Begeleidingsinstrument: achtergrondinformatie en weetjes Dit instrument bestaat uit fiches met achtergrondinformatie en weetjes over een aantal veel voorkomende planten en dieren. Deze informatie bevat interessante weetjes, typische kenmerken, verhaaltjes die je de kinderen kan vertellen tijdens of na je tocht in de natuur. De achtergrondinformatie is onderverdeeld in 4 katernen (wegbermplanten, bomen en struiken, kriebeldieren en vogels) waarin je telkens een uitgebreide omschrijving van een aantal soorten en een lijst met interessante weetjes kan terugvinden. Uiteraard hoef je niet uitsluitend te focussen op de soorten die in deze katernen aan bod komen. Alle planten of dieren die je tegenkomt, kunnen een uitdaging zijn om er meer over te weten te komen. We zien de informatie die je in de katernen kan nalezen als een aanzet om zelf of samen met de kinderen in boeken of op websites op zoek te gaan naar achtergrondinformatie of leuke natuurweetjes.
Katern wegbermplanten Fiches wegbermplanten: Brandnetel Paardenbloem Witte dovenetel + andere soorten (paarse, gevlekte dovenetel) Madeliefje Boerenwormkruid Duizendblad Grassen, Zegge, Rus
Jonge Natuurverkenners
o o o o o o o
15
Brandnetel Hoi, ik ben NETELTJE, de brandnetel (Urtica dioica). Je kent me wel. Ik ben het die in de zomer bultjes (netelblaren) op je armen en benen tovert wanneer je te dicht langs de wegberm fietst of erin valt. Ik word daarom soms ook wel prikplant genoemd. Maar … als je goed kijkt, vind je in mijn buurt vaak een plantje dat de pijn die ik toebracht verzacht. Speur maar eens onder en langs me, zie je geen plantje met blauwe bloemetjes en hartvormige blaadjes, Hondsdraf. Wanneer je de blaadjes van dit plantje kneust en ze op de pijnlijke plek legt dan verdwijnt de jeuk en de zwelling.
Het zijn de brandharen op mijn stengel en onderkant van mijn ovaalvormige gezaagde bladeren die de bultjes veroorzaken. Wanneer je mijn stengel bekijkt onder een sterke loep dan zie je mijn brandharen beter. Aan de top ervan zit een weerhaakje dat in je huid blijft vastzitten wanneer je mij aanraakt. Zo breken de kopjes van mijn brandharen af en komen er bijtende stoffen (mierenzuur) in je huid die een brandend gevoel veroorzaken en bultjes.
Ondanks mijn brandharen ben ik een heel nuttige plant. Ik ben een waard of voedselplant voor verschillende vlindersoorten: de dagpauwoog, kleine vos en atalanta. De rupsen van deze vlinders leven enkel op mij en voeden zich met mijn bladeren. Snap je nu waarom men mij niet verwijdert uit wegbermen. Vooral op stikstofrijke gronden woeker ik naar hartenlust en tref je ondergronds meerdere wortelstokken aan. Niet alleen rupsen vinden mij een delicatesse, ook mensen vinden mij lekker en gezond. Ik ben vezelrijk, bevat vitamines en mineralen waaronder ijzer. Mijn jonge blaadjes worden dan ook gebruikt voor soepjes of als spinazie. Rauw ben ik niet te eten, ik ben bijzonder irriterend. Ook al zijn ze weinig opvallend, toch draag ik bloemen. Verspreid over verschillende planten zie je op mijn stengels, van juni tot september, mannelijke en vrouwelijke bloemen. De vrouwelijke bloemen zijn groenachtig en zitten in kleine trosjes. De mannelijke bloemen zitten in een lange, hangende aar. Op warme windstille dagen kan je met tussenpozen kleine wolkjes uit mijn mannelijke aren zien wegpuffen.
Jonge Natuurverkenners
Een leuk weetje: mijn brandharen zijn naar boven gericht, wanneer je dus over mijn stengel en bladeren van onder naar boven wrijft, word je niet geneteld. Wellicht kennen je vriendjes dit trucje niet en kan je hen eens goed foppen. Wie durft er mij te aaien?
16
Paardenbloem Bonjour, aangename kennismaking, ik ben Juffrouw Pisbloem (Taraxacum officinale), Oeps, jullie kennen mij niet? Ze noemen mij ook wel Paardenbloem. Eet je mijn blaadjes, dan laat ik je meer plassen, vandaar mijn Vlaamse naam ‘Pisbloem’. Ik ben enorm geliefd bij kinderen en bij verliefden. Waarom? Laat ons daarvoor een kijkje nemen ter hoogte van mijn bloem. Ik besta uit tientallen kleine, gele bloemetjes (ook wel lintbloemetjes genoemd) die in een bloemhoofdje zijn gerangschikt. Mijn bloemhoofdje valt bij kinderen en geliefden sterk in de smaak. Trek één voor één de lintblaadjes uit en ga na of hij/zij van je houdt, niet van je houdt, van je houdt, … En … nu duimen kruisen dat het antwoord positief is.
Mijn bloemhoofdje staat op een lange holle stengel zonder bladeren. Het sap uit mijn steel is wit en maakt bruine vlekken op kledij. Pluk je mij dan ben je gewaarschuwd. Je kunt mijn sap wel gebruiken om te tekenen of te schrijven. Wacht even tot het witte sap verkleurt en er verschijnt een bruine tekening. Mijn sap is ideaal als kleefstof, je kunt papier aan elkaar kleven of bloemetjes op je oren of voorhoofd. Mijn sap is trouwens ook geneeskrachtig. Stip vijf dagen een wrat aan en ze gaat weg. Helemaal onderaan, dicht tegen de grond, vind je mijn bladeren. Ze zijn diep ingesneden tot bochtig getand en staan in een rozet. Cavia’s en konijnen zijn dol op mijn blaadjes, die je best vers geplukt aan hen geeft. Maar ook jullie mensen mengen mijn blaadjes door een salade of verwerken ze in een soep. Ik ben dan ook rijk aan vitamine B en C en bevat veel mineralen. Mijn bitterstoffen hebben daarnaast een eetlustopwekkende werking. Mijn bloemen worden gebruikt om jam en siroop te maken. Ik zit heel goed vast in de grond met een stevige en lange wortel, die tot 30 cm diep kan gaan. Zo een wortel wordt penwortel genoemd en ik kan er in moeilijke omstandigheden (bij droogte) mee overleven. Ik kan dus tegen een stootje en zelfs bij een hittegolf zie je me overal staan. Een kleine wedstrijd: wie trekt mij volledig uit de grond? Wedden dat het jullie niet lukt?
Jonge Natuurverkenners
Na mijn bloeitijd vind je ter hoogte van mijn bloemhoofdje een pluisbol. Mijn pluisbol bestaat uit verschillende vruchtpluizen. Als je goed kijkt dan zijn het net parapluutjes met onderaan een klein bolletje (de zaadjes). Op deze manier kunnen mijn zaadjes ver wegwaaien. Mijn pluisbol is voor kinderen een waar orakel. Blaas je de pluizen in één keer weg, dan ben je een gelukskind en mag je een wens doen. Wil je weten hoeveel kinderen je zult krijgen? Blaas dan hard en tel de zaadpluizen die achterblijven.
17
Euh, wat zeg je, ik versta je niet! ……… Ik ben Witte Dovenetel (Lamium album) en in tegenstelling tot brandnetel, netel of brand ik je niet. Vandaar mijn naam ‘Dove- netel’ (= ‘dode netel’), of dacht je dat ik doof was? Je vindt mij wel in de buurt van brandnetel terug, alhoewel we totaal geen familie zijn. Ik ben een lipbloemige. Onze familie heeft vierkante holle stengels, onze bladeren staan paarsgewijs tegenover elkaar op de stengel, we zijn behaard en onze bloemen lijken op lippen. Ze bestaan uit een bloembuis die zich op het uiteinde splitst in een boven- en een onderlip. Onze bovenlip staat als een afdakje boven onze bloemingang. Op onze onderlip kan je enkele gekleurde strepen ontdekken; wegwijzers voor hommels en bijen naar de nectar. Wanneer een bij of een hommel op de onderlip landt en zich in onze bloem wringt strijkt de bovenkant van haar achterlijf onherroepelijk langs de helmknoppen en wordt met stuifmeel bedekt. Bij het bezoek aan een volgende bloem blijft dit dan weer aan de kleverige stempels zitten. Zo helpen deze insecten ons bij de bestuiving. Met een loep zijn deze lokstrepen duidelijker te zien. De insecten achterna? Ga via de achteringang. Neem één van onze bloemetjes, draai om en zuig de nectar eruit. Wat proef je? Van onze bloemen kan je ook thee zetten, doe dit bij voorkeur ’s avonds, we werken immers slaapopwekkend. Mijn bloemen zijn wit maar ik heb neven en nichten wiens bloemen andere kleuren hebben, ze behoren tot een andere soort van onze familie. Ik stel ze straks aan jullie voor. Onze zaadjes worden door mieren verspreid. En weet je waarom ze dat doen? Aan onze zaadjes zit een aanhangseltje waar ze dol op zijn. In plantentermen noemen we dat ook wel een mierenbroodje. Mieren halen de zaadjes rechtstreeks uit onze kelken en doen wat de wind niet kan; onze zaden vervoeren naar andere oorden. Mij zie je overal, behalve in het hoge noorden. Via ondergrondse wortelstokken woeker ik sterk en kan ik een aanzienlijke oppervlakte bedekken. Probeer je mij te plukken dan zal je merken dat je meerdere bloemenstengels en liggende (steriele) stengels meetrekt. Mijn groene blaadjes zijn eirond tot hartvormig met een spitse top, zoals ik reeds vermeldde staan ze in paren tegenover elkaar. Het is mogelijk om mijn bladeren te eten zoals spinazie. Aan de voet van mijn bovenste blaadjes vind je mijn witte bloemen die in dichte schijnkransen staan. Je ziet mij bloeien van april tot november. Mijn nicht, Gevlekte Dovenetel (Lamium maculatum), vind je in Zuid- België terug. Ze bloeit van maart tot oktober. Ze heeft vooral lichtpaarse bloemen en wordt gekenmerkt door bladeren met een witachtige, soms rozige vlek langs de middennerf. Net zoals mij heeft ze bladeren die onderaan een langere steel hebben dan bovenaan. Bovenaan zijn onze bladeren eerder zittend of kortgesteeld. Mijn neef, Paarse Dovenetel (Lamium purpureum), is een betrekkelijk klein, geurend plantje. Zijn onderste bladeren hebben eveneens lange stelen en zijn vaak paars aangelopen. Zoals zijn naam doet vermoeden heeft mijn neef paarse bloemen. Mijn neef zie je niet alleen op bermen, graslanden, dijken maar eveneens in tuinen. Hij bedekt daar, als hij ook maar even de kans krijgt elke lege plek.
Jonge Natuurverkenners
Dovenetel
18
Madelief Hou je van me, of … hou je niet van me? Je moet wel, want ik ben Madelief (Bellis perennis), wat je kan vertalen als ‘eeuwige schoonheid’). Je kan mij het hele jaar door plukken. Ik bloei in de winter maar vooral in de zomer. Mijn bloemen zijn bloemhoofdjes en bestaan in het hart uit tientallen gele korte buisbloemetjes, die omgeven zijn door witte tot wit-met-roze lintbloempjes. Vooral meisjes gebruiken mij als liefdesvoorspeller en trekken mijn witte lintbloempjes los om te weten of ze wel of niet met de man van hun dromen zullen trouwen. Wil je het ook eens proberen? Of vlecht je liever kransen van mijn bloempjes? Mijn bloemen met stevige steeltjes zijn makkelijk te bewerken en ik sta heel mooi aan je hand, aan je hals of op je hoofd. Als het regent dan sluiten mijn bloemetjes en keren zich naar de grond, ook bij zonsondergang kan je mijn gele hartje niet meer zien. Bij de minste zonnestraal ‘s morgens voel ik mij echter vrolijk en blij, openen mijn bloemen en richten ze zich naar de zon. Mijn Engelse benaming ‘Daisy’ is hier trouwens van afkomstig. Languit is het ‘Day’s Eye’ of ‘Oog van de dag’. Mijn Nederlandse naam zou verwijzen naar de Oud-Nederlandse naam voor weide of grasland; ‘Made’ (Made-liefje: liefje van de weide).
Jonge Natuurverkenners
Je hoeft me niet ver te zoeken, ik groei zowat overal, zelfs in de meeste tuinen. Grasmachines deren mij niet, ik ben een kampioen in overleven. Rijden ze over mij heen dan kleur ik het gazon een paar dagen later opnieuw. Ik ben een echte tredplant, ik groei goed in bodems die vast en dichter zijn geworden door de druk van voeten en fietswielen en ik kan dan ook tegen een voetje of wieltje. Mijn bladeren staan helemaal onderaan in wortelrozetten, ze zijn eirond tot spatelvormig en behaard.
19
Boerenwormkruid
Jonge Natuurverkenners
Haha, je hebt me gevonden? Geen wonder ik kom dan ook overal voor, zeg maar in het grootste deel van Europa en zelfs in een deel van Azië. Ik hou van zanderige gronden. Vroeger werd ik veelvuldig gebruikt door boeren. Waarom? Zoek dat maar in mijn naam. Aangenaam, ik ben Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare). Ik verjaag heel wat ongedierte waaronder wormen, muggen, vliegen, muizen, vlooien, …. Naar wat men mij zegt, werd ik eerst ‘Reinvaren’ genoemd, maar kreeg ik mijn huidige naam om het beroep van den boer eer aan te doen en omdat ik koeienwormen den duvel aandoe. De naam ‘Reinvaren’ is niet zo vreemd. Kijk eens goed naar mijn bladeren. Lijken ze niet op de bladeren van een varen? Ze zijn sterk uitgesneden en veervormig. Vooral in het voorjaar wanneer ik nog geen bloemen heb, kan je je in mij vergissen. Wanneer mijn bloemen verschijnen is het zomer. Als je goed kijkt dan zie je dat mijn gele op speldenkussentjes lijkende bloemhoofdjes uit meerdere buisbloemetjes bestaan. Mijn vlakke bloemhoofdjes vormen aan het eind van de stengel een dichte schermachtige pluim. Zag je ook hoe groot ik ben? Ja, ik kan tot 120 cm lang worden. Met mijn knopvormige bloemen, sterk uitgesneden blaadjes en rechtopstaande stengel sta ik mooi in een veldboeket op tafel. Mijn bloemen verwelken niet vlug, houden hun gele kleur lang en bovendien blijven vervelende insecten zoals vliegen uit je huis. Pluk mij dus, in plaats van boterbloemen of madelieven. Ruik echter eens goed aan mij. Ik verspreid een kamferachtige geur die sommigen niet zo aangenaam vinden. Ook mieren houden niet van mij, om die reden werd ik vroeger aan de keukendeur geplant. En … in het kippenhok en de mand van honden of katten help ik vlooien te verjagen. Voor het verven van textiel in groene, gele of bruine tinten kan je mij ook gebruiken. Pluk daarvoor mijn bloeiende toppen.
20
Duizendblad Mag ik mij even voorstellen? Achilles, het duizendblad. Zelf geef ik de voorkeur aan mijn Latijnse naam, die klinkt als een gedicht, ‘Achillea millefolium’. Het was Achilles, de dapperste van alle Griekse helden, die mij ontelbare keren als bloedstelpend middel gebruikte en daarom ook voorkomt in mijn wetenschappelijke naam. Mijn eigenschappen bezorgden mij verschillende volksnamen waaronder soldatenkruid, herbe aux carpentier of timmermanskruid.
Jonge Natuurverkenners
Millefolium of duizendbladig, kan je achterhalen waar mijn soortnaam vandaan komt? Kijk eens goed naar mij. Mijn bladeren zijn net kantwerk en het lijkt of ik wel duizend blaadjes heb. Vanaf juni zie je mij bloeien. Ik heb witte tot wat roze bloemschermen. Met mijn sterk uitgesneden bladeren en ondergrondse wortelstokken kan ik heel goed tegen de droogte, kou, hitte en vind je mij zowat overal en vooral langs wegbermen. In vroegere tijden, toen geesten en heksen het dagelijkse leven beïnvloedde, werd ik in huizen opgehangen of onder dorpels gelegd. Het kwade werd zo ver weg gehouden.
21
Grassen
Wist je dat er grassen bestaan die eigenlijk geen grassen zijn, zo heb je de schijngrassen (of cypergrassen, Cyperaceae) waar zegge een voorbeeld van is of de russenfamilie (Juncaceae) die maar oppervlakkig op grassen lijken. Zegge kan je herkennen aan zijn gevulde, driehoekige stengel, terwijl een rus een ronde, volle bies heeft met meestal enkel onderaan bladeren.
Jonge Natuurverkenners
Hallo, ik ben sprietje, een gras! Ik behoor tot één van de grootste plantenfamilies op aarde (Poaceae), geen wonder dat je mij bijna overal kan aantreffen. In totaal zijn we met ongeveer 8000 verschillende soorten. Je kan ons herkennen aan onze typische bouw, we bestaan uit een rechtopstaande, rolronde stengel die hol is. Aan mijn stengel kan je verdikkingen vinden (knopen), vaak zitten ze een beetje verstopt onder het eerste deel van mijn blad dat als een kokertje rond de stengel zit (bladschede). Verschillende van mijn soorten kan je herkennen aan de vorm van mijn bloeiwijze. Mijn bloemen zijn helemaal niet felgekleurd, maar zijn vaak groenig en bestaan uit aartjes die soms een grote pluim kunnen vormen. Wanneer ik in bloei sta, zitten mijn aartjes vol stuifmeel die met de wind verspreid wordt. Veel mensen vinden het niet prettig wanneer ik in bloei sta, ze moeten dan veel niezen omdat ze een allergische reactie tegen mijn stuifmeel ontwikkelen (hooikoorts). Veel grassoorten vormen een belangrijke voedselbron voor grazende dieren (zoals koeien, schapen, …), maar er zijn ook soorten die we dagelijks in onze brooddoos aantreffen (bv tarwe, rogge, haver, gerst waarmee men brood maakt) of op ons bord bij de Chinees (rijst). Andere bekende soorten zijn riet en bamboe. Hoe het kruipertje (zie foto rechts) aan z’n naam komt, kan je zelf uittesten! Stop een aartje in je mouw, door te bewegen zal het aartje met zijn dunnen lange haartjes omhoog kruipen. Je kan het kruipertje vinden in veel wegbermen, weilanden en op dijken.
22
Wegbermplanten v Van de stengel van sommige planten kan je makkelijk een fluitje maken? Probeer maar eens met een stengel van fluitekruid (zie: http://www.over-leven-in-denatuur.com/pr/subpage.php/pagecode=Subpage_a6a). v Vogelwikke is makkelijk te herkennen. Neem het bloempje uit de kelk en leg het op je hand. Zie je ook dat het bloempje op een vogeltje lijkt? v Planten van de paardenstaartfamilie (zoals holpijp, heermoes en lidrus) worden ook wel legoplanten genoemd. Ze bestaan uit losse, in elkaar geschoven delen die je - net als legoblokjes - uit elkaar kan halen en opnieuw in elkaar kan steken. v Wist je dat er een plant bestaat die naar look ruikt maar toch geen look is? Inderdaad, het gaat hier om look-zonder-look.
Jonge Natuurverkenners
v De Engelse vertaling van paardenbloem is dandelion, wat een verbastering is van de Franse woorden ‘dent de lion’ of ‘leeuwentand’. Het kreeg deze naam omdat men vroeger vond dat de omtrek van de bladeren er als leeuwentanden uitzien.
23
Katern bomen en struiken Fiches bomen en struiken: Wilg Vlier Eik (zomereik, wintereik) Paardenkastanje Tamme kastanje
Jonge Natuurverkenners
o o o o o
24
Wilg Hallo, ik ben wilg, de wilg (Salix)! Ik ben een veelvoorkomende boom, en ik besta in verschillende groottes en vormen. Wanneer mijn takken regelmatig afgezaagd worden dan krijg ik een dikke stam met daarop jonge scheuten, het lijken wel dunne tenen op een oude knotvormige boomstam (schietwilg die geknot worden). Soms laat ik mijn takken hangen en schommelen ze mee in de wind (treurwilg). Ik sta het liefst met mijn wortels in vochtige grond en ik heb veel licht nodig. Dus je zoekt mij best langs natte weilanden, sloten en plassen, maar vaak kan je mij ook in tuinen en parken vinden. Mijn schors is grijsachtig en gespleten, mijn bladeren hebben onderaan een zilverachtige grijze kleur en zijn langwerpig. Wanneer je aan de onderkant van mijn bladeren kijkt, kan je zijdeachtige, zilverwitte donshaartjes zien. In het voorjaar pronk ik met mijn bloemen, nog voor er blaadjes aan mijn takken hangen. Het zijn wollige katjes, met gele meeldraden of grijsgroene stampers. Ze vallen op door hun aangename geur, geen wonder dat ze door heel wat hommels en bijen bezocht worden. Wanneer je vroeg in het voorjaar een paar takken afknipt en binnen in het water zet, kan je de veranderingen aan mijn katjes van dichtbij bewonderen! In de lente (mei/juni) hang ik vol pluisjes, het lijken wel vlokken schapenwol, dit is het vruchtpluis van de wilgenzaadjes. Ze zorgen ervoor dat ze makkelijk met de wind kunnen verspreid worden.
Jonge Natuurverkenners
Mijn hout is zacht waardoor het goed te bewerken is. Wist je dat mijn hout vroeger gebruikt werd om klompen te maken? Met mijn takken zijn erg buigzaam waardoor ze kunnen gebruikt worden om prachtige manden te vlechten.
25
Vlier Kom eens hier, ik ben Mijnheer de Vlier (Sambucus nigra)! Je hebt mij zeker al eens geroken of geproefd. Ik ben een struik en ik groei langs bosranden en weilanden, maar vooral in de buurt van mensen (huizen, stallen, boerderijen). Ze geloven dat ik boze geesten of onweer op afstand houdt, en dat mijn geur vliegen en muggen verjaagt. Kneus eens een blaadje of een takje en je zal merken waarom! Wanneer ik volwassen ben, heb ik een brede kroon en overhangende takken. In de winter herken je mij aan mijn knoestige stam vol ribbels en kurkachtige wratten. De binnenkant van mijn takken bestaat uit een zacht, sponsachtig, wit merg. Als je erin slaagt om het merg te verwijderen kan je mijn takken gebruiken om uitstekende fluitjes of blaaspijpjes te maken! Mijn bladeren zijn onderverdeeld in 5-7 ellipsvormige deelblaadjes. Vergelijk de onderkant en bovenkant van mijn blaadjes en je zal een verschil merken: onderaan zijn ze lichtgroen terwijl de bovenzijde donkergroen is.
Jonge Natuurverkenners
Aan het begin van de zomer pronk ik met mijn roomkleurige bloemtuilen met een onmiskenbare zoete geur die tegen het najaar veranderd zijn in hangende trossen van ronde zwarte bessen. Mijn bessen zijn een lekkernij voor vele vogels, maar rauw zijn ze giftig. Wanneer je ze kookt zijn ze bruikbaar voor heel wat lekkers: siroop (tegen winterverkoudheid), limonade (siroop + spuitwater), confituur, … Ook met mijn bloemen wordt wel eens een lekkere limonade gemaakt! Daarnaast kan je mijn bessen ook gebruiken als kleurstof, bv. voor het kleuren van wol of textiel (Zie http://draadjesenpraatjes.blogspot.com/2009/09/vlierbessen-verfrecept.html of http://www.plantaardigheden.nl/aardig/aardigheden/verfplanten.htm)
26
Eik (zomereik/wintereik)
Jonge Natuurverkenners
Hallo, ik ben een eik (Quercus)! Ik ben een grote boom (soms wel tot 40 m hoog), waar veel magie, mysterie en symbolische waarde aan verbonden is. Sommigen noemen mij ‘de koning van het bos’. Omdat ik soms tot wel 1000 jaar oud kan worden, word ik aanzien als het symbool van kracht en lang leven. Wanneer je onder mijn kruin staat en naar boven kijkt, vallen mijn breed spreidende, kronkelige takken op. Je zal merken dat er hierdoor nog veel licht door de kruin kan komen. Mijn stam is recht en mijn schors ruw met diepe groeven, ze lijken wel een beetje op de rimpels van opa en oma. Vaak zie je vogels onder mijn schors neuzen naar voedsel, het is immers de favoriete woonplaats van heel wat spinnetjes, wespen, rupsen en vlinders. Mijn bladeren hebben een typische vorm, ze zijn ovaalvormig met afgeronde lobben en hebben een donkergroene kleur. Mijn vruchten zullen je niet onbekend zijn, het zijn eivormige vruchten (eikels) die in een kleine ‘kommetje’ (napje) vastzitten. Rauw zijn mijn eikels niet eetbaar voor mensen, paarden, schapen en runderen, maar eekhoorns, vogels en varkens smullen er wel van! Van mij eikels kan je wel een soort koffie maken. Op mijn napje kan je heel luid fluiten, probeer het maar eens uit!
27
Paardenkastanje Hallo, ik ben een paardenkastanje (Aesculus)! Wanneer ik oud ben, ben ik een grote, statige boom die wel tot 40m hoog kan worden en waarin je heel wat kan beleven. Je kan mij herkennen aan mijn handvormige bladeren, het lijken wel gigantische handen met vijf tot zeven spits toelopende ‘vingers’. Wanneer mijn bladeren afvallen laten ze een groot litteken achter op mijn takken. Ga maar eens op zoek. Aan wat doen ze je denken? Juist ja, een omgekeerd hoefijzer van een paard, zelfs de spijkergaatjes zijn duidelijk te zien!
Jonge Natuurverkenners
De knoppen aan het eind van mijn takken zijn erg opvallend, ze bestaan uit kleine, glanzende roodbruine schubben en worden erg kleverig in de winter. In het voorjaar loont het de moeite om het ontluikingsproces van de knoppen van dichtbij te volgen. Plaats een tak in een vaas met water en observeer deze regelmatig. De knoppen zwellen op en de schubben buigen om, het wollige pluis dat de jonge bloempjes en blaadjes tegen de koude beschermt, komt naar buiten piepen. Daarna ontplooien de opgevouwen blaadjes zich langzaam. Het spektakel begint pas wanneer uit de grootste knoppen grote witte en roze ‘kaarsen’ ontwikkelen. Deze bloempluimen kunnen tot 30 cm groot worden en bestaan uit wel honderd afzonderlijke bloemen. Mijn bloemen lokken heel veel hommels en bijen die verzot zijn op de nectar en het stuifmeel. Om deze insecten de weg te wijzen naar dit lekkers, staat er een gele of rode vlek op mijn bloemen (honingmerk). Wist je dat het honingmerk van geel naar rood verkleurt wanneer de bloem reeds bezocht is door een bij? Hierdoor geven ze aan de bijen aan dat ze reeds bestoven zijn en hoeven die geen tweede keer langs te komen. In de herfst verschijnen mijn zaden, deze rijpen in een stekelige groene bolster. Per bolster kunnen tot 3 gladde, roodbruine zaden zitten. Vroeger werden mijn zaden gebruikt om zeep te maken, dus je eet ze best niet op. Everzwijnen, varkens en herten lusten ze wel!
28
Tamme kastanje Ondanks mijn naam, ben ik geen familie van de Paardenkastanje (Castanea sativa)! Kijk eens goed naar mijn bladeren en je kan heel wat verschillen merken. Ik heb smalle, langwerpige bladeren met een getande bladrand. De bovenzijde van mijn bladeren is glanzend donkergroen, terwijl de onderzijde ietsje lichter is.
Jonge Natuurverkenners
Ik heb zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen. De mannelijke bloemen zitten als een parelsnoer aan rechtopstaande, lange katjes. Vaak blijven ze aan de rijpe (stekelige) vrucht hangen wanneer die rijp zijn. De vrouwelijke bloemen zijn kleiner en omgeven door groene, schubachtige blaadjes, ze staan aan de basis van de katjes. De geur van mijn bloemen lokt kevertjes, vliegen en bijen. Als beloning krijgen ze een zoetsmakend druppeltje nectar dat ze op de stempel van mijn (vrouwelijke) bloemen vinden. Mijn vruchten bestaan uit leerachtige, glanzende bruine nootjes (kastanjes), die meestal per 3 in een groene tot geelbruine, stekelig napje zitten (dat vaak, onjuist, als een bolster wordt omschreven). Met de stekels probeer ik ervoor te zorgen dat vogels en eekhoorns minder snel gaan lopen met mijn vruchten! Probeer maar eens mijn kastanjes uit het napje te halen zonder je te prikken. In tegenstelling tot de stekelige buitenkant van de vrucht, is de binnenkant bezet met witte, zijdeachtige aangedrukte haartjes. Ze zorgen voor een zacht bedje voor mijn kastanjes.
29
Bomen en struiken v Beukennootjes zijn vers niet geschikt voor het eten van grote hoeveelheden, ze bevatten namelijk een klein beetje giftig blauwzuur. Eentje proeven kan geen kwaad. Door ze te roosteren wordt het gif verwijderd. De vruchten zijn zeer geliefd bij eekhoorns, gaaien en spechten. v Een haag met beuken is niet hetzelfde als een haagbeuk. Een gewone beuk en een haagbeuk zijn immers andere soorten (haagbeuk behoort tot de berkenfamilie,een gewone beuk tot de napjesdragers familie). In de herfst wordt het verschil tussen beide soorten duidelijk. De bladeren van de haagbeuk worden opvallend geel waarna ze snel afvallen. Bij de gewone beuk heeft een zeer mooie herfstkleur (van geel naar warm rood). v De overblijfselen van de vrouwelijke bloemen (katjes) van een els noemt men elzenpropjes. In de zomer zijn ze groen en zitten ze vol zaadjes die door vogels, zoals sijsjes en putters worden gegeten. In de herfst/winter worden ze donkerbruin en gaan de schubben open staan, het lijken dan mini-denappeltjes. v De stevige takken van een berk kan je gebruiken als een prima wandelstok. Heksen maken bezems van de fijne takjes.
Jonge Natuurverkenners
v Wanneer je in het voorjaar een gaatje in de stam van een berk maakt, vloeit er sap uit: lekker zoet en goed voor je gezondheid!
30
Katern kriebeldieren Fiches kriebeldiertjes: Lieveheersbeestje Pissebed Vlinder (koolwitje, kleine vos)
Jonge Natuurverkenners
o o o
31
Lieveheersbeestje
Jonge Natuurverkenners
Ik ben een rood, bol kevertje met veel of weinig zwarte stippen, wie ben ik? Ik ben een lieveheersbeestje (Coccinella)! Ken je het verhaal achter mijn stippen? Hoe meer stippen, hoe ouder het lieveheersbeestje vertelde men vroeger, maar dit is een fabeltje (lieveheersbeestjes leven ongeveer 1 jaar)! Elk lieveheersbeestje wordt met al zijn stippen geboren, het aantal stippen varieert tussen verschillende soorten. Er bestaan wel 60 verschillende soorten! Ga eens op zoek in je omgeving en wie weet kom je mij tegen met meer of minder stippen of in een andere kleur (oranje, bruin, geel, zwart). Het zevenstippelige lieveheersbeestje komt het vaakst voor, wist je dat deze soort in feite 8 stippen heeft? Op elk dekschild staan 4 stippen, maar omdat de 2 middelste stippen naast elkaar staan, lijkt het alsof dit één grote stip is. Vogels zullen mij niet snel opeten, mijn kleur (rood of geel met zwart) verraadt dat ik vies smaak. Je bent gewaarschuwd! Wanneer ik mij bedreigd voel dan scheid ik een gele, zure en branderige vloeistof af die erg stinkt en bitter smaakt, ideaal om mijn vijanden af te schrikken. Je kan dit uitlokken door mij in de hand te nemen en zachtjes tegen mijn lijfje te tikken. Wie durft mij aan? Daarnaast ben ik een zeer goede toneelspeler. Bij gevaar draai ik mij soms op mijn rug en trek mijn pootjes en antennes in alsof ik dood ben. Wanneer het gevaar voorbij is, draai ik mij om en vlieg ik gewoon weg! Wist je dat ik erg nuttig ben in de tuin of de landbouw? Ik ben, als roofdier, namelijk dol op bladluizen (vooral Aziatische lieveheersbeestjes). Ook mijn larven lusten bladluizen, je hebt veel kans dat je ze ook aantreft op planten die aangetast zijn door bladluizen. Ga maar eens op zoek, ze zijn zwart tot donkergrijs met gele/oranje vlekken. Mijn larven ontstaan uit eitjes die ik vaak op een plant leg met veel bladluizen. Op deze manier komen mijn larven als het ware ‘midden op tafel’ uit en hoeven ze maar toe te tasten. Mijn larven kunnen gedurende 6 weken wel meer dan honderd bladluizen verorberen.
32
Pissebed
Hé wat een gekke naam heb ik: ‘pissebed’ (Porcellio scaber)! Weet je waarom men mij zo noemt? Wel, de meningen zijn hierover nogal verdeeld! Vroeger geloofden sommigen dat je gedroogde pissebedden kon vermalen en in bed strooien wanneer je het bedplassen bij kinderen wou verhelpen. Anderen denken dat men mij in de Middeleeuwen gebruikte om het plassen (pissen) te bevorderen. Verzamel een aantal pissebedden en ruik er eens aan, aan wat doet de geur je denken? Juist ja, urine! In de volksmond noemt men mij ook soms keldermot, muurluis of muurvarken omdat ik graag op donkere en vochtige plaatsen zit.
Jonge Natuurverkenners
Wist je dat ik eigenlijk een schaaldier ben (zoals garnalen en kreeften) dat op land leeft? Mijn lichaam bestaat uit verschillende (rug)plaatjes en achteraan heb ik een staartje, net zoals bij kreeften! Bij elke rugplaat horen een paar poten, ik heb er 14 in totaal. Op mijn achterste poten zitten kieuwen waarmee ik kan ademen, daarom zal je mij nooit vinden op droge plaatsen. Spinnen, vogels en spitsmuizen zijn mijn grootste vijanden, wanneer ik onraad voel dan rol ik mij op om mij te beschermen (andere soort: oprolpissebed). Duw eens zachtjes met je vinger tegen mijn rugplaten en je zal merken hoe snel ik dit kan! Zelf lust ik het liefst rottend hout en andere rottende, plantaardige materialen (zoals groenten en fruit, maar ook oud karton), ik ben de opruimer van dienst!
33
Vlinders (koolwitje, kleinee vos)
Hallo, ik ben één van de kleurrijkste en mooiste fladde fladderende insecten, een vlinder! Ik ben een echte zonneklopper, je kan mij vaak in de zon vinden met m’n vleugels wijd uiteen. Zonder zonnewarmte kan ik niet vliegen, daarom zal je mij niet zien vliegen wanneer het regent, waait of koud is. Dan zit ik liever op een beschutte plek, zoals onder bladeren, in een holle boom of op een zolder. In een groot weiland zonder bomen en struiken zal je mij ook niet snel vinden, want dan heb ik het moeilijk om mij te oriënteren en durf ik nogal snel verdwalen! Daarom blijf ik graag binnen mijn eigen territorium. Wist je dat er soorten (bv Kleine vos, Aglais urticae) zijn die hun territorium echt verdedigen? Wanneer een indringen hun territorium durft te overschrijden zullen ze die in volle vlucht achtervolgen.
In het voorjaar, na de paring, leggen de wijfjes hun eieren op de onderkant van een plant (bv. brandnetels: ‘kleine vos’ en ‘atalanta’, bladeren van koolsoorten: ‘koolwitje’). Dit noemen we de waardplant en het is meteen ook het lievelingseten van de rupsen die uit deze eitjes kruipen. Mijn rupsen variëren sterk van vorm en kleur, sommige zijn sterk gekleurd of hebben gele strepen op de rug, andere hebben stekelachtige haartjes die kunnen irriteren, je raakt ze dus best niet aan. Wanneer mijn rupsen hun buikje volgegeten hebben, zoeken ze een rustig plekje om te verpoppen. Als pop hangt de rups stil, hij kan niet eten en niet rondkruipen. Wanneer je de pop voorzichtig aanraakt, zal hij ‘kwispelen’ om dieren die hem willen opeten te laten schrikken. Binnen in de pop krijgt de rups vleugels, voelsprieten en een roltong. In de zomer kruipt de nieuwe vlinder uit zijn pop. Niet alle vlinders die je overdag ziet zijn dagvlinders! Ook overdag kan je nachtvlinders tegenkomen, deze zijn vaak minder opvallend van kleur en houden in rust hun vleugels plat over hun lijf. Daarnaast ontbreekt het typische knotsje op het einde van hun voelsprieten, die je wel bij dagvlinders kan vinden, maar zijn hun voelsprieten waaiervormig.
Jonge Natuurverkenners
Ik ben verzot op de nectar uit bloemen, daarom fladder ik van de ene bloem naar de andere om met mijn lange roltong dit zoete sap uit de bloemen te zuigen. Wanneer ik op een bloem zit moet je eens aandachtig naar mijn vleugels kijken. Ze bestaan uit kleine schubjes en zijn opvallend gekleurd. De kleuren zorgen ervoor dat verschillende soorten elkaar herkennen, maar ze kunnen ook vijanden (zoals vogels) schrik aanjagen of in verwarring brengen, of er net voor zorgen dat ik bijna niet opval (camouflage).
34
Kriebeldiertjes
v Wanneer je rode bosmieren een beetje plaagt, spuiten ze een zuur omhoog om zich te verdedigen. Een zelfde soort stof (zuur)wordt ook gebruikt in producten voor toiletreiniging. v Net zoals vogels, zijn er ook vlinders die trekken; bv. de Atalanta overwintert in de lente in het Middellandse Zeegebied,en fladdert in de lente bij ons rond waar ze zich voortplanten (Noord-Europa). Hun nakomelingen keren in de herfst terug naar het zuiden. v Er zijn mensen die geloven dat je een wens mag doen als een lieveheersbeestje op het topje van je wijsvinger zit en van daar wegvliegt. v Wanneer een wesp rond je hoofd hangt, maak je best geen drukke bewegingen (slaan, meppen) want daar worden ze alleen maar lastiger van. Loop rustig een eindje weg en verdwenen is de wesp! v Na de zomer gaan alle wespen dood, behalve de koninginnen. Die wachten op een rustig plekje tot het lente wordt, om dan alleen aan een nieuw volk te beginnen. v Bijen zitten de hele winter in een dichte tros bij elkaar, wanneer het buiten warmer wordt dan tien graden,worden ze wakker. Dan komen ze rond de middag met z’n allen een uurtje naar buiten. v Libellen zijn echte supervliegers, ze razen soms wel met een snelheid van 40 km per uur langs takken en rietstengels. Voor ze rondvliegen, leven ze als larve in het water. De larven van bepaalde soorten kunnen soms wel 5 jaar lang onder water leven!
Jonge Natuurverkenners
v Met een insectenzuiger kan je eenvoudig kriebeldiertjes verzamelen zonder ze te beschadigen. Meer info over hoe je zelf een insectenzuiger kan maken: http://diertjesronddeschool.web-log.nl/diertjesronddeschool/2006/03/de_insectenzuig.html
35
Katern vogels Fiches vogels: Merel Roodborstje Canadese gans Houtduif Blauwe Reiger Winterkoninkje
Jonge Natuurverkenners
o o o o o o
36
Merel Hallo, ik ben mijnheer Merel (Turdus merula)! Jullie kennen me wel, die zwarte vogel die ook in je tuin rond hupt! Je herkent mij aan mijn glanzend zwarte verenkleed, donkere kraaloogjes met een geel randje en een felgele bek. En heb je mijn vrouwtje al gezien? Zij is ongeveer even groot als mij, maar niet zo mooi zwart. Ze is bruin, zodat ze goed verstopt zit op haar nest, tussen de bruine takken. Vroeger woonden wij merels in het bos. Maar omdat er steeds minder bossen waren, zijn we op zoek gegaan naar andere plekjes om te wonen. En in het park of een tuin vinden we ook heel wat lekkers! Mijn favoriete maaltijd is een lekker sappige regenworm. Je ziet mij dan ook vaak met mijn snavel in de grond wroeten. Als ik trappel met mijn pootjes komen de regenwormen sneller naar boven; ze denken dan dat het regent! Samen met mijn vrouwtje krijgen we elk jaar heel wat kleintjes. Tot 2-4 keer per jaar hebben we een nest met eieren. Onze kleintjes moeten wel heel goed oppassen voor katten, want die lusten wel zo’n rondhuppend mereljong. Het nest waarin onze eitjes liggen is door mijn vrouwtje gemaakt. Hiervoor heeft ze niet alleen gras, mos, veertjes en andere natuurlijke materialen gebruikt, maar soms ook plastic, touw,… Als de eitjes uitkomen is het mijn beurt. Dan ga ik op zoek naar lekkers voor onze kleintjes, terwijl mijn vrouwtje al snel aan een nieuw nest begint.
Jonge Natuurverkenners
Om mijn nestplekje te kunnen houden zing ik de hele dag. Zo weten mij buurmannen dat dit plekje van mij is. En mijn vrouwtje, die vindt mijn gezang heel mooi. Waarschijnlijk heb je mij al horen zingen. Ik zoek altijd het hoogste plekje uit, en zing dan zo luid ik kan. Ik begin ’s morgens al heel vroeg. Misschien heb ik je al eens wakker gemaakt!
37
Roodborstje Tik, tik, mijn naam is Roodborst (Erithacus rubecula). Gek eigenlijk, want mijn borst is eigenlijk oranje. ‘Oranjeborstje’ zou me beter passen! Ik sta hoog op mijn smalle pootjes, en kijk met zwarte kraaloogjes in het rond. Wij dames zien er hetzelfde uit als onze heren. Wij zijn soms echte driftkoppen. We kunnen ons heel boos maken, en zijn niet snel bang. Vooral in de winter komen veel roodborstjes veel vaker voor in tuinen, dicht bij de mensen. Dit zijn meestal onze soortgenoten die vanuit het koude Noorden komen. Wij zitten dan lekker warm in het bos, of gaan naar een warmer land, want dan vinden wij het hier te koud. Bij de meeste vogels is vooral het mannetje de zanger, maar wij zingen allebei! In de winter zingen we om onze voedselplekjes te verdedigen, in de zomer vooral om ons nest te beschermen. Ik maak 1 of 2 keer per jaar een mooi nest, waarin ik een 5-tal mooie witte eieren met roest-bruine vlekken leg. Ik broed de eieren uit. Gelukkig is mijn rug bruin, net zoals het nest en de takken van de boom of struik waarin ik zit. Anders zou ik een vogel voor de kat zijn Ik ben vooral een insecteneter, dat zie je aan mijn fijne snavel. Wanneer er te weinig insecten zijn, eet ik zaadjes en vruchten of allerlei kleine kriebeldiertjes. Na 2 weken komen onze jongen uit het ei. Samen met mijn man zorg ik voor de kinderen. Maar als die uitvliegen, gaan wij uit elkaar. En het volgende jaar zoeken we elk een nieuw liefje!
Jonge Natuurverkenners
Een leuk weetje: in Engeland wordt de postbode soms wel eens roodborstje genoemd, door zijn rode uniform. Wij roodborstjes staan ook vaak op kerstkaarten, omdat de postbode-roodborstjes die rondbrengen. (http://www.beesies.nl/animals/roodborst.htm )
38
Canadese gans Met mijn sierlijke nek lijk ik een beetje op een zwaan, maar vergis je niet, ik ben een echte gans! Een Canadese gans (Branta canadensis), want ik ben afkomstig uit het verre Noord-Amerika. Lang geleden brachten rijke mensen ons vanuit Amerika mee naar hier, waar ze in hun tuinen en parken met ons pronkten. Ze vonden onze lange zwarte hals met witte keelvlek prachtig. Daarnaast vonden ze ons vlees ook heel lekker, dus belandden we wel eens op tafel… Zo nu en dan kon er echter wel eens een gans ontsnappen, en sindsdien komen we hier met steeds meer voor. Niet iedereen ziet mij even graag komen. We zijn namelijk grazers, net als de koe eten we voornamelijk gras en andere kleine plantjes. Die graslanden vind je hier vooral terug in beschermde natuurgebieden. Daarom noemen sommige natuurliefhebbers ons ‘de koeien van het natuurreservaat’. Als we met z’n allen een dag lang op een wei grazen, is die tegen de avond veranderd in een woestenij. Daarnaast kunnen we behoorlijk agressief uit de hoek komen, en zijn veel inheemse diersoorten bang van ons. Een ander probleem waar we voor zorgen, is de grote hoeveelheid ganzenpoep (tot 800 gr per dag, per gans!!). Mensen vinden het niet leuk om op een grasveld of speelplein tussen de ganzendrollen te moeten stappen. En aangezien we bijna altijd in groep blijven, laten we er heel wat achter! In het land waar we vandaan komen moeten we opletten voor beren, coyotes en andere rovers, maar hier hebben we niet veel vijanden. Daarom zijn we hier met zoveel.
Mijn neven en nichten in Amerika trekken in de winter naar het Zuiden, maar wij Europeanen blijven meestal op dezelfde plaats. Als er echt niet genoeg eten is, gaan we elders op zoek naar voedsel.
Jonge Natuurverkenners
Toen ik 2 jaar was, ben ik op zoek gegaan naar een wijfje. En we zijn nog altijd bij elkaar! Elk jaar hebben we een nest met 3 tot 8 jongen. Hoewel we samen voor de eieren zorgen, zit mijn vrouwtje toch vaker op het nest. Onze jongen zijn lekker zacht en donzig, echte snoesjes! Als ze 2 jaar zijn, kunnen ze zelf een nestje maken.
39
Houtduif Hoi, ik ben Harry de houtduif (Columba palumbus). Misschien vind je mij niet zo mooi, maar je kent me vast wel. Wij duiven komen zowat overal voor, van in de stad tot in het bos. Heb je mij al eens horen koeren? Dat gaat als volgt: Roe-koe-koe koe-koe. Doe maar eens mee! Je kan me gemakkelijk herkennen aan mijn witte halsvlek en de witte streep op mijn vleugels. Vooral als ik vlieg zie je die heel goed. Ik ben een stevige vogel, met een zware borst. Ik zie er best stoer uit! Schrik niet als ik opvlieg, want dan klappen mijn vleugels hard tegen elkaar. Dit geluid alarmeert meteen de andere vogels van mijn groep. De meesten onder ons zijn standvogels, dat wil zeggen dat we het hele jaar door op dezelfde plaats blijven. Maar er zijn ook trekkers. In de winter hebben we vaak duiven van Noord- en Oost-Europa op bezoek. Je ziet ons meestal in grote groepen. Met z’n allen gaan we op zoek naar voedsel. Boeren zien ons niet zo graag komen op hun velden, want we kunnen behoorlijk wat schade aanrichten. We eten liefst zaden en bessen, en af en toe eens een kriebeldiertje. Om die harde zaden te kunnen vermalen, pikken we soms kleine steentjes op.
Jonge Natuurverkenners
Ons nest bestaat meestal uit een los en slordig bosje takken, hoewel we ook graag in gebouwen nestelen. Mijn vrouwtje legt meestal 2 witte eieren. We zorgen samen voor onze jongen. En raad eens wat onze jongen als voedsel krijgen? Melk! Dat lijkt misschien gek voor een vogel, maar toch is het zo. Duivenmelk is een kaasachtige stof die wij maken in onze krop, waar het voedsel voorverteerd wordt. De melk braken wij uit, recht in de snavel van onze jongen.
40
Blauwe reiger Aangename kennismaking, ik ben Dhr. Langnek, de blauwe reiger (Ardea cinerea). Je herkent me aan mijn grijsblauwe kleur, witte kop met zwarte band en mooie kuif. Mijn vrouwtje ziet er net hetzelfde uit. Ik stap als een koning statig tussen het riet. Urenlang sta ik aan de waterkant, te turen in het water, op zoek naar een lekker visje of kikkertje. Maar waarom zou ik zo’n lange poten nodig hebben, denk je? Kijk maar eens waar ik loop: in een drassige wei, een modderige waterplas, een sloot,… Met korte pootjes zou ik tot aan mijn buik in de modder zakken! En weet je waarom ik zo’n lange snavel heb? Je weet toch dat ik vissen vang? Als ik maar een kort snaveltje zou hebben, zou ik steeds met mijn hoofd onder water moeten vissen. En dat lijkt me maar niets! Ik woon samen met mijn familie en vrienden, altijd in de buurt van een waterplas. Je kan ons vinden door goed naar de grond te kijken. Zie je onze witte uitwerpselen? Of vind je braakballen met restjes van visgraten? Of hoor je ons snavelgeklepper, of de krassende geluidjes van onze jongen? Als je dan naar boven kijkt, zie je ons misschien zitten op onze nesten, hoog in de bomen.
Visliefhebbers zien mij niet zo graag komen, want ik pak maar al te graag de vissen uit hun vijver. Ze proberen me op allerlei manieren te verjagen: met een reiger van plastic, een net over de vijver, een fontein die water spuit als ik in de buurt land,…
Jonge Natuurverkenners
Ik ben gemakkelijk te herkennen als ik vlieg. Je kan de S-vorm van mijn lange nek, die bovenop mijn rug gebogen is, goed zien. Mijn poten steken achter mijn lichaam uit.
41
Winterkoninkje Trrrrrr, herken je de trillers in mijn lied? Mijn luide gezang doet een beetje denken aan een alarmsignaal. Het is bijna niet te geloven dat een klein vogeltje als ik zoveel lawaai kan maken, maar toch is het zo. Ik ben het winterkoninkje (Troglodytes troglodytes)! Ik lijk wel een bolletje met een rechtopstaand staartje. Verder zie ik er heel onopvallend uit. Ik ben helemaal bruin, je kan me dus moeilijk terug vinden tussen de takken van de struiken waar ik vertoef. Het liefst eet ik spinnetjes, insecten en slakken, hoewel ik ook wel eens een besje lust. In de lente maak ik nestjes. Om de vrouwtjes te imponeren, maak ik er soms een heleboel (tot wel 8 nesten). Daarna zing ik op elk nest mijn prachtige lied, in de hoop dat er een vrouwtje voor mij kiest. Als ik eindelijk geluk heb, en een vrouwtje mij hoort, wordt elk van mijn nesten grondig geïnspecteerd. Ze kiest er het beste nest uit, en legt er tot 7 eieren in. In een goed jaar, als er veel voedsel voorradig is, kan ze zelfs tot 16 eitjes leggen (gespreid over 2-3 nesten)! We heb 2 of 3 legsels per jaar. Als man is het mijn taak om ons territorium te beschermen. Dat doe ik door heel veel te zingen. Soms laat ik een tweede vrouwtje in een van mijn andere nesten ook eitjes leggen. Maar dan moet ik hard werken om beide nesten van voldoende voedsel te voorzien.
Ik blijf ’s winters meestal hier. Dat heeft zo zijn nadelen, want als het echt koud is, moeten we goed opletten! Dan gaan we op zoek naar ander voedsel en maken we ons bol zodat de luchtlaag tussen ons pluimpjes voor een warm jasje zorgt. Zo krijgen we het wat warmer. Er bestaat een mooie legende over mijn naam. Lang geleden wilden de vogels een nieuwe koning aanduiden. De vogel die het hoogst kon vliegen zou koning worden. De arend vloog zo hoog hij kon, en iedereen dacht dat hij zou winnen. Tot het winterkoninkje, dat zich tussen de veren van de arend verstopt had, uit zijn schuilplaats tevoorschijn kwam en net iets hoger vloog dan de arend. Hij mocht dus koning worden. Heel wat vogels vonden echter dat de koning ook het diepst in de aarde moest geraken. Dus kroop het winterkoninkje in een muizenhol, en won hierdoor opnieuw. Een uil probeerde hem nog te vangen, maar viel in slaap voor het muizenhol. Sindsdien durft de uil zich overdag niet meer te laten zien, en blijft het winterkoninkje wat op zijn hoede in het struikgewas.
Jonge Natuurverkenners
Ik maak heel mooie, bolvormige nesten, met aan de zijkant een ingang. Ik ben dan ook een holenbroeder. Ik zorg voor het grove werk, maar mijn vrouwtje maakt het binnen gezellig en zacht, met mos, veertjes, plukjes wol,…
42
Vogels v Staartmezen leven in groepen, vooral ’s winters. ’s Zomers helpen exemplaren die niet broeden soms een ander koppeltje bij het zoeken naar voedsel voor de jongen. Bij de koolmees draagt het mannetje een brede zwarte das, het vrouwtje een dunnere. De roep klinkt als een piepende fietspomp of een ziekenwagen:’ tietu-tietu-tietu’. v Een spreeuw kan heel wat geluiden imiteren, zowel van andere vogels als van de mens. Zo kan hij onder andere heel goed de roep van een buizerd nabootsen, maar net zo goed een gsm. v Een mannetjeseend heeft mooie krullen aan zijn staart: hoe meer krullen en hoe groter, hoe meer succes hij heeft bij de wijfjes. v Na het broedseizoen gaan de eenden in de rui. Dan verliezen ze al hun slagpennen (prachtkleed), waardoor ze enkele weken niet kunnen vliegen. In die periode hebben ze een bruin verenkleed (= eclipskleed), zodat ze niet opvallen. v Let op als eenden veel duiken! In een oude volkslegende wordt beweerd dat het dan spoedig zal regenen. ‘Duikt en snatert eend of gans, dan is er voor regen veel kans.’ Als ze hun veren poetsen en heftig met de vleugels slaan, zal er wind opsteken. v “Ik ben zwart als roet, met een witte snoet, ik ben een … meerkoet.” v De meerkoet heeft lange tenen met lobben; zo kan hij gemakkelijker onder water duiken, en op een modderige ondergrond rondstappen. v Zie je een vogel over het veld scheren, met duidelijk afgeronde vleugels? Dan zie je een kievit!
v Een ekster start al in januari met het bouwen van zijn nest. Als hij later zou beginnen, zou het niet klaar zijn tegen het broedseizoen, zo groot is het. Het jaar erna bouwt hij zijn nest er gewoon bovenop! v Vroeger dacht men dat de ekster ongeluk bracht. Hij heeft deze naam waarschijnlijk gekregen omdat hij gefascineerd is door glanzende voorwerpen, zoals zilverpapier, sieraden, glas,…
Jonge Natuurverkenners
v Mussen nemen graag een stofbad. Dit doen ze om insecten te weren uit hun verenkleed. Een waterbadje vinden ze ook wel leuk. Zet je een ondiepe schaal met water in je tuin, dan kan je er misschien eens van meegenieten.
43