Basis workshop fotografie
Fotograferen is niets meer dan beelden vangen.
COMPOSITE
2
• Wat gebruiken we nu eigenlijk om tot een compositie te komen? • Samenstelling van dominerende en ondersteunende beeldelementen. Instrumenten waarmee je een foto ‘componeert’. Hieronder een opsomming van mogelijkheden.
3
• • • • • • • • •
Licht Standpunt Tijd Vlakverdeling Lijnen Ritme Structuur Textuur Stofuitdrukking
• • • • • • • •
Grote vormen Contour Ruimtelijkheid Dieptewerking Perspectief Kader Scherp | onscherp Toon | kleur
4
Licht • Primair beeldelement voor elke beeldende kunstenaar: schilder, beeldhouwer, fotograaf. • Lichte partijen reflecteren veel licht (energie), donkere weinig. Lichtsoort en ook wel lichtrichting bepalen sfeer van de foto.
5
• Contrast: negatief noch fotopapier kunnen het onderscheidingsvermogen van het menselijk oog benaderen. Oplossing: Zonesysteem (Ansel Adams). Bedoeld om de relatie tussen toon en stofuitdrukking van objecten te bepalen. Graduele verschillen tussen tussen ondoortekend zwart en helder wit in grijswaarden. 6
7
• Gebruik van schaduwen: Stanley Kubrick (1928-1999). • Gereflecteerd licht – lichtrichting en lichtsoort – zijlicht van één kant, van twee kanten (‘tangverlichting’), tegenlicht, frontaal licht (uit de richting van de camera), strijklicht, onderlicht.
8
• Stanley Kubick 9
Ritme en beweging • Ritme: herhaling van vergelijkbare beeldaccenten. • Voorwaarde: de blikrichting ‘stroomt’ via ritmisch in de verte verlopende aandachtspunten. • De blik wordt beeldvlak binnengeleid, er ontstaat een kijkbeweging richting de illusionaire diepte van het beeld. 10
11
• Ritme tegengesteld aan blikrichting vertraagt, met blikrichting mee versnelt. • Beweging vastleggen met fotografie. Dravende paarden, tennisser. Statische foto’s van de afzonderlijke bewegingsfasen
12
13
Textuur • Textuur = stofuitdrukking. Het geheel van kleinst waarneembare elementen waaruit een oppervlak bestaat. Vorm en aard van het materiaal. Levert informatie over een voorwerp: ruwe boomschors, glad metaal, absorberende zachtheid van fluweel. • Textuur technisch: lichtsoort, lichtrichting • inhoudelijk (abstractie) 14
15
Ruimte en diepte • De illusie van ruimte ontstaat door lineair perspectief, overlapping, verkleining, scherpte, onscherpte, kleurperspectief, atmosferisch perspectief, gradiënten en contrast. • Ordeningsprincipes: grootteaccent, silhouetkader (kader binnen een kader), contrastaccent, scherpteaccent 16
Kleur • Kleurenschema van Franciscus Aguillon (15671617): geel, rood en blauw primaire kleuren, met daartussen groen, oranje en paars als secundaire. • Sir Isaac Newton (1642-1727): wit bestaat uit de reflectie van de optelsom van alle kleuren licht. Zwart ontstaat door volledige absorptie – geen reflectie. 17
18
Kleur • Rood, geel en blauw zijn primaire kleuren, oranje, groen en violet ontstaan door menging van twee primaire. • Johan Wolfgang von Goethe (1749-1832) publiceert in 1819 ‘Zur Farbenlehre’, gebaseerd op Griekse filosofen. Beschrijving van de werking van kleur. Warme kleuren zijn rood, oranje. De ‘koude kleuren’ blauw en groen zijn afstandelijk. Paars is ‘verachtelijk’. 19
• • • •
Kleurcontrasten: licht-donker complementair simultaan (kleuren beïnvloeden bv. grijs) kwaliteitscontrast (puur versus pastel)
20
• • • •
kwantiteitscontrast chromatisch contrast (Rood Geel Blauw) reflectiecontrast warm-koudcontrast (rood-geel versus blauwgroen)
21
• Bovenstaande compositieleer overgenomen uit het volgende boek. • Lichtsporen – Beeldstrategieën voor de fotografie door René l’Ortye. • De auteur van dit boek doceert kunstgeschiedenis aan de universiteit van Maastricht.
22
• Hoe gaan we nu een compositie opbouwen
23
Compositie opbouwen; • Een ordeningssysteem van elementen in het platte vlak.
24
Waarom? • In alles wat een mens ziet, doet of voelt, zoekt hij van naturen naar balans in lijnen, kleuren, grootte etc..
25
Compositie schema • • • •
In de vlakverdeling herkent men: Vierkant Driehoek Cirkel
26
• Kunstschilders hielden rekening met deze geometrische vlakken bij de opbouw van hun schilderij.
27
Belangrijk!!! • Het is een basis om inzicht te krijgen hoe de fotograaf te werk is gegaan en wat hij wil zeggen met de foto.
28
We zien de volgende schema's: • • • • • • • •
Symmetrische compositie Driehoek compositie Tondo compositie Overall compositie Constructief-geometrische compositie Asymetrische compositie Diagonaal compositie Abstracte compositie 29
Andere methoden • Gulden snede • Diagonaal methode • Fibonacci methode
30
Symmetrische compositie: • er is een verticale middenas • links en recht houden elkaar in evenwicht (spiegelbeeld) • afwijking tussen links en rechts zullen storend zijn
31
32
33
34
Driehoek compositie: • een driehoek is een dominantie vorm (associatie: agressief) • drie aandachtspunten vormen een driehoek • veel gebruikt • piramidaal heel stabiele compositie • omgekeerd, dus op zijn top, heel labiel • werkt goed in stillevens kleinste driehoek voor, grootste achter) • brengt een grote mate van ordening en helderheid in de compositie 35
36
37
Tondo compositie: • kwam op tijdens de renaissance (cirkelkunstwerk) • cirkel en ellips zijn, evenals de driehoek, dominante vormen • trekken de blik naar het centrum daar ontstaat de aandacht • voorbeeld: fish-eyeobjectief • vraagt een vierkant kader • links en rechts maar ook onder en boven zijn aan elkaar gelijk 38
39
40
41
Overall compositie: • • • • •
onbegrensd van ordening geen sprake aandachtspunten spelen geen rol voorbeeld: weelderige plantengroei het kader bepaald het beeld
42
43
44
Constructief-geometrische compositie: • • • • •
te gebruiken bij architectuur fotografie gebaseerd op rechthoek en vierkant benadrukt horizontale en verticale beeldassen pas op voor perspectiefvertekening perspectiefvertekening op te lossen op de computer of met lenzen (u weet welke lenzen en hoe te gebruiken)
45
46
47
Asymmetrische compositie: • verlevendigt het beeld • er is een visuele balans tussen ongelijke krachten • een groot object aan de ene kant van een denkbeeldige lijn kan in balans worden gebracht met twee kleine objecten aan de andere kant van de lijn • of een groot object dicht bij de lijn en een klein object veraf 48
49
50
Diagonale compositie: • een schuine lijn door een beeld-as domineert • van linksonder naar rechtsboven: voelt als omhoog • van rechtsonder naar linksboven: voelt als aflopend, naar beneden • soort objectief speelt een rol in de dynamiek van het beeld • teleobjectieven leveren een meer statische compositie; • objectieven met een korte brandpuntafstand versterken het perspectief
51
52
53
54
Abstracte compositie: • Alfred Stieglitz was een van de eerste fotografen met abstracte composities (1920) • het is toegestaan in te grijpen in de realiteit (met licht spelen, veranderen van camera instellingen, verkorten of verlengen van de sluitertijd, beweging van de camera bij lange sluitertijd geven een vervreemding van het beeld) • raakt het onderbewuste en spreekt je aan of niet
55
Alfred Stieglitz 1925
56
Piet Mondriaan
57
58
Andere methode’s
59
Gulden snede of regel van derden
60
61
62
• Hier is duidelijk te zien wat de gulde snede doet met de beeldopbouw. 63
64
• Een heel bijzondere opbouw van de compositie. • In deze foto is namelijk nog een methode verwerkt.
65
66
Diagonaal methode
67
68
69
70
71
Fibonacci
72
73
74
75
76