BEBE^KINOEBf TEGEN HET 0!NT»'E«l» VA\' WET TOT WfJZSGIXGEN U HET WETBOEK YAX liï RGERIJJKE RECHTSVOKDERIXG.
Algemeen is men het liierover eens, dat sedert de inroering van het Nederlandscli wetboek van bnrgeiiijke rechtsvordering en de daarop toepasselijke -wetten en reglementen de afdoening van twistgedingen aanmerkelijk is vertraagd, on de kostbaarheid voor het voeren van processen schrikbarend verhooqd; een dubbel euvel dat het verkrijgen van geleidelijk recht in den Aveg staat. Om die bezwaren te keer te gaan, werd reeds sedert verscheidene jaren naar doelmatige middelen omgezien; de Eegeering meent thans zoodanige gevonden te hebben, die naar liaar oordeel er toe moeten leiden om de procesvormen te vereenvoudigen, waardoor tijd en kosten zullen bespaard worden. Vandaar het ontwerp van wet tot wijzigingen in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, onlangs met eene uitvoerige memorie van toelichting bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend. Eene langdurige uitoefening van rechtspraktijk eerst als advocaat, daarna als procureur, begonnen onder het beheer der Napoleontische wetboeken en voortgezet onder dat van de Nederlandsche, rechtvaardigt wellicht de vermetelheid van den schri^iver om zijne bedenkingen tegen voormeld ontwerji van wet vrijmoedig mede te deelen. De Eegeering meent het grocte kw?ad te ontdekken in de bestendiging van het procuraat, en vleit zich dat ongerief uit te roeien door de werkzaamheden, aan het procuraat verbonden, op de advocatie over te dragen en alzoo de betrekking van den advocaat met die van den procureur in één persoon t<5 verbinden.
Wij ziju overtuigd, dat de bezwaren aan geheel andere oorzaken moeten worden toegcsclireven. Onderzoeken wij dio oorzaken. Ze liggen naar onze overtuiging in principieele afwijkingen van hetgeen hier te lande onder de Fransche wetgeving gold met de thans in Nederland hestaande wettelijke voorschriften. Volgens het Fransche recht was het inroepen van den bijstand van den advocaat facultatief, zoodat door den verplichten bijstand van eenen procureur in zuiver civiele zaken, van geen dubbelen rechtsbijstand, waartegen men nu te velde trekt, sprake kon zijn. Wenschte de justiciabele evenwel ook de rechtswetenschap van den advocaat bij die van den procureur te baat te nemen, dan had hij het voordeel vau het gemeen overleg, maar het werd niet billijk geacht, dat die meerdere waarborg van een nauwkeurig onderzoek zijner belangen ooit ten laste konde komen van de tegenpartij. Dit Fransche systeem had ook nog dit voordeel, dat do onafhankelijke stand van den advocaat gaaf bleef, en hij nooit in de verzoeking kon komen op de beurs van de tegenparti.) te speculeeren eu lichtvaardig incidenten op te werpen, die de procedure noodzakelijk trager en kostbaarder maken. Deze opmerking geldt natuurlijk niet als een algemeen verwijt, dit zoude onwaar en onrechtvaardig zijn; maar dat individueele misbruiken van dien aard te betreuren zijn, valt niet te ontkennen. Eene andere afwijking heeft evenzeer noodlottige gevolgen gehad, namelijk: dat de eenvoudige, snelwerkende rechtspleging in handelszaken bij ons wetboek werd afgeschaft, en tevens ook het recht van de gedingvoerenden om in eersten aanleg zonder verplichten bijstand op te treden, althans zich door den gemachtigde, dien men mocht stellen, op eigen kosten te doen vertegenwoordigen. Volgens het Fransche stelsel kon dus noch in zuiver civiele, noch in handelszaken het ongeluk zich voordoen, hetwelk thans hier te lande maar al te dikwijls plaats vindt, dat een welgesteld persoon, een burgervermogen bezittende, door eene procedure, die hij genoodzaakt kan worden in alle instantiën door te worstelen en die hij verliest, vaak geruïneerd raakt; want daar zijn, zelfs zonder incidenten of tusschcngeschillen, eenige duizenden guldens mede gemoeid. Wij hebben vó r 1833 nimmer ondervonden, dat de regeling, volgens welke de kosten van den eigen advocaat ten laste van de wiuueiide partij bleven, ooit tot klacht heeft aanleiding gegeven.
3
Het genot vau iii deu judicieelen strijd overwiunaar te zijn gebleven, mag ook wel met eenige geldelijke opoöering bezwaard worden. Er is meer; in de nog steeds bestaande drukkende registratierecbten ligt de voornaamste oorzaak van de hooge proceskosten. Deze kosten overschaduwen vaak in booge mate het cijfer der overige. Zoolang dit bezwaar blijft bestaan, zullen alle andere pogingen tot bcparing nutteloos blijven. De Eegeering is evenwel in alle deze beschouwingen niet getreden, en geeft de schuld aan de instelling van het procuraat. Volgen wij ta dien opzichte de redeneeringen, in de memorie van toelichting vervat. Al dadelijk springt in het oog, dat de Eegeering van onjuiste historische stellingen uitgaat. Zij doet het voorkomen, alsof Frankrijk de grondlegger van het stelsel van verplichten dubbelen rechtsbijstand is, en alsof de codifiatie van 1858 omtrent dit punt aan dezen uitheemschen oorsprong is toe te schrijven. Dit is, onzes inziens, eene dwaling. De Fransche begrippen waren daaromtrent gsene andere dan onze oudllollandsche, die beide den enkelen verplichten rechtsbijstand huldigen, maar beide dien toevertrouwen aan het procureursambt. Nu kan welli-cht in eenige enkele provincie (Friesland wordt in de memorie van toelichting genoemd) in den vorm «enig verschil bestaan hebben, maar in het algemeen was hier te lande, althans in de voornaamste provinciën, aan den cliënt het recht niet toegekend, zonder verplichten rechtsbijstand van den procureur voor den rechter op te treden. (*) Juist Frankrijk heeft de mislukte proef genomen, om het procuraat af te schaffen; maar was genoodzaakt, om deze (*) Zie P a p e g a y Fonmdierboeli, pag. 102. W a s s e n a a r Praxis judiciaria, pag. 12, N". 29. N e o s t a d i u s Oöservalionesrerum ptdlcalarum de paciU antenupt alibus, waarbij hij op de Observatie 1 pag. 3 daar waar gemeld wordt, dat in een zeker geding bij een begaan verzuim het verhaal tegen den advocaat geserveerd was, in een noot zegt: aed major culpa procuratori uti litis domino impetranda erat. ïs enim de omni culpa etiam levissima teneatur. H o o g e r b e e t s , Kortn inlei/dinge tot depractijhc, pag. 36(i. G r o e n e w e g e n , Tractatus de legibus ab'ogotix. insüt. lib. IV, tit. 10. Privatum erat olim procuratoris officium efc quivis id mandatu Domini exercere poterat. At moribus liodieris publicum est et fere in unoquoque foro certae personae designantur ot juramento adiguntur, quae solae id munus hi judicio obeunt.' Ibid. Codicis liber II, tit. XII.
4
noodzakelijk bevonden instelling weder in het leven te roepen. Opmerkelijk is hetgeen daaromtrent bij D alloz ^t'periojfe, in voce avoué vermeld staat. Men leest daar: *üne période allait suivre, devant laquelle Tinstitution (dea / avoués) devait disparaitre. Les avoués furent supprimés par "Ie décret du 3 Brmuaire an 2, dont l'article 12 est ainsi '/coniju: //*Les fonctious d'avoués sont supprimés, sauf aux parties '"'& se faire representor par de simples fondés de pouvoirs, *'/qui seront tenus de justifier de certificats de civisme, ilsne *'//pourront former aucune repetition pour leurs soins ou salai'i-res, centre les citoyens dont ils auront accepté la confi//»6nce"". *C'était faire preuve, sinon d'liabilité politique aumoins de /'logique radicale. Mais on ne lutte pas longtemps contre la //nécessité des choses, et Tabsenco de mandataires légaux au/'près des corps de judicature était rémarque par tout Ie *mondc. Toutefois, quoique l'onait senti presqu' immódiate//ment la nécessité de rendre a la justice une marche rcgu'lière et de réparcr les funestes etiets de ce décret qui avait *anéanti les formes judiciaires, les avoués ne furent réta*blis que par la loi du 27 Ventose an 8 qui, créa unc nouifvello organisation des tribunaux." Uit een en ander volgt, dat juist de dubbele verplichte rechtsbijstand eene speciale moderne Nederlandscho instelling is, ingevoerd bij de codificatie van 1838, en omschreven bij de bepalingen van de artikelen 21 en 57 Wetb. v. Burgerlijke Rechtsvordering. Zoodanige bepalingen vindt men niet in de Fransche Code de procedure civile. Hieruit volgt evenzeer, dat de eenvoudige wijziging van die twee artikelen van ons Wetboek voldoende ware geweest om den dubbelen verplichten rechtsbijstand af te schaflen en den enkele weder in te voeren. Opmerkelijk is, dat de Eegeering den rechtstoestand, op dat punt in de Eijnprovinciën bestaande, tot bevestiging van hare stelling inroept en daardoor het denkbeeld wordt opgewekt, alsof aldaar het stelsel, door de regeering aangeprezen, bestaat. Hieromtrent vergist zich de Eegeering ten eenenmale. Het ambt van rechtsAnwalt aldaar staat identiek gelijk met dat van den avoué in Frankrijk, met dit onderscheid, dat in de Eijnprovinciën de Anwalt steeds Advocat-Anwalt is, dat wil zeggen, dat laatstgenoemde in beperkt getal, naar de behoefte van de verschillende rechtscolleges berekend, door de regeering worden aangesteld en steeds worden gekozen uit de advoca-
ö
ten en wel die, welke in ieder opzicht het geschiktste voorkomen. Vandaar, dat de Anwalt in de Eijnprovinciën wel steeds advocaat is, maar de advocaat nimmer per se Anwalt. Alwederom de bevestiging van het stelsel van enkelen verplichten rechtsbiistand, maar op zoodanige wijze, dat naast het onderzoek naar moraliteit ook dat naar bekwaamlieid plaats beeft. Dit stelsel werkt aldaar uitstekend; zonder dat volgens onze informatiën, dit ten nadeele van de advocatie of van het publiek uitloopt. De memorie van toelichting wijst op twee omstandigheden, die het ontwerp van wet aanbevelen. Eerüelijk dat de afschaffing van het procuraat bij de lioogen Raad in cassatiezaken door de Volksvertegenwoordiging gunstig is opgonomsn. Dit kan niet tot bewijs strekken; het cassatieproces toch heeft alleen ten doel een eenvoudig wetenschappelijk onderzoek naar de toepassing der wet, en is dus naar den aard der zaak vrij van allen formeelen en administratieven omslag, waaraan andere instantiën voor inleiding, bevordering en uitvoering inzoo hooge mate onderhevig zijn. Ten tweede gewaagt de memorie van toelichting van rechtsgeleerde kringen, met name de vergadering der vNederlandsche' Juristenvereeniging," in 1872 te Arnhem gehouden, alwaar het regeeringsbeginsel zoude hebben gezegevierd met eene meerderheid van 56 tegen 13 stemmen. Dit argument achten wij van alle gewicht ontbloot, niet omdat dit congres in groot getal uit advocaten was samengesteld, want himne onpartijdigheid wil ik geenszins in twijfel trekken, maar omdat eene meerderheidvan stemmen bij congressen nimmer tot norma kan strekken om te beoordeelen aan welke zijde het juiste begrip der zaak te rangschikken is, daar dit van toevallige omstandigheden en opkomst afhankelijk is, en het zeer goed mogelijk is dat de dertien stemmen, de minderheid uitmakende, op betere gronden berustten dan de zes-en-vijftig der meerderheid. De Kegeering zegt, dat levendige en grondige debatten gevoerd zijn. Dit bewijst dat voor de zaak van beide kanten ^e wichtige argument- n zijn te berde gebracht, maar dit bewijst geenszins aan welke zijde de overwinning toekwam. Wie aan congressen een grooter of ander nut toekent, dan dat licht theoretisch en practisch verspreid wordt door wisseling van gedachten, miskent, gelooven wij, geheel het doel van dusdanige vereenigingen. Het heeft wel eens een glimlach uitgelokt, wanneer bij sommige congressen de aanmatiging is waargenomen, om zich als rechter of arbiter te gedragen.
6
Wie de moeite neemf; liet verslag der handelingen over het bedoelde onderwerp na te lezen, zal ontwaren, dat de meerderheid der s p r e k e r s vóór het systeem van het behoud van het procuraat het woord gevoerd heeft, en dat hare drangredenen wel opwegen tegen de tegenovergestelde. Maar om bij het besluit zelfvan de/''Juristenvereeniging"te blijven, daaruit blijkt dat die meerderheid van stemmen öf onbewust was van wat zij eigenlijk wilde, èf zóó veel wilde dat de eene wensch met den andere in strijd kwam. De memorie van toelichting wijst er op, dit zij besloot: 1°. dat de procureurswerkzaamheden op den advocaat zouden overgaan en 2°. dat de advocatie een vrij beroep moest blijven. Dit doet on willek eui-ig herinneren aan de uitspattingen van 1848, toen een troep roode radicalen op de straten eener oproerigo stad in Duitscbland, uitriep; Wir lüollcn Frc^sfrciheH, en een andere troep van dezelfde kleur, toevoegde: IFir wollen alles, Censxr mich. Zooveel is zeker, dat d' vrijheid van beroep, die het ontwerp aan de advocatie toedient, op het congres waarschijnlijk niet bedoeld werd. Maar mogen dan de belangen van het publiek niet evenzeer of, liever, moeten die niet het eerst in aanmerking komen door het — behalve liet voordeel van goedkoop en snel recht, ook de waarborgen van veilig recht te verscliaiien? Het ontwerp levert het bewijs, hoezeer de Eegeering gevoelt dat hare verschikking, door het procuraab op de advocatie over te brengen, niet kan geschieden zonder de advocatie te knellen binnen de enge banden van eene groote vei-autwoordelijkheid, wil men aan het publiek de waarborgen verschaffen, dat het daarin zonder zorg kan berusten. Gaan wij na of het ontwerp voldoende is om die zorg te bevredigen. Het is eene verouderde machtspreuk, dat de advocatie op zichzelf, massaal en abstract beschouwd, eene vereeniging daarstelt, ver boven andere vereenigingen verheven, die mede de sociale verhoudingen in de maatschappij in een goeden zin helpen bevorderen, en dat hare glans op elk individueel advocaat overgaat. Dit is eene geheel onjuiste stelling; ieder, die zich aan het ond^^rzoek van de door de wet gevorderde bekwaamheid onderwerpt, zal, zoo hij daarin niet telvortschiet, aanspraak kunnen maken op den doctorsgraad in de rechtsgeleerdheid, en verkrijgt daardoor ook het recht zich als advocaat te doen inschrijven, waar in den lande hij verkiest.
Zoolang nu de advocaat in zijne bewegingen geheel vrij blijft e.n het publiek ook tegenover hem, is er geen kv.'aad bij, maar wanneer het enkele feit der promotie den advocaat het recht geeft, om een stand iu de maatschappij in te nemen, waaraan men gedirongea is de tcederste belangen van personen en goederen toe te vertrouwen, dan mag het algi'meen belang toch wel eischen, dat vóór die toelating ook overtuigende waarborgen verschaft Avorden van moraliteit, nauwgezetheid en practische geoefendheiu. Alle eerbied zij gegund aan den individueelen advocaat, diö blijken geeft, behalve bekwaamheid, alle deze verdere eigenschappen iu zich te vereenigen, maar om die zonder het minste onderzoek, door het feit van de inschrijving bij het een of ander rechtscollege, blindelings aan te nemen, dat kan er niet door. ])e regeering, blijkbaar verlegen met de loslating van deze waarborgen, meent die te kunn n zoeken in de autoriteit v-nn den raad van toezicht en discipline; maar zij verliest uit bet oog, dat die instelling uit den aard der zaak niet de bevoegdheid heeft, om over de meerdere of mindere capaciteit uit een practisch oogpunt en meer of mindere moraliteit a priori te oordeelen, en daarop eenigen invloed uit te oefenen. Die disciplmaire instell'ng moge gepleegd onrecht kunnen berispen, zij is machteloos preventief onrecht te keer te gaan. De werkkring van den procureur is niet zoo eenvoudig en zoo werktuigelijk als de tegenstanders van het procuraat het doen voorkomen, en behalve het notariaat, zijn er geene juridische betrekkingen, die den uitoefenaar zoozeer met zware en onafgebroken verantwoordelijkheid belasten als die van procureur. Eenige bekendheid slechts met den omvang van zijn werk moet zonder twijfel daarvan den onbevooroordeelden de overtuiging geven, en al moge nu ook veelal de kundige advocaat op den gang van rechtsgedingen eenen prijzenswaardigen invloed uitoefenen, het is onrechtvaardig en onverdiend te trachten de medewerking van de procureurs, die hunno roeping begrijpen, in do oogen van het publiek te verkleinen. Dit komt ons vooral misplaatst voor in een officieel stuk van de Eegeering, te meer daar op haar de plicht rust oeue goede keuze bij de benoemingen te doen, en zij het zichzelf zoude te wijten hebbeu, zoo daarop niet genoeg acht wierd geslagen. Het is onrechtvaardig den procureur het predicaat, dat"^ hij niet alleen juridiek, maar ook feitelijk de dominus litis is, te willen afnemen en hunne gewichtige diensten te miskennen, em niet te gewagen van hunne wetenschappelijke medewor-
8 king, van hunne zorgen bij den aanleg der zaken, bij de inachtneming der formaliteiten en het bezorgen der administratieve belangen en, wat niet het minste geldt, bij de dikwijls moeielijke uitvoering der verkrcgene resultaten. En toch meenen vele voorstanders van de afschaffing van het procuraat, en dit wordt bij de memorie van toelichting hoog opgevijzeld, dat de besparing der kosten een overwegend voordeel zal opleveren. Dit is een ideaal, dat niet alleen door het ontwerp niet wordt bereikt, maar het is zelfs als zeker vooruit te zien, dat, zoolang het systeem geldt, waarbij de verliezende partij met alle de proceskosten bezwaard blijft, dat «sijfer veeleer zou klimmen dan dalen. Het tarief der advocaten verhoogt de eenheid hunner berekening met 80 pCt. boven dat van de procureurs, dit is dus een bezwaar, dat op al de procurourswerkzaamheden, die de advocaat, volgens het ontwerp, zal overnemen, drukt. Wat wordt dus, tegen deze veel hoogere kosten, alleen door het ontwerp bespaard ? De adsistentie van den ]:irocureur bij de pleidooien en enkele conferentiën over de te nemen conclusion. Die besparing is voor pleidooien, die bij voorbeeld zes uur duren,—en dit is toch geen kort tijdsbestek, om over en weder de argumenten mede te deelon, — ƒ 9 in eerste aanleg, en ƒ 10.80 voor een hof van appèl, behalve de vermelde weinige conferentii=n, die het cijfer niet merkelijk verhoogen. Het procureursloon voor het verkrijgen van een vonnis bij verstek is gewoonlijk p. m. ƒ 20. — In handen van den advocaat zal p. m. berekend kunnen worden ƒ 36. Mijn bet lOg is nu genaderd tot het onderzoek, of de gift, die het ontwerp aan de advocaten schenkt, wel zoo aanlokkelijk voor hen is, als zij zich dit aanvankelijk hadden voorgesteld. Eerstelijk gaat de vrije uitoefening van hun beroep verloren, want wat de Eegeering er ook van zeggen moge, en hoe zij de banden vergulde, de vrijheid van handelen, de onafhankelijkheid, de materieele onverantwoordelijkheid neemt zij weg. Al noemt men ze niet '/Ofiiciers minist^riels", ze gaan toch in werkelijkheid een verantwoordelijk ambt bekleeden; ware dit niet het geval, dan zou de uitoefening van het recht al licht jn sommige handen in losbandigheid ontaarden. Ten andere belet deze nieuwe betrekking, door het ontwerp aan de advocatie opgedragen, de behoorlijke uitoefening van haren eigenen wcrlikri: g De ware aivncaat, dat ia hi,], die do oefenschnlen der theo-
9 ris en praktijk met roem heeft doorgeloopeiuongescliikten zijn noch als advocaat, noch als procureur bruikbaar), kan te vreden zijn, wanneer hij den tijd kan vinden om op zijn studeervertrek voor het geven van adviezen en het stellen van stukken, en wat verder direct tot zijne betrekking behoort, behoorlijk te vacecren, en wijders om bij de reclitscolleges tot het voeren van pleidooien werkzaam te zijn. Waar blijft dan de gelegenheid om ook de menigvuldije werzaamheden, aan het procuraat verbonden, naar eisch uit te voeren? Zal hij die aan een met minder werk overladen confrère opdragen'? Voorzeker niet gaarne, wanneer hij daardoor de verantwoordelijkheid der daden van anderen op zich laadt. Die verantwoordelijkheid bepaalt zich niet tot het doen overschrijven eener conclusie, zooals de Eogeering en de redactie van het Paleis van Jusülie vermeenen; maar zij bestaat bij iedere akte van procedure, bij iedere schriftuur, bij inachtneming van lederen fatalen termijn, bij de menigvuldige niet dadelijk contentieuse bemoeiingen, bij de behandeling van het geheel geldelijk en administratief gedeelte tegenover griffiers, bureaux van registratie, deurwaarders, cliënten enz, ledere nalatigheid, ieder verzuim kan het ongeluk van justiciabelen, dus ook van getrouwde vrouwen, weduwen en weezen met zich sleepen. Is het aan te nemen, dat de advocatie verlangt nevens haren spocialen werkkring in dien maalstroom te geraken? en moet men niet veeleer tot de slotsom komen, dat het ontwerp feitelijk de advocatie vernietigt en het procuraat aan het toeval prijs geeft? Men zal wellicht zeggen, allo deze redeneeringen zijn licbt te tellen, indien de voorgestelde wijzigingen der speciale artikelen in het ontwerp de formaliteiten zóó eenvoudig maken, dat werkelijk tijd en kosten zonder opofiering van eene goede rechtsbedeeling aanmerkelijk bespaard worden. "Wij zullen ons niet verdiepen in het onderzoek of zelfs in den geest van het ontwerp de wijzigingen met genoegzame nauwkeurigheid en volledigheid zijn nagegaan, want dan zouden wij al aanstonds op sommige abuizen kunnen wi^jzen, bijv. art. 504, 4°. en art. 565, 5°. Avetboek van burgerlijke rechtsvordering. Maar veeleer stellen Avij ons voor, de wijzigingen in beginsel ter toetse te brengen. Wij zijn het eens met de Eegeering, dat de verdeeling van ordinaire en siimmiere zaken noodeloos is en alle de zaken, behalve die welke eenen bijzonderen spoed vereischen, op ge-
10 iijke wijze b'^lioorcn goiusfcnieerd te worden, maar wij komen met nadruk tegen het voorgestelde middel op. Door afschaffing integendeel van de summiere behandeling en door die b u i t e n de rol in de plaats te stellen, zou men, zoo wij gelooven, eene werkelijke verbetering en vere nvoudiging teweegbrengen. Het voorgestelde is de bestendiging in grootere proporti'n van nutteloos tijdverlies voor den rechter, wiens roeping uitsluitend is recht te spreken en niet om zich ongeroepen in te laten met de conveniëntiën van partijen en van gevaar van misbruik ten nadeele der justiciabclen. Bovendien is menigmaal het bedrag der termijnen een aanzienlijke post bij de vierdubbele verplichte kostenrekening ten laste van de verliezende partij: deze bestaan niet nlleen in praktizijnsloonen, maar ook in grifiio en deurwaarderskosten. Buiten de rol heeft de meest gereede partij na verloop dor wettelijke termijnen voor het wisselen der con•clusi-n, het in hare handen tot voortgang te dwingen; meenen partijen ter bevordering van onderhandeling tot schikking of om andere redenen, uitstel te moeten toelaten, zij kunnen
II meesten nadruk op; laat men toch op ziju liocde zijn en zich in acht nemen, door eene écononiie des bouts de chandellc, niet do gewichtigste belangen der litigeerende partijen in de Avaagschaal te stellen. — Wij zeggen met de overtuiging, die eene langdurige praktijk diep ingeworteld heeft, dat, wanneer ook alle andere formaliteiten werden afgeschaft, het wenschelijk zoude blijven deze bepaling te behouden. Thans wordt de rechtsbijstand door de bet.jekening aan hem gedaan, gewaarschuwd dat de beteekening aan den cliënt ophanden is, en deze zekerheid is een hechte waarborg, om het gevaar tegen verzuim ten opzichte van fatale termijnen of voorloopigo tenuitvoerlegging enz. te keer te gaan, hetgeen volgens hot ontwerp bij afwezigheid, oukundn, z'ekte, blindheid van den cliënt of wat niet al meer, zoo lichtelijk kan plaats grijpen. Wanneer bijvoorbeeld bij ceno procedure tot echtscheiding, het vonnis, tegen do vrouw die zich verwijderd heeft, uitgesproken aan hare wettelijke woonplaats, dus bij den }uan, wordt beteekend, loopt zij gevaar, het vonnis niet te leeren kennen alvorens de fatale termijn voor a^pcl verstreken h. De ondervinding heeft het onbetwistbaar nut van die bepaling in hoogo mate bevestigd, en de wegneming zou onzes inziens een ware ramp zijn. Wij eindigen met do opmerking, of het niet, zelfs voor hen, die partieele wijzigingen in onze wetboeken boven geheele omwerking verkiezen, raadzaam moet voorkomen, slechts spaarzaam daartoe over te gaan vooral bij procedurewetten, waar de eene bepaling zoo zeer aan de andere verbonden is, dat daardoor zoo licht de eenheid kon verbroken worden, en of niet, zoo men al tot afzonderlijke wijzigingen zijn toevlucht wil nemen, vele bepalingen van ons procesrecht als van veel dringender aard den voorrang moeten hebben. De bepaling bijv. van art. 79 W. B. E., ingeval de primitieve gedaagde in anpèl als appellant eischer wordt, stelt een ware crux juris daar. Velen zijn van oordeel, en te recht, dat onze procedure omtrent handelszaken, vrijwaring, tusschenkomst, voeging enz. veel eerder eene dagelijks gevoelde noodzakelijke verbetering door vereenvoudiging behoeft dan de bepalingen, welke bij het ontwerp worden voorgesteld. Ons betoog had ten doel aan te toonen, dat de Eegeering bij haar ontwerp wil veranderen wat geen wijziging behoeft en onaangeroerd laat wat gewijzigd moest worden. E. I. ASSEE.
Oyergediukt uit het Algemeen Handelsblad van Zaterdpg 10 Maart 1877, N". 14452