Beleidskader Peuteropvang Ede 2016
Inleiding Vanaf 2018 gelden landelijk voor peuterspeelzalen, voorscholen en kinderopvang dezelfde kwaliteitseisen en worden ze op dezelfde wijze gefinancierd. De regels worden geharmoniseerd. Daarom spreken we van harmonisatie van voorschoolse voorzieningen. In de periode 2016 – 2017 willen we in Ede de aanbieders in de gelegenheid stellen zich gereed te maken voor deze harmonisatie. Dat doen we niet in een keer. Elke organisatie kan zelf kiezen op welk moment zij over willen gaan. Uiteindelijk moet de harmonisatie in 2018 gerealiseerd zijn en gelden vanaf dan voor alle aanbieders dezelfde regels. Afbakening en indeling Het voorliggende beleidskader beschrijft hoe een peutervoorziening in Ede eruit gaat zien na die harmonisatie. Het beschrijft hoe de peuteropvang gefinancierd gaat worden en welke inhoudelijke keuzes er worden gemaakt. Ook geven we een definitie van een “doelgroepkind”. Als er achterstanden dreigen in de ontwikkeling van een jong kind heeft die recht op aanvullende ondersteuning: de zogenaamde voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Dit noemen we hieronder een VVE-plek. We beschrijven ten slotte ook nog wat de gevolgen van deze harmonisatie zijn voor de ouders, de aanbieders en voor de gemeente. De grootste veranderingen bij de harmonisatie gaan dus over hoe het peuterwerk in de toekomst betaald gaat worden. Het stuk gaat niet verder in op de vraag hoe in de praktijk de peuteropvang er uit ziet voor de kinderen die het bezoeken. Er staat in de wet al beschreven aan welke eisen de voorzieningen moeten voldoen. Daarop controleert de GGD namens de gemeente. Ook hebben we in Ede een lokaal kwaliteitskader voor VVE vastgesteld samen met de peuterspeelzalen, het consultatiebureau en de schoolbesturen. Hieraan moet men voldoen bij het aanvragen van een VVE-subsidie. Onze ervaring is dat vele leidsters zich met hart en ziel inzetten voor de ontwikkeling van onze peuters. Wat in de afgelopen jaren is opgebouwd mag dan ook niet verloren gaan. De harmonisatie zal vooral de grootste gevolgen hebben voor de huidige aanbieders van peuterspeelzaalwerk. Huidige situatie Op 1 januari 2016 telde de gemeente Ede 2.566 peuters van 2 tot 4 jaar. Daarvan gaan er op dat moment exact 1000 naar een peuterspeelzaal. Ook gaan er peuters naar de kinderopvang. De gemeente subsidieert het peuterspeelzaalwerk. Dit gebeurt aan de hand van een exploitatiesubsidie voor een vast aantal locaties. Ouders betalen een ouderbijdrage. De hoogte van die ouderbijdrage wordt vastgesteld door de gemeente. De gemeente verstrekt geen subsidies voor kinderopvang. Dit is een marktactiviteit. Ouders kunnen een kinderopvangtoeslag aanvragen die door het rijk wordt gefinancierd. De gemeente ziet wel toe op de kwaliteit van de kinderopvang. Als bij jonge kinderen een (vermoeden van) taalachterstand wordt vastgesteld door het consultatiebureau komt het kind in aanmerking voor een VVE-plek op een peuterspeelzaal. Tijdens het verblijf op de peuterspeelzaal en in de eerste jaren van de basisschool ontvangt die leerling aanvullende ondersteuning. VVE-plaatsen worden gesubsidieerd door de gemeente. Ouders betalen een (lage) ouderbijdrage. Toekomstige situatie Net als nu al bij de kinderopvang het geval is moeten tweeverdienende ouders in de nieuwe situatie ook voor de peuterspeelzaal een Kinderopvangtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst. Met deze toeslag en een ouderbijdrage betalen ouders straks de plek voor hun kind bij de peuteropvang. Ouders die geen beroep kunnen doen op de kinderopvangtoeslag (omdat niet beide ouders werken: eenkostwinnaar gezin) komen voor een gesubsidieerde plek in aanmerking. Ze betalen daarnaast ook een ouderbijdrage. De peuterspeelzaalorganisaties worden zelf volledig verantwoordelijk voor hun eigen exploitatie. Er zal straks geen subsidie meer zijn om locaties in stand te houden. De gemeente kan hoogstens op locaties in wijken en dorpen die minder rendabel zijn en waar de voorziening vooral vanwege VVE gewenst is, aanvullende kindplaatsen financieren. Een gemeentelijke subsidie zal er alleen nog zijn voor kinderen van wie de ouders geen beroep kunnen doen op een toeslag. Ook de huidige
aanbieders van kinderopvang kunnen – als zij aan alle kwaliteitseisen voldoen – peuteropvang aanbieden. Oude situatie (Peuterspeelzaal) Gemeentelijke subsidie voor locatie en plaatsen
Nieuwe situatie (Peuteropvang) Kinderopvangtoeslag
Ouderbijdrage
Ouderbijdrage Gemeentelijke subsidie voor plaatsen
Doelgroepdefinitie VVE Kinderen die een indicatie hebben voor VVE hebben recht op aanvullende ondersteuning. Volgens de wet moet de gemeente bepalen wie tot de doelgroep van de voorschoolse educatie behoort. In de gemeente Ede wordt de doelgroep bepaald aan de hand van het leerlingengewicht en van ‘taalachterstand’. Het leerlingengewicht is afkomstig uit het onderwijs. Het gaat uit van de opleiding van de ouders: hoe lager de opleiding van de ouders, hoe zwaarder het gewicht. Scholen krijgen vanuit het rijk een aanvullend budget voor kinderen met zo’n gewicht voor extra ondersteuning. Een eventuele taalachterstand wordt door de peuterleidsters op grond van toets- en observatiegegevens van de kinderen vastgesteld. Daarnaast gaan de consultatiebureaus na of er risicokinderen zijn. Het consultatiebureau verstrekt uiteindelijk een indicering die recht geeft op een VVE-plek binnen de peuteropvang.
doelgroepformulering voor VVE:
opleidingsniveau ouders (mogelijke) taalachterstand geconstateerd bij consultatiebureau
indicatie
Overigens is het zo dat het Kabinet de opdracht heeft gegeven aan het CBS om de gewichtenregeling te actualiseren. Verwacht wordt dat medio 2017 de Tweede Kamer hierover een besluit zal nemen. Welke inhoudelijke keuzes maken we Hieronder staan de inhoudelijke keuzes die we maken en die ten grondslag liggen aan de toekomstige financiering van de peuteropvang in Ede. Het gaat hierbij om de mogelijkheden die de gemeente heeft om de richting te bepalen. Op elk kenmerk zijn alternatieven mogelijk. Deze alternatieven hebben ook weer financiële gevolgen. Kenmerken van de financiering van peuteropvang Peuteropvang als wenselijke voorziening
Het aanbod van
Keuze
Alternatief
De gemeente Ede vindt peuteropvang een wenselijke voorziening. Jonge kinderen kunnen op deze wijze een goede start maken en eventuele achterstanden kunnen worden tegengegaan. De gemeente Ede zal het peuterwerk dan ook blijven subsidiëren: via een aanvulling op de ouderbijdrage en via het subsidiëren van plaatsen voor kinderen waarvan de ouders geen beroep kunnen doen op een Kinderopvangtoeslag (eenkostwinnaars-gezin) Kinderopvang is in principe een
De gemeente beperkt zich tot de wettelijke verplichting door met een beperkt aantal organisaties afspraken te maken over het aanbieden van VVE. Hierdoor zullen er nauwelijks voorzieningen voor peuters overblijven.
De gemeente kan ervoor kiezen om ook
peuteropvang
Kostprijsbepaling
Ouderbijdrage
Financiering van VVE
Afrekening
marktactiviteit. Met de overgang naar peuteropvang zal dat ook gaan gelden voor het huidige peuterspeelzaalwerk. Echter, het kan voorkomen dat locaties in wijken en dorpen minder aantrekkelijk zijn voor exploitatie. De kans bestaat dan dat daar geen peuteropvang meer zal zijn. In dat geval kan de gemeente via aanvullende subsidies sturen op het aanbod op die locaties. We gaan bij de kostprijsbepaling uit van landelijke normbedragen. Daarmee creëren we een gelijk uitgangspunt voor alle ouders en aanbieders. We gaan bij de hoogte van de ouderbijdrage uit van landelijke normbedragen. Daarmee creëren we een gelijk uitgangspunt voor alle ouders en aanbieders. Alle kinderen zijn gelijk. Voor de eerste twee dagdelen peuteropvang gelden voor alle ouders dezelfde bijdragen. Omdat we VVE zo belangrijk vinden voor de ontwikkeling van de doelgroepkinderen worden de aanvullende dagdelen (tot een maximum van 10 uur) volledig gesubsidieerd door de gemeente. De gemeente Ede kiest voor het model dat gebaseerd is op kinderaantallen. Hiermee wordt daadwerkelijk gebruik gesubsidieerd en voorkomen we de financiering van leegstand.
het aanbod van peuteropvang volledig over te laten aan de markt. Alleen rendabele kinderopvanglocaties zullen peuteropvang aan gaan bieden. In bepaalde wijken en dorpen zal de peutervoorziening verdwijnen.
We kunnen ervoor kiezen om uit te gaan van lokale normbedragen. Deze zijn op dit moment deels historisch bepaald en vormen geen goede afspiegeling van de werkelijke kosten. Er kan gekozen worden om een afwijkende ouderbijdragetabel op te stellen of de ouderbijdrage te relateren aan het inkomen. De gemeente kan ervoor kiezen om ook in de eerste twee dagdelen een laag tarief te rekenen of deze ouders vrij te stellen van het aanvragen van een Kinderopvangtoeslag. Hierdoor stijgt de benodigde gemeentelijke subsidie. Handhaving van de huidige exploitatiesubsidie is vooral gericht op de instandhouding van bestaande locaties.
Samenvattend kan worden gesteld dat we kiezen voor een systematiek waarbij er voor alle kinderen een plek binnen de peuteropvang beschikbaar is. De organisaties worden in de gelegenheid gesteld om hun exploitatie in te richten op grond van objectieve, landelijke normbedragen. Hiermee gaan er ervan uit dat er voor alle kinderen en voor alle organisaties gelijke uitgangspunten zijn. Wat verandert er voor de ouders Ouders hebben en houden in de nieuwe situatie de mogelijkheid om hun kind deel te laten nemen aan peuteropvang. Voorlopig blijven (in elk geval in 2016) de huidige locaties in stand. In tegenstelling tot de oude situatie moeten ouders, die recht hebben op een Kinderopvangtoeslag, door de harmonisatie, voor deelname van hun kind aan de peuteropvang, deze toeslag aanvragen bij de Belastingdienst. De organisaties zullen - indien wenselijk - de ouders ondersteunen bij het doen van deze aanvraag. Ouders die geen recht hebben op die toeslag kunnen gebruik maken van een door de gemeente gesubsidieerde plaats. De gemeente zal met de organisaties afspraken maken over de hoeveelheid plaatsen er gesubsidieerd gaan worden. Deze ouders moeten net als nu nog wel hun ouderbijdrage betalen. Voor de ouders van VVE-doelgroepkinderen verandert er vanaf 2018 wel iets in de wijze van betaling. We gaan er van uit dat voor alle kinderen de financiering van de eerste twee dagdelen gelijk is. In dat geval moeten ouders een beroep doen op de Kinderopvangtoeslag of kunnen zij gebruik maken van een gesubsidieerde plek. Omdat de gemeente VVE belangrijk vindt voor de ontwikkeling van jonge kinderen met (mogelijke) taalachterstanden worden vervolgens de overige 1 of 2 dagdelen (tot een maximum van 10 uur) volledig gesubsidieerd. Om vraaguitval te voorkomen, omdat er bijvoorbeeld onduidelijkheid ontstaat voor ouders of hun kinderen nog wel op de bekende peuterspeelzaal terecht kunnen of dat de tarieven plotseling
veranderen, zullen wij in de overgangsperiode de huidige afspraken rondom de afname van VVE-plekken in stand houden. Hierdoor verandert er voor de huidige ouders niets. Wat verandert er voor de aanbieders De organisaties zullen met hun personeel afspraken moeten gaan maken of de pedagogisch medewerksters van de huidige peuterspeelzalen zullen blijven vallen onder de CAO Welzijn of dat ze onder de CAO Kinderopvang zullen gaan vallen. De contracten van de medewerkers zullen hierop eventueel moeten worden aangepast en hierover zal met de vakbonden in overleg moeten worden gegaan. De huidige peuterspeelzaalaanbieders zullen zich moeten inschrijven in het Landelijk Register Kinderopvang. De organisaties moeten hun administratie aanpassen aan de gewijzigde financiering. Er zal nadrukkelijk met de ouders worden gecommuniceerd over de overgang en/of het aanvragen van de Kinderopvangtoeslag. De gemeente zal afspraken maken over de kinderaantallen en het aantal VVE-plaatsen. De exploitatie van de peuteropvang wordt de volledige verantwoordelijkheid van de aanbieders. Zij zullen zelf afwegingen moeten maken over de instandhouding van locaties. In de kostprijs zit ook een component huisvesting verwerkt. Ook de huisvesting (en de benodigde huurovereenkomsten) worden de verantwoordelijkheid voor de aanbieders. Wat verandert er voor de gemeente Door de gewijzigde financiering verandert de rol van de gemeente. Tot op heden subsidieerde de gemeente het peuterspeelzaalwerk. Na de harmonisatie zullen dezelfde wet- en regelgeving gaan gelden voor de peuterspeelzalen en de kinderopvang. Ten behoeve van de peuteropvang zal een groot deel van de inkomsten van de aanbieders gehaald gaan worden door de Kinderopvangtoeslag. Er zullen geen zelfstandige peuterspeelzalen met (alleen) gemeentelijke subsidie meer zijn. Sturing op het aanbod wordt daarmee wat minder direct. Toch blijft door de aanvullende subsidiëring op kinderaantallen en VVE-plaatsen altijd een zekere regierol voor de gemeente weggelegd. Jaarlijks zal er minder subsidie nodig zijn. In de afgelopen jaren zijn - mede op grond van de Bestuursafspraken VVE - aanvullende activiteiten en functies (tutoring, begeleiding, HBO-coaching) bij de peuterspeelzalen gesubsidieerd en uitgevoerd. Deze activiteiten komen ten goede aan de begeleiding van de doelgroepkinderen en overdracht naar het basisonderwijs. Ook zijn de peuterspeelzalen (en enkele kinderdagverblijven) in de gelegenheid gesteld zich te kwalificeren voor VVE, zodat ze dit na de harmonisatie ook kunnen aanbieden binnen de gemeente Ede. Wij streven naar duurzaamheid van deze afspraken en doorgaande lijnen met het basisonderwijs. Met deze aanvullende VVE-activiteiten en functies wordt in de berekeningen van de kostprijs slechts voor een deel rekening gehouden. De gemeente zal met de betrokken organisaties in gesprek gaan over de toekomst van deze functies en activiteiten. We verwachten dat het rijk uiterlijk in 2017 het beleid rondom onderwijsachterstanden en VVE herzien zal hebben. Gewijzigd rijksbeleid zal van invloed zijn op de financiering en lokale uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid. Ook andere dan de huidige peuterspeelzaalaanbieders zullen in de toekomst dus peuteropvang kunnen gaan aanbieden en - afhankelijk van hun kwaliteit - in aanmerking kunnen komen voor subsidie voor VVE. Jaarlijks zal de gemeente vaststellen op welke locaties het wenselijk is dat peuteropvang wordt gerealiseerd. Die wenselijkheid kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer er in een bepaalde wijk of dorp geen voorziening (meer) is, of dat er geen VVE-voorziening is in de buurt van een basisschool met doelgroepkinderen. De jaren 2016 en 2017 zullen gelden als overgangsperiode. Er zullen pilots mogelijk zijn om (VVE-) peuteropvang op enkele kinderopvanglocaties vorm te geven. De bestaande subsidieregeling voor peuterspeelzalen zal worden ingetrokken en het college zal een nieuwe subsidieregeling voor peuteropvang gaan vaststellen. Financieel kader
Het huidige peuterspeelzaalwerk en de activiteiten voor VVE worden op dit moment gefinancierd uit het Programma Educatie en Jeugd, producten 40.07 peuterspeelzaalwerk en 40.08 onderwijsachterstanden. a. Vanuit 40.07 is een budget beschikbaar van € 370.000, gemeentelijke middelen waarmee het reguliere peuterspeelzaalwerk wordt bekostigd. b. Het product 40.08 kent in de huidige programmabegroting een budget van 3,5 miljoen. Hiervan wordt € 3 miljoen door inzet van rijksmiddelen gedekt. Het gemeentelijke budget is € 510.000. Hieronder wordt aangegeven waarvoor de betreffende budgetten worden ingezet. 1.Huidige inzet van de rijksmiddelen Deze middelen worden ingezet voor VVE-peuterspeelzalen, VVE-activiteiten op basisscholen, schakelklassen en de taalopvangklassen. De rijksmiddelen zijn geoormerkt. Bovenstaande activiteiten voldoen aan de wettelijke uitgangspunten en worden aan het rijk verantwoord. Niet te verantwoorden gelden dienen te worden teruggestort aan het rijk. 2.Huidige inzet gemeentelijke middelen Deze middelen worden voornamelijk ingezet ter dekking van het huidige reguliere peuterspeelzaalwerk. Daarnaast wordt het aanvullend op de rijksmiddelen ingezet voor VVE-activiteiten en voor activiteiten in het kader van onderwijsachterstanden. Nieuwe situatie Wanneer er voor gekozen wordt om een subsidiebedrag te verstrekken per peuter van een een-kostwinnaarsgezin (dat geen aanspraak kan maken op een Kinderopvangtoeslag) dan is een eerste ruime inschatting dat daarmee een bedrag van € 800.000 is gemoeid. Deze inzet zal niet ten laste kunnen gaan van de rijksfinanciering omdat het niet ten goede komt van de VVE-doelgroep. Een aanvullende subsidie bovenop de ouderbijdrage voor peuters met een Kinderopvangtoeslag kan oplopen tot een bedrag van € 475.000. De kinderopvangtoeslag is namelijk niet gelijk aan de kostprijs van peuteropvang. In de nieuwe situatie zullen de activiteiten voor de VVE-doelgroep binnen de peuteropvang gesubsidieerd blijven. Deze vallen nog steeds onder de rijksfinanciering en dienen te worden verantwoord. Een eerste inschatting leert dat het hierbij structureel om een bedrag van ongeveer € 650.000 zal gaan. In het kader van de Bestuursafspraken zijn aanvullende activiteiten ingezet ten behoeve van VVE (tutoring, begeleiding, HBO-coaching, etc.). Deze activiteiten kunnen niet ten laste van de reguliere kostprijs van de peuteropvang worden gebracht en kunnen – op grond van de ontvangsten uit de rijksmiddelen – aanvullend worden gefinancierd. We gaan daarbij uit van een bedrag van € 425.000. Kabinetsbrief: aanbod voor alle peuters Op 26 april 2016 stuurde Minister Asscher een brief naar de Tweede Kamer waarin hij aangaf dat voor alle peuters een voorschools aanbod gedaan moet worden. Het rijk verstrekt daarbij de Kinderopvangtoeslag voor kinderen van werkende ouders, de gemeenten financieren de plaatsen voor de kinderen waarvan de ouders geen recht hebben op de toeslag. Het rijk stelt een bedrag van € 60 miljoen structureel beschikbaar voor de gemeenten om dit te realiseren. We verwachten dat het voor de gemeente Ede gaat om een structureel bedrag van € 300.000. Het eerste deel zal in de Meicirculaire worden toegevoegd aan het Gemeentefonds. Tegelijkertijd overweegt het kabinet een deel van de middelen voor peuterspeelzaalwerk (in het kader van de Wet OKE) vanaf 2018 te onttrekken aan het Gemeentefonds. Een definitief besluit is hier nog niet over genomen. Uitwerking Wij zullen bij de Perspectiefnota van 2018 een financieel voorstel doen over de wijze van financieren van het bedrag dat voor harmonisatie binnen de gemeente Ede nodig zal zijn. Op grond van bovenstaande inschattingen gaan we er vooralsnog van uit dat het om een structureel bedrag van ongeveer € 1,2 miljoen euro zal gaan op grond van het huidige aantal peuters, het huidige aantal locaties en de defensieve aanname dat de helft van het aantal peuters recht heeft op een Kinderopvangtoeslag. Ter dekking zullen de huidige gemeentelijke middelen voor
peuterspeelzaalwerk (ongeveer € 880.000) en de aanvulling vanuit het rijk (€ 300.000) zullen bij dat voorstel worden meegenomen. We verwachten vooralsnog een structureel tekort op de gemeentelijke middelen van ongeveer € 95.000. Tegelijkertijd zal er minder onttrokken hoeven te worden aan de rijksmiddelen die we voor VVE en onderwijsachterstanden ontvangen. Dat bedrag is geoormerkt en dient te worden verantwoord aan het rijk. We zullen daarom nadere beleidsvoorstellen ontwikkelen in het kader van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Gemeentelijke middelen € 370.000
Rijksmiddelen
peuterspeelzaal regulier
€2
VVE / OAB
€1
VVE Bestuursafspraken
miljoen € 510.000
onderwijsachterstanden miljoen
€ 880.000
€ 3 miljoen
Huidige budgetten peuterspeelzaal en onderwijsachterstanden (oab) Subsidie kostwinnaar Subsidie ouderbijdrage
€ 800.000 € 475.000
Totaal nodig
€ 1.275.000
Beschikbaar Asscher
€ 880.000 € 300.000
Totaal beschikbaar
€ 1.180.000
Nodig
€ 1.275.000
Beschikbaar
€ 1.180.000
Tekort
Nodig VVE Aanvullend VVE
€ 650.000 € 425.000
Totaal nodig VVE
€ 1.075.000
Beschikbaar Nodig
€ 3.000.000 € 1.075.000
Over
€ 1.925.000 Nieuw beleid OAB / VVE
€ 95.000 Perspectiefnota 2017
Financiële gevolgen harmonisatie
Proces De lokale peuterspeelzalen in de gemeente Ede bereiden zich al voor de op de aanstaande harmonisatie. Een eerdere versie van dit stuk is in nauw overleg met hen tot stand gekomen. Eerder waren zij aanwezig bij een informatieve bijeenkomst van de gemeenteraad. Een aantal organisaties wil al op korte termijn overgaan tot het aanbieden van peuteropvang. Een aantal andere organisaties wil de verdere landelijke ontwikkelingen afwachten en pas in 2018 overgaan. De organisaties en betrokken cliënten(ouder-)raden hebben allemaal aangegeven belang te hechten aan het op een zorgvuldige wijze omgaan met de (huidige) VVE-kinderen. Wij gaan ervan uit dat het voorliggende voorstel recht doet aan de wensen van de organisaties en ouders. Organisatie die dat kunnen en willen, gaan harmoniseren vanaf 2016. Organisaties die daar nog niet aan toe zijn hebben tot 2018 de gelegenheid zich daarvoor gereed te maken. De wijze van financiering voor VVE-kinderen verandert pas vanaf 2018. Hierdoor zal nu geen vraaguitval hoeven plaats te vinden en kunnen organisaties en (toekomstige) ouders tijdig inspelen op wijzigingen vanaf 2018.