Barnabas’ komst te Antiochië Ds. R. Boogaard – Handelingen 11:23
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 47: 1, 4 Handelingen 11: 19-30 Psalm 67: 1, 2, 3 Psalm 119: 4 Psalm 63: 5
Gemeente, in Jesaja 53 wordt ons zo duidelijk de Messias als de Borg van zondaren gepredikt. Niet alleen in Zijn vernedering, Zijn lijden, Zijn sterven, Zijn begraven worden, maar ook Zijn verhoging, Zijn overwinning over de dood en over het graf. De profeet zegt: Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. (Jes.53:10) Dat wil zeggen: nadat Hij Zichzelf tot een schuldoffer voor de zonde gesteld zal hebben, Zich ter dood overgegeven zal hebben, zo zal Hij zien dat Zijn zaad vermenigvuldigd zal worden. Hij zal een groot getal geestelijke kinderen krijgen en die zullen toegebracht worden door middel van de prediking van het Evangelie. Vanuit de hemel zal Hij de arbeid van Zijn dienaren op deze aarde zegenen. Dat zal voor de verhoogde Zaligmaker een oorzaak zijn van grote vreugde en genieting. En daar mogen Zijn dienaren bij tijden in delen. Dat willen we vandaag met elkaar overdenken. U vindt de tekst in Handelingen 11 vers 23: Dewelke, daar gekomen zijnde en de genade Gods ziende, werd verblijd en vermaande hen allen dat zij met een voornemen des harten bij de Heere zouden blijven. Gemeente, wij beluisteren in deze tekstwoorden: Barnabas’ komst te Antiochië. We gaan letten op een tweetal gedachten: 1. Wat hij bij zijn komst aanschouwt 2. Wat hij met zijn vermaning beoogt 1. Wat hij bij zijn komst aanschouwt Gemeente, het is nog altijd waar dat het bloed der martelaren het zaad van de kerk is. Dat is alle eeuwen door zo geweest. Zo was het al bij Israël in Egypte. Hoe meer het verdrukt werd, hoe meer het vermeerderde en hoe meer het toenam. Zo is het ook in de eerste christengemeente. Lukas heeft ons in hoofdstuk 7 verhaald van de executie van Stefanus, de eerste martelaar van de jonge christengemeente. En in hoofdstuk 8 vers 3 doet hij ons horen hoe de gemeente van Jeruzalem uit elkaar is geslagen onder leiding van de grootinquisiteur Saulus. Eigenlijk onder leiding van satan, want Saulus van Tarsen stond toen in dienst van de vorst der duisternis. De gemeente in Jeruzalem was de triomf www.prekenweb.nl
1/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
van Vorst Immanuël, het bewijs van Zijn overwinning en dat Hij voortging met Zijn overwinningen. En dat was voor de vorst der duisternis onuitstaanbaar. In onze tijd danst satan, want het gaat hem best. Vooral ook in Nederland. Na de donkere middeleeuwen heeft hij nimmer zoveel terrein teruggewonnen in ons vaderland als in onze dagen. Maar de gemeente in Jeruzalem is een bewijs van de victorie van Christus en Zijn Evangelie in deze wereld! Zelfs Saulus is door Christus overwonnen en ingewonnen en hij is een prediker geworden van het geloof dat hij eertijds verwoestte. Ook degenen die verstrooid werden, door de vervolging die over de gemeente in Jeruzalem gekomen was, gingen het land door en predikten het Woord. Zij brachten de blijde boodschap van het Evangelie. En van hen kwamen er ook in Antiochië, de hoofdstad van Syrië. Ook daar strooiden zij het zaad van het Evangelie. Maar Lukas zegt dat zij tot niemand het Woord spraken dan alleen tot de Joden die daar waren. Ze brachten dus de boodschap alleen tot hun eigen volksgenoten die daar woonden. Waarom zo selectief het Woord gebracht? Waarom ook niet tot de heidenen, ja, tot iedereen het Woord gesproken? De kanttekenaren zeggen dat dit was omdat zij de leer van de roeping der heidenen nog niet verstonden. Hoe duidelijk blijkt dat ook uit hetgeen ons in het begin van ons teksthoofdstuk verhaald wordt. Want boven het eerste gedeelte van hoofdstuk 11 staat geschreven: ‘Petrus rechtvaardigt zijn omgang met de heidenen.’ Men heeft in Jeruzalem gehoord dat Petrus in Cesarea bij Cornelius in huis is geweest, dat hij zelfs met die heiden aan tafel gezeten heeft en dus eigenlijk (volgens joodse begrippen) de spijswetten totaal genegeerd heeft. En daar moet Petrus zich maar eens voor verantwoorden. Vandaar dat hij door de broeders in Jeruzalem zo koel ontvangen wordt. Want uit wat zij bij gerucht vernomen hebben blijkt dat Petrus helemaal fout geweest is. Maar Petrus kan zich verantwoorden. Toch is het maar goed dat die zes broeders, die meegegaan zijn naar Ceserea en gezien hebben hoe onder de prediking van Petrus de Heilige Geest op de heidenen gekomen is, ook meegegaan zijn naar Jeruzalem. Zij konden de woorden van Petrus bevestigen. En dan heeft Petrus ook verteld dat hij er eigenlijk ook niets van hebben moest, maar dat hij er door de Heere voor ingewonnen is. Wat hebben de eerste christenen het met het aannemen van de heidenen toch verschrikkelijk moeilijk gehad. Toch had de Heere Jezus voor Zijn heengaan naar de hemel zo duidelijk gezegd: Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. (Matth.28:19) En op de Pinksterdag heeft Petrus gepredikt: Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal. (Hand.2:39) In de Heilige Schrift worden met ‘degenen die verre zijn’ de heidenen bedoeld. Zo lezen wij in Jesaja 49 vers 1: Hoort naar Mij, gij eilanden, en luistert toe, gij volken van verre! En in Jesaja 57 vers 19 zegt de Heere: Ik schep de vrucht der lippen, vrede, vrede degenen die verre zijn en degenen die nabij zijn, zegt de HEERE, en Ik zal hen genezen. Zij hebben ervan gezongen in de psalmen. Hoe duidelijk spreken met name de psalmen 22, 67, 68, 72, 87 en andere ervan. Hoe heeft ook het gelovig Israël onder de oude bedeling er naar
www.prekenweb.nl
2/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
uitgezien! En nu de Heere Zijn Woord gaat vervullen - zie de kamerling en Cornelius met de zijnen - wil men er niet aan. Nu roept men zelfs elkaar ter verantwoording! Wij behoeven ons daarover niet al te veel te verwonderen. Hetzelfde probleem is de kerk ook nu niet vreemd, zij het dan in omgekeerde richting. Hoe velen zijn er die wel belijden dat Gods Woord de waarheid is, maar niet verstaan wat Gods Woord van Israël zegt. Dat God nog bekering en geloof in de Heere Jezus in Israël zal werken, nee, dat gelooft men niet. Israël heeft zijn Messias smadelijk verworpen en aan het kruis genageld. Het volk heeft voor het rechthuis van Pilatus uitgeroepen: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen (Matth.27:25) en daar zou het nog altijd de gevolgen van ondervinden. Daarom, zo zegt men, zijn wij in de plaats van Israël gekomen. Israël heeft als volk voor het koninkrijk van God geen betekenis meer. Het heeft de boodschap van het Evangelie versmaad en geen enkel volk zou de gelegenheid krijgen dat het voor de tweede maal met het licht van het Evangelie bestraald wordt. Van een landbelofte voor Israël wil men helemaal niets weten. Alle beloften zijn vervuld aan de kerk! De enkelingen die nog tot het geloof in Christus worden gebracht, zouden de afbouw van Israël vormen. Zo wordt er heden gesproken, terwijl de Heere bezig is de landbelofte letterlijk te vervullen. Is dit niet onbegrijpelijk? Wat hiervan de oorzaak is? Zouden de kanttekenaren vandaag niet schrijven: ‘Omdat zij de leer van de roeping en de herstelling van Israël nog niet verstaan’? Daarom mag het een voorrecht genoemd worden dat onze gemeenten op de synode van 1992 uitgesproken hebben dat zij het als hun roeping zien te bidden om en te werken aan het behoud van de eerstgeborene onder de volken. Toch zijn er onder die verstrooiden in Antiochië die er anders over denken, want zij spreken het Woord ook tot de Grieken, dus tot de heidenen. Zij zijn van geboorte uit Cyprus en Cyrene en ze zijn met die taal ook beter bekend dan de Joden die in het joodse land geboren zijn. Welnu, aan die Grieken verkondigen zij de Heere Jezus. Dat wil zeggen: zij verkondigen Zijn leer, Zijn lijden, Zijn sterven, Zijn opstanding en Zijn hemelvaart, dus alles wat van Jezus gekend moet worden om in Hem tot zaligheid te geloven. Dat verkondigen zij. Eigenlijk staat er letterlijk: dat evangeliseren zij. Want deze verstrooide christenen hebben geen bijzonder ambt, maar zij handelen krachtens het ambt aller gelovigen. We zouden zeggen: ze doen gewoon hun christenplicht. En dat wordt door de Heere rijk gezegend. Niet omdat zij zulke beste predikers zijn, want er is geen beter prediker op de aarde geweest dan de Heere Jezus Zelf. En wat was de vrucht op Zijn prediking? Verwondering! Ze hebben gezegd: Nooit heeft een mens alzo gesproken, gelijk deze Mens. (Joh.7:46) En: Een groot Profeet is onder ons opgestaan, en God heeft Zijn volk bezocht. (Luk.7:16) En wat schrijft Johannes in hoofdstuk 12, als Christus aan het eind van Zijn driejarige omwandeling gekomen is? En hoewel Hij zovele tekenen voor hen gedaan had, nochtans geloofden zij in Hem niet; opdat het woord van Jesaja de profeet vervuld werd, dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm des Heeren geopenbaard? (Joh.12:37-38) Maar in Antiochië is het anders. De verhoogde Zaligmaker heeft Zijn Geest gezonden, Die de wereld overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. En de hand des Heeren was met hen. De tijd is aangebroken dat in een rijke mate het woord van de profeet vervuld wordt: Het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkig voortgaan. (Jes.53:10)
www.prekenweb.nl
3/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
Dat is altijd weer nodig, gemeente, dat de hand des Heeren met de prediking gepaard gaat. Want Jezus, de Heere, de Kurios, de Koning, heeft gezegd: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. (Matth.28:18) En het heilig Evangelie leert ons dat Christus die macht die Hij ontvangen heeft, wil aanwenden tot bekering van zondaren. Deze boodschap verkondigen christenen aan de heidenen in Antiochië. En een groot getal geloofde en bekeerde zich tot de Heere. Zij keerden zich af van hun afgoden en van hun zonden, om de ware God te dienen. Om door een waar geloof redding te zoeken bij de enige Heiland en Zaligmaker van zondaren. Wat een grote verandering brengt de prediking teweeg als de Heere er in meekomt! Er wordt gezegd in ons teksthoofdstuk dat dit in Jeruzalem gehoord wordt. De wonderen van Gods genade blijven niet verborgen. Nee, dat kan niet. Die komen vanzelf openbaar. Dat zijn de triomfen van Koning Jezus en die hebben ten doel dat Zijn Naam verhoogd wordt. Hij heeft gezegd: Voor een doorn zal een denneboom opgaan, voor een distel zal een mirtenboom opgaan; en het zal de HEERE wezen tot een naam, tot een eeuwig teken dat niet uitgeroeid zal worden. (Jes.55:13) Zo wordt dus in Jeruzalem verteld dat er in de heidenwereld, in Syrië, in de hoofdstad Antiochië, een gemeente van Christus ontstaan is, de eerste christengemeente uit de heidenen. Want zo lezen we in vers 22: En het gerucht van hen kwam tot de oren der gemeente die te Jeruzalem was; en zij zonden Barnabas uit, dat hij het land doorging tot Antiochië toe. Hieruit blijkt dat er te Jeruzalem toch iets aan het veranderen is. Het besef begint te leven dat de middelmuur des afscheidsels aan afbreken toe is. U weet, Paulus schrijft daarover in de brief aan de gemeente van Efeze. Met die middelmuur des afscheidsels bedoelt hij de ceremoniële wetgeving die de Heere aan Israël gegeven had, waardoor Israël afgezonderd was van al de andere volken, en waardoor een Israëliet zich ook verheven achtte boven de andere volken. Paulus noemde de andere volken ‘onbesneden heidenen’. Maar híj behoorde tot het van God verkoren volk! En nu komt er een toenadering tot heidenchristenen. De gemeente te Jeruzalem geeft nu blijk van haar instemming en meeleven. En ze besluit niet om een brief te schrijven naar Antiochië, maar wel om een lévende brief te sturen. Eén van de broeders wordt afgevaardigd om naar Antiochië te reizen. Maar wie? Lukas zegt dat de keuze valt op Barnabas. Waarom niet een van de apostelen? Daar geeft Lukas geen antwoord op. Maar Barnabas is een goed man. Hij had van de apostelen de naam ‘zoon der vertroosting’ gekregen. De kanttekenaren geven de verklaring: ‘Die ook zelf uit Cyprus was en om bij zijn landgenoten beter toegang te hebben.’ Sommige verklaarders denken dat de gemeente in Jeruzalem Barnabas naar Antiochië gezonden heeft om daar kerkvisitatie te doen. U weet: kerkvisitatie wordt ook nu nog namens de classis in elke gemeente gedaan. De classis oefent toezicht uit over het wel en wee van de gemeenten. Zij doet dit door twee predikanten eenmaal in de twee jaar een onderzoek te laten instellen. Maar Barnabas wordt niet als visitator naar Antiochië gezonden. De gemeente van Jeruzalem eist niets en zij legt niets op. Daar lezen we niets van. We horen daar over in hoofdstuk 15. Daar lezen wij dat in Jeruzalem een synodevergadering gehouden wordt. Dan gaat er ook een boodschap uit naar de heidenchristenen.
www.prekenweb.nl
4/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
Als Barnabas te Antio¬chië komt, wat ziet hij dan? Ziet hij dan dat er veel mensen tot bekering gekomen zijn? Ja, dat ook. Ziet hij dat er in die heidense stad een christelijke gemeente ontstaan is? Ja, ook dat. Toch schrijft Lukas iets anders. Het staat er zo schoon en kernachtig: De genade Gods ziende. Barnabas ziet de toonbeelden van Gods genade! Want het behouden van zondaren is altijd genade. Het is alleen genade in de openbaring van de goddelijke soevereiniteit. En in Antiochië blijkt duidelijk hoe het heidendom een gemeente van Christus wordt. Hoe dat gebeurt? Wel, op dezelfde wijze als in Israël. Want de enige weg tot behoud is bekering tot God en geloof in de Heere Jezus Christus. Zo komen die heidenen, langs diezelfde weg, tot Christus. En nu de heidenen komen... laat Israël het afweten. Hún verwerping is de aanneming van de heidenen! Vervuld wordt wat Jesaja zegt in hoofdstuk 65: Ik ben gevonden van hen die naar Mij niet zochten. (…) Tot het volk dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik. (Jes.65:1) Maar tegen Israël zegt Hij: De gehele dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk. (Rom.10:21) Hoe is dat bij ons, gemeente? Moet de Heere dat ook van ons zeggen? Ook aan ons heeft Hij de gehele dag al gearbeid. De hele tijd van ons leven, hoeveel jaren wij ook tellen. En heeft de Heere nog altijd tevergeefs gearbeid? Of is ook in uw leven de genade van God zichtbaar geworden? Moet dat dan gezien worden? Ja, waar genade is en werkt, daar blijft dat niet verborgen. Zeker, daar is altijd een verborgen kant aan het werk van God. Dat gebeurt in het hart en in de binnenkamer, in het verborgen voor God. Het werk dat de Heilige Geest doet in het hart kan door niemand dan door God gezien worden. Dat is alleen bekend bij de Heere. Ik, de HEERE, doorgrond het hart en proef de nieren; en dat, om een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner handelingen. (Jer.17:10) Bekering en geloof is in de eerste plaats hartenwerk en begint met binnenkamerwerk. Dat is waar. Maar dat openbaart zich wel naar buiten! De Heere Jezus zegt: ‘De boom wordt aan zijn vrucht gekend.’ De goede mens brengt het goede voort uit de goede schat zijns harten. (Luk.6:45) Het komt openbaar als er een kind, een jongen of een meisje, een man of een vrouw naar God gaat vragen, omdat het Godsgemis met smart wordt ingeleefd. Het komt openbaar als iemand een ongelukkig mens voor God wordt, omdat God hem zijn schuld doet zien. De ouden zeiden vroeger wel: ‘Het wordt gehoord als God iemand de schuldbrief heeft uitgereikt.’ Zou het niet openbaar worden als mensen die voorheen zo vrolijk met de wereld mee konden doen, daar nu een afkeer van gekregen hebben, omdat het God behaagde Zijn liefde in het hart uit te storten? Zou het niet openbaar worden als zij dat volk, dat zij voorheen verachtten, nu gaan opzoeken en hun liefde doen blijken? Als ze hen gaan hoogachten? Het komt zelfs openbaar in mensen die voorheen o zo vroom en godsdienstig bij zichzelf waren. Want als genade Gods in hen gaat werken, dan komt de gestalte van de tollenaar naar voren: ‘O, God, wees mij, de zondaar, genadig!’ Genade wordt zichtbaar in handel en wandel. Als het anders is, dan is het niet naar Gods Woord. En Gods Woord is de enige en de ware toetssteen. De Heere Jezus zegt: Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn. (Matth.5:14) En dat is alleen genade, want van nature is er in de mens niets dat naar God zoekt of tot Hem uitgaat. Maar Hijzelf kwam en komt eraan te pas. Hij voerde uit de duisternis tot www.prekenweb.nl
5/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
Zijn wonderbaar licht. Gods werk kan gehoord worden. Hij zegt: Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen. (Jes.43:21) En niet alleen kan het gehoord worden, het kan ook gezien worden. En dat mag in Antiochië gebeuren. Als Barnabas in Antiochië komt en de gelovigen daar als toonbeelden van Gods genade aanschouwt, is dat voor hem een oorzaak van blijdschap. Wat een voorrecht is dat! Barnabas doet niets af van het werk van God dat hij in Antiochië bespeurt, omdat hij er zelf niet bij betrokken geweest is. Barnabas is niet afgunstig op die verstrooiden, omdat zij zoveel zegen op hun arbeid van de Heere hebben ontvangen. Nee, Hij verblijdt zich! En was dat altijd maar zo, want zo behoort het te zijn. Er zijn namelijk mensen die genade hebben en niet blij zijn met het werk van God in een ander, hoewel het werk van God in die ander de kenmerken van het Woord van God vertoont. Wat de oorzaak hiervan is? Zou die niet gezocht moeten worden in afgunst? Of omdat men zo hoog staat met zichzelf en een ander met zichzelf vergelijkt? Zulke mensen zijn er in de gemeente van Christus altijd geweest. Ook Paulus heeft zulke mensen in zijn dagen reeds ontmoet. Hij zegt in 2 Korinthe 10 vers 12: Want wij durven onszelven niet rekenen of vergelijken met sommigen die zichzelven prijzen; maar deze verstaan niet dat zij zichzelven met zichzelven meten, en zichzelven met zichzelven vergelijken. Paulus heeft hier het oog op mensen die bij het beoordelen van zichzelf, ook zichzelf als maatstaf gebruiken. Natuurlijk komen zij dan tot de conclusie dat er geen betere mensen zijn dan zij. Maar even natuurlijk is dit een dwaas werk dat hij hartgrondig verwerpt. Geen wonder, want dit getuigt van een lage zielsgesteldheid. Het behoeft geen betoog dat dan de liefde gemist wordt en de gunning ontbreekt. De Heere Jezus leert ons in Zijn heilig Evangelie dat er blijdschap is voor de engelen Gods in de hemel over één zondaar die zich bekeert. En zal Barnabas dan niet verblijd zijn als hij ziet dat in Antiochië zo’n grote schare tot het geloof gekomen is? O ja, vervuld met de Heilige Geest kan het niet anders of hij heeft zijn lofzangen ten hemel gezonden en hij heeft God geprezen. Maar hij heeft ook het Woord van God tot hen gesproken. En dat heeft Barnabas gedaan op de hem eigen wijze, als zoon der vertroosting. Want we lezen ervan: Dewelke, daar gekomen zijnde en de genade Gods ziende, werd verblijd en vermaande hen allen dat zij met een voornemen des harten bij de Heere zouden blijven. En daarmee komen we tot onze tweede gedachte: 2. Wat hij met zijn vermaning beoogt Voor ‘vermanen’ gebruikt Mattheüs in hoofdstuk 2 vers 18 hetzelfde woord en daar is het overgezet met ‘troosten’. Daar wordt gesproken over de kindermoord te Bethlehem: Rachel beweende haar kinderen en wilde niet vertroost wezen. Voor het woord ‘troosten’ vinden we dus in de grondtekst hetzelfde woord. Hier is het echter vertaald met ‘vermanen’. Dat leert ons dat het woord verschillende betekenissen kan hebben. Het kan ook vertaald worden met: opwekken, iemand toespreken. Er valt voor Barnabas in Antiochië echter nog niet zoveel te vermanen. Maar wel heeft hij een opdracht. Hij wijst hen op hun plicht en wekt hen op om bij de Heere te blijven. Door genade hebben die jonge christenen de goede keus mogen doen. Ze hebben allen die keus gedaan, zoals wij lezen van Mozes: Door het geloof heeft Mozes, nu groot www.prekenweb.nl
6/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao's dochter genoemd te worden; verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; achtende de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom te zijn dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons. (Hebr.11:24-26) Zo hebben ook de jonge christenen te Antiochië de dienst van de zonde, van de satan en van de wereld verlaten om Koning Jezus te dienen. Maar dat brengt strijd mee. Want satan laat zijn onderdanen zomaar niet gaan en hij zal hen ook in het vervolg niet met rust laten. De wereld zal komen met zijn verzoekingen en proberen hen te verleiden. Hun wereldse vrienden van voorheen zullen proberen hen weer terug te brengen op het zondepad. En de oude mens, het vlees, zal strijd voeren tegen de ziel. Vandaar dat Barnabas hen vermaant en opwekt om bij de Heere te blijven. Maar er is toch geen afval der heiligen? Barnabas hoeft toch niet bang te zijn dat die mensen straks weer terugvallen in de wereld? Christus heeft toch gezegd: Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij, en Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid (Joh.10:27-28)? En op een andere plaats, namelijk in het hogepriesterlijk gebed, zegt Hij tot Zijn Vader: Die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard, en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon der verderfenis, opdat de Schrift vervuld worde. (Joh.17:12) Het komt toch maar op het begin aan? We zeggen toch in het koninkrijk van God: ‘Is het begín wel uit God?’ Ja, gemeente, maar wij mogen niet leven bij conclusies. En als het goed is kúnnen Gods kinderen dat ook niet. Ja, zegt u, maar Barnabas ziet toch de genade Gods? Hoe heeft hij zich erover verblijd? Hij verblijdt zich toch niet over naamchristenen? Het zijn toch ware christenen? Kan dit van allen gezegd worden? Is Barnabas dan hartenkenner? Nee, dat is hij niet. En ook in de eerste christengemeente komt onoprechtheid voor. Denk maar aan wat Lukas ons meegedeeld heeft in hoofdstuk 5 over Ananias en Saffira. Hoe duidelijk heeft de Heilige Geest het bedrog door Petrus openbaar gemaakt. Het spreekwoord zegt: ‘Trouw moet blijken.’ Ook in de genade. Het komt dus op volharden aan. De Heere Jezus heeft gezegd: Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. (Matth.24:13) Hij heeft er ook een waarschuwing bij gegeven. Hij heeft gezegd: Gedenkt aan de vrouw van Lot. (Luk.17:32) Zij ging wel uit Sodom, zij was uitgeleid uit Sodom, maar ze is nooit in Zoar aangekomen. En zij was niet de enige die geen volharding getoond heeft. Petrus schrijft in zijn tweede brief over mensen die de weg der gerechtigheid gekend hebben en zich weer afkeerden van het heilige gebod. En dan gebruikt Petrus een spreekwoord uit die dagen, en zegt: De hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel; en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk. (2 Petr.2:22) Daarom wekt Barnabas de gelovigen in Antiochië op om bij de Heere, dat wil zeggen bij de Heere Jezus te blijven. Want daaruit zal blijken dat hun begin uit God is en dat hun werk waarheid is. Mogelijk dat nu iemand bij zichzelf zegt: ‘Ja, daar gaat nu bij mij juist de strijd over. Is dat bij mij wel zo? Menigmaal vraag ik mijzelf af of het werk dat ik in mijn hart ervaar, wel waarheid is, of het wel uit God is. Er kan immers zoveel zijn wat niet zaligmakend is?’ De Heilige Schrift leert het ons toch: Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is www.prekenweb.nl
7/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
het, wie zal het kennen? Ik, de HEERE, doorgrond het hart, en proef de nieren; en dat, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner handelingen. (Jer.17:9-10) Het is een wonder als een mens eerlijk en oprecht is, want dat zijn wij van onszelf niet. Dat moeten wij gemaakt worden. Maar het is wel een eigenschap van het leven der genade dat het juist zo bang is om zichzelf te bedriegen op reis naar de eeuwigheid. Die uit God geboren is, heeft de waarheid lief. Die weet ook dat God naar waarheid ziet in het binnenste. Bent u dan niet als een verlegen en als een veroordeelde zondaar of zondares in uzelf tot Hem gevlucht? Is het niet het heilig Evangelie dat die gezegende Christus aan uw ziel ontdekt heeft en dat uw ziel begerig maakte om tot Hem te mogen komen? Heeft u niet een voortdurende begeerte om Hem te mogen kennen en vervolgen te kennen? Paulus zegt: Opdat ik Hem kenne, en de kracht van Zijn opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende. (Fil.3:10) De Heere Jezus noemt dat ‘hongeren en dorsten’ naar Hem. En wat zegt Hij van hen? Die spreekt Hij zalig, want Hij zegt: Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. (Matth.5:6) Dat is naar de borggerechtigheid die Hij aangebracht heeft. Bent u niet gewillig om eigen zin en wil te verloochenen voor Hem? Bidt u niet om het ontdekkende licht van de Heilige Geest? De Heere Jezus noemt dat: alles verkopen om Hem te gewinnen. En hoe komt nu openbaar dat het waarheid is? Wel, in het blijven bij de Heere. Wat is dat noodzakelijk en wat hebben de gelovigen dat nodig! Want wat hebben ze in zichzelf? Immers niets waarmee zij de Heere behagen kunnen? Het is wel een moeilijke les om dat te leren. Zeker, als de Heilige Geest op zaligmakende wijze gaat werken in onze ziel, als we bemoedigd en vertroost worden, als de Heere ons een evangelische leiding geeft, wat kunnen we dan groeien. In de genade? Nee, wat kunnen wij groeien in onszelf, terwijl we denken dat we groeien in de genade. Hoe noodzakelijk is het ontdekkende en ontledigende werk van de Heilige Geest. Het is een vaste waarheid dat bij de wedergeboorte van de zondaar een volkomen Zaligmaker wordt toegerekend. Wij zijn óf in Adam óf in Christus. Een tussenstaat wordt ons in Gods Woord nergens geleerd en is er niet. Wij zijn geestelijk dood of levend. Maar daarmee kent een mens bij aanvang die grote weldaad niet. Daarom wordt ook de gelovige gebruikmaking ervan gemist. Daarvoor moet plaatsgemaakt worden. Velen die zeggen dat zij willen vasthouden aan de leer van de Heilige Schrift, ontkennen dit. Men acht dit een sta-in-de-weg voor de opwas in de genade. Het zou de mens terugwerpen op zichzelf en de ontwikkeling van een gezond geloof belemmeren. Maar het gevolg hiervan is dat men een christendom kweekt, al of niet met een beginsel van genade, dat zegt alles in Christus te hebben, terwijl het in woord en wandel blijk geeft alles in zichzélf te hebben. Er kan niet genoeg tegen gewaarschuwd worden. In feite ligt hier de kiem van de massale kerkverlating van onze dagen. Waar voor Christus geen werk meer is, bepaalt de christen wat de weg der zaligheid is. En die weg wordt op deze wijze steeds breder. Het gaat steeds gemakkelijker. Op meewarige toon wordt dan nog gevraagd: ‘Waarom maken jullie het zo moeilijk, terwijl het zo gemakkelijk is?’ Het ís gemakkelijk, maar dan voor in zichzelf verloren mensen. Voor hen heeft waarde wat de goede Herder van Zichzelf gezegd heeft in Johannes 10: Ik ben de www.prekenweb.nl
8/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden. (Joh.10:9) Deze enige Herder hebben wij na te spreken opdat de schapen Hem zullen volgen. Of zoals Barnabas het gezegd heeft: dat zij bij de Heere zullen blijven. Tijdens de omwandeling van de Heere Jezus werd Hij door grote scharen gevolgd. Maar hoe gering was het aantal dat daarin volhard heeft. Toen de Heere tot hen sprak over Zijn middelaarswerk en dat Hij Zijn vlees zou geven voor het leven der wereld, ergerden zij zich aan Hem. Dat was heel niet in overeenstemming met wat zij zich van de Messias voorstelden. Van toen af gingen velen van Zijn discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem. (Joh.6:66) Let wel, het zijn geen openlijke werelddienaars geweest die heengingen. Johannes noemt hen ‘discipelen’. Wij zouden zeggen: mensen die trouw naar de kerk kwamen. De één zei: ‘Voor mij hoeft het niet meer.’ ‘Nee, als het zo moet… voor mij ook niet!’, zei de ander. En zij wandelden niet meer met Hem. Zij keerden zich af van Hem Die zondaren zaligt. Dat is het ergste wat er is. Het zal niet onrechtvaardig zijn als Christus in de dag van het eindgericht zal zeggen: Wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid! Aldaar zal zijn wening en knersing der tanden, wanneer gij zult zien Abraham, en Izak, en Jakob, en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar ulieden buiten uitgeworpen. (Luk.13:27-28) Het is ontzettend als een mens zichzelf bedriegt, maar ook als hij bedrogen wordt. Bij de Heere blijven doen allen die in waarheid tot Hem gekomen zijn. Zij zijn niet uit zichzelf gekomen, maar omdat Hij in het Evangelie aan hun ziel geopenbaard is. Toen zijn zij niet in eigen kracht tot Hem gegaan. Zij hebben ingeleefd hoe onmogelijk dit is. Zij hebben verstaan wat de Heere Jezus ervan gezegd heeft, namelijk dit: Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke. (Joh.6:44) O zalige ure, toen dit werkelijkheid werd! Welk heerlijk gezicht mochten zij van Christus ontvangen en hoe zalig was het onderwijs dat Hij hen gaf! Zij zijn voor eeuwig aan Hem verbonden. De dichter van Psalm 73 was hun tolk: Wien heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog, Op aarde nevens U toch lusten? Niets is er waar ik in kan rusten. Wat dan geleerd moet worden? Dat Christus gezegd heeft: Zonder Mij kunt gij niets doen. (Joh.15:5) Hij heeft daarbij het voorbeeld gebruikt van een wijnstok met ranken, en gezegd: Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelf, zo zij niet in de wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. (Joh.15:4) Dat houdt ook in dat ze blijven in de leer die zij van Hem gehoord hebben. Dat zij van die leer niet afwijken. Het was en het is nog altijd de list van de satan om te proberen de kerk te verleiden met dwalingen. Judas vermaant de gelovigen dat ze zullen strijden voor het geloof dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. En daarmee bedoelt hij de Heilige Schrift. Paulus
www.prekenweb.nl
9/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
noemt dat de goede leer, de gezonde leer, de leer die naar de godzaligheid is, de leer van God, de leer van Christus. Hoe komt het dan dat de massa, ook in de gereformeerde gezindte, daaraan is gaan twijfelen? Omdat de beleving ervan steeds meer gemist werd. Door een verkeerde verbondsbeschouwing werd de genade spotgoedkoop. Het was voor iedereen die niet openlijk goddeloos leefde. Bevindelijke kennis van de Zaligmaker en van de weg der zaligheid werd niet langer nodig geacht. En het geloof in een evolutietheorie heeft het proces nog versneld. En het gevolg? De Heilige Geest gaat wijken. Hij werkt niet meer. Gods Woord heeft geen gezag meer. De kerken lopen leeg. Hoe is het bij ons? Is dat voor ons een baken in zee? Of dreigen wij dezelfde kant uit te gaan en zullen wij straks ook dat heilloos pad nog betreden? O, gemeente, bid toch om de bediening en de doorwerking van de Heilige Geest, opdat wij bij het zuivere Woord van God bewaard mogen blijven en het onvervalst mogen doorgeven aan het geslacht dat na ons komt. ‘Bij de Heere blijven’ betekent ook: volharden in het gebed. En dat geldt het gehele leven. De gelijkenis van de weduwe en de onrechtvaardige rechter is door de Heere uitgesproken, opdat wij zullen beseffen dat wij altijd bidden moeten en niet vertragen. Maar Barnabas heeft er nog iets bij gezegd. Want zo lezen we in de tekst: En vermaande hen allen dat zij met een voornemen des harten bij de Heere zouden blijven. Met een voornemen des harten... Het woordje ‘voornemen’ moeten wij niet verkeerd opvatten. Wij kennen dit woord ook nog in onze omgangstaal. Het betekent dat we iets van plan zijn, soms heel stellig. Dan zeggen we: ‘Ik heb me vast voorgenomen deze of die zonde te laten; ik heb me vast voorgenomen anders te gaan leven; ik heb me voorgenomen mij te bekeren.’ Hoe dikwijls hebt u al beloofd: ‘Heere, als U dit geeft, of als U dat van me afwendt, als U mij geneest van die ziekte, dan zal ik...’ En vult u het dan zelf maar in. Is van dat voornemen ooit iets terechtgekomen? De Heere sprak van het oude bondsvolk Israël, dat hun weldadigheid was als een morgenwolk en als een vroegkomende dauw die henengaat. U kunt dat lezen in Hosea 6. Dat wil zeggen: soms scheen het dat ze zich wilden bekeren, maar zelfs die schijn dat ze het wilden was o zo vlug weer verdwenen. De ouden zeiden wel: ‘De weg naar de hel is geplaveid met beloften en goede voornemens.’ Het voornemen dat we in de tekst lezen heeft de betekenis van het oudhollandse woord ‘voor u nemen’. We vinden dit ook nog in ons doopformulier, als aan de ouders gevraagd wordt: ‘Of gij niet belooft en voor u neemt deze kinderen te onderwijzen’, enzovoorts. De tijdgelovigen hebben ook hun voornemen, echter niet met het hart. Maar Barnabas heeft het over een voornemen des harten. Hij wekt hen op dat zij met een voornemen des harten bij de Heere zullen blijven. Dat is een standvastig, een bestendig voornemen. Het is een vast besluit in ootmoedig opzien om bijstand van boven. Weet u hoe dat in het leven van Gods kinderen ligt? Zij zouden geen raad weten als dat ernstig voornemen zou overgaan. Daar zijn zij vaak bang voor. In hun hart leeft wat de dichter van Psalm 119 zong: Ik zwoer, en zal dit met een blij gemoed Bevestigen, in al mijn levensjaren, www.prekenweb.nl
10/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
Dat ik Uw wet, die heilig is en goed, Door Uw genâ bestendig zal bewaren. We gaan ervan zingen met diezelfde dichter, Psalm 119 vers 4: Ik zal, oprecht van hart, Uw naam, o HEER’, Gestaâg de roem van Uwe grootheid geven; Als ik ‘t gezag en ‘t heilig oogmerk leer Van ’t vlekk’loos recht, door Uwe hand beschreven. ‘k Zal Uw geboôn bewaren tot Uw eer; Verlaat mij toch niet gans’lijk in dit leven. En vermaande hen allen dat zij met een voornemen des harten bij de Heere zouden blijven. Gemeente, wat een wijze, geestelijke pedagoog wordt ons hier in Barnabas getekend. Wij zouden zeggen: Wat is dat een zakelijke man! Ja meer, Barnabas is een man Gods. Ook in Antiochië openbaart hij zich als een zoon der vertroosting. Hij verblijdt zich als hij ziet dat zondaren tot de Heere bekeerd worden. De uitbreiding van Gods koninkrijk is voor hem een oorzaak van vreugde. Dit betekent dat het koninkrijk van God de liefde van zijn hart heeft. Dit is een bewijs dat hij de Koning van dat rijk innig lief heeft. Hij volgt Zijn voetstappen, zelfs tot in het onderwijzen van Zijn onderdanen. Dat deed ook de apostel Paulus. Hij schrijft aan de gemeente van Korinthe: Wij wensen ook dit, namelijk uw volmaking. (2 Kor.13:9) En Petrus schrijft in zijn tweede brief: Maar wast op in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. (2 Petr.3:18) De kanttekenaren zeggen: ‘Dat is: neemt dagelijks meer en meer toe in de christelijke leer.’ De Heilige Schrift is het middel dat, onder biddend opzien tot God, gebruikt moet worden om Christus te leren kennen. Barnabas wil de gelovigen in Antiochië tot vastheid van hun staat brengen. En zeker, dat moet de Heere werken. Maar Hij werkt dat ook middellijk door Zijn Geest en Woord. En zo werkt de Heere nog. Gemeente, zou Barnabas zich ook over ons kunnen verblijden? Of zou hij over ons bedroefd moeten zijn? Zijn er dan geen blijken van Gods genade onder ons? Ja, die zijn er. Zijn dat er veel? Of zijn dat er weinig? Behoort u erbij? Het komt op het persoonlijke aan. Wij behoeven niet te tellen. Dat kunnen wij ook niet. Het belangrijkste is voor ieder: behoor ik erbij? Dit moet echter wel gezegd worden: er zijn veel meer tekenen van mensen die in de dienst van de wereld leven, dan in de dienst van de Zaligmaker. En dat is niet zo’n wonder. Want van nature kan de dienst van God en Christus ons niet bekoren. Dan moeten we loslaten wat we juist vast willen houden. Als het nu maar mogelijk was God en de wereld sámen te dienen, zouden er heel wat vrijwilligers zijn. Maar dat kan niet. Mogelijk dat iemand zegt: ‘Ja, maar het is zo moeilijk. Hoe krijg ik die genade?’ Hoe u die krijgt? Alleen als een vrij geschenk, een soevereine gift van God. Het is niet te verdienen en ook niet te grijpen. Dit is geen vrijbrief voor de zonde. Integendeel, wij moeten leven alsof het te verdienen is. God heeft ons genademiddelen gegeven. En biddend de genademiddelen gebruiken is de weg om genade van God te verkrijgen. www.prekenweb.nl
11/12
Ds. R. Boogaard – Barnabas’ komst te Antiochië
Dat zij met een voornemen des harten bij de Heere zouden blijven. Het gaat de Heere om ons hárt. Het is een vergissing, gemeente, als we denken dat het voor die eerste christenen in Antiochië veel gemakkelijker geweest is dan het in onze tijd is. Vergeet niet dat Antiochië in die tijd qua grootte de derde wereldstad was, een stad met een half miljoen inwoners. Een stad die bekend stond als lichtstad. En dat betekende wat in die tijd. Er wordt door één van de schrijvers uit die tijd van de stad gezegd: ‘Het zonlicht wordt ‘s avonds afgewisseld door ander licht.’ IJverige handen konden gewoon doorwerken. En het zedenbederf was in Antiochië nog groter dan in Rome. In Rome werd erover geklaagd dat het in Antiochië zo erg was. Dus denk niet dat die eerste christenen het in Antiochië zo gemakkelijk gehad hebben. Als Barnabas hen vermaande om bij de Heere te blijven' dan hadden zij dat nodig. Want zij woonden ook in een wereld vol van zonde en ongerechtigheid, in een wereld vol van haat en vijandschap. Dikwijls kwamen er ook nog vervolgingen bij. Kinderen Gods, de opwekking van Barnabas - Hij vermaande hen allen dat ze met een voornemen des harten bij de Heere zouden blijven - geldt nog! Die blijft altijd gelden. We lezen van Simson dat hij soms zijn eigen weg ging. En die weg van Simson was altijd bij de Heere vandaan. Toen Simson in het huis van Delila door de Filistijnen aangevallen werd, dacht hij dat de Heere nabij hem was. Maar dit bleek een grote vergissing van hem te zijn. Zo had hij het wel in het verleden ervaren, maar zo was het op die tijd niet meer. En daar had Simson geen erg in. Wij lezen in Richteren 16 vers 20: Want hij wist niet dat de HEERE van hem geweken was. En de godzalige dichter van Psalm 119 moest belijden: Gelijk een schaap heb ik gedwaald in ‘t rond, Dat, onbedacht, zijn herder heeft verloren. En u, kind van God, hoe dikwijls bent u al afgeweken? En hoe lang? Wat een wonder als de Heere dan toch weer opzoekt en tot Zich terugbrengt. Een wonder, ja, want de Heilige Schrift leert ons: De afwijker is de HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid (dat wil zeggen: Zijn gemeenschap) is met de oprechte. (Spr.3:32) Amen. Slotzang: Psalm 63:5 Mijn ziel kleeft U standvastig aan; Gij ondersteunt mijn zwakke schreden; Uw rechterhand, vol mogendheden, Doet mij getroost en veilig gaan; Maar dezen, die mijn ziel begeren, Opdat ik tot verwoesting raak, Staan bloot voor Uw geduchte wraak; Zij zullen haast ten afgrond keren.
Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 11) www.prekenweb.nl
12/12