Waarom beeldend onderwijs van belang is voor ISK leerlingen
Scriptie door Nathalie van Bergen
1
Inhoudsopgave
2015 Scriptie door Nathalie van Bergen Stagebegeleider: Kamran Srush Promotor: Johan Faber Opleiding DBKV Verkort, Academie Minerva Ontwerp: Rots In The Branding Illustraties: Nathalie van Bergen Print: Drukkerij Van Ark 2
1. Inleiding Hoofdvraag en deelvragen Doelen Scriptie Startpunt - Uitgangspunten Werkman College - Nederlandse lessen - Conclusie gesprekken ISK’s in het noorden 2. Bouwstenen Vooronderzoek -VMBO PB - ‘Nieuwe Nederlanders’ - Mijn bevindingen uit observaties Mijn uitgangspunten - Leren van de Nederlandse taal - Beeldbeschouwen - Cultuur in de Spiegel - Kunst - Cultuur 3. Conclusie 4. Visie 5. Bijlagen Lessenserie Evaluatie lessen Opzet jaarplan Powerpoints (vooronderzoek) Vermeer - Meisje met de Parel Van Gogh - Joseph Roulin 6. Bronnen
5 6 6 7 7 7 7 8 11 11 11 11 13 15 15 16 17 18 19 21 25 29 29 46 47 50 51 53 3
1
Inleiding Sinds de doelgroep ‘inburgeraars’ mijn leven binnen wandelden hebben ze me niet meer losgelaten. De culturele diversiteit is een grote inspiratiebron die voor beide partijen waardevol kan zijn. Wat mij nog het meest fascineert is de vorm van contact die je hebt als je elkaars taal niet of nauwelijks spreekt. Je communiceert duidelijker in lichaamstaal en let op de uitstraling van een persoon waardoor je voor mijn gevoel sneller door een houding of stoer-doenerij heen prikt. Het is altijd fantastisch om te merken dat je met gebaren en een glimlach veel duidelijk kan maken. Het feit dat je samen naar iets toewerkt (namelijk het inburgeren/beheersen van de taal) maakt dat er snel een band ontstaat tussen docent en leerlingen. Daarin zijn de docenten van een Internationale Schakel Klas een soort ‘welkomstcommitée’ voor de inburgeraars. Ze ontvangen de leerlingen als ze in een kwetsbare, vaak onzekere positie verkeren en maken ze wegwijs in de Nederlandse normen, waarden, taal en gebruiken. Dit gebeurt binnen twee jaar, een relatief korte tijd. Binnen deze tijd krijgen de leerlingen niet alleen (veel) Nederlandse lessen, maar ook vakken als wiskunde, Engels en maatschappijleer. Dit om de doorstroom naar het reguliere onderwijs zo soepel mogelijk te maken. Het leren van een taal gaat het beste als je dit op verschillende manieren tot je krijgt. Hierdoor
4
worden verschillende hersengebieden gestimuleerd waardoor de woorden beter blijven hangen. Ook is het zo makkelijker om de context van een taal te begrijpen (zinsopbouw bijvoorbeeld). Dik Smeenk 1 geeft aan vakken als lichamelijke vorming, drama en de beeldende vakken erg belangrijk te vinden als toevoeging op de Nederlandse lessen. Het haalt de druk van het leren van Nederlands af, terwijl ze er wel degelijk mee bezig zijn. Daarom heeft hij besloten om vanaf het schooljaar 2014/2015 lessen beeldend aan te bieden aan de leerlingen. Voor mij een goed moment om in te stromen omdat de aanpak nog helemaal open lag. Samen met (begeleidend) docent Kamran Srush ben ik dit avontuur aangegaan en hebben we ontdekt wat de drijfveren van deze leerlingen zijn, hoe het onderwijzen werkt met deze doelgroep en wat wij belangrijk vinden om aan te bieden in het beeldende vakgebied. Aangezien dit het eerste jaar is dat dit vak aangeboden wordt aan ISK leerlingen van het Werkman College heb ik naast een lessencylcus ook een leidraad ontworpen voor de beeldende lessen. Zo kan mijn onderzoek een houvast worden voor elke (beginnende) docent beeldend die werkt met deze doelgroep. Een zoektocht op internet wijst namelijk uit dat er geen richtlijnen voor zijn. Zo werden er ‘plezierlessen’ gegeven in Drachten2 waarbij allerlei creatieve uitingen worden aangeboden in 1 les. De ene leerling speelt gitaar terwijl de ander tekent. Ik vind dat daar nog veel te halen is. Door er een vakdocent voor in te zetten die veel kennis heeft van de kunstwereld/geschiedenis en de materialen die ingezet kunnen worden, krijgen de 1 2
Directeur Werkman ISK Artikel Drachtster Courant, 2-7-2013
5
lessen meer diepgang en kunnen ze kwaliteit toevoegen aan het inburgeringsproces.
integreer ik ook hun eigen achtergronden/culturen? - Hoe belangrijk is zelfexpressie tijdens de vakken?
De leerlingen die ik in mijn onderzoek gevolgd heb komen terecht in het VMBO en als ze bijna 18 jaar zijn in het MBO. Ik heb bewust gekozen voor VMBO PB klassen omdat ik uit ervaring weet dat het lastig is de stof over te brengen bij deze leerlingen. Mijn redenatie is dat het makkelijker is een opdracht in moeilijkheidsgraad naar boven op te schroeven dan naar beneden. Als ik het deze leerlingen duidelijk kan maken, lukt dat ook met de andere klassen. Ik ontwikkel hierdoor een soort ‘kern-opdrachten’ van de ISK leerlingen die hoe dan ook overgebracht kunnen worden, en opgeschroefd kunnen worden in moeilijkheidsgraad.
Doelen: De doelen halen we uit deze hoofd- en deelvragen. Zo is het belangrijk een beginsituatie vast te stellen (zowel talig als beeldend) om het onderwijs op aan te kunnen passen. Omdat ik met name Nederlandse kunst en cultuur wil inzetten tijdens de lessen is het zaak hier een selectie van te maken waarvan ik denk dat het iets toe gaat voegen aan de ontwikkeling van de leerlingen. Ik zet de Nederlandse kunst en cultuur in omdat dit de cultuur is waar ze in terecht komen, en waar ze waarschijnlijk nog weinig van weten. Ik hoop ze beter te kunnen laten aarden door inzicht te geven hierin. Wel probeer ik een balans te vinden tussen de Nederlandse en eigen cultuur van de leerlingen door beide te verwerken in de lessen. Dit omdat ik het belangrijk vind dat de leerling erkend wordt in zijn of haar (culturele) achtergrond. Daarnaast wil ik aansluiten bij de andere ISK vakken, en dan met name Nederlands, om de lessen relevant te laten voelen voor de leerling. Hierdoor voegen de beeldende lessen ook echt iets toe aan het vakkenpakket. We zetten beeld in om de taal te leren, dat is een onderliggend doel. Ook zelfexpressie en het creatieve proces zijn belangrijk want dat is een grote kracht van het beeldend onderwijs. Leerlingen leren nadenken over wat ze bezighoudt en laten zien wie ze zijn door middel van het beeldende werk. Door bewust verschillende aspecten van hun leefwereld te combineren kunnen ze tot inzichten komen die te maken hebben met de maatschappij waar ze in leven, hun eigen denken, hun mening etc.
Hoofdvraag: Hoe breng ik kunst, cultuur en het leren van de Nederlandse taal samen in de pas opgezette lessen van ISK-leerlingen op het Werkman College te Groningen? (tijdens het schooljaar 2014-2015) Deze hoofdvraag splits ik op door de volgende deelvragen te onderzoeken: - Wat is de beginsituatie? - Hoe zit het met hun beeldende vermogen/kennis? - Welke Nederlandse kunst en cultuur is van belang om aan te bieden? - Wat wordt er al aangeboden tijdens de andere vakken? - Wat bieden andere ISK’s aan, en wat is de conclusie van die specifieke vorm van lesgeven? - Hoe kan een leerling het beste de taal leren door met beelden te werken? - Richt ik me vooral op de Nederlandse cultuur of 6
Scriptie Deze scriptie is een onderzoek naar het beeldend onderwijs bij inburgeraars en wat dit kan toevoegen aan de reguliere (en met name Nederlandse) vakken. Ik ben begonnen met een algemeen onderzoek om een beeld te krijgen van de leerlingen die ik ga volgen en heb deze leerlingen een half jaar geobserveerd om te kijken wat werkt. Tijdens het observeren heb ik een paar lesmethodes ingezet om te kijken hoe ze werken. Daarnaast heb ik mijn eigen uitgangspunten onderbouwd om te bekijken welke waarde ze hebben en hoe ik ze het beste in kan zetten. Dit heeft geleid tot een conclusie, een visie op het beeldend onderwijs binnen de ISK en uiteindelijk een lessenserie. Daarnaast heb ik een leidraad ontwikkeld naar aanleiding van het onderzoek die ingezet kan worden tijdens lessen gedurende een jaar. En uiteraard heb ik ervaringen opgedaan binnen dit type onderwijs die ik in elke vorm van onderwijs in kan zetten, het was een interessant en intensief project die me heeft laten groeien als docent. Hierover is meer te lezen in het hoofdstuk ‘Visie’.
Startpunt Uitgangspunten Werkman College Het Werkman College hecht veel waarde aan kunst en cultuur. Het is namelijk een Cultuurprofielschool, wat wil zeggen dat er veel aandacht aan creatieve vakken wordt besteedt. Ook bij de ISK is dit aanwezig, echter wel in mindere mate. Door de taalbarriére is het lastig een toneelstuk te analyseren bijvoorbeeld, maar een lesje drama is goed te doen. De leerlingen beheersen de taal niet of
nauwelijks omdat ze vluchteling zijn, naar Nederland zijn gekomen in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming, langdurig in het buitenland zijn geweest en daardoor de taal verminderd machtig zijn of afkomstig zijn uit de Nederlandse Antillen/Aruba en les hebben gekregen in het Papiamento of Engels. Hierdoor zijn de lessen bij een Internationale Schakel Klas gericht op het inburgeren. Het zijn letterlijk schakeljaren tussen het land van herkomst en Nederland. Binnen gemiddeld twee jaar worden zij klaargestoomd om door te kunnen stromen naar het reguliere onderwijs en daar een opleiding met succes af te kunnen sluiten. De klassen worden ingedeeld op intelligentie-niveau. Dit wordt getest door een non-verbale intelligentietest en hangt af van het vooronderwijs wat een leerling gehad heeft. Dit kan verschillen tot een jaar Koran-school waardoor de leerling vrijwel onbekend is met onderwijs en hierdoor cognitief en motorisch minder ontwikkeld is dan een leerling die vergelijkbaar met het westerse onderwijs vrijwel zijn hele leven cognitief en motorisch gestimuleerd is. Nederlandse lessen De Nederlandse lessen worden gegeven in thema’s. Deze gaan over de basisdingen in het leven zoals identiteit, maatschappelijk en socialiteit. De thema’s worden in een later stadium herhaald met een verdiepend karakter. Bijvoorbeeld identiteit (wie ben ik?) wat later verdiept wordt in het thema angst, spanning en fantasie. De docenten NT2 3 van het Werkman zetten regelmatig beeldende middelen in om het leren leuker te maken. Zo hebben ze 3
NT2, Nederlands als tweede taal.
7
bijvoorbeeld strips gemaakt, of menukaarten. Schrijfoefeningen worden ook uitgevoerd door het schrijven van een vakantiekaart, uitnodiging of uitingen op social media. Allemaal aspecten waar we met de beeldende vakken op in kunnen haken. Conclusie gesprekken ISK’s in het noorden: Tijdens mijn onderzoek werd er een bijeenkomst georganiseerd waar alle ISK docenten van het noorden bij elkaar kwamen. Ze konden per vakgebied ervaring en wijsheden uitwisselen om het vak te verbeteren. Er is namelijk geen landelijke richtlijn voor dit type onderwijs, waardoor men alle vrijheid heeft het vak in te vullen, waardoor deze bijeenkomsten erg nuttig zijn. De NT2 lessen worden gegeven via de ‘Zebra’ methode en hebben daardoor redelijk wat richtlijnen. Maar voor bijvoorbeeld de beeldende vakken zijn deze richtlijnen er niet. Zo heet het vak op de andere scholen vaak ‘creatief ’ wat een breed begrip is. Het is aan de docent zelf hoe hij het lesuur inricht. Zo biedt P. Slofstra van de ISK in Drachten in zijn lessen niet alleen tekenen aan, maar ook muziek en drama. Hij geeft vol enthousiasme aan dat het vak vooral als leuk ervaren moet worden met als kern omgevingsgerichtheid. Er zijn veel dingen die in de algemeenheid terugkomen. Zo zit er in elke klas veel verschil in niveau wat te wijten is aan het verschil in leeftijd en achtergrond in onderwijs. Er moet goed opgelet worden of de leerlingen begrijpen wat je bedoelt. Ze zeggen snel uit beleefdheid ‘ja’ terwijl het ondertussen niet begrepen wordt. Samenvattend aan het einde van de dag kwamen alle docenten tot de conclusie dat zelfvertrouwen en de sociaal-emotionele ontwikkeling erg belangrijk is in dit vakgebied. Met als hoofddoel communicatie, aangezien we zowel in beeld als in taal 8
communiceren. Door het begrijpen en maken van beelden ontwikkelen ze vaardigheden die van belang zijn in het (westerse) vervolgonderwijs. Hiervoor worden vaak handvatten (zoals kunstbeschouwingsmethodes) gebruikt uit het basisonderwijs. Dit sluit deels aan op het taalniveau van de leerlingen maar het kinderlijke karakter is niet wenselijk, aangezien het jongeren zijn en zij net als elke andere jongere weerstand hebben tegen kinderlijkheid omdat ze als volwassenen behandeld willen worden. Het is belangrijk dit aan te passen aan de leefwereld van de leerlingen. Dit kan heel makkelijk door onderwerpkeuze of de vragen die je stelt. Let ook op de beeldtaal die je inzet, deze moet niet te kinderachtig zijn. Geen plaatjes van kinderen gebruiken dus, liever van jongeren. Er is op internet genoeg te vinden!
9
2
tot beeld dan tot tekst. 1
Bouwstenen Vooronderzoek Voortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs Praktijk/Basis Tijdens mijn onderzoek volg ik leerlingen die zijn ingedeeld op het VMBO PB niveau. Om onderscheid te kunnen herkennen tussen de taalbarriére en niveau van onderwijs heb ik onderzoek gedaan naar de kenmerken van een VMBO-er. Het werken met deze doelgroep is namelijk anders dan een Havo klas. Zo willen ze graag houvast tijdens een opdracht en willen precies weten wat er van ze verwacht wordt. Een Havo-er durft eerder de vrijheid op te zoeken. Deze hang naar duidelijkheid staat in verband met moeite hebben taken te combineren. Een stap voor stap uitleg kan hierbij helpen. Ze hebben moeite met het duiden van lesstof en deze in een context te plaatsen. De hulp van een volwassene wordt hierbij zeer gewaardeerd. Ze hebben een grote behoefte aan erkenning en herkenning voor hen als persoon, en persoonlijk contact en sturing ervaren ze als waardevol. Zeker ook van de docent. Deze moet de leerlingen bekend maken met verschillende culturen want uit zichzelf zijn ze over het algemeen niet geneigd uit hun comfortzone te stappen en deze zelf op te zoeken. Een voordeel voor de beeldende vakken is dat deze leerlingen zich meer aangetrokken voelen
10
‘Nieuwe Nederlanders’ Één definitie vormen van onze leerlingen is onmogelijk. Ze hebben allemaal andere achtergronden die soms sterk van elkaar verschillen. Er zijn echter interessante onderzoeken gedaan waarmee we een globale definitie kunnen vastleggen. Deze kunnen we gebruiken als inzicht om de omgang tussen verschillende culturen te vergemakkelijken. Zoals de structurentheorie van David Punto 2. Hij schrijft over de G, F en M structuur, wat een inzicht biedt in de verschillen die huizen in de culturen die wij in een klas herbergen. Het kan daarmee botsingen tussen leerlingen maar ook situaties waar een docent tegenaan kan lopen verklaren. De culturele achtergronden zijn namelijk verweven met de persoonlijkheid van een leerling en de manier waarop hij in het leven staat. David Pinto beschrijft de culturen als volgt: G, Grofmazige structuur. Hier valt de Nederlandse cultuur onder. Het heeft een ruim, los en globaal stelsel van regels en gedragscodes. Een voorbeeld hiervan is het gedoogbeleid, de acceptatie van homoseksualiteit en een anti autoritaire houding. Gelijkheid staat hoog in het vaandel, denk bijvoorbeeld aan vrouwen die net zo goed directeur van een bedrijf kunnen zijn als een man. Maar ook in opvoeding zien we dit tegenwoordig duidelijk terug. Kinderen hoeven geen u meer te zeggen tegen ouderen en kunnen in een 1 onderzoek door Hiteq; “Kenmerkend VMBO”. Uitgevoerd in 2008. 2 www.DavidPinto.nl
11
(redelijk) gelijkwaardige discussie terechtkomen met hun ouders. Dit is de structuur waar ik het meest bekend mee ben, waardoor deze scriptie redelijk vanuit grofmazigheid geschreven is. F, Fijnmazige structuur. Een gedetailleerde en strakke structuur van omgangscodes en communicatieregels tussen mensen. Hier komen veel van onze leerlingen vandaan. Zij zijn gewend aan duidelijkheid, ook ten aanzien van rollen (bijvoorbeeld van de vrouw of ouderen in de samenleving). Ze zijn minder van de nuances. Ze hebben een collectieve identiteit, individualisme is minder belangrijk. Dit zorgt er ook voor dat hun referentiekader voor goed en fout vanuit ‘de groep’ komt en veel minder vanuit het individu. De nadruk ligt dan ook meer op de relaties met mensen en de vorm daarin, meer dan de inhoud. Ook wordt alles als persoonlijk ervaren, waardoor er minder onderscheid is in zakelijke en persoonlijke conflicten. Dat eer een hoog streven is staat hiermee in contact. M, mixed structuur. Deze vorm zit in het midden, en komt veel voor bij tweede generatie migranten (overal ter wereld). Ze pikken van beide structuren eigenschappen en mengen deze tot een moes die hen bevalt. Deze structuur zorgt ervoor dat jonge meiden kiezen of ze een hoofddoek dragen, of de man huisvader wordt terwijl de vrouw kostwinnaar is. Bovenstaande structuren, vooral de G en F structuur staan soms zover uit elkaar dat men lijnrecht tegenover elkaar staat. Het is kenmerkend voor de ontwikkeling van de mensen die in een 12
bepaalde structuur opgroeien, het wordt hun identiteit. Daardoor is het vervreemdend als men ineens in een compleet andere structuur terecht komen. Dit leidt vaak tot een niet verrassende botsing. Zo is emotiebeheersing in een G structuur (Nederland) de norm, maar in een F structuur is dit veel minder. Temperament noemen we dat. Ook de cultuur waar men vandaan komt speelt een rol in de mate waarop een mens kan aarden in een ‘nieuwe samenleving’. Sommige leerlingen komen vauit armoede, waar een straatvechtersmentaliteit van belang is. Dit kost tijd om kwijt te raken als ze ineens in de welvaart van Nederland terecht komen. (Dit ben ik overigens niet op de ISK tegengekomen, wél in asielzoekerscentra) Een interessante definitie van de verschillende waardes zien we als we de Piramide van Maslow naast de Piramide van Pinto zetten. (afbeelding 1) De basisbehoeftes van Maslow kunnen we als uitgangspunt nemen, hoe deze ingevuld worden hoger in de piramide is interessant om eruit te pikken. Sociaal contact wordt namelijk behaald door het behagen van de groep als we kijken naar de F structuur, erkenning door een goede naam te hebben, en bij zelfontplooiing staat eer hoog aangeschreven. Hoe de mensen die een individu in een F structuur naar hem of haar kijken is dus erg belangrijk, sociale controle neemt hierbij een grote rol in. Zij zullen niet snel iets doen wat hun eer of goede naam in gevaar brengt. Terwijl
de individualist in de G structuur daar maling aan heeft en ‘zijn eigen ding doen’ belangrijker vindt dan de kritiek die hem dat op kan leveren (even kort door de bocht). Het is voor hem een minder grote drempel om bijvoorbeeld te breken met familie, omdat er meer begrip is vanuit de sociale groep die om hem heen staat. Pinto heeft tevens de Drie Stappen Methode ontwikkeld om om te gaan met culturele verschillen, goede handvatten voor de omgang met deze doelgroep. Hierdoor leren we beter te communiceren als alle culturen en structuren met elkaar omgaan. - Stap 1: eigen (cultuurgebonden) normen en waarden (als land, regio, bedrijf, organisatie of individu) leren kennen en vaststellen. Welke regels en codes zijn van invloed op het eigen denken, handelen en communiceren? - Stap 2: (cultuurgebonden) normen, waarden en gedragscodes van de ander leren kennen (kennis verwerven dus). Bij deze tweede stap worden eerst de meningen over het gedrag van de ander gescheiden van feiten. Gezocht (onderzocht) wordt wat de achtergrond en de ratio zijn van het ‘vreemde’ gedrag of uiting van de ander. - Stap 3: vaststellen hoe om te gaan in de gegeven situatie met de geconstateerde verschillen. Vaststellen waar de grenzen (de wettelijke bijvoorbeeld, maar ook de eigen grenzen) liggen voor wat betreft rekening houden met, acceptatie van en aanpassing aan de ander. Deze grenzen aan de ander helder, duidelijk en ondubbelzinnig melden. Deze melding dient te worden afgestemd op de wijze die bij de ander past om hem of haar te bereiken.
Mijn bevindingen uit observaties Voorgaand aan mijn onderzoek heb ik tijdens de lessen geobserveerd om een beeld te krijgen van de leerlingen. Wat houdt ze bezig, wat werkt wel en wat werkt niet? Tijdens deze observaties liep ik tegen een weerstand bij mezelf op die te maken heeft met mijn compassie voor de doelgroep. Ik wil met een open blik naar de leerlingen kijken en ben er van overtuigd dat ze kunnen aarden in onze maatschappij. Tegelijkertijd kom ik conflicten van onze culturele referentiekaders zoals benoemd door Pinto wel degelijk tegen in de praktijk. De neiging tot ‘positieve discriminatie’ kom ik vaak tegen bij mensen die een warm hart toedragen aan onze leerlingen. Zo ook ikzelf. Daarbij zijn we geneigd voorbij te gaan aan het feit dát er cultuurverschillen zijn die tot ongewenste- of conflict situaties kunnen leiden. Zo heb ik bijvoorbeeld een situatie die uit de hand dreigde te lopen onderschat omdat de leerling wiens grenzen opgezocht werd door een andere leerling bleef glimlachen naar mij toen ik peilde of ik in moest grijpen. Dit interpreteerde ik als een spelletje, terwijl het wel degelijk een ruzie was. Dit misverstand komt voort uit mijn onweten op dat moment ten aanzien van beleefdheid naar docenten (en wellicht vrouwen) en het verschil daarin tussen onze culturen. Onderlinge irritaties kunnen snel uit de hand lopen. Ik wijt het deels aan het onvermogen om het talig op te lossen en deels aan de emotionelere omgang (temperament) met elkaar dan ik als Nederlandse gewend ben. Het is belangrijk te letten op toon en lichaamstaal, zeker als de leerling de taal niet goed beheerst. Dit wordt sneller opgepikt omdat het 13
De drang om te creëren is groot bij deze leerlingen. Zodra er een leeg vel papier voor hun ligt worden er teksten op geschreven, en hartjes, vlaggen of andere uitingen op getekend. Binnen een opdracht is het echter moeizaam die vrijheid te realiseren. Ze weten 3 4
14
Aanslag op het tijdschrift, 2015 Samosa’s bijvoorbeeld
niet goed wat er van hen verwacht wordt en willen niets verkeerd doen. Ook heeft niet iedere leerling ervaring met de motorische vaardigheden, waardoor het tempo en de kwaliteit van de opdracht erg verschilt. Hier moet rekening mee gehouden worden en ik vind dat Kamran5 dit goed heeft opgelost door iedere leerling op zijn eigen tempo het werk te laten maken. Daarnaast is er nog het feit dat er constant leerlingen nieuw binnenkomen in een klas die net beginnen en soms geen woord Nederlands begrijpen. Niveauverschillen zijn er dus in verschillende gradaties binnen een klas. Het is niet zo dat de leerlingen precies dezelfde lessen doorlopen en we daarmee een leerplan kunnen uitschrijven voor een jaar omdat er constant leerlingen halverwege instromen of afvallen. De oplossing die Kamran en ik hiervoor bedacht hebben is een aantal kernvaardigheden samen te stellen die iedere leerling doorloopt. Een soort verkorte versie van de lessenserie tot dan toe. Zo krijgen zij ongeveer hetzelfde mee als de rest van de klas en krijgt de docent een beeld van de vaardigheden van een leerling. Tijdens de lessen hebben we verschillende beeldende technieken toegepast. We peilden het niveau van de leerlingen door bijvoorbeeld een spiegelopdracht te geven waarbij ze de andere helft van een (al getekende) gitaar met behulp van hokjes op papier moeten zetten. Hiermee werd het verschil in niveau binnen een klas duidelijk. Als voorbeeld: een Chinese leerling maakte een exacte kopie van de andere helft, terwijl een Somalische leerling een prachtig kunstwerk maakte met veel lijnen, maar 5
Mijn begeleidend docent tijdens dit onderzoek
wat in de verste verte niet leek op de andere helft van een gitaar. Zelfs nadat ik het letterlijk voordeed lukte het nog niet omdat dit inzicht (nog) niet ontwikkeld is. De leerlingen willen graag iets moois maken, waarbij het gebruik van Carbonpapier ingezet kan worden. Ze verwonderen zich over technieken en zijn dan niet te stoppen. Tijdens het beeldbeschouwen heb ik iconen ontwikkeld6 die de leerlingen op weg kunnen helpen tijdens het begin. Ze vinden het leuk als spelletje en ze kunnen als opwarmer zeker ingezet worden. Ze zijn echter niet noodzakelijk. De leerling associeert vanuit haar eigen referentiekader en vertelt graag wat haar bevindingen zijn tijdens het kijken naar een schilderij. Door vooral open vragen te stellen komt er een discussie op gang. Deze iconen zijn goed in te zetten tijdens een uitje in een museum doordat het houvast geeft, naast het gesprek wat je kan voeren. Je kan echter niet elk schilderij bespreken, en met deze iconen kunnen ze zelfstandig een schilderij beschouwen.
mijn uitgangspunten
Na het voorgaande literatuuronderzoek heb ik onderstaande punten ontwikkeld als manier om de lessen zo waardevol mogelijk te maken. Deze punten zijn voor mij handvatten die ik in kan zetten om de leerlingen in hun eigen belevingswereld aan te spreken. Wat volgt is een verantwoording van de keuzes die ik hierin gemaakt heb. Leren van Nederlands Het leren van een taal gaat het beste als het relevant is voor de leerling7. Als ze de boodschap begrijpen 6 7
zie afbeelding 2 TED talk Chris Lonsdale
dier
mens
schilderij
natuur
beeld
driehoek
cirkel
gebouwen
foto
abstract
tekening
vierkant
rechthoek
koud
warm
licht
donker
afbeelding 2
helderheid schept voor de leerlingen. Aanspreken op fatsoen werkt bij ongewenst gedrag soms beter dan aanspreken op hun verantwoordelijkheid (zie piramide Pinto). De leerlingen hebben respect voor de leraar. Zodra ze talig wat vaardiger worden ontstaan er gesprekken die vooral over actualiteiten en hun eigen referentiekader gaan. We bespreken alles, van Charlie Hebdo3 tot het eten in Somalië4. Het vertellen over zichzelf en hun achtergrond sterkt de identiteit en wordt erg belangrijk gevonden. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de muziek die ze in sommige lessen zelf mogen uitkiezen. Nederlandse liedjes worden gewaardeerd omdat ze er op een leuke manier iets van leren. Maar liedjes uit hun eigen cultuur geeft tranen in ogen en een dromerige glimlach. En natuurlijk een swingend lichaam! Wat taal betreft is het goed om alles duidelijk te benoemen wat je hanteert; een kwast, verf, papier. Het is belangrijk dat er geen ruis in de boodschap komt dus gebruik geen overbodige woorden en wees niet te snel. Tijdens het uitleggen van een opdracht is het handig om het voor te doen, omdat ze dan zowel met hun ogen als hun oren registreren wat er gedaan moet worden. Structuur is hierbij van belang, tijdens rumoer of chaos komt niets meer over bij de leerlingen. Ze zijn niet goed in het verdelen van hun aandacht, wat ook bij een typische VMBO-er hoort.
zullen ze de taal op een andere manier opslaan in hun brein. Ook is het goed je te omringen met een nieuwe taal. In muziek, op openbare plekken maar ook in de lessen. Het helpt om niet de nadruk te leggen op de taal, het voelt als een bijkomstigheid maar is een belangrijk onderdeel van de opleiding. Daarom probeer ik tijdens de lessen lesstof terug te laten komen die ze hebben behandeld tijdens de Nederlandse lessen. Zoals de vraag; ‘Wie ben ik?’. Tijdens onze lessen ligt de focus op het beeldende aspect, waarbij de nadruk niet op de taal ligt. Hierdoor kunnen ze er ontspannen mee omgaan. Dat het wel belangrijk voor ze is blijkt uit het feit 15
dat ze vragen naar de betekenis van bepaalde objecten, of ze toetsen of ze het juiste woord of de juiste uitspraak hebben. Dit is voor mij een teken dat ze er een ontspannen mee omgaan. Het is belangrijk voor de (beeldende) docent om fouten niet te corrigeren, maar het woord te herhalen op de juiste manier. (niet vertellen dat ‘mifrouw’ niet juist is, maar terug groeten met ‘goedemorgen mevrouw’) Op deze manier horen ze het verschil zonder dat de nadruk op de taal ligt. Want die ruimte kunnen we nemen tijdens ons vak omdat het geen Nederlandse les is. Het helpt om woorden te koppelen aan beelden, zodat ze op verschillende manieren worden opgeslagen in het brein. Dit is de reden waarom ik het beeldbeschouwen heb toegepast in de klas. Ze associëren de kennis die ze hebben qua taal met het beeld dat ze zien. Soms komen ze onderdelen tegen die ze graag willen benoemen maar niet weten hoe, waardoor ze hun woordenschat verbreden. Beeldbeschouwen Beeldbeschouwen is belangrijk voor deze leerlingen omdat het letterlijk beeld en taal met elkaar verbindt. De taal wordt gebruikt in een context en moet worden ingezet om duidelijk te maken wat de leerling herkent in het schilderij. Ze doen het graag waardoor het tevens kan leiden tot frustratie omdat ze niet gelijk op de woorden komen. Dit is precies waarom ik het waardevol vind. Uiteindelijk komen we er met elkaar toch uit (en hebben ze nieuwe Nederlandse woorden geleerd). Als we kijken naar deze leerlingen in het kader van Parsons, zitten zij over het algemeen in stadium 3. Ze hebben een mening over wat ze mooi vinden, hebben een voorkeur voor realisme, maar kunnen wel degelijk 16
emoties benoemen bij expressieve schilderijen. Dat ze niet verder komen in stadia heeft voor een groot deel te maken met het gebrek aan kennis en vooral taligheid. Ze hebben vaak weinig tot geen kunsthistorische achtergrond, waar wij wellicht verandering in kunnen brengen tijdens de lessen. Omdat we met de taal in basisbegrippen moeten werken komen we niet tot het beeldbeschouwen zoals we op een reguliere middelbare school zouden toepassen. Filosoferen over een werk is lastig omdat de leerling niet goed kan verwoorden wat in zijn hoofd zit. Fantasie is echter volop aanwezig en wordt verwoord tijdens het beschouwen. Humor is hierbij een sleutelwoord. Tijdens het beschouwen gaan de leerlingen op een ongedwongen manier met beeld en taal om. Ik heb iconen ontwikkeld die ervoor zorgen dat ze het werk in categorieën kunnen onderbrengen.8 Dit zijn iconen die een basis vormen voor het beschouwen, zoals kleuren en emoties. Zo laat ik ze bepalen wat voor werk het is (een schilderij, foto, beeldhouwwerk). Dit geeft ze op een speelse manier houvast in het beeldbeschouwen en is tegelijkertijd een goed begin om beelden te bekijken. Heel banaal; wat zie je, waar is het van gemaakt en hoe is dit gedaan? Daarnaast hebben we het over techniek, kleurgebruik en het onderwerp van het werk. Ik benoem elke les de maker (met beeld) en in welke periode het gemaakt is. Daar hoeven ze niets mee tijdens de les, ik vind het simpelweg belangrijk dat ze de naam gehoord hebben. Ook gaan we alles wat er op het werk staat benoemen. Op deze manier gebruiken ze actief hun woorden schat, en leren ze nieuwe woorden als ze een bepaald onderdeel willen benoemen maar niet op de woorden kunnen komen. Na deze plastische benadering gaan
we kijken naar de inhoud. Wat is het, wat gebeurt er, welke emoties roept het bij je op, zou je er een verhaal bij kunnen vertellen? Ik benoem vaak de kunststroming waarbinnen het gemaakt is, dit om een belletje te laten rinkelen mocht het ooit weer voorbij komen, al is het in de verte. Ze ontwikkelen handvaten om analyserend te kijken naar niet alleen kunstwerken, maar ook de wereld. Een voorbeeld van het beeldbeschouwen wat we hebben toegepast is ‘het meisje met de parel’ van Vermeer waar we naar gekeken hebben.9 We hebben eerst gekeken wat het was, een schilderij of een foto, en waar je dat aan ziet. Dit hadden ze gelijk goed, al vonden ze het wel op een foto lijken omdat het zo echt leek. Realistisch geschilderd kon ik uitleggen. Daarna bekeken we of er warme of koude kleuren, en donker of lichte kleuren in het schilderij zaten. Ook hier kwamen ze vrij goed uit, ook het verschil tussen warm en koud wat allebei in het schilderij aanwezig was. Hieruit kon ik opmaken dat ze erg oplettende kijkers zijn. Vervolgens gingen we een emotie erbij bedenken, waarbij een discussie op gang kwam in de klas want het gezicht heeft niet heel duidelijk een bepaalde emotie. Het mooiste was het moment waarop we het schilderij gingen bekijken zonder houvast. Ze referen vanuit een eigen kader en vroegen zich af waar ze vandaan kwam, of ze rijk of arm was en het mooiste; of ze moslima was. Ze heeft immers een hoofddoek op. Ikzelf had nog nooit zo naar dit schilderij gekeken en vind het waardevol de verschillende invalshoeken te bespreken met deze leerlingen. Ze hebben het werk geanalyseerd en kwamen soms woorden tekort om te beschrijven wat ze zagen. Dit is een kernpunt van de waarde
8
9
afbeelding 2
Zie powerpoint ‘Meisje met de parel’
van het kunstbeschouwen. Door er later nog mee aan de gang te gaan en aan het beschouwen te refereren anker je de taal- en beeldkennis vast in hun geheugen. Het formulier met de iconen is niet perse nodig want ze komen uit zichzelf (en met de juiste vragen) al heel ver. Het is wel goed om mee te beginnen, als oefening in het begin van het jaar. Ze weten dan dat ze vrijheid hebben in het antwoorden en weten wat er van ze verwacht wordt, iets wat deze leerlingen fijn vinden. Hoe vaker je het doet, hoe uitgebreider en fantasievoller de antwoorden zullen worden is mijn ervaring. Cultuur in de Spiegel Met zo’n naam kan het bijna niet anders dan dat het goed past bij het onderwijs aan inburgeraars. Het verschil in culturen staat centraal in deze onderwijsstroming, wat precies aansluit op de leerlingen in onze klas. Ze gaan om met verschillende culturen en moeten tegelijkertijd een nieuwe cultuur leren kennen. Ook biedt het handvatten voor de docent om verder te gaan dan ‘een leuke beeldende les’ te geven. Het leert de leerling vaardigheden als analyseren wat het in kan zetten tijdens andere lessen en/of het leren kennen van de Nederlandse taal en cultuur. De leerling krijgt hierdoor naar mijn mening meer houvast in het leren omgaan met al deze nieuwe indrukken die hij of zij tegenkomt tijdens het aarden hier in Nederland. De handvatten voor de docent om de lessen mee vorm te geven zijn: 1 Herkennen 2 Verbeelden 3 Conceptualiseren 4 Analyseren Het herkennen doen de leerlingen met hun 17
zintuigen. Door te kijken, ruiken, proeven, horen en voelen laten we ze kennis maken met verschillende onderdelen in onze cultuur. Ook kunnen ze op deze manier leren wat het begrip waarneming precies inhoudt, wat weer handig is voor het beeldbeschouwen tijdens onze lessen. Hoe weet je bijvoorbeeld of iets zacht is? Het verbeelden doen ze tijdens het werken met de materialen die ik ze geef. Ze ervaren verschillen in de materialen, en krijgen vervolgens een opdracht waarbij ze een grote vrijheid krijgen in de uitwerking, waarbij we de zelfexpressie stimuleren. Het conceptualiseren en analyseren doen we door het beeldbeschouwen. We associëren naar alle hoeken als we een beeld bekijken, dit kunnen andere beelden zijn maar ook muziek of een zacht voorwerp. Zo beginnen we het concept te begrijpen van het beeld of thema wat we behandelen. Kunst Tijdens dit onderzoek heb ik me vooral gericht op Nederlandse kunst. Dit omdat de leerlingen aan het inburgeren zijn en ik het belangrijk vind dat ze bekend raken met Nederlandse kunstenaars. Ik wil dat er een belletje gaat rinkelen als ze de naam Rembrandt horen. Het zou uiteraard fantastisch zijn om tijdens een lessencylcus kunstwerken in het echt te bekijken. Tijdens mijn lessencyclus was er bijvoorbeeld een expositie van Werkman in het Groninger Museum en waren er verschillende activiteiten rondom deze kunstenaar omdat het jaar 2015 tot het Werkman jaar benoemd was. Het was dus overal om hen heen als ze door de stad lopen, waardoor het verschillende hersengebieden stimuleert. Er moet dus altijd een link in zitten met de wereld om hen heen of het thema wat behandeld wordt. Als zoiets weer voorbijkomt is het beter om 18
buiten schooltijd af te spreken om samen naar deze activiteiten te gaan, in plaats van het noemen in de les zodat ze op eigen gelegenheid heen kunnen. Ze zijn dan buiten de school en midden in de maatschappij waardoor ze op een andere manier kennis maken met de (kunst)wereld om hen heen. Bij het bespreken van Nederlandse kunst behandelen we een stukje cultuurgeschiedenis. Het staat in contact met de denkwijze van Nederland door de eeuwen heen waardoor we de link kunnen leggen met de hedendaagse maatschappij. Het is echter wel van belang rekening te houden met de achtergrond van de leerlingen. Shockeren slaat de plank volledig mis, dus begin niet gelijk met een Mondriaan maar bouw dat op. Aan het einde van het tweede jaar zou dat misschien haalbaar zijn met de juiste opbouw. Ook met naakt moet opgelet worden, ook al is het figuratief zoals het werk ‘Le bonheur de vivre’ van Matisse. Nederlanders zijn gewend aan de blote huid en komen het veel tegen op straat, in tijdschriften en op televisie. In Nederlandse films zit bijna standaard een naakt-scene omdat we vinden dat het bij het leven hoort. De achtergrond van veel leerlingen staat in groot contrast hiermee. Zij bedekken zich en media-uitingen zijn bij lange na niet zo expliciet als wij gewend zijn. Seks en naakt is iets wat achter gesloten deuren gebeurt en is een privé gebeuren. Ikzelf vind het niet nodig dit expliciet te behandelen, maar vind het wel belangrijk duidelijk te maken dat dit verschil er is en handvatten te bieden om ermee om te gaan. Dit kan via een gesprek tijdens de les als er een gespreksonderwerp voorbijkomt die daarop aansluit. Bij voorkeur bij leerlingen die talig al wat ontwikkeld zijn om
misverstanden te voorkomen aangezien het een gevoelig onderwerp kan zijn. Gaandeweg het onderzoek vroeg ik me af hoe belangrijk het is om puur en alleen Nederlandse kunstenaars te gebruiken. De link met Nederland vind ik belangrijk omdat ze een nieuw referentiekader gaan ontwikkelen. Zoals met elk onderwerp leg ik de link met hun land van herkomst, zoals de patronen in de rode kamer van Matisse die geïnspireerd zijn op Arabische patronen. Maar met Nederlandse kunst kan ik ze inzicht geven in de maatschappij waar ze in terecht komen. Een interessant alternatief kan een kunstenaar zijn met eenzelfde achtergrond als de leerlingen. Een kunstenaar die oorspronkelijk uit Syrië komt en nu in Nederland zijn kunst maakt bijvoorbeeld. Door deze kunstenaar naar de les te halen zodat ze een rolmodel in levende lijve kunnen ontmoeten kunnen we de link leggen en de les (sociaal en cultureel gezien) verdiepen. Cultuur Wikipedia stelt: ‘Cultuur in het algemeen verwijst naar het patroon van menselijke activiteit en de symbolische structuren, die deze activiteit een zekere betekenis geven. In filosofische zin wordt cultuur, dat wat door de mens verworven is, tegenover de “natuur”, dat wat aangeboren is, gesteld.’ Tijdens mijn lessen probeer ik de leerlingen bewust te maken van hun eigen cultuur en de cultuur die ze opmerken om zich heen. Door te refereren naar gebruiken in al onze verschillende culturen ontdekken we overeenkomsten en verschillen. Dit doe ik door thema’s te behandelen die ze behandelen bij de Nederlandse lessen óf die ze tegenkomen in
de wereld om hen heen, zoals in de cyclus met het thema ‘Feest!’. We bekeken Nederlandse gebruiken op het gebied van feest, en dan met name koningsdag wat net in die periode viel. Ik gaf niet alleen uitleg maar de leerlingen droegen ook dingen aan die ze tegen waren gekomen of hadden geleerd. Daarna bekeken we gebruiken uit het land van herkomst en bespraken de overeenkomsten en verschillen daartussen. Zo hebben ze in Somalië bijvoorbeeld ‘Flag day’ wat lijkt op koningsdag, alleen draagt iedereen blauw in plaats van oranje. Cultuur heeft te maken met een referentiekader die je hebt opgebouwd tijdens je leven. Binnen een gezin kunnen de culturen al verschillen, laat staan bij mensen uit verschillende landen. Ik vind het belangrijk inzicht te verwerven met de leerlingen in al die verschillende lagen. Er is voor mij geen goede of foute cultuur en daarom heeft iedereen de kans zijn referentiekader te laten zien tijdens de lessen. Uit elke cultuur is iets leerzaams te halen waar je als individu weer op verder kan bouwen. Daarom is het ook zo belangrijk deze te ontdekken met elkaar. In de klas merk je veel opvattingen over de verschillen in de culturen en zie je leerlingen daarmee experimenteren. Het is daarmee het begin van de ontwikkeling van de eigen cultuur van de leerlingen. Ze zien dat het hier in Nederland anders gaat dan ze gewend zijn en zullen hun eigen gebruiken gaan ontwikkelen (zie David Pinto’s M-structuur10).
10
Bladzijde 12
19
3
Werkman.
Conclusie Door voorgaand onderzoek heb ik een lessenserie ontwikkeld die in het teken staat van het thema ‘Feest!’. Dit omdat de serie rondom koningsdag gegeven werd, en feest iets is wat bekend is in alle culturen. De techniek die ik gebruik is een sjabloneer-techniek, omdat het ruimte geeft voor fouten en deze juist iets toe kunnen voegen aan het uiteindelijk beeld. Op deze manier wordt de eigenwaarde van de leerlingen versterkt, want ze zijn vaak tevreden over de uitkomst, ondanks slordigheden die deze techniek toelaat. Daarnaast is het een techniek waarmee ze zichzelf versteld kunnen laten staan, een ‘magisch’ inzicht zoals ik ze ben gaan noemen. Hetzelfde geldt voor trucjes als perspectief tekenen, patronen maken of kleuren mengen, de laatste is een techniek die we ook toepassen in deze lessen. De kunstenaars die ik hieraan koppel zijn Werkman (werkt met sjablonen) en Matisse (werkt met silhouetten). Beide kunstenaars zijn volop aanwezig in de media en de wereld om hen heen, omdat Matisse in het Stedelijk in Amsterdam hangt, en 2015 in Groningen uitgeroepen is tot het Werkman jaar. Ze zullen het dus om zich heen tegenkomen als ze bijvoorbeeld door de stad lopen of in de media, waardoor er verschillende hersengebieden worden gestimuleerd en de lesstof beter zal blijven hangen. Ook zijn er verschillende (buitenschoolse) activiteiten waar ze aan mee kunnen doen in de stad Groningen rondom
20
Tijdens de opbouw van de lessen zorg ik bij elke stap voor de mogelijkheid tot vrije expressie. Deze leerlingen hebben die drang en hebben wellicht niet altijd de middelen voor handen thuis om dit tot uiting te brengen. Zodra er een wit vel papier voor handen is wordt erop gewerkt, tijdens deze lessen krijgen ze die mogelijkheid aangereikt. Zo vullen ze de cirkel van Itten in, maar is er daarnaast de ruimte om rondom de primaire en secundaire kleuren naar eigen inzicht iets te schilderen1. Om de opstap te maken naar de Werkman-techniek leek het me verstandig dit stap voor stap aan te bieden, dus eerst silhouetten knippen. Dit kon perfect toegepast worden in de sfeer van Matisse. Ook hier hadden ze eerst een opdracht (een vorm a la Matisse) waarna ze uit zichzelf vrije vormen gingen knippen. Gelijk de vrijheid geven werkt niet omdat ze niet goed weten wat er van ze verwacht wordt. Als er een duidelijk voorbeeld gegeven wordt is de opdracht helder en omdat de techniek ze aanspreekt experimenteren ze uit zichzelf verder. De techniek prikkelt de nieuwsgierigheid en werkt motiverend. Om de feestelijkheid van de opdracht te benadrukken hebben we niet alleen werken bekeken van Matisse en Werkman, maar ook gekeken naar plaatjes van het Nederlandse koningsdag, waarna zij met feesten kwamen waar zij bekend mee waren. Dit is de verdieping in elkaars cultuur waar we over lazen bij Cultuur in de Spiegel, en heb ik als zeer waardevol ervaren omdat de leerlingen meer over elkaar te weten kwamen. Maar ook het vertellen en het erkend worden door leerlingen en docenten 1
Zie bijlage 1
21
22
(wat gewaardeerd wordt door een VMBO-er) is belangrijk hierin. Daarna hebben we een kort analyserend en conceptualiserend spelletje gedaan, vóór het snijden van de silhouetten. Ik heb een powerpoint gemaakt met telkens twee silhouetten waarvan één feestelijk was en de ander niet. Ze moesten telkens kiezen welke feestelijk was en ik liet ze vertellen waarom ze deze keuze maakten. Hiermee analyseerden ze het principe ‘feest’ en had ik iets waar ik naar kon verwijzen tijdens het werken aan de silhouetten.
shirt. Past het shirt dan nog bij jou? Want met het maken van het shirt is de link gelegd met de leefwereld van de leerling. Maar uiteraard overlappen die werelden binnen een klas. Als er meer budget is zou het leuk zijn de leerlingen een echt T-shirt te laten bedrukken. Zo sijpelen de lessen letterlijk de leefwereld van de leerlingen binnen. Als de leerlingen elkaars silhouetten gebruiken is het belangrijk op te letten of iedereen uit de voeten kan met de snij-techniek, voor het latere beoordelen en een inschatting te kunnen maken van de motoriek.
Uiteindelijk werden de silhouetten (na uitproberen op een groot vel papier) gedrukt op een T-shirt vormig papier. Dit T-shirt hebben ze aan tijdens een fictief feest en is gemaakt met alleen de kleuren rood, geel en blauw. Hierin komt de kleurenleer weer terug, wat ze toe moeten passen als ze een oranje plaatje willen maken. Als de lessen precies voor koningsdag vallen zou de opdracht namelijk kunnen zijn dat ze (vooral) oranje gebruiken. Maar wel weer gemengd met de primaire kleuren. De leerlingen halen er veel trots uit als ze het werk op mogen hangen. Daarom heb ik een waslijn in het lokaal gehangen en de shirts met knijpers opgehangen. Dit kan uiteraard ook voor het raam, wat helemaal leuk is als het raam aan de straatkant is (en het aansluit op een feestdag). Wat opvallend was tijdens het maken van deze shirts is het samenwerken tussen deze leerlingen. Ze gebruiken elkaars silhouetten en hielpen elkaar met het mengen met de verf of het knippen van een shirt. Hier moet rekening mee gehouden worden want; is het wenselijk? Ik heb ze eerst hun eigen silhouetten laten gebruiken en verderop in de lessen laten nadenken of het silhouette van een ander iets toevoegt aan het
Cultuur in de Spiegel is een handige leidraad gebleken. Door de taalachterstand zijn vooral analyse en concept lastiger uit te voeren, maar op onze eigen manier zijn we daar toch mee bezig geweest. Ik heb deze punten heel breed ingezet, een schilderij bekijken en het erover hebben is al analyseren, en we werken met een bepaald concept (in ons geval het concept ‘feest’). Als ze dit concept begrijpen en beeldend kunnen toepassen is dit punt voor mij al behaald. Door werken te bekijken van Matisse en Werkman en het bekijken en bespreken van het concept ‘feest’ maken we klassikaal een analyse waar we op verder kunnen werken. We (h)erkennen de verschillende feesten die er zijn, en maken een definitie van de techniek die ingezet gaat worden. Tevens behandelen we hiermee een stuk cultuur vanuit alle invalshoeken, zowel hun eigen en die van klasgenoten als de Nederlandse. Met het beeldbeschouwen zijn ze tevens op een ongedwongen manier bezig met taal. Wat ik erg mooi vind is het eigen referentiekader wat steeds naar voren komt. Zo wordt er bijvoorbeeld gesproken over het ontlopen van een oorlog bij het werk ‘de kinderen in het bos’ van Werkman. Ook
hier komt weer het erkennen van de leerling naar voren, maar ook de zelfexpressie omdat ze duidelijk maken wat zij ervaren bij een bepaald beeld. Door CIS als uitgangspunt te gebruiken is de lesstof uitgebreider en gaan we dieper in op de lesstof doordat de handvatten gehanteerd werden. Van Heusden gaat er vanuit dat de motivatie al in de leerling zit en dat kan ik bevestigen voor de lessenserie door de gemotiveerde houding van de leerlingen. Dat heeft mede te maken met de techniek die we gebruiken aangezien die motiveert om mee te experimenteren. Structuur is belangrijk, vooral bij deze vorm van lesgeven. We behandelen veel en vragen redelijk wat inzet van de leerling waardoor het belangrijk is het overzichtelijk te houden. De leerlingen hebben veel plezier beleefd aan de opdrachten, niet in de laatste plaats omdat ze zichzelf overtroffen hebben. Velen gaven aan het moeilijk te vinden in het begin. Dit voelde voor hen alsof ze het niet begrepen, maar uiteindelijk was het vooral de vrijheid van de opdrachten wat zorgde voor een onduidelijk gevoel. Gaandeweg wenden ze hieraan en gingen ze gelijk aan de slag. Door ze houvast te bieden door eerst een kleine duidelijke opdracht te geven en daarna de vrijheid om te experimenteren met materiaal kwam het creatieve proces op gang. Ook Pinto bleek een nuttige basis om inzichten te verwerven en om te leren gaan met de verschillende culturen die een ISK rijk is. Het gaat voornamelijk om het leren begrijpen van elkaar, en heeft me geholpen in de omgang met sommige leerlingen. Het is bijvoorbeeld nuttiger gebleken ze aan te spreken op verantwoordelijkheid en fatsoen (eer) als ze
weigerden op te ruimen. De leerlingen lopen er tegenaan dat rolverdelingen op school soms anders zijn dan ze gewend zijn, als het om vrouwen gaat bijvoorbeeld. Als je niet oplet zijn veel meiden aan het opruimen, en geven sommige jongens het werk aan een meisje zodra de leraar zijn rug gekeerd heeft. Niet alleen omdat ik gelijkheid belangrijk vind (ik kom tenslotte uit een G structuur) maar ook omdat ik mijn gezag als docent niet moet laten ondermijnen blijf ik de heren in kwestie aanspreken om alsnog de taak te volbrengen. Ik merk dat ik vaker dankjewel zeg tegen leerlingen als ze hun taken hebben volbracht, omdat het ze een gevoel van waardering geeft. Dit is ook te onderbouwen met het behagen van een groep/docent. Ook heb ik het gevoel hiermee te bouwen aan hun goede naam. Sommige leerlingen doen dit overduidelijk, ze ruimen uit zichzelf op en doen hierbij hun uiterste best om het zo netjes mogelijk af te leveren, en het liefst zoveel mogelijk te doen binnen de 10 minuten opruimtijd. Waardering is hierbij een key-point, wat ik minder snel had opgemerkt als ik me niet verdiept had in Pinto. Ze glimmen van trots als ik ze expliciet noem bij het afronden van de les, wat anderen motiveert om ook deze waardering te behalen. Uiteraard kunnen we niet alle leerlingen in deze hokjes plaatsen, het blijft dus aftasten waarbij de drie stappen van Pinto bij elke leerling opnieuw ingezet dienen te worden.
23
4
Visie Het beeldend onderwijs is in de ISK net zo belangrijk als op elke andere middelbare school opleiding. Deze visie dient dan ook breed opgevat te worden, en slaat zowel op de reguliere als de ISK leerlingen. Het beeldend onderwijs leert de leerlingen een stukje (cultuur)geschiedenis, leert ze op een nieuwe manier kijken naar de wereld om hen heen en stimuleert de zelfontplooiing. In de pubertijd zijn leerlingen daar erg mee bezig, en tijdens de beeldende vakken hebben ze de ruimte dit te onderzoeken, tot uiting te brengen. Daarom kan ik me erg vinden in de theorie van Van Heusden, omdat het de leerlingen actief laat reflecteren op zichzelf en de wereld om hen heen. Het brengt ze in contact met de diversiteit van niet alleen onze, maar een wereldwijde samenleving. Met als vervolg dat ze daar hun eigen reactie op kunnen geven. Met de multimediale samenleving waar we in leven komen leerlingen veel sneller in contact met verschillende culturen, ik vind het belangrijk dat te verwerken in mijn lessen. Daarbij vind ik het belangrijk dat we tijdens de beeldende lessen meegaan met de tijd. Je kan niet ontkennen dat de hedendaagse beeldcultuur veel invloed heeft op onze leerlingen. Denk aan reclame-uitingen, muziekvideo’s, vlogs of social media. Leerlingen zijn zich hier redelijk bewust van, maar gaan er niet altijd bewust mee om,
24
bijvoorbeeld als het gaat om het zelfbeeld van de vrouw wat onder de gephotoshopte lijven in tijdschriften gebukt gaat. Dit besef komt pas echt als je met eigen ogen ziet hoe een photoshopper het beeld bewerkt, of beter nog; hoe makkelijk de leerling zélf dit beeld kan bewerken. Mediawijsheid staat daarom bij mij hoog in het vaandel. Ook het buitenschoolse karakter van bijvoorbeeld de Altermoderne kunsteducatie spreekt me aan. Uit ervaring weet ik dat het motiveert en het zelfvertrouwen opbouwt als het beeldende werk van leerlingen te zien is buiten de school. Of een project te doen buiten de school. Net als een kunstenaar in de klas, die laat zien wat hij kan en vervolgens dit overdraagt aan de leerlingen. Dit zijn bijzondere projecten waar leerlingen sociaal en cultureel gezien veel aan hebben. Met name onze ISK leerlingen leren er veel van midden in de maatschappij te verkeren. Het is namelijk niet vanzelfsprekend daarin te belanden als je bijvoorbeeld in een asielzoekerscentrum verblijft. Door Nederlands sprekende mensen om je heen te hebben en te zien hoe zij met elkaar omgaan leren zij meer dan altijd maar afgezonderd in een klaslokaal te zitten. Daarbij is het andersom voor Nederlanders (ook zeker hier in het noorden) belangrijk de groeiende multiculturaliteit onder ogen te zien en deze mensen te leren kennen. Onwetendheid zorgt voor meningen die conflicten kunnen veroorzaken, terwijl dat (grotendeels) verdwijnt als men elkaar leert kennen. 1 En daarnaast is het waardevol om af en toe mensen tegen te komen die anders denken over het leven dan jijzelf, zodat je stil staat bij jouw eigen gebruiken, normen 1 Eigen ervaring uit projecten in Oude Pekela waarbij AZC-ers samenwerkten met Pekelaarders.
25
en waarden. Om de creativiteit te stimuleren bij de leerlingen bedenk ik opdrachten die de techniek verbindt met hun eigen leefwereld. Er zit altijd een element in waar de jongere mee uit de voeten kan, zoals een opdracht tijdens mijn stage op het Friesland College (MBO) waarbij ze een illustratie moesten maken bij een gedichtenroute in Leeuwarden in aquarel. Naast dit gedicht mochten ze ook een songtekst of quote illustreren in dezelfde techniek. Hierdoor raakten ze gemotiveerd omdat ze graag iets van zichzelf laten zien. Wat ik hierbij een leuke uitdaging vind is de lesstof toegankelijk maken voor elke doelgroep. Daarom werk ik graag met ISK, VMBO en MBO leerlingen. Zij kunnen veel maar zijn talig minder goed onderlegd waardoor het lijkt alsof ze bepaalde onderwerpen niet begrijpen, of niet interessant vinden. Maar door dit op een prikkelende manier te brengen en aan te passen aan hun leerstijl komt het toch over, en kunnen ze er zelfs gepassioneerd over raken. Ik ben hierin iemand die niet (te lang) stil staat bij wat niet haalbaar is, maar kijkt naar mogelijkheden om het tóch voor elkaar te krijgen. Positiviteit is daarbij erg belangrijk. Door een leerling positief te stimuleren en te kijken naar wat hij kan kom je veel verder dan te hameren op wat beter zou moeten. Het beeldende ISK onderwijs is van belang omdat het een toevoeging is voor de overige lessen. Het leert ze voorbij te gaan aan een ‘ik kan het niet’ gevoel (erg belangrijk onderdeel in het beeldonderwijs) en leert ze kijken naar de wereld om hen heen. Dit alles op een speelse manier, terwijl er veel serieuze vaardigheden verstopt zitten tijdens de lessen. In de 26
bijlage is een opzet te vinden van een jaarplanning zoals ik die het liefst zou geven in het eerste jaar ISK. Ook is het een middel om via cultuurreflectie de leerlingen klaar te maken voor een leven in deze nieuwe maatschappij waar ze in terecht zijn gekomen. We bekijken hun eigen referentiekader en welke link of verschillen deze heeft met de Nederlandse kaders die ze aangeboden krijgen en tegenkomen. In het meest positieve geval geeft het ze een basis waardoor ze zelfverzekerd een vervolgopleiding (en hun verder leven) in kunnen stappen.
mezelf tijdens dit onderzoek kunnen ontdekken en ontwikkelen als docent zijnde. En uiteraard heb ik een beeld kunnen vormen over het beeldend onderwijs, de waarde daarvan en mijn rol binnen dit onderwijs. Deze scriptie is een mooie samenvatting van al deze theorie en ervaringen bij elkaar.
Wat mij dit onderzoek als beeldend docent heeft geleerd is vooral het vertrouwen op mijn kunnen. Ik ben goed in het begrijpbaar maken van lesstof en hier prikkelende lessen omheen bedenken. Soms waren de lessen zo hectisch dat ik eraan dacht om onderdelen te schrappen in mijn lessenserie om tijd te winnen. Maar er viel niets te schrappen want alles stond met elkaar in verbinding, en alles was hierbij even belangrijk. Elk onderdeel had een doel, van de powerpoints tot het experiment met materialen. Wat nuttiger bleek was een structuur aanbrengen in de les, iets waar ik voorheen minder waarde aan hechtte. Een gezellige chaos vond ik wel prettig, maar een georganiseerde gezellige chaos is beter. Ook heb ik mij meer en meer ontwikkeld als docent. Door de lessen te geven en bijna een jaar met deze leerlingen door te brengen heb ik een beter beeld gekregen wat voor docent ik ben. Hoe streng moet ik zijn bijvoorbeeld en hoe ga ik dat aanpakken? Streng zijn is namelijk niet mijn sterkste kant, maar ik heb de waarde ervan ingezien en kan het beter inzetten nu. Kortom, naast de jaren ervaring van de verkorte docentenopleiding van Minerva heb ik 27
5
Bijlagen Bijlage 1: Lessenserie Beginsituatie: Deze ISK leerlingen komen uit verschillende landen, en beheersen de Nederlandse taal niet tot redelijk. Een deel van de leerlingen heeft al meer dan een half jaar kunstonderwijs gehad, maar er zijn ook leerlingen die dit vak voor het eerst krijgen (omdat ze net in Nederland zijn). Sommige leerlingen (zoals die uit China of Polen) hebben ervaring met kunstonderwijs en weten hoe ze met materialen om moeten gaan. Andere leerlingen (zoals sommige leerlingen uit Somalië) hebben geen ervaring met kunstvakken en hebben moeite met de motoriek die bij bepaalde materialen hoort, en soms ook met begrijpen wat er van ze verwacht wordt. Dit is sowieso een lastig onderdeel, aangezien taal lastig kan zijn en niet altijd over kan komen. Daarom is het raadzaam een korte, heldere uitleg te geven en zo veel mogelijk beeld erbij te verzamelen. Beeld uit wat de bedoeling is, of laat plaatjes zien. Wees echter voorzichtig met voorbeelden, aangezien deze gelijk nagemaakt worden waardoor er geen eigen proces op gang komt bij de leerlingen. Wat ik toepas in deze lessen is een eerste voorbeeld geven en ze die laten maken, om vervolgens ze te laten experimenteren met de techniek. Op deze manier komt hun eigen creatieve proces op gang. Deze leerlingen hebben een leidraad nodig, die ze vanzelf in allerlei vormen buigen als ze houvast hebben gevonden. Ook is structuur erg belangrijk. Geef duidelijke taken, zorg er bijvoorbeeld tijdens het opruimen voor dat iedereen een taak heeft, en dat ze gaan zitten als ze klaar zijn met die taak. Voordat de lessen begonnen heb ik 5 minuten genomen om materialen waarmee gewerkt wordt die les klaar te zetten. Dat scheelt onrust. Uiteraard kan je hier ook een paar leerlingen voor inzetten, wat ook handig is met het werk uitdelen waar ze aan verder werken. Deze lessen zijn gegeven op de ISK van het Werkman College, aan ongeveer 20 leerlingen per les. De leerlingen zijn ingedeeld op VMBO PB niveau, en zijn tussen de 12 en 18 jaar oud binnen een klas. De lessen duren 60 minuten, en zijn bedacht aan de hand van de onderwijsstroming Cultuur in de Spiegel (in deze cyclus verder vermeldt als CIS).
28
29
Doelen: Kleurenleer primair & secundair begrijpen Bezig zijn met compositie (niet bewust, dat komt in latere lessen) Reflecteren op feest in verschillende culturen Verbeelden van thema feest d.m.v. Werkman techniek Motoriek bevorderen Beeld krijgen van het werk van Werkman Beeld krijgen van het werk van Matisse Het creatieve proces stimuleren (niet nadoen wat de leraar maakt)
Ze krijgen hiervoor alleen de kleuren geel, rood en blauw en moeten zelf uitzoeken hoe ze dit voor elkaar kunnen krijgen. Dus op de vraag “hoe krijg ik groen” verwijs je naar de powerpoint die tijdens de les aan blijft staan, en stimuleer je ze de verf te mengen. Of ze het gelijk goed doen maakt niet uit, het gaat om het proces. Als ze primair en secundair hebben ingekleurd is er rondom de cirkel nog ruimte voor een vrije opdracht. Ze mogen hier alles maken wat ze zelf willen en zullen hierdoor verder experimenteren met het materiaal ‘verf ’ en het mengen hiervan. Als we kijken naar CIS werken we hier met het herkennen van de kleuren en we analyseren wat er gebeurt als we de kleuren mengen. Daarnaast hebben ze de ruimte tot verbeelden door de vrije opdracht rondom de cirkel.
Week 1: Doelen Kleurenleer, met name mengen. Ze hoeven niet te benoemen wat primair en secundair is, maar moeten wel aan het einde van de les weten wat er gebeurt als je twee primaire kleuren met elkaar mengt. Daarnaast bevorderen we de motoriek door het verven (tussen de lijntjes, hand-oog coördinatie). Materialen - Beamer en PC met de powerpoint ‘Itten’ (aan laten staan tijdens de les op analysebeeld) - Inkleur afbeelding Itten - Verf (Rood, Geel, Blauw) - Kwasten - Potjes met water (kwasten reinigen) - Doekjes (kwasten drogen) Tijdpad 5 minuten, inloop en opstarten van de les 5 minuten powerpoint 5 minuten uitdelen van werkblad ‘Itten’, verfpalletten, kwasten, potjes en doekjes 35 minuten werken aan werkblad ‘Itten’ 8 minuten opruimen 2 minuten afsluiten van de les Opdracht We bekijken in de powerpoint de kleurencirkel van Itten en het ‘analysebeeld’ daarvan (zie afbeelding 3) Daarna vullen de leerlingen de cirkel van Itten in (alleen primair en secundair, zie afbeelding 4). 30
afbeelding 3
afbeelding 4 (werkblad ‘Itten’) 31
Week 2: Doelen Het bevorderen van de motoriek door te knippen (sommige leerlingen weten niet goed hoe je een schaar moet hanteren, dit leren ze tijdens deze les). Inzicht in de techniek ‘silhouetten knippen’. Een beeld krijgen van het werk van Matisse. Het creatieve proces stimuleren.
niet diep op in te gaan, voor mij was het van belang om te laten zien dat ze samen iets moois konden maken. En vooral ook dat allemaal vormpjes bij elkaar waar niemand echt tevreden over is samen tóch iets heel moois op kan leveren. Als we kijken naar CIS zit hier met name de herkenning in van het werk van Matisse en het verbeelden wat loskomt als ze voor zichzelf gaan experimenteren met het materiaal.
Materialen - Beamer & PC met de Powerpoint ‘Matisse’ (waarvan we een beeld blijven beamen tijdens de les) - Scharen - Goedkoop papier - Groot (gekleurd) vel papier om alle knipsels op te leggen. Tijdpad - 5 minuten inloop en start van de les - 5 minuten powerpoint bespreken - 35 minuten uitdelen van materiaal en aan de slag met knippen - 5 minuten nabespreken van de knipsels bij elkaar en het werk van Matisse - 10 minuten opruimen Opdracht We bekijken het werk van Matisse, en dan met name de knipkunst. In de powerpoint staat een filmpje van Matisse aan het knippen. We bespreken 1 werk en gaan daarbij associëren. Wat voelen de leerlingen erbij, hoe is het gemaakt, welke kleuren zie je, waar doet het je aan denken etc. Stel hierbij vooral open vragen, de ‘waarom’ vraag werkt erg goed om door te kunnen vragen. Daarna pakken de leerlingen een schaar en gaan ze uit goedkoop papier Matisse figuren knippen. (zie afbeelding 5) We doen dit bewust uit goedkoop papier omdat de leerlingen anders te graag iets moois willen maken en daardoor niet de vrijheid op gaan zoeken. Stimuleer de leerlingen daarom ook vooral om veel uit te proberen door af en toe een ‘nieuwe vorm’ omhoog te houden en aan te zetten tot nieuwe experimenten. Na een tijdje laten de meeste leerlingen Matisse los en beginnen zelf vormen te knippen. Leg alles wat geknipt is op het grote (gekleurde) vel en probeer hiermee een compositie te maken. Pak ook vooral restmateriaal van het knippen wat er mooi uitziet, dit om te laten zien dat sommige cadeautjes vanzelf op je pad komen, dit net zo waardevol is en hierdoor alles wat ze doen goed is. Dit stimuleert hun vrije denken, het gevoel iets fout te doen is funest voor het creatieve proces. Op het einde bekijken we dit grote vel samen en vergelijken we het met het werk van Matisse. Hier hoeven we 32
afbeelding 5 33
Week 3: Doelen Analyseren en conceptualiseren van het begrip ‘feest’, dat is het doel van deze les. Daarnaast maken ze een eerste kennismaking van de techniek ‘silhouetten snijden’ wat de motoriek bevordert en ze leert een (stanley) mes te hanteren. Ook krijgen ze tijdens deze les een beeld van het werk van Werkman.
( en gebruiken) kunnen genoemd worden. Denk bijvoorbeeld aan hapjes (taart of Samosa1), henna, kleding, muziek etc. Door deze analyses gaan de leerlingen aan de slag met het concept ‘feest’. Ze (her)kennen hun eigen gebruiken/feesten en leren over die van anderen, zowel in de klas als uit de Nederlandse samenleving. Aan het einde van de les gaan ze silhouetten snijden die slaan op het fenomeen ‘feest’. De eerste kennismaking met deze techniek is bewust kort gehouden zodat ze snel wat snijden. Ze gaan er niet te diep over nadenken want daar is geen tijd voor, waardoor ze puur en alleen met de techniek bezig zijn. Dat verbeelden komt later wel.
Materialen - Beamer en PC met powerpoints ‘Werkman’ en powerpoint ‘Feest!’. Deze PC moet toegang hebben tot internet om plaatjes op te zoeken van verschillende feesten. - Goedkoop papier - (Stanley)messen - Snijplaten Tijdpad 5 minuten binnenkomst en starten van de les 5 minuten powerpoint ‘Werkman’ 30 minuten powerpoint ‘Feest!’ en bespreken van verschillende feesten en gebruiken 10 minuten silhouetten snijden 10 minuten opruimen Opdracht We beginnen de les met het bekijken van het werk van Werkman. We bespreken een werk waarbij we analyseren wat we zien en hoe het gemaakt is. Wat vooral belangrijk is om te benadrukken (en op aan te sturen met je vragen) is het gebrek aan details. Geen gezichtsuitdrukkingen of vingertjes. Ook eventuele ‘slordigheden’ in het beeld zijn belangrijk uit te lichten. Hiermee bedoel ik bijvoorbeeld als silhouetten overlappen en hierdoor vlakken niet strak naast elkaar, maar een stukje over elkaar heen zijn gezet. Het hoeft allemaal niet zo precies. Dit is belangrijk om wederom de druk van het creatieve proces te halen, en vrijheid te stimuleren. Daarna bekijken we de powerpoint ‘Feest!’. Ik heb als Nederlands voorbeeld Koningsdag genomen omdat de lessen rond die periode vielen, maar elk ander typisch Nederlands feest is goed. We bespreken wat er te zien is en bekijken tot in detail wat dit feest inhoudt (van vrijmarkt tot oranje-tompouce). Daarna vraag je aan de leerlingen of zij een voorbeeld kunnen noemen van een feest uit hun eigen cultuur. Dit kan moeilijk op gang komen, dan kan je beginnen met een paar voorbeelden die je al kent en aansluit op de leerlingen. Zo heb je in Somalië bijvoorbeeld Flag Day waarbij onafhankelijkheid centraal staat in het vieren (de hang naar onafhankelijkheid) en symbool staat voor de natie. Hierbij dragen de feestvierders blauw, de kleur van hun vlag. Dit is gelijk een overlap naar koningsdag. Maar meer feesten 34
1
Traditioneel Somalisch driehoekig hapje
35
Week 4, 5 en 6: Doelen Kleurenleer primair en secundair begrijpen (en toepassen) Conceptualiseren en verbeelden van het begrip ‘feest’ Motoriek bevorderen (door snijden, verven) Kennis maken met compositie (niet bewust, dit komt verderop in dit jaar terug) Het creatieve proces stimuleren
Tijdpad Week 4: 5 minuten inloop en start van de les 5 minuten powerpoint ‘Feest-oefening’ 5 minuten uitleg van de opdracht 35 minuten werken aan silhouetten en proefdrukken 10 minuten opruimen.
afbeelding 6
Materialen - Beamer en PC voor de powerpoint ‘Feest-oefening’ - Goedkoop papier om op te oefenen - (Goedkoop) dik papier om in te snijden - (Stanley)messen - Snijplaten - Rollers - Bakjes - Verf (rood, geel en blauw) - Papier voor het uiteindelijke T-shirt
Week 5 en 6: 5 minuten inloop en start van de les (spullen heb je vantevoren al klaargezet) 40 minuten werken aan de opdracht 15 minuten opruimen (meer tijd nodig door de verschillende materialen en met name de rollers) Opdracht We bekijken de powerpoint ‘Feest-oefening’ waarbij er steeds twee silhouetten te zien zijn. De leerlingen moeten aanwijzen welk silhouette het meest feestelijk is. Dit doen ze door hun linker- of rechterhand op te 36
steken (ligt aan het plaatje dat ze kiezen). Op een gegeven moment worden werken van Werkman en Matisse getoond waarbij ze wederom moeten benoemen welke het meest feestelijk is. Dit is een stuk moeilijker en belangrijk hierbij is te benadrukken dat er geen foute antwoorden zijn. Als een leerling goed kan onderbouwen waarom hij een afbeelding feestelijk vind is het goed. Benadruk bij de kunstwerken het kleurgebruik van de vrolijke afbeeldingen, want daar gaan ze straks mee aan de slag. Daarna leg je uit dat we een T-shirt gaan ontwerpen voor een feest. Dit doen we door silhouetten te drukken op het T-shirt. Begin met een ontwerp op goedkoop papier, want vaak moeten ze even op gang komen. Het derde shirt zal een betere vlakverdeling en betere silhouetten hebben dan de eerste. Ook is het uitproberen op een groot vel papier een uitlaatklep voor hun enthousiasme wat ontstaat door deze techniek. Dit moet eerst getemperd worden voordat ze serieus aan de slag kunnen met hun T-shirt. Voor deze opdracht zet je alleen rode, gele en blauwe verf neer. Hierdoor wordt de kennis van de kleurencirkel opnieuw opgerakeld waardoor het beter blijft hangen. Probeer niet uit te leggen wat ze moeten doen als ze oranje willen, maar stel vragen zodat ze er zelf achter komen. Het shirt kunnen ze knippen door een truc toe te passen (zie afbeelding 6 ). Dit is niet alleen een verrassende techniek, het geeft de leerlingen ook inzicht in het na-knippen van mijn voorbeeld. Wat belangrijk is tijdens deze lessen is structuur. Ik heb verschillende tafels aangewezen om op te snijden, shirt te knippen, te experimenteren of te drukken. Zo voorkom je een grote chaos omdat er veel tegelijk gebeurt in deze les en we niet willen dat alles door elkaar loopt. De orde is ook belangrijk om het product van de leerlingen te beschermen, anders is er kans dat ze op elkaars werk knoeien. Deze leerlingen zijn geneigd elkaars silhouetten te gebruiken, je moet van tevoren bij jezelf nagaan of je dit toelaat of niet. Ik heb het deels toegestaan door ten minste 1 eigen silhouette te laten gebruiken op hun shirt. Dit omdat ik wel moet kunnen toetsen of ze een silhouette hebben gesneden/kunnen snijden. Als we kijken naar CIS kennen ze op dit moment het concept feest, en kunnen ze aan de slag met het verbeelden daarvan. De leerlingen hebben naast de eerste les nog twee lessen om te werken aan hun T-shirt. Als ze hun shirt afhebben kunnen ze verder werken aan de volgende opdracht. Tussendoor is het leuk om af en toe de shirts bij langs te gaan en klassikaal te bespreken welke het meest feestelijk is en waarom. Ik heb de shirts aan een waslijn in het lokaal op laten hangen door de leerlingen, waardoor we ze op een rijtje hadden én het straalt waardering uit voor het harde werken van de leerlingen. Als er budget/tijd voor is zou ik de silhouetten op een daadwerkelijk T-shirt laten drukken met textielverf. Zo nemen ze hun werk mee de school uit en kunnen ze hem dragen tijdens een feest. Mocht je precies voor bijvoorbeeld koningsdag klaar zijn met de lessen dan kan je er voor kiezen ze te laten werken in het thema van dit feest. Ze moeten dan bijvoorbeeld voornamelijk oranje gebruiken (de silhouetten kunnen dan alsnog vrije vormen zijn, zolang het maar oranje is. Zo bijf je de creatieve vrijheid stimuleren). Dit shirt kan dan gedragen worden tijdens Koningsdag, een mooie manier om culturen te integreren.
37
Beoordelingscriteria: (eventueel beantwoord door het bespreken met de klas) - Is de cirkel van Itten juist ingevuld? - Heeft het shirt gemengde kleuren/feestelijke kleuren? - Heeft het shirt het thema feest? - Zijn er sjablonen gebruikt? - Kan de leerling zijn ontwerp toelichten?
38
Powerpoint ‘Itten’
39
Powerpoint ‘Matisse’
40
41
Powerpoint ‘Werkman’
42
Powerpoint ‘feest-oefening’
43
Powerpoint ‘Feest!’
44
45
Bijlage 2:
Bijlage 3:
Logboek: Week 1 Powerpoint alleen is niet helemaal duidelijk, powerpoint aan terwijl ze aan het werk zijn helpt. Ze kijken naar het voorbeeld en maken het na. Ik moet het zelf niet voordoen, dat gaat ten koste van het experiment. Buiten de cirkel divers werk, sommigen maken de cirkel af, anderen maken er een tekeningetje van of mengen alle kleuren door elkaar zodat er een brei aan bruintinten ontstaat. Goed voor het experiment.
Groffe opzet voor een leidraad die ongeveer een jaar in beslag neemt. Dit laat zien hoe een jaar eruit zou kunnen zien, in kort uitgewerkte projecten. Deze projecten worden achter elkaar gegeven en de leerling volgt deze op zijn eigen tempo. De kern van het project is het traject wat elke leerling doorloopt. Als een leerling dus later in komt stromen doet hij niet alle projecten volledig, maar alleen de kern. We gebruiken verschillende materialen om de leerling in aanraking te laten komen met zoveel mogelijk technieken.
Week 2 Alle vrijheid geven werkt averecht. Het is beter ze een vorm na te laten knippen, als die gelukt is gaan ze uit zichzelf verder experimenteren. Één werk bespreken is genoeg. Niet te mooi papier gebruiken, dan willen ze iets moois maken en schiet het creatieve proces op slot (want iets moois maken in 1 keer knippen is bijna onhaalbaar). Goede opstap Werkman. Week 3 Erg leuk om verschillende feesten bij langs te gaan. Ik heb wat input moeten geven zoals Braziliaans carnaval. Mooie momenten, leerlingen die naar voren kwamen om te kijken, trotse leerlingen. Leerlingen vertellen en discusseren graag. Week 4 Powerpoint met links of rechts meest feestelijk is erg leuk om te doen, spelelement in de les. Fantasie wordt geprikkeld bij de kunstwerken. Benoemen tijdens silhouetten drukken dat er maar twee kleuren gemengd mogen worden (om bruin te voorkomen). Benadrukken dat details niet belangrijk zijn. Chaos in de les doordat alle technieken door elkaar liepen. Week 5 1 techniek per tafel toe laten passen, stuk rustiger. Meer tijd uitgetrokken voor opruimen en taken gegeven aan leerlingen. Zo is het opruimen minder chaotisch. Terug laten komen van Itten is goed geweest, de meeste leerlingen vertellen trots hoe je de secundaire kleuren maakt. Een enkeling moet heel diep nadenken en komt er toch achter. Iedere leerling weet uiteindelijk (weer) hoe het werkt. Week 6 De experimenten en shirts die ná het eerste shirt gemaakt worden zijn veel beter. Ze begrijpen de techniek en kunnen er na wat experiment echt wat mee. Volgende keer bewuster eerst laten experimenteren en daarna ‘voor het echt’ een shirt laten maken. Veel authentiekere uitwerkingen. 46
Project 1: Hallo, hier ben ik! Doel: De leerling leren kennen, kijken of ze aan de slag kunnen met verhoudingen (hoe ver zijn ze hiermee? Begrijpen ze dit?), kennis laten maken met verschillende (Nederlandse) kunstenaars en het gezicht dat daarbij hoort. Begin met een simpel uitwerkblad waar al een gezicht op staat (een half gezicht dat ze moeten spiegelen) en laat ze daarna dit groter natekenen in oliekrijt, en inkleuren met ecoline. Dit scannen we in en maken we een ansichtkaart van die ze kunnen versturen. De kern van de opdracht is waarneming en verhouding, het spiegelen en daarna vergroten is de belangrijkste opdracht. Het sluit aan op de Nederlandse lessen omdat ze zichzelf voorstellen en de ansichtkaart kunnen versturen tijdens een opdracht in de les. Daarnaast kijken we naar zelfportretten van de verschillende kunstenaars en zullen dit ook bespreken. Project 2: Wauw! Tijdens dit project gebruiken we de inzichten uit de vorige les om patronen te maken. Dit doen we aan de hand van werken van M.C. Escher. Per les proberen we een vorm van patronen maken uit en na een paar lessen mogen ze zelf kiezen welke vorm van patronen ze uit gaan werken. Dit is een project wat ervoor zorgt dat de leerlingen zelfvertrouwen krijgen, omdat het een opdracht is die erg moeilijk lijkt in het begin maar wat ze gaat lukken. Het is namelijk een trucje die zelfs in vrij simpele vorm al een wauw-factor heeft. Dit stimuleert het creatieve denken van de leerling. Ze mogen het inkleuren met potlood. Project 3: Delfts blauw De leerlingen leren tijdens dit project 1 kleur (blauw) mengen met wit en wat dit voor effect heeft. We bekijken uiteraard delfts blauwe werken, en ook het delfts blauwe servies van ‘Blond! Amsterdam’ wat laat zien dat het mogelijk is een servies te maken met dezelfde uitstraling zonder de perfecte schilderkunsten die op de traditionele serviezen staan. Ze gaan hier verder met compositie en patronen, maar op een andere manier. Ook leuk is om deze les te combineren met het NT2 profiel waar ze in zitten te werken. Als ze bezig zijn met spreekwoorden bijvoorbeeld, of beroepen, boodschappen etc. Project 4: Feest! Dit is de lessenserie die ik ontwikkeld heb. Ze gaan verder met kleuren mengen en compositie, en leren 47
sjablonen te snijden. Het leukste is om dit aan te laten sluiten aan een Nederlandse feestdag, bij voorkeur koningsdag omdat het kleuren mengen hier al in zit. Maar het kan ook elke andere feestdag zijn. Project 5: Doe Maar Dicht Maar Hierbij maken ze tekeningen bij een simpel gedicht. Dit kunnen gedichten zijn die ze zelf maken, wellicht sluit dit aan bij de Nederlandse lessen. Afgezien daarvan is er in Groningen Doe Maar Dicht Maar, een gedichtenwedstrijd waarbij kinderen prachtige gedichten maken. Ze zijn kort en iets minder complex dan gedichten van volwassenen, maar zeker niet minder poëtisch. We kijken bij het maken van de tekeningen naar Fiep Westendorp, haar tekeningen zijn speels, vrolijk en kloppen van geen kant als we naar verhoudingen kijken. Ik maak een stap voor stap uitleg om een Fiep-poppetje te kunnen maken, en geef ze daarna de vrije hand in het uitwerken. Het is in de klassen met verse nieuwe Nederlanders wellicht handig 1 gedicht uit te kiezen die we uitwerken. De leerlingen krijgen tijdens dit project weer wat meer vertrouwen in hun kunnen, en zullen anders kijken naar dingen die moeilijk lijken. Het is namelijk niet zo moeilijk als het lijkt. Ik vind het mooi daar doorheen te breken. Daarnaast kunnen we de expositie van Doe Maar Dicht Maar bezoeken als inspiratie in het begin. Er worden posters gemaakt voor de gedichten met beeld, een goede manier om kennis te maken met het doel van deze lessen.
schoolse contacten op. Wellicht kunnen we de leerlingen laten samenwerken met reguliere leerlingen. Een ander voorbeeld kan zijn het verkopen van gemaakte goederen op een markt, of deelnemen aan een activiteit in de stad. Het is belangrijk niet alleen binnen de (veilige) schoolmuren te verkeren, want deze leerlingen mogen er zijn, en mogen zichzelf presenteren aan de wereld om hen heen. Hier ben ik!
Project 6: Werk We stimuleren de hand-oog coördinatie en schatten dit in, laten ze kennis maken met compositie. Laat ze dus de uitgeknipte delen pas opplakken als alles uitgeknipt is, en ze dit eerst in een compositie op het vel leggen. Probeer boeken en tijdschriften te vinden waarbij mensen te zien zijn die alledaagse dingen doen. Mode-poses zijn niet de bedoeling. Laat ze duidelijk maken wát die mensen aan het doen zijn. Een auto maken, broodjes verkopen, schoonmaken, met een kind over straat etc. Hieruit kan je afleiden wat ze bezighoudt en wat voor werk ze wellicht willen doen. Dit is een stukje identiteitsontwikkeling. Deze afbeeldingen zetten we met behulp van Carbon papier op gekleurde papieren. Vervolgens knippen ze de mensen uit en maken ze een achtergrond van gekleurd papier. Ze maken een compositie en plakken alles vervolgens vast. Inspiratiebronnen voor deze techniek zijn Charles Haughton en Eric Carle. De laatste verft eerst grote vellen papier voordat hij er figuren uit knipt. Eindproject Het eindproject moet een link hebben met de samenleving. We kunnen bijvoorbeeld de beste gemaakte kunstwerken tentoonstellen in een koffiezaakje dichtbij de school. Ook kunnen we hier wat maken voor de aankleding. Denk aan het kleien van bloempotjes, een raamschildering of een van de gemaakte patronen op de muur/op kussens etc. Het is belangrijk een officiele opening te hebben met hapjes (zelf gemaakt?) en hopelijk ook ouders die komen kijken. Ze mogen trots zijn op zichzelf, en op deze manier doen ze buiten48
49
bijlage 4: Powerpoint Meisje met de Parel
50
bijlage 5: Powerpoint Van Gogh - Joseph Roulin
51
6
Bronnen - http://www.leermiddelenvo.nl/subpage/vmboers_behoren_niet_tot_de_generatie_einstein (onderzoek Hiteq) kenmerkend vmbo, onderzoek Hiteq, 2008 - Groen, I. en J. Boschma, Generatie Einstein. Slimmer, sneller en socialer, 1e en 2e editie. Amsterdam, 2006 en 2007 - Verscheidene artikelen van David Punto, gevonden op www.DavidPunto.nl - ‘Cultuur In de Spiegel’, voor het SLO, 2014 - ‘Geef elkaar de hand..?!’, scriptie Hadassa Bergonje-Duinkerken, 2010 - Onderwijsondersteuningsprofiel H.N. Werkman College ISK - ‘Ogen Open’, beeldbeschouwen basisonderwijs voor het SLO, 1999 - ‘De basis van beeldbeschouwen, B. Schasfoort, 2007 - TEDx, ChrisLonsdale, Learn Any Language in 6 Months, 2014 - ‘Interetnische spanningen in het voortgezet onderwijs’, Literair onderzoek van Abdullah Pehlivan, 2009 - ‘Superdivers!’, scriptie Baukje Prins, 2013 - ‘Non-Verbale Methodiek’, een uitgave voor stichting ‘de Vrolijkheid’, 2014 - ‘Moeilijk lerenden in de ISK’, een literatuurstudie en twee casestudies voor het SLO, 2000 - ‘Horen, zien en schrijven’, scriptie van Kea Dunant, januari 2007 - ‘Intercultureel onderwijs in de praktijk’, K. Bruin en H. v.d. Heijde, eerste druk 1995 (mijn druk; 2007) - ‘Nederlands voor buitenlanders’ & de Zebra methode (NT2 methodes, oriënterend onderzoek) - ‘Allochtonië’, migranten in Nederland. Samengestelde artikelen uit de Volkskrant, 2003 - ‘Nieuwkomers’, Elizabeth Termeer, 2001 - taxonomie van Bloom, 1956 - http://www.nt2.nl - http://vluchtelingenwerk.nl (informatie verschillende achtergronden, land van herkomst) - http://www.leren.nl/cursus/leren_en_studeren/didactiek/werkvormen.html - http://www.how-psychology-tests-brain-injury.com/pubers-en-beste-opvoeding-tips.html - http://www.drachtstercourant.nl/nieuws/22999/isk-leerlingen-krijgen-plezierlessen-van-kunstenaar/ - http://www.lowan.nl/documenten_vo/Leerplan_NT2_Nova_College.pdf - https://www.kwaliteitscholen.nl/kwaliteitsite/kwaliteitscholen/html/general.asp?PID=160 - http://www.isk-utrecht.nl/Organisatie/Onderwijs/Onderwijsvisie
52
53
- http://www.lowan.nl/voortgezet-onderwijs/onderwijs/onderwijsinspectie - http://www.trendsinbeeldocw.nl/ - http://www.hetstedelijk.nl/isk/onderwijs/lessentabel/ - http://www.annefrank.org/nl/Educatie/Docentenportal/Actueel/2014/juni/COLUMN---MeesterBart-1/ - http://www.rug.nl/education/scholierenacademie/studieondersteuning/profielwerkstuk/alfasteunpunt/ subjects/onderwerpen/overig/taal_en_hersenen - http://www.ou.nl/web/nieuws-en-agenda/nieuwspagina?p_p_id=Nieuwsartikel_WAR_portlets_INSTANCE_SiJ2&p_p_lifecycle=1&p_p_state=normal&p_p_mode=view&p_p_col_id=column-5&p_p_ col_count=1&id=267673 - http://www.cultureelpersbureau.nl/2012/10/ik-ben-hier-praten-over-het-nu-tijdens-filmles-met-de-isk/
54
55
56
2015