h.5
Behandeling: praktische uitvoering
123
B.1 Te downloaden materiaal De volgende materialen kunnen worden gedownload van de website www.bsl.nl/ etenzonderangst, die speciaal voor dit boek bestemd is: 1 Flyer Feiten en fabels van werkgroep Voedings Interventie Eetstoornissen (VIE). 2 Format casusconceptualisatie. 3 Motivatiecirkel (figuur 5.1). 4 G-schema’s, module B van het werkboek. 5 Denkpatronen, module B van het werkboek. 6 Eetdagboek, module C van het werkboek. 7 Hyperactiviteit, module D van het werkboek.
R. Beer, K. Tobias, Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis, DOI 10.1007/978-90-313-8761-8, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
124
Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis
B. 2 Overeenkomsten en verschillen tussen AN en lijnen AN wordt niet veroorzaakt door lijnen. Er bestaan wel een paar overeenkomsten, maar ook veel verschillen. Overeenkomsten: – Gewichtsverlies als doel. – Minder eten om gewichtsverlies te bereiken. – Minder eten, eventueel in combinatie met oefeningen (bewegen), om gewichtsverlies te bereiken of te versnellen. – Caloriewaarden bestuderen en uit het hoofd leren, soms op het dwangmatige af. Verschillen: Een lijner zal over het algemeen: – toegeven dat zij lijnt, graag willen praten over haar dieet, streefgewicht, hongergevoelens, teleurstelling, moeite ermee en overwinning. – gevoelens van honger en trek in speciale voedingsmiddelen erkennen. – voldoening ervaren bij het bereiken van haar streefgewicht, en niet nog meer gewicht willen kwijtraken. – toegenomen interesse ervaren in eten, maar proberen verleidingen juist uit de weg te gaan. – niet wedijveren met gezinsleden, dus zich niet verslagen voelen als zij meer gegeten heeft dan een ander gezinslid. – haar dieet op pauze kunnen zetten bij speciale gelegenheden (bijvoorbeeld een verjaardag); zo nodig de dieetregels aanpassen en daardoor niet van slag raken. – schommelen in gewichtverlies: de ene week een pond, de andere drie, tussendoor weer even aankomen is ook heel gewoon. – vaak falen: de meeste lijners geven op voordat hun doel bereikt is en komen dan weer aan (jojo-effect). – werken volgens een schema: die¨ten zijn meestal tijdgebonden (‘Dunne dijen in tien dagen’) of toewerken naar een bepaalde datum (vakantie). – een redelijk doel hebben wat betreft gewichtsverlies. – snel eten om gevoel van verzadiging te krijgen. – mensen uit de weg gaan die onbeheerst eten of zelfs normaal eten, omdat dit het gevoel van gemis vergroot. – steun van anderen zoeken bij haar pogingen om gewicht te verliezen.
R. Beer, K. Tobias, Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis, DOI 10.1007/978-90-313-8761-8, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
B. 2 Overeenkomsten en verschillen tussen AN en lijnen
125
Een AN-patie¨nt zal over het algemeen: – vaak ontkennen dat ze een dieet volgt om gewicht te verliezen. – niet honger naar of trek in speciale voedingsmiddelen toegeven. – gewichtsverlies ontkennen, zelfs proberen het te verbergen door wijde kleren te dragen. – niet gefrustreerd raken door de nabijheid van voedsel, maar juist ervan genieten; veel AN-patie¨nten ontwikkelen grote interesse in koken – voor anderen. – proberen minder te eten dan de mensen om haar heen, met name minder dan zus(sen) en/of moeder. – helemaal gedomineerd worden door het verlangen om dun te zijn en de vrees om dik te worden. – voortdurend het streefgewicht herzien (verlagen). – geobsedeerd raken door voedsel – net als de lijner – maar eetsituaties juist opzoeken in plaats van ze te vermijden (bijvoorbeeld kookboeken lezen, supermarkten bezoeken, koken). – treuzelen met voedsel, langzaam en grondig kauwen, proberen later klaar te zijn dan de andere aanwezigen. – toenemend fobisch worden voor eten in gezelschap, voedsel hamsteren om alleen en zonder toeschouwers te kunnen eten. – een verstoord lichaamsbeeld hebben, zich vetter voelen naarmate ze dunner wordt, en toenemend gehinderd worden door negatieve zelfwaardering. – zelfwaardering koppelen aan waargenomen lichaamsomvang en gewicht. – nooit regels doorbreken, zelfs bang zijn dat te doen, en achteraf ontregeld raken als ze het toch heeft gedaan. – heel competitief en obsessief worden in het bereiken van resultaten, niet alleen met eten en gewicht maar ook op andere gebieden (schoolwerk).
126
Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis
B. 3 Ontspanningsoefening Deze oefening is gericht op het leren ontspannen van de verschillende spiergroepen. Bij deze spierontspanningsoefening gaat het erom het gevoel van spanning en ontspanning van een spiergroep te leren onderscheiden. Bij de oefening wordt dan ook telkens ´ e´ en spiergroep aangespannen en daarna weer ontspannen. De patie¨nt krijgt de instructie om zich op deze spiergroep te concentreren; eerst tijdens het aanspannen, vervolgens tijdens het ontspannen. Elke spiergroep wordt gedurende vijf tot tien seconden aangespannen en dit wordt twee keer achter elkaar herhaald. De volgende spiergroepen kunnen worden behandeld: 1 Begin met het linkerbeen (naar voren strekken en aanspannen). 2 Vervolgens het rechterbeen. 3 Dan de linkerarm (hand tot een vuist ballen en arm strekken). 4 Dan de rechterarm (idem). 5 Tot slot het gezicht (samenknijpen van de ogen). Na afloop wordt aan de patie¨nt gevraagd wat zij van de oefening vond aan de hand van de volgende vragen: – Wat voelde je? – Wat vond je moeilijk? – Wat ging er goed? – Wat nog niet?
R. Beer, K. Tobias, Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis, DOI 10.1007/978-90-313-8761-8, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
B. 3 Ontspanningsoefening
127
B.4 Oefening bij emoties waarnemen en benoemen De volgende oefening kan jongeren helpen in het leren differentie¨ren van verschillende gevoelens (bron: Christie, 1999). Achter de muur
1 Bespreek dat emoties binnenin ons zitten. 2 Laat het kind/de jongere een lijst samenstellen van emoties die ze kent. 3 Geef een papier met een muur erop getekend. 4 Leg uit dat de muur gevoelens bedekt en dat je op die muur kunt lezen wat je aan de buitenkant van iemand ziet. 5 Laat de muur bekladden met graffiti. De graffiti beschrijft verschillende manieren waarop mensen zich kunnen gedragen, manieren waarop ze emoties naar buiten brengen, laten zien: bijvoorbeeld vasten, huilen, schreeuwen, eten, niet eten, slaan, braken, glimlachen, knuffelen enzovoort. 6 Laat zien hoe je een verbinding kunt leggen tussen wat op de muur is geschreven en wat achter de muur ligt. Bespreek ook tegenstrijdigheden die je soms kunt zien, bijvoorbeeld huilen van blijdschap of glimlachen bij boosheid, omdat iemand bang is om de ander pijn te doen of uit verlegenheid. 7 Bespreek hoe je kunt zien wat een ander voelt over jouw gedrag (vasten of braken bijvoorbeeld) en omgekeerd hoe een ander kan zien wat jij voelt als anderen reageren op je gedrag (bijvoorbeeld vitten bij veel eten, niet eten, braken). 8 Bespreek de basisemoties, de 4 B’s: Blij, Bedroefd, Bang, Boos. 9 Besteed speciale aandacht aan de impact van de emotie schaamte, omdat deze emotie vaak een cruciale rol speelt bij eetstoornispatie¨nten. Laat de patie¨nt verschillende manieren bedenken waarop schaamte via gedrag zichtbaar kan worden. ‘Stel dat schaamte achter de muur verscholen ligt, wat voor gedragingen zou je dan allemaal kunnen zien?’ Een aantal voorbeelden: – Zo weinig mogelijk willen opvallen. – Anderen idealiseren. – Antisociaal gedrag ontwikkelen: ‘Als ik waardeloos ben, dan gedraag ik me ook zo.’ – Zichzelf voortdurend bekritiseren. – Een vertekend lichaamsbeeld ontwikkelen: ‘Niemand houdt van mij, omdat ik lelijk ben.’ – Gevoelens van zelfhaat koppelen aan het lichaamsbeeld. Het is makkelijker te verdragen dat je lichaam onacceptabel is dan dat je als persoon onacceptabel bent. – Gevoelens verdoven.
R. Beer, K. Tobias, Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis, DOI 10.1007/978-90-313-8761-8, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
128
Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis
– Gevoelens uitbannen. – Een perfectionistische instelling aannemen, waarbij fouten en falen onverdraaglijk worden. Ga in op de gedragingen die relevant zijn voor deze patie¨nt en leg uit dat dit haar manier is om schaamte te laten zien.
B. 4 Oefening bij emoties waarnemen en benoemen
129
B.5 Oefening bij opbouw van een positief zelfbeeld De zelfbeeldcirkel
Instructie Hoe je tegen jezelf aankijkt, wordt bepaald door een heleboel verschillende dingen. Hoe je jezelf – of iemand anders – ziet en beoordeelt wordt beı¨nvloed door een combinatie van stukjes die met elkaar een cirkel vormen: de zelfbeeldcirkel. Die stukjes verschillen van formaat, naarmate ze verschillen in belangrijkheid. Het formaat van een stukje geeft aan hoeveel procent dat stukje bijdraagt aan je eindoordeel. Laten we kijken hoe dit nu voor jou zit bij ‘iemand aantrekkelijk vinden’. – Stap 1. Maak een lijst met dingen die voor jou allemaal eraan bijdragen dat je iemand aantrekkelijk vindt. – Stap 2. Geef aan voor hoeveel procent elk stukje bijdraagt aan de zelfbeeldcirkel, de cirkel is 100%. – Stap 3. Neem iemand in gedachten die je aantrekkelijk vindt. Geef aan welke stukjes voor hoeveel procent eraan bijdragen dat je hem/haar aantrekkelijk vindt. – Stap 4. Geef aan wat je van die persoon niet aantrekkelijk vindt en voor hoeveel procent. – Stap 5. Neem nu iemand in gedachten die je afstotelijk vindt. Geef aan welke stukjes voor hoeveel procent eraan bijdragen dat je hem/haar afwijst. – Stap 6. Bedenk wat je toch positief vindt aan die persoon en hoeveel procent dat bijdraagt aan het totaal. – Stap 7. Neem nu iemand in gedachten die je gewoon of gemiddeld vindt. Geef aan welke stukjes voor hoeveel procent ertoe bijdragen dat je van hem of haar vindt wat je vindt. – Stap 8. Denk nu aan jezelf. Geef aan welke stukjes voor hoeveel procent ertoe bijdragen dat je vindt van jezelf wat je vindt. – Stap 9. Bedenk welk gedrag je wilt veranderen om je zelf meer te kunnen waarderen, bijvoorbeeld ‘vaker een initiatief nemen, bijvoorbeeld een vriendin bellen om iets af te spreken, ook al vind ik dat nog eng’.
R. Beer, K. Tobias, Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis, DOI 10.1007/978-90-313-8761-8, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
130
Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis
Literatuur .
American Psychiatric Association. (2000a). Practice guideline for the treatment of patients with eating disorders (revision). American Journal of Psychiatry, 157, 1-39.
.
American Psychiatric Association (2000b). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4th edition, text revision (DSM-IV-TR). Washington, DC: American Psychiatric Association.
.
Ball, J., & Mitchell, P. (2004). A randomized controlled study of cognitive behaviour therapy and behavioural family therapy for anorexia nervosa patients. Eating Disorders, 12, 303-314.
.
Beals, K., & Meyer, N. (2007). Female Athlete Triad Update. Clinical Sports Medicine, 26, 69-89.
.
Beck, A.T. (1976). Cognitive therapy and emotional disorders. New York: International Universities Press.
.
Beck, A.T., Freeman, A., & Associates. (1990). Cognitive therapy of personality disorders. New York: The Guilford Press.
.
Beck, A.T., Rush, A.J., Shaw, B.F., & Emery, G. (1979). Cognitive Therapy of Depression. New York: Guilford Press.
.
Beck, J. (1995). Cognitieve therapie. Baarn: Intro.
.
Beer, R. (2003). Lezing. European Association of Behaviour and Cognitive Therapy, Praag.
.
Beer, R., & Hornsveld, H. (2008). EMDR in de behandeling van eetstoornissen. In: E. ten Broeke, A. de Jongh & H.J. Oppenheim (red.), Praktijkboek EMDR. Amsterdam: Harcourt.
.
Beer, R., & Tobias-Dillen, K. (2003). Protocol voor cognitieve gedragstherapie bij adolescenten met anorexia nervosa. Interne publicatie, Universitair Medisch Centrum Utrecht, afdeling jeugdpsychiatrie.
.
Berends, T., Meijel, B. van, & Elburg, A.E. van. (2009). Richtlijn terugvalpreventie. Het werken met een signaleringsplan ter preventie van terugval bij jeugdige patie¨nten met anorexia nervosa. Uitgave van Rintveld en Hogeschool Inholland.
.
Bergh, C., Brodin, U., Lindberg, G., & So¨dersten, P. (2002). Randomized controlled trial of a treatment for anorexia and bulimia nervosa. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 99, 9486-9491.
.
Bijstra, J.O., Kooi, H.P. van der, Bosma, H.A., Jackson, S., Molen, H.T. van der. (1993). Zelfwaardering en sociale vaardigheid bij adolescenten. Relaties tussen begrippen en effecten van een preventieve sociale-vaardigheidstraining. Kind en adolescent, 14(3), 125-133.
.
Block, R.W., & Krebs, N.F. (2005). Failure to thrive as a manifestation of child neglect. Pediatrics, 116(5), 1234-1237.
.
Bloks, H. (2004). Personality, coping strategies and the course of eating disorders. Academisch proefschrift, Leiden.
R. Beer, K. Tobias, Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis, DOI 10.1007/978-90-313-8761-8, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Literatuur .
131
Bloks, J.A., Furth, E.F. van, & Hoek, H.W. (1999). Behandelingsstrategiee¨n bij anorexia nervosa. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Bloks, J.A., Spinhoven, P., Callewaert, I., Willemse-Koning, C., & Turksma, A. (2000). Het verband tussen coping en herstel na klinische behandeling van anorexia nervosa. Directieve therapie, 1, 42-58.
.
Bo¨gels, S.M. (2008). Behandeling van angststoornissen bij kinderen en adolescenten. Met het cognitief-gedragstherapeutisch protocol Denken + Doen = Durven. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Bo¨gels, S.M., & Oppen, P. van. (1999). Cognitieve therapie: theorie en praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Bosch, J., Daansen, P., & Braet, C. (2004). Cognitieve gedragstherapie bij obesitas. Houten: Bohn Stafleu van Loghum
.
Bouman, T.K., Luteijn, F., Albersnagel, F.A., & Ploeg, F.A.E. van der. (1985). Enige ervaringen met de Beck Depression Inventory (BDI). Gedrag, 13, 13-24.
.
Bowers, W.A., Evans, K., & Cleve, L. van. (1995). Treatment of adolescent eating disorders. In: M.A. Reinecke, F.M. Datillo & A. Freeman (Eds.), Cognitive therapy with children and adolescents. New York: Guilford press.
.
Braet C., & Winckel, M.A.J.M. van. (2001). Behandelstrategiee¨n bij kinderen met overgewicht. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Braet, C., Moens, E., & Mels, S. (2008). Multidisciplinaire behandeling van kinderen. In: C. Braet & S. Bo¨gels (red.), Protocollaire behandelingen voor kinderen met psychische klachten. Amsterdam: Boom.
.
Broeke, E. ten, Jongh, A. de, & Oppenheim, H.-J. (2008). Praktijkboek EMDR. Amsterdam: Harcourt.
.
Broeke, E. ten, Schurink, G., Jongh, A. de, & Korrelboom, K. (2004). Gedragsexperimenten in cognitieve gedragstherapie. Gedragstherapie, 36, 5-32.
.
Bruna, T. (2002). Behandeling met psychofarmaca. In: W. Vandereyken & G. Noordenbos (red.), Handboek Eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom.
.
Bulik, C.M., & Tozzi, F. (2004). Genetics of eating disorders: State of the science. CNS Spectrums, 9, 511-515.
.
Bulik, C.M., Beidel, D.C., Duchmann, E., Weltzin, T.E., & Kaye, W.H. (1992). Comparative psychopathology of women with bulimia nervosa and obsessivecompulsive disorder. Comprehensive Psychiatry, 33, 262-268.
.
Christie, D. (1999). Cognitive-behavioural techniques for children with eating disorders. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 36, 191-202.
.
Claudino, A.M., Lima, M.S. de, Hay, P., e.a. (2009). Antidepressants for anorexia nervosa (review). The Cochrane Database of Systematic Reviews, 1, CD004365.
.
Cooper, Z., & Fairburn, C. (2006). The depressive symptoms of Bulimia. The British Journal of Psychiatry, 148, 268-274.
.
Cooper, Z., & Fairburn, C.G. (1989). The eating disorder examination: A semistructured interview for the assessment of the specific psychopathology of eating disorders. International Journal of Eating Disorders, 6, 136-141.
.
Crisp, A.H., Norton, K.W.R., Gowers, S.G., Halek, C., Levett, G., Yeldham, D.
132
Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis
Bowyer, C., & Bhat, A. (1997). A controlled study of the effect of therapies aimed at adolescent and family psychopathology in Anorexia Nervosa. British Journal of Psychiatry, 159, 325-333. .
Daansen, P.J. (2010). Obesitas: voer voor psychologen. De psycholoog, 45(2), 11-20.
.
Does, A.J.W. van der. (2002). BDI-II-NL. Handleiding. De Nederlandse versie van de Beck Depression Inventory-2nd edition. Lisse: Harcourt Test Publishers.
.
Eivors, A., & Nisbitt, S. (2005). Hunger for understanding: A workbook for helping young people to understand and overcome anorexia nervosa. Carlsbad, CA: Gurze.
.
Elburg, E. van, & Rijken, M. (2004). Jongeren met een eetstoornis. Behandeling in een zorglijn. Assen: Van Gorcum.
.
Elburg, A. van, Hillebrand, J.G., Huyser, C.. Snoek, M., Kas, M.J.H., Hoek, H.W., & Adan, R.A.H. (in press). Mandometer treatment not superior to treatment as usual for Anorexia Nervosa. International Journal of Eating Disorders.
.
Elgersma, H. (2002). Lezing EABCT-conferentie, Maastricht.
.
Ellis, A. (1979). Rational-emotive therapy as a new theory of personality and therapy. In: A. Ellis & J.M. Whiteley (red.), Theoretical and empirical foundations of rational-emotive therapy. New York: Wiley.
.
Fairburn, C.G. (2002). Bulimia nervosa. In: M.G. Gelder, J.L. Lopez-Ibor Jr. & N.C. Ardreasen (Eds.), New Oxford textbook of psychiatry (pp. 856-867). OUP: Oxford.
.
Fairburn, C.G., Cooper, Z., & Shafran, R. (2003) Cognitive behaviour therapy for eating disorders: a ‘‘transdiagnostic’’ theory and treatment. Behaviour research and therapy, 41, 509-528.
.
Fairburn, C.G. (2005). Evidence-based treatment of anorexia nervosa. International Journal of Eating Disorders, 37(S26-30), discussion S41-42.
.
Fairburn, C.G., Cooper, Z., & Shafran, R. (2003). Cognitive behaviour therapy for eating disorders: A ‘‘transdiagnostic’’ theory and treatment. Behaviour research and therapy, 41(5), 509-528.
.
Fairburn, C.G., Cooper, Z., Doll, H.A., O’Connor, M.E., Bohn, K., Hawker, D.M., Wales, J.A., & Palmer, R.L. (2009). Transdiagnostic cognitive-behavioural therapy for patients with eating disorders: a two-site trial with 60 weeks followup. American Journal of Psychiatry, 166, 311-319.
.
Fairburn, C.G., Shafran, R., & Cooper, Z. (1999). A cognitive behavioural theory of anorexia nervosa. Behaviour researchand therapy, 37, 1-13.
.
Fleminger, S. (2002). Adolescentie en ontwikkeling. In: W. Vandereyken en G. Noordenbos (Red.), Handboek eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom.
.
Freedland, E. (2003). Using EMDR with eating disorders. Lezing, Congres EMDR
.
Freeman, C. (2002). Overcoming anorexia nervosa. A self-help guide using cognitive behavi-
Europa, Rome. oural techniques. London: Robinson. .
Garmezy, N. (1985). Stress-resilient children: The search for protective factors. In: J.E. Stevenson (Ed.), Recent research in developmental psychopathology (pp. 213-233). Oxford: Pergamom Press.
.
Garner, D.M., & Bemis, K.M. (1985). Cognitive therapy for anorexia nervosa. In:
Literatuur
133
D.M. Garner & P.E. Garfinkel (Eds.), Handbook of psychotherapy for anorexia nervosa and bulimia (pp. 107-146). New York: Guilford Press. .
Garner, D.M., & Garfinkel, P.E. (1980). Socio-cultural factors in the development of anorexia nervosa. Psychological Medicine, 10, 647-656.
.
Garner, D.M., Vitousek, K.M., & Pike, K.M. (1997). Cognitive-behavioural therapy for anorexia nervosa. In: D.M. Garner & P.E. Garfinkel (Eds.), Handbook of psychotherapy for anorexia nervosa and bulimia. New York: Guilford Press.
.
Gorwood, P., Kipman, A., & Foulon, C. (2003). The human genetics of anorexia nervosa. European Journal of Pharmacology, 480(1-3), 163-170.
.
Greenberger, D., & Padesky, C.A. (1999). Mind over Mood: Change How You Feel by Changing the Way You Think. New York: Guilford Press.
.
Hansen, A., & Haan, E. de. (1997). Behandelprotocol voor cue exposure bij boulimia nervosa. Directieve therapie, 15, 31-38.
.
Harter, S. (1985). Self-Perception Profile for Children. Denver, CO: University of Denver.
.
Hein, I.M., & Huyser, C. (2010). Olanzapine in de behandeling van adolescenten met anorexia nervosa. Tijdschrift voor Psychiatrie, 52(6), 417-421.
.
Herpertz-Dahlmann, B., Muller, B., Herpertz, S., Heussen N., Hebebrand, J., & Remschmidt, H. (2001). Prospective 10-year follow-up study in adolescent anorexia nervosa. Course, Outcome, Psychiatric Co-morbidity and Psychosocial Adaptation. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 42, 603-612.
.
Higgs, J.F., Goodyer, I.M., & Birch, J. (1989). Anorexia nervosa and food avoidance emotional disorder. Archives of disease in childhood, 64, 346-351.
.
Hillebrand, J.J., Elburg, A.A. van, Kas, M.J., Engeland, H. van, & Adan, R.A. (2005b). Olanzapine reduces physical activity in rats exposed to activity-based anorexia: possible implications for treatment of anorexia nervosa? Biological Psychiatry, 58, 651-657.
.
Hillebrand, J.J., Kas, M.J., Elburg, A.A. van, Hoek, H.W., & Adan, R.A. (2008). Leptin’s effect on hyperactivity: potential downstream effector mechanisms. Physiological behaviour, 6, 94(5), 689-695.
.
Hillebrand, J.J., Rijke, C.E. de, Brakkee, J.H., Kas, M.J., & Adan, R.A.H. (2005a). Voluntary access to a warm plate reduces hyperactivity in activity-based anorexia. Physiology and Behavior, 85, 151-157.
.
Hospers, H.J., & Jansen, A. (2005). Why homosexuality is a risk factor for eating disorders in males. Journal of Social and Clinical Psychology, 8, 1081-1087.
.
Huyser, C. (2003). De mandometer: een nieuwe behandelvorm voor eetstoornissen. Kind en Adolescent praktijk, 2(3), 38-39.
.
Huyser, C. (2005). Anorexia Nervosa bij adolescenten, daar is veel aan te doen. Nederlands tijdschrift voor Behavioral Medicin, 16(2), 10-13.
.
Huyser, C. (2009). Het onderzoek naar de effectiviteit van de mandometermethode versus een standaard topbehandeling. Lezing studiedag. Nederlandse Academie voor Eetstoornissen.
.
Jacobi, C., Hayward, C., Zwaan, M. de, e.a. (2004). Coming to terms with risk
134
Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis
factors for eating disorders: application of risk terminology and suggestions for a general taxonomy (review). Psychological Bulletin, 130, 19-65. .
Jacobs, G., Muller, N., & Brink, E. ten. (2001). Uit de knoop. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Jansen, A. (2000). Eating Disorder Examination. Lisse: Swets & Zeitlinger.
.
Jansen, A. (2001). Towards effective treatment of eating disorders: nothing is as practical as a good theory. Behaviour research and therapy, 39(9), 1007-1022.
.
Jansen, A. (2002a). Leerprocessen en cognities. In: W. Vandereyken & G. Noordenbos (Red.) (2002), Handboek eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom.
.
Jansen, A., & Meiboom, A. (1997). Cue exposure voor mensen met eetbuien: meer protocol. Directieve therapie, 17(3), 209-229.
.
Jansen, A., & Meijboom, A. (Red.). (1998). Behandelingsstrategiee¨n bij Boulimia Nervosa. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Jansen, A., Elgersma, H., Nederkoorn, C., & Smeets, T. (2002). What makes treatment of bulimia nervosa successful? Paper presented at the European Association for Behavioural and Cognitive Therapies (EABCT), Maastricht.
.
Jansen, A., Nederkoorn, C., Smeets, T., Havermans, R., & Martijn, C. (2006). Jij ziet, jij ziet, wat ik niet zie. Het vertekende lichaamsbeeld van gezonde vrouwen. De Psycholoog, 10, 518-526.
.
Jansen, A., Elgersma, H., & Mulkens, S. (2008). Protocollaire behandeling van boulimia nervosa en verwante eetstoornissen In: C. Braet & S. Bo¨gels (Red.), Protocollaire behandelingen voor kinderen met psychische klachten. Amsterdam: Boom.
.
Kaye, W.H., Fudge, J.L., & Paulus, M. (2009). New insights into symptoms and neurocircuit function of anorexia nervosa. Nature Reviews Neuroscience, 10, 573584.
.
Kaye, W.H., Nagata, T., Weltzin, T.E., Hsu, L.K., Sokol, M.S., McConaha, C., Plotnicov, K.H., Weise, J., & Deep, D. (2001). Double-blind placebo-controlled administration of fluoxetine in restricting- and restricting-purging-type anorexia nervosa. Biological Psychiatry, 49(7), 644-652.
.
Kindt, M., & Arntz, A. (1999). Cognitieve verwerking en psychopathologie: theorie en onderzoek. In: S. Bo¨gels & P. van Oppen (Red.), Cognitieve therapie: theorie en praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Korrelboom, K., & Broeke, E. ten. (2004). Geı¨ntegreerde cognitieve gedragstherapie.
.
Kovacs, M. (1992). The Children’s Depression Inventory. Wilmington, DE: Wide Range.
.
Lange, A., Terweij, J., & Kiestra, J. (1999). Evaluatie van ingredie¨nten in de
Handboek voor praktijk en theorie. Bussum: Coutinho.
behandeling van boulimia nervosa: Stoppen met compenseren, zelfcontrole en sporten. Directieve Therapie, 19, 214-239. .
Lask, B., Britten, C., & Kroll, L. (1991). Children with pervasive refusal syndrome. Archives of Diseases in Childhood, 66, 866-869.
.
Leahy, R.L. (2003). Cognitive therapy techniques: A practitioner’s guide. New York: The Guilford Press.
.
Linehan, M. (2002). Borderline persoonlijkheidsstoornis. Lisse: Swets & Zeitlinger.
Literatuur .
135
Lock, J., Le Grange, D., Agras, S., Moye, A., Bryson, S.W., Jo, B (2010) Randomized clinical trial comparing family based treatment with adolescent-focused individual therapy for adolescents with anorexia nervosa. Archives of General Psychiatry, 67, 10, 1025-1031
.
McIntosh, V.V.W., Jordan, J., Carter, F.A., Luty, S.E., McKenzie, J.M., Bulik, C.M., Frampton, C.M.A., & Joyce, P.R. (2005). Three psychotherapies for anorexia nervosa: A randomized, controlled trial. American Journal of Psychiatry, 162, 741747.
.
Meerum Terwogt-Reijnders, C., & Koster-Kaptein, L. (2001). Werkboek anorexia en boulimia nervosa. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Mehanna, H.M., Moledina, J., & Travis, J. (2008). Refeeding syndrome: What it is, and how to prevent and treat it. BMJ, 336(7659), 1495-1498.
.
Meijboom, A., & Jansen, A. (1999). Cognitieve therapie bij eetstoornissen. In: Bogels, S.M. & van Oppen, P. (red.), Cognitieve therapie: theorie en praktijk (pp. 277304). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Miller, W.R., & Rollnick, S. (1991). Motivational Interviewing: Preparing People to Change Addictive Behavior. New York: The Guilford Press.
.
Morgan, H.G., & Russell G.F.M. (1975). Value of family background and clinical features as predictors of long-term outcome in anorexia nervosa: four-year follow-up study of 41 patients. Psychological Medicine; 5, 355-371.
.
Mulkens, S., Fleuren, D., Nederkoorn, C., & Meijers, J. (2007). RealFit: een mutidisciplinaire groepbehandeling voor obese jongeren. Gedragstherapie, 40, 2748.
.
Multidisciplinaire richtlijn Eetstoornissen (2006). Richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van eetstoornissen. Utrecht: Trimbos-instituut.
.
Murray, S.H., Touyz, S.W., & Beumont, P.J.V. (1996). Awareness and perceived influence of body ideals in the media: A comparison of eating disordered patients and the general community. Eating Disorders: The Journal of Treatment and Prevention, 4(1).
.
Nasser, M. (1997). Culture and Weight Consciousness. London: Routledge.
.
National Institute for Clinical Excellence (NICE). (2004). Eating disorders. Core interventions in the treatment and management of anorexia nervosa, bulimia nervosa and related eating disorders. Clinical Guideline. London: National Health Service, http://www.nice.org.uk/.
.
Neef, M. de. (2010). Negatief Zelfbeeld. Amsterdam: Boom.
.
Nilsson, E., Gillberg, C., Gillberg, I., & Rastam, M. (1999). Ten-year follow-up of adolescent-onset anorexia nervosa: Personality disorders. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 38, 1389-1395.
.
Noordenbos, G. (2008). Plezier in eten bij anorexia nervosa. Oude wijn opdienen met nieuwe technieken. De psycholoog, 43, 622-623.
.
Noordenbos, G., Jacobs, M.E., & Hertzberger, E. (1998). Chronic Eating Disorders: The patient’s view of their treatment history. Eating disorders. Treatment and prevention, 1, 7-13.
136
Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis
.
Oosterhuis, A. (2000). Spierontspanningsoefening. (www.vgct.nl).
.
Pieters, G. (2002). Prognose. In: W. Vandereyken & G. Noordenbos (red.), Handboek eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom.
.
Pike, K.M., Walsh, B.T., Vitousek, K., Wilson G.T., & Bauer J. (2003). Cognitive behavior therapy in the posthospitalization treatment of anorexia nervosa. American Journal of Psychiatry, 160, 2046-2049.
.
Pollice, C., Kaye, W.H., Greeno, C.G., & Weltzin, T.E. (1997). Relationship of depression, anxiety and obsessionality to state of illness in anorexia nervosa. International Journal of Eating Disorders, 21, 367-376.
.
Pope, A.W., McHale, S.M., & Craighead, W.E. (1989). Werken aan het gevoel van eigenwaarde. Assen: Dekker & van de Vegt.
.
Probst, M., Coppenolle, H. van, & Vandereycken, W. (1992). De Lichaams-Attitude-Vragenlijst (LAV) bij patie¨nten met eetstoornissen: onderzoeksresultaten. Bewegen & Hulpverlening, 4, 286-299.
.
Probst, M., Vandereycken, W., Coppenolle, H. van, & Vanderlinden, J. (1995). The Body Attitude Test for patients with an eating disorder: Psychometric characteristics of a new questionnaire. Eating Disorders, 3, 133-144.
.
Probst, M., Coppenolle, H. van, & Vandereycken, W. (1998). De lichaamsattitudevragenlijst: validering en normering. In J. Simons (red.), Actuele Themata uit de psychomotorische therapie (pp. 79-90). Leuven: Acco.
.
Prochaska, J.Q., & DiClemente, C.C. (1992). Stages of change in the modification of problem behaviors. In: M. Hersen, R.M. Eisler & P.M. Miller (Eds.), Progress in behavior modification (pp. 184-214). Sycamore, IL: Sycamore Press.
.
Reenders, R., & Spijker, W. (1996). Spelend leren, leren spelen. Werkboek sociale vaardigheidstraining. Assen: Van Gorcum.
.
Rekkers, M., & Schoemaker, E. (2002). Gewichtige lichamen, Lichaamsbeleving en eetstoornissen. Leuven: Acco.
.
Ringrose, H.J., & Nijenhuis, E.H. (1986). Bang zijn voor andere kinderen. Groningen: Wolters Noordhoff.
.
RIVM (2010). Nationaal Kompas Volksgezondheid, versie 4.1. 23 september 2010. Bilthoven.
.
Robbe, M.A.G.P., Fleminger, S., & Elburg, A.A. van. (1999). Behandeling van kinderen en adolescenten. In: J.A. Bloks, E.F. Van Furth & H.W. Hoek (Red.), Behandelingsstrategiee¨n bij Anorexia Nervosa. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Rosen, J.C. (1997). Cognitive-Behavioural Body Image Therapy. In: D.E. Garfinkel & D.M. Garner (Eds.), Handbook of treatment for eating disorders. New York: The Guilford Press.
.
Segal, Z., Williams, J., & Teasdale J. (2002). Mindfulness-Based Cognitive Therapy for Depression. A new approach to preventing relapse. New York: The Guilford Press.
.
Seubert, A. (2008). The Courage to Feel: A Practical Guide to the Power and Freedom of Emotional Honesty. Infinity Publishing.
.
Shapiro, F. (1989). Efficacy of the eye movement desensitization procedure in the treatment of traumatic memories. Journal of Traumatic Stress, 2, 199-223.
Literatuur .
137
Sifneos, P.E. (1996). Alexithymia: Past and present. American journal of Psychiatry, 153, 137-142.
.
Smeets, E., Roefs, A., & Jansen, A. (2009). Experimentally induced chocolate craving leads to an attentional bias in increased distraction but not in speeded detection. Appetite, 53, 370-375.
.
Son, G.E. van, Hoeken, D. van, Bartelds, A.I.M., Furth, E.F. van, & Hoek, H.W. (2006). Time trends in the incidence of eating disorders: a primary carestudy in the Netherlands. International Journal of Eating Disorders, 37, 565-569.
.
Spaans, J. (1998). Slank, slanker, slankst – Over anorexia nervosa en wat je eraan kunt doen. Uit de reeks: Zorgen voor jezelf. Amsterdam: Boom Meppel.
. .
Spaans, J. (2001). Lezing op Najaarsconferentie Vereniging voor Gedragstherapie. Spaans, J. (2003). Gerichte exposure bij patie¨nten met anorexia nervosa. Kind en Adolescent Praktijk, 2(3), 36-43.
.
Spaans, J., & Bloks, H. (2002). Motivering tot verandering. In: W. Vandereycken & G. Noorderbos (Red.), Handboek eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom.
.
Spaans, J., Kamp-Verbeij, M. van de, & Hop, H. (2005). Mindfulness-oefeningen: een welkome bijdrage aan de behandeling van anorexia nervosa. Directieve therapie, 25, 277-299.
.
´phan, P., Guilbaud, O., Perez-Diaz, F., Speranza, M., Corcos, M., Loas, G., Ste Venisse, J., Bizouard, P., Halfon, O., Flament, M., & Jeammet, P. (2005). Depressive personality dimensions and alexithymia in eating disorders. Psychiatry Research, 135, 153-163.
.
Stallard, P. (2006). Denk goed, voel je goed. Cognitieve gedragstherapie voor kinderen en jeugdigen. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.
.
Stegge, H., & Thomaes, S. (2007). Korte lontjes en opgeblazen ego’s: over schaamte, zelfbeeld en agressie. Kinder- en Jeugdpsychotherapie, 34, 2, 5-24.
.
Steinhausen, H.C. (1999). Eating disorders. In: H.C. Steinhausen & F. Verhulst (Eds.), Risks and Outcomes in Developmental Psychopathology (pp. 210-220). Oxford, UK: Oxford University Press.
.
Sterk, F., & Rijkeboer, M.M. (1997). Schema-Vragenlijst (Schema-Questionnaire).
.
Sterk, F., & Swaen, S. (2007). Denk je Sterk. Handboek voor persoonlijke groei. Luister-
Utrecht: Ambulatorium Utrecht University. boek, 4 cd’s. Utrecht: Kosmos. .
Stice, E. (2002). Risk and maintenance factors for eating pathology: A metaanalytic review. Psychological Bulletin, 128, 825-848.
.
Stice, E., Presnell, K., & Spangler, D. (2002). Risk factors for binge eating onset in adolescent girls: A 2-year prospective investigation. Health Psychology, 21, 131-138.
.
Strien, T. van. (2002). Eating Disorder Inventory II. Nederlandse versie (EDI-II NL). Lisse
.
Sunderland, M. (2003). Helping children with low self-esteem. A guidebookhelping children
(Holland): Swets & Zeitlinger. with feelings. Bicester: Speechmark. .
Tchanturia, K., Brecelj Anderlug, M., Morris, R.G., Rabe-Hesketh, S., Collier,
138
Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis
D., Sanchez, P., & Treasure, J.L. (2004). Cognitive Flexibility in anorexia nervosa and bulimia nervosa. Journal of the International Neuropsychological Society, 10, 513-520. .
Tchanturia, K., Davies, H., Lopez, C., Schmidt, U., Treasure, J., & Wykes, T. (2008). Neuropsychological task performance before and after cognitive remediation in anorexia nervosa: a pilot case-series. Psychological Medicine, 38, 1371e3.
.
Timbremont, B., Braet, C., & Roelofs, J. (2008). Handleiding Children’s Depression Inventory (herziene versie van 2002). Amsterdam: Pearson Assessment and Information B.V.
.
Timp, M. (2004). Persoonlijke mededeling.
.
Todd, G. (2003). Voordracht EABCT, Praag.
.
Trier, J. van, & Hornsveld, H. (2002). Diagnostiek van eetstoornissen. Ronde Tafel Conferentie voor Obesitas. Utrecht: Mesos.
.
Trimbos-instituut. (2006). Multidisciplinaire Richtlijn Eetstoornissen. www.ggzrichtlijnen.nl - publicaties stuurgroep.
.
Tuin-Bruil, A. (2004). Persoonlijke mededeling.
.
Vandereycken W. (2002). Families of patients with eating disorders. In: C.G. Fairburn, K.D. Brownell (Eds.), Eating disorders and obesity a comprehensive handbook (pp. 215-220). New York-London: The Guilford Press.
.
Vandereycken, W. (1993). The Eating Disorder Evaluation Scale (EDES). Eating Disorders, 1, 115-122.
.
Vandereycken, W., & Noordenbos, G. (Eds.). (2002). Handboek Eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom.
.
Vanderlinden, J. (2002). Het gezin. In: W. Vandereyken & G. Noordenbos (red.), Handboek eetstoornissen. Utrecht: De Tijdstroom.
.
´, J., & Vandereyken, W. (1989). De behandeling van boulimie. Vanderlinden, J., Norre Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
.
Vitousek, K., & Watson, S. (1998). Enhancing motivation for change in treatment-resistant eating disorders. Clinical psychology review, 18(4), 391-420.
.
Wilson, G., Grilo, C., & Vitousek, K. (2007). Psychological treatment of eating disorders. American Psychologist, 62(3), 199-216.
.
Young, J.E. (1990). Schema-focused Cognitive Therapy for Personality Disorders: A Schema focused Approach. Sarasota, FL: Professional Resource Exchange.
.
Young, J.E., & Brown, G. (1994). Young Schema-Questionnaire (2nd ed.). In: J.E. Young (Ed.), Cognitive therapy for personality disorders: A schema-focused approach (Rev. ed., pp. 63-76). Sarasota, FL: Professional Resource Press.
.
Young, J.E., Klosko, J.S., & Weishaar, M.E. (2005). Schemagerichte therapie. Hou-
.
Zonnevylle-Bender, M. (2002). Emotioneel Functioneren in Anorexia Nervosa Patie¨nten.
ten: Bohn Stafleu van Loghum. Een onderzoek naar emotionele belevingen en neurofysiologische reacties. Academisch proefschrift. Utrecht.
Literatuur
139
Over de auteurs ´e Beer is klinisch psycholoog-psychotherapeut, cognitief gedragstherapeut Drs. Rene VGCt1, kinder- en jeugdpsycholoog specialist (NIP) en EMDR- kinder- en jeugdtrainer (EMDR Europa), supervisor voor de VKJP, VGCt en de VEN. Sinds 2005 werkt ze als coo¨rdinator van het traumacentrum van de Bascule, academisch centrum voor kinderen jeugdpsychiatrie. Van 2000-2005 werkte zij op de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van het UMC Utrecht als behandelaar, supervisor en docent cognitieve gedragstherapie voor onder meer de polikliniek en de deeltijdbehandeling van de afdeling eetstoornissen. Drs. Karin Tobias-Dillen is klinisch psycholoog-psychotherapeut, cognitief gedragstherapeut VGCt1, kinder- en jeugdpsycholoog specialist (NIP) en supervisor VGCt en BAPD (NIP). Sinds 1 januari 2011 werkt zij als klinisch psycholoog op de eetstoornissenafdeling van het Princess Margaret Hospital for Children in Perth, Australie¨. Van 20042011 werkte ze als behandelcoo ¨ rdinator bij Altrecht Eetstoornissen Rintveld, specialistisch centrum voor kinderen, jeugdigen en (jong)volwassenen met een eetstoornis. Van 1992-2004 werkte zij als klinisch psycholoog-psychotherapeut op de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van het UMC Utrecht. Daar behandelde zij jeugdige patie¨nten met een eetstoornis en gaf zij supervisie psychodiagnostiek aan psychologen in opleiding tot GZ-psycholoog en klinisch psycholoog.
R. Beer, K. Tobias, Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis, DOI 10.1007/978-90-313-8761-8, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
140
Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis
Register aandachtgerichte therapie 46
conceptualisatie 48
actiefase 69
conditional regard 40
afleidende activiteit 91
consolidatie 117
alexithymie 45
consolidatiefase 70
algemeen weigeringssyndroom 19
contemplatiefase 67
AN, zie anorexia nervosa
contra-indicatie 57
angst 26
controle 38
anorexia nervosa 13, 14
copingmechanisme 20
–, DSM-IV-criteria 14
copingstrategie 45
–, purgerende type 15
cortisol 25
–, restrictieve type 15
cue exposure 99
APA-richtlijn 10
denkpatroon 114
automatische gedachte 34
depressie 26
Beck 33
diuretica 15
behandelbeloop 32
doctor’s delay 21
behandeldoel 57
dysfagie 18
behandelfase 71
eetbui 97
behandeling 56, 64
–, uitstellen 98
behandelmodule 74
eetbuistoornis 17
behandelresultaat 29
eetdagboek 88
binge eating disorder 17
eetpatroon 87, 88
biologische factor 23
eetprobleem 13
BMI, zie Body Mass Index
eetstoornis 13
BN, zie boulimia nervosa
–, behandeling 56
Body Mass Index (BMI); 19
–, conceptualisatie van 48
boulimia nervosa 13, 16
–, functie van 50
–, DSM-IV-criteria 16
eetstoornis NAO, DSM-IV-criteria 17
–, niet-purgerende type 16
eetverslaving 18
–, purgerende type 16
eigenwaarde 40
braakfobie 18
Ellis 32
casusconceptualisatie 51, 72, 76
EMDR 100
CGT, zie cognitieve gedragstherapie
EMDR, zie Eye Movement Desensitization and
cognitie 84
Reprocessing
cognitief-leertheoretische model 9
emetofobie 18
cognitieve gedragstherapie (CGT) 30, 82
emotie 45, 100
cognitieve model van Beck 10
–, functie van 102
Cognitive Remediation Therapy (CRT) 46
emotie-educatie 101
comorbiditeit 20
emotie-expressie 106
compensatiegedrag 94
emotieregulatie 44, 101, 104
R. Beer, K. Tobias, Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis, DOI 10.1007/978-90-313-8761-8, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Register
141
etiologie 23
modificatiefase 112
experientie¨le techniek 86
modules
Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) 47, 100 Fairburn 37 Food Avoidance Emotional Disorder 18 functionele dysfagie 18
–, afbouwfase 117 –, middenfase 100 –, opbouwfase 80 motivatie 56, 64 –, extern vs intern 64
gedragsexperiment 116
motivatiecirkel 64
generalisatie 117
motivatiefase 64
genetische factor 23
motivationeel interviewen 64
gewichtsherstel 91
mythe 93
gezinstherapie 31
Nederlandse Multidisciplinaire Richtlijn Eet-
ghrelin 25
stoornissen 10
GOS-indeling, van eetproblemen 18
NICE-richtlijn 10
groepsbehandeling 60
Non-organic Failure to Thrive 19
G-schema 85, 108
obesitas 19
hormoon 25
onrust 106
hulpzinnetje 91
ontspanningsoefening 92, 126
hyperactiviteit 96
operante bekrachtiging 94
–, biologisch aangestuurd 96
orthorexia 27
–, cognitief gemedieerd 96
overeetstoornis 18
ideaalbeeld 27
patient delay 21
impulscontrole 36, 97
perfectionisme 36, 40, 115
in stand houdende factor 37
precontemplatiefase 66
incidentie, van AN en BN 21
preparatiefase 68
indicatie 56
prevalentie 21
individuele behandeling 60
probleemoplossing 115
kernopvatting 33, 85
protocol 10
kwetsbaarheid 106
psycho-educatie 81
laxantia 15
psychologische factor 25
leptine 25
purgeren 15, 95
lichaamsbeeld 42, 111
refeeding-syndroom 87
lichaamsbeleving 26, 42, 111
registratie 88, 98
lichaamssamenstelling 59
responspreventie 95
lijnen 27, 124
richtlijn
mandometermethode 47
–, APA 10
media 27
–, Nederlandse Multidisciplinaire 10
medicatie 31
–, NICE 10
meersporenbeleid 72
risicofactor
meetinstrument 61
–, algemeen 23
meten en wegen 12
–, specifiek 23
minderwaardigheid 36
risicogroep 22
misvatting 93
schaamte 36
142
Cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een eetstoornis
schema 35
terugvalpreventieplan 118
schemagerichte therapie 35
transdiagnostisch perspectief 9, 39
selectief eten 18
traumatische ervaring 45
self efficacy 41
verslaving 26
serotonine 24
voedingspatroon 90
slankheidideaal 26
voedselweigering 18
sociale factor 27
warmte 97
sociale vaardigheid 114
wegen en meten 12
stemming 26
werkrelatie 71
stikfobie 18
Young 35
stoppen met groeien 19
zelfbeeld 26, 39, 109, 129
streefgewicht 58
zelfbeeldcirkel 110
systeemtherapie 31, 59
zelfcontrole 38, 41
taxatiefase 112
zelfcontroletechniek 99
terugvalpreventie 117
zelfwaardering 26, 107