CONCEPT BELEID EXTERNE VEILIGHEID GEMEENTE EMMEN Versie 28 juni 2012
=
O=
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting (pag 5)
I. Ruimtelijke visie op externe veiligheid (pag 10) 1. Inleiding (pag. 10) 1.1 Wat is externe veiligheid 1.2 Waarom beleid externe veiligheid 2. Kaders van het Rijk (pag.11) 3. Terugblik (pag.12) 4. Ambities externe veiligheid (pag.13) 5. Toetsingskader externe veiligheid (pag.15) 5.1 Begrippen 5.2 Huidige situatie in de gemeente Emmen 6. Gebiedsgerichte externe veiligheid (pag.19) 6.1 Gebiedsgerichte benadering 6.2 Waarborgen kenmerken 6.3 Nieuwe locaties bevi-bedrijven 6.4 Beschrijving externe veiligheidsgebieden 7. LPG tankstation (pag28) 8. Transport gevaarlijke stoffen (pag.29) 8.1 Transport over de wegen 8.2 Transport over het spoor 8.3 Buisleidingen 9.Vuurwerkopslag (pag.30) 10. Co-vergisters(pag.31)
II.
Gemeentelijke afweging betreffende kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (pag 32) 1. Inleiding (pag.32) 1.1 Aanleiding 1.2 Opdracht 1.3 Criteria toetsingsinstrument 2. Uitgangspunten kwetsbaar en beperkt kwetsbaar (pag.33) 2.1 Valt het object of de activiteit rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi? 2.2 Valt het object of de activiteit niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi? Bijlagen (pag 36) Bijlage I.1 Gebiedsindeling externe veiligheid Bijlage I.2 Lijst met maatregelen ten behoeve van de verhoging van de zelfredzaamheid van personen Bijlage I.3 Toelichting op de belangrijkste maatregelen ten behoeve van de verhoging van zelfredzaamheid
=
P=
Bijlage II.1 Gedetailleerde verantwoording van de gemaakte keuzes Bijlage II.2 Lijst met kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten Begrippenlijst
=
Q=
=
R=
SAMENVATTING DEEL 1: Ruimtelijke visie op externe veiligheid Een van de kerntaken van de overheid is het bieden van een veilige leefomgeving voor haar burgers. Om die verantwoordelijkheid in te vullen stelt de gemeente Emmen de visie op de externe veiligheid binnen de gemeentegrenzen vast. Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico’s die voorvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. De eisen die het Rijk heeft geformuleerd in de formele wetten zijn uitgedrukt in afstanden en dit maakt het aspect externe veiligheid sterk ruimtelijk gerelateerd. De externe veiligheid is op deze manier niet alleen een zaak voor vergunningverlening maar kan belangrijke planologische gevolgen hebben. Om deze redenen is het van belang om de gemeentelijke ruimte zo te verdelen dat er een optimale combinatie ontstaat van veilig wonen en economische ontwikkelingen. Beleidsvrijheid Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan de gemeenten over om een eigen veiligheidsvisie te formuleren. In specifieke zin heeft de gemeente de vrijheid en verplichting om binnen kaders voor de bescherming van groepen burgers een eigen visie op te stellen. In deel I van deze nota is invulling gegeven aan deze beleidsruimte. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft voor een groot aantal objecten aan of deze kwetsbaar zijn of beperkt kwetsbaar. Maar in een aantal gevallen geeft het Bevi het bevoegd gezag de vrijheid om zelf te bepalen of een object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Daarbij noemt het Bevi een aantal afwegingscriteria met voorbeelden, maar het geeft niet aan hoe je op basis van deze criteria tot een goed oordeel kan komen. In deel II van deze nota is invulling gegeven aan deze beleidsruimte. Doel van het beleid Het bestuur van de gemeente Emmen acht het belangrijk dat de gemeente Emmen een veilig gebied is om te werken, wonen, winkelen en recreëren en dat dit door de inwoners ook zo wordt ervaren. Bedrijven moeten de mogelijkheid krijgen om zich te vestigen en activiteiten te ontplooien en uitbreiden terwijl de inwoners en bezoekers van de gemeente daarvan geen schadelijke gevolgen mogen ondervinden. Een dergelijke situatie kan worden bereikt in eerste instantie door het scheiden van de risicovolle activiteiten van de activiteiten waarbij kwetsbare mensen zijn betrokken (ziekenhuizen, bejaardentehuizen) of activiteiten die veel mensen trekken zoals winkelcentra, hotels etc). Dit betekent wel beperkingen voor de beschikbare locatiemogelijkheden voor de verschillende typen bedrijven. Aan de andere kant zal een dergelijke scheiding meer mogelijkheden bieden voor bedrijven om optimaal te functioneren en te groeien. Daarom is het doel van deze Externe Veiligheidsvisie het realiseren van dat niveau van veiligheid, dat voldoende bescherming biedt aan de inwoners én de economische en ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig belemmert.= Gebiedsgerichte benadering Het veiligheidsniveau hoeft niet overal hetzelfde te zijn. De afweging tussen veiligheid en ruimte is in woongebieden anders dan op de industrieterreinen. Daarom wordt dit beleid opgesteld op basis van
=
S=
gebiedsgerichte benadering, waarbij er per gebied, afhankelijk van het gebruik, een passend niveau van veiligheid wordt nagestreefd. Clusteren van risicovolle bedrijven Een van de mogelijkheden om risico’s te beheersen is het creëren van afstand tussen de risicoveroorzakers en kwetsbare bestemmingen. Het clusteren van risicovolle activiteiten kan daarbij behulpzaam zijn. Door risicovolle bedrijven te clusteren is het mogelijk het industrieterrein optimaal in te richten voor aan- en afvoer van gevaarlijke stoffen en voor het bestrijden van eventuele ongevallen met die gevaarlijke stoffen. Een belangrijk voordeel is ook dat door de clustering van deze bedrijven er op andere plaatsen ruimte ontstaat voor ontwikkelingen, omdat externe veiligheid dan geen belemmerende factor is. Voor de risicovolle bedrijven ontstaat ruimte voor uitbreiding en verdere ontwikkeling doordat geen kwetsbare bestemmingen in hun nabijheid mogen worden gerealiseerd. De mogelijke beperkt kwetsbare objecten in de verschillende gebieden zijn en blijven punt van aandacht. In deze nota heeft de gemeente Emmen op basis van de gebiedsgerichte benadering voor de volgende gebiedsindeling gekozen: 1. voorkeursgebieden. Deze zijn de gebieden waar als eerste wordt gekeken of er ruimte voor een nieuwe risicovolle activiteit is. De regels in dit gebied zijn afgestemd op de aanwezige functies en gebruik: geen (beperkt) kwetsbare objecten wel risicovolle activiteiten. De aard van de aanwezige bedrijvigheid levert geen belemmeringen op voor de risicovolle activiteiten. 2. Zoekgebieden: als er geen ruimte meer in het voorkeursgebied is of een bepaalde risicovolle activiteit niet past binnen het voorkeursgebied dan wordt naar een geschikte locatie binnen het zoekgebied gekeken. In relatie tot gebruik geldt in dit gebied dat risicovolle en niet-risicovolle bedrijven gemengd voorkomen en geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Deze situatie vraagt dat de mogelijke effecten van risicovolle bedrijven op de andere niet-risicovolle activiteiten beperkt moeten blijven. De regels die in dit gebied gelden zijn op dit uitgangspunt afgestemd. 3. Overgangszone: deze zone is bedoeld als een bufferzone tussen de gebieden met risicovolle activiteiten en de woonkernen. Hiermee is beoogd om een duidelijke ruimtelijke scheiding te realiseren tussen deze functies. Om deze redenen worden in de bufferzone geen nieuwe risicovolle activiteiten toegelaten. 4. Naast deze hoofdindelingen zijn er twee bijzondere gebieden aangewezen: de Nijbracht/Eigenhaard en het Aandachtsgebied. Nijbracht/Eigenhaard is bijzonder vanwege de aanwezige grootschalige detailhandel welke veel publiek kan trekken. Hierdoor moet het aspect groepsrisico onderscheidend aandacht krijgen. In het zogenaamde Aandachtsgebied zijn veel kantoorgebouwen . Deze situatie vergt bijzondere aandacht vanwege de geringe afstand tot een risicovolle bedrijf . Voor de hele Werkas geldt dat de woongebieden rondom het industrieterrein niet in het invloedsgebied van de risicovolle bedrijven mogen komen.
=
T=
De Werkas
De Vierslagen
=
U=
= LPG-tankstation Het is niet mogelijk om voor de nieuwe LPG-tankstations ook een gezamenlijke locatie aan te wijzen. Er zijn echter situaties waarbij eenduidig kan worden vastgesteld dat het vestigen van een LPGtankstation niet wenselijk is. Dit is het geval binnen of aan de rand van een woonwijk. De doorzet voor alle nieuwe LPG-tankstations in Emmen wordt gelimiteerd op 1000 m3/jaar. Buisleidingen Binnen een bepaalde afstand (plaatsgebonden risicocontour) gemeten vanaf de buisleiding mag geen woning of andere functie gerealiseerd worden waar veel bezoekers op afkomen. Deze leidingen worden op de bestemmingsplankaart ingetekend en er wordt een bouwverbod opgenomen binnen de plaatsgebonden risicocontour. Groepsrisico In het invloedsgebied van zowel de LPG-tankstations als de buisleidingen geldt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet mag worden overschreden. = Opslag van consumentenvuurwerk Omdat bij de opslag van consumentenvuurwerk sprake is van een toenemende risicosituatie zijn de bedrijventerreinen aangewezen als meest geschikte vestigingslocaties. = Opslag profesioneel vuurwerk Vanwege de grote veiligheidsafstanden, die moeten worden aangehouden, is in de gemeente Emmen ruimtelijk en planologisch geen mogelijkheid voor het vestigen van dit type bedrijven. =
DEEL 2 : Afweging kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft voor een groot aantal objecten aan of deze kwetsbaar zijn of beperkt kwetsbaar. Maar in een aantal gevallen geeft het Bevi het bevoegd gezag (Wm en Wro) de vrijheid om zelf te bepalen of een object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Daarbij noemt het Bevi een aantal afwegingscriteria met voorbeelden, maar het geeft niet aan hoe je op basis van deze criteria tot een goed oordeel kan komen. Om de kwetsbaarheid het object of de activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt, zijn de onderstaande uitgangspunten gehanteerd: 1.
Is de activiteit of het object bestemd voor 50 personen voor minimaal 40 uur per week (het gaat er dus om of dit kan en niet of dit in de feitelijke situatie ook zo is)? Ja = kwetsbaar
2.
Is de activiteit of het object bestemd voor niet-zelfredzame personen (o.a. minderjarigen, bejaarden, zieken)? Ja = kwetsbaar
3.
Is het object bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten (geen kantoren) waar doorgaans dezelfde personen aanwezig zijn (o.a. industriële panden)? Ja = beperkt kwetsbaar (uitgangspunt 1 komt te vervallen, uitgangspunt 2 blijft gelden) Hier is voor gekozen, omdat ervan uit mag worden gegaan dat deze personen goed zijn voorbereid op eventuele ongevallen en daarmee een hoge mate van zelfredzaamheid hebben. Objecten die wisselend publiek aantrekken, zijn in principe kwetsbaar omdat dit publiek minder goed is voorbereid.
=
V=
=
=
NM=
DEEL I RUIMTELIJKE VISIE OP EXTERNE VEILIGHEID =
1.
Inleiding
1.1
Wat is externe veiligheid
Veiligheid is een ruim begrip. We praten over veiligheid in de zin van het voorkomen van ongelukken in het verkeer (verkeersveiligheid), het voorkomen van brand in gebouwen (brandveiligheid) en veilig over straat kunnen gaan (sociale veiligheid). Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico’s die voorvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Een risicoloze maatschapij bestaat niet. Er dient altijd rekening gehouden te worden met een bepaald risico (het restrisico) dat overblijft na het toepassen van verscheidene risicoreducerende maatregelen. De vraag welk risico nog te verantwoorden is en wie hiervoor de verantwoording draagt zijn centrale vragen binnen het externe veiligheidsbeleid. De eisen die het Rijk heeft geformuleerd in de formele wetten zijn uitgedrukt in afstanden en dit maakt het aspect externe veiligheid sterk ruimtelijk gerelateerd. De externe veiligheid is op deze manier niet alleen een zaak voor vergunningverlening maar kan belangrijke planologische gevolgen hebben. Om deze redenen is het van belang om de gemeentelijke ruimte zo te verdelen dat er een optimale combinatie ontstaat tussen veilig wonen en economische ontwikkelingen.
1.2
Waarom beleid externe veiligheid?
Het bestuur van de gemeente Emmen acht het belangrijk dat de gemeente Emmen een veilig gebied is om te werken, wonen, winkelen en recreëren en dat dit door de inwoners ook zo wordt ervaren. Bedrijven moeten de mogelijkheid krijgen om zich te vestigen en activiteiten te ontplooien en uitbreiden terwijl de inwoners en bezoekers van de gemeente daarvan geen schadelijke gevolgen mogen ondervinden. Een dergelijke situatie kan worden bereikt door het scheiden van de risicovolle activiteiten van de activiteiten waarbij kwetsbare mensen zijn betrokken (ziekenhuizen, bejaardentehuizen) of activiteiten die veel mensen trekken zoals winkelcentra, hotels etc. Dit betekent aan ene kant beperkingen voor de beschikbare locatiemogelijkheden voor de verschillende typen bedrijven. Aan de andere kant zal een dergelijke scheiding meer mogelijkheden bieden voor bedrijven om optimaal te functioneren en te groeien. De voorwaarden waaraan de bedrijven en andere ontwikkelingen dienen te voldoen zijn vastgelegd in het onderhavige externe veiligheidsbeleid. Het opstellen van dit beleid heeft ook als voordeel dat met minder regels een maatschappelijk acceptabele veiligheidsituatie kan worden gecreerd. Het is dan niet nodig dat er voor elk initiatief regels worden gesteld voor de vestigingslocatie maar er worden in één keer voor een gebied dat de risicobedrijven ontvangt regels gesteld. Beleidsvrijheid Door de wetgever is er een basis-veiligheidsniveau gedefinieerd in de vorm van de eis waaraan een plaatsgebonden risico minimaal moet voldoen (grenswaarde plaatsgebonden risico). Voor het groepsrisico bestaat een zogenoemde oriënterende waarde. Binnen deze kaders dient de gemeente haar eigen afwegingen en ambities te formuleren.
=
NN=
Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan de gemeenten over om een eigen veiligheidsvisie te formuleren. In specifieke zin heeft de gemeente de vrijheid en verplichting om binnen kaders voor de bescherming van groepen burgers een eigen visie op te stellen. In deel I van deze nota is invulling gegeven aan deze beleidsruimte. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft voor een groot aantal objecten aan of deze kwetsbaar zijn of beperkt kwetsbaar. Maar in een aantal gevallen geeft het Bevi het bevoegd gezag (Wm en Wro) de vrijheid om zelf te bepalen of een object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Daarbij noemt het Bevi een aantal afwegingscriteria met voorbeelden, maar het geeft niet aan hoe je op basis van deze criteria tot een goed oordeel kan komen. In deel II van deze nota is invulling gegeven aan deze beleidsruimte.
2.
Kaders van het Rijk
Om de veiligheidsrisico’s te beheersen zijn door de Rijksoverheid diverse nota’s, wetten en besluiten vastgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de gemeenten. Het gaat daarbij om weten regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en gevaarlijke stoffen vervoeren. Bedrijven Zo zijn met het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) risiconormen voor bedrijven, die met gevaarlijke stoffen werken, wettelijk vastgesteld. Daarnaast stelt het Besluit Risico’s Zware ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven ten aanzien van de preventie en de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Transport gevaarlijke stoffen De Wet vervoer gevaarlijke stoffen bepaalt dat provincies en gemeenten routes kunnen aanwijzen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Gevaarlijke stoffen mogen dan alleen over de aangewezen wegen vervoerd worden. Vervoerders van routeplichtige stoffen kunnen in een gemeente met een routebesluit alleen na verkregen ontheffing afwijken van de vastgestelde route voor gevaarlijke stoffen. Basisnet Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is belast met de ontwikkeling van beleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. De Nota Vervoer gevaarlijke stoffen bevat nieuw beleid dat erop is gericht de belangen van vervoer, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid meer met elkaar in evenwicht te brengen Met dit doel is het Basisnet ontstaan. Het Basisnet bestaat uit drie kaarten waarop bestaande spoor-, vaar- en rijkswegen onderverdeeld zijn in drie categorieën routes: Routes waar het vervoer van gevaarlijke stoffen geen beperkingen krijgt opgelegd, maar waar wel ruimtelijke beperkingen gelden. Routes waar zowel beperkingen voor het vervoer als voor de ruimtelijke ontwikkeling gelden. Routes waar alleen beperkingen voor het vervoer zijn. Voor het vervoer gelden op dit moment de normen uit de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Besluit transportroutes externe veiligheid gevaarlijke stoffen is in voorbereiding1. In dit besluit worden de veiligheidsnormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vooralsnog wettelijk verankerd op dezelfde manier als de veiligheidsnormen die gelden voor inrichtingen in het BEVI. Buisleidingen Structuurvisie Buisleidingen ====================================================== 1
Besluit transportroutes externe veiligheid is een ambtelijk concept, dat eind 2008 ter informatie is aangeboden aan de Tweede Kamer
=
NO=
Het rijksbeleid voor nieuwe transportleidingen staat nu nog in het Structuurschema buisleidingen uit 1985. VROM werkt aan een opvolger van het structuurschema: de Structuurvisie Buisleidingen. Die wijst ruimte aan voor toekomstige buisleidingen voor gevaarlijke stoffen in Nederland voor de komende 20 tot 30 jaar. Het Rijk geeft daarbij op hoofdlijnen aan waar provincies en gemeenten ruimte moeten reserveren. Provincies en gemeenten kunnen zelf meebepalen waar de leidingen precies komen te liggen. Zij moeten deze buisleidingen zoveel mogelijk met al bestaande buisleidingen laten samengaan. Dat voorkomt onnodige verspilling van de schaarse ruimte. In het concept Structuurvisie buisleidingen zijn stroken voor de aanleg van nieuwe buisleidingen ook in de gemeente Emmen aangewezen. Naar aanleiding van de uitgevoerde milieueffectrapportage voor dit plan en van onze zienswijze is besloten om in het definitieve plan te kiezen voor de 2e variant. waarbij de nieuwe strook niet door onze gemeente loopt maar via Coevorden en Borger-Odoorn naar het noorden. Nieuwe AmvB Buisleidingen Het doel van dit besluit is om het externe veiligheidsbeleid van toepassing te laten zijn op de buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de externe veiligheidsaspecten van de buisleidingen op vergelijkbare wijze als in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het besluit verplicht de gemeenten om rekening te houden met de risicocontouren van de buisleidingen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Het is niet toegestaan dat binnen de plaatsgebonden risicocontour( PR10-6 )kwetsbare objecten komen. De aanwezigheid van de beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de PR 10-6 contour moet gemotiveerd worden. Indien een ruimtelijk besluit wordt genomen over bijvoorbeeld het tracé voor een nieuwe buisleiding of het bestemmen van een nieuwe woonwijk dan geldt de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Het bevoegd gezag dat het besluit neemt is ook verantwoordelijk voor de verantwoording van het groepsrisico. Bij een besluit over een bestemmingsplan is de gemeente het bevoegd gezag. Op grond van de nieuwe Wro kunnen de provincie of het Rijk een inpassingsplan vaststellen, voorzover het provinciaal belang of het rijksbelang dat nodig maakt. In dat geval is de provincie, dan wel het Rijk verantwoordelijk om bij vaststelling van een inpassingsplan het groepsrisico te verantwoorden. Circulaires Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zijn de Circulaire zonering langs hogedruk aardgas-transportleidingen en de Circulaire K1K2K3 brandbare vloeistoffen van kracht. In deze circulaires zijn veiligheidsafstanden vastgelegd voor transportleidingen waarin aardgas onder hogedruk of ontvlambare stoffen worden getransporteerd.
3.
Terugblik
De input voor het beleid externe veiligheid van de gemeente Emmen geven de diverse onderzoeken die vanaf 2004 in het kader van externe veiligheid zijn uitgevoerd. Daarnaast is de onderhavige beleidsnota ook gebaseerd op de diverse besluiten die het bestuur heeft genomen in de afgelopen jaren in het kader van externe veiligheid. In augustus 2004 heeft het college van burgemeeste en wethouder van de gemeente Emmen voor het eerst besloten dat fysieke/externe veiligheid onderdeel diende uit te maken van alle ruimtelijke plannen. In oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen van kracht geworden. Om inzicht te krijgen in de fysieke/externe veiligheidssituatie in Emmen en om invulling te geven aan de betreffende besluiten zijn destijds een aantal onderzoeken opgestart. De acties die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen o.a. ten aanzien van het bestemmingsplan Bargermeer en de actualisatie van
=
NP=
milieuvergunningen zijn voortvarend opgepakt. Zo is een partiële herziening van het bestemmingsplan Bargermeer in het kader van externe veiligheid inmiddels onherroepelijk geworden. Dit bestemmingsplan is een eerste reparatie geweest om de externe veiligheidsaspecten planologisch goed te borgen. In 2006 en 2007 heeft het onderzoek “de pilot bouwstenen fysieke/externe veiligheid in structuur en bestemmingsplannen” plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft o.a. geresulteerd in beleidsuitgangspunten voor de Structuurvisie van Emmen. Deze uitgangspunten zijn ook opgenomen in de Structuurvisie. In 2007 heeft een onderzoek plaatsgevonden vanuit Bahco ten aanzien van de externe veiligheid op Bargermeer en het Bedrijvenpark A37. Dit onderzoek richt zich op de invloed van de externe veiligheid op de actualisering van het Masterplan Bahco en de nog vast te stellen bestemmingsplannen. Tevens zijn in dit onderzoek de beleidsuitgangspunten vanuit de pilot bouwstenen nogmaals getoetst. In het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan de Werkas is in 2010/2011 een volgende onderzoek uitgevoerd naar de situatie van de externe veiligheid op de Werkas. Doel van het onderzoek was het identificeren van de veranderingen die sinds 2007 zijn opgetreden en te bepalen of er gevallen zijn waarbij de huidige situatie tegenstrijdig is met het voorgenomen beleid.
4.
Ambities Externe veiligheid
Een van de kerntaken van de overheid is het bieden van een veilige leefomgeving voor haar burgers. Om die verantwoordelijkheid in te vullen stelt de gemeente Emmen haar visie op veiligheid binnen de gemeentegrenzen in het Beleid externe veiligheid vast. Het doel van het beleid Externe veiligheid is het aangeven en vastleggen van de voornemens voor de ruimtelijke ontwikkeling voor het aspect externe veiligheid. Welke ontwikkelingen zijn in een gebied gewenst en welke situaties dienen te worden voorkomen. In dit beleid heeft de gemeente de aspecten in kaart gebracht en vastgelegd die in de wet indicatief zijn geformuleerd. Het beleid vormt hierdoor voor het bestuur een afweging- en argumentatiekader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten In dit beleid wordt vastgelegd welke situatie, als het gaat om externe veiligheid, de gemeente Emmen wil bereiken. Waar en welk niveau van veiligheid is wenselijk en aanvaardbaar en hoe dit wordt bereikt. Streefbeeld Het kiezen voor een maximaal niveau van veiligheid, dus het uitsluiten van alle risico’s, is niet mogelijk. Dat zou tot gevolg hebben dat veel activiteiten niet meer mogelijk zijn. Daarom is het uitgangspunt van deze Externe Veiligheidsvisie het streven naar dat niveau van veiligheid, dat voldoende bescherming biedt aan de inwoners én de economische en ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig belemmert. Dit niveau hoeft niet overal hetzelfde te zijn. De afweging tussen veiligheid en ruimte voor economische activiteiten is in woongebieden anders dan op de industrieterreinen. Daarom wordt dit beleid opgesteld op basis van gebiedsgerichte benadering, waarbij er per gebied, afhankelijk van het gebruik, een passend niveau van veiligheid wordt nagestreefd. De uitgangspunten voor het beleid voor externe veiligheid binnen de gemeentegrenzen zijn vastgelegd in de Structuurvisie Emmen 2020. In de genoemde Structuurvisie is met betrekking tot externe veiligheid het volgende aangegeven : “Van de G27-gemeenten behoort Emmen tot de veiligste gemeente. Dit heeft deels te maken met het relatief grote aantal kernen, maar ook met de opzet van Emmen als open, groene stad. Een voortzetting van dit unieke Emmense concept is van belang voor een duurzame en (sociaal) veilige gemeente. De fysieke structuur van de
=
NQ=
gemeente dient derhalve bij te dragen aan de sociale veiligheid en de leefbaarheid. Hoewel de structuurvisie vooral een ruimtelijk-economisch plan is, kan de fysiek-ruimtelijke structuur niet los worden gezien van de sociale structuur. Er zit een zekere samenhang tussen het oplossen van vraagstukken van fysieke en sociale aard. Voor wat betreft het aspect fysieke veiligheid worden nieuwe ontwikkelingen hierop getoetst. Hierbij gaat het om de vraag binnen welke termijn en in welke mate hulpdiensten een object kunnen bereiken. Met name de situering ten opzichte van de vier brandweerposten (Emmen, Emmer-Compascuum, Klazienaveen en Schoonebeek) kan van invloed zijn op een ontwikkeling of inrichting van een gebied (maximale opkomsttijden). Specifiek aspect is de externe veiligheid. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) verplicht gemeenten afstand te houden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle activiteiten. Ten behoeve van een duurzame structuur van de gemeente is een scheiding van activiteiten (kwetsbare en risicovolle) aangebracht; nieuwe BEVI-activiteiten zijn in principe alleen mogelijk in daarvoor aangewezen zoekgebieden. Tevens wordt een buffer aangebracht om te voorkomen dat nieuwe activiteiten toekomstige functies belemmeren. De zoekgebieden voor de vestiging van nieuwe BEVI-inrichtingen liggen op de bedrijventerreinen Bargermeer, A372 en De Vierslagen. Buiten deze zoekgebieden is nieuwvestiging in principe niet mogelijk. Uitzondering hierop vormen de LPG-tankstations. Per locatie vindt een aparte beoordeling in het kader van het BEVI plaats in de planologische procedure. Voorts gelden de volgende uitgangspunten: - Bestaande BEVI-inrichtingen op de bedrijventerreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen blijven gehandhaafd; buiten deze terreinen worden zij gerespecteerd; -6
-
De (PR)=10 contouren vallen binnen de zoekgebieden; er bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare
-
objecten of bestemmingen binnen een PR=10 contour; Realisatie van nieuwe kwetsbare objecten binnen de zoekgebieden is niet toegestaan; daarbuiten is dit op de 3 bedrijventerreinen beperkt mogelijk. Indien mogelijk vindt een concentratie van BEVI-inrichtingen plaats in de gebieden 1 en 2, beide in
-6
-
-6
paars aangegeven op onderstaande kaart. Overlap van PR=10 contouren van BEVI-inrichtingen is hier toegestaan. - Domino- en cumulatie-effecten dienen zoveel mogelijk beperkt te worden. - Wijziging van bedrijfsvoering buiten de zoekgebieden mag niet leiden tot verhoging van het PR (Plaatsgebonden risico). - Een toename van het groepsrisico dient ten allen tijde afgewogen en verantwoord te worden. Uitgangspunt is dat het GR niet alleen afgezet wordt tegen de oriënterende waarde, maar ook ten opzichte van de huidige situatie. De oriëntatiewaarde van het GR wordt als plafond gehanteerd. - Invloedsgebieden vallen niet buiten de grenzen van de bedrijventerreinen; functies met niet-zelfredzame groepen passen niet binnen een invloedsgebied. Met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen wordt aangesloten op vigerende wet- en regelgeving. Binnen de gemeente zijn de A37, de N34, en een gedeelte van de N862 en de Rondweg aangewezen als ‘gevaarlijke stoffenroute’. In het planMER zijn ontwikkelingen hieraan getoetst. Een laatste aspect, tenslotte, zijn buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op een aantal plekken lopen er dwars door de gemeente een aantal hogedruk aardgasleidingen en leidingen van de NAM. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de ligging van deze leidingen en worden de voorgeschreven afstanden ten aanzien van externe veiligheid in acht genomen. In dit kader gaat hier bij de volgende projecten speciale aandacht naar uit: Wild Life Resort Griendtsveen, uitbreiding Bargermeer, nieuwe woonmilieus bos- en erfwonen en realisatie vaarroute Erica-Ter Apel.” ====================================================== =Het huidige landbouwterrein tussen Bargermeer en bedrijvenpark A37 wordt ontwikkeld tot een nieuw
O
bedrijventerrein. Hierdoor komt een aaneengesloten bedrijventerrein vanaf Emmen tot Klazienaveen tot stand die ook Werkas is genoemd.===
=
NR=
De onderhavige nota is de verdere uitwerking van deze uitgangspunten
5.
Toetsingskader Externe veiligheid
5.1
Begrippen
Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd persoon op een bepaalde lokatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn getalsnormen vastgesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 10-6/jaar (1 op een miljoen). Dit betekent dat de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten binnen de 10-6 risicocontour van de inrichting of transportroute bevinden. Voor bestaande kwetsbare objecten geldt dat uiterlijk binnen 3 jaar na het in werking treden van het besluit alle kwetsbare objecten buiten de 10-5 contour van een risicovolle inrichting moeten liggen én dat op 1 januari 2010 alle kwetsbare objecten buiten de 10-6 contour van een risicovolle inrichting moeten liggen. Voor beperkt kwetsbare objecten (bv bedrijven) geldt de 10-6 contour als richtlijn. Dat wil zeggen dat bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour opgericht worden, maar dat een gemeente gemotiveerd hiervan af mag wijken. In tegenstelling tot kwetsbare objecten hoeven beperkt kwetsbare objecten in bestaande situaties tot 2010 niet te voldoen aan de grenswaarde voor nieuwe situaties. Voor reeds aanwezige en geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten geldt geen saneringsgrenswaarde. Alle nieuwe beperkt kwetsbare objecten dienen buiten de 10-6 contour van een risicovolle inrichting te liggen. Aangezien hier echter sprake is van richtwaarde mag van deze norm uitsluitend in geval van gewichtige redenen worden afgeweken. Groepsrisico Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans per jaar dat tenminste een aantal mensen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De GR is niet ruimtelijk weer te geven, maar wordt uitgedrukt in een grafiek waarin het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat zo’n groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), oftewel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde personen in de omgeving komt te overlijden als gevolg van het ongeval met gevaarlijke stoffen. Verantwoordingsplicht groepsrisico In het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen’, de ‘Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ en het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen is de verantwoordingsplicht opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat conform de in de wetgeving aangegeven kaders, wijziging van het groepsrisico moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Dit geldt ook wanneer het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft. De verantwoordingsplicht bevat de volgende elementen: Beoordeling van de verandering van het groepsrisico. Beoordeling van de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van de personen in de omgeving van de risicobron. Beoordeling van de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een incident of ramp. Beoordeling van de mogelijke alternatieven (voor het ruimtelijke plan). Beoordeling van de mogelijkheden voor risicoreductie.
=
NS=
De essentie van de verantwoordingsplicht is dat het bevoegd gezag zich uitspreekt over de aanvaardbaarheid van het risico. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten. Dit kan door schuilen/dekking zoeken en indien nog mogelijk, vluchten uit het bedreigde gebied. Goede voorzieningen en maatregelen ten behoeve van de zelfredzaamheid kunnen ertoe leiden dat mensen zich tijdig kunnen redden of de ernst van hun verwondingen kunnen beperken.. De mogelijkheden voor zelfredding variëren per type gevaar (hittebelasting bij brand, drukbelasting ten gevolge van een explosie, druk- en hittebelasting ten gevolge van een BLEVE, toxische belasting ten gevolge van een giftig gas of damp). Naast verschillen per scenario wordt de zelfredzaamheid beïnvloed door bv. de aanwezigheid van vluchtwegen, de mate van voorbereid zijn, het aantal mensen en hun fysieke conditie. Methoden voor goede kwantitatieve inschattingen van de zelfredzaamheid zijn er niet en daarom wordt bij de toetsing gekeken of de voorwaarden van een goede zelfredzaamheid aanwezig zijn. .Deze voorwaarden worden voor zoveel mogelijk vastgelegd in het bestemmingsplan. Hulpverleningsniveau Hoe sterker de hulpverleningsketen is, hoe lager het restrisico, hoe minder omvangrijk de bestuurlijk te accepteren onveiligheid. Het is hierbij een gegeven dat 100% veiligheid nooit geboden zal worden. Ondanks alle veiligheidsvoorzieningen blijft er altijd een kans, dat een ongewenst voorval met gevaarlijke stoffen zich voordoet. Indien onverhoopt toch een incident met gevaarlijke stoffen plaatsvindt, kunnen de nadelige gevolgen worden beperkt door de inzet van hulpdiensten. Onder het thema hulpverlening vallen alle maatregelen die invloed hebben op de bestrijdbaarheid van de calamiteit. Dit varieert van de capaciteit van de brandweer, de capaciteit om de slachtoffers te behandelen tot ingrepen in de ruimtelijke structuur voor het verbeteren van de aanrijroutes. Bestrijdbaarheid De bestrijdbaarheid van een incident gaat om vermindering van de schade in de omgeving, de hoeveelheid slachtoffers en de ernst van de verwondingen. De hulpverleners kunnen op vijf onderdelen ingrijpen: Bronbestrijding: beperken van de bronomvang of de kans op het alsnog ontstaan van schadelijke stoffen. Effectbestrijding: beperken van de omvang (concentratie) van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die zich naar de omgeving uitspreidt. Dosisreductie: beperken van de dosis (combinatie van tijdsduur van de blootstelling en concentratie) door het stimuleren van beschermende maatregelen (binnenshuis gaan, ramen en deuren sluiten, ventilatie stoppen). Blootgesteldreductie: beperken de hoeveelheid (potentieel) blootgestelde personen in de bedreigde omgeving door waar mogelijk het stimuleren van ontvluchting/evacuatie. Slachtofferreductie: geneeskundige hulpverlening gericht op het verminderen van gezondheidsschade. Bereikbaarheid Bij bereikbaarheid gaat het om de infrastructurele mogelijkheden om de bron van het incident te kunnen benaderen. Indicatie voor bereikbaarheid is de benodigde tijd vanaf het begin van uitruk tot aan de plaats van het incident totdat daadwerkelijk de inzet wordt gestart. Opstelmogelijkheden De ruimte die beschikbaar is nabij de ongevallocatie om het benodigde materieel op te stellen
=
NT=
Inzetbaarheid van middelen (bluswatervoorziening) De middelen ter bestrijding van het incident zoals hogedrukspuit, schuimblusmiddel en voldoende bluswater moeten aanwezig en operationeel zijn. Het spanningsveld tussen effect en risico Risicoafstanden kennen een aanmerkelijk geringer ruimtebeslag dan effectenafstanden. De ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ geeft aan dat hier een spanningsveld ligt tussen de wens om (dodelijke en gewonde) slachtoffers uit te sluiten en de wens voor een multifunctionele leefomgeving. De verantwoordingsplicht noopt tot het locaal hanteerbaar maken van het spanningsveld. De keuze voor het gebruik van het begrip risico als voornaamste pijler van het externe veiligheidsbeleid betekent niet dat de effect-benadering overbodig is. Hulpdiensten zullen altijd op een groot effect voorbereid moeten zijn en moeten de mogelijkheid hebben om het effect doeltreffend te bestrijden, ook al is de kans op dat effect klein. Om het verschil in benadering te overbruggen is in het groepsrisicobeleid, verwoord in de verantwoordingsplicht, ook de plicht opgenomen om voldoende op de mogelijke effecten van een zwaar ongeval voorbereid te zijn. 5.2
Huidige situatie in de gemeente Emmen
Bedrijventerrein Bargermeer Plaatsgebonden risico en groepsrisico Uit het onderzoek naar de externe veiligheidssituatie op het industrieterrein Bargermeer uitgevoerd eind 20113 blijkt dat er vanuit plaatsgebonden risico geen directe knelpunten of saneringssituaties zijn. Wel kan op meerdere locaties een knelpunt ontstaan als nieuwe kwetsbare objecten worden gerealiseerd of als een beperkt kwetsbaar object transformeert in kwetsbaar object. Er ontstaan dan alsnog saneringssituaties. Omdat inmiddels een partiële herziening van het Bestemmingsplan Bargermeer is uitgevoerd, is deze kans sterk afgenomen. Beoordeeld vanuit het groepsrisico kan geconstateerd worden dat het gehele gebied geheel en gedeeltelijk wordt overlapt door een of meerdere invloedsgebieden. Dit betekent dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de verantwoordingsplicht ingevuld zal moeten worden. Het rekenkundige groepsrisico is onder de oriëntatiewaarde. Plaatselijk zijn hot-spots aan personendichtheid aanwezig, deels met beperkt mobiele personen. Voor het bestemmingsplan A37, Nijbracht en Eigenhaard ontbreekt een dergelijke toetsing op een ongelimiteerde ontwikkeling van de personendichtheid. In deze gebieden is een (ongewenst) hoog groepsrisico (met beperkt mobiele personen) mogelijk. Uitgaande van het beleid zoals verwoord in de Structuurvisie 2020 is dit ongewenst. Het is belangrijk om de toename van de personendichtheid te beperken. Daarnaast is het belangrijk om vooral in dit gebied de zelfredzaamheid te optimaliseren. Hulpverleningsniveau Uit grofmazig onderzoek blijkt dat de bereikbaarheid voor hulpdiensten en bluswatervoorzieningen in het algemeen onvoldoende is. In het kader van het programma Bahco fase 3 zijn plannen opgesteld om deze problemen aan te pakken. De uitvoering van deze plannen zal ervoor zorgen dat de problemen met betrekking tot bereikbaarheid en bluswatervoorziening worden opgelost. Bedrijventerrein De Vierslagen ====================================================== 3
=
Onderzoek externe veiligheid Bestemmingsplan de Werkas, industrieterrein Bargermeer
NU=
Bij “De Vierslagen” bevindt zich in ieder geval een LPG Tankstation en een risicovolle inrichting (DSM Resins) in het gebied dat aangewezen is voor de vestiging van risicovolle activiteiten. . De concrete en gedetaileerde situatie met betrekking tot het plaatsgebonden risico, het groepsrisico, de bereikbaarheid en het hulpverleningsniveau zijn in kaart gebracht in het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan De Vierslagen. De resultaten tonen aan dat er geen saneringsituatie voorkomt en het groepsrisico onder de orientatiewaarde ligt. LPG tankstations De saneringssituaties die ontstonden met de in werking treding van de Bevi zijn inmiddels opgelost. Op dit moment zijn er geen kwetsbare bestemmingen aanwezig binnen de plaatsgebonden risicocontour van de LPG- tankstations. Om het groepsrisico te beperken is de doorzet van de LPG tankstations in Emmen bij de meeste tankstations met LPG gemaximaliseerd op 1000 m3/jaar. Er zijn nog enkele LPG tankstations met een doorzet tot 1500 m3/jaar. Transport gevaarlijke stoffen Buisleidingen(nog de conclusies van Kerstin hier verwerken) Buisleidingen die in de grond liggen zijn vaak zodanig aangelegd dat bovengronds rekening moet worden gehouden met risicoafstanden tussen bebouwing en buisleiding. Het risico van buisleidingen hangt bijv. samen met de stof die door de leiding gaat, de wanddikte van de leiding en de diepteligging van de leiding. De risicoafstanden rond buisleidingen houden een planologisch relevante beperking in, omdat binnen die afstand in principe niet gebouwd mag worden. Op (in) het grondgebied van de gemeente Emmen zijn zowel buisleidingen van de NAM als van de Gasunie aanwezig. Deze leidingen transporteren brandbare of giftige stoffen onder hoge druk. De leidingen liggen zowel in het buitengebied als in/onder de woonkernen. In het kader van de actualisatie van de bestemmingsplannen is onderzoek uitgevoerd naar de veiligheidssituatie omtrent de hogedrukbuisleidingen zowel in het buitengebied als in de woonkernen. Hieruit blijkt dat er geen knelpunten of saneringssituaties zijn met betrekking tot de plaatsgebonden risicocontour en het niveau van het groepsrisico in de huidige situatie in de meeste gevallen laag is. Er is één locatie waar het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt. Voor deze locatie wordt nader bekeken welke oplossingen mogelijk zijn. Over de spoorweg Over de spoorlijn Emmen-Zwolle vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het adviesbureau DHV heeft een onderzoek uitgevoerd naar de risicosituatie langs dit spoortraject op basis van de prognose voor de toekomstige transportaantallen gegeven in het kader van Regulering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RVGS basisnet). -6
De 10 PR contour ligt nergens over (beperkt) kwetsbare bestemmingen of geprojecteerd (beperkt) kwetsbare bestemmingen.De oriëntatiewaarde voor het plaatsgebonden risico wordt nergens overschreden. Het groepsrisco blijft langs het traject Emmen-Coevorden overal onder de orientatiewaarde. Het spoorwegemplacement Emmen In het kader van de vergunningprocedure is een onderzoek uitgevoerd naar de risicosituatie rondom het spoorwegemplacement op basis van de aangegeven transportaantallen. Uit het onderzoek blijkt dat een risiconiveau overeenkomstig met een overlijdingskans van 10-6/jaar niet voorkomt. Ten aanzien van het groepsrisico wordt geconcludeerd dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Wel wordt de oriëntatiewaarde dicht benaderd.
=
NV=
Over de weg De gemeente Emmen heeft een route gevaarlijke stoffen vastgelegd. In de routering zijn de A37, de N862 en de Rondweg aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Onderzoek heeft uitgetoond dat dat de vervoersomvang op deze wegen geen 10-6 contour genereert welke buiten de rijbaan is gelegen. Daarnaast heeft ook de Rijkswaterstaat de externe veiligheidssituatie in kaart gebracht langs de A37. Uit deze berekeningen blijkt dat de A37 een 10-7 contour van 50 m of meer heeft, gemeeten van het midden van de weg. Bij de knooppunt Holsloot is een groepsrisico berekend die 0,1 tot 0,3 mal de orientatiewaarde is.
6.
Gebiedsgericht extern veiligheidsbeleid
De ruimtelijke uitgangspunten van het beleid zijn de volgende: 6.1 Gebiedsgerichte benadering Het veiligheidsniveau hoeft niet overal hetzelfde te zijn. De afweging tussen veiligheid en ruimte voor economische activiteiten is in woongebieden anders dan op de industrieterreinen. Daarom is dit beleid opgesteld op basis van gebiedsgerichte benadering, waarbij er per gebied, afhankelijk van het gebruik, een passend niveau van veiligheid wordt nagestreefd. Clusteren van risicovolle bedrijven Een van de mogelijkheden om risico’s te beheersen is het creëren van afstand tussen de risicoveroorzakers en kwetsbare bestemmingen. Het clusteren van risicovolle activiteiten kan daarbij behulpzaam zijn. Door risicovolle bedrijven te clusteren is het mogelijk het industrieterrein optimaal in te richten voor aan- en afvoer van gevaarlijke stoffen en voor het bestrijden van eventuele ongevallen met die gevaarlijke stoffen. Een belangrijk voordeel is ook dat door de clustering van deze bedrijven er op andere plaatsen ruimte ontstaat voor ontwikkelingen, omdat externe veiligheid dan geen belemmerende factor is. Voor de risicovolle bedrijven ontstaat ruimte voor uitbreiding en verdere ontwikkeling doordat geen kwetsbare bestemmingen in hun nabijheid mogen worden gerealiseerd. De mogelijke beperkt kwetsbare objecten in de verschillende gebieden zijn en blijven punt van aandacht. In deze nota geeft de gemeente Emmen aan voor welke gebiedsindeling is gekozen voor de vestiging van risicovolle bedrijven om het streefbeeld en de doelen te kunnen realiseren. 6.2 Waarborgen van de externe veilgheidskenmerken van het gebied Juridische borging: bestemmingsplan De gewenste functiescheiding tussen de risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare bestemmingen wordt juridisch geborgd in de bestemmingsplannen. Dit kan indirect door externe veiligheid geïntegreerd te ordenen. Te denken valt aan de volgende ordeningscriteria: Het hanteren van ruimtelijke scheiding Het uitsluiten, saneren, conserveren of juist stimuleren van de risicobronnen Het toedelen van (beperkt) kwetsbare bestemmingen De wijze van ruimtelijke scheiding van de risicobronnen De omvang van het groepsrisico De bereikbaarheid van de risicobronnen De routering van de gevaarlijke stoffen Beantwoording van de vraag of toename van groepsrisico veroorzaakt mag worden door de toename van het aantal personen, de risicobronnen of beide Het al dan niet bundelen van zoneringen (van andere milieucompartimenten).
=
OM=
6.3 Bestaande locaties bevi-bedrijven De gebiedsindeling ten behoeve van het vestigen van de risicovolle bedrijven gehanteerd in dit beleid is mede gebaseerd op de huidige ruimtelijke spreiding van de risicovolle bedrijven. Dit betekent dat de bestaande bevi-bedrijven blijven gehandhaafd voorzover voldaan wordt aan de wettelijke voorschriften en aan de kaders die geformuleerd zijn in dit beleid. Waar tegenstrijdigheid wordt geconstateerd met het onderhavige beleid, worden de instrumenten van de vergunningverlening ingezet om de situatie binnen de randvoorwaarden van dit beleid te krijgen. 6.4 Nieuwe locaties bevi-bedijven Bij het bepalen van de vestigingsmogelijkheden voor nieuwe risicovolle bedrijven is enerzijds gezocht naar aansluiting met bestaande bevi-bedrijven anderzijds naar een scheiding van risicovolle activiteiten en kwetsbare bestemmingen. In de gemeente Emmen zijn twee bedrijventerreinen aangewezen waar het vestigen van nieuwe risicovolle (bevi) bedrijven wenselijk is: de Werkas en het bedrijventerrein de Vierslagen. Voor de risicovolle bedrijven hanteren wij op deze industrie- en bedrijventerrein de volgende ruimtelijke spreiding: Voorkeursgebied (rood op de kaart) Emmtecterrein (inclusief Emmtec Zuid)) Voor een nieuw bevi-bedrijf wordt in eerste instantie hier gezocht naar vestigingsruimte. Met het oog op de toekomstige ontwikkelingen is er ook een reserve-voorkeursgebied aangewezen op de Werkas waar nu de gaszuiveringsinstallatie van de NAM is gevestigd. Dit terrein komt echter alleen in beeld als vestigingslokatie wanneer de huidige activiteiten door de NAM worden beeindigd. Zoekgebieden (paars op de kaart) Binnen deze gebieden kunnen zowel risicovolle bedrijven als niet-risicovolle bedrijven (beperkt kwetsbare objecten) gevestigd worden. Overige gebieden Buiten de voorkeurs- en zoekgebieden mogen geen risicovolle inrichtingen worden gevestigd uitgezonderd activiteiten zoals LPG tankstations, biovergistingsinstallaties, buisleidingen, transport gevaarlijke stoffen. Het beleid voor het vestigen van deze activiteiten is beschreven in de hoofdstukken 5, 6 en 7 van deze notitie. 6.5
Beschrijving externe veiligheidgebieden a.
Voorkeursgebieden : Emmtecterrein/ terrein gaszuiveringsinstallatie NAM,) Wat mag er binnen dit gebied?
Wel Bestaande risicovolle activiteiten Nieuwe risicovolle activiteiten Onder voorwaarden: bestaande en nieuwe branchegerelateerde beperkt kwetsbare objecten
Niet Kwetsbare objecten Niet-branchegerelateerde beperkt kwetsbare objecten Niet-zelfredzame mensen4
Wat zijn de EV-regels binnen dit gebied? ====================================================== 4 Personen met handicap, kinderen in de peuterleeftijd,
=
ON=
Plaatsgebonden risico De plaatsgebonden risicocontour 10-6/ jaar moet in principe binnen het voorkeursgebied blijven. De contouren van risicovolle bedrijven binnen dit gebied mogen elkaar overlappen en mogen over bedrijven lopen die branchegerelateerd zijn. Groepsrisico Het invloedsgebied van risicovolle bedrijven mag maximaal tot de grens van het industrieterrein lopen (de bestemmingsplangrens van het industrieterrein is hierbij leidend) De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt aangehouden als plafond Een verhoging van het groepsrisico wordt afgewogen en verantwoord (zie bij Beleid voor het groepsrisico) Toelichting: Binnen deze gebieden worden bij voorkeur risicovolle inrichtingen gevestigd. Van risicovolle inrichtingen mogen de contouren elkaar overlappen. Dit geldt ook voor branchegerelateerde bedrijven. Deze worden gezien als behorend bij de risicovolle inrichtingen (functionele, technische of organisatorische afhankelijkheid) en moeten worden afgekaderd binnen de bedrijvenlijst van deze gebieden. De bedrijfshulpverleningsorganisaties van deze bedrijven dienen de calamiteitenplannen op elkaar af te stemmen. Het is niet wenselijk om niet-branchgerelateerde bedrijven toelaten in dit gebied. Een dergelijk bedrijf verkleint de ontwikkelingsmogelijkheden van de bevi-bedrijven doordat de risicoruimte voor de risicovolle bedrijven kleiner wordt. Dit is niet gunstig voor de ontwikkeling van deze gebieden. Beleid voor het plaatsgebonden risico Randvoorwaarde bij de toetsing is dat er geen kwetsbare bestemmingen binnen de 10-6 contour worden toegestaan. De 10-6 contour geldt hier als een harde grenswaarde. De PR 10-6 contour dient binnen het voorkeursgebied te blijven. Het plaatsgebonden risico wordt berekend volgens de door de Rijksoverheid erkende methode. Voor risicovolle inrichtingen die zich nabij de PR contour van een andere risicovolle inrichting willen vestigen geldt op basis van artikel 1, lid 2 van het BEVI dat overlap van 10-6 contouren van BEVIinrichtingen zijn toegestaan. Dit betekent dat clustering van BEVI- inrichtingen mogelijk is. Hierdoor wordt meer ruimte geschapen voor risicovolle activiteiten. Beleid voor het groepsrisico De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt in dit gebied aangehouden als plafond. Bij het vestigen van nieuwe bedrijven in de voorkeursgebieden wordt per geval de verandering van het groepsrisico bepaald. Als de verhoging van het groepsrisico veroorzaakt wordt door een nieuw risicovol bedrijf, dan dient dit bedrijf zo te worden ingericht en moet de bedrijfsvoering zodanig worden uitgevoerd, dat het groepsrisico zo weinig mogelijk toeneemt, maar in ieder geval onder de oriëntatiewaarde blijft. Deze inrichting en voorzieningen moeten worden vastgelegd in de benodigde vergunningen. Als een branchegerelateerd (niet-risicovol) bedrijf met een relatief groot aantal werknemers, dat het groepsrisico significant kan verhogen, zich in dit gebied wil vestigen dan wordt per situatie bekeken welke maatregelen op gebouwniveau uitgevoerd kunnen worden om de bescherming van de werknemers te verhogen en de zelfredzaamheid bij een ongeval te bevorderen. Deze maatregelen worden aan de initiatiefnemer voorgelegd en vastgelegd in de benodigde vergunningen. In bijlage I.2 behorend bij dit beleid zijn de maatregelen opgenomen en toegelicht die afhankelijk van de situatie voorgeschreven kunnen worden. De lijst bevat zowel maatregelen voor uitvoering van gebouwen als maatregelen voor de inrichting van het gebied en voor de persoonlijke bescherming.
=
OO=
Het treffen van deze maatregelen heeft een drietal doelen: verhoging van het beschermingsniveau binnen en buiten een gebouw, de uitbreiding van de vluchtmogelijkheden en het bevorderen van zelfredzaamheid als een ongeval optreedt. Daarnaast worden de voorwaaarden van beheersbaarheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid in het geval van een ongeluk ook gewaarborgd. Deze maatregelen zijn dan ook onderdeel van de gemeentelijke verantwoording van het groepsrisico. Omdat deze gebieden bestemd zijn voor risicovolle bedrijven is het van groot belang hoe het gebied is ingericht. Daarom mogen geen gebouwfuncties toegelaten worden met niet of minder zelfredzame personen (kwetsbare objecten), dient hoogbouw vermeden te worden en moet de wegeninfrastuctuur toereikend zijn voor de toegang van hulpverleningsdiensten en voor het vluchten van de locatie van het ongeval. Deze eisen aan de ruimtelijke inrichting, in relatie met het groepsrisico van deze gebieden, worden vastgesteld in het bestemmingsplan. Hulpverlening (bereikbaarheid,opstelbaarheid, inzetbaarheid van blusmiddelen) Bereikbaarheid: De plaats van de (potentiele) ongevalbron moet vanaf twee kanten te benaderen zijn en moet binnen 15 minuten, vanaf het moment van melding aan de alarmcentrale, te bereiken zijn door de hulpverleningsdiensten. De locatie dient ten minste van twee zijden bereikbaar te zijn, aangezien één van de wegen onbereikbaar kan zijn door bijvoorbeeld een toxische wolk. Bij de uitvalswegen worden zo min mogelijk snelheidsbeperkende maatregelen toegepast. Opstelmogelijkheden Binnen dit gebeid dienen voldoende opstelmogelijkheden gecreerd te zijn voor hulpverleningsinstanties. Dit moet gewaarborgd zijn in eerste instantie bij de aanwezige bronnen maar ook in de omgeving. Bluswatervoorziening De Brandweer Emmen is bezig om een beleid te ontwikkelen voor de bluswatervoorziening in de gemeente Emmen. De doelstelling van het beleid is om voor elk gebied, afhankelijk van de activiteiten die daar plaatsvinden voldoende voorzieningen te realiseren (water of schuim). Voor wat betreft de bluswatervoorzieningen kan worden opgemerkt dat er voldoende bluswater aanwezig moet zijn. Hierbij wordt gekeken naar primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. De handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van het NVBR geeft voor een aantal voorbeeldscenario’s de benodigde capaciteiten aan. Deze handleiding wordt door de brandweer zo veel mogelijk toegepast. Afhankelijk van het scenario varieert de benodigde capaciteit van 60 tot 360m3 (voor emplacementen). Voor de scenario’s waarmee in dit gebied rekening wordt gehouden is voldoende bluswater aanwezig.
b. Zoekgebied, Wat mag er binnen dit gebied? Wel Bestaande risicovolle activiteiten Nieuwe risicovolle activiteiten Beperkt kwetsbare objecten
Niet Kwetsbare objecten Niet-zelfredzame mensen
Wat zijn de EV-regels binnen dit gebied? Plaatsgebonden risico De plaatsgebonden risicocontour 10-6 van nieuwe risicovolle bedrijven die zich vestigen binnen het
=
OP=
zoekgebied dient op de eigen perceelgrens te lopen. Groepsrisico Het invloedsgebied van risicovolle bedrijven mag maximaal tot de grens van het bedrijventerrein lopen (de bestemmingsplangrens is hierbij leidend). De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt aangehouden als plafond. Een verhoging van het groepsrisico wordt afgewogen en verantwoord (zie bij Beleid voor het groepsrisico).
Toelichting: De toekomstige ontwikkelingen zijn moeilijk voorspelbaar. Voor het geval dat meer behoefte aan ruimte voor de risicovolle bedrijven ontstaat dan de voorkeursgebieden kunnen bieden is het noodzakelijk dat verder wordt gekeken naar de vestigingsmogelijkheden voor deze bedrijven. Bovendien passen risicovolle bedrijven niet altijd bij elkaar: lpg-tankstations, bedrijven met een ammoniakkoelinstallatie (slachterij, opslag groente en fruit, overslagbedrijf met bederfelijke waren), opslag gewasbeschermingsmiddelen, opslag chemische stoffen voor bepaalde productiedoeleinden (verf, drukkerij, enz.). Daarnaast is feit dat het aantal risicovolle bedrijven, dat zich gevestigd heeft of nog zal vestigen in de gemeente Emmen, slechts een fractie is van het totaal aantal bedrijven. Het efficient ruimtegebruik is niet gediend met het reserveren van een groter gebied (naast het voorkeursgebieden) uitsluitend voor de plaatsing van deze (toekomstige) risicobedrijven. Er is daarom gekozen voor het aanwijzen van een zoekgebied waarbinnen zowel risicovolle bedrijven als beperkt kwetsbare objecten gevestigd kunnen worden. Buiten de zoekgebieden worden geen nieuwe risicovolle bedrijven gevestigd. De wetgeving staat niet toe dat veiligheidscontouren van risicovolle inrichtingen over het terrein van andere beperkt kwetsbare objecten lopen. Deze situatie mag zich voordoen alleen op basis van zwaarwegende argumenten. Risicovolle bedrijven zullen daarom bronmaatregelen moeten treffen binnen de milieuvergunning. De contour van het plaatsgebonden risico van risicovolle bedrijven die zich vestigen binnen het zoekgebied dient op eigen terrein te lopen. Beleid voor het plaatsgebonden risico Randvoorwaarde bij de toetsing is dat er geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen de 10-6 contour worden toegestaan. De 10-6 contour geldt hier als een harde grenswaarde. De PR 10-6 contour dient binnen de eigen inrichtingsgrens te blijven. Het plaatsgebonden risico wordt berekend volgens de door de Rijksoverheid erkende methode. Beleid voor het groepsrisico Het omgaan met het groepsrisico in dit gebied is gelijk aan dat van het Gebied 1. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt in dit gebied aangehouden als plafond. Bij het vestigen van nieuwe bedrijven in de zoekgebieden wordt per geval de verandering van het groepsrisico bepaald. Als de verhoging van het groepsrisico veroorzaakt wordt door een nieuw risicovol bedrijf, dan dient dit bedrijf zo te worden ingericht en moet de bedrijfsvoering zodanig worden uitgevoerd, dat het groepsrisico zo weinig mogelijk toeneemt, maar in ieder geval onder de oriëntatiewaarde blijft. Deze inrichting en voorzieningen moeten worden vastgelegd in de benodigde vergunningen. Als een (niet risicovol) bedrijf met een relatief groot aantal werknemers, dat het groepsrisico significant kan verhogen, zich in dit gebied wil vestigen dan wordt per situatie bekeken welke maatregelen op gebouwniveau uitgevoerd kunnen worden om de bescherming van de werknemers te verhogen en de zelfredzaamheid bij een ongeval te bevorderen. Deze maatregelen worden aan de initiatiefnemer voorgelegd en vastgelegd in de benodigde vergunningen.
=
OQ=
In bijlage I.2 behorend bij dit beleid zijn de maatregelen opgenomen en toegelicht die afhankelijk van de situatie voorgeschreven kunnen worden. De lijst bevat zowel maatregelen voor uitvoering van gebouwen als maatregelen voor de inrichting van het gebied en voor de persoonlijke bescherming. Het treffen van deze maatregelen heeft een drietal doelen: verhoging van het beschermingsniveau binnen en buiten een gebouw, de uitbreiding van de vluchtmogelijkheden en het bevorderen van zelfredzaamheid als een ongeval optreedt. Daarnaast worden de voorwaaarden van beheersbaarheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid in het geval van een ongeluk ook gewaarborgd. Deze maatregelen zijn dan ook onderdeel van de gemeentelijke verantwoording van het groepsrisico. Omdat deze gebieden ook bestemd zijn voor risicovolle bedrijven is het van groot belang hoe het gebied is ingericht. Daarom mogen geen gebouwfuncties toegelaten worden met minder mobiele personen (kwetsbare objecten), dient hoogbouw vermeden te worden en de wegeninfrastuctuur moet toereikend zijn voor de toegang van hulpverleningsdiensten en voor het vluchten van de locatie van het ongeval. De eisen aan de ruimtelijke inrichting in relatie met het groepsrisico van deze gebieden worden vastgesteld in het bestemmingsplan. Hulpverlening (bereikbaarheid, opstelbaarheid, inzetbaarheid van blusmiddelen) Bereikbaarheid: De plaats van de (potentiele) ongevalbron moet vanaf twee kanten te benaderen zijn en moet binnen 15 minuten, vanaf het moment van melding aan de alarmcentrale, te bereiken zijn door de hulpverleningsdiensten. De locatie dient ten minste van twee zijden bereikbaar te zijn, aangezien één van de wegen onbereikbaar kan zijn door bijvoorbeeld een toxische wolk. Bij de uitvalswegen worden zo min mogelijk snelheidbeperkende maatregelen toegepast Opstelmogelijkheden Binnen dit gebied dienen voldoende opstelmogelijkheden gecreerd te zijn voor hulpverleningsinstanties. Dit moet gewaarborgd zijn in eerste instantie bij de aanwezige bronnen maar ook in de omgeving. Bluswatervoorziening De Brandweer Emmen is bezig om een beleid te ontwikkelen voor de bluswatervoorziening in de gemeente Emmen. De doelstelling van het beleid is om voor elk gebied, afhankelijk van de activiteiten die daar plaatsvinden voldoende voorzieningen te realiseren (water of schuim). Voor wat betreft de bluswatervoorzieningen kan worden opgemerkt dat er voldoende bluswater aanwezig moet zijn. Hierbij wordt gekeken naar primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. De handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van het NVBR geeft voor een aantal voorbeeldscenario’s de benodigde capaciteiten aan. Deze handleiding wordt door de brandweer zo veel mogelijk toegepast. Afhankelijk van het scenario varieert de benodigde capaciteit van 60 tot 360m3 (voor emplacementen). Voor de scenario’s waarmee in dit gebeid rekening wordt gehouden is wel/geen voldoende bluswater aanwezig. c.
Overgangszone/ bufferzone
Wat mag er binnen dit gebied? Wel Bestaande risicovolle activiteiten Beperkt kwetsbare objecten
=
Niet Nieuwe risicovolle activiteiten Niet-zelfredzame mensen
OR=
In principe geen nieuwe kwetsbare objecten5
Wat zijn de EV-regels binnen dit gebied? Plaatsgebonden risico Geen beperkt kwetsbaar object (bedrijf) binnen de PR 10-6 contour Groepsrisico De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt aangehouden als plafond Een verhoging van het groepsrisico wordt afgewogen en verantwoord (zie bij Beleid voor het groepsrisico) Toelichting Deze gebieden zijn bedoeld als bufferzones en overgangsgebied tussen de risicovolle activiteiten en de gebieden waar het vestigen van risicobedrijven uitgesloten is. Het gaat meestal om minder zware bedrijvigheid die in de nabijheid van een woongebied of andere gevoelige bestemmingen beperkte overlast veroorzaken. Het aanwijzen van deze buffergebieden is noodzakelijk om de toekomstige ontwikkelingen buiten het bedrijventerrein ook mogelijk te kunnen maken. Het vestigen van risicoactiviteiten in deze zone zou betekenen dat ontwikkelingen die gepaard gaan met het vestigen van een groep personen onmogelijk worden gemaakt. Daarom worden de risicovolle activiteien in deze zone niet toegestaan. In principe kunnen de bedrijven in deze zone binnen de invloedsfeer van een Bevi-bedrijf vallen en het is daarom belangrijk om niet-zelfredzame mensen of nieuwe kwetsbare objecten in dit gebied uit te sluiten. Beleid plaatsgebonden risico De werkomstandigheden moeten voor de bedrijven in deze zone zo veilig mogelijk blijven en daarom mag geen bedrijf binnen de 10-6 contour van een risicovolle activiteit, gevestigd in het zoekgebied, vallen. Beleid voor groepsrisico De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt in dit gebied aangehouden als plafond. Deze zal niet worden overschreden. Bij het vestigen van nieuwe bedrijven in de zoekgebieden wordt per geval de verandering van het groepsrisico bepaald. Als de verhoging van het groepsrisico veroorzaakt wordt door een nieuw risicovol bedrijf in het nabijgelegen voorkeursgebied of zoekgebied, dient dit bedrijf zo te worden ingericht en moet de bedrijfsvoering zodanig worden uitgevoerd, dat het groepsrisico zo weinig mogelijk toeneemt, maar in ieder geval onder de oriëntatiewaarde blijft. Deze inrichting en voorzieningen moeten worden vastgelegd in de benodigde vergunningen. Delen van dit gebied kunnen onder het invloedsgebied van de risicovolle bedrijven vallen.Als een (niet risicovol) bedrijf met een relatief groot aantal werknemers, dat het groepsrisico significant kan verhogen, zich binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit wil vestigen dan wordt per situatie bekeken welke maatregelen op gebouwniveau uitgevoerd kunnen worden om de bescherming van de werknemers te verhogen en de zelfredzaamheid bij een ongeval te bevorderen. Daarom mogen geen gebouwfuncties toegelaten worden met minder mobiele personen (kwetsbare objecten), dient hoogbouw vermeden te worden en de wegeninfrastuctuur moet toereikend zijn voor de toegang van hulpverleningsdiensten en voor het vluchten van de locatie van het ongeval. De eisen aan de ruimtelijke inrichting in relatie met het groepsrisico van deze gebieden worden vastgesteld in het bestemmingsplan. ====================================================== 5
=
Uitzondering kantoren
OS=
In bijlage I.1 behorend bij dit beleid zijn de maatregelen opgenomen en toegelicht die afhankelijk van de situatie voorgeschreven kunnen worden. De lijst bevat zowel maatregelen voor uitvoering van gebouwen als maatregelen voor de inrichting van het gebied en voor de persoonlijke bescherming. Het treffen van deze maatregelen heeft een drietal doelen: verhoging van het beschermingsniveau binnen en buiten een gebouw, de uitbreiding van de vluchtmogelijkheden en het bevorderen van zelfredzaamheid als een ongeval optreedt. Daarnaast worden de voorwaaarden van beheersbaarheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid in het geval van een ongeluk ook gewaarborgd. Deze maatregelen zijn dan ook onderdeel van de gemeentelijke verantwoording van het groepsrisico. Hulpverlening (bereikbaarheid,opstelbaarheid, inzetbaarheid van blusmiddelen) Bereikbaarheid: De plaats van de (potentiele) ongevalbron moet vanaf twee kanten te benaderen zijn en moet binnen 15 minuten, vanaf het moment van melding aan de alarmcentrale, te bereiken zijn door de hulpverleningsdiensten. De locatie dient ten minste van twee zijden bereikbaar te zijn, aangezien één van de wegen onbereikbaar kan zijn door bijvoorbeeld een toxische wolk. Bij de uitvalswegen worden zo min mogelijk snelheidbeperkende maatregelen toegepast. Opstelmogelijkheden Binnen dit gebied dienen voldoende opstelmogelijkheden gecreerd te zijn voor hulpverleningsinstanties. Dit moet gewaarborgd zijn in eerste instantie bij de aanwezige bronnen maar ook in de omgeving. Bluswatervoorziening De Brandweer Emmen is bezig om een beleid te ontwikkelen voor de bluswatervoorziening in de gemeente Emmen. De doelstelling van het beleid is om voor elk gebied, afhankelijk van de activiteiten die daar plaatsvinden, voldoende voorzieningen te realiseren (water of schuim). Voor wat betreft de bluswatervoorzieningen kan worden opgemerkt dat er voldoende bluswater aanwezig moet zijn. Hierbij wordt gekeken naar primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. De handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van het NVBR geeft voor een aantal voorbeeldscenario’s de benodigde capaciteiten aan. Deze handleiding wordt door de brandweer zo veel mogelijk toegepast. Afhankelijk van het scenario varieert de benodigde capaciteit van 60 tot 360m3 (voor emplacementen). Voor de scenario’s waarmee in dit gebeid rekening wordt gehouden is wel/geen voldoende bluswater aanwezig. d. Nijbracht en Eigenhaard
Wat mag er binnen dit gebied? Wel Bestaande risicovolle activiteiten Beperkt risicovolle activiteiten
Niet Nieuwe risicovolle activiteiten Niet-zelfredzame mensen In principe geen nieuwe kwetsbare objecten6
Wat zijn de EV-regels binnen dit gebied? Plaatsgebonden risico ====================================================== 6
=
Uitzondering kantoren, grootschalige detailhandel, sportscholen
OT=
Geen beperkt kwetsbaar object (bedrijf) binnen de PR 10-6 contour Groepsrisico De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt aangehouden als plafond Een verhoging van het groepsrisico wordt afgewogen en verantwoord (zie bij Beleid voor het groepsrisico) Toelichting De bedrijventerreinen Nijbracht en Eigenhaard zijn bijzondere delen vanuit het oogpunt van externe veiligheid van het totale industrietrrein Bargermeer. Dit komt omdat in dit deel activiteiten zijn gevestigd die veel publiek trekken. Delen van het gebied liggen tegelijkertijd in de invloedsfeer van meerdere risicovolle activiteiten die plaatsvinden op het Emmtecterrein. De nabijheid van het centrum van Emmen zorgt ervoor dat deze locaties zeer aantrekkelijk zijn voor grote detailhandel en kantoorgebouwen. Er zijn ook zeer kwetsbare groepen aanwezig in dit gebied in de kinderopvang en speelhuizen. Dit betekent dan ook een relatief hoge personendichtheid vlak naast een gebied bestemd voor zware bevi-bedrijven. De bestemmingsplanprocedure voor Nijbracht en Eigenhaard was voltooid nog vóór de inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en dat is de reden dat de externe veiligheidsaspecten in deze bestemmingsplannen niet zijn meegenomen. Het westelijke deel van het businesspark Eigenhaard grenst aan het voorkeursgebied voor bevi bedrijven (Emmtecterrein). Deze situering in de directe nabijheid van de bevi-bedrijven maakt van deze strook (met geel aangegeven op de kaart) een kwetsbaar gebied waar bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de monitoring van het groepsrisico. Dit betekent dat verdere verdichting van het gebied knelpunten kan opleveren voor de hoogte van het groepsrisico vanwege het feit dat dit gebied zich binnen het invloedsgebied van twee risicovolle inrichtingen bevindt. Beleid voor plaatsgebonden risico Niet van toepassing omdat in dit gebied zich geen nieuwe bevi bedrijven mogen vestigen. Beleid voor groepsrisico De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt in dit gebied aangehouden als plafond. Deze zal niet worden overschreden. Omdat delen van dit gebied liggen binnen het invloedsgebied van verschillende risicovolle activiteiten is het van belang om extra aandacht aan het groepsrisico te besteden Bij de actualisatie van het bestemmingsplan voor het industrieterrein Bargermeer (waarvan Nijbracht en Eigenhaard onderdeel is) wordt het vestigen van de kwetsbare groepen verboden. Daarnaast zullen de ruimtelijke instrumenten ingezet worden om ervoor te zorgen dat de groepsrisico niet boven de orientatiewaarde stijgt. Hulpverlening (bereikbaarheid, bestrijdbaarheid, opstelbaarheid Bereikbaarheid: De plaats van de (potentiele) ongevalbron moet vanaf twee kanten te benaderen zijn en moet binnen 15 minuten, vanaf het moment van melding aan de alarmcentrale, te bereiken zijn door de hulpverleningsdiensten. De locatie dient ten minste van twee zijden bereikbaar te zijn, aangezien één van de wegen onbereikbaar kan zijn door bijvoorbeeld een toxische wolk. Bij de uitvalswegen worden zo min mogelijk snelheidbeperkende maatregelen toegepast Opstelmogelijkheden Binnen dit gebied dienen voldoende opstelmogelijkheden gecreerd te zijn voor hulpverleningsinstanties. Dit moet gewaarborgd zijn in eerste instantie bij de aanwezige bronnen maar ook in de omgeving.
=
OU=
Bluswatervoorziening De Brandweer Emmen is bezig om een beleid te ontwikkelen voor de bluswatervoorziening in de gemeente Emmen. De doelstelling van het beleid is om voor elk gebied, afhankelijk van de activiteiten die daar plaatsvinden, voldoende voorzieningen te realiseren (water of schuim). Voor wat betreft de bluswatervoorzieningen kan worden opgemerkt dat er voldoende bluswater aanwezig moet zijn. Hierbij wordt gekeken naar primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. De handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van het NVBR geeft voor een aantal voorbeeldscenario’s de benodigde capaciteiten aan. Deze handleiding wordt door de brandweer zo veel mogelijk toegepast. Afhankelijk van het scenario varieert de benodigde capaciteit van 60 tot 360m3 (voor emplacementen). Voor de scenario’s waarmee in dit gebeid rekening wordt gehouden is wel/geen voldoende bluswater aanwezig.
e.
overige gebieden
Wat mag er binnen dit gebied? Wel Niet Bestaande risicovolle activiteiten (LPG Nieuwe Bevi-activiteiten behalve LPG tankstations en hoogedruk buisleidingen) tankstations en buisleidingen Beperkt kwetsbare objecten Kwetsbare objecten/ Niet-zelfredzame mensen Wat zijn de EV-regels binnen dit gebied? Niet van toepassing Toelichting Deze gebieden zijn de rest van het grondgebied van Emmen. Hier is het niet mogelijk om risicovolle bedrijven te vestigen. Uitzondering vormen onder anderen de LPG tankstations, buisleidingen en transport van gevaarlijke stoffen. Deze onderwerpen worden in de volgende paragrafen beschreven.
7.
LPG tankstations
Ontwikkelingen gebruik motorbrandstoffen De Europese markt voor LPG-automotive gebruik als brandstof en het aantal auto’s dat op LPG brandstof kan rijden is de afgelopen jaren gestaag gegroeid. Het gebruik van LPG heeft een positief milieueffect als het om de luchtkwaliteit gaat. De uitstoot van NOx en fijnstof is aanzienlijk kleiner dan bij het gebruik van diesel als brandstof. Tegenover dit positieve effect staat dat het transport en de handelingen met LPG een bepaald risico voor de veiligheid met zich meeneemt. Scenario’s die het grootste effect bepalen zijn een BLEVE (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie), een wolkbrand en een calamiteit met losslang. Het is niet mogelijk om voor de nieuwe LPG tankstations ook een gezamenlijke locatie aan te wijzen en daarom is het toepassen van en rekening houden met de maatregelen vooraf ook ondoenlijk. Er zijn echter situaties waarbij eenduidig kan worden vastgesteld dat het vestigen van een LPG tankstation niet wenselijk is. Dit is het geval binnen of aan de rand van een woonwijk. De wetgeving stelt in het algemeen het invloedsgebied vast op de afstand waarbij het aantal dodelijke slachtoffers 1% is. Uit economische overwegingen is ervoor gekozen om in het geval van een LPG
=
OV=
tankstation het invloedsgebied vast te stellen op een afstand waar de letaliteit 99% is. Dit betekent echter dat bij een ongeluk de meeste mensen binnen het invloedsgebied zullen overlijden. De zoekgebieden voor deze activiteit zijn om deze redenen de gebieden langs de rijks- en provinciale wegen of langs de Rondweg en op een bedrijventerrein. Plaatsgebonden risico De afstand behorend bij de 10-6 contour is door de wet bepaald en is afhankelijk van de doorzet van het LPG tankstation. De doorzet voor alle nieuwe LPG tankstations in Emmen wordt gelimiteerd op 1000 m3/jaar. Er mogen geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd binnen de 10-6 contour. Groepsrisico Bij nieuwe initiatieven voor vestiging van LPG tanksstions geldt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet mag worden overschreden.
8.
Transport gevaarlijke stoffen
Het bepalen van het tracé en de aanleg van infrastuctuur voor het transport van gevaarlijke stoffen is de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. De verantwoordelijkheid van de gemeente zijn de ontwikkelingen die langs deze tracés plaatsvinden. Voor dit type risicovolle activiteit is het toepassen van de gebiedsgerichte benadering niet mogelijk (behalve het spoorwegemplacement, bevi-inrichting) zoals die in paragraaf 6 beschreven staat en daarom hanteren wij uniforme voorwaarden. Deze voorwaarden gelden voor nieuwe situaties. 8.1 Transport op wegen De gemeente Emmen heeft een route gevaarlijke stoffen vastgelegd. In de routering zijn de A37, de N862 en de Rondweg aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Plaatsgebonden risico Binnen de plaatsgebonden risicocontour mogen geen kwetsbare objecten gerealiseerd worden langs de wegen opgenomen in de route gevaarlijke stoffen. Groepsrisico Indien ruimtelijke ontwikkelingen voorzien worden binnen 200 m van deze wegen wordt onderzocht welke gevolgen voor het groepsrisico de toename van personendichtheid heeft. 8.2 Transport over het spoor De spoorlijn Over de spoorlijn Emmen-Coevorden vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van de in voorbereiding zijnde milieuvergunning voor ProRail zijn berekeningen gemaakt voor de risiconiveau. Hieruit blijkt dat de aangevraagde vervoersaantallen gevaarlijke stoffen geen 10-6 contour genereren langs het spoor. Het spoorwegemplacement Het spoorwegemplacement in Emmen is aangewezen als Bevi-inrichting. Bij de bovengenoemde hoeveelheden kan echter geen 10-6 contour berekend worden. Plaatsgebonden risico Anders dan op een industrietrrein waar de plaatsgebonden risico-contour binnen de perceelgrens van het bedrijf moet blijven, geldt hier de eis dat de plaatsgebonden risico-contour altijd op het spoor zelf moet blijven. Reden hiervoor is het feit dat het spoorwegemplacement midden in een dichtbevolkte omgeving ligt waar elke verhoging van de hoeveelheid vervoerde gevaarlijke stoffen tot een substantiële verhoging van het groepsrisico kan leiden.
=
PM=
Groepsrisico Het rangeerterrein ligt in de directe nabijheid van het Centrum waarvoor het Masterplan Centrumontwikkeling is opgesteld. Er is een onderzoek uitgevoerd naar de verandering van het groepsrisico wanneer de ontwikkelingen uit het Masterplan Centrumontwikkelingen ook meegenomen zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat bij de uitvoering van de initiatieven zoals zij nu liggen de oriëntatiewaarde van het groepsrisico overschreden zal worden. Om het groepsrisico te beperken dient hoogbouw (> 5 verdiepingen hoog) vermeden te worden binnen het invloedsgebied van het rangeerterrein en de wegeninfrastuctuur moet toereikend zijn voor de toegang van hulpverlenings-diensten en voor het vluchten van de locatie van het ongeval. 8.3
Buisleidingen
Plaatsgebonden risico De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is voor de meeste buisleidingen bekend. Binnen deze contour mag geen kwetsbaar object gerealiseerd worden. Deze leidingen worden op de bestemmingsplankaart ingetekend en er wordt een bouwverbod opgenomen binnen de plaatsgebonden risicocontour. In het nieuwe Amvb Buisleidingen is aangegeven dat de PR 10-6 contour niet buiten een strook van 5 m mag vallen. Daarom wordt in het bestemmingsplan een bouwverbod binnen deze afstand opgenomen. Groepsrisico In het invloedsgebied van de buisleidingen is geen bouwverbod van kracht maar kwetsbare functies worden zoveel mogeljk geweerd in dit gebied. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico dient als plafond aangehouden te worden.
9.
Vuurwerkopslag
= = Consumentenvuurwerk Inrichtingen waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen vallen niet onder de werkingssfeer van het Besluit Externe veiligheid inrichtingen. Deze bedrijven vallen onder de werkingssfeer van het zogenaamde Vuurwerkbesluit. Opslag tot 1.000 kg. consumentenvuurwerk is meldingsplichtig onder het Vuurwerkbesluit. Opslag boven de 1.000 kg. consumentenvuurwerk is vergunningplichtig onder de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht. De gemeente is hiervoor het bevoegde gezag. In deze gevallen gaat het meestal om een economische activiteit die als detailhandel kan worden getypeerd De eisen voor de opslag van (consumenten-)vuurwerk zijn ontleend aan het Vuurwerkbesluit. Voor deze bedrijven gelden de vestigingsvoorwaarden genoemd in dit beleid niet. Opslag van consumentenvuurwerk onder de 10 ton heeft een vrijwaringsgebied (risico-cirkel) van 8 meter, boven de 10 ton is er een vrijwaringsgebied van 20 meter, die groter wordt naar mate de opslaghoeveelheid toeneemt. Omdat in deze gevallen toch sprake is van een toenemende risicosituatie zijn de bedrijventerreinen aangewezen als meest geschikte vestigingslocaties.
=
PN=
Professioneel vuurwerk Vuurwerkbedrijven die professioneel vuurwerk opslaan in een hoeveelheid tot 750 kg netto explosieve massa moeten volgens het Vuurwerkbesluit gevestigd zijn op minstens 400 meter van woningen, scholen, ziekenhuizen, bedrijven en recreatieterreinen. Deze afstand is minimaal 800 meter voor bedrijven die meer dan 750 kg maar minder dan 6000 kg netto explosieve massa opslaan. Vanwege de grote veiligheidsafstanden die moeten worden aangehouden, is in de gemeente Emmen ruimtelijk en planologisch geen mogelijkheid voor het vestigen van dit type bedrijven.
10.
Co-vergisters
Co-vergisters vallen qua wet- en regelgeving onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Afhankelijk van de omvang van de co-vergisters kan het aspect externe veiligheid van belang zijn. Het RIVM heeft berekeningen uitgevoerd voor het bepalen van de plaatsgebonden risicocontour voor biovergisters van verschillende omvang. Uit de resultaten blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour maximaal 50 m van de bron ligt. Deze afstand ligt naar verwachting binnen of niet ver buiten van de terreingrens van de inrichting. =
=
PO=
DEEL II GEMEENTELIJKE AFWEGING BETREFFENDE KWETSBARE EN BEPERKT KWETSBARE OBJECTEN
1. Inleiding 1.1 Aanleiding In het externe veiligheidsbeleid speelt de kwetsbaarheid van de omgeving een belangrijke rol. Zo moet er tussen risicovolle bedrijven/transportassen en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Bij het beoordelen van plannen (bouwplannen, bestemmingsplannen) dient bekeken te worden of voor de burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Of een object zich mag bevinden in de nabijheid van risicovolle inrichtingen of langs transportassen, hangt af van hoe kwetsbaar het object is. Voor de risicocontour van het plaatsgebonden risico (PR) geldt dat in een straal van 10-6 per jaar geen kwetsbare (grenswaarde) en beperkt kwetsbare (richtwaarde) objecten gebouwd mogen worden. Voor kwetsbare objecten gelden strengere regels dan voor beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten mogen niet binnen een plaatsgebonden risicocontour liggen. Beperkt kwetsbare objecten mogen binnen strikte voorwaarden eventueel worden toegelaten binnen een plaatsgebonden risicocontour. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft voor een groot aantal objecten aan of deze kwetsbaar zijn of beperkt kwetsbaar. Maar in een aantal gevallen geeft het Bevi het bevoegd gezag (Wm en Wro) de vrijheid om zelf te bepalen of een object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Daarbij noemt het Bevi een aantal afwegingscriteria met voorbeelden, maar het geeft niet aan hoe je op basis van deze criteria tot een goed oordeel kan komen. Een weloverwogen oordeel is van groot belang voor de bescherming van de aanwezigen in de objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade. Het is belangrijk dat de afweging niet iedere keer opnieuw hoeft plaats te vinden, maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. Wij hebben daarom zelf een toetsingskader ontwikkeld. 1.2 Opdracht Het opstellen van een duidelijk toetsingskader + toetsingsinstrument voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.3 Criteria toetsingsinstrument Bij het ontwikkelen van het toetsingsinstrument is rekening gehouden met de volgende criteria: - Eenvoudig toetsbaar;
=
PP=
-
Eenvoudig hanteerbaar; Moet bij iedere ruimtelijke beoordeling of bouwplantoetsing automatisch meegenomen worden; Het instrument moet aansluiten bij de bestaande werkprocessen.
2. Uitgangspunten kwetsbaar en beperkt kwetsbaar Om de kwetsbaarheid van een object te bepalen worden de onderstaande uitgangspunten gehanteerd.
2.1 Valt het object of de activiteit rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi? Bevi-begripsbepaling Kwetsbaar: Concreet worden in de Bevi als kwetsbare objecten genoemd: a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij het begrip “beperkt kwetsbaar object”, onder a; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, zieken of gehandicapten, zoals: 1e. ziekenhuizen, bejaardentehuizen en verpleeghuizen; 2e. scholen; of 3e. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: 1e. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object; of 2e. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. Beperkt kwetsbaar: Als beperkt kwetsbare objecten worden genoemd: a. 1e. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en 2e. dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip “kwetsbaar object”, onder c, vallen; c. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip “kwetsbaar object”, onder c, vallen; d. winkels, voor zover zij niet onder het begrip “kwetsbaar object”, onder c, vallen; e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen; f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder het begrip “kwetsbaar object”, onder d, vallen; g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip “kwetsbaar object”, onder c, vallen; h. objecten die met a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke
=
PQ=
stoffen, die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. Van belang is, dat de bovenstaande opsomming van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten volgens het Bevi een niet-limitatieve is. Indien er objecten zijn die niet met name zijn genoemd, maar die qua aard en functie gelijkgesteld kunnen worden aan de bovengenoemde categorieën, kan het college van Burgemeester en Wethouders deze als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object aanmerken. 2.2 Valt het object of de activiteit niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi? Indien het object niet rechtstreeks genoemd staat in het Bevi zijn de onderstaande uitgangspunten gehanteerd om de kwetsbaarheid van het object of de activiteit te bepalen. In de Nota van toelichting van het Bevi staat dat het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gebaseerd is op een aantal overwegingen. Deze overwegingen zijn ontleend aan de maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen in de samenleving die in het bijzonder moeten worden beschermd. In de eerste plaats behoren objecten waar mensen doorgaans dag en nacht verblijven bijzondere bescherming te genieten (woningen). Daarnaast verdienen bepaalde groepen mensen op basis van hun fysieke of psychische gesteldheid een bijzondere bescherming. Naast de maatschappelijke opvattingen is het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gebaseerd op het aantal en de verblijftijd van groepen mensen en op de aanwezigheid van adequate vluchtmogelijkheden. Volgens de hierboven genoemde maatstaven voor het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten geldt een kantoor dat – omgerekend naar bruto vloeroppervlak – bestemd is voor meer dan 50 personen of een hotel, bestemd voor meer dan 50 gasten, als een kwetsbaar object. Voor de verblijftijd wordt gerekend met 40 uur. Dit wordt gedaan, omdat het Bevi (inclusief toelichting) aangeeft dat objecten zoals hotels (waar mensen gemiddeld 8 uur slapen) en een kantoor (waar mensen 8 uur werken) kwetsbaar zijn. Voor alle duidelijkheid wordt er in de Nota van toelichting van het Bevi op gewezen dat het bevoegd gezag vrijstaat om een beperkt kwetsbaar object te behandelen als een kwetsbaar object. De uitgangspunten: 4.
Is de activiteit of het object bestemd voor 50 personen voor minimaal 40 uur per week (het gaat er dus om of dit kan en niet of dit in de feitelijke situatie ook zo is)? Ja = kwetsbaar
5.
Is de activiteit of het object bestemd voor niet-zelfredzame personen (o.a. minderjarigen, bejaarden, zieken)? Ja = kwetsbaar
6.
Is het object bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten (geen kantoren) waar doorgaans dezelfde personen aanwezig zijn (o.a. industriële panden)? Ja = beperkt kwetsbaar (uitgangspunt 1 komt te vervallen, uitgangspunt 2 blijft gelden) Hier is voor gekozen, omdat ervan uit mag worden gegaan dat deze personen goed zijn voorbereid op eventuele ongevallen en daarmee een hoge mate van zelfredzaamheid hebben. Objecten die wisselend publiek aantrekken, zijn in principe kwetsbaar omdat dit publiek minder goed is voorbereid.
=
PR=
3. Lijst kwetsbaar en beperkt kwetsbaar In de bijlage is de activiteitenlijst op basis van de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering” opgenomen. De lijst (in deze vorm) kan bij het opstellen van bestemmingsplannen gebruikt worden. De activiteitenlijst in deze vorm gebruiken, is in ieder geval belangrijk voor de bestemmingsplannen Bargermeer, Bedrijvenpark A37 en De Vierslagen. Voor al deze bestemmingsplannen geldt, dat ze nog geactualiseerd moeten worden. Het werken met activiteitenlijsten is al vele jaren gebruikelijk binnen de Gemeente Emmen. Dit geldt zowel voor het opstellen van bestemmingsplannen als bij de bouwplantoetsing. In de lijst is onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar is gemaakt op basis van de uitgangspunten van hoofdstuk 2. In bijlage 1 wordt er specifiek aangegeven op welke manier bepaalde oppervlaktes zijn berekend. De aannames van het aantal aanwezigen zijn d.m.v. de bezettingsgraad uit de bouwregelgeving gedaan. Hiervoor is gekozen, omdat het Bevi ook uitgaat van het aantal mensen dat aanwezig kan zijn. De rekenbezetting vanuit de bouwregelgeving per persoon is vermenigvuldigd met 50. De uitkomst hiervan is de grens tussen een kwetsbaar object en een beperkt kwetsbaar object. Indien de bezetting met 50 personen van het object of activiteit minder is dan 40 uur per week, is een correctie op de oppervlakte toegepast. Wonen, woonzorgfuncties en bedrijfswoningen zijn niet toegevoegd aan de activiteitenlijst. Deze functies worden apart bestemd of apart aangeduid in de bestemmingsplannen. Bij het opstellen van de bestemmingsplannen zal de kwetsbaarheid van deze functies geborgd moeten worden op basis van de uitgangspunten van hoofdstuk 2. Indien een object bestemd is voor kwetsbare én beperkt kwetsbare functies, of voor beperkt kwetsbare functies en voor functies die niet zijn ingedeeld in een van beide categorieën, moet voor de beoordeling van de kwetsbaarheid worden uitgegaan van de meest kwetsbare functie. Een gebouw waarin zowel woningen als kleine kantoren zijn gevestigd, moet dus worden beschouwd als een kwetsbaar object. Indien de betreffende inrichting een risicovolle inrichting is op grond van de Bevi is deze inrichting niet kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. In de activiteitenlijst is onderscheid gemaakt tussen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken middels een binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan. De aanvrager zal dan moeten aantonen dat in de betreffende inrichting ruim minder dan 50 personen gemiddeld 40 uur per week aanwezig kunnen zijn. De betreffende inrichting kan dan na een gezamenlijk advies van VRG/ BRW/ FRO. door het college aangemerkt worden als beperkt kwetsbaar object.
=
PS=
BIJLAGEN DEEL I Bijlage I.1 Gebiedsindeling externe veiligheid
De Werkas
=
PT=
De Vierslagen = = = =
=
PU=
Bijlage I.2 : Kaart transportroute gevaarlijke stoffen en hogedruk buisleidingen Route gevaarlijke stoffen binnen de gemeente Emmen =
= = Hogedruk transportleidingen : Gasunie (paars) en NAM (rood)
=
PV=
=
QM=
Bijlage I.3 : Lijst met maatregelen ten behoeve van de verhoging van de zelfredzaamheid van personen (Deze maatregelen zijn afkomstig uit het rapport ‘Maatregelen zelfredzaamheid’ van het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding ) = Maatregel
Zelfredzame strategie 1. 2. 3. 4. 5.
Binnen blijven Schuilplaats binnengaan Vluchten Ontruimen en vluchten Dekking zoeken
UITVOERING GEBOUWEN Uitvoering gebouwen hittebelasting Aanbrengen brandwerende gevels en ramen Bescherming dragende delen van gebouw Verminderen glasoppervlak aan zijde risico-object
1,2,4 1,2 1,2
Geen kwetsbare groepen in gebouw Ramen en deuren sluiten Uitvoering gebouwen toxische belasting Verminderen aantal (te openen) ramen Lekdicht gebouw
1
Preventief lekwerende middelen gebouw (deur/raamstrips, afsluiten van kanalen, schoorstenen) Lekdichte ruimte in gebouw zonder buitenmuur Lekdichte ruimte in gebouw met buitenmuur Discontinu overdruksysteem met filter Ad hoc ventilatie beheersing en luchtverversingskanalen afsluiten Centrale afsluitbaarheid (woning)ventilatie Geautomatiseerde afsluiting van ramen en uitzetten van ventilatie Deluge watersysteem aanbrengen aan buitenzijde gebouw Ademluchtdistributienet in het gebouw aanbrengen Kwetsbare groepen binnen gebouw ver van de risicobron situeren Uitvoering gebouwen drukbelasting Verhoging drukbelasting gevels Verminderen glasoppervlak Splinterwerende films over beglazing/gelamineerd glas/’explosiegordijnen’ Vlakke gevels Bescherming dragende delen ‘Anti-progressief’ instorten ‘Sacrificial roof’ boven beschermend plafond Minimaliseren van gevelornamenten Explosieveilige ruimte creëren binnen een gebouw Uitvoering gebouwen BLEVE Wijziging indeling (hoge) gebouwen voor verkorten ontruimingstijd (Nood)uitgang uit gebouw van risicobron af gericht
1,2
1,2 1,2
2 2 1,2 1,2 1,2= 1,2= 1,2= 1,2= 1 1,5 1,5= 1,5= 1,5= 1 1 1 5 1 4 4
INRICHTING OMGEVING Inrichting omgeving hittebelasting Geen maatregelen van toepassing
=
QN=
Inrichting omgeving toxische belasting Vergroten wegcapaciteit/verbreding Opheffen verkeershindernissen Meerdere (richtingen) vluchtwegen uit het gebied Vluchtrichting uit het gebied: route loodrecht op meest voorkomende windinrichting Personele verkeersregeling Routeringssysteem Vermijden hoogbouw Vermijden van gebouwfuncties met minder mobiele personen Openbare/collectieve schuilplaatsen Inrichting omgeving BLEVE Vermijden van gebouwfuncties met minder mobiele personen
3,4 3,4= 3,4= 3,4= 3,4= 3,4= 4 4 2 4
PERSOONLIJKE BESCHERMING Persoonlijke bescherming/capaciteiten hittebelasting Ramen en deuren sluiten Bescherming woonhuizen tegen hitte: verstrekken middelen voor zelf bestrijden van vliegvuur Bescherming woonhuizen tegen hitte: verstrekken middelen voor zelf nathouden buitenkant woning Persoonlijke bescherming/capaciteiten toxische belasting Ramen en deuren sluiten, ventilatie uit Ter beschikking stellen gelaatsmasker (met/zonder ademlucht; met/zonder gasfilter) Persoonlijke schuileenheid (tent) Repressief lekwerende maatregelen (plastic, tape, natte handdoeken) Persoonlijke bescherming/capaciteiten BLEVE Hittewerende kleding personen
1 1 1
1,2 1,2,3,4 2 1,2 4
= =
=
QO=
Bijlage I.4: Toelichting op de belangrijkste maatregelen ten behoeve van de verhoging van zelfrezaamheid
Uitvoering gebouwen = HITTEBELASTING Aanbrengen brandwerende gevels en beglazing: Technische mogelijkheden zijn er. Eenvoudiger te realiseren voor nieuwbouw dan bestaande bouw; Betreft maatregel door bouweigenaar Kosten afhankelijk van de uitvoering, hoe zwaarder de constructie hoe duurder. Bij bestaande bouw dure maatregel ivm aanpassing aan constructies; Bescherming dragende delen van gebouw: maakt constructie langere tijd bestand tegen inwerking hittestraling Technische mogelijkheden zijn er. Eenvoudiger te realiseren voor nieuwbouw dan bestaande bouw; Betreft maatregel door bouweigenaar Kosten hangen samen met ontwerpspecificaties en alternatieve ontwerpen; Verminderen glasoppervlak aan zijde risico-object: minder mogelijkheid voor verwonding door springende beglazing Technische mogelijkheden zijn er. Eenvoudiger te realiseren voor nieuwbouw dan bestaande bouw; Betreft maatregel door bouweigenaar; Kosten hangen samen met ontwerpspecificaties en alternatieve ontwerpen; Geen kwetsbare groepen in gebouw aan zijde risico-object Aanpassingen zijn niet noodzakelijkerwijs bouwkundig maar ook t.a.v gebruik van de binnenruimte Betreft maatregel door bouweigenaar, moeilijk afdwingbaar vanwege externe risicobron. Bij gebruiksvergunningsplichtige objecten juridische borging mogelijk via de gebruiksvergunning; De kosten zijn voordelig indien bouwkundige aanpassingen kunnen uitblijven; = TOXISCHE BELASTING Preventief lekwerende middelen gebouw Maatregel vergt sterke instructie/educatie bij gebouwbewoners in preparatiefase. Vergt sterke BHV organisatie en onderhoud/controle van middelen in preparatiefase Middelen zijn bestaand. De methode is beproefd/ervaringen met werkelijke incidenten Relatief lage kosten, eenvoudige middelen Uitvoering van de maatregel alleen mogelijk door beheersorganisatie (in beheerde gebouwen) of door gezonde personen (in particuliere woningen). Vergt sterk risicobewustzijnen instructie/educatie afhankelijk van de doelgroep in effectgebied Centrale afsluitbaarheid (woning)ventilatie Sluit aan bij algemene instructie ‘ramen en deuren sluiten, ventilatie uit’. Bestaande naleving van algemene instructiereeds problematisch. Bij gebouwen met centrale voorzieningen moet er een beheerder aanwezig zijn om het ventilatiesysteen af te zetten Technische mogelijkheden zijn er. Met name denkbaar voor nieuwe gebouwen met centrale voorzieningen (kantoren, appartementencomplexen) . Bij gebruiksvergunningverplichtige objecten afdwingbaar via gebruiksvergunning (hoewel de gebruiksvergunning is meer op het interne brandrisico gericht)
=
QP=
Bij bestaande gebouw hoge kosten bij onzekere naleving. Bij nieuwbouw weinig meerkosten Kwetsbare groepen binnen gebouw ver van de risicobron situeren Aanpassingen zijn niet noodzakelijkerwijs bouwkundig maar ook tav gebruik van de binnenruimte Betreft maatregel door bouweigenaar. Bij gebruiksvergunningsplichtige objecten juridische borging mogelijk via de gebruiksvergunning De kosten zijn voordelig indien bouwkundige aanpassingen kunnen uitblijven Maatregel vooral geschikt voor gebouwen bestemd voor verblijf van minder zelfredzame personen = DRUKBELASTING EXPLOSIE Splintwerende films over beglazing/gelamineerd glas/explosiegordijnen Minder verwonding door springende beglazing Technische mogelijkheden zijn er. Ook goed mogelijk voor bestaande bouw Betreft maatregel door bouweigenaar Relatief goedkope maatregel, afhankelijk van het aantal ramen Vlakke gevels (geen uitbouwen, terugliggende gevelgedeelten of overkapingen) Terugliggende gevelgedeelten en overkappingen BLEVE (Nood)uitgang uit gebouw van risicobron af gericht Indien (nood)uitgangen alleen van risicobron af zijn gesitueerd vluchten mensen ‘automatisch’ de goede richting op (weg van de risicobron). Bij meerdere risicobronnen en meerdere nooduitgangen zal de keuze van een juiste nooduitgang een probleem zijn Technische mogelijkheden zijn er. Eenvoudiger te realiseren voor nieuwbouw dan bestaande bouw Betreft maatregel door bouweigenaar Kosten hangen samen met ontwerpspecificaties en alternatieve ontwerpen. Over het algemeen zullen hier geen grote kosten mee gemoeid zijn. = =
Inrichting omgeving TOXISCHE BELASTING Opheffen/aanpassen verkeerhindernissen Maatregel ondersteunt capaciteit bij vluchten per voertuig uit bedreigd gebied Technisch relatief eenvoudig Betreft maatregel door wegbeheerder: decentrale overheid binnen wettelijke en beleidskader Macro kosten/baten balans specificeren ten opzichte van alternatieven (bronbeleid; maatregelen aan kwetsbare objecten) in een concreet geval Maatregel bedoeld voor ontvluchting per auto, alleen geschikt voor delen van het effectgebied met voldoende beschikbare tijd (door afstand tot de bron of door aanlooptijd dreiging) met mobiele personen en met beschikbaarheid voertuigen Personele verkeersregeling Duidelijke aanwijzingen door herkenbare autoriteiten hebben positieve invloed op naleving van vlucht uit het gebied zoals bedoeld (‘routekeuze’) Organisatorische maatregel, technisch relatief eenvoudig te ondersteunen Maatregel door de gemeente in samenwerking met operationele diensten. Maatregel bedoeld voor ontvluchting per auto, alleen geschikt voor delen van het effectgebied met voldoende beschikbare tijd (door afstand tot de bron of door aanlooptijd dreiging) met mobiele personen en met beschikbaarheid voertuigen
=
QQ=
Vermijden hoogbouw in effectgebied Maatregel vergemakkelijkt ontruiming door eigenschappen omgeving. Gebouwen met beperkt aantal bouwlagen (3 tot 5) zijn gemakkelijker te ontruimen dan gebouwen met meer bouwlagen. Maatregel wordt getroffen in kader van RO-beleid. Mogelijk afdwingbaar voor nieuwbouw (via bestemmingsplan/bouwvergunning). Saneren bestaande hoogbouw is niet afdwingbaar Minder capaciteit hulpverleners nodig bij begeleiding ontruimen en evacueren Maatregel bedoeld voor delen effectgebied waar ontruimen en vluchten de zelfredzame strategie moet zijn, delen effectgebied met mobiele personen en met beschikbare voertuigen Vermijden van gebouwfuncties met minder mobiele personen Maatregel wordt getroffen in kader van RO-beleid. Mogelijk afdwingbaar voor nieuwbouw (via bestemmingsplan/bouwvergunning) Bestemming/functie moet elders gerealiseerd worden. Macro kosten/baten balans specificeren voor concreet geval Maatregel van toepassing op gebouwfuncties met minder mobiele personen = = =
Persoonlijke bescherming HITTEBELASTING Ramen en deuren sluiten Sluit aan bij algemene overheidsinstructie bij grote brand/rookontwikkeling in de omgeving. Naleving van instructie kan problematisch zijn Vergt geen additionele fysieke voorzieningen. Mogelijk aanvullende educatie/instructie van gebruikers. Feitelijke bescherming tegen externe hittestraling conform niveau Bouwbesluit Bij bedrijf met BHV-organisatie is de organisatie aanspreekbaar vanuit arbowetgeving. Geen additionele fysieke voorzieningen Maatregel geschikt voor gebouwen waarin verminderde mobiele personen verblijven en bij korte ontwikkelingstijd externe brand TOXISCHE BELASTING Ramen en deuren sluiten, ventilatie uit Sluit aan bij algemene overheidsinstructie bij grote brand/rookontwikkeling in de omgeving. Naleving van instructie kan problematisch zijn Geen technische beperkingen Indien een BHV-organisatie bestaat in de organisatie aanspreekbaar vanuit arbowetgeving. Bij gebruiksvergunningplichtige objecten in theorie mogelijk via gebruiksvergunning Geen additionele fysieke voorzieningen Maatregel geschikt voor gebouwen waarin verminderde mobiele personen verblijven, mits adequaat optreden BHV tav repressief lekwerende middelen =
=
QR=
DEEL II Bijlage II.1 : Gedetailleerde verantwoording van de gemaakte keuzes In de bijgevoegde activiteitenlijst (bijlage 2) is per activiteit aangegeven of het een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object betreft. Hieronder worden de gemaakte keuzes in de activiteitenlijst verantwoord. Dit wordt alleen gedaan voor de activiteiten die niet rechtstreeks onder de Bevi-definitie vallen. Gehanteerde uitgangspunten:
Bestemd voor 50 personen minimaal 40 uur per week = kwetsbaar; Niet-zelfredzaam = kwetsbaar; Minder dan 40 uur per week 50 personen betekent een vergroting van het oppervlakte; Aannames van het aantal aanwezigen zijn bepaald d.m.v. bezettingsgraad uit de bouwregelgeving.
Gehanteerde Definities: a. Niet zelfredzame personen: personen die niet in staat zijn om gevaar waar te nemen, te interpreteren, een beslissing te nemen en uit te voeren, die gericht zijn op overleven. Dit zijn dus mensen die zorg behoeven, begeleid moeten worden, altijd een aanspreekpunt in de buurt moeten hebben. b. Bezettingsgraden uit de bouwregelgeving: Bezettingsgraad
rekenbezetting vloeroppervlak per persoon
B1 B2 B3 B4 B5
1,2 m2 3 m2 7,5 m2 18 m2 45 m2
Overzicht met activiteiten uit de activiteitenlijst. Korte uitleg over de hieronder aangegeven berekeningen. Daar waar voor de bezetting van een gebouw bijvoorbeeld aangegeven staat minimaal B4 betekent dit dat voor dit pand uitgegaan moet worden van een minimale bezetting van 1 persoon per 18 m2 bruto vloeroppervlak (BVO). Bij elk gebouw (activiteit) wordt aangegeven middels een berekening hoe groot het BVO is op het moment dat het kwetsbaar wordt en dus voldoet aan de aanwezigheid van 50 personen gedurende gemiddeld 40 uur per week. Op het moment dat blijkt dat de bezetting van een activiteit niet gedurende gemiddeld 40 uur per week aanwezig is, wordt er een correctie toegepast. Op het moment dat de bezetting er niet 40 uur is maar bijvoorbeeld 20 uur per week, kunnen er dus 2 maal zoveel mensen in toegelaten worden voordat een activiteit kwetsbaar wordt. Dit betekent volgens de rekenmethodiek dus ook een twee maal zo groot oppervlak. 1. Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen
=
QS=
Theaters, schouwburgen, concertgebouwen minimaal B3 Rekenbezetting 7,5m2 per persoon = 375m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee; deze bezetting is er minimaal 40 uur per week. Oppervlakte van deze functie is altijd groter dan 375m2. Dus in eerste instantie altijd kwetsbaar. Evenementenhallen minimaal B3 Rekenbezetting 7,5m2 per persoon = 375m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Ja, bezetting is er gemiddeld 10 uur per week (4e deel) Dus oppervlak mag 4 keer zo groot zijn: 375m2 x 4= 1500m2 BVO Oppervlakte van deze functie is altijd groter dan 1500m2. Dus in eerste instantie altijd kwetsbaar. 2. Stadions en open-lucht-ijsbanen Stadions minimaal B2 Rekenbezetting 3m2 per persoon = 150m2 voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Ja, bezetting is er maar gemiddeld 4 uur i.pv. 40 (10e deel) 150m2 x 10= 1500m2 BVO Oppervlakte van een stadion is altijd groter dan 1500 m2. Dus in eerste instantie altijd kwetsbaar. Open-lucht-ijsbanen minimaal B5 Bij (bouw)aanvraag pas toetsen. > 50 mensen kunnen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn = kwetsbaar 3. Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra Hotels en pensions minimaal B4 Berekening is niet nodig omdat deze activiteit in het BEVI wordt genoemd. 1500m2 BVO of meer = kwetsbaar (conform Bevi) Conferentie-oorden/ congres-centra minimaal B3 Rekenbezetting 7,5m2 per persoon = 375m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. Oppervlakte van een conferentie-oord en congrescentrum is altijd groter dan 375 m2. Dus in eerste instantie altijd kwetsbaar. 4. Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten Hypermarkt Berekening niet nodig omdat de hypermarkt in het BEVI wordt genoemd. 2000m2 BVO of meer = kwetsbaar.(conform Bevi) Bouwmarkten/tuincentra minimaal B5 Rekenbezetting 45m2 per persoon = 2250m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Ja Max. 30 uur per week meer dan 50 personen. 40/30x2250m2=3000m2 BVO of meer = kwetsbaar 5. Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) Bij (bouw)aanvraag pas toetsen aan de hand van aantal standplaatsen of bungalows, etc. > 50 mensen kunnen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn (het gaat er om of dit bestemd is).
=
QT=
6. Café's, bars Café's, bars minimaal B2 Rekenbezetting 3m2 per persoon = 150m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. 150 m2 BVO of meer = kwetsbaar. 7. Scholen Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs minimaal B3 a.
Bestemd voor minderjarigen, ouderen en/of gehandicapten. kwetsbaar Een en ander conform BEVI.
b.
Overige scholen: Rekenbezetting 7,5m2 per persoon = 375m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. BVO 375 m2 of meer = kwetsbaar
8. Discotheken, muziekcafé's Discotheken, muziekcafé's minimaal B1 Rekenbezetting 1,5m2 per persoon = 75m2 BVO voor 50 personen Correctie d.m.v. verblijftijd? Ja, geen 40 uur, maar gemiddeld 20 uur 75m2 x 2= 150m2 BVO of meer = kwetsbaar. 9. Zwembaden Op basis van de Bevi-definitie beperkt kwetsbaar. 10. Stations Beperkt kwetsbaar (m.u.v. eventuele voorzieningen, zoals restaurants, etc.) 11. Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten Beperkt kwetsbaar. Hiervoor wordt verondersteld dat er niet meer dan 50 personen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn. 12. Veilingen voor huisraad, kunst e.d. Beperkt kwetsbaar. Hiervoor wordt verondersteld dat er niet meer dan 50 personen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn. 13. Studio's (film, TV, radio, geluid) Studio’s, minimaal B3 Rekenbezetting 7,5m2 per persoon = 375m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. BVO 375 of meer = kwetsbaar. 14. Bioscopen Bioscopen minimaal B3 Rekenbezetting 7,5m2 per persoon = 375m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. 375 m2 BVO of meer = kwetsbaar.
=
QU=
15. Recreatiecentra, vaste kermis e.d. Bij (bouw)aanvraag pas toetsen. Deze functie kan zeer divers zijn. > 50 mensen kunnen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn = kwetsbaar 16. Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. Bibliotheken, musea minimaal B5 Rekenbezetting 45m2 per persoon = 2250m2 voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee. bezetting is er minimaal 40 uur per week. 2250 m2 BVO of meer = kwetsbaar. 17. Sporthallen Op basis van de Bevi-definitie beperkt kwetsbaar 18. Bowlingcentra Bowlingcentrum minimaal B3 Rekenbezetting 7,5m2 per persoon = 375m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee bezetting is er minimaal 40 uur per week. Er bevinden zich meestal meerdere activiteiten in een bowlingcentrum (zoals een restaurant). 375m2 BVO of meer = kwetsbaar 19. Overdekte kunstijsbanen Bij (bouw)aanvraag pas toesten. > 50 mensen kunnen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn = kwetsbaar 20. Maneges Beperkt kwetsbaar. Hiervoor wordt verondersteld dat er niet meer dan 50 personen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn. 21. Tennisbanen Beperkt kwetsbaar. Hiervoor wordt verondersteld dat er niet meer dan 50 personen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn. 22. Veldsportcomplex Beperkt kwetsbaar. Hiervoor wordt verondersteld dat er niet meer dan 50 personen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn. 23. Golfbanen Beperkt kwetsbaar. Hiervoor wordt verondersteld dat er niet meer dan 50 personen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn. 24. Kunstskibanen Bij (bouw)aanvraag pas toetsen. > 50 mensen kunnen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn = kwetsbaar 25. Skelter- en kartbanen, >=8 uur/week in gebruik minimaal B5 Rekenbezetting 45m2 per persoon = 2250m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. Er bevinden zich meestal meerdere activiteiten bij een kartbaan. 2250m2 BVO of meer = kwetsbaar
=
QV=
26. Sportscholen, gymnastiekzalen minimaal B4 Rekenbezetting 18m2 per persoon = 900m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. 900 m2 BVO of meer = kwetsbaar. 27. Jachthavens met diverse voorzieningen Deze bezetting heeft vooral te maken met het aantal ligplaatsen en de aard van de voorzieningen. Daarom bij (bouw)aanvraag pas toetsen. > 50 mensen kunnen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn = kwetsbaar 28. Casino's minimaal B3 Rekenbezetting 7,5m2 per persoon = 375m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. 375 m2 BVO of meer = kwetsbaar. 29. Amusementhallen Amusemenstshal minimaal B3 Rekenbezetting 7,5m2 per persoon = 375m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. 375 m2 BVO of meer = kwetsbaar. 30. Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden Badhuizen en saunabaden minimaal B4 Rekenbezetting 18m2 per persoon = 900m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. 900 m2 BVO of meer = kwetsbaar. Fitnesscentra minimaal B4 Rekenbezetting 18m2 per persoon = 900m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. 900 m2 BVO of meer = kwetsbaar. 31. Persoonlijke dienstverlening n.e.g. Hieronder valt dienstverlening dat zeer verschillend van aard is, daarom bij (bouw)aanvraag pas toetsen. > 50 mensen kunnen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn = kwetsbaar 32. Restaurants Restaurant minimaal B3 Rekenbezetting 7,5m2 per persoon = 375m2 BVO voor 50 personen Correctie dmv verblijftijd? Nee, bezetting is er minimaal 40 uur per week. 375 m2 BVO of meer = kwetsbaar. 33. Brandweerkazernes Dit wordt als beperkt kwetsbaar gezien. Afwijken van de richtwaarde is echter vanuit het oogpunt van bestrijdbaarheid onwenselijk.
=
RM=
Begrippenlijst Beperkt kwetsbaar object Onder een ‘beperkt kwetsbaar object’ wordt verstaan: a. 1: verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; 2: dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 1500 m2 per object; c. restaurants, voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn; d. winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 2000 m2, voor zover zij geen onderdeel uitmaken van een complex waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd, waarvan het gezamenlijk bruto oppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en waarin een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen; f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij geen gebouwen zijn waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn zoals: h. kantoorgebouwen en hotels met een bruto oppervlak van meer dan 1500 m2 per object; i. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; j. objecten die met de onder a. tot en met e. en g. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; k. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen) Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij huizen, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van ruimtelijke besluiten met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na – op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bevoegd gezag Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is de gemeente of de provincie het bevoegd gezag, maar een waterschap, of een ministerie kunnen ook bevoegd gezag zijn. Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit afgeven van vergunningen, maar ook uit handhaving en het vaststellen van een ruimtelijk besluit. Beheerders van (water)wegen, concessiehouders van buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en naleven van regels. Buisleiding Transport van gevaarlijke stoffen kan ook plaatsvinden door buisleidingen (pijpleidingen) zoals hogeen middendruk aardgasleidingen (regionale en (inter-)nationale aardgasleidingen) en leidingen voor
=
RN=
transport van chemische – soms ook giftige – vloeistoffen of gassen. Meestal gaat het om ondergrondse leidingen. Externe veiligheid Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid wordt in beeld gebracht op basis van de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Gevaarlijke stof Een stof of preparaat dat bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms) of een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (ADR). Een stof die op grond van de ADR niet en op grond van de Wms wel als een gevaarlijke stof wordt beschouwd, valt dus onder de werking van het Bevi. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. Grenswaarde Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op het aangegeven tijdstip moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, ten minste moet worden instandgehouden. Bij het begrip grenswaarde hoort de term ‘in acht nemen’. De term ‘in acht nemen’ betekent dat die waarde niet mag worden overschreden. Groepsrisico (GR) Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen (minimaal 10) overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in een inrichting. Het GR houdt rekening met een dichtheid van het daadwerkelijke aantal personen per hectare rondom een risicovolle inrichting. De basisstelling is dat hoe meer personen zich per hectare in het schadegebied van een inrichting waar een ongeval met gevaarlijke stoffen heeft plaatsgevonden, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het GR kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar op ten minste dat aantal slachtoffers, de zogenaamde fNcurve. Inrichting Elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. In de praktijk wordt in plaats van ‘inrichting’ vaak gesproken van ‘bedrijf ’ Invloedsgebied Het invloedsgebied is het gebied waarin volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico van categoriale inrichtingen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is het gebied gelegen tussen de risicovolle inrichting en de 1% letaliteitsgrens. In afwijking hiervan geldt voor LPG-tankstations, PGS 15-bedrijven en NH3 koelinstallaties vastgestelde waarden voor de grootte van het invloedsgebied. De effecten van een mogelijk incident reiken echter vaak veel verder dan de 1% letaliteitsgrens. Denk hierbij aan slachtoffers met eerste- en tweedegraads brandwonden. De regionale brandweer kijkt in haar advies verder dan de 1% letaliteitsgrens. De regionale brandweer adviseert immers op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. De beperking van de ramp wordt hierbij vooral bepaald door de mogelijkheid om nog levende slachtoffers te redden. Een groot deel van die slachtoffers Bevindt zich mogelijk buiten de 1% letaliteitsgrens. De regionale brandweer heeft immers ook taken op basis van de Brandweerwet 1985 en de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo). Kwetsbaar object De wetgeving verdeelt gevoelige objecten in beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten. Deze verdeling is gemaakt om bepaalde groepen mensen in het bijzonder te beschermen. Dit onderscheid resulteert in een aantal criteria en anderzijds in met naam genoemde objecten. De norm voor het plaatsgebonden risico is voor kwetsbare objecten een grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde. Kwetsbare objecten zijn:
=
RO=
a) woningen, niet zijnde verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare of dienst- en bedrijfswoningen van derden; b) gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2) scholen; 3) gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; 4) gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, zoals: kantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object; 5) complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; 6) kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar. Buitengebied als tuinen etc. wordt ook als kwetsbaar beschouwd. Oriëntatiewaarde De norm voor het groepsrisico geldt als oriëntatiewaarde. Het bevoegde gezag mag hiervan afwijken als daar gewichtige redenen (motivatiebeginsel) voor zijn. In de motivering gaat het vooral om het uitleggen en toegankelijk maken van de belangenafweging. Dat wil zeggen dat de afweging begrijpelijk is en dat de redenering, waarom er wel of niet wordt afgeweken kan worden, inzichtelijk is. Plaatsgebonden risico (PR) Bij het PR gaat het om de kans per jaar gemiddeld dat een persoon op een bepaalde geografische plaats in de directe omgeving van een inrichting overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in die inrichting. Uitgangspunt is dat deze persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Het plaatsgebonden risico is aan te geven met het tekenen van een risicocontour om de inrichting. Het Bevi stelt de eis dat in de contour van 10-6 rondom de risicovolle inrichting geen kwetsbare functies mogen voorkomen. In de contour van 10-5 mogen zich geen beperkt kwetsbare functies Bevinden. 10-5 contour = risico van 1:100.000 per jaar op overlijden 10-6 contour = risico van 1:1.000.000 per jaar op overlijden Richtwaarde Een richtwaarde geeft de kwaliteit aan die op het aangegeven tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk moet worden standgehouden. Bij het begrip richtwaarde hoort de term ‘rekening houden met’. Deze term houdt in, dat slechts om gewichtige redenen van die waarde mag worden afgeweken. Richtwaarde is een wettelijk begrip en heeft – in tegenstelling tot een oriëntatiewaarde – een juridische status! RIS (Risico Informatie Systeem) De provincies beschikken over een kaart waarop de locaties met risicovolle bedrijven zijn weergegeven. Hierop staan ook transportroutes (gevaarlijke stoffen), mogelijke overstromingsgebieden en gebieden waar bosbranden kunnen voorkomen. Zowel het ministerie van BZK als het ministerie van VROM zijn in 2002 begonnen met het in beeld brengen van de risico’s in de leefomgeving van de burger. Het ministerie van BZK heeft de provincie opdracht gegeven om een risicokaart te maken waarbij de risicovolle inrichtingen met contouren op kaart gezet worden. Het RIS heeft en krijgt geen wettelijke status. De gemeenten hebben gegevens aangeleverd aan de provincie aangeleverd die zijn gebruikt voor het vullen van het RIS. Risico Het risico van gevaarlijke activiteiten wordt onderverdeeld in twee aspecten, namelijk in kansen en effecten:
=
RP=
- kans: de berekende kans dat een bepaald ongeval of een ramp zich voordoet. Deze kans wordt gecombineerd met de kans dat er mensen door het ongeval overlijden. Op de risicokaart kunnen deze kansen soms in de vorm van risicocontouren worden weergegeven; - effect: wanneer er een ongeval of een ramp gebeurt, heeft dat in een bepaald gebied effecten. Op de risicokaart kan dit effectgebied aangegeven worden. Risicobron De plaatsen waar risico’s vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij: - bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen; - routes en pijpleidingen waar gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Risicocontouren Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart. Binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner. Risicoregister Het risicoregister is een landelijk register waarin in opdracht van het ministerie van VROM risicosituaties met gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd. In het register staan alle bedrijven die giftige, brandbare, explosieve en nucleaire stoffen verwerken of opslaan. Het register is een van de actiepunten van de overheid na de vuurwerkramp in Enschede (op 13 mei 2000). Het ministerie is bezig met het verplicht stellen voor bevoegd gezag om het risicoregister in te vullen en actueel te houden.. Voor de inrichtingen waarvoor de gemeente bevoegd gezag is, krijgt deze de verantwoordelijkheid om de gegevens in te voeren en actueel te houden. Risicovolle bedrijven Bedrijven waarvan het invloedsgebied tot buiten de inrichtingsgrens reikt. Bedrijven die onder de criteria van het RIS of Bevi vallen. Route gevaarlijke stoffen Gemeenten zijn bevoegd om routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen vast te stellen. Hierover moet het transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden (routeplichtige transporten). Slachtoffer Slachtoffers zijn de personen die gewond zijn geraakt of zijn overleden als gevolg van een ongeval of ramp. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het effectgebied in staat zijn om zichzelf op eigen kracht in veiligheid te brengen. Daarnaast wordt ook steeds meer gesproken over “redzaamheid” (de ander in veiligheid brengen). De advisering kan zich hier richten op de voorlichting en de alarmering ter verhoging van de zelfredzaamheid.
=
RQ=
=
RR=