beleid
Korte toelichting bij de regelgeving
Verantwoordelijke uitgever Guido Decoster, Administrateur-generaal Agentschap voor Binnenlands Bestuur Boudewijnlaan 30 1000 Brussel Druk Agentschap voor Facilitair Management, Digitale drukkerij Uitgave Mei 2013
INHOUDSTAFEL
Inleiding
5
1. Integratiebeleid
5
1.1
Doelgroep
1.2
Doelstellingen
1.3
Inclusief beleid
1.4
De gemeente is regisseur van het lokaal integratiebeleid
2. Lokaal integratiebeleid in de strategische meerjarenplanning 2.1
Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een lokale integratiesubsidie
2.2
Omgevingsanalyse
2.3
Vlaamse beleidsprioriteiten
2.4
Deelrapportcodes
2.5
Functionele indeling
2.6
Indicatoren
2.7
Beleidsparticipatie
2.8
Regie
2.9
Toekenning lokale integratiesubsidie
2.10 Rapportering 2.11 Timing
5 6 6 7 7 7 8 9 11 13 15 15 15 16 17 17 18
3. Ondersteuning
Bijlage 1:
Besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaams integratiebeleid. 19
Bijlage 2:
Ministerieel Besluit van 8 november 2012 houdende de bepaling van de lijst van steden en gemeenten die op dit moment een integratiesubsidie ontvangen, met een simulatie van het te verwachten budget en het vooropgestelde groei- en krimppad voor de eerste helft van de beleidscyclus 2014-2019.
-3-
26
-4-
Inleiding Door de invoering van de beleids- en beheerscyclus en de uitvoering van het planlastendecreet dalen de planlasten en rapporteringsverplichtingen voor de lokale besturen aanzienlijk. De sectorale beleidsplannen werden afgeschaft en vanaf de beleidscyclus 2014-2019 kunnen lokale besturen via één geïntegreerd strategisch meerjarenplan Vlaamse subsidies aanvragen door met lokale beleidsacties in te tekenen op de Vlaamse beleidsprioriteiten. Ook het integratiebeleid werd gevat door het planlastendecreet en moest de regelgeving hieraan aanpassen. Als bijlage in deze handleiding vindt u het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaams integratiebeleid. In dit besluit worden de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het lokale integratiebeleid bepaald, die van toepassing zijn voor de strategische meerjarenplanning 2014-2019. Daarnaast regelt het besluit ook de voorwaarden om voor een lokale integratiesubsidie in aanmerking te komen. Tot slot werden ook de bepalingen, indicatoren en wegingspercentages vastgelegd voor de berekening van de lokale integratiesubsidie. Op basis van deze bepalingen werd het bedrag van de lokale integratiesubsidie berekend voor de steden en gemeenten die bij het begin van de beleidscyclus 2014-2019 in aanmerking komen voor een lokale integratiesubsidie. Eveneens als bijlage vindt u dan ook het ministerieel besluit van 8 november 2012 waarin de lijst van steden en gemeenten die op dit moment een integratiesubsidie ontvangen, werd opgenomen, met per stad of gemeente een simulatie van het te verwachten budget en het vooropgestelde groei- en krimppad voor de eerste helft van de beleidscyclus 2014-2019. Deze handleiding wil u wegwijs maken in de nieuwe regelgeving inzake lokaal integratiebeleid zodat u over alle nodige informatie beschikt om met de planning aan de slag te gaan. Aan de doelgroep en de doelstellingen van het integratiebeleid werd niets gewijzigd maar we staan er hier voor de volledigheid ook nog even bij stil. In deze handleiding gebruiken we gemakshalve steeds ‘de gemeente’ in plaats van ‘de stad of gemeente’.
1. Integratiebeleid 1.1 Doelgroep Het integratiebeleid richt zich tot de hele bevolking. Het samenleven in diversiteit kan niet slagen als niet iedereen, ongeacht zijn of haar herkomst, hieraan actief meewerkt. Een ‘actief en gedeeld burgerschap van één ieder’ staat centraal. Dit uitgangspunt maakt de volledige samenleving tot doelgroep van het integratiebeleid. Vanzelfsprekend dient er blijvend aandacht besteed te worden aan de bijzondere doelgroepen. Een beleid om bestaande achterstand en achterstelling aan te pakken en te voorkomen is en blijft noodzakelijk. De bijzondere doelgroepen van het integratiebeleid zoals omschreven in het integratiedecreet zijn: 1° personen die legaal en langdurig in België verblijven en die bij hun geboorte niet de Belgische nationaliteit bezaten of van wie minstens een van de ouders bij geboorte niet de Belgische
-5-
nationaliteit bezat, in het bijzonder diegenen die zich in een vaststelbare achterstandspositie bevinden; 2° personen die legaal in België verblijven en die wonen of woonden in een woonwagen of waarvan de ouders dat deden. Daarnaast richt het integratiebeleid zich ook op vreemdelingen zonder wettig verblijf, meer bepaald vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut en die wegens een noodsituatie begeleiding vragen. Hier gaat het dan voornamelijk over de toegang tot gezondheidszorg en onderwijs en oriëntering naar een zinvol toekomstperspectief. 1.2 Doelstellingen Het integratiebeleid is een driesporenbeleid. Het is een emancipatiebeleid, het is een beleid gericht op toegankelijkheid en een beleid gericht op het samenleven in diversiteit. Een emancipatiebeleid is een beleid gericht op de evenredige participatie van personen uit de bijzondere doelgroepen. Het is een beleid gericht op de versterking van mensen zodat ze niet aan de zijlijn blijven staan maar op een actieve manier kunnen participeren aan de samenleving. Daarbij zijn uiteraard de participatie aan onderwijs en tewerkstelling zeer belangrijk. Daarnaast is een integratiebeleid een beleid dat gericht is op de toegankelijkheid van alle diensten en voorzieningen. Evenredige participatie kan maar gerealiseerd worden als drempels die participatie in de weg staan worden weggewerkt. Reguliere voorzieningen moeten toegankelijk zijn voor alle burgers. Iedere burger heeft recht op een kwaliteitsvolle dienstverlening, los van zijn of haar herkomst. Tot slot is een integratiebeleid een beleid dat gericht is op het samenleven in diversiteit. Door aandacht te hebben voor beeldvorming en sensibilisering en door ontmoeting en samenwerking tussen mensen van diverse achtergrond te stimuleren, wil men een breder draagvlak creëren voor onze diverse samenleving. 1.3 Inclusief beleid Het integratiebeleid is een inclusief beleid. Het wordt gerealiseerd binnen de verschillende beleidssectoren (onderwijs, jeugd, sport, cultuur, tewerkstelling,…), grotendeels via algemene maatregelen maar als dat nodig is via een specifiek aanbod. Elke dienst of organisatie zal haar steentje moeten bijdragen om de toegankelijkheid van de eigen dienstverlening optimaal te waarborgen en de participatie van elke burger, en in het bijzonder van de doelgroep van het integratiebeleid, te verhogen. Maar ook mensen met elkaar in contact brengen en een draagvlak creëren voor diversiteit is een taak van iedereen. Een integratiebeleid zal slechts vruchten afwerpen als iedereen - burgers, voorzieningen, verenigingen, overheden, binnen alle beleidsdomeinen, in alle sectoren, in alle lagen van de bevolking - zijn verantwoordelijkheid opneemt. Concreet betekent dit dat bijvoorbeeld een jeugddienst acties onderneemt om er voor te zorgen dat jongeren met diverse achtergrond de weg vinden naar het jeugdwerk of dat sportclubs hun werking voldoende bekend maken bij personen met een vreemde herkomst. Maar ook bijvoorbeeld een dienst bevolking kan inspanningen leveren om er voor te zorgen dat ook nieuwe inwoners die het
-6-
Nederlands nog onvoldoende machtig zijn de nodige informatie op een begrijpelijke manier krijgen. Dit is slechts een greep uit de mogelijkheden. We komen hier verder nog op terug. 1.4 De gemeente is regisseur van het lokaal integratiebeleid Aangezien het integratiebeleid een inclusief beleid is dat in diverse beleidssectoren als ook door diverse diensten en organisaties vorm moet krijgen, is er nood aan een sterke stuurman. Om te vermijden dat acties die worden ondernomen druppels op een hete plaat blijven en een onsamenhangend geheel vormen, zonder visie, zonder gemeenschappelijk doel, is een duidelijk mandaat nodig om het geheel op elkaar af te stemmen en te coördineren. Dat mandaat wordt in het integratiedecreet toegekend aan de gemeente. De decreetgever erkent de gemeente als de regisseur van het lokaal integratiebeleid. Dat betekent dat de gemeente, binnen de grenzen van het subsidiariteitsbeginsel, voor de uitwerking, sturing, afstemming en uitvoering van het inclusieve lokaal integratiebeleid zorgt. Ze coördineert hiertoe de relevante actoren in de eigen gemeente en betrekt de doelgroep van het integratiebeleid en hun organisaties bij dat beleid. De gemeente moet m.a.w. zorgen voor een afstemming met het Vlaamse en federale beleidsniveau, voor een afstemming van de verschillende beleidsdomeinen binnen de gemeente en voor een samenwerking en afstemming met externe partners. We komen hier verder op terug onder punt 2.8. Bijkomende info over de rol van de gemeente als regisseur vindt u in het VVSG-document ‘Regie en coördinatie door lokale besturen’ (Peter Sels, 2007) op www.vvsg.be
2. Lokaal integratiebeleid in de strategische meerjarenplanning In dit deel gaan we dieper in op de regelgeving met betrekking tot de lokale integratiesubsidie. Wie komt er in aanmerking en aan welke voorwaarden moet er worden voldaan? De voorwaarden worden in eerste instantie opgesomd en dan stapsgewijs verder toegelicht. 2.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een lokale integratiesubsidie De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een lokale integratiesubsidie zijn terug te vinden in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 dat uitvoering geeft aan diverse bepalingen van het integratiedecreet. De integrale tekst van het besluit vindt u terug als bijlage 1 in deze handleiding. Artikel 3 van het besluit bepaalt dat wie wil aanspraak maken op een lokale integratiesubsidie moet voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° uit de meest recente datareeks waarover de Studiedienst van de Vlaamse Regering beschikt, blijkt dat ten minste 10% van haar bevolking personen van vreemde herkomst zijn of dat ten minste 1000 inwoners personen van vreemde herkomst zijn; 2° de gemeente neemt de regiefunctie op; 3° in de strategische meerjarenplanning wordt een lokale invulling gegeven aan de doelstellingen van het integratiebeleid en aan alle Vlaamse beleidsprioriteiten voor integratie;
-7-
4° in de strategische meerjarenplanning worden indicatoren geformuleerd voor de opvolging van het lokale integratiebeleid; 5° de stad of gemeente staat op de lijst. In principe komen gemeenten waarvan ten minste 10% van hun bevolking personen van vreemde herkomst zijn of waarvan ten minste 1000 inwoners personen van vreemde herkomst zijn, in aanmerking voor een lokale integratiesubsidie indien zij voldoen aan de bovengenoemde voorwaarden. Omwille van budgettaire beperkingen komen, bij de start van de beleids- en beheerscyclus 2014-2019, echter enkel die gemeenten in aanmerking die reeds een integratiesubsidie ontvingen. De lijst van steden en gemeenten die hieraan voldoen werd opgenomen in het ministerieel besluit dat u vindt als bijlage 2 in deze handleiding. We komen hier verder nog op terug in punt 2.9 over de toekenning van de subsidie. 2.2 Omgevingsanalyse Alvorens een meerjarenplan te kunnen opmaken is het noodzakelijk een duidelijk zicht te krijgen op de lokale situatie. Er moet dan ook verplicht een omgevingsanalyse worden opgemaakt. Dit wordt bepaald in de regelgeving met betrekking tot de beleids- en beheerscyclus. De inhoud van de analyse wordt niet opgelegd in de regelgeving. Het is de bedoeling dat de besturen hierin nagaan wat hun sterktes/zwaktes/opportuniteiten/bedreigingen zijn. Het is dus niet de bedoeling de analyse te beperken tot het weergeven van cijfers die beschikbaar zijn via de lokale statistieken. De omgevingsanalyse maakt deel uit van de toelichting bij de strategische meerjarenplanning. In deze omgevingsanalyse moeten ook de aspecten die belangrijk zijn voor integratie worden verwerkt. Idealiter wordt binnen de verschillende beleidsdomeinen die worden behandeld in de omgevingsanalyse ook stilgestaan bij aspecten van integratie. Zo kan bijvoorbeeld in het onderdeel over onderwijs worden stilgestaan bij de kleuterparticipatie van kleuters waarvan de thuistaal niet het Nederlands is. Als het gaat over jeugd of sport kan er ook gekeken worden of er lokale cijfers beschikbaar zijn rond de participatie van jongeren met een vreemde herkomst aan het jeugdwerk of sportclubs. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Specifieke cijfers omtrent personen vreemde herkomst vindt u terug in de Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor. U vindt per gemeente cijfers omtrent de omvang en samenstelling van deze groep en de maatschappelijke positie op het vlak van tewerkstelling, onderwijs, huisvesting, welzijn, armoede en participatie. Bij de provinciale steunpunten kunt u eveneens terecht voor cijfermateriaal over uw gemeente. Tot slot zijn er ongetwijfeld ook op lokaal niveau relevante cijfers voorhanden bij de verschillende diensten zoals bijvoorbeeld cijfers omtrent het aantal deelnemers van vreemde herkomst aan de speelpleinwerking. Maar ook kwalitatieve gegevens kunnen een meerwaarde betekenen voor een omgevingsanalyse. Vaak hebben veldwerkers vanuit hun dagelijkse werking relevante kennis over wat er leeft in de gemeente. Dit moet zorgen voor de nodige beleidsinformatie, op basis waarvan de beleidsprioriteiten van de gemeenten kunnen bepaald worden. Meer info over waar u cijfers vindt voor uw gemeente vindt u in ‘Kapstokken voor een lokaal integratiebeleid. Ondersteuning, cijfers en subsidies’ op p. 22 en 23.
-8-
2.3 Vlaamse beleidsprioriteiten Om in aanmerking te komen voor een lokale integratiesubsidie moet de stad of gemeente in haar meerjarenplanning aangeven op welke manier ze op de Vlaamse beleidsprioriteiten zal inspelen. De Vlaamse beleidsprioriteiten zoals hieronder omschreven moeten met andere woorden niet letterlijk als doelstelling terug te vinden zijn in het meerjarenplan. Wel moet er een lokale invulling worden gegeven aan de Vlaamse beleidsprioriteiten door het formuleren van doelstellingen, actieplannen en acties die mee bijdragen tot de realisatie van de Vlaamse beleidsprioriteiten. Er werden vijf beleidsprioriteiten geformuleerd. Om in aanmerking te komen voor een lokale integratiesubsidie moet een invulling worden gegeven aan alle vijf de beleidsprioriteiten. Bij de formulering van doelstellingen, actieplannen en acties zal er vanzelfsprekend vertrokken moeten worden vanuit de lokale situatie en de eigen noden en behoeften. Bijgevolg zal er een duidelijke link moeten zijn tussen de omgevingsanalyse en de planning. In tweede instantie moet er dan worden gekeken waar de raakvlakken zitten met de Vlaamse beleidsprioriteiten en kan de gemeente eigen accenten leggen naargelang de lokale behoefte. Elke gemeente, klein of groot, die aanspraak wil maken op een integratiesubsidie moet aan alle vijf de Vlaamse beleidsprioriteiten een lokale invulling geven. Uiteraard zal bij de beoordeling van het meerjarenplan wel rekening worden gehouden met de grootte en de draagkracht van de gemeente, de aanwezigheid van de doelgroep en de lokale problematiek. Hieronder vindt u de vijf Vlaamse beleidsprioriteiten voor integratie met een woordje uitleg en enkele voorbeelden van mogelijke acties ter illustratie. Voor de duidelijkheid geven we hier alvast een verkorte naam met de bijhorende deelrapportcode mee maar hier komen we uitgebreid op terug in het volgende punt. 1° SOCIALE COHESIE (LIBVBP01): ‘De gemeente versterkt de sociale samenhang door wederzijdse kennis, openheid en respect tussen mensen te bevorderen, door deelname aan het gemeenschapsleven te stimuleren, door ontmoeting en samenwerking tussen personen van diverse herkomst en diverse levensbeschouwingen te faciliteren en door een consequente aanpak van discriminatie en racisme.’ De eerste beleidsprioriteit heeft tot doel het samenleven in diversiteit en de sociale cohesie te versterken en het draagvlak voor de etnisch-culturele diversiteit op lokaal niveau te vergroten. Deze prioriteit is gericht op de hele samenleving met focus op de wederkerigheid van het integratiebeleid. Samenleven in diversiteit is de verantwoordelijkheid van alle burgers en zal moeten gedragen en gerealiseerd worden met medewerking van alle burgers. Dit houdt in dat de bevolking enerzijds actief en correct geïnformeerd wordt over de feitelijke diversiteit in de samenleving en anderzijds gestimuleerd en ondersteund wordt in het omgaan met die diversiteit, in het bijzonder daar waar moeilijke externe omstandigheden zich (dreigen te) vertalen in spanningen en conflicten tussen mensen met een verschillende achtergrond. Het gaat hier onder meer om het sensibiliseren van de publieke opinie, het bevorderen van interculturele en interlevensbeschouwelijke interactie maar ook een consequente aanpak van discriminatie en racisme behoort hiertoe. Voorbeelden van acties: -
een sensibiliseringscampagne communicatiekanalen;
voeren
rond
-9-
racisme
en
discriminatie
via
lokale
-
lokale zelforganisaties betrekken bij de organisatie van lokale evenementen zoals buurtfeesten, wereldfeest, stoeten,…; buurtopkuisacties organiseren met alle buurtbewoners.
2° TAALBELEID (LIBVBP02): ‘De gemeente voert een taalbeleid met het oog op het verhogen van gelijke kansen en Nederlandstalige participatie aan de samenleving.’ De tweede beleidsprioriteit beoogt de maximale deelname van de burgers aan de samenleving door taaldrempels weg te werken en maximale taalleerkansen en taaloefenkansen Nederlands voor anderstaligen te voorzien. Vanuit het principe van wederkerigheid moeten ook Nederlandstaligen worden gestimuleerd om anderstaligen maximale leer-, oefen- en gebruikskansen Nederlands te bieden. Taalbeleid geeft impulsen om specifieke knelpunten met betrekking tot het gebruik van Nederlands op te lossen. Voorbeelden van acties: -
-
een taalbeleid voeren binnen alle gemeentelijke diensten en voorzieningen (eenvoudig en toegankelijk taalgebruik aan de loketten, in publicaties of brieven, oefenkansen Nederlands creëren voor anderstaligen, richtlijnen uitwerken over hoe omgaan met mensen die het Nederlands nog onvoldoende machtig zijn om belangrijke informatie te begrijpen,…); een taalbadkamp organiseren in de laatste week van de grote vakantie voor kinderen die naar het eerste leerjaar gaan.
3° TOEGANKELIJKHEID VAN GEMEENTELIJKE DIENSTEN EN VOORZIENINGEN (LIBVBP03): ‘De gemeente voert een diversiteitsbeleid bij haar eigen diensten en voorzieningen met aandacht voor een divers personeelsbeleid, een informatie- en communicatiebeleid met oog voor een correcte beeldvorming en een voldoende gediversifieerd en toegankelijk aanbod, teneinde een kwaliteitsvolle dienstverlening voor alle burgers te garanderen.’ De derde beleidsprioriteit heeft tot doel de toegankelijkheid van de eigen gemeentelijke diensten en voorzieningen zoals de politie, de gemeentelijke kinderopvang, de jeugddienst enzovoort, te maximaliseren. Het verhogen van toegankelijkheid is een belangrijke factor om te komen tot integratie. Daaronder valt ook het stimuleren van de bijzondere doelgroepen om effectief gebruik te maken van het aanbod van de organisaties en voorzieningen. Gebruikers moeten op de hoogte zijn van het aanbod binnen de verschillende sectoren en drempels moeten worden weggewerkt. Voorbeelden van acties: -
-
-
een divers personeelsbeleid voeren binnen alle gemeentelijke diensten en voorzieningen (vorming ‘interculturele competenties’ voor personeel, streefcijfer diversiteit voor aanwerving, stageplaatsen en vakantiejobs voorzien voor personen met een vreemde herkomst,…); de diversiteit van de gemeentebewoners proportioneel en correct weerspiegelen in de lokale publicaties en op de website zodat iedere burger er zich in herkent en zich aangesproken voelt; vormingen opzetten voor ouders in de gemeentelijke basisschool die als brugfiguur kunnen worden ingezet om ouders uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen te betrekken bij het schoolgebeuren van hun kinderen.
- 10 -
4° TOEGANKELIJKHEID VAN NIET-GEMEENTELIJKE DIENSTEN EN VOORZIENINGEN (LIBVBP04): ‘De gemeente versterkt en/of stimuleert de niet gemeentelijke organisaties en voorzieningen in de verschillende relevante domeinen bij het bereiken van de bijzondere doelgroepen van het integratiedecreet en het vergroten van hun betrokkenheid met het oog op gelijke kansen voor alle burgers.’ De vierde beleidsprioriteit beoogt, in aanvulling op de derde beleidsprioriteit, de toegankelijkheid van de niet-gemeentelijke diensten en voorzieningen te maximaliseren. Het integratiebeleid is bij uitstek een inclusief beleid dat gerealiseerd wordt binnen het beleid van de verschillende sectoren en diensten zoals bijvoorbeeld het OCMW, scholen, welzijnsdiensten, jeugd-, sport en cultuurorganisaties, sociale huisvesting, tewerkstelling, enzovoort. De gemeente is de regisseur van dit inclusief lokaal integratiebeleid (zie ook punt 1.4 en 2.8). Voorbeelden van acties: -
overleg organiseren met alle relevante lokale actoren om de activiteiten rond het onthaal van nieuwkomers in de gemeente op elkaar af te stemmen; een subsidiereglement uitwerken om een financiële stimulans te kunnen geven aan samenwerkingsinitiatieven van lokale verenigingen (bv. een lokale erfgoedvereniging werkt een project uit samen met een Turkse vereniging rond 40 jaar migratie, een Marokkaans jeugdhuis organiseert een feest in het plaatselijke dienstencentrum voor ouderen).
5° BELEIDSPARTICIPATIE (LIBVBP05): ‘De gemeente faciliteert de mogelijkheid tot een structurele participatie van de bijzondere doelgroepen van het integratiedecreet aan het lokaal beleid.’ De vijfde en laatste beleidsprioriteit heeft tot doel de participatie van de bijzondere doelgroepen van het integratiedecreet aan het lokale beleid te faciliteren. Het gaat niet enkel over de betrokkenheid van de bijzondere doelgroepen bij de opmaak van de strategische meerjarenplanning maar ook bij de opvolging, evaluatie en bijsturing van het lokale beleid. Drempels die inspraak en maatschappelijke participatie van de bijzondere doelgroepen beperken moeten worden weggewerkt. Niet enkel individuen moeten hiervoor worden gesensibiliseerd, maar ook organisaties en de beleidsorganen zelf. De manier waarop beleidsparticipatie wordt georganiseerd op lokaal niveau wordt overgelaten aan de gemeente. Voorbeelden van acties: -
gerichte acties ondernemen om evenredige participatie van de doelgroep aan bestaande inspraakinitiatieven zoals jeugdraad, cultuurraad,… te garanderen; nieuwe inspraakmethodieken zoals bijvoorbeeld dialoogtafels, thematische werkgroepen, world café,… hanteren om de doelgroep te betrekken bij het beleid.
Inspiratie om te werken aan een inclusief integratiebeleid vind je terug in de gids ‘Kapstokken voor een lokaal integratiebeleid. Inspirerende praktijken en hete hangijzers’. 2.4 Deelrapportcodes Om subsidies te ontvangen van Vlaanderen moeten de lokale besturen in hun strategische meerjarenplanning aangeven op welke manier ze bijdragen tot het verwezenlijken van de Vlaamse beleidsprioriteiten. Ze doen dat door in de boekhouding geplande acties, waarvan de gemeente vindt
- 11 -
dat ze een invulling geven aan een bepaalde Vlaamse beleidsprioriteit, te koppelen aan de corresponderende deelrapportcodes en dit voor de volledige zes jaar van de meerjarenplanning. Het gebruik van de deelrapportcodes is essentieel voor de subsidieaanvraag. Op basis van de deelrapportcodes kunnen de verschillende sectorale administraties die informatie uit het digitaal rapporteringssysteem halen die noodzakelijk is om de subsidieaanvraag te beoordelen zonder hiervoor de hele strategische meerjarenplanning van de gemeente te moeten uitpluizen. Indien u wenst aanspraak te maken op de integratiesubsidie is het dus van belang om aan alle acties die een invulling geven aan één van de vijf beleidsprioriteiten voor integratie een deelrapportcode toe te kennen. Het maakt hierbij niet uit of het gaat over acties onder prioritaire doelstellingen van de gemeente of acties in overig beleid. Hierbij nog eens verkort de vijf beleidsprioriteiten voor integratie met de bijhorende deelrapportcode op een rijtje: -
LIBVBP01: sociale cohesie LIBVBP02: taalbeleid LIBVBP03: toegankelijkheid van gemeentelijke diensten en voorzieningen LIBVBP04: toegankelijkheid van niet-gemeentelijke diensten en voorzieningen LIBVBP05: beleidsparticipatie
Het toekennen van een deelrapportcode van integratie aan een actie wil niet zeggen dat de financiële transacties onder die actie met middelen van de lokale integratiesubsidie moeten gebeuren. De deelrapportcode is een inhoudelijke link tussen de actie en de Vlaamse beleidsprioriteit. Uiteraard moeten de middelen van de lokale integratiesubsidie worden ingezet voor die acties die een invulling geven aan de Vlaamse beleidsprioriteiten maar het is perfect mogelijk, en zelfs wenselijk aangezien het integratiebeleid een inclusief beleid is, dat bepaalde acties die (deels) gefinancierd worden met andere middelen, ook integratie ten goede komen. Zelfs wanneer niet is voorzien dat een bepaalde actie gefinancierd wordt met middelen vanuit de lokale integratiesubsidie, is het toch belangrijk om ook de corresponderende deelrapportcode van integratie er aan te koppelen indien de actie hiertoe ook bijdraagt. Op die manier krijgt de administratie een totaaloverzicht van alle acties die een invulling geven aan de vijf Vlaamse beleidsprioriteiten. Twee voorbeelden ter verduidelijking. -
De gemeente plant een tweemaandelijks structureel overleg tussen de gemeente en alle externe actoren betrokken bij het integratiebeleid en kiest er voor om een integratieambtenaar aan te werven die verantwoordelijk is voor de coördinatie.
Aangezien deze actie geen linken heeft met andere subsidiestromen zal de personeelskost gefinancierd worden vanuit de lokale integratiesubsidie. De gemeente koppelt de corresponderende deelrapportcode van integratie (LIBVBP04) aan deze actie. -
De gemeente wil in de grote vakantie jeugdkampen organiseren waarin ook specifieke aandacht is voor taalstimuleringsactiviteiten voor kinderen die het Nederlands nog niet zo goed beheersen.
- 12 -
De gemeente kan er voor opteren om deze actie volledig te financieren met middelen vanuit jeugd OF de gemeente kan er voor opteren om deze actie deels te financieren met middelen vanuit jeugd en deels met middelen vanuit integratie. In de beide gevallen is het aangewezen dat de gemeente zowel de corresponderende deelrapportcode van integratie (LIBVBP02) als de deelrapportcode van jeugd (LJBVBP02) aan deze actie koppelt. Zoals blijkt uit bovenstaand voorbeeld is het dus perfect mogelijk om meerdere deelrapportcodes uit verschillende beleidsdomeinen te koppelen aan één actie. Aangezien integratiebeleid linken heeft met jeugd, sport, cultuur, flankerend onderwijsbeleid, stedenbeleid, sociaal beleid,… zal het meermaals voorkomen dat aan bepaalde acties meerdere deelrapportcodes gekoppeld worden. Tot slot is het ook mogelijk dat eenzelfde actie bijdraagt tot meerdere Vlaamse beleidsprioriteiten van integratie. In dat geval kan u kiezen voor de deelrapportcode die het dichtste aanleunt bij de actie. In het geval dat de actie even sterk inspeelt op de verschillende beleidsprioriteiten, dan kan u meerdere deelrapportcodes van integratie koppelen aan de actie. Indien u meer uitleg wenst te geven bij een actie om bepaalde zaken verder te verduidelijken die niet meteen blijken uit de formulering van de actie, kan u steeds gebruik maken van de commentaarvelden die zijn voorzien in de digitale rapportering. Dit wordt ten stelligste aanbevolen omdat er geen mogelijkheid meer wordt voorzien om, in geval van onduidelijkheden, later nog bijkomende informatie op te vragen bij de gemeenten. 2.5 Functionele indeling Om een duidelijk zicht te krijgen op de werkzaamheden van de gemeenten, individueel en globaal, is een gestandaardiseerde functionele indeling noodzakelijk. Deze gestandaardiseerde indeling moet enerzijds voldoende flexibel zijn voor de gemeenten en moet anderzijds tegemoet komen aan de informatiebehoeften van de Vlaamse en de Europese overheid. Daarom moeten de registraties in het financiële registratiesysteem op een voldoende laag gestandaardiseerd niveau gebeuren, namelijk op het niveau van de beleidsvelden. Beleidsvelden zijn een verzameling van producten, activiteiten en middelen die zowel vanuit politiek als maatschappelijk oogpunt een herkenbaar en samenhangend geheel vormen. Een beleidsveld is dus een functionele indeling van alle activiteiten die in een bestuur plaatsvinden. De lijst van de beleidsvelden is via het genormaliseerd stelsel van de beleidsvelden vastgelegd bij ministerieel besluit. Voor de uitvoering van een actie zal de gemeente financiële transacties (uitgaven en ontvangsten) moeten realiseren. Aan elk van deze financiële transacties wordt één en slechts één beleidsveld gekoppeld. De twee specifieke beleidsvelden voor het lokaal integratiebeleid zijn: -
0902: 0622:
Integratie van personen met vreemde afkomst Woonwagenterreinen
Omdat het lokaal integratiebeleid echter een inclusief beleid is, zullen voor financiële transacties in het kader van het lokaal integratiebeleid ook andere beleidsvelden gebruikt worden. Bekijken we opnieuw de twee bovengenoemde voorbeelden.
- 13 -
Actie 1 De gemeente plant een tweemaandelijks structureel overleg tussen de gemeente en alle externe actoren betrokken bij het integratiebeleid en kiest er voor om een integratieambtenaar aan te werven die verantwoordelijk is voor de coördinatie. Omdat de gemeente met deze actie een invulling wil geven aan de Vlaamse beleidsprioriteit ‘toegankelijkheid van niet-gemeentelijke diensten en voorzieningen’, koppelt de gemeente aan deze actie de corresponderende deelrapportcode LIBVBP04. (Een deel van) de loonkost van de integratieambtenaar valt als uitgave onder deze actie. Aan deze uitgave kan het beleidsveld 0902 (integratie van personen met vreemde afkomst) worden gekoppeld. Actie 2 De gemeente wil in de grote vakantie jeugdkampen organiseren waarin ook specifieke aandacht is voor taalstimuleringsactiviteiten voor kinderen die het Nederlands nog niet zo goed beheersen. De gemeente geeft met deze actie zowel een invulling aan de tweede Vlaamse beleidsprioriteit van integratie (taalbeleid) als aan de tweede Vlaamse beleidsprioriteit van jeugd. Daarom koppelt de gemeente aan deze actie de twee corresponderende deelrapportcodes LIBVBP02 en LJBVB02. In het kader van deze actie zullen verschillende uitgaven gebeuren: onder andere uitgaven voor de monitoren en uitgaven voor de aankoop van didactisch materiaal voor taalstimulering. o De gemeente kan er voor opteren om alle uitgaven te koppelen aan het beleidsveld 0750 (jeugd). o De gemeente kan er voor opteren om enkel de uitgaven voor de monitoren te koppelen aan het beleidsveld 0750 (jeugd) en de uitgaven voor het didactisch materiaal voor de taalstimulering te koppelen aan het beleidsveld 0902 (integratie van personen met vreemde herkomst). Uit het laatste voorbeeld blijkt dat aan de financiële transacties die onder één actie vallen, verschillende beleidsvelden kunnen gekoppeld worden. Het is dus niet zo dat alle financiële transacties van eenzelfde actie aan hetzelfde beleidsveld moeten gekoppeld worden. Uit de voorbeelden blijkt eveneens dat er geen verplichte link is tussen de deelrapportcodes van integratie en het beleidsveld 0902. Het is perfect mogelijk om deelrapportcodes van integratie te koppelen aan een actie maar de bijhorende ontvangsten en uitgaven toch te koppelen aan andere beleidsvelden dan 0902. Het staat het lokale bestuur vrij om de uitgaven van acties die deels gefinancierd worden met middelen van de lokale integratiesubsidie te koppelen aan beleidsveld 0902. Dit is echter geen verplichting. Beleidsvelden, tot slot, worden gegroepeerd tot beleidsdomeinen. Een beleidsdomein is een verzameling van beleidsvelden die voor het bestuur een herkenbaar en samenhangend geheel vormen. Elk beleidsveld behoort tot één beleidsdomein en kan slechts tot één beleidsdomein behoren. Elk bestuur bepaalt zelf hoe het die beleidsvelden groepeert tot beleidsdomeinen. De lokale besturen moeten hierbij niet vertrekken vanuit de opdeling die Vlaanderen hanteert en moeten dus geen apart luik reserveren voor jeugdbeleid, cultuurbeleid, integratiebeleid enzovoort.
- 14 -
In plaats daarvan moeten lokale besturen een meerjarenplanning opstellen vanuit de eigen noden en behoeften en dus zelf een keuze maken over de functionele indeling van hun plan. 2.6 Indicatoren Om te kunnen evalueren of de resultaten werden behaald en of er bijsturing nodig is, is het zinvol om indicatoren te formuleren. De resultaten die men wil behalen kunnen meestal als dusdanig niet rechtstreeks gemeten worden en moeten daarom worden vertaald in kwantitatieve of kwalitatieve meeteenheden naargelang de mogelijkheden. De gemeenten kunnen deze indicatoren vrij kiezen. Om te achterhalen of een indicator wel een goede indicator is kan men zich volgende vragen stellen: is de indicator zinvol voor het resultaat (relevantie), meet de indicator effectief het resultaat (validiteit) en meet de indicator consistent en nauwkeurig genoeg het resultaat (betrouwbaarheid). Uiteraard moet men ook rekening houden met de haalbaarheid bij de keuze van indicatoren. Als men voor elke doelstelling een wetenschappelijk onderzoek moet bestellen om de resultaten te kunnen meten dan zijn de vooropgestelde indicatoren te hoog gegrepen. Het is vooral belangrijk om indicatoren te formuleren daar waar de kritische succesfactoren zitten voor het behalen van een doelstelling. 2.7 Beleidsparticipatie Zowel in het planlastendecreet als in het integratiedecreet wordt het belang van beleidsparticipatie onderstreept. De gemeente moet aantonen dat de doelgroep van het integratiedecreet betrokken werd bij de opmaak van de meerjarenplanning. De gemeente mag zelf bepalen op welke manier ze de doelgroep betrekt. Hier zijn geen reglementaire vereisten. In de toelichting bij het meerjarenplan zal moeten worden omschreven op welke manier de doelgroep werd betrokken en wat de uitkomst hiervan was. Indien er officiële adviezen zijn opgemaakt (bv. door een integratieraad) dan kan er in de toelichting een link worden opgenomen van een webpagina van de gemeente waar het advies kan worden geraadpleegd. Eveneens indien er bijvoorbeeld een grote bevolkingsbevraging werd gehouden, volstaat een link naar de website waar men de gegevens kan bekijken. Naast het betrekken van de doelgroep bij de opmaak van de strategische meerjarenplanning, is beleidsparticipatie ook een Vlaamse beleidsprioriteit. In het integratiedecreet wordt ook bepaald dat de doelgroep moet betrokken worden bij de uitvoering van de planning. Acties hierrond worden opgenomen in de strategische meerjarenplanning zelf. 2.8 Regie Gemeenten die willen beroep doen op een lokale integratiesubsidie zijn verplicht hun regiefunctie over het lokale integratiebeleid, zoals bepaald in het integratiedecreet (zie punt 1.4) op te nemen. In de strategische meerjarenplanning moet worden opgenomen op welke manier de gemeente haar regisseursrol zal concretiseren. Voorbeelden: -
het organiseren van een structureel ambtelijk overleg tussen de verschillende beleidsafdelingen van de gemeente over het integratiebeleid; het organiseren van een structureel overleg tussen de gemeente en alle externe actoren betrokken bij het integratiebeleid;
- 15 -
-
het organiseren van overleg met de vertegenwoordigers van doelgroepen van het integratiebeleid; afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten met bijvoorbeeld de federaties, de moskeevereniging, het CAW, … die actief zijn in de gemeente.
Hoewel het opnemen van de regie een verplichte voorwaarde is voor het ontvangen van een subsidie, wordt ook rekening gehouden met de draagkracht van de steden en gemeenten. Bijgevolg is de mogelijkheid voorzien dat steden en gemeenten bepaalde aspecten van hun regiefunctie, gedurende de eerste lokale beleidscyclus, laten opnemen door het integratiecentrum uit hun regio. De stad of gemeente moet dan een samenwerkingsovereenkomst afsluiten met het integratiecentrum, waarin de exacte modaliteiten en de tijdsduur van de overdracht worden omschreven. In elk geval moet het de uitdrukkelijke bedoeling zijn dat het betrokken bestuur na verloop van tijd haar regie zelfstandig kan opnemen. De ondersteuning vanuit het integratiecentrum zal er dan ook altijd in bestaan om de gemeente meer slagkracht te geven om haar in staat te stellen haar rol ten volle op te nemen. Indien bepaalde aspecten van de regierol uit handen worden gegeven moet dit ook blijken uit de strategische meerjarenplanning. 2.9 Toekenning lokale integratiesubsidie In het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 werden de criteria en wegingspercentages vastgelegd voor de berekening van de lokale integratiesubsidie. Op basis van deze bepalingen werd het bedrag van de lokale integratiesubsidie berekend voor de steden en gemeenten die bij het begin van de beleidscyclus 2014-2019 in aanmerking komen voor een lokale integratiesubsidie. De lijst van steden en gemeenten die op dit moment een integratiesubsidie ontvangen werd opgenomen in een ministerieel besluit (zie bijlage 2), met per stad of gemeente een simulatie van het te verwachten budget en het vooropgestelde groei- en krimppad voor de eerste helft van de beleidscyclus 2014-2019. Deze lijst kan jaarlijks uiterlijk op 30 oktober worden aangevuld met bijkomende steden en gemeenten die een beroep wensen te doen op een lokale integratiesubsidie, voor zover er bijkomende middelen op de begroting worden voorzien. Wanneer de vraag de beschikbare bijkomende middelen overschrijdt, zullen de steden en gemeenten die het hoogst scoren op de verdelingscriteria als eerste in aanmerking komen. Er worden geen voorwaarden meer gesteld naar de inzet van middelen. De gemeente beslist zelf op welke manier ze haar middelen inzet zolang er maar tegemoet wordt gekomen aan de vijf Vlaamse beleidsprioriteiten zoals hierboven toegelicht. De nagestreefde doelstellingen en actieplannen moeten uiteraard minstens in verhouding staan tot de middelen van de lokale integratiesubsidie. In tegenstelling tot vroeger wordt niet langer een verplichte cofinanciering opgelegd. Er wordt wel verwacht dat de gemeente de nodige inspanningen levert om de lokale problematiek zo effectief mogelijk aan te pakken. De middelen worden toegekend op basis van de strategische meerjarenplanning 2014-2019. Uiterlijk op 30 april 2014 krijgt het lokale bestuur nieuws over de subsidietoekenning. De integratiesubsidie wordt in principe toegekend voor 6 jaar en moet besteed worden voor het einde van de strategische meerjarenplanning. Dit houdt ook in dat wanneer een gemeente niet voldoet aan de voorwaarden en bijgevolg geen subsidietoekenning krijgt, men gedurende zes jaar geen beroep kan doen op de middelen. Het planlastendecreet laat wel de mogelijkheid dat de Vlaamse Regering na drie jaar een evaluatie kan maken, zowel van het voortbestaan van de Vlaamse beleidsprioriteiten, van de inhoud
- 16 -
van de Vlaamse beleidsprioriteiten als van de subsidieregeling, de hoogte van het totale subsidiebedrag en de verdelingscriteria. Hierover wordt dan tijdig gecommuniceerd. 2.10
Rapportering
Uiterlijk op 31 juli van elk jaar rapporteert het lokale bestuur over de uitvoering van zijn engagementen om een invulling te geven aan de Vlaamse beleidsprioriteiten. De rapportage gebeurt via de door de raad goedgekeurde jaarrekening. Daarin geeft het lokale bestuur aan welke activiteiten en prestaties werden verricht of effecten werden bereikt in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten. Als het lokale bestuur niet voldoet aan de rapporteringsverplichtingen of als de rapportering manifest onduidelijk is of wanneer het lokale bestuur onvoldoende aantoont dat het de vooropgestelde doelstellingen heeft nagestreefd, maakt de Vlaamse Regering uiterlijk drie maanden na de ontvangst van de rapportering bezwaar bij het lokale bestuur. Het lokale bestuur bezorgt, binnen twee maanden na ontvangst van het bezwaar, de Vlaamse Regering een aangepaste rapportering en/of een motiverende nota waarom bepaalde engagementen niet zijn nagekomen. De Vlaamse Regering bezorgt daaropvolgend haar beslissing aan het lokale bestuur binnen twee maanden na ontvangst van de aangepaste rapportering en/of motiverende nota. Deze termijn kan door haar eenmalig verlengd worden met een maand. Als uit de aangepaste rapportering of uit de bijkomende motivering blijkt dat de subsidie niet aangewend werd voor het doel waarvoor ze werd verleend, en meer bepaald dat de Vlaamse beleidsprioriteiten onvoldoende werden nagestreefd, keert de Vlaamse Regering verdere toegezegde subsidies in eerste instantie niet uit en in tweede instantie vordert ze reeds toegekende subsidies terug. Om te vermijden dat subsidies niet langer worden uitgekeerd of worden teruggevorderd is het dus belangrijk om zorgvuldig te rapporteren. Ook hier is het aangewezen om gebruik te maken van de commentaarvelden die zijn voorzien in de digitale rapportering en dit tekstveld zoveel mogelijk te gebruiken om de nodige bijkomende informatie te verschaffen. Het is op zich geen probleem dat bijvoorbeeld bepaalde resultaten niet worden gehaald of een actie wordt uitgesteld naar het volgende jaar, zolang dit duidelijk wordt gemotiveerd in de rapportage. 2.11
Timing
Nog even de belangrijkste data op een rijtje: De lokale besturen bezorgen uiterlijk op 15 januari 2014 hun meerjarenplanning digitaal aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Uiterlijk op 30 april 2014 krijgt het lokale bestuur nieuws over de subsidietoekenning. De rapportering over de besteding van de subsidie gebeurt op basis van de jaarrekening die jaarlijks uiterlijk op 31 juli aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur digitaal moet worden bezorgd. De rapportering over 2014 van de strategische meerjarenplanning zal dus moeten gebeuren uiterlijk op 31 juli 2015.
- 17 -
3. Ondersteuning Voor alle vragen omtrent de nieuwe regelgeving inzake het lokaal integratiebeleid en omtrent de opmaak van de strategische meerjarenplanning in relatie tot het lokaal integratiebeleid, kunt u terecht bij het Agentschap voor Binnenlands Bestuur – Team Integratie. Vragen kunnen worden gesteld via
[email protected] en meer info is ook te vinden op http://www.integratiebeleid.be. Alle info omtrent de implementatie van de beleids- en beheerscyclus vindt u terug op http://binnenland.vlaanderen.be/bbc. Voor vragen omtrent BBC kunt u ook contact opnemen met de BBC-helpdesk via
[email protected]. Alle info omtrent het planlastendereet en de Vlaamse beleidsprioriteiten van de verschillende sectoren met de bijhorende deelrapportcodes vindt u terug op http://www.bestuurszaken.be/planlasten. Vragen omtrent planlasten kunnen worden gesteld via
[email protected]. Tot slot kan u bij het integratiecentrum terecht voor verdere ondersteuning in het omgaan met etnisch-culturele diversiteit in uw gemeente. Zij geven informatie, advies, vormingen op maat, begeleiden interculturaliseringsprocessen, ondersteunen participatieprocessen, enzovoort. U vindt alle contactgegevens op p. 6 van de gids ‘Kapstokken voor een lokaal integratiebeleid. Inspirerende praktijken en hete hangijzers’.
- 18 -
Bijlage 1:
Besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaams integratiebeleid.
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, artikel 20; Gelet op het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid, artikel 11, 8°, a) en 12, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2012 en artikel 27/3, § 1, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2012, artikel 28, tweede lid, 29 en 30, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, vervangen bij het decreet van 6 juli 2012; Gelet op het decreet van 30 april 2009, tot wijziging van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden, artikel 41; Gelet op het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, artikel 4 § 2, 8, 10 en 11; Gelet op het decreet van 6 juli 2012 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid en het decreet van 30 april 2009 tot wijziging van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden, artikel 7 en artikel 14 tot 17 en artikel 23 en 24; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 met betrekking tot de uitvoering van het decreet betreffende het Vlaamse integratiebeleid; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 juli 2012; Gelet op het advies 52.045/3 van de Raad van State, gegeven op 9 oktober 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand; Na beraadslaging, BESLUIT: Hoofdstuk 1. Definities Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder: 1° decreet van 28 april 1998: het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid;
- 19 -
2° decreet van 15 juli 2011: het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd; 3° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen; 4° personen van vreemde herkomst: personen die legaal en langdurig in België verblijven en die bij hun geboorte niet de Belgische nationaliteit bezaten of van wie minstens een van de ouders bij geboorte niet de Belgische nationaliteit bezat, met uitsluiting van personen die bij hun geboorte de Nederlandse nationaliteit bezaten of van wie minstens een van de ouders bij geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat. Daarbij is elk langdurig verblijf elk legaal verblijf dat niet beperkt is tot maximaal drie maanden, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de eerste titel van de wet van 15 december 1980 betreffende toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Hoofdstuk 2. Het lokale integratiebeleid Afdeling 1. Voorwaarden om voor een integratiesubsidie in aanmerking te komen Art. 2. Een stad of gemeente, als vermeld in artikel 30, §3, eerste en tweede lid, van het decreet van 28 april 1998, komt in aanmerking voor een integratiesubsidie voor zover die stad of gemeente aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° uit de meest recente datareeks waarover de Studiedienst van de Vlaamse Regering beschikt, blijkt dat ten minste 10% van de personen die in de gemeente wonen, personen van vreemde herkomst zijn of dat ten minste 1000 personen die in de gemeente wonen, personen van vreemde herkomst zijn; 2° de gemeente neemt de regiefunctie op, vermeld in artikel 28 van het decreet van 28 april 1998; 3° in de strategische meerjarenplanning wordt een lokale invulling gegeven aan het integratiebeleid, vermeld in artikel 4, §1 en §2, van het voormelde decreet en aan alle beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 3; 4° in de strategische meerjarenplanning worden indicatoren geformuleerd voor de opvolging van het lokale integratiebeleid; 5° de stad of gemeente staat op de lijst, vermeld in artikel 5. Art. 3. Ter uitvoering van artikel 29, tweede lid, en artikel 4 van het decreet van 28 april 1998 gelden de volgende beleidsprioriteiten: 1° de gemeente versterkt de sociale samenhang door wederzijdse kennis, openheid en respect tussen mensen te bevorderen, deelname aan het gemeenschapsleven te stimuleren, door
- 20 -
ontmoeting en samenwerking tussen personen van diverse herkomst en diverse levensbeschouwingen te faciliteren en door een consequente aanpak van discriminatie en racisme; 2° de gemeente voert een taalbeleid met het oog op het verhogen van gelijke kansen en Nederlandstalige participatie aan de samenleving; 3° de gemeente voert een diversiteitsbeleid bij haar eigen diensten en voorzieningen met aandacht voor een divers personeelsbeleid, een informatie- en communicatiebeleid met oog voor een correcte beeldvorming en een voldoende gedifferentieerd en toegankelijk aanbod, teneinde een kwaliteitsvolle dienstverlening voor alle burgers te garanderen; 4° de gemeente versterkt en/of stimuleert de niet-gemeentelijke organisaties en voorzieningen in de verschillende relevante domeinen bij het bereiken van de bijzondere doelgroepen van het voormelde decreet en het vergroten van hun betrokkenheid met het oog op gelijke kansen voor alle burgers; 5° de gemeente faciliteert de mogelijkheid tot een structurele participatie van de bijzondere doelgroepen van het voormelde decreet aan het lokale beleid. Afdeling 2. De bepaling van de integratiesubsidie Art. 4. §1. Het bedrag van de integratiesubsidie per stad of gemeente wordt als volgt berekend: 1° 25% van de beschikbare middelen voor het lokale integratiebeleid wordt verdeeld volgens het aantal personen van vreemde herkomst die in de gemeente wonen; 2° 35% van de beschikbare middelen voor het lokale integratiebeleid wordt verdeeld volgens het aantal personen van vreemde herkomst die in de gemeente wonen, ten opzichte van het totale aantal inwoners van die gemeente; 3° 10% van de beschikbare middelen voor het lokale integratiebeleid wordt verdeeld volgens het aantal kansarme geboorten met een moeder van vreemde herkomst die in de gemeente woont, ten opzichte van het totale aantal kansarme geboorten in die gemeente. Daarbij wordt uitgegaan van het gemiddelde over drie jaar; 4° 15% van de beschikbare middelen voor het lokale integratiebeleid wordt verdeeld volgens het aantal niet-werkende werkzoekenden jonger dan 25 jaar van vreemde herkomst die in de gemeente wonen, ten opzichte van het totale aantal niet-werkende werkzoekenden jonger dan 25 jaar die in die gemeente wonen. Daarbij wordt uitgegaan van het maandgemiddelde over een jaar; 5° 10% van de beschikbare middelen voor het lokale integratiebeleid wordt verdeeld volgens het aantal leerlingen in het gewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs die in de gemeente wonen en die het Nederlands niet als thuistaal hebben, ten opzichte van het totale aantal leerlingen in het gewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs die in die gemeente wonen; 6° 5% van de beschikbare middelen voor het lokale integratiebeleid wordt verdeeld volgens het aantal erkende standplaatsen op residentiële woonwagenterreinen en op doortrekkersterreinen in de gemeente.
- 21 -
De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden berekend op basis van de meest recente datareeksen waarover de Studiedienst van de Vlaamse Regering beschikt. §2. Een lokale integratiesubsidie bedraagt minimaal 50.000 euro. Als het bedrag voor een stad of een gemeente na de berekening kleiner is, wordt het minimale bedrag toegekend. De resterende middelen worden nadien voor de overige steden en gemeenten herberekend volgens de bovenstaande verdelingscriteria. §3. De toegekende lokale integratiesubsidie en het minimale bedrag vermeld in paragraaf 2, worden geïndexeerd op de wijze, vermeld in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast in overeenstemming met artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. § 4. De berekende verdeling wordt pas vanaf 2016 volledig gerealiseerd. In 2014 en 2015 wordt een geleidelijke overgang voorzien tussen de subsidie die de stad of de gemeente in 2013 ontving en de berekende lokale integratiesubsidie. In 2014 wordt het verschil tussen de subsidie van 2013 en de berekende lokale integratiesubsidie slechts voor een derde in rekening gebracht. In 2015 wordt het verschil tussen de subsidie van 2013 en de berekende lokale integratiesubsidie voor twee derde in rekening gebracht. Art. 5. De minister maakt uiterlijk op 30 oktober van het jaar waarin de lokale verkiezingen plaatsvinden een lijst bekend van de steden en gemeenten die op dat moment een integratiesubsidie ontvangen met het bedrag waarop ze, gezien de verdelingscriteria, recht hebben indien voldaan aan de voorwaarden zoals voorop gesteld onder artikel 2 van dit besluit. De minister kan die lijst jaarlijks, en uiterlijk op 30 oktober, aanvullen met bijkomende steden en gemeenten, voor zover er voldoende extra middelen op de begroting beschikbaar zijn. Die extra steden en gemeenten komen in aanmerking voor een lokale integratiesubsidie voor de resterende periode van de strategische meerjarenplanning. Wanneer de vraag naar integratiesubsidies de beschikbare begrotingskredieten overschrijdt, zullen de extra steden en gemeenten die het sterkst scoren op de verdelingscriteria eerst in aanmerking komen voor integratiesubsidies. De minister bepaalt de procedure voor het tussentijds instappen. Als er na 30 oktober 2012 nog een of meer overschrijdingen van de spilindex zijn, dan worden de bedragen voor de lokale integratiesubsidie voor 2014 geïndexeerd. De bedragen worden geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast in overeenstemming met artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.
- 22 -
Afdeling 3. De beoordeling van de subsidieaanvraag Art. 6. Overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 15 juli 2011 bepaalt de minister de procedure om de lokale invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten te beoordelen. De minister brengt de lokale besturen op 30 april van het eerste jaar van de lokale beleidscyclus op de hoogte van het al dan niet aanvaarden van de subsidieaanvraag en van de hoogte van het principieel toe te kennen jaarlijkse subsidiebedrag. Afdeling 4. Toezicht op de subsidies Art. 7. Voor de evaluatie van het lokaal integratiebeleid kan de minister een visitatiecommissie samenstellen. De minister bepaalt de vorm, de inhoud en de wijze van de visitatie in overleg met de steden en gemeenten. Art. 8. De minister wordt gemachtigd het bezwaar, vermeld in artikel 11 van het decreet van 15 juli 2011, aan te tekenen en, als dat nodig is, de beslissing uit te voeren. Art. 9. De steden en gemeenten moeten de middelen besteden voor het einde van de strategische meerjarenplanning. Het Agentschap voor Binnenlands Bestuur is bevoegd voor het financieel toezicht. Hoofdstuk 3. Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid Art. 10. In het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid, worden de artikelen 26 tot en met 33 opgeheven. Afdeling 2. Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 met betrekking tot de uitvoering van het decreet betreffende het Vlaamse integratiebeleid Art. 11. Artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 met betrekking tot de uitvoering van het decreet betreffende het Vlaamse integratiebeleid, wordt vervangen door wat volgt:
- 23 -
“Art. 11. Ter uitvoering van artikel 12 van het Integratiedecreet en als aanvulling op de algemene opdrachten vermeld, in artikel 11 van het voormelde decreet, en op de opdrachten vermeld in artikel 45/5, eerste lid, van het voormelde decreet, werkt het VLEMI zesjaarlijks een omgevingsanalyse uit op basis van de input van de lokale en provinciale integratiecentra, de steden en gemeenten, en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Na drie jaar actualiseert het VLEMI die omgevingsanalyse op basis van input van de lokale en provinciale integratiecentra, de steden en gemeenten, en de Vlaamse Gemeenschapscommissie.”. Art. 12. In artikel 13, §1 en §2, van hetzelfde besluit wordt het woord “integratiecentra” telkens vervangen door de woorden “lokale en provinciale integratiecentra”. Art. 13. In artikel 37 van hetzelfde besluit wordt het derde lid opgeheven. Art. 14. In artikel 40 van hetzelfde besluit wordt punt 3° vervangen door wat volgt: “3° de bijdrage van het hoofdstedelijk integratiecentrum aan de omgevingsanalyse van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;”. Art. 15. Artikel 41 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. Art. 16. In artikel 74, 3° van hetzelfde besluit worden de woorden “de integratiediensten” opgeheven. Hoofdstuk 4. Overgangsbepalingen Art. 17. De stad of gemeente kan een of meer aspecten van de regiefunctie gedurende de eerste lokale beleidscyclus, zoals bepaald in artikel 2, 3° van het decreet van 15 juli 2011, laten uitvoeren door het integratiecentrum dat bevoegd is op het grondgebied. In dat geval wordt daartoe een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De samenwerking is steeds gericht op een versterking van de stad of gemeente om de regiefunctie ten volle op te nemen. Hoofdstuk 5. Slotbepalingen Art. 18. Het decreet van 6 juli 2012 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid en het decreet van 30 april 2009 tot wijziging van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden, treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van artikel 10 dat in werking treedt op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, artikel 14 en 15 die op 29 oktober
- 24 -
2012 in werking treden, met dien verstande dat voor de erkende integratiediensten en de gemeenten die een erkenning voorbereiden artikel 29 en 30 van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden van toepassing blijven tot en met 31 december 2013, en artikel 17 dat in werking treedt op 31 december 2013. Art. 19. Van het decreet van 30 april 2009 tot wijziging van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid van etnisch-culturele minderheden, treden artikel 22 en 23 in werking op 30 oktober 2012 en artikel 21, 24, 25, 26 en 27 op 1 januari 2014. Art. 20. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van artikel 18 dat in werking treedt op 29 oktober 2012 en artikel 2, 3, 4, 5 en 19 die in werking treden op 30 oktober 2012. Art. 21. De Vlaamse minister, bevoegd voor het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
- 25 -
Bijlage 2:
Ministerieel Besluit van 8 november 2012 houdende de bepaling van de lijst van steden en gemeenten die op dit moment een integratiesubsidie ontvangen, met een simulatie van het te verwachten budget en het vooropgestelde groei- en krimppad voor de eerste helft van de beleidscyclus 2014-2019.
DE VLAAMSE MINISTER VAN BESTUURSZAKEN, BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, TOERISME EN VLAAMSE RAND, Gelet op het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid, artikel 30 vervangen bij het decreet van 30 april 2009, vervangen bij het decreet van 6 juli 2012; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009, 4 december 2009, 6 juli 2010, 7 juli 2010, 24 september 2010, 19 november 2010, 13 mei 2011, 10 juni 2011, 9 september 2011 en 14 oktober 2011; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse Integratiebeleid, artikel 4 en 5; BESLUIT: Enig artikel. De lijst van steden en gemeenten die op dit moment een integratiesubsidie ontvangen met een simulatie van het te verwachten budget en het vooropgestelde groei- en krimppad:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Gemeente Aalst Antwerpen Asse Beringen Boom Denderleeuw Diest Dilbeek Dilsen-Stokkem Geel Genk Gent Geraardsbergen Grimbergen Halle Ham Hasselt Heist-op-den-Berg Heusden-Zolder Houthalen-Helchteren Kortrijk Leopoldsburg Leuven
2014 123.232 596.019 81.438 135.039 79.359 61.369 67.840 76.998 70.299 61.369 343.785 268.662 61.369 80.889 69.685 62.467 122.850 61.369 222.277 159.542 123.068 72.831 183.471
- 26 -
2015 112.358 596.847 95.823 135.971 91.664 55.685 68.626 86.942 73.545 55.685 307.550 280.259 55.685 94.724 72.315 57.881 111.593 55.685 187.490 154.236 112.029 78.607 171.355
2016 101.483 597.674 110.207 136.903 103.969 50.000 69.412 96.885 76.790 50.000 271.315 291.857 50.000 108.559 74.946 53.294 100.336 50.000 152.702 148.931 100.990 84.384 159.238
24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Liedekerke Lier Lokeren Lommel Maasmechelen Machelen Mechelen Menen Mol Mortsel Ninove Oostende Roeselare Ronse Sint-Niklaas Sint-Pieters-Leeuw Sint-Truiden Temse Ternat Tienen Turnhout Vilvoorde Waregem Wetteren Willebroek Zele Zemst
67.123 63.186 78.280 61.369 196.747 100.600 168.622 70.160 62.110 70.028 62.744 70.441 61.369 83.119 124.995 89.104 68.964 71.985 61.369 62.475 71.616 128.818 61.369 63.099 98.068 70.122 61.369 5.434.479
67.191 59.318 89.506 55.685 197.906 134.146 172.397 73.265 57.166 73.001 58.434 73.828 55.685 99.185 115.884 111.154 70.875 76.916 55.685 57.895 76.177 157.055 55.685 59.144 95.555 73.190 55.685 5.440.163
67.260 55.450 100.732 50.000 199.066 167.691 176.173 76.371 52.222 75.975 54.124 77.214 50.000 115.250 106.772 133.204 72.785 81.848 50.000 53.316 80.739 185.293 50.000 55.188 93.041 76.258 50.000 5.445.848
De bedragen worden conform artikel 4 § 3 en artikel 5 laatste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaams integratiebeleid, aangepast ten gevolge van eventuele overschrijdingen van de spilindex. Brussel, 8/11/2012 De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, Geert BOURGEOIS
- 27 -