomen. Bij een nieuwe opstart is het van groot beiang dat er betrokkenheid en enthousiasme op de werkvloer is, om integraal met alle partners het W E project nieuw ieven in te biazen. Dit enthousiasme en de wii om er gezamenlijk de schouders onder te steken is er zeker bij de gesprekspartners in het voorbereidingsoverleg. Middels een startbijeenkomst/good practice bijeenkomst per W E locatie, begin schooljaar 2011-2012, zal dit enthousiasme op de werkvloer 'overgebracht' worden. Beginnen met de praktijk Starten op een praktisch niveau (gezamenlijk project met alle geledingen) met veel kans op succes! Er zullen 2 projecten, met ais kapstok de inhoud van het inspectiekader, worden voorbereid per W E locatie voor het eerste schooljaar gedurende de looptijd van dit project. Overieg Leidsters van de betrokken OKi/KDV en de leerkrachten van de beide W E locaties nemen deel aan het overieg van de werkgroep " W E locaties". Deze werkgroep wordt aangestuurd door een coordinator die als" kartrekker" fungeert en tevens zitting neemt in de gemeentelijke werkgroep om de voortgang toe te lichten. Inhoud Inspectiekader Het inspectiekader wordt gezien als formeel kader om de kwaliteit van W E uit te werken en te borgen. Het kader geeft wel inzicht aan weike aspecten een W E uitvoering moet voldoen maar de inhoud heeft een vertaalslag nodig naar de praktijk. Het idee is om op locatie een gezamenlijk thema uit te werken en deze uitwerking af te zetten tegen de facetten van het inspectiekader.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 23
De basisscholen gaan samen met hun ontwikkelingsgerichte kinderopvang/peuterspeelzaal partners op locatie werken aan de volgende uitdagingen; Ouders o Gericht ouderbeleid o Ouders zijn vooraf adequaat ge'fnformeerd door de voor- cq. vroegschool/schakelklas o Intake o Participatie in we-activiteiten in de voorschool o Stimuleren om thuis we-activiteiten te doen o Informeren over de ontwikkeling van hun kind o Rekening houden met de thuistaal Het taalaanbod o Een afstemming tussen het taal programma van de OKI (Startblokken/Piramide) en het taaiprogramma van de basisschool. o Werken met een doelgerichte gezamenlijke planning o Het activiteitenaanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend o Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd Pedagogisch klimaat o Respectvol handelen van de leidsters/leerkrachten o Duidelijke pedagogische gedragsgrenzen o Stimuleren van sociale vaardigheden van de kinderen o Stimuleren zelfstandigheid van de kinderen o Inrichting van het lokaal Educatief handelen o Afstemming educatief handelen van de leidsters/leerkrachten op elkaar o Programmatische aanpak taalontwikkeling o Bevorderen van interactie tussen de kinderen o Actieve betrokkenheid van de kinderen o Ontwikkeling van aanpakgedrag bij kinderen o (Taal)gedrag leidsters/leerkrachten is responsief o Afstemming op niveauverschillen tussen kinderen o Afstemming educatief handelen met de beide basisscholen m.b.t. alle hierbij genoemde onderdelen o Gezamenlijke projecten met OKI KDV ouders en de scholen Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep o Volgen van de ontwikkeling van alle kinderen o Bepaien van begeleiding voor: de hele groep, de kleine/tutor groep, het individuele kind o De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg o Specifieke aandacht voor 'taal' Inbedding In de bredere zorgketen o Leidsters/leerkrachten kennen de kinderen die externe zorg nodig hebben o Leidsters/leerkrachten stimuleren het gebruik van externe zorg als dat gewenst is o De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool o vve-coordinatie binnen voor- en vroegschool o Toegankelijkheid o Kwaliteit van w e evalueren o vve-resultaten evalueren, m.n. van de doelgroepkleuters o Verbetermaatregelen o Borging o w e in de kwaliteitszorg van de basisschool o Meten door middei van een peutertoets (cito) o Borgen en continueren d.m.v. de nog af te spreken doorgaande lijn met BAO.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 24
Doorgaande lijn o vve-coOrdinatie tussen voor- en vroegschool o Voldoende kinderen stromen door van voor- naar vroegschool o Warme overdracht van voor- naar vroegschool o Qua aanbod o Qua pedagogisch en educatief handelen o Qua omgang met de ouders o Qua begeieiding en zorg Op grond van bovenstaande kan er behoefte zijn aan een gezamenlijke scholing Harmonisatie: OKI (kindercentrum't Kienderbenkske Nieuw-Bergen)-Spring Per 1-1-2010 is een groep gecreeerd met zowel PSZ/OKI kinderen alswel kinderdagverblijfkinderen Spring. De groep wordt begeleid door een leidster van de kinderopvang (geen W E certificering) en een leidster OKI (wel W E certificering). In de namiddag zijn de OKIkinderen naar huis. In deze harmonisatiegroep (De Konijntjesgroep) zitten ook W E doelgroepkinderen. De eis is dat er 2 W E gecertificeerde krachten op deze groep moeten staan. Dit is thans niet het geval. Enkele oplossingen zijn mogelijk nl: 1. Het plaatsen van een extra kracht vanuit't Kienderbenkske op de harmonisatiegroep. Dit brengt extra kosten met zich mee en zal praktisch vrijwel onuitvoerbaar zijn. 2. De W E kinderen van Spring voor W E plaatsen op het Kienderbenkske. Het probleem hierbij is dat wettelijke wordt (toezicht door GGD en handhaving door gemeente) verlangd dat een kind maar maximaal in twee stamgroepen per week geplaatst mag worden. De vraag is of het zo georganiseerd kan worden dat hieraan voldaan kan worden. Een uitzondering hierop is dat groepsoverstijgende activiteiten hierbij niet als 'stamgroep' meetelt. Een en ander dient wel in het pedagogisch beleidsplan geborgd te zijn. 3. Spring gaat na of en zo ja wie van de leidsters een W E opleiding inclusief de certificering heeft en probeert e.e.a. zo te regelen dat deze leidster op de harmonisatiegroep geplaatst wordt. Het voorgaande zal tussen augustus en december 2011 nader uitgewerkt worden zodat invoering per 1-1-2012 kan piaatsvinden. De rol van de vroegschool De rol van de vroegschool: na de overdracht de doorgaande lijn W E voortzetten t/m groep 2 en opbrengsten formuleren (is ook eis inspectie). Bovendien moeten er voldoende 'kindplaatsen' op de vroegschoolse voorzieningen zijn om alle doelgroepkinderen (ongeveer 24) te kunnen plaatsen Afspraken Kienderbenkske en gemeente inzake voorschoolse doelgroepkinderen en de herziening ouderbijdrage regeling (uit de informatiebrochure die in samenspraak tussen't Kienderbenkske en de gemeente is opgesteld en geplaatst is op de site van't Kienderbenkske) Ouders met peuter(s) op de ontwikkelingsgerichte kinderopvang die voorschoolse educatie (WE) ontvangen i.v.m. de taalontwikkeling en waarvoor u een kinderopvangtoeslag ontvangt van de belastingdienst. Uw kind gaat meer dan 2 dagdelen naar de ontwikkelingsgerichte kinderopvang. Het consultatiebureau en/of de ontwikkelingsgerichte kinderopvang heeft met u overieg gehad dat het voor de taalontwikkeling belangrijk Is dat uw kind meerdere dagdelen naar de ontwikkelingsgerichte kinderopvang gaat (indicatie WE).
Ouders krijgen een overeenkomst van't Kienderbenkske en vragen daarna kinderopvangtoeslag aan. Het consultatiebureau of ontwikkelingsgerichte kinderopvangstelt de gemeente in kennis van de indicatie WE. Gemeente stuurt op grond van ontvangen kennisgeving een brief naar de ouders dat ouderbijdrage niet meer mag zijn dan € 15,30 per maand (3 dagdelen). Als uw eigen bijdrage (rekening't Kienderbenkske minus ontvangen kinderopvangtoeslag) hoger is dan € 15,30 per maand kunt u het meerdere maandelijks declareren bij de gemeente Bergen, afdeling welzijn Postbus 140,5854 ZJ Bergen. U dient bij uw deciaratie een kopie van de beschikking van de ontvangen kinderopvangtoeslag toe te voegen.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 25
Ouders met peuter(s) op de ontwikkelingsgerichte kinderopvang die voorschoolse educatie (WE) ontvangen i.v.m. de taalontwikkeling en waarvoor u geen kinderopvangtoeslag ontvangt van de belastingdienst. Uw kind gaat meer dan 2 dagdelen naar de ontwikkelingsgerichte kinderopvang. Het consultatiebureau en/of de ontwikkelingsgerichte kinderopvang heeft met u overieg gehad dat het voor de taalontwikkeling belangrijk is dat uw kind meerdere dagdelen naar de ontwikkelingsgerichte kinderopvang gaat (indicatie WE).
Vanaf 1-1-2012 worden er 4 dagdelen W E verzorgd die ouders verplicht (wettelijke regeling) zijn of te nemen indien zij daarvoor in aanmerking komen en daarmee instemmen. De eigen bijdrage in de kosten zijn dan € 20,40 per maand. Ouders vullen 'Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag' in en leveren dit In bij't Kienderbenkske. De verklarina is te vinden op www.kienderbenkske.nl onder het kopje kosten OKI. 't Kienderbenkske stuurt een overeenkomst naar ouders met daarop het totaal bedrag. Per maand za! er door 't Kienderbenkske € 15,30 voor 3 dagdelen worden geTncasseerd. De overige kosten worden door 't Kienderbenkske bij de gemeente In rekening gebracht. Het consultatiebureau of de ontwikkelingsgerichte kinderopvang stelt de gemeente in kennis van indicatie W E LET OP: Als er wijzigingen (b.v. dat beide ouders gaan werken) zijn in de gegevens zoals opgenomen in de 'Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag' dienen ouders dit terstond door te geven aan de gemeente. Dit is in uw eigen beiang omdat door wijzigingen u wellicht wel in aanmerking kunt komen voor kinderopvangtoeslag waardoor uw maandelijkse eigen bijdrage minder wordt. Vanaf 1-1-2012 worden er 4 dagdelen W E verzorgd die ouders verplicht (wettelijke regeling) zijn of te nemen indien zij daarvoor in aanmerking komen en daarmee instemmen. De eigen bijdrage in de kosten zijn dan € 20,40 per maand.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 26
4.6 Overdracht van doelgroepkinderen (van voorschool naar vroegschool) De overdracht gaat op kleine verschillen na identiek. EIke organisatie kan zijn eigen overdrachtsformulier blijven behouden. Bij W E doelgroepkinderen en zorgkinderen is er een 'warme' overdracht. Er is een warme overdracht vanuit de JGZ naar de voorschool en vanuit de voorschool naar het basisonderwijs betreffende W E doelgroepkinderen en zorgkinderenZ-leerlingen.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 27
4.7 Toetsingskader GGD De wettelijke voorwaarden waaraan voldaan moet worden door de WE-locaties, het zijn zowel de basiskwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang en de eisen aan de voorschoolse educatie (art. 1.50b en 2.8, en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). De aanvullende basiseisen voor voorschoolse educatie zijn met een * gemarkeerd. De eisen zijn uitgewerkt in het model-GGD-toetsingskader. De gemeente dient hierover afstemming te zoeken met de GGD en aivorens afspraken te maken met het ontwikkelingsgencht werken. Model GGD-toetsinqskader Ouders . Overeenkomst tussen houder en ouder . Informatie voor ouders (beleid, plaatsingsprocedure, ambitieniveau, wijze en frequentie informatieuitwisseling, veiligheids- en gezondheidsbeleid, klachtenbehandeling . Medezeggenschap en maatschappelijke verantwoording Personeel: kwaliteit van de leidsters . Verklaring omtrent het gedrag (VoG) . Gekwalificeerde leidsters (d.w.z. met een passende beroepskwalificatie) * . Gebruik van de voorgeschreven voertaal . Voldoende W E - scholing * Veiligheid en gezondheid . Veiligheid (risico-inventarisatie) . Gezondheid (d.w.z. of er geen gezondheidsrisico's zijn) Accommodatie en indenting . Binnenspeelruimte . Buitenspeelruimte Ambitieniveau, groepsgrootte en dubbeie bezetting . Groepsgrootte . Dubbeie bezetting * Pedagogisch beleid en praktijk . Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. * . Ook moet de houder van de voorschool jaarlijks een scholingsplan maken.* Voldoende WE-tijd . Tijd per week (d.w.z. het aantal dagdelen of uren per week) * * aanvullende basiseisen voor voorschoolse educatie
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 28
4.8 Leesbevordering BiblioPlus biedt 2 standaardproducten aan voor taalstimulering en leesbevordering in een doorgaande lijn: Het Voortouw, voor kinderen van 0-4 jaar en de Rode Draad, voor kinderen van 4-12 jaar. Beide producten staan beschreven in het Productenboek BiblioPlus 2008-2011. 16
Het Voortouw is een leesbevorderingsprogramma waarin verschillende projecten zijn opgenomen, waaronder "Boekenpret", "Logeerbeer", "Kamishibai" (verteltheatertje) en Boekstart Voor deze projecten volgt hieronder een specifieke beschrijving van de activiteiten ten behoeve van het OAB. Doelgroepkinderen • Kinderen van 0-2 jaar en hun ouders • Kinderen die de peuterspeelzaal en/of het kinderdagverblijf bezoeken • Leerlingen van groep 1-2 van het basisonderwijs De hoofddoelstelling • Het verbeteren van de startcondities, het verkleinen van de taaiachterstand van gewichtsleerlingen en risicoieerlingen bij binnenkomst in de basisschool. • Vergroten van ouderbetrokkenheid m.b.t. taal- en leesbevordering van ouders met een geringe lees- en taalcultuur. • Verbeteren van de leesomgeving van kinderen. De programma's die ingezet worden • Boekenpret • Logeerbeer • Kamishibai • Boekstart (afdeling bevolking stuurt bij geboorte in pakket naar ouders ook een brief waarin ouders worden uitgenodigd bij de bibliotheek het 'koffertje' op te halen, de feitelijke start van Boekstart) • Informatiebijeenkomst met workshop voor leidsters en leerkrachten in het kader van de Nationale voorleesdagen De concrete opbrengstverwachtingen Specifiek: Door de verbetering van de leescultuur die kinderen omgeeft en door het aanleren van voorleesroutines verwachten we dat kinderen en ouders meer gaan (voor)lezen. Voorlezen heeft een positief effect op de taalontwikkeling van kinderen en daarmee op hun latere schoolprestaties. Ouders bezoeken met hun kinderen de bibliotheek en maken kennis met het specifieke aanbod voor kinderen van 0-6 jaar. Meetbaar: Monitoring bibliotheekbezoek en het aantal leden van 0-6 jaar. De projecten zijn voorzien van een evaluatieformulier. Aantal uitleningen van de projecten. Deelname aan Boekstart. Acceptabel: De projecten zijn voorzien van boeken, verwerkingsmaterialen en handleidingen voor de leidsters en leerkrachten. In een werkgroep waarin alle deeinemende instellingen participeren wordt vastgesteld welke specifieke activiteiten worden ingezet. Realistisch: Voortouw is een project waarover de deeinemende instellingen al jaren enthousiast zijn. De leesomgeving van kinderen is daardoor aanzienlijk verbeterd. De Logeerbeer wordt ingezet om ouders nog meer te stimuleren om thuis voor te lezen en om ouders te informeren over het beiang van voorlezen.
In de concept beleidsvisie Biblioplus 2012-2015 is de vorming van 'De Schoolbieb' opgenomen , de integrate van de jeugdbibliotheek met de (brede) school, dicht bij het kind 0-12 jaar. Deze ontwikkeling past geheel binnen het WE-beleid en wordt hierin waar mogelijk/noodzakelijk in ge'fntegreerd. Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 29
Boekstart is een landelijk programma dat ouders laat ontdekken hoe leuk en leerzaam het is samen met hun baby boekjes te lezen. De betrokkenheid van ouders van de doelgroepkinderen is nodig om vooral de leesomgeving thuis verder te verbeteren.
Tijdgebonden: De activiteiten worden uitgevoerd gedurende de periode van het onderwijsachterstandenbeleid 20112015. De Rode draad is een professioneel, gestructureerd en systematisch aanbod voor leesbevordering. voor kinderen van 4-13 jarigen. Doelgroepkinderen Leerlingen van de basisschool De hoofddoelstelling Het bevorderen van het leesplezier door het stimuleren van lees- en taalactiviteiten Het programma dat wordt ingezet om de doelstelling van de activiteit te bereiken In elke jaargroep worden leerlingen in contact gebracht met boeken en de bibliotheek middels een leesbevorderingsactiviteit. Leerkrachten voeren het project uit in de klas en de bibiiothecaris ontvangt groepen in de bibliotheek De concrete opbrengstverwachtingen Specifiek: Kinderen krijgen meer plezier in het lezen van boeken, leren hun eigen voorkeuren beter kennen en krijgen inzicht in op welke manierzij boeken kiezen. Kinderen bezoeken in groep 1-2, 3, 6 en 8 de bibliotheek. Zij leren het aanbod van de bibliotheek goed kennen en krijgen inzicht in de zoekmethode. Dat werkt drempeiveriagend en de verwachting is dat hierdoor meer kinderen lid worden van de bibliotheek. Meetbaar. Monitoring bibliotheekbezoek. Zie hiervoor ook de projectplannen van de basisscholen: Leerkrachten zien en ervaren dat kinderen meer gaan lezen (door middei van toetsen, onderzoek leesbeleving, resultaten boekbespreking, reacties leeskring). De projecten zijn voorzien van evaluatieformulieren Acceptabel: In het begin van het schooljaar vindt een informatieve bijeenkomst plaats met de coflrdinatoren Rode Draad van de basisscholen. Tijdens de afgesproken periode werken alle groepen aan de projecten van De Rode Draad. De projecten bevatten een uitgebreide handleiding voor de leerkracht. Rssiistisch' Leerkrachten, kinderen en ouders zijn al enkele jaren enthousiast over de opzet. De Rode draad is structureel ingebouwd in het jaarprogramma van de basisschool. Alle leerlingen maken ieder jaar kennis met een aspect van leesbevordering en ontwikkelen zo een ieesloopbaan gedurende de basisschool. Tijdgebonden: Gedurende 6 weken tijdens het schooljaren 2011/2012 t/m 2014/2015.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 30
Hoofdstuk 5 Bekostiging 5.1 Budget Gemeenten ontvangen van de landelijke overheid gelden op grond van het aantal gewichtskinderen bij aanvang van de basisschool (specifieke uitkering) voor de uitvoering van de voorschoolse educatie. Naargelang het aantal gewichtenkinderen ontvangt een basisschool middelen voor onder andere vroegschoolse educatie. Gewichtskinderen worden vanaf 2006 uitsluitend bepaald op het basis van het onderwijsniveau van de ouders. Het aantal kinderen dat voorschoolse educatie krijgt (2-4 jaar) wordt gesteld op 75% van de kinderen met een gewicht uit groep 1 en 2 van het basisonderwijs (4-6 jaar). Het volume doelgroepkinderen per jaar staat hiermee vast. Het betekent overigens niet dat het in de voorschoolse en de vroegschoolse periode om dezeifde doelgroepkinderen moet gaan. De gemeente en de betrokken partners werken met een begroting voor financiering van de kosten voor het voldoen aan de kwaliteitseisen en voor de indicering en uitvoering van de W E . Berekenino beschikbaar gemeenteliik budget voor W E Specifieke uitkering Eigen gemeentelijke Jaar middelen gemeentelijk OAB 81.135 43.065 2010 79.655 2011 44.545 69.540 44.545 2012 69.540 44.545 2013 69.540 44.545 2014 Specifieke uitkering: mag alleen worden ingezet voor aangegeven naar het rijk.
Totaal
In schooljaren
17
2010-2011 €124.200 124.200 2011-2012 €118.300 124.200 2012-2013 €114.085 114.085 2013-2014 €114.085 114.085 2014-2015 €114.085 114.085 doel, niet besteed geid moet terug
Daar het aantal gewichtsieerlingen jaarlijks anders kan zijn en rekening houdende met de ontgroening (daling leerlingen) moet rekening gehouden worden met een dalend meerjarenbudget. Het is dus zaak om in de beginperiode middelen op te nemen in en voorziening. Kwaliteit peuterspeelzalen De gemeente ontvangt vanaf 1-1-2011 van het rijk een bedrag in het gemeentefonds van € 50.910,(structureel) voor de versterking van de kwaliteit van de peuterspeelzalen om te kunnen voldoen aan de Wet OKE zijnde: aanbieden van verantwoorde opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving per peutergroep heeft tenminste een beroepskracht opleidingsniveau SPW3 de leidster-kindratio is een leidster op maximaal acht kinderen, de groepsgrootte is maximaal 16 kinderen per groep een pedagogisch beleid personeel is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag schriftelijke risico-inventarisatie van de opvang van kinderen mogelijkheid tot het stellen van regels over administrate, om zonodig monitoring mogelijk te maken informatieplicht aan ouders over beleid de voertaal is Nederlands, en er is een vorm van oudervertegenwoordiging, inclusief een klachtenregeling. Aan voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen worden aanvullende eisen gesteld: 18
In dit bedrag zitten ook de enveloppe en accres middelen tbv de voorschoolse educatie en het toezicht en handhaving peuterspeelzalen en voorschoolse educatie. Dit laatste zal worden uitgevoerd door de GGD (bekostiging vanuit de PPG). Voor 2011 is het te berekenen bedrag € 41.212,-. Het bedrag van € 50.910,- is voor de gemeenteraad vrij besteedbaar en zal enkel en alleen worden ingezet om aan de wettelijke (minimale)eisen te kunnen voldoen. 1 7
1 8
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 31
-
het betreft een aanbod van minimaal 10 uur per week (of vier dagdelen) er dient een zogenoemd 'effectief programma te worden gebruikt * de leidster-kindratio is een leidster op maximaal acht kinderen, vanaf 9 kinderen dienen twee beroepskrachten aanwezig te zijn (de groepsgrootte is tnaximaa! 16 kinderen per groep) de beroepskrachten zijn geschoold op voorschoolse educatie de houder van een peuterspeelzaal stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden van beroepskrachten worden onderhouden
5.2 De Kosten Vanuit de basisberekening peil 1-10-2010 zal jaarlijks het budget verhoogd worden met 2,5%. De kosten die gefinancierd kunnen worden buiten het budget W E zoals verwoord in 5.1 zijn vetcursief en links uitgelijnd opgenomen. 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 Omschrijving 3.312 3.231 3.152 3.075 Jaarlijks 20 indiceren 26.652 26.002 25.367 24.749 Ouderbijdrage doelgroeppeuters W E locaties. Aanname 11 (heift bereik) peuters x € 2.440 (400 uur x €6,10) minus eigen bijdrage van €244,80 is €2.195,20. Totaal maximaal € 24.145,-peil 1-8-2010 (zeer waarschijniijk minder omdat er meer ouders zijn die in aanmerking komen voor belastingteruggaaf, het surplus kan in de voorziening opgenomen worden i.v.m. niet voorziene kosten en eventuele korting op de rijksuitkering (is jaarlijks gekoppeid aan het beschikbaar rijksbudget) 30.355 28.892 29.614 28.188 T.b.v. extra formatie. OKI/OntwikIndicatie 40 wkn x 10 uur keiingsgerichte kinder- voor 8 kinderen = 400 uur is Y> baan a € 40.000,-- is opvang, €10.000,--. Per kind rugzak max € 1 . 2 5 0 , - (peil 1-8-2010). 22 peuters WE 7.120 6.946 6777 6.611 Ouderbijdrage: aanname 2 Peuterprg ouders geen belasting Plus teruggaaf •> 2 peuters x €182,94 p.m. x 12 is € 4.390,- + eventueel meer ouderbijdrage dan waarin rijksregeling (€ 244,80 per jaar) voorziet van € 610,00.-> jaarlijks € 5.000.
Onderdeel JGZ OKI/Ontwikkelingsgerichte kinderopvang, de ouderbijdrage doelgroep W E op de W E locaties Bergen en S'gewald.
1 9
Deze kosten zijn opgenomen in de overeenkomst Kienderbenkske-gemeente ingaande 1-1-2011. Daar ten tijde van tekening van de overeenkomst nog geen nieuw W E beleid was vastgesteld kon er vrijwel geen inschatting van de kosten gemaakt worden. In de overeenkomst is derhalve opgenomen dat er eind 2011 een evaluatie volgt waarna aanvulling van de overeenkomst kan piaatsvinden. Het aangegeven bedrag zal, indien er extra bijkomende kosten uit voortvloeien toereikend zijn. Niet besteed geld zal in de voorziening worden opgenomen. 19
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 32
Scholing: aanname 8 bijeenkomsten: aanbieder€ 3.000 en leidsters 14 x 8 bijeenkomsten x € 25,-- = €2.800,-Jaarlijks €1.450. BaO Klimop
BaO Jozef BaO Kendelke BCO
Bibliotheek
Deskundigheidsbevordering OKI en KDV
Logopedie Monitoring
T.b.v. extra formatie. Indicatie 40 wkn x 10 uur voor 8 kinderen = 400 uur is V* baan a € 58.000,- is € 14.500. Per kind € 1.812,50. Voor Klimop 9 gewichtslln teldatum 1-102010, totaal €16.312,50. Klimop ontvangt gewichtsmiddelen 2010/2011 te berekenen op 14 x € 454,32 is € 6.360,48. Van gemeente € 9.952,02 Berekening als hiervoor, Jozef 6 gewichtslln x €1.812,50 = €10.875,Berekening als Klimop, Kendelke 3 gewichtslln x €1.812,50 = €5.437,50 14 dagdelen scholing en coordinatie a € 525,-. Uit voorziening schoolbegeleiding, post 7.981.024, groot€ 31.806,-en jaarlijks 'bestemmen'. Interne gemeentelijke overboeking van W E budget naar bibliotheekbudget Dagdeelvergoeding € 2 5 , deelnemers startbijeenkomst, scholing HGPD, scholing en consultatie, post 6.716.200 eel 34.368 T.b.v. indicatie, scholing etc. Budget uit 6.480.500 eel 34.739 Aanname
10.201
10.456
10.717
10.985
11.147
11.426
11.711
12.004
5.573
5.713
5.856
6.002
7,534
7.915
8.113
8.316
5.330
5.463
5.600
5.740
5.125
5.253
5.384
5.519
8.200
8.405
8.615
8.831
Op declaratiebasis
Op declaratiebasis
Op declaratiebasis
Op declaratiebasis
2.000
2.050
5.3 Meerjarig overzicht W E gedurende de looptijd van het project Schooljaar Budget Kosten' 2011/2012 118.300 101.999 2012/2013 114.085 104.549 2013/2014 114.085 107.162 2014/2015 114.085 109.843 0
2.101
2.154
Voorziening 16.301 9.536 6.923 4.242
Kosten zijn excl de uitgaven die gedekt zijn uit ander posten dan het budget WE, te weten BCO scholing en coordinatie, HGPD en logopedie Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 33
De voorziening is o.a. nodig om: minderinkomsten specifieke uitkering van het rijk te kunnen opvangen Bekostiging mogelijk te maken indien er meer W E doelgroepkinderen blijken te zijn dan aangenomen wordt Bekostiging W E op OKi mogelijk te maken indien blijkt dat de huidige overeenkomst die per 1-1-2011 is ingegaan hierin niet voorziet Wijzigingen op te vangen die het rijk stelt ta.v. de compensatie vanuit de gemeente aan ouders voor deelname aan een W E programma voor 4 dagdelen Niet voorziene zaken te bekostigen (b.v. scholing, coordinatievergoeding op de W E locatie etc.) 5.4 Schooljaarlijkse begroting en verantwoording Middels een projectplanbegroting, die de participerende instellingen in September indienen bij de gemeente, verstrekt deze op basis van een beschikking een budget zoals opgenomen in dit hoofdstuk. Na afloop van het schooljaar stellen de instellingen een projectplanverantwoording op waarin ze aangegeven wat er bereikt is en waarvoor ze welke middelen hebben besteed. Niet verantwoorde middelen worden door de gemeente teruggevorderd. Jaarlijks zal het college en de commissie welzijn van de verantwoording in kennis worden gesteld.
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 34
Hoofdstuk 6 Organisatie en werkwijze
Het beleidsplan W E 2011-2015 is opgesteld door de coordinatiegroep W E bestaande uit BCO: Otto Veenendaal KDV Spring: Henriette Hofmeijer (locatiemanager) Kienderbenkske: Femmie Koppers en Ruben Wijnen SKBO. Pierre Hendriks (1 Kendelke) en Piet Roelofs/Marian Laarhoven (St. JozefschooD Openbaar basisonderwijs: Antoinette Bongers (De KlimoD) JGZ/CB: Miriam Beelen Logopedie: Irma van den Akker Bibliotheek: Resi Baeten Gemeente: Miranda van Duijnhoven en Hans Scholtz Werkgroep Leidsters van de betrokken OKI/KDV en de leerkrachten van de beide W E locaties nemen deel aan het overieg van de werkgroep " W E locaties" Bergen en Siebengewald. Op overeenstemming gericht overieg
£ h S ^ n ^ ^ ° j S n l S ^ °° ^ d
r
d e e
'
n e m e n d e
i n s t e , i i n
9
e n
w
a
a
r
o
n
d
e
r
h
e
t
basisondewijs
Lokale Educatieve agenda Met ingang van eind 2011 zal in de gemeente Bergen de Lokaie Educatieve agenda vastgesteld Snr?rH Sr !f ^ °3) bestuurlijke vertegenwoordigers van het basisonderwijs kinderdagverblijven, de jeugdgezondheidszorg en de gemeente en zal mogelijk uitgebreid worden met S S E T ' ! ^. ' j beleidsplan maakt o n d e r d e e l ™ SonLii?h^ f " ! besproken worden en zal het beleidsplan mogelijk bijgesteld/aangepast worden. ='=
e
e n
0 0 r a ] s n
d
e
a
P a n t e n
u i
f
h e t
)
e
9
e
n
d
a
o n
e
I
r w i j S
d
S
2 0 r g
e
n
w e ! z i
n
D i t
l
J
a
r
j k
Z U l i e n
h i e r
d
e
r e s u l t a t e n
T H
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 35
Hoofdstuk 7 Monitoring en ambitieafspraken £ w?SL n .? h ! ° « /f huidige werkwijze van monitoren zeer bewerkelijk is. We willen derhalve alleen datgene monitoren dat nodig is voorSISA Onderwijsinspectie en Participanten (incl gemeente) 6
9
U
d
r i g
W
E
r
i
o
d
e
l e e r t
d a t
d e
Opbrengsten, monitoren Het beoogde resultaat van W E locatie in algemene zin is dat kinderen 'gewoon' mee kunnen in groep 3. Hiertoe • Monitoren we de in- en uitstroom van de W E doelgroep.
'
l f" °P9 bijgehouden worden m.b.t. de resultaten van enkele toetsen (zie in het schema hieronder) bij de W E doelgroep.
Za 6
databe
stand
e z e t e n
u
K
Naam W E doelgroep kind, leeftijd met datum van instroom in OKI/KDV
Aantal uren dat W E kind W E programma krijgt aangeboden
Naam van school waar W E doelgroep kind naar uitstroomt Met datum van instroom in BS
Cito resultaten van betreffend W E doelgroep kind eindgroep 2
Cito resultaten van betreffend W E doelgroep kind Eindgroep 3 Cito toets
Cito toets ordenen en taal voor kleuters Met ingang van instroom in groep 3 Een lokale monitor zou de volgende minimale gegevens moeten omvattem "
Slonde'^
P
U , a t i e g e g e v e n s j )
<
a a n t a l
k i n d e r e n
°" J 4
a a r
woordenschat en begrijpend lezen) Met datum van instroom in groep 4
. doelgroep en/of gewichtenleerlingen
-
informatie voor de doorgaande lijn consultatiebureau, OKI, kinderopvang en basisonderwijs zoals afstemming en overdrachtgegevens; aanbod en bereik OKI en kinderopvang; aanbod en bereik W E in OKI, kinderopvang en basisonderwijsDeze informatie kan deeis gehaald worden uit de bovenstaande tabel en andere informatiebronnen Schooljaarhjks za! hiervan een verslag worden gemaakt. Ambitieafspraken De volgende ambitiedoelstellingen zijn uitgesproken Spreiding van het aantal voorschoolse voorzieningen over de kernen W E gelndlceerde peuter niet langer dan 1 maand op wachtlijst voordat deze W E kan volgen 70 / van de W E peuters stroomt door naar een W E vroegschool (4-jaarlijks programma) Tussentydse uitstroom W E bedraagt niet meer dan 5% 5 Va SL .9roeppeuters W E volgt minimaal 1,5 jaar een voorschoolse W E locatie Aanbod W E zo ingencht dat eind schooljaar 2011/2012 90% van de doelgroep een W E programma volgt. Op alle onderdelen een 4 scoren op het inspectierapport. Schooljaarlijks zal dit door de coordinatiegroep geevalueerd worden. 0
"
l \ P,
doel
H
Versie 5 voor besluitvorming college en gemeenteraad
Pagina 36
Bijfage Continuum van zorg en schematisch BaO
Ouders
e weergave van de plaatsing van het ZAT hierin.
Zorgniveau
Basiszorg
Instelling 0-12 jaar
I
1.
Algemene zorg in de groep 1
T
Basiszorg
2.
r-
[
'
fcxtra zorg in de groep in na interne consultatie
.—1
k
Breedtezorg
3.
I
r-
']
3
consultatie 2X>RG ADVIES TEAM O-IP^TAADTTT
I Pern
r-r^r-^
Breedtezorg Begeleiding in Bao (SBaO/REC)
Dieptezorg
5.
U
i—* 4 (tijdelijke) plaatsing —J3BaO__
r ir (tijdelijke) plaatsing
REC
Samenstelling zorgadviesteam Vanuit de eerder beschreven taakstellinr, i«
Verpieegkundige vanuit JGZ 0-4 o a a t d ^ i n
•
Pagina 37