Beleidsplan Externe Veiligheid Venlo
CONCEPT
1
Inhoudsopgave 1.
Inleiding 3 1.1. Wat is externe veiligheid? 3 1.2. Waarom een (operationeel) beleidsplan Externe Veiligheid? 4 1.3. Voor wie is dit beleidsplan bedoeld? 4 1.4. Wat zijn de begrippen en normeringen in het externe veiligheidsbeleid? 5 1.5. Bestaand beleidskader 8 1.5.1. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 8 1.5.2. Gemeente-atlas 2015 9 1.5.3. Strategische visie Venlo 2030 9 1.5.4. Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 10 1.5.5. Gezamenlijke beleidsvisie Externe Veiligheid Limburg 10 1.6. Domeinenstructuur 11 2. Huidige situatie in beeld 12 2.1. Domein risicobronnen 12 2.1.1. Bevi-inrichtingen op bedrijventerreinen 12 2.1.2. Bevi-inrichtingen buiten bedrijventerreinen 14 2.1.3. Vervoer gevaarlijke stoffen 15 2.1.3.1. Basisnet Weg, Spoor en Water en Besluit externe veiligheid buisleidingen 16 2.1.3.2. Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 16 2.1.3.3. Vervoer gevaarlijke stoffen over spoor 19 2.1.3.4. Vervoer gevaarlijke stoffen over water 21 2.1.3.5. Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen 21 2.1.4. Aandachtspunten domein risicobronnen 23 2.2. Domein fysieke omgeving 24 2.2.1. (Extra) kwetsbare objecten in Venlo 24 2.2.2. Toekomstige ruimtelijke situatie in Venlo 24 2.2.3. Evenementen 28 2.2.4. Aandachtspunten domein fysieke omgeving 28 2.3. Domein beheersbaarheid 29 2.3.1. Bestrijdbaarheid 29 2.3.1.1. Bluswatervoorzieningen 29 2.3.1.2. Bereikbaarheid en opkomsttijden 30 2.3.1.3. Bestrijdingsplannen 30 2.3.1.4. Regionaal beheersplan en gemeentelijk rampenplan 30 2.3.2. Zelfredzaamheid 31 2.3.3. Aandachtspunten domein beheersbaarheid 31 2.4. De organisatie van externe veiligheid 32 2.4.1. De gemeentelijke EV-taken en de huidige situatie in Venlo 32 2.4.2. Aandachtspunten organisatie van externe veiligheid 34 3. Ambities en doelstellingen 35 3.1. Algemene beleidsuitspraken 35 3.2. Specifieke beleidsuitspraken 35 3.2.1. Risicobronnen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4. Bijlagen 36 4.1. Begrippenlijst Externe Veiligheid 36 4.2. Samenvatting gezamenlijke beleidsvisie Externe Veiligheid Limburg 39 4.3. LPG-tankstations in Venlo 41 4.4. BRZO-inrichtingen in Venlo 43 4.5. Opslag van gevaarlijke stoffen in Venlo 44 4.6. Gevolgen van de nieuwe AMvB externe veiligheid Buisleidingen 47 4.7. WAS-dekking 48
CONCEPT
2
4.8. Ontwerpuitgangspunten bij nieuwe ontwikkelingen binnen invloedsgebied transportscenario’ s
51
CONCEPT
3
1.
Inleiding
1.1.
Wat is externe veiligheid?
Eén van de kerntaken van de Nederlandse overheid is het garanderen van de veiligheid van burgers op Nederlands grondgebied. Deze veiligheid kan op meerdere manieren worden bedreigd. Bijvoorbeeld door criminaliteit, terrorisme of overstromingen. Maar ook productie, opslag en vervoer van (milieu)gevaarlijke stoffen kunnen zorgen voor bedreigende situaties. Er is een algemeen onderscheid aan te brengen van bronnen van onveiligheid waarop de zorg van veiligheid zich richt. In onderstaande figuur is dit weergegeven.
Bronnen van onveiligheid
type (on) veiligheid
natuurverschijnselen
natuurlijke veiligheid
gedrag mensen
sociale veiligheid
technologie/ techniek
fysieke veiligheid
Natuurlijke veiligheid betreft het vraagstuk hoe men zich kan beschermen tegen de gevolgen van natuurverschijnselen zoals overstromingen, aanbevingen, epidemieën e.d.. Veiligheidsaspecten die direct samenhangen met natuurverschijnselen rekenen we tot de natuurlijke veiligheid.
CONCEPT
Sociale veiligheid gaat over het vraagstuk hoe beperkt kan worden dat burgers elkaars veiligheid door hun gedrag onderling aantasten. Denk hierbij aan (drugs)criminaliteit, vandalisme, terrorisme, gijzelingen enz. Fysieke veiligheid behandeld de vraag hoe men de risico's van mogelijke effecten verbonden aan het gebruik van technologie en of techniek kan beteugelen. Zoals grootschalig gebruik van gevaarlijke stoffen, windenergie, medicijnen, vliegtuigen en nog veel meer. De externe veiligheid (EV) vormt een onderdeel van de fysieke veiligheid. Externe veiligheid gaat over risico’ s die burgers lopen vanwege het gebruik en transport van (milieu)gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Een verdere inperking is dat het beleid van de externe veiligheid zich alleen richt op de directe gevolgen, die door het eenmalig vrijkomen van gevaarlijke stoffen kunnen ontstaan. Gezondheidseffecten door blootstelling aan een gevaarlijke stof voor langere tijd worden niet gerekend tot het externe veiligheidsbeleid. De gemeente Venlo heeft te maken met diverse externe veiligheidsrisico’ s. Het gaat hierbij onder andere om risico’ s die samenhangen met het spoor, wegen (vooral de A73 en A67), hoge druk aardgasleidingen, LPG-tankstations, gasopslagen en industriële bedrijven. Een groot gedeelte van de gemeente Venlo ligt binnen het invloedsgebied van één of meerdere van deze risicobronnen. Dit maakt externe veiligheid een belangrijk onderwerp bij besluiten over het gebruik en de inrichting van de ‘ schaarse’ Venlose ruimte.
1.2.
Waarom een (operationeel) beleidsplan Externe Veiligheid? 4
Venlo heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een bloeiende economische gemeente. Veel bedrijven hebben zich gevestigd in de nabijheid van de logistieke hotspot die Venlo sinds de tweede helft van de 20e eeuw is geworden. Voor 2030 wil Venlo nog meer innoveren en excelleren met als stuwende sectoren de logistiek, agribusiness en maakindustrie. Een sterke internationale oriëntatie is daarbij natuurlijk onontbeerlijk. Met daarnaast de ambitie om tot de top 10 van aantrekkelijkste woongemeenten in Nederland te behoren, wordt de komende jaren flink geïnvesteerd in het centrum waaronder de voltooiing van de Maasboulevard, Maaswaard en het KazerneKwartier. Echter, deze economische groei en ontwikkeling brengen externe veiligheid risico’ s met zich mee. Met het oog op de nagestreefde ‘ quality of life’ is het van belang deze risico’ s zo veel mogelijk te beperken en te beheersen. Met dit beleidsplan wordt vanuit een integrale benadering duidelijk hoe vanuit het thema externe veiligheid een bijdrage kan worden geleverd aan de gewenste ontwikkeling van Venlo. Omdat een volledige risicoloze maatschappij niet bestaat is de vraag welke risiconiveaus we in Venlo acceptabel vinden en welke niet. Door dit beleidsplan wordt hier een antwoord op gegeven. Zo is ondermeer duidelijk gemaakt waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en wonen, onder welke veiligheidsverhogende condities en hoe we zorgen voor een goede beheersbaarheid van bestaande en toekomstige externe veiligheidsrisico’ s. Ook worden oplossingsrichtingen aangegeven voor bestaande knelpunten. Dit beleidsplan heeft geen wettelijke basis, maar is wel door de gemeenteraad van Venlo vastgesteld, waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen is aangegeven dat gemeenten die over een beleidsplan, met aandacht voor externe veiligheid beschikken, tot een lichtere invulling van de verantwoordingsplicht kunnen komen. Belangrijke afwegingen zijn immers al in het beleidsplan Externe Veiligheid gemaakt.
CONCEPT
Dit beleidsplan is richtinggevend voor het kader in ruimtelijke plannen, het afgeven van milieuvergunningen voor risicobedrijven en het afgeven van bouwvergunningen. Deze kaders zijn afgestemd op de Strategische visie 2030 van Venlo en de lokale bestuurlijke visie op veiligheid. Uitgangspunt was een brede afweging op bestuurlijk niveau waar alle relevante elementen een plaats hebben gekregen: veiligheid, doelmatig ruimtegebruik, stadsontwikkelingpotentieel en financiële argumenten. Vooraf gestelde kaders geven vooral een efficiencyvoordeel en vermindering van afbreukrisico’ s door motiveringsgebreken bij het nemen van besluiten over vergunningen en ruimtelijke plannen. Afwegingen en besluiten op ad hoc basis worden door een helder toetsingskader voorkomen.
1.3.
Voor wie is dit beleidsplan bedoeld?
Dit beleidsplan is opgesteld om een duidelijk kader te geven voor het omgaan met externe veiligheid in Venlo. Het voorliggende plan geeft onder andere aan waar ontwikkelingen mogelijk zijn en onder welke voorwaarden, vanuit oogpunt van externe veiligheid. Deze informatie is niet alleen voor bestuurders van belang, maar ook voor de ambtelijke organisatie, initiatiefnemers van ruimtelijk – fysieke projecten en burgers. Ambtenaren geven uitvoering aan het beleid, en kunnen met het plan in de hand duidelijk communiceren richting burgers en bedrijven. Daarnaast hebben ook externe partijen zoals de provincie, buurgemeenten en Rijkswaterstaat met dit document een duidelijk beeld van onze visie op externe veiligheid.
5
1.4.
Wat zijn de begrippen en normeringen in het externe veiligheidsbeleid?
Het werkveld ‘ Externe Veiligheid’ is complex en veelomvattend. In deze paragraaf wordt op enkele kernbegrippen ingegaan. In de bijlage is een uitgebreidere lijst met begrippen en relevante wet- en regelgeving opgenomen. De mate van risico is afhankelijk van twee aspecten, namelijk de kans op en het mogelijke effect van een ongeval. Onder de kans verstaan we de mogelijkheid dat zich een situatie voordoet, bijvoorbeeld dat in een opslag van gevaarlijke stoffen een grote brand ontstaat. Aan de hand van ervaringscijfers en modellen is het mogelijk om een dergelijke kans te berekenen. Onder de effecten verstaan we binnen de externe veiligheidswetgeving uitsluitend het aantal dodelijke slachtoffers van een ongeval, bijvoorbeeld het aantal personen dat bij een grote brand in een opslag van gevaarlijke stoffen wordt blootgesteld aan dodelijke concentraties van gevaarlijke dampen. Dat daarnaast ook een groot aantal gewonden kunnen vallen wordt in de risiconorm niet meegenomen. Uiteraard is dit aantal gewonden voor de hulpdiensten (bijvoorbeeld brandweer, ambulancediensten etc.) wel erg relevant. In Nederland worden twee maten gehanteerd voor het risico, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR) Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een (denkbeeldig) persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas. De normering voor het plaatsgebonden risico is afhankelijk van de aard van het te beschermen object. Hierbij wordt in wet- en regelgeving onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld woningen, kinderdagverblijven en ziekenhuizen. Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld (kleine) kantoorgebouwen, (kleine) winkels en sporthallen. De norm voor kwetsbare objecten is een grenswaarde. Hieraan moet worden voldaan. Deze grenswaarde is gesteld op 10-6 per jaar 1. De norm voor beperkt kwetsbare objecten is een richtwaarde. Hieraan moet zoveel mogelijk worden voldaan. Bij afwijken dient dit zeer goed gemotiveerd te worden. Deze richtwaarde is gesteld op 10-6 per jaar 1. In onderstaand figuur wordt deze normstelling verduidelijkt.
CONCEPT
1
Dus de kans dat een (denkbeeldig) persoon, die zich een jaar lang permanent en onbeschermd op de betreffende plek bevindt dodelijk verongelukt door een bedrijfs- of transportongeval, mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar.
6
Soort object
Binnen de 10-6/jaar contour
Buiten de 10-6/jaar contour
Beperkt kwetsbaar
Toegestaan, met goede motivering
Toegestaan
Kwetsbaar
Niet toegestaan
Toegestaan
CONCEPT Figuur 1.1 Grafische weergave PR-contouren
Groepsrisico (GR) Het groepsrisico (GR) is (in enge zin) de kans per jaar dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting die ontstaat door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen op de x-as is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden op de y-as. Voor het groepsrisico is in de landelijke wet- en regelgeving een oriënterende waarde vastgelegd. De oriëntatiewaarde is geen grenswaarde maar dient als richtwaarde. De oriëntatiewaarde geeft aan wat de kans is waar onder een ramp van bepaalde omvang bij voorkeur moet blijven. Verantwoordingsplicht Groepsrisico Bij een wijziging van het GR moet het bevoegd gezag (lees:gemeente) verantwoording afleggen over het genomen besluit. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid (bijvoorbeeld door woningbouw) anderzijds. Bij de verantwoording van het GR moet het bevoegd gezag ten minste aandacht besteden aan mogelijke alternatieven en risicoreducerende maatregelen als ook aan de mogelijkheden voor rampenbestrijding en hulpverlening. De essentie van de verantwoordingsplicht is dat de gemeente zich uitspreekt over de aanvaardbaarheid van het restrisico.
7
Verder zijn bij externe veiligheid vier gebieden te onderscheiden: Het grenswaarde gebied Dit is het gebied buiten de risicobron tot de 10-6/jaar contour (zie Plaatsgebonden risico). Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten worden gesitueerd en beperkt kwetsbare objecten alleen wanneer daar gewichtige redenen voor zijn. Het invloedsgebied Het invloedsgebied begint bij de risicobron en eindigt op een afstand waar bij de ergst mogelijke ramp nog 1% van de blootgestelden komt te overlijden. Binnen dit gebied is de verantwoordingsplicht van het groepsrisico van toepassing. Het effectgebied Het effectgebied is het gebied dat daadwerkelijk getroffen wordt. De omvang van dit gebied hangt af van de effecten die worden beschouwd (doden, gewonden, schade) en van de aard van de calamiteit. Een rookpluim of een toxische wolk hebben een sigaarvormig effectgebied, bij een explosie is dat een cirkel. Dit gebied is met name van belang voor de hulpdiensten. Het voorlichtingsgebied Het voorlichtingsgebied beslaat het hele grondgebied van de gemeente Venlo. Het betreft het gebied waarbinnen effecten van een calamiteit met gevaarlijke stoffen zijn waar te nemen. Mensen moeten zich overal bewust zijn dat 100% veiligheid niet kan worden geboden. Door mensen te informeren over hun handelingsperspectief, worden mensen bewust van wat ze in geval van een calamiteit moeten doen.
CONCEPT 10 /jaar plaatsgebonden risicocontour (PR) -6
Invloedsgebied (1% letaliteit, verantwoording GR) Effectgebied (doden, gewonden, schade) Voorlichtingsgebied Figuur 1.2 Diverse externe veiligheidsgebieden
8
1.5.
Bestaand beleidskader
Om een goed beeld te krijgen binnen welke beleidsmatige context externe veiligheid zich in de gemeente afspeelt, is hieronder een beschrijving gegeven van de meest relevante beleidsstukken. Omdat externe veiligheid verder reikt dan alleen de risicobronnen is in deze beschrijving ook het ruimtelijk beleid meegenomen. 1.5.1. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 De ruimtelijke structuurvisie is opgebouwd rond drie thema’ s op basis van een overkoepelend structuurconcept: Krachtige kernen in een Robuust Casco. De drie thema’ s zijn geen scenario’ s maar vullen elkaar aan en zijn de gemeenschappelijke noemers in de doelstellingen van Venlo. De verschillende invalshoeken zijn van belang voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Op deze wijze wordt recht gedaan aan de gelaagdheid van de ruimtelijke structuur een het noodzakelijk evenwicht en samenhang tussen de lagen. Structuurconcept: Krachtige Kernen in een Robuust Casco De afzonderlijke woon- en werkkernen in het stedelijk netwerk worden gehandhaafd, gescheiden door groene zones met een hoge ecologische én recreatieve waarde. De oostwest-oriëntatie heeft vooral een economische oriëntatie in aansluitring op de infrastructuur. De noordzuid-oriëntatie heeft hoofdzakelijk een ecologische en sociaalculturele betekenis. 1. Thema: Centrumstad in een grenzeloze regio Venlo heeft de ambitie om centrumstad te zijn voor Noord en Midden-Limburg en de aangrenzende Duitse regio op het gebied van wonen, werken, zorg, cultuur, onderwijs en bestuur. De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn als volgt geformuleerd: o Versterking van Venlo als centrumstad met een dienstverlenende functie. o Behoud en versterking van Venlo als (inter-)nationaal logistiek en industrieel knooppunt. o Versterking van het stadscentrum.
CONCEPT
2. Thema: Leefbare stad Een leefbare stad is een stad waar bewoners en bedrijven vorm kunnen geven aan een eigen plek, waar met genoegen gewoond en gewerkt kan worden en waar het aangenaam is om te verblijven. De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn als volgt geformuleerd: o Afstemmen van het kwantitatieve en kwalitatieve aanbod in woon-, werk- en leefmilieus op de gedifferentieerde vraag. o Het realiseren van een op de verschillende woon- en werkmilieus afgestemde schone, aantrekkelijke en veilige omgeving. 3. Thema: Stad in het Maasdal Venlo hecht belang aan de ontwikkeling van natuur-, recreatie en agrarische gebieden met aandacht en waardering voor het cultureel erfgoed. Het besef dat de mens onderdeel uitmaakt van een kwetsbaar ecologische systeem is uitgangspunt voor dit thema en vereist mede een bescherming in het ruimtelijke beleid. De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn als volgt geformuleerd: o Het in stand houden van een duurzaam en vitaal landelijk gebied door behoud van agrarische functies en de ontwikkeling van toerisme en recreatie. o Het ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren in en om de stad. o Het behoud en benutten van cultuurhistorische waardevolle objecten en structuren. Het aspect externe veiligheid beweegt zich ook door meerdere lagen of thema’ s van de duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Venlo. Vanuit het eerste thema wordt het bieden van
9
ontwikkelingsruimte aan bedrijvigheid – ook risicovolle – van belang geacht, terwijl dit vanuit het thema leefbare stad een ongewenste ontwikkeling kan betekenen. De structuurvisie biedt echter niet het kader om een evenwichtige afweging te maken op basis van het aspect externe veiligheid. De structuurvisie geeft wel aan dat externe veiligheid een randvoorwaarde is bij het realiseren van een duurzame en veilige leefomgeving. Het gaat daarbij o.a. om het vormgeven van veiligheidszones. Verder wordt vermeld dat Venlo weliswaar geen vastgestelde route voor gevaarlijke stoffen heeft maar dat deze in principe over de hoofdwegen dient plaats te vinden en vandaar uit via de kortste weg naar de inrichting waar de stoffen gebruikt of opgeslagen moeten worden. Voor wat betreft het spoor streeft Venlo naar verplaatsing van transporten naar de Betuwelijn, zodat het groepsrisico rond het emplacement aanvaardbaar blijft. De voormalige gemeente Venlo – zonder de gemeente Arcen en Velden – in 2005 de ruimtelijke structuurvisie 2005-2015 vastgesteld. In de loop van 2011 wordt een nieuwe ruimtelijke structuurvisie voor het gehele grondgebied van de nieuwe gemeente Venlo opgesteld. In de structuurvisie wordt het ruimtelijke (ontwikkelings)beleid op hoofdlijnen vastgelegd. De visie heeft een planhorizon van tenminste 10 jaar en biedt de planologische basis voor de uitwerking van ruimtelijke plannen in stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. 1.5.2. Gemeente-atlas 2015 De voormalige gemeente Arcen en Velden heeft in 2006 een ruimtelijke structuurvisie vastgesteld met een planhorizon tot 2015. De basis voor de visie is de ruimtelijke structuur, welke in sterke mate wordt bepaald door de natuurlijke zonering oost-westrichting in drie zones. Behoud en versterking van deze structuur vormt de hoofddrager voor de structuurvisie. 1. De Blauwe zone: het maasdal met grote potenties voor natuurontwikkeling en dag- en waterrecreatie 2. De Gele zone: Het (open) cultuur landschap met de woonkernen, het bedrijventerrein Spikweien, de kasteeltuinen, de hoofdontsluiting (N271) en agrarische functies. 3. De Groene zone: De bos en natuurgebieden met in het noordelijk deel enkele toeristische functies rond de zandwinplassen.
CONCEPT
In de structuurvisie is geen aandacht besteed aan het aspect externe veiligheid. Het kader biedt derhalve geen inzicht in mogelijke conflicterende ontwikkelingen en/of bestaande knelpunten. De structuurvisie is overigens grotendeels conserverend van karakter en voorziet geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in en om de kernen. De structuurvisie zal als onderdeel van eerdere aangekondigde herziening van de structuurvisie voor de gehele gemeente Venlo, worden herzien in de loop van 2011. 1.5.3. Strategische visie Venlo 2030 De gemeente Venlo heeft met de gemeentelijke herindeling en de diverse strategische keuzes die voor lagen, zich uitdrukkelijk georiënteerd op de toekomst. Dit heeft geresulteerd in een strategische visie voor de gewenste richting tot 2030. In deze visie geeft Venlo aan zich te willen onderscheiden door te kiezen voor kwaliteit van leven, ‘ quality of life’ en wordt er voortgeborduurd op de doelstellingen uit de structuurvisie 2005-2015. De visie benadrukt dat de gemeente wil inzetten op duurzame ontwikkeling en duurzame groei. Venlo wil dit bereiken door te werken aan een viertal domeinen: 1. Stad van actieve mensen. De gemeente Venlo is er voor de inwoners en de inwoners zijn er voor elkaar. Venlo wil iedere inwoner een omgeving bieden waarin voldoende mogelijkheden aanwezig zijn om zich te ontplooien en een zinvolle bijdrage te leveren aan de stedelijke gemeenschap. Daarnaast
10
wil Venlo nieuwe inwoners buiten de regio aantrekken, met name hogeropgeleiden, gezinnen en jongeren.
CONCEPT
11
2. Innovatieve en excellente stad Venlo wil de kansen benutten die innovatie biedt voor de stad door onder andere een kenniscluster op het gebied van duurzame productie en energie ontwikkelen ter versterking van het onderscheidend vermogen van de stad en regio. 3. Centrum van de Euregio: hoofdstad en vitaal hart Venlo-centrum moet ‘ the place to be’ zijn. In en rond de oude historische kern wil Venlo een compact winkelhart realiseren, waarvan de Maasboulevard en de vernieuwde Vleesstraat bepalende elementen vormen. In het verlengde daarvan is de spoorzone geheel gerevitaliseerd. Venlo wil een palet aan regionale en stedelijke voorzieningen bieden die passen bij de ambitie om jonge mensen en hogeropgeleiden aan de stad te binden. 4. Veelzijdige stad in het groen Venlo wil een prettige fysieke en sociale leefomgeving bieden voor iedere inwoner. Een aantal andere ambities ‘ lift’ mee op deze leefkwaliteit, zoals de verdere ontwikkeling van toeristische functie en de versterking van het vestigingsklimaat voor nieuwe inwoners, instellingen en ondernemingen. Het aspect externe veiligheid heeft op dit niveau geen duidelijke positie. Het vraagstuk speelt echter wel een rol bij de uitwerking van de programmalijnen en zal in de nieuwe structuurvisie worden meegenomen, mede op basis van voorliggend beleidskader. 1.5.4. Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) In het provinciaal ontwikkelingsplan van Limburg wordt op het gebied van externe veiligheid het volgende gesteld: - Het streven is om de externe veiligheidsrisico’ s als gevolg van het produceren, transporteren en werken met gevaarlijke stoffen voor burgers en objecten beperkt te houden. Daarvoor moet minimaal voldaan worden aan de landelijk vastgestelde normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. - Om de kwaliteit van de uitvoering en de handhaving van het externe veiligheidsbeleid te verbeteren wordt in samenwerking met de partners het provinciaal uitvoeringsprogramma externe veiligheid 2006-2010 (“ Veiligheid maken we samen” ) uitgevoerd. Dit programma wordt gesubsidieerd door VROM. Eén van de speerpunten is het bevorderen en coördineren van de communicatie m.b.t. externe veiligheidsrisico’ s, ook richting de burgers. Binnenkort wordt door de provincie het nieuwe regionaal uitvoeringsprogramma externe veiligheid voor de jaren 2011-2014 vastgesteld.
CONCEPT
1.5.5. Gezamenlijke beleidsvisie Externe Veiligheid Limburg De grote Limburgse gemeenten en de Provincie hebben in 2006 het initiatief genomen voor het opstellen van een gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid. Kerndoelstelling van deze beleidsvisie is: geef het aspect externe veiligheid een eenduidige en gelijkwaardige plaats in het vergunningverleningsproces en in de integrale ruimtelijke besluitvorming. Maak in dat proces in een zo vroeg mogelijk stadium een zorgvuldige afweging van de externe veiligheidsrisico's, rekeninghoudend met de andere maatschappelijke belangen, zodat Limburg veiliger wordt. De Limburgse beleidsvisie zal voor het Venlose beleidsplan als achtergronddocument worden gebruikt. Waar kan, wordt aangesloten bij de gezamenlijk opgestelde visie. In de bijlage zijn puntsgewijs de meest relevante passages uit de Limburgse beleidsvisie uitgelicht.
12
1.6.
Domeinenstructuur
Externe veiligheid is geen op zichzelf staand thema. Het verbindt de domeinen risicobronnen, fysieke omgeving en beheersbaarheid, zie onderstaande figuur. Risicobronnen: dit bevat de risicovolle activiteiten, die onder de externe veiligheidsregelgeving vallen. De plaatsgebonden risicocontouren en het groepsrisico worden beschouwd; Fysieke omgeving: dit bevat de huidige en de toekomstige planologische situatie. Belangrijke onderdelen die worden beschouwd zijn (beperkt) kwetsbare objecten en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen; Beheersbaarheid: dit bevat de mogelijkheden tot hulpverlening bij een calamiteit en de bestrijding daarvan, alsmede de zelfredzaamheid.
CONCEPT Figuur 1.4 Externe veiligheid als verbinding tussen de drie domeinen
Bij te maken afwegingen over het gebruik van de ruimte gaat het om een goede balans tussen deze domeinen. In het algemeen geldt dat naarmate de afstand tussen een risicobron en de bebouwde omgeving groter is, het risico lager is. In volgende hoofdstukken zijn per domein de huidige externe veiligheidsituatie in Venlo en toekomstige ontwikkelingen beschreven, waarna de aandachtspunten zijn samengevat.
13
2.
Huidige situatie in beeld
2.1.
Domein risicobronnen
In dit hoofdstuk worden de aanwezige risicobronnen in de gemeente Venlo beschreven en weergegeven. De risicobronnen betreffen niet alleen inrichtingen maar ook het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water en door buisleidingen. Aan het einde van de beschrijving worden de belangrijkste aandachtspunten voor het externe veiligheidsbeleid samengevat. In deze beleidsvisie wordt alleen ingegaan op de inrichtingen die onder de werkingsfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. Dit betekent dat onder andere propaantanks onder 13 m3, ammoniakkoelinstallaties met een inhoud van minder dan 1.500 kilogram, PGS 15 opslagen met minder dan 10.000 kilogram opslag en consumentenvuurwerk niet zijn meegenomen. De reden hiervoor is dat deze inrichtingen niet werken conform de systematiek van plaatsgebonden risicocontouren, groepsrisico en verantwoordingsplicht maar met vaste veiligheidsafstanden. De beleidsvrijheid van de gemeente ten aanzien van deze inrichtingen is ook beperkt. 2.1.1. Bevi-inrichtingen op bedrijventerreinen In de gemeente Venlo hebben we te maken met diverse bedrijventerreinen met verschillende risicobronnen. In onderstaande tabel zijn voor de binnen de gemeente Venlo aanwezige bedrijventerreinen aangegeven of er Bevi-inrichtingen aanwezig zijn dan wel volgens de vigerende bestemmingsplannen zijn toegestaan. Bedrijventerrein
Bevi-inrichtingen toegestaan
Bevi-inrichtingen aanwezig
Veegtes
Nee, behoudens 1 tankstation Nee, behoudens 1 bestaand bedrijf voor opslag propaanflessen. 2 Alleen verkooppunt motorbrandstoffen. Nee2 Nee Bestaande bedrijven, nieuwe via ontheffing Bestaande bedrijven Nee3 Nee Nee Nee Bestaande bedrijven Bestaande bedrijven Bestaande bedrijven Ja Ja Nee Bestaande bedrijven Nee Nee, behoudens het bestaande opslagbedrijf Nee3
Ja
Noorderpoort
CONCEPT
Océ-Genooyerbergen Keulse Barriére Hagerhof Venlo Trade Port Trade Port West Trade Port Noord Ubroek Businesspark Venlo Fresh Park Venlo Trade Port Oost Krekelberg Windhond Kaldenkerkerweg West/Emmaplein Kaldenkerkerweg Oost Erkenkamp Witveld Bolenberg Geloërveld-Pannenberg Spikweien
Ja
Nee Ja Nee Ja Ja Ja Nee Nee Nee Ja Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
Tabel 1.1 Overzicht bedrijventerreinen en mogelijkheden tot vestiging van Bevi-inrichtingen
2
De aanwezige LPG-tankstations vallen onder het overgangsrecht.
3
Er worden geen bedrijven in o.a. de milieucategorie 4 en 5 of de bedrijvenlijst toegelaten
14
In onderstaande tabel staat weergegeven om welke Bevi-inrichtingen het precies gaat en of er sprake is van een knelpunt met betrekking tot de plaatsgebonden risicocontour dan wel een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Bedrijventerrein
Naam inrichting
Type inrichting
Veegtes
De Veegtes Bodycote Venlo
Noorderpoort
Thijs Reijnen Zwarte water Vossen-Hendrickx
Keulse Barriére
Marcel Bos Keulse Barriére Noord Keulse Barriére Zuid AHC Oppervlaktechiek Peter Greven Exp. DSM Pharma
LPG-tankstation Methanol + ammoniak opslag LPG-tankstation LPG-tankstation Opslag > 10.000 kg LPG-tankstation LPG-tankstation
Venlo Trade Port
Trade Port West
Seacon Venlo Expeditie BV Venlo Trade Port BV Logwin Air and Ocean Ziegler Schreurs Vitesse Logistics DSV Road BV
Trade Port Oost
Isotron
Krekelberg
MMG Tegelen
Geloërveld
Helichem
Spikweien
Mamesto B.V.
Janichro Beheer BV
LPG-tankstation
10 -6/jaar buiten inrichtingsgrens ja nee
Knelpunten PR
Overschrijding OW GR
nee nee
nee niet bekend
ja ja nee
nee nee nee
nee nee nee
ja ja
ja ja
nee nee
ja
nee
nee
nee
niet bekend
nee
nee
niet bekend nee
niet bekend
nee
nee
nee
nee
nee
niet bekend
nee nee
nee nee
nee
niet bekend
nee
nee
nee
niet bekend
nee
niet bekend
nee
nee
niet bekend
niet bekend
Opslag >10.000 ja kg Opslag >10.000 nee kg Opslag diverse nee (BRZO-inrichting) Opslag > 10.000 nee kg Vervoersgebonde nee n inrichting Opslag >10.000 ja kg Opslag >10.000 nee kg LPG-tankstation ja Opslag>10.000 kg nee (BRZO-inrichting) Opslag > 10.000 nee kg Opslag EtO nee (Ethyleenoxide) (BRZO-inrichting) Opslag >10.000 ja kg Opslag >10.000 ja kg Opslag giftige nee vloeistoffen (methanol,gasflessen, ammoniak) Opslag diversen niet bekend (BRZO-inrichting)
CONCEPT
niet bekend
Tabel 1.2 Overzicht Bevi-inrichtingen per bedrijventerrein
15
Twee LPG-tankstations hebben momenteel een knelpunt voor wat betreft het plaatsgebonden risicocontour (PR). Echter in de nabije toekomst zal dit knelpunt opgelost zijn omdat de verwachting is dat alle LPG-tankwagens op korte termijn voorzien zijn van een hittewerende bekleding. Dit zal de PR-contour van deze LPG-tanksations doen afnemen tot maximaal 35 meter waardoor het knelpunt is opgelost (geen kwetsbare objecten binnen de PR-contour). Om die reden is het verantwoord om deze tankstations niet te saneren. De nieuwe (kleinere) PRcontouren moeten alleen nog formeel worden geregeld via het Besluit LPG-tankstations milieubeheer en het Registratiebesluit externe veiligheid inrichtingen (Revi). Het ministerie heeft aangekondigd dat te zullen doen.
CONCEPT
16
2.1.2. Bevi-inrichtingen buiten bedrijventerreinen In de gemeente Venlo zijn naast de inrichtingen gelegen op één van de genoemde bedrijventerreinen nog diverse risicovolle inrichtingen aanwezig die onder de werkingssfeer van het Bevi vallen, maar niet op een bedrijventerrein zijn gelegen. Het gaat hierbij om: 11 LPG-tankstations 2 propaantanks> 13 m3 2 spoorwegemplacementen 1 opslag van ruwe olie (BRZO-inrichting) In onderstaande tabel staat weergegeven om welke Bevi-inrichtingen het precies gaat en of er sprake is van een knelpunt met betrekking tot de plaatsgebonden risicocontour dan wel een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Naam inrichting
Type inrichting
Peeters van LIn Nedoil Gebr. Bolhaar Herungerberg Blerick Klaver auto G&H Quick Service Oost Quick Service West De Witte J.F.W van Bommel Resort Arcen NV Rotterdam-Rijn
LPG-tankstation LPG-tankstation LPG-tankstation LPG-tankstation LPG-tankstation LPG-tankstation LPG-tankstation LPG-tankstation LPG-tankstation LPG-tankstation LPG-tankstation Propaan opslag Propaan opslag Opslag ruwe olie (BRZO-inrichting) Emplacement Emplacement
Venlo (Prorail) Blerick (Prorail)
10 -6/jaar buiten inrichtingsgrens ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja nee ja nee
Knelpunten PR
Overschrijding OW GR
ja nee nee nee nee nee nee ja ja ja ja nee nee nee
nee nee nee nee nee nee nee nee ja ja nee niet bekend niet bekend nee
ja nee
nee nee
nee nee
CONCEPT
Tabel 1.3 Overzicht Bevi-inrichtingen buiten bedrijventerreinen
LPG-tankstations Voor vijf van de elf LPG-stations is er momenteel sprake van een knelpunt met het plaatsgebonden risico. Ook voor deze tankstations geldt dat dit knelpunt in de nabije toekomst wordt opgelost omdat alle LPG-tankwagens op korte termijn voorzien zijn van een hittewerende bekleding. Zie hiervoor paragraaf 2.1.1. Twee van deze LPG-tankstations hebben ook een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Deze twee tankstations zijn onlangs door de gemeente aangeschreven dat er op basis van de vergunning een knelpunt is voor wat betreft het groepsrisico en de gemeente verwacht dat zij, aangezien zij conform het convenant4 zelf verantwoordelijk zijn voor het oplossen van dit knelpunt, op korte termijn invulling gaan geven aan het convenant. Hun bereidheid tot medewerking is in dit proces een belangrijke factor. Uiteraard denkt de gemeente mee hoe de overschrijding is terug te dringen.
. 4
Convenant LPG-autogas 200
17
Propaantanks De propaantanks zijn gelegen in het buitengebied van Venlo. Vanuit het plaatsgebonden risico bestaan er geen knelpunten en vanwege de ligging in het buitengebied met een lage personendichtheid, is sprake van een geringe omvang van het groepsrisico. Emplacementen Verder zijn er in de gemeente Venlo twee emplacementen aanwezig. Een emplacement of rangeerterrein wordt gebruikt voor het samenstellen of splitsen van treinen. Ook treinen waar gevaarlijke stoffen in vervoerd worden. Het spoorwegemplacement van Venlo is één van de drukste in ons land. Er worden veel gevaarlijke stoffen zoals Nafta en LPG over het terrein vervoerd en het ligt in een dichtbevolkt gebied: het centrum van Venlo. Er zijn regels opgesteld voor de risico’ s van goederenvervoer per trein door steden en voor handelingen op het emplacement. Die regels bepalen hoe groot een aanvaardbaar risico mag zijn. Spoorvervoerders en overheden moeten zich aan die norm houden. Venlo, als vierde logistieke knooppunt in Nederland, weet als geen ander wat het belang is van dit emplacement. Maar liefst 80% van al het goederenvervoer per spoor naar Duitsland rijdt via Venlo. Dit geeft de stad een sleutelpositie als de achterlandverbinding van de Rotterdamse haven, de motor van onze economie. Voor het emplacement in Venlo (Prorail) is een QRA uitgevoerd. Het invloedsgebied van de gerangeerde gevaarlijke stoffen op het emplacement is 3000 meter. In 2005 is aan ProRail vergunning verleend voor het rangeren met gevaarlijke stoffen onder strikte voorwaarden op het gebied van de externe veiligheid. Onderdeel van deze vergunning zijn de afspraken over investeringen in veiligheidsverhogende maatregelen door ProRail, zodanig dat in 2007 het plaatsgebonden risico niet over kwetsbare objecten ligt en dat er geen overschrijding is van de oriënterende waarde van het groepsrisico. Gelijktijdig heeft Venlo zich verplicht om geen medewerking te verlenen aan ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van het emplacement omdat dit het door ProRail gerealiseerde veiligheidsniveau -door toename van de populatie - weer teniet zou doen. Dit betekent dat Prorail en de gemeente momenteel beperkt worden in mogelijk beoogde ontwikkelingen, zowel op het emplacement als in de omgeving daarvan.
CONCEPT
Bij de laatste milieuvergunning voor het spoorwegemplacement van Prorail in Blerick is een berekening gemaakt van het groepsrisico. Hieruit is gebleken dat het groepsrisico erg laag is en dat er geen kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour liggen. BRZO-inrichting NV Rotterdam-Rijn Pijpleiding slaat aan de Staelseweg nabij de Duitse grens olie op in tanks voordat deze naar de eindbestemmingen wordt verpompt. De olie komt van Europoort via Rozenburg naar Venlo. De capaciteit van de tussenopslag is circa 210.000 m3. Vanuit deze tussenopslag gaat de olie naar de raffinaderij van Ruhr Oel nabij Gelsenkirchen en de Rheinland raffinaderij van Shell Deutschland Oil GmbH nabij Keulen. De oriëntatiewaarde wordt voor deze inrichting niet overschreden. Op de risico’ s van het vervoer van de olie door pijpleidingen binnen de gemeente wordt verderop teruggekomen. 2.1.3. Vervoer gevaarlijke stoffen Het grootste ruimtelijk beslag vanuit externe veiligheid (invloedsgebied) wordt veroorzaakt door bovenlokale transportassen waar transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Venlo is gelegen aan een landelijk knooppunt waarover grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vanuit de havens aan de westkust naar het Europese achterland worden vervoerd. Slechts een relatief klein gedeelte dat voorbij komt, gaat de gemeente in naar de daar gevestigde risicovolle bedrijven. Transport van gevaarlijke stoffen vindt in Venlo plaats over de weg, het spoor, het water en door buisleidingen. Onderstaand wordt eerst het (toekomstig) wettelijk kader en vervolgens de huidige situatie in Venlo per transportroute beschreven.
18
Naam Brandbare vloeistoffen Zeer brandbare vloeistoffen Zeer licht toxische vloeistoffen Licht toxische vloeistoffen Toxische vloeistoffen Zeer toxische vloeistoffen Licht brandbaar gassen Brandbare gassen Zeer brandbare gassen Licht toxische gassen Toxische gassen Sterk toxische gassen Extreem toxische gassen
2.1.3.1.
Stof categorie LF1 LF2 LT1 LT2 LT3 LT4 GF1 GF2 GF3 GT2 GT3 GT4 GT5
Gemeentelij ke wegen ja ja ja ja nee nee nee ja ja nee nee nee nee
A73
A67
N275
ja ja ja ja ja nee ja ja ja nee ja nee nee
ja ja ja ja ja nee ja ja ja ja nee ja nee
ja ja nee ja nee nee nee nee ja nee nee nee nee
Invloedsgebi ed 58 58 760 950 >4000 >4000 55 240 325 200 575 >4000 >4000
Basisnet Weg, Spoor en Water en Besluit externe veiligheid buisleidingen
Basisnet Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water is het beleid van het Basisnet, als onderdeel van het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) volop in ontwikkeling. Naar verwachting zal in 2011 of 2012 het Basisnet worden vastgelegd in het Btev en middels een wijziging in de wet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet is een netwerk van rijkswegen, spoorwegen en waterwegen dat de voornaamste havens en chemieclusters in Nederland verbindt met elkaar en met het Europese achterland. Met het Basisnet wordt een duurzaam evenwicht beoogd tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen blijft mogelijk, maar er worden grenzen gesteld aan de risico's waarbij ruimtelijke ontwikkeling langs infrastructuur verantwoord kan plaatsvinden. Concreet betekent dit voor de gemeente Venlo dat bij ruimtelijke besluiten (bestemmingsplan, omgevingsvergunning of inpassingsplan) nabij transportroutes: Geen kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone gevestigd mogen worden. De veiligheidszone verschilt per transportroute en zal nog wettelijk worden vastgelegd; De bouw van objecten in het plasbrandaandachtsgebied verantwoord moet worden. Onderzocht moet worden hoe schade en letsel ten gevolge van warmte van een plasbrand beheerst kan worden. Waarschijnlijk betreft dit een strook van 30 meter, gemeten vanaf de buitenzijde van het buitenste tracé; De toename van het groepsrisico verantwoord moet worden bij bestemmingsplanwijzigingen binnen 200 meter.
CONCEPT
Buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Voor gemeenten betekent het Bevb dat er geen kwetsbare objecten mogen liggen binnen de plaatsgebonden risicocontour van een buisleiding. Beperkt kwetsbare objecten alleen bij zwaarwegende redenen. Waar deze risicocontour precies ligt is afhankelijk van de druk en diameter van de leiding en de getransporteerde stof. Daarnaast is er in het Bevb de verplichting opgenomen het groepsrisico te verantwoorden bij de vaststelling van een bestemmingsplan, inpassingsplan of omgevingsvergunning dat betrekking heeft op het invloedsgebied van een geprojecteerde of bestaande buisleiding. 2.1.3.2. Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg Binnen de gemeente Venlo vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over: De A73/N322, Maasbracht-Boxmeer-Nijmegen 19
De A67 (België, Eindhoven-Venlo-Duitsland) Naam Brandbare vloeistoffen Zeer brandbare vloeistoffen Zeer licht toxische vloeistoffen Licht toxische vloeistoffen Toxische vloeistoffen Zeer toxische vloeistoffen Licht brandbaar gassen Brandbare gassen Zeer brandbare gassen Licht toxische gassen Toxische gassen Sterk toxische gassen Extreem toxische gassen
Stof categorie LF1 LF2 LT1 LT2 LT3 LT4 GF1 GF2 GF3 GT2 GT3 GT4 GT5
Gemeentelij ke wegen ja ja ja ja nee nee nee ja ja nee nee nee nee
A73
A67
N275
ja ja ja ja ja nee ja ja ja nee ja nee nee
ja ja ja ja ja nee ja ja ja ja nee ja nee
ja ja nee ja nee nee nee nee ja nee nee nee nee
Invloedsgebi ed 58 58 760 950 >4000 >4000 55 240 325 200 575 >4000 >4000
de N275, Weert-Heide en Koningslust-Blerick Nijmeegseweg van A67 (afrit 40) tot begin van Klagenfurtlaan Weselseweg van afrit 41 A67 tot start Klagenfurtlaan Klagenfurtlaan Keulse Barriere Venrayseweg vanaf afslag 12 naar Venlo Trade Port Eindhovenseweg vanaf afslag 13 naar Venlo Trade Port Verder wordt medio 2012 de A74 (en Greenportlane) opgeleverd waar ook gevaarlijke stoffen over vervoerd gaan worden. In onderstaande tabel worden de transportstromen over deze wegen weergegeven met bijhorende invloedsgebieden. Deze transportstromen zijn gebaseerd op actuele tellingen van Rijkswaterstaat.
CONCEPT
Tabel 1.4 Transport gevaarlijke stoffen over de weg (bron: Programma van eisen voor een nieuwe externe veiligheid risicoanalyse op de weg, RWS 2009)
Momenteel is er een knelpunt met het plaatsgebonden risico op de Klagenfurtlaan/Weselse weg omdat deze wegen veel gebruikt worden voor transport van gevaarlijke stoffen naar Duitsland. Deze situatie is echter tijdelijk omdat na de voltooiing van de A74 (naar verwachting in 2012), transport van gevaarlijke stoffen over deze weg zullen gaan. Naar verwachting zijn wel (tijdelijk) flankerende maatregelen in de vorm van bebording nodig om dit ook daadwerkelijk te realiseren. Behoudens het tijdelijke knelpunt rond de Klagenfurtlaan/Weselse weg, zijn er geen knelpunten met betrekking tot het plaatsgebonden risico rond de wegen in Venlo. In een brief die de provincie heeft verstuurd aan haar Statencommissie d.d. 24 augustus 2010, meldt zij ook dat er in Limburg momenteel geen knelpunten en/of aandachtspunten zijn (kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour en/of overschrijding van de oriëntatiewaarde) vastgesteld binnen het Basisnet Weg. Let wel: het gaat hier alleen over de rijkswegen dus voor Venlo de A73 en de A67. Wel wordt een veiligheidszone voor de A73 en A67 ingesteld. Zie hiervoor onderstaand kaartje.
20
Kaart 1.1 Rijkswegen met een veiligheidszone
De veiligheidszone is eigenlijk een plaatsgebonden risicocontour. In een veiligheidszone mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan en alleen in uitzonderingsgevallen beperkt kwetsbare objecten. In onderstaande tabel is aangeven hoe groot deze zone is voor de A73 en A67 en de knooppunten. De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het midden van de weg. In het eerste stuk van de zone ligt dus de weg zelf.
CONCEPT
Wegdeel A67: afrit 39 (Sevenum) - Knp. Zaarderheiken A67: Knp. Zaarderheiken - afrit 40 (Velden) A67: afrit 40 (Velden) - afrit 41 (Venlo) A67: afrit 41 (Venlo) – Grens Duitsland A73: afrit 12 (Grubbenvorst) - Knp.Zaarderheiken Knp. Zaarderheiken: aansluiting A73 (van afrit 12 Grubbenvorst) - A67 richting afrit 40 Velden Knp. Zaarderheiken: aansluiting A67 (van afrit 39 Sevenum en afrit 40 Velden) - A73 richting afrit 12 Grubbenvorst Knp. Zaarderheiken: aansluiting A73 (van afrit 12 Grubbenvorst) - A67 richting afrit 39 Sevenum
Veiligheidszone gemeten vanaf het midden van de weg (m) 22 30 29 27 11 15 5,5
11
Tabel 1.5 Veiligheidszones langs A67 en A73
Daarnaast zijn voor de A73 en A67 plasbrandaandachtgebieden vastgesteld. Het plasbrandaandachtgebied is een strook van 30 meter langs de weg, gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. Mócht Venlo willen bouwen in een plasbrandaandachtgebied dan moet er rekening gehouden worden met de effecten van een plasbrand. Rekening houden met de effecten van een plasbrand bestaat uit een verantwoording van de keuze om in dat gebied te gaan bouwen.
21
Die verantwoording lijkt op hetgeen bij groepsrisico vereist is. In de verantwoording moet onder meer aangegeven worden of er een alternatieve locatie voorhanden is, welke maatregelen te nemen zijn om de effecten van een plasbrand tegen te gaan, hoe rekening gehouden is met de mogelijkheden voor de hulpverlening om bij een ongeval in te grijpen en hoe rekening is gehouden met de zelfredzaamheid van de mensen die in die gebouwen komen te wonen of te werken.
Kaart 1.2 Rijkswegen met een plasbrandaandachtsgebied
Tot slot moet Venlo voor plangebieden binnen 200 meter rekening houden met het groepsrisico. Dat betekent dat bij plannen voor dichte bebouwing langs de rijkswegen we moeten kijken naar mogelijkheden om het groepsrisico te beperken en naar lokale veiligheidsaspecten zoals de mogelijkheden voor de hulpverlening en de zelfredzaamheid, blusvoorzieningen en vluchtwegen voor de bewoners of gebruikers van de gebouwen.
CONCEPT
Voor de provinciale wegen heeft de provincie onlangs tellingen en berekeningen laten uitvoeren. Hieruit blijkt dat er in Limburg, nu en in de toekomst (tot 2020) geen knelpunten te verwachten zijn. Wel is de N275 een aandachtspunt voor de provincie. Bij geplande ontwikkelingen in de directe omgeving (binnen 200 meter) van deze weg geldt de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Venlo moet een afweging maken en de keuze om in dat gebied te gaan bouwen verantwoorden5. De provincie gaat nu bekijken of het vaststellen van een basisnet voor provinciale wegen binnen Limburg een meerwaarde heeft. 2.1.3.3. Vervoer gevaarlijke stoffen over spoor De gemeente Venlo heeft te maken met 3 spoortrajecten waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, te weten: Traject Venlo – Roermond Traject Venlo – Duitsland Traject Venlo – Eindhoven Op het traject Venlo-Nijmegen worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze vervoersstromen en bijbehorende invloedsgebieden zijn weergegeven in onderstaande tabel.
5 5
Brief provincie Limburg aan de statencommissie voor het Fysieke Domein d.d. 24 augustus 201
22
Naam Brandbare vloeistoffen Toxische vloeistoffen Toxische vloeistoffen Brandbare gassen Toxische gassen Zeer sterke toxische gassen
Stof
Venlo Roermond Ja
Venlo Duitsland Ja
Venlo – Eindhoven Ja
Invloedsgebie d in meters 30
Ja
Ja
Ja
250
LT3 (D4)
Nee
Ja
Ja
3000
GF3 (A)
Ja
Ja
Ja
300
GT3 (B2) GT5 (B3)
Ja Nee
Ja Ja
Ja Ja
1500 5000
LF1/LF2 (C3) LT1 (D3)
Tabel 1.6 Transport gevaarlijke stoffen over het spoor6
In het overleg dat de ministers Eurlings (VenW) en Huizinga (VROM) op 8 juli 2010 hadden met bedrijven, gemeenten en provincies zijn afspraken gemaakt over het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor (het zogenaamde Rijksontwerp Basisnet Spoor). Door het veilig samenstellen van treinen die gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld LPG) vervoeren, het treffen van maatregelen aan de infrastructuur en door meer gebruik te maken van de Betuweroute, zal het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor kunnen blijven groeien. Tegelijkertijd kunnen de bouwplannen die gemeenten eerder hebben aangegeven te willen realiseren ook worden uitgevoerd. Echter niet alle toekomstige bebouwingsplannen van Venlo zijn meegenomen in het ontwerp Basisnet Spoor. Het is van belang dat deze alsnog worden meegenomen en Venlo uitsluitsel hierover krijgt.
CONCEPT
Als het Basisnet Spoor definitief is vastgesteld (in 2012) is voor elke spoorlijn pas precies bekend hoe groot de risicoruimte is en met welke afstanden bij de ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden moet worden. Uit de gegevens van het Rijksontwerp blijkt wel al dat er in Limburg geen sprake is van knelpunten / saneringsgevallen (kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour) langs het spoor. Verder is uit risicoberekeningen gebleken dat momenteel voor het spoortraject Venlo-Eindhoven de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt overschreden. Op dit moment worden door het ministerie van Infrastructuur en Milieu nog drie nieuwe vervoersscenario's onderzocht en wordt doorgerekend wat de effecten hiervan zijn op de externe veiligheid in de omgeving van het spoor. Vervolgens zal besloten worden of deze ontwikkelingen meegenomen worden in het uiteindelijke Basisnet Spoor. Eén van deze aanvullende onderzoeken, houdt verband met de aanvraag voor het transport van grotere hoeveelheden LPG die door SABIC is ingediend. Dit vervoersscenario heeft gevolgen voor het spoortraject Venlo – Duitsland, Venlo – Roermond en het emplacement Venlo. Als de resultaten van deze berekeningen bekend zijn zal het Rijk in overleg met betrokkenen (SABIC, spoorgemeenten en provincie) beoordelen of met het extra vervoer rekening gehouden kan worden bij het bepalen van de risicoruimtes in het Basisnet Spoor 7.
0 6
Bron: Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor, Prorail, september 200
7 7
Bron: Brief provincie Limburg gericht aan de Statencommissie d.d. 5 oktober 201
23
2.1.3.4. Vervoer gevaarlijke stoffen over water Over de Maas vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Binnen het definitief ontwerp Basisnet Water is de Maas aangewezen als een categorie binnenvaart met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit onderzoek is evenwel gebleken dat er op de Maas nog veel ruimte is voor de groei van transport van gevaarlijke stoffen voordat er een externe veiligheidsknelpunt ontstaat. Dit betekent dat er nu en in de toekomst (tot 2030) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkeling langs de vaarwegen nauwelijks beperkingen zijn8. Wel zijn er een aantal veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening ingesteld. Voor Venlo betekent dit concreet dat binnen de waterlijn van de Maas geen nieuwe bestemmingen9 mogen worden toegestaan en binnen 25 meter vanaf de waterlijn en in de uiterwaarden– het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied - niet of met terughoudendheid gebouwd mag worden. Tot slot dient het groepsrisico verantwoord te worden indien Venlo in het invloedsgebied (175 meter) van de Maas plannen wil ontwikkelen. Het is echter niet te verwachten dat het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde uitkomt. 2.1.3.5. Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen In de Gemeente Venlo vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats door: -
Hogedruk aardgasleidingen; Defensie Pijpleiding (stikstof); Rotterdam-Rijn-Pijpleiding (ruwe olie).
In onderstaande tabel worden de plaatsgebonden risicocontouren en invloedsgebieden vermeldt. Leiding Hogedruk aardgasleidingen Defensie Pijpleiding Rotterdam-Rijn-Pijpleiding
10 -6/jaar (m)
CONCEPT 0 0 25-33 11
Invloedsgebied (m) 95-140 10 Niet bekend 36-43
Tabel 1.7 Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de RRP-pijpleiding geldt een plaatsgebonden risicocontour die buiten de buisleiding ligt. Binnen deze contour mogen dus geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan en alleen in uitzonderingsgevallen beperkt kwetsbare objecten (zie Besluit externe veiligheid buisleidingen). Binnen deze contour zijn echter wel kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gelegen. Zie onderstaand kaartje.
0 8
Arcadis: Hoe zijn we gekomen tot het Basisnet Water, dec 2007
9
De geplande nieuwe langzaamverkeersbrug over de Maas valt niet onder de werkingsfeer van het Basisnet . 10 Afhankelijk van diameter pijleiding die varieert per leidin g 11 Afhankelijk van diameter pijpleiding die varieert per transportdee
24
CONCEPT Kaart 1.3 (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR-contour van de RRP-leidingen (wijk Herungerberg)
Voor de Defensie Pijpleiding en de RRP-leiding is verder bekend dat als de personendichtheid minder is dan 255 personen per hectare er geen sprake is van een groepsrisico. Gesteld kan worden dat ten aanzien van deze leidingen (nu en in de toekomst) geen knelpunten in Venlo zijn met betrekking tot het groepsrisico. De aardgasleidingen hebben een plaatsgebonden risicocontour welke niet buiten de leidingen is gelegen. Ten aanzien van het groepsrisico is er in het kader van de ontwikkeling van het Kazerneterrein een groepsrisicoberekening uitgevoerd door Oranjewoud (september 2010). Hieruit is gebleken dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Aangezien deze locatie binnen de bebouwde kom en in een behoorlijke ontwikkeling voorziet, kan met enige zekerheid worden gesteld dat het groepsrisico nergens anders in Venlo boven de oriëntatiewaarde zal uitkomen. Wel moet het groepsrisico verantwoord worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan, inpassingsplan of omgevingsvergunning (bij afwijking van het bestemmingsplan, beheersverordening of bouwverordening) dat betrekking heeft op het invloedsgebied van een geprojecteerde of bestaande buisleiding. (zie Besluit externe veiligheid buisleidingen).
25
2.1.4. Aandachtspunten domein risicobronnen 1. Op drie bedrijventerreinen bevinden zich Bevi-inrichtingen terwijl deze volgens het bestemmingsplan niet zijn toegestaan. 2. Twee LPG-tankstations in Venlo hebben een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Deze tankstations zijn onlangs door de gemeente aangeschreven. De gemeente heeft ze aangespoord om op korte termijn invulling gaan geven aan het convenant en het knelpunt oplossen. Onduidelijk is nog wel welke rol de gemeente wil spelen met betrekking tot de nakoming van het LPG-convenant (toetsend of stimulerend). 3. Binnen de plaatsgebonden risicocontour van de RRP-leiding bevinden zich kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. 4. Het Rijk dient alle Venlose bouwplannen langs het spoor mee te nemen in het Basisnet Spoor. Het is van belang hierop toe te zien. 5. Venlo dient te streven naar verplaatsing van transporten naar de Betuwelijn zodat het groepsrisico rond de spoortrajecten en emplacementen aanvaardbaar blijft. 6. Venlo dient alvast te anticiperen op het Basisnet Weg en Water (vastgelegd in de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) en de veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening zorgvuldig in acht te nemen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt in de circulaire nog niet genoemd. Nieuwe knelpunten die kunnen ontstaan omdat de risico’ s van externe veiligheid in de bestemmingsplannen nog onvoldoende zijn ingeperkt dienen te worden voorkomen door de bestemmingsplannen hierop aan te passen. 7. De gemeente dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de nieuwe AMvB externe veiligheid Buisleidingen. In de bijlage is aangegeven welk e consequenties de nieuwe AMvB heeft voor bestemmingsplannen. 8. Venlo heeft zich bij de huidige vergunning verplicht om geen medewerking te verlenen aan ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van het emplacement in Venlo die tot een toename van het groepsrisico leiden. Echter, deze afspraak is niet goed geborgd in het bestemmingsplan. 9. De aanvraag van SABIC voor het transport van grotere hoeveelheden LPG kan consequenties hebben voor de gebruiksruimte langs het spoortraject Venlo – Duitsland, Venlo-Roermond en het emplacement Venlo. Venlo dient deze aanvraag goed te volgen. In overleg met provincie en het ministerie dient overlegd en bepaald te worden wat dit betekent voor de ruimtelijke ontwikkeling langs deze spoortrajecten voordat dit vervoersscenario wordt meegenomen in het Basisnet Spoor. Ook heeft deze aanvraag consequenties voor het emplacement in Venlo omdat dan meer LPG-wagons kop-staart moeten maken. De huidige vergunning biedt geen ruimte hiertoe. 10. Het transport van gevaarlijke stoffen door de stad dient zoveel mogelijk te worden beperkt/teruggedrongen. 11. Inefficiënt gebruik van bedrijfsterreinen vanwege de ligging van de plaatsgebonden contour over naastgelegen percelen dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. 12. De provinciale risicokaart is niet geheel actueel en compleet. Met name de gegevens met betrekking tot de wegen, het spoor en de Maas ontbreken nog (vervoersgegevens, invloedsgebieden, groepsrisico etc.). 13. Voor de PGS-15 inrichtingen is Oranjewoud een onderzoek gestart naar de vergunningsituatie en de geldende risicocontour. Echter, dit onderzoek zegt (tot nu toe) niet of er PR-knelpunten (kwetsbare objecten binnen de contour) zijn of overschrijdingen van de oriëntatiewaarde. 14. Het is niet duidelijk hoe moet worden omgegaan met PGS opslagen groter dan 2500 m2. Nu worden afwegingen nog vaak ad hoc gedaan en is onduidelijk wat de risico’ s zijn voor de omgeving. 15. Het is onduidelijk hoe moet worden omgegaan met plannen die een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico veroorzaken. Er is nu geen eenduidig toetsingskader voor het groepsrisico en (vooraf) geen inzicht in de (on)wenselijkheid van nieuwe ontwikkelingen en daarmee samenhangende maatregelen. 16. Er is geen duidelijk gebiedsgericht locatiebeleid voor risicovolle bedrijven.
CONCEPT
26
17. Er is geen aandacht voor het Verdrag van Helsinki die tot doel heeft het beschermen van de mens en het milieu tegen industriële ongevallen die grensoverschrijdende gevolgen kunnen hebben.
CONCEPT
27
2.2.
Domein fysieke omgeving
In dit hoofdstuk worden de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van Venlo geschetst in relatie tot de aanwezige risicobronnen. Het hoofdstuk start met een overzicht van de reeds aanwezige grote kwetsbare objecten binnen Venlo. Aansluitend wordt ingegaan op de grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en hoe deze zich verhouden tot de aanwezige risicobronnen. 2.2.1. (Extra) kwetsbare objecten in Venlo In het Bevi worden woningen en objecten, waar doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn en/of waar personen met een beperkte mate van zelfredzaamheid aanwezig zijn, als kwetsbaar getypeerd. De gemeente kan hierin een stapje verder gaan door in haar beleid extra aandacht te besteden aan die objecten waar verminderd zelfredzame personen verblijven. Mensen met een verminderde zelfredzaamheid zijn niet in staat te vluchten en zichzelf te beschermen bij het optreden van een calamiteit. Denk hierbij aan basisscholen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen. Deze objecten noemen we in dit plan extra kwetsbaar. De gemeente zou kunnen besluiten om geen extra kwetsbare objecten toe te staan binnen het invloedsgebied van een risicobron. Hier wordt in hoofdstuk 3 bij de ambitiebepaling op teruggekomen. Voor dit beleidsplan hebben we onderzocht welke extra kwetsbare objecten zijn gelegen binnen 200 meter van de grote transportassen (spoor, A73, A67, N275) en binnen de invloedsgebieden van de buisleidingen en Bevi-inrichtingen12. In onderstaande tabel staan de resultaten weergegeven. Extra kwetsbaar object Korein, kinderdagberblijf te Venlo KC Ollie, kinderdagverblijf te Venlo Prinsjeshof kinderdagverblijf te Venlo Toon Hermans huis, tehuis te Venlo Sproetje, kinderdagverblijf te Venlo Basisschool Meulebos te Venlo WOZOCO Zonneveld, tehuis te Venlo Verpleeghuis Blerick te Venlo Verpleeghuis Berendonck te Venlo Blariacumcollege te Venlo Speciale school voor basisonderwijs De Schans te Venlo
Binnen invloedsgebied van: Spoor Spoor Spoor Spoor Spoor A73 A73 LPG-tankstation Klaver 2 LPG- tankstations Quick Service Hogedruk aardgasleiding Hogedruk aardgasleiding
CONCEPT
Tabel 1.8 Extra kwetsbare objecten binnen invloedsgebied
Binnen de gemeente Venlo zijn dus 11 extra kwetsbare objecten gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron. 2.2.2. Toekomstige ruimtelijke situatie in Venlo In Venlo wordt in het kader van de Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 en de Strategische Visie 2030 al geruime tijd planmatig en integraal gewerkt aan vernieuwing van de stad. De ambitie van Venlo richt zich op een versterking van de stedelijke uitstraling en het voorzieningenniveau van de gemeente. Complexe gebieden in en om de centra van Venlo, Blerick en Tegelen, maar ook rond de dorpskernen van Arcen, Lomm , Velden, Steyl en Belfeld wordt nieuw leven ingeblazen.
l 12
Onderzoek op basis van gegevens in de provinciale risicokaart. Waarschijnlijk zijn deze gegevens niet geheel up-to-date
28
Van belang voor dit beleidsplan zijn de (grootschalige) ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt van de in het vorige hoofdstuk genoemde risicobronnen. In onderstaande kaart worden de belangrijkste ontwikkelingen weergegeven.
CONCEPT
29
CONCEPT
30
CONCEPT
31
1. Maasboulevard Langs de Maas en ten noorden van het spoortraject Venlo - Eindhoven is begin 2007 gestart met het project Maasboulevard. Een ambitieus plan in het hart van Venlo. De nieuwe Maasboulevard bestaat uit een woontoren met daaronder enkele lagen met winkelvoorzieningen, een nieuwe winkelstraat met erboven woningen, uitbreiding van de Maaspoort richting Maas met ruimte voor nieuwe commerciële voorzieningen en een nieuwe ondergrondse parkeergarage. De nieuwe winkelstraat is in december 2010 geopend, de woningen worden voorjaar 2010 opgeleverd. De uitbreiding van de Maaspoort in de loop van 2012. 2. Q4 Q4 is een wijk in het hart van Venlo. Het is het gebied dat ingeklemd ligt tussen de NoordBuitensingel, Parkstraat, Lomstraat, Peperstraat en de Maas. De wijk Q4 moet in 2015 een binnenstedelijke woonwijk met een culturele ambiance zijn en hiermee het centrum van Venlo vergroten en aantrekkelijker maken. Het betreft een gedifferentieerde herstructureringsopgave met renovatie en nieuwonderdelen. Netto zullen circa 325 woningen worden toegevoegd: stadswoningen en appartementen, koop en huur, voor verschillende doelgroepen. Ook kleinschalige woon-/werkcombinaties worden mogelijk. 3. Venlo Centrum Zuid Ten zuiden van het spoortraject Venlo - Eindhoven en aan de Maas wordt Venlo Zuid herontwikkeld. Doel is om in totaliteit 1.600 woningen, waaronder een wozoco te realiseren en 15.000 vierkante meter (kantoor)ruimte voor stadsbestuur en dienstverlening. In december 1994 zijn de eerste bouwactiviteiten gestart, die naar verwachting nog tot en met 2020 zullen voortduren. Inmiddels zijn zo’ n 1.200 van de 1.600 geplande woningen gerealiseerd.
CONCEPT
4. KazerneKwartier Het project Kazernekwartier geeft een nieuwe invulling van het kazerneterrein (en directe omgeving) en wordt het nieuwe visitekaartje van Venlo. Een Multifunctioneel Centrum (MFC) maakt daarvan een belangrijk deel uit. In dit MFC komt het nieuwe wedstrijdstadion voor VVV. Bovendien wordt het Kazernekwartier een plek in de Euregio waar congressen, evenementen en concerten worden gehouden. Het terrein is gelegen aan het spoortraject Venlo – Eindhoven. Oplevering staat gepland voor 2014 - 2015. Onderdeel van de eerste fase van het Kazernekwartier zijn tevens een vestiging van het Holland Casino en het ROC. In het programma voor de eerste fase is daarnaast ruimte voor een hotel, spa en perifere detailhandel. 5. Klavertje 4/Greenport Venlo De gebiedsontwikkeling Klavertje 4/Greenport Venlo – gelegen tussen de snelwegen A67 en A73 - is een intergemeentelijke gebiedsontwikkeling op het grondgebied van de gemeenten Venlo, Horst aan de Maas én Peel en Maas. In de periode tot 2040 wordt een bestaand agrarische gebied van ca. 1.300 ha. getransformeerd tot een duurzaam werklandschap. Circa 660 ha wordt ontwikkeld ten behoeve van glastuinbouw, agribusiness, intensieve veehouderijen (agri)logistieke bedrijvigheid en gelieerd onderzoek. Ongeveer 600 ha wordt ontwikkeld ten behoeve van natuur, landschap en groen, waaronder een golfbaan in het Park Zaarderheiken. Daarnaast is circa 40-45 ha ingeruimd voor infrastructuur, hiertoe behoort een nieuwe gebiedsontsluiting Greenportlane, een ‘ by-pass’ tussen de A67 en A73 en een railterminal. Venlo GreenPark met de Floriade en de ontwikkeling van Trade Port Noord maken onderdeel uit van de gebiedsontwikkeling. 6. Floriade
32
In 2012 vindt de tienjaarlijkse Wereld Tuinbouw Expo plaats in Venlo. Het park is gelegen aan de A73 op het toekomstige bedrijventerrein Venlo GreenPark.Na de Floriade gaat het park over een hoogwaardig bedrijventerrein. Twee beeldbepalende gebouwen, de Innovatoren en Villa Flora, vormen het hart van Venlo GreenPark. De Innovatoren zal tijdens Floriade 2012 onder meer dienst doen als entreegebouw. In Villa Flora vindt de wisselende bloemententoonstelling plaats. Na de Floriade zullen bedrijven zich in de gebouwen vestigen. Het GreenPark Venlo maakt onderdeel uit van een intergemeentelijk gebiedsontwikkeling Klavertje 4/Greenport Venlo. 7. Trade Port Noord Tussen de A73 en het spoortraject Venlo-Eindhoven wordt een grootschalig bedrijventerrein ontwikkeld die zich richt op (agri)logistiek en overslag. Op Trade Port Noord wordt gestreefd naar een hoge dichtheid van bedrijven. 8. Sunrise Campus Tussen de A67 en de Eindhovenseweg wordt een bedrijvencampus ontwikkeld die internationaal toonaangevend wil zijn op het thema innovatief glas en zonne-energie. Er komt onder andere een centraal gelegen vernieuwend glazen icoongebouw. 9. Uitbreiding Fresh Park Venlo Fresh Park Venlo is een businesspark met een grote clustering van versbedrijven en hieraan gekoppelde logistiek en dienstverlening. Het huidige complex wordt in noordelijke richting uitgebreid met ruimte voor bedrijven, dienstverleners, logistiek en een verbeterde verkeersstructuur. De ontwikkeling maakt onderdeel uit van de gebiedsontwikkeling Klavertje 4/Greenport Venlo. 10. ’ t Ven- Oost Hier is een initiatief om het verouderde glastuinbouwgebied ten zuiden van de A67 te transformeren tot een landelijk woonmilieu met ruimte voor circa 350 nieuwe grondgebonden woningen. De planhorizon is nog onduidelijk evenals de exacte invulling.
CONCEPT
11. Gebra-terrein Dit terrein is gelegen nabij het emplacement te Venlo. Het plan is om op deze locatie 70 woningen en 2.000 m2 winkelruimte te realiseren. 12. Enfa/Krekelveld Nabij het emplacement van Venlo zullen ook hier in de toekomst ongeveer 70 nieuwbouwwoningen worden gerealiseerd. 13. Vleesplein en Kloosterkwartier Nabij het emplacement van Venlo wordt het Vleesplein herontwikkeld. Hier is een beperkte uitbreiding van detailhandel voorzien en transformatie van het bestaande woningaanbod. 14. Platanenhof Aan het spoortraject Venlo-Roermond en de A73 ligt de ontwikkellocatie Platanenhof waar een initiatief bestaat voor circa 90 woningen. 15. Helmusweg Aan de A73 worden momenteel 92 grondgebonden woningen gebouwd. 16. Wachtpoststraat Nabij LPG-tankstation Quick Service West worden momenteel 22 appartementen gebouwd. 17. Laaghuissingel 33
Nabij het LPG-tankstation Quick Service Oost zijn plannen om 25 eengezinswoningen te realiseren.
CONCEPT
34
18. De Vilgert Aan de Rijksweg N271 in Velden is de eerste fase in aanbouw van een plan om 110 nieuwbouwwoningen te realiseren. 19. Rijnbeek Noord-Oost In het gebied gelegen tussen de Schaaposdijkweg, de Rijnbeek, Klagenfurtlaan en de steilrand bestaat een initiatief voor de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk met circa 380 woningen. Voor het plan is nog geen realisatietermijn of nadere invulling bekend. 2.2.3. Evenementen Bij een veelzijdige stad horen ook evenementen voor jong en oud. In Venlo vinden jaarlijks diverse evenementen plaats zoals het Carnaval, de Venloop, het Zomerparkfeest, Stereo Sunday en Lekker Venlo. Echter, een hoge concentratie mensen in de directe omgeving van een risicobron brengt wel de nodige risico’ s met zich mee. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de evenementen nabij de emplacementen (Kazerneterrein, Julianapark, Parade). In het huidige evenementenbeleid is externe veiligheid daarentegen niet meegenomen als aandachtspunt. 2.2.4. Aandachtspunten domein fysieke omgeving 1. Er zijn 11 extra kwetsbare objecten gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron. Dit moet nog wel getoetst worden omdat de provinciale risicokaart nog niet geheel up-to-date is. Venlo kan besluiten een stapje verder te gaan dan de huidige wet- en regelgeving door deze objecten extra te beschermen. 2. Er zijn vele (grootschalige) ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van risicobronnen. Dit betekent dat externe veiligheid een belangrijke rol speelt bij de totstandkoming van deze ontwikkelingen. 3. De bestaande situatie komt niet altijd overeen met de planologische ruimte in bestemmingsplannen. Denk hierbij aan onbenutte uitbreidingsruimte. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid, kan dit leiden tot ongewenste situaties nabij risicobronnen. 4. Externe veiligheid is niet als aandachtspunt meegenomen in het evenementenbeleid. 4. Er zijn geen criteria op grond waarvan beperkt kwetsbare objecten kunnen worden toegelaten of worden geweigerd binnen plaatsgebonden risicocontouren.
CONCEPT
35
2.3.
Domein beheersbaarheid
In dit domein staat de beheersbaarheid van de effecten als gevolg van calamiteiten bij de in Venlo aanwezige risicobronnen centraal. Dit hoofdstuk is onderverdeeld in bestrijdbaarheid en zelfredzaamheidaspecten welke centraal staan binnen het beheersbaar maken van de risico's van een calamiteit, zie onderstaande figuur.
CONCEPT
Figuur 1.3 Onderverdeling domein Beheersbaarheid
2.3.1. Bestrijdbaarheid Onder het aspect bestrijdbaarheid worden de mogelijkheden van de brandweer verstaan om een calamiteit te voorkomen (door bijvoorbeeld het koelen van een LPG-tank) en de effecten van een calamiteit bij een risicobron zo goed mogelijk te bestrijden. Om de effecten op de omgeving te beheersen is het van belang dat de brandweer over voldoende bluswatervoorzieningen beschikt en de plaats van de calamiteit goed en tijdig kan bereiken. Over het algemeen zijn de voorzieningen ten aanzien van de bestrijdbaarheid in de gemeente Venlo voldoende aanwezig. Om te borgen dat de bestrijdbaarheid nog verder verbeterd kan worden, zijn in deze paragraaf naast de bestaande voorzieningen ook tekortkomingen benoemd die voor verbetering in aanmerking komen. 2.3.1.1. Bluswatervoorzieningen Bij bluswater wordt gesproken over primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. De primaire bluswatervoorziening wordt gevormd door de brandkranen die op het drinkwaterleidingnet geplaatst zijn, dan wel andere voorzieningen. In de meeste gevallen zijn dit bovengrondse of ondergrondse brandkranen, soms ook brandkranen aangesloten op een geboorde put of andere bron, waarbij een pomp zorgt voor de gewenste stijgdruk. De secundaire bluswatervoorziening is een bluswatervoorziening die aanvullend is op de primaire bluswatervoorziening. Voorbeelden: geboorde putten, bluswaterriolen of een vijver. Een tertiaire bluswatervoorziening is een voorziening van bluswater voor de bestrijding van die incidenten 36
waarvoor de brandweer meer water of voor langere duur water nodig heeft dan de primaire en secundaire bluswatervoorzieningen kunnen leveren. Voorbeelden zijn een kanaal of een grote vijver, waarbij de capaciteit nagenoeg onbeperkt is. Over het algemeen kan worden gezegd dat er niet voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn nabij LPG-tankstations waardoor een adequate en veilige brandweerinzet niet mogelijk is. Er zijn en aantal tankstations (waaronder het Nedoil Tankstation aan de Weselseweg) waar in de revisie milieuvergunning een brandput is opgenomen. Er zal nader onderzocht moeten worden welke locaties niet beschikken over voldoende bluswatervoorzieningen. Bluswatervoorziening langs rijkswegen of provinciale wegen zijn doorgaans niet of onvoldoende aanwezig. Er zijn hiervoor geen richtlijnen. Wel adviseert de regionale brandweer bluswatervoorzieningen aan te leggen bij nieuwe ruimtelijk fysieke initiatieven in de nabijheid van de rijkswegen en provinciale wegen waar gevaarlijke stoffen over vervoerd worden. Van belang hierbij is dat dit advies in een vroeg stadium wordt meegenomen in het project. Voor het spooremplacement lopen op dit moment gesprekken om de bluswatervoorziening op het vereiste niveau te krijgen. Over het algemeen is het doorgaande spoor in de bebouwde kom niet voorzien van bluswatervoorzieningen. De brandweer zal gebruik maken van de aanwezige bluswatervoorziening die in de buurt ligt vanwege de bebouwing. 2.3.1.2. Bereikbaarheid en opkomsttijden Voor de bereikbaarheid c.q. ontvluchting zijn er een aantal locaties waar deze onvoldoende geregeld is: Trade Port West 9200-9300: slechts vanuit één zijde bereikbaar (rotonde). Trade Port Oost: slechts vanuit één zijde bereikbaar, Venrayseweg. Jachthaven: doodlopende einde Jachthavenweg (aanwezigheid recreatie en de risicobronnen, DSM, Bargeterminal en A67). Venlo Trade Port: toegang tot Bargeterminal slechts vanuit één zijde, Groot-Bollerweg. Klein Zwitserland, op dit moment niet bekend hoe de ontsluiting is geregeld na het realiseren van de A74. Mogelijk moet nader onderzoek uitwijzen of er nog meer locaties in beeld komen. Bij dit nader onderzoek moet dan met name gekeken worden naar de bereikbaarheid van het spoor, hogedruk aardgasleidingen en de Rotterdam-Rijn-Pijpleiding.
CONCEPT
Voor wat betreft de opkomsttijden heeft de regionale brandweer Limburg-Noord zorgnorm overzichten opgesteld. Uit het rapport over het jaar 2010 blijkt het volgende: In 67% van de inzetten in Venlo voldoet de brandweer aan de opkomstnorm; In 14,7 % wordt de norm overschreden met maximaal 1 minuut; In 18,3% van de inzetten wordt de norm overschreden met meer dan 1 minuut. Over het algemeen kan gezegd worden dat de opkomsttijden binnen de gemeente Venlo voor het grootste deel van de objecten binnen de zorgnorm vallen. 2.3.1.3. Bestrijdingsplannen In de gemeente Venlo zijn 3 Veiligheidsrapport(VR)-plichtige inrichtingen, namelijk DSM Pharma Chemicals, Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij en Vitesse Logistics B.V.. Voor DSM en RRP zijn rampbestrijdingsplannen opgesteld. Ook voor het spoorwegemplacement Venlo is een rampbestrijdingsplan opgesteld. Voor wat betreft de LPG-tankstations wordt momenteel bekeken of er regionaal een inhaalslag gemaakt kan worden zodat ook deze in de toekomst allemaal beschikken over een multidisciplinair coördinatieplan (MCP). 2.3.1.4. Regionaal beheersplan en gemeentelijk rampenplan Het Regionaal Beheersplan Rampbestrijding (RBR) is vastgesteld in 2004 en derhalve niet meer actueel. Op grond van de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet veiligheidsregio’ s wordt door de Veiligheidsregio Limburg-Noord een (nieuw) risicoprofiel opgesteld. 37
Het gemeentelijk rampenplan is in 2008 vastgesteld en zal per 2011 worden vervangen door een Crisisplan in het kader van de Wet Veiligheidregio's. Het huidige gemeentelijk rampenplan heeft tot doel de gevolgen van een ramp doelmatig en planmatig te bestrijden en zo mogelijk de oorzaak weg te nemen. Ook het snel en efficiënt hulp bieden aan de slachtoffers valt onder dit plan. In het rampenplan staat onder andere opgenomen hoe de organisatie van de rampbestrijding is geregeld en hoe de communicatie tussen de diverse teams en functionarissen moet plaatsvinden. Bijlage 1 van het plan gaat specifiek in op het bestrijden van brand en emissie van gevaarlijke stoffen. Verantwoordelijk voor dit proces is de Regionale Brandweer. 2.3.2. Zelfredzaamheid De regionale brandweer kan in het geval van een calamiteit met toxische gassen het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem activeren (WAS: de sirenes) om de bevolking te alarmeren om te gaan schuilen. In de bijlagen is een overzicht te vinden van de WAS-dekking in de gemeente Venlo. Het WAS systeem voor de gemeente Venlo is op dit moment niet dekkend. Echter, er loopt een landelijke test met alarmering via NL-alert (als aanvulling op de WAS-palen), en in 2011 gaat Limburg-Noord hier ook mee van start. Bovendien ziet het ernaar uit dat het WAS-netwerk in 2018 komt te vervallen. Met betrekking tot de zelfredzaamheid speelt risicocommunicatie een belangrijke rol. Risicocommunicatie is het voorlichten van mensen over de risico’ s die gelopen worden en welke handelingspatronen (vluchten of schuilen) daarbij het meest gewenst is. Venlo heeft nog geen risicocommunicatiebeleid opgesteld. Wel is er een link naar de risicokaart Limburg geplaatst op de gemeentelijke website. Daarnaast heeft binnen de Veiligheidsregio Limburg-Noord in 2008 een onderzoek plaatsgevonden naar de risicobeleving van de burger. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden voor het eventueel opstellen van een risicocommunicatieplan voor Venlo. Voor de ontvluchtingsmogelijkheden zijn een aantal aandachtspunten. Zie hiervoor paragraaf 2.3.1.2.
CONCEPT
2.3.3. Aandachtspunten domein beheersbaarheid 1. Het team Operationeel beleid & Ondersteuning is niet betrokken geweest bij het deelplan ‘ Bestrijden van brand en emissie van gevaarlijke stoffen’ . Het is aan te bevelen één van de EV-adviseurs van de afdeling GOOBO te betrekken bij de opstelling van het nieuwe Crisisplan (onderdeel bestrijding rampen met gevaarlijke stoffen) met name voor de onderdelen communicatie en terugkoppeling. Er dient een structurele aansluiting te zijn tussen externe veiligheid en de coördinatie openbare veiligheid. 2. Er zal nader onderzocht moeten worden welke LPG-tankstations niet beschikken over voldoende bluswatervoorzieningen. Ook zullen deze stations moeten beschikken over een rampbestrijdingsplan. 3. Maatregelen voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn vaak moeilijk te borgen. Denk aan gebouwmaatregelen die verder gaan dan het Bouwbesluit of niet ‘ ruimtelijk relevante’ voorzieningen zoals bluswatervoorzieningen. 4. Er zijn niet of onvoldoende bluswatervoorzieningen langs de rijks- en provinciale wegen waar gevaarlijke stoffen over vervoerd worden. Een optie zou kunnen zijn om voor de bestrijding te werken met een speciaal blusvoertuig met een grotere capaciteit water. Onderzocht moet worden of dit een haalbaar alternatief is. 5. Het spoor en de emplacementen dienen als meest dominante risicobron veiliger gemaakt te worden. De beheersbaarheid (bereikbaarheid, ontvluchting, bluswatervoorzieningen) dient te worden verbeterd. Daarmee nemen de risico’ s niet alleen af voor de bestaande stad maar ontstaan ook betere mogelijkheden om de nagestreefde stedelijke ontwikkelingen nabij het spoor verantwoord te realiseren. 6. Er zijn een aantal locaties in de gemeente waar de ontsluiting onvoldoende is. Nader onderzoek moet uitwijzen of er nog meer locaties in beeld komen.
38
2.4.
De organisatie van externe veiligheid
De externe veiligheidstaken ter voorkoming en beheersing van risico’ s worden bepaald door wat de wet en de ‘ wens’ voorschrijven. Externe veiligheidstaken moeten door de gemeente effectief (de juiste taken doen) en efficiënt (de taken goed doen) worden uitgevoerd. In onderstaande paragraaf zijn de taken weergegeven die door Venlo uitgevoerd en geborgd dienen te worden13. Vervolgens is aangegeven of en hoe deze taken in Venlo worden uitgevoerd c.q. geborgd zijn. 2.4.1. De gemeentelijke EV-taken en de huidige situatie in Venlo Onderstaande takenlijst komt voort uit de lijst die de Deskundigenpool EV samen met de provincie medio 2009 heeft opgesteld. De taken hebben een wettelijke basis. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Actueel houden Risicoregister gevaarlijke stoffen (RRGS) en het Informatiesysteem Overige Ramptypen (ISOR). Afgifte WM- vergunningen en actualiseren WM-vergunningen met EV-relevantie. Handhaving risicovolle inrichtingen en sanering ingevolge BEVI/REVI EV bij nieuwe ruimtelijke plannen meenemen en actualiseren bestaande bestemmingsplannen voor wat betreft externe veiligheid Advies vragen aan regionale brandweer m.b.t. verantwoording groepsrisico Routeringsnoodzaak en eventuele routering vervoer van gevaarlijke stoffen bepalen Inbreng EV-aspecten in milieueffectrapportages Structureel risicocommunicatiebeleid voeren Uitbouwen en onderhouden kennisstructuur Voldoende kennis in huis hebben voor wat betreft externe veiligheid
1. Het RRGS wordt momenteel door een daarvoor speciaal aangewezen EV-adviseur van de afdeling GOOBO bijgehouden. De actualisatie staat en valt wel met de aanlevering van de dossiers betreffende BEVI-inrichtingen naar de EV-adviseurs. Dit is nog niet geborgd in een duidelijk werkproces. Voor wat betreft het bijhouden van het ISOR-bestand is onlangs een werkafspraak gemaakt. Aan het toetsformulier dat de afdeling GO hanteert bij het beoordelen van bouwvergunningaanvragen (omgevingsvergunningaanvragen), wordt het formulier voor het toetsen of een gebouw een ISOR-object is, automatisch gekoppeld. Hiermee wordt geborgd dat alle mogelijke ISOR-objecten worden doorgegeven aan de EV-adviseur die ze vervolgens verwerkt in het register. Dit moet echter nog wel goed in een werkproces worden vastgelegd en frequent getoetst. 2. Er is een algemene procesbeschrijving Wabo maar het proces rondom vergunningen met EVrelevantie is niet helder voor wat betreft rol en taakverdeling (en dus ook niet geborgd) Verder vindt overleg tussen de teams Operationeel beleid & Ondersteuning en Klantbehandeling Bedrijven nog te vaak ad-hoc en inhoudelijk plaats (naar aanleiding van een vergunning of casus) en niet structureel op basis van processen en beleidsondersteuning. Er zullen duidelijke werkafspraken en bijbehorende verantwoordelijkheden worden vastgelegd. 3. In het kader van de Wet Verbetering Handhavingsstructuur en Kwaliteitscriteria is een prioriteitssystematiek ontwikkeld. Een van de belangrijke criteria, welke bepaald hoe het Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) er jaarlijks uitziet is veiligheid. In de checklisten die gehanteerd worden bij milieu- en bouwcontroles, is het onderdeel externe veiligheid niet opgenomen. Daarbij is het nog zeer onduidelijk hoe er handhavend kan worden opgetreden ten aanzien van maatregelen die verder gaan dan het Bouwbesluit. Met andere woorden, op basis waarvan er gehandhaafd kan worden wanneer de initiatiefnemer de voorgeschreven bouwmaatregelen – die verder gaan dan het Bouwbesluit niet uitvoert.
CONCEPT
. 13
Takenlijst EV, opgesteld door Deskundigenpool EV medio 2009
39
4. Voor nieuwe ruimtelijke fysieke initiatieven is het hoofdproces ‘ Beoordelen Ruimtelijk Fysieke initiatieven’ opgesteld. In dit proces staat beschreven dat er een voorselectie plaatsvindt van alle initiatieven die bij de gemeente worden ingediend. Op basis van deze selectie wordt bepaalt wie de casemanager wordt. Na toewijzing van de casemanager vindt de daadwerkelijke behandeling plaats. De casemanager RO bepaalt allereerst - op basis van een checklist - welke interne adviseurs moeten worden ingeschakeld. In deze checklist staat ook externe veiligheid opgenomen. Na toetsing van het initiatief door de adviseurs (waaronder externe veiligheid), wordt in het wegingsoverleg bepaald of het initiatief past binnen alle gemeentelijke bepalingen en stelt de casemanager een startnotitie op voor behandeling in het college van B&W. Na het besluit van B&W wordt het ruimtelijk-fysieke project overgedragen aan de afdeling Ontwikkelbedrijf waarbij het hoofdproces ‘ Ontwikkelen en realiseren ruimtelijk-fysieke initiatieven’ wordt gevolgd. Momenteel vindt overleg plaats tussen de afdelingen Ruimtelijke Ontwikkeling en het Ontwikkelbedrijf over de taak- en rolverdeling en afstemming van de twee hoofdprocessen14. Over het algemeen kan gezegd worden dat Venlo de borging van externe veiligheid bij nieuwe ruimtelijke plannen geregeld heeft en externe veiligheid in een vroeg stadium meeneemt. In de praktijk blijkt dit echter wel eens anders te lopen. Ook is nog niet duidelijk omschreven hoe de advisering omtrent externe veiligheid dient plaats te vinden en is (hierom) de advisering vanuit de afdeling GOOBO niet altijd consistent. Tot slot vinden er geen controles plaats op de hoofdprocessen. Eind 2011 wil de gemeente 80% van haar bestemmingsplannen geactualiseerd hebben. De EV-adviseurs van het team Operationeel beleid & Ondersteuning zijn betrokken bij deze actualisatie. De inwerkingtreding van het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen heeft hoogstwaarschijnlijk nog gevolgen voor de (programmering van de) te actualiseren bestemmingsplannen. De precieze gevolgen en vervolgacties dienen in overleg tussen de afdelingen Gebouwde Omgeving en Ruimtelijke Ontwikkeling bepaald te worden. 5. Dit onderdeel is niet geborgd in een procesbeschrijving. Daarnaast komt het nog regelmatig voor dat externe veiligheid niet in vroeg stadium wordt meegenomen waardoor ook het advies van de regionale brandweer pas (te) laat kan worden aangevraagd. De benodigde maatregelen (zoals scherfwerend glas, bluswatervoorzieningen etc.) komen dan laat op tafel hetgeen het ontwikkelproces frustreert. Bovendien is het van belang dat bij gronduitgifte mogelijk kostenverhogende maatregelen worden doorberekend aan ontwikkelaar. Wel is voor een efficiëntere advisering vorig jaar door de regionale brandweer een matrix met ontwerpuitgangspunten opgesteld voor nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een transportas (zie bijlage). Deze matrix met bouwkundige- en installatie technische maatregelen maakt vooraf duidelijk wat de regionale brandweer adviseert bij deze planontwikkelingen. 6. In Venlo is geen routering vastgesteld. Gemeenten zijn vrij om te kiezen voor het vaststellen van een route. Wellicht dat een routering in de toekomst aan de orde komt waarbij de vraag gesteld moet worden; voegt een routering iets toe aan de openbare veiligheid in mijn gemeente? Tot nu toe heeft er in Venlo geen onderzoek plaatsgevonden naar een eventuele routeringsnoodzaak. 7. Externe veiligheid is een vast onderdeel in milieueffectrapportages (MER). Een MER wordt vrijwel altijd opgesteld door een adviesbureau waarna het ter toetsing wordt voorgelegd aan de EV-adviseurs van de gemeente. Het proces is niet geborgd in een procesbeschrijving. 8. Er is nog geen risicocommunicatiebeleid opgesteld. Wel is er een link naar de risicokaart Limburg geplaatst op de gemeentelijke website. Ook heeft binnen de Veiligheidsregio LimburgNoord in 2008 een onderzoek plaatsgevonden naar de risicobeleving van de burger. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden voor het eventueel opstellen van een risicocommunicatiebeleidsplan voor Venlo. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid aan te haken bij het provinciaal project risicocommunicatie. 9. In 2009 is in de provincie de Deskundigenpool EV opgestart. Deze pool bestaat uit deskundigen, die opereren vanuit de centrumgemeenten Venlo, Heerlen, Sittard-Geleen en
CONCEPT
. 14
Het kan zijn dat taken van Ruimtelijke Ontwikkeling uit het hoofdproces ‘Beoordelen Ruimtelijk Fysieke Initiatieven’ worden overgedragen aan het Ontwikkelbedrijf
40
Maastricht en met tussenkomst van de provincie door het Rijk worden betaald, voorlopig tot en met 2014. De deskundigen ondersteunen de regiogemeenten bij de uitvoering van EVtaken. De pool zorgt voor: krachtenbundeling en praktische samenwerking; ondersteuning bij uitvoering van EV-taken (samen doen); aanvullen en versterken van de kennis van de organisatie (samen leren); een bijdrage aan het realiseren van de verantwoordelijkheid om te voldoen aan de Maatlat Externe Veiligheid (besparing van tijd en kosten). De gemeente Venlo functioneert als centrumgemeente voor de Veiligheidsregio LimburgNoord. 10. Zie punt 9. Het team Klantbehandeling Bedrijven geeft aan dat de basiskennis voldoende is maar het bijhouden van alle nieuwe ontwikkelingen wel veel tijd kost. Als mogelijke oplossing is aangedragen dat het team Operationeel beleid & Ondersteuning een actievere rol zou kunnen spelen in het bijhouden en vertalen van nieuwe ontwikkelingen (beleid, wetgeving) naar de consequenties voor vergunningverlening. Ook de basiskennis bij de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en het team Toezicht & Handhaving is voldoende. Toch geven zij aan dat een interne workshop of cursus zeker zinvol kan zijn om deze kennis nog verder te verdiepen. De cursus moet maatwerk bieden en niet te veel ingaan op technische details. 2.4.2. Aandachtspunten organisatie van externe veiligheid 1. Het invoeren van gegevens in het RRGS en het ISOR en het bijhouden daarvan behoeft nog aandacht. Tot kort geleden was bijvoorbeeld de taakverdeling voor het bijhouden van het ISOR niet duidelijk vastgelegd. Ook de optimalisering, onderhoud en interne verspreiding van de signaleringskaart verdient aandacht. 2. Het tijdig meenemen van externe veiligheid bij nieuwe ruimtelijk-fysieke iniatieven is globaal geborgd. Het komt echter nog regelmatig voor dat externe veiligheid te laat in een proces wordt meegenomen. 3. De gevolgen van de inwerkingtreding van het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen voor de (programmering van de) te actualiseren bestemmingsplannen is nog niet helder. 4. De advisering omtrent externe veiligheid (waaronder de adviesaanvraag bij de regionale brandweer) vanuit het team GOOBO is nog niet omschreven en geborgd. 5. Een checklist die bij de gronduitgifte gehanteerd kan worden is zinvol om zo eventuele kostenverhogende EV-maatregelen tijdig door te rekenen. 6. Uitgezocht moet worden hoe en op basis waarvan er handhavend kan worden opgetreden bij voorgeschreven bouwkundige maatregelen die verder gaan dan het Bouwbesluit. 7. Het toetsen of doorlichten van processen is voor verbetering vatbaar. Het structureel houden van audits of het voeren van frequent overleg met betrokken partijen over het verloop van de processen, kan hieraan bijdragen. 8. Het hebben van een back-up voor het geval (een van) de EV-medewerker(s) – voor kortere of langer tijd - niet beschikbaar is, verdient nog de nodige aandacht. 9. Er is nog te vaak inhoudelijk ad-hoc overleg tussen de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, het Ontwikkelbedrijf en Gebouwde Omgeving als ook tussen de diverse teams van de afdeling Gebouwde Omgeving. 10. Het team Operationeel beleid & Ondersteuning zou een actievere rol kunnen spelen in het bijhouden en vertalen van nieuwe ontwikkelingen (beleid, wetgeving) naar de consequenties voor vergunningverlening, handhaving en ruimtelijke ontwikkeling. 11. Onderzocht kan worden of een routering iets toevoegt aan de openbare veiligheid in Venlo. 12. Onderzocht kan worden of een risicocommunicatiebeleid zinvol is en hoe dit beleid er in hoofdlijnen uit kan zien voor Venlo. 13. De inbreng van EV-aspecten in een milieueffectrapportage is niet geborgd in een procesbeschrijving. Onderzocht kan worden of dit zinvol is. 14. Een interne cursus EV of workshop voor betrokken medewerkers (Ruimtelijke Ontwikkeling, Handhaving, Vergunningverlening) ter verdieping van de basiskennis, verdient aanbeveling.
CONCEPT
41
3.
Ambities en doelstellingen
3.1.
Algemene beleidsuitspraken
Hoe veilig wil de gemeente zijn? Hoe belangrijk vinden we externe veiligheid? Welke rol speelt externe veiligheid gerelateerd aan de ambities in de strategische visie 2030? Hoe kan dit beleidsplan hier aan bijdragen?
3.2.
Specifieke beleidsuitspraken
Uit de bestuurlijke workshop moeten specifieke beleidsuitspraken komen gericht op de drie domeinen en de organisatie van de externe veiligheid.
CONCEPT
42
4. Bijlagen 4.1.
Begrippenlijst Externe Veiligheid
Algemeen Externe Veiligheid (EV) Externe Veiligheid is het beleidsveld dat zich bezighoudt met de naar buiten gerichte risico’ s van gevaarlijke stoffen. Met ‘ naar buiten gericht’ wordt bedoeld : de risico’ s voor de omgeving waarin de gevaarlijke stoffen zich bevinden. En dan niet de omgeving binnen de inrichting of binnen de wagon waarin de stof vervoerd wordt, maar de woon- of werkomgeving. Grondslag Het risico voor de individuele burger mag niet groter zijn dan een in een getal uit te drukken risicogrootheid. Het risico op sociale ontwrichting van burgers door een ramp is niet in omvang beperkt, maar wel in de kans daarop. In Nederland is het EV-beleid gericht op de zogeheten kwantitatieve risicobenadering. De maatschappelijke aanvaardbaarheid daarvan wordt in twee risicomaten tot uitdrukking gebracht; het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een risicobron overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, er van uitgaande dat die persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Groepsrisico Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval bij een risicovolle activiteit.
CONCEPT
Invloedsgebied (1% letaliteit) Het invloedsgebied is het gebied dat wordt bepaald door na te gaan op welke afstand een dodelijk effect zover is uitgedempt dat de kans om er aan te overlijden bijna nul is geworden. Om precies te zijn een kans van 1%. Uitgegaan wordt van het effect van het grootste ongevalscenario dat nog significant bijdraagt aan het groepsrisico. Effectgebied Het effectgebied van een bepaalde risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe effecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij die risicobron plaatsvindt. Daarbij gaat het niet alleen om doden (zoals bij het invloedsgebied) maar ook om gewonden en schade. Dit gebied is met name van belang voor de hulpdiensten. Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten De overheid verdeelt gevoelige objecten in beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten. Deze verdeling is gemaakt om bepaalde groepen mensen in het bijzonder te beschermen. Hierbij spelen het aantal, de verblijftijd, de fysieke of psychische gesteldheid van mensen en de aanwezigheid van adequate vluchtmogelijkheden een rol. Een kwetsbaar object is bijvoorbeeld een ziekenhuis, bejaardenhuis, school, kinderdagverblijf of groot kantoorgebouw. Een beperkt kwetsbaar object is bijvoorbeeld een speeltuin, sporthal of een klein kantoorgebouw. In de weten regelgeving en beleidscirculaires wordt precies omschreven wat onder kwetsbaar en beperkt kwetsbare objecten moet worden verstaan. Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion (BLEVE) Een BLEVE is het ergst denkbare scenario bij een ongeval met een LPG-tank (of andere vloeibaar gemaakte gassen). Bij een BLEVE ontstaat een expanderende vuurbal die tot honderden meters in de omgeving slachtoffers kan maken en (secundaire) branden kan veroorzaken.
43
Quantitative Risk Assessment (QRA) Door middel van een Quantitative Risk Assessment (Kwantitatieve Risico Analyse) is het mogelijk de kans op en de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen in te schatten ten behoeve van politieke keuzes. Provinciale Risicokaart Burgers kunnen zich door middel van een digitale versie van de provinciale risicokaart op de hoogte stellen van risicosituaties in hun omgeving. Deze kaart geeft niet alleen risico’ s op het gebied van externe veiligheid weer maar ook andere risico’ s zoals overstromingen. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is de mate waarin burgers zichzelf kunnen redden en hulp kunnen verlenen tijdens een ramp (denk aan bijvoorbeeld branden blussen en beklemde mensen bevrijden). Risicocommunicatie Gemeenten hebben volgens de Wet Rampen en Zware Ongevallen de plicht hun inwoners te informeren over de rampen die hun kunnen treffen. Wetgeving Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Deze AMvB regelt de uitwerking en wettelijke verankering van de normen op het gebied van de externe veiligheid voor inrichtingen. Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) In de Revi is een aantal zaken geregeld met betrekking tot de uitvoering van het Bevi. In de eerste plaats is bepaald welke afstanden er in acht genomen moeten worden tussen Beviinrichtingen en (beperkt) kwetsbare objecten bij het verlenen van een omgevingsvergunning en besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
CONCEPT
Besluit LPG-tankstations milieubeheer In dit besluit zijn de voorschriften opgenomen waar LPG-tankstations aan moeten voldoen. Het merendeel van de bedrijven valt in de praktijk onder het Besluit LPG-tankstations. Overige aspecten moeten worden geregeld in de omgevingsvergunning. Het kan dan gaan om zaken die niet zijn geregeld in het besluit zoals bijvoorbeeld geluid, licht en de verkoop van eet- en drinkwaren. Besluit risico’ s zware ongevallen 1999 (Brzo’ 99) Dit besluit is van toepassing op de meest complexe inrichtingen waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, verwerkt en/of opgeslagen. Deze (altijd BEVI) inrichtingen kunnen worden onderscheiden in twee categorieën: Een PBZO-plichtige inrichting is verplicht om een Preventiebeleid zware ongevallen te implementeren in de bedrijfsvoering evenals een Veiligheidsbeheersysteem (VBS). Een VR-plichtige inrichting heeft naast de PBZO-verplichtingen ook nog de plicht een Veiligheidsrapport BRZO op te stellen. Het veiligheidsrapport gaat uitgebreid in op alle technische externe veiligheidsmaatregelen, maar vooral ook over de effectiviteit van de getroffen organisatorische maatregelen. Het verdrag van Helsinki Dit verdrag is van toepassing op de zwaarste categorie van risicobedrijven. In dit VN-Verdrag zijn procedures vastgelegd op het gebied van de internationale samenwerking, de preventie van en de voorbereiding op een zwaar ongeval dat landsgrensoverschrijdende gevolgen kan hebben.
44
PGS-richtlijnen De Publicatiereeks gevaarlijke stoffen (PGS) is een handreiking voor bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren, transporteren, opslaan of gebruiken en voor overheden die zijn belast met de vergunningverlening en handhaving op deze bedrijven. Het doel van deze publicatiereeks is om een overzicht te geven, op basis van actuele technieken, van de voorschriften, eisen, criteria en voorwaarden die kunnen worden toegepast door overheden bij vergunningverlening, het opstellen van algemene regels en het toezicht. Voor dit beleidsplan is met name de PGS-15 richtlijn van belang. Deze richtlijn beschrijft voor de regulier voorkomende verpakte gevaarlijke stoffen de wijze van opslag conform de stand der techniek. Nota en Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen Momenteel staat het externe veiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen nog in de Nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). De geactualiseerde circulaire is de voorloper van het Besluit transport externe veiligheid. Gemeenten, provincies en infrabeheerders worden dringend verzocht om bij vervoers- en omgevingsbesluiten rekening te houden met de circulaire. Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) In 2012 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. In november 2008 is een ambtelijk concept van het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) gepubliceerd. Hierin staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Het ambtelijke concept is eind 2008 slechts ter informatie aangeboden aan de Tweede Kamer, er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Het conceptbesluit en de daarbij behorende toelichting worden nog aangepast en aangevuld met onder meer een saneringsparagraaf. Wet vervoer gevaarlijke stoffen Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld het omzeilen van kwetsbare situaties als dichte bebouwing, een ziekenhuis of waterwingebied.
CONCEPT
Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen Met het Basisnet wordt een duurzaam evenwicht beoogd tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen blijft mogelijk, maar er worden grenzen gesteld aan de risico's waarbij ruimtelijke ontwikkeling langs infrastructuur verantwoord kan plaatsvinden. Het definitieve ontwerp voor Basisnet Water en Weg en een stand van zaken Basisnet Spoor zijn inmiddels aan de Tweede Kamer aangeboden. Het definitieve ontwerp voor Basisnet spoor wordt later aan de Tweede Kamer aangeboden. De risicoplafonds zullen juridisch geborgd worden door wijziging van de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen. De bouwbeperkingen worden vastgelegd in het Btev. Vooruitlopend daarop zijn de Basisnetten Weg en Water wel al als bijlage bij de circulaire RNVGS opgenomen. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) Het Bevb is op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Registratiebesluit externe veiligheid Met het Registratiebesluit Externe Veiligheid wordt het verplicht risicosituaties rond gevaarlijke stoffen te registreren. Dit besluit is op 30 maart 2007 inwerking getreden. Het gaat hierbij om situaties waarbij gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, verwerkt, opgeslagen of getransporteerd, die een risico voor de omgeving zijn. Deze gegevens zijn opgeslagen in het Risicoregister en opgenomen op de risicokaart. 45
4.2.
Samenvatting gezamenlijke beleidsvisie Externe Veiligheid Limburg
Ruimtelijke Ordening Risicobronnen en kwetsbare objecten worden waar mogelijk ruimtelijk van elkaar gescheiden. Bronnen van extern veiligheidsrisico worden bij voorkeur gebundeld. Op de gemeentelijke plankaart worden naast wettelijke risicocontouren ook de contouren van transportassen en buisleidingen weergegeven. Bij actualisatie van bestemmingsplannen wordt prioriteit gegeven aan plannen die kwetsbare objecten toestaan binnen de 10-6 risicocontour. Voor bouwplannen binnen 200 meter langs alle basisnet-wegen en spoorwegen geldt een verantwoordingsplicht ten opzichte van het groepsrisico als deze toeneemt of boven een bepaalde waarde komt. Binnen een veiligheidszone langs spoorwegen mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd. Handhaving De handhavingsinspanning richt zich op situaties waar de meeste veiligheidswinst te halen is. Gebiedsgericht beleid De beleidsvrijheid die het bevoegde gezag heeft, wordt zodanig ingezet dat onvermijdelijke milieubelasting en hinder worden geconcentreerd in gebieden die hiervoor geschikt gemaakt worden en dat kwetsbare gebieden extra worden beschermd. Het gebiedsgericht beleid maakt onderscheid tussen: locaties geschikt voor vestiging van kwetsbare objecten (woonwijken, centrumlocaties, terreinen voor lichte bedrijvigheid en het buitengebied); locaties voor risicobronnen (bedrijventerrein); locaties waar risico’ s niet uitgesloten kunnen worden, maar wel kwetsbare objecten wenselijk kunnen zijn (stationsomgeving, hoofdwegenstructuur en regionale luchthaven). Hier is maatwerk gewenst. Een gebiedsgericht extern veiligheidsbeleid houdt in het verlengde hiervan in dat verdergaande maatregelen en een strengere beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico plaatsvindt in gebieden die geschikt zijn voor kwetsbare objecten. Daarnaast wordt het restrisico, binnen het wettelijke kader, eerder als aanvaardbaar beoordeeld bij vestiging in gebieden die hiervoor geschikt zijn.
CONCEPT
In gebieden waar een restrisico aanvaardbaar wordt geacht c.q. onvermijdelijk is, moet extra aandacht worden besteed aan de mogelijkheden voor de hulpdiensten om adequaat op een onverhoopte calamiteit te kunnen reageren. Routering Er wordt een routering opgesteld als bestemmingen van gevaarlijke stoffen niet aan een reeds aanwezige route liggen en/of meerdere routes mogelijk zijn, die in risico verschillen. Bij verkeersbesluiten over wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd en bij besluiten over (beperkt) kwetsbare objecten nabij deze wegen, wordt externe veiligheid altijd beschouwd. Toepassing van vuistregels kan uitwijzen dat het groepsrisico ver onder de oriëntatiewaarde ligt. In dat geval kan bij de verantwoording van het groepsrisico met de vermelding hiervan worden volstaan en behoeft het groepsrisico niet te worden berekend. Beleid LPG-tankstations In Limburg wordt een streng beleid ten aanzien van LPG tankstations voorgesteld. De ambitie is dat er alleen nog LPG tankstations zijn gevestigd buiten de bebouwde kom aan het Basisnet weg. Binnen de bebouwde kom worden geen nieuwe LPG tankstations toegestaan. Voor alle bestaande LPG tankstations binnen de bebouwde kom bestaat het voornemen om het groepsrisico te (laten) berekenen. Als dit boven de oriëntatiewaarde ligt, is sanering gewenst. Verantwoording kleine bouwprojecten Ten aanzien van zogenaamde kleine bouwprojecten is beleid ontwikkeld dat voor gebieden met een laag groepsrisico de verantwoording vóóraf wordt uitgevoerd. In gebieden met een hoog groepsrisico worden aanvullingen niet zondermeer toegestaan. In gebieden met een laag 46
groepsrisico worden kleine aanvullingen altijd toegestaan. Deze gebieden worden weergegeven op de externe veiligheidskaart. Risicocommunicatie Op het vlak van de risicocommunicatie is voorgesteld om eenduidig te communiceren over de restrisico’ s die door het bevoegd gezag worden geaccepteerd. Er wordt ook gereageerd op de informatievraag van de burgers. Bedrijven worden gestimuleerd tot communicatie met het publiek over de risico’ s die zij veroorzaken.
CONCEPT
47
4.3.
LPG-tankstations in Venlo
LPG is een gas dat onder andere wordt gebruikt als brandstof voor auto’ s. LPG (Liquid Petroleum Gas) is onder hoge druk samengeperst tot een vloeistof. Het gas wordt bij LPGtankstations bovengronds of ondergronds opgeslagen in tanks. De belangrijkste risicobronnen bij een LPG-tankstation zijn de bovengrondse opslagtanks en het moment waarop de LPG wordt afgeleverd door een tankauto. In de Gemeente Venlo zijn de volgende LPG-tankstations aanwezig : 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Tankstation Peeters, Lingsforterweg 77, 5944BC, Arcen, Venlo Tankstation van Lin, Oude Venloseweg 32,5941HE, Velden, Venlo Nedoil Tankstation B.V. Weselseweg 100, 5916RE, Venlo Esso “ Thijs Reijnen” , Europaweg 21, 5916RP, Venlo Tankstation Texaco De Veegtes, L.Janszoon Costerstraat 3, 5916PR, Venlo Tankstation Gebr.H&T Bolhaar BV, Oost/West, Weselseweg 1,5916RD, Venlo Gulf Tankstation Herungerberg, Herungerberg 312, 5916BD, Venlo BP. Marcel Bos (truckstop), Declarantenweg 15, 5915PH, Venlo Texaco Keulse Barriere Noord, Keulse Barriere 12, 5915PG, Venlo Texaco Keulse Barriere Zuid, Keulse Barriere 9, 5915PG, Venlo Tankstation Zwartewater Shell Nederland, Europaweg 25, 5916RP, Venlo Shell station Blerick, Eindhovenseweg 40, 5922XZ, Venlo Tankstation de Witte, Fort Sint Michielstraat 19, 5922XC, Venlo BP Klaver B.V. Pastoor stassenstraat49, 5921CS, Venlo Automobielbedrijf G&H, Venloseweg 106, 5931GV, Venlo Shell Auto Quick Service Oost, Krefeldseweg 4, 5913XA, Venlo Shell Auto Quick Service West Krefeldseweg 5, 5911AH, Venlo Tankstation Schreurs Trade Port West, Columbusweg 55, 5928LA, Venlo
CONCEPT
48
LPG-Tankstations, Bevi-inrichtingen, invloedsafstand 150 meter. Naam inrichting
Vergunde doorzet
Risico contour installatie LPG-vulpunt
LPG-reservoir
PR (m) 3
-5
PR (m) -6
3
Afleverinstallatie PR (m)
Kwetsbaar object in invloedsgebied
Overschrijding Groepsrisico
Effectafstand 1% letaliteit
Effect-afstand gezondheidsschade
Transport gevaarlijke stoffen
(m )
10
10
(m )
10-5
10-6
10-6
ja/nee
ja/nee
(m)
(m)
ja/nee
1
Peeters
999
25
110
20
15
25
15
ja
nee
165
280
nee
2
Van Lin
350
25
110
20
15
25
15
nee
nee
165
280
nee
3
Nedoil
>1000
25
45
20
15
25
15
nee
nee
165
280
buis
4
Thijs Reijnen
999
25
110
20
15
25
15
nee
nee
165
280
A67 en buis
5
De Veegtes
990
25
110
20
15
25
15
nee
nee
165
280
nee
6
Bolhaar (oost)
999
25
110
40
15
25
15 (2)
nee
nee
235
390
nee
7
Herungerberg
>1000
25
45
20
15
25
15
nee
nee
165
280
buis (3)
8
Marcel Bos
1000
25
110
18
15
CONCEPT 25 15
ja
nee
165
280
nee
9
Keulse Barierre N
1000
25
110
20
15
25
15 (2)
ja
nee
165
280
nee
10
Keulse Barierre Z
999
25
110
20
15
25
15
nee
nee
165
280
nee
11
Zwartewater
499
25
110
20
15
25
15
nee
nee
165
280
A67 en buis
12
Blerick
999
25
110
40
15
25
15
nee
nee
235
390
nee
13
De Witte
499
25
110
40
15
25
15
ja
nee
235
390
nee
14
Klaver
499
25
110
20
15
25
15
ja
nee
165
280
nee
15
Auto G&H
499
25
110
20
15
25
15
ja
nee
165
280
A73
16
Quick Service oost
499
25
45
18
15
25
15
ja (2)
ja
165
280
nee
17
Quick Service west
499
25
110
20
15
25
15
ja (2)
ja
165
280
nee
18
Schreurs
499
25
110
40
15
25
15
nee
nee
235
390
nee
49
4.4.
BRZO-inrichtingen in Venlo
In Nederland vallen bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen onder het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO). Het BRZO is de Nederlandse invulling van een Europese richtlijn. Het BRZO voegt wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsveiligheid, externe veiligheid en rampbestrijding samen. Het doel van het BRZO is het voorkomen en beheersen van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen. Bedrijven die onder deze wet vallen, heten BRZO-bedrijven. Een dergelijk bedrijf moet een veiligheidsrapport maken als de hoeveelheid gevaarlijke stoffen boven een bepaalde grens komt. In de Gemeente Venlo: 1
2
3
4
5
DSM Pharma Chemicals Venlo, Grubbevorsterweg 8, 5928NX, Venlo. Opslag (zeer) giftige vloeistoffen en vaste stoffen en zeer licht ontvlambare vloeistoffen. Bevoegd gezag Provincie Limburg, Niet QRA-plichtig, PR 10-6 = 0 meter. Isotron Nederland BV, Faunalaan 38, Venlo. Opslag Ethyleenoxide (CH2OCH2). Opslag Ethyleenoxide (EtO, gasvormig, carcinogeen en licht ontvlambaar), PR 10-6 5 meter, effect afstand 1% letaliteit 280 meter, effect afstand gezondheidschade 1100 meter, QRA gemaakt. gaslek 20 september 2010. NV Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij, Manegeweg 9, 5916NB, Venlo. Opslagtanks ruwe olie. Bevoegd gezag Provincie Limburg, QRA gemaakt, PR 10-6 = 270 meter, geen overschrijding OW Vitesse Logistics B.V, Columbusweg 24, 5928LC, Venlo. Opslag, hoofdactiviteit goederenvervoer over de weg. Bevoegd gezag Gemeente Venlo, PR 10-6 50 meter, 1% letaliteit 300 meter. Janichro Beheer B.V, Spikweien 8, 5943AD, Lomm, Venlo. Opslag, Chroomzuurbaden voor oppervlakte en metaalbewerking. Bevoegd gezag Gemeente Venlo, niet QRAplichtig, wel PBZO-document aanwezig 16 oktober 2010.
CONCEPT
Aantekening: DSM Pharma Chemicals Venlo valt ook onder het verdrag van Helsinki. Dit verdrag is van toepassing op de zwaarste categorie van risicobedrijven. Het Verdrag betreffende de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen is voor Nederland op 4 februari 2007 in werking getreden. In dit VN-Verdrag zijn procedures vastgelegd op het gebied van de internationale samenwerking, de preventie van en de voorbereiding op een zwaar ongeval dat landsgrensoverschrijdende gevolgen kan hebben.
50
4.5.
Opslag van gevaarlijke stoffen in Venlo
Gevaarlijk verpakte stoffen Bedrijven zijn een risicobron als ze gevaarlijke stoffen opslaan. De inrichtingen voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen (meer dan 10.000 kg) worden ook wel CPR-inrichtingen genoemd. PGS15 (Publicatiereeks van Gevaarlijk Stoffen 15). In de Gemeente Venlo zijn dit: 1. AHC Oppervlaktechnieken BV, Groot Bollerweg 2, 5928NS, Venlo. 2. Peter Greven Nederland CV, Edisonstraat1, 5928PG, Venlo. 3. Vitesse Logistics BV, Columbusweg 24, 5928LC, Venlo. 4. Logwin Air and Ocean, Marco Polo weg 19, 5928LE, Venlo. (zie ook overige) 5. MMG Tegelen BV, Industriestraat 14,5931PJ, Tegelen, Venlo. 6. Helichem BV, Kozakkenberg 5, 5951DL, Befeld, Venlo. 7. Ziegler Nederland BV, Marco Polo weg 6, 5928LE, Venlo. 8. DSV Road BV, Tasmanweg 2, 5928 LH Venlo 9. Seacon Venlo Expeditie BV, Celsiusweg 60,5928 PR Venlo 10. Vossen-Hendricks, Noorderpoort 8,5916 PJ Venlo Overige inrichtingen met opslag van gevaarlijke stoffen Naast de zogenaamde CPR-inrichtingen zijn er ook bedrijven die bijvoorbeeld propaan, methanol of ammoniak opslaan (en niet tot de categorie CPR-inrichtingen behoren). 1. 2. 3. 4. 5.
Mamesta BV, Spikweien 27, 5943AC, Lomm Venlo. Bodycote Hardingscentrum BV, Groethofstraat 27, 5916PA, Venlo. J.F.W van Bommel, Boswachterweg 16, 5916RA, Venlo. Mts. Witlox Pulles, Berterhei 1, Venlo. Resort Arcen,Dorperheideweg 12, 5944NK, Arcen Venlo.
CONCEPT
51
CPR-inrichtingen
Naam inrichting
Vergunde hoeveel heid
Opslagplaats
Brandbestrijding
PR 10-6
Overschrijding groepsrisico
Afstand invloedsgebied
kg
opp. m2
niveau
(m)
ja/nee
1
AHC
74500
200-300
3
80
2
Peter Greven
27000
400-500
3
75
3
Vitesse Logistics
30000
1500-2500
-
50
4
Logwin Air-Ocean
34000
300-400
1
40
5
MMG Tegelen
10000
6
Helichem-opslag
15000
100-200
3
-magazijn
35000
200-300
-expeditie
35500
-vatenpark -vatenpark
nee nee
210
Transport gevaarlijke stoffen
(m)
Kwetsbaar object in invloedsgebied ja/nee
520
nee
nee
275
ja (2)
nee
300
ja (3)
nee
90
nee
nee
nee
nee
ja/nee
275
ja (2)
buis
3
CONCEPT 210
275
-
-
200-300
3
210
275
-
-
15000
0-100
3
90
275
-
-
15000
0-100
3
90
275
-
-
7
Ziegler Nederland
500000
2500
1
40
90
nee
nee
8
DSV Road BV
10000
1500-2500
1
50
300
nee
nee
9
Seacon Venlo Expeditie BV Vossen-Hendricks
10000
1500
1
50
300
nee
nee
nee
nee
10
10000
50
nee
52
Overige inrichtingen met opslag van gevaarlijke stoffen Naam inrichting
1
Kwetsbaar object in invloedsgebied
Effectafstand 1% letaliteit
Effectafstand gezondheidsschade
Transport gevaarlijke stoffen
ja/nee
(m)
(m)
ja/nee
PR=10-6
reservoir
(m)
(l)
-Methanol
0
10000
nee
-Stikstof
0
40000
nee
-Ammoniak (4*)
0
990
nee
0
75000
nee
-Methanol
0
30000
nee
-Ammoniak (2*)
7
448
50
18000
bovengronds
nee
165
280
buis + A67
50
18000
bovengronds
nee
165
280
buis
55
40000
bovengronds
nee
235
390
nee
installatie
Mamesto BV
Gasflessen depot 2
Opslagtank
Bodycote
CONCEPT
35
nee
-Stikstof 3
J.F.W van Bommel -Propaan
4
Mts. Witlox Pulles -Propaan
5
Resort Arcen -Propaan
53
4.6.
Gevolgen van de nieuwe AMvB externe veiligheid Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is de AMvB externe veiligheid Buisleidingen (verder AMvB) in werking getreden. Naast de AMvB is er de Regeling ev buisleidingen (Revb) die thans bij Brussel voorligt. In het besluit is de exploitant verantwoordelijk voor het treffen van maartregelen om te zorgen dat de veiligheidssituaties rond buisleidingen in overeenstemming is met de normering conform de AMvB. De gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk dat bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening wordt gehouden met de normstelling voor ev voor buisleidingen. De AMvB geldt voor hogedruk aardgasleidingen als voor brandbare vloeistoffen (K1, K2 en K3). De AMvB geldt niet voor de overige stoffen (als ethyleen), deze zullen naar verwachting medio 2011 ook hieronder komen te vallen. Waar dienen wij als gemeente rekening o.a. mee te houden (enkele zaken uitgelicht): Bij vaststelling van een BP wordt de grenswaarde (PR 10-6) in acht genomen voor kwetsbare objecten (art. 11, lid 1); Bij vaststelling van een BP wordt de richtwaarde (PR 10-6) in acht genomen voor beperkt kwetsbare objecten (hiervan mag gemotiveerd worden afgeweken) (art. 11, lid 2); Bij vaststelling van een BP ingeval een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten in het invloedsgebied van de buisleiding wordt het groepsrisico (verder GR) verantwoord, conform art 12, lid 1 AMvB; Conform voorgaand punt wordt de regionale brandweer in de gelegenheid gesteld om in verband met het GR advies uit te brengen (art. 12, lid 2); Een beperkte verantwoording is van toepassing indien het BP betrekking heeft op een gebied waarbinnen de letaliteit van personen binnen het invloedsgebied minder dan 100% of bij toxische stoffen waarbij het PR kleiner dan 10-8 per jaar is (art. 12. lid 3 onder a); Een beperkte verantwoording is eveneens van toepassing indien het GR niet hoger is dan 0,1, danwel de toename van het GR minder is dan 10%; Op de plankaart wordt de ligging van de buisleiding weergeven alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook (tenminste 5 meter aan weerszijde van de buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding) (art. 14, lid 1), verder is het wenselijk/noodzakelijk om de leidinggegevens in het BP op te nemen; Een vergunningstelsel als bedoeld in artikel 3.3 Wet ruimtelijke ordening, wordt in het BP opgenomen (art. 14, lid 2 onder b); De exploitant dient binnen 3 jaar na het in werking treden van de AMvB (geprojecteerde) knelpunten (PR 10-6) gesaneerd te hebben, dit betekent dat er maatregel aan de bron of de overdrachts-sfeer getroffen dienen te worden. In het ernstigste geval dienen kwetsbare objecten te worden gesaneerd, maar dit laatste lijkt vooralsnog voorbarig danwel niet aan de orde (art. 17); Bij het vaststellen van het BP mag al worden geanticipeerd op voorgaande punt indien de saneringssituatie bestond op het moment dat de AMvB in werking is getreden; Een GR verantwoording is niet van toepassing op een BP waarvan het ontwerp voor het tijdstip van inwerkingtreden AMvB ter inzage is gelegd (nb. wel eventueel verantwoorden op basis van eerdere regelgeving danwel goede ruimtelijke ordening) (art. 18); Binnen 5 jaar na de inwerkingtreding dienen BP in overeenstemming te zijn met de AMvB!
CONCEPT
54
4.7.
WAS-dekking
WAS-dekking Venlo-Blerick
CONCEPT
WAS-dekking Arcen
55
WAS-dekking Belfeld
CONCEPT
WAS-dekking Lomm
56
WAS-dekking Velden
CONCEPT
57
4.8.
Ontwerpuitgangspunten bij nieuwe ontwikkelingen binnen invloedsgebied transportscenario’ s
CONCEPT
58