B I JL AG E 1 – BEVEILIGERS
REGELGEVING
(TOEZICHT
OP)
B O A’ S
EN
PA R T I C U L I E R E
Het toezicht op BOA’s, particuliere beveiligers en recherchebureaus is gebonden aan een aantal wetten en regels. Daarin staan ook verplichtingen voor de (BOA-)werkgever. In deze bijlage zijn de verplichtingen, taken, rollen en bevoegdheden nader omschreven. BOA’s zijn in beginsel geen integrale handhaver, maar zijn gericht opgeleid voor een specifieke taak en hebben beperkte opsporingsbevoegdheden. Zo controleren BOA’s de naleving van de Algemene Plaatselijke Verordeningen (APV) en sporen zij in dit verband strafbare feiten op. Te denken valt aan controleurs APV, controleurs openbare ruimte, stadstoezichthouders, marktmeesters, boswachters, jachtopzichters, sociaal rechercheurs, milieucontroleurs, leerplichtambtenaren, parkeercontroleurs en bouw- en woningtoezichthouders. Het aantal BOA’s onder direct toezicht van de korpschef politie Hollands Midden bedraagt ruim 160.
TOEZICHT De Hoofdofficier van Justitie is toezichthouder en ziet er – in algemene zin – op toe dat de BOA zijn taak bij de opsporing van strafbare feiten naar behoren vervult en op een juiste wijze gebruik maakt van zijn bevoegdheden. Hij geeft als toezichthouder advies aan de Minister van Justitie op een aanvraag voor een Categoriaal Besluit of de aanwijzing van BOA’s. Hij raadpleegt hiertoe betrokken functionarissen of instanties, waaronder in elk geval de korpschef van de betreffende politieregio. Specifieke aandachtspunten zijn: de noodzaak van opsporingsbevoegdheid, het gewenste domein, de gewenste bevoegdheden, het werkgebied en de verlening van geweldsmiddelen. Ook heeft de toezichthouder een taak bij de klachtafhandeling en het beoordelen van de kwaliteit en de passendheid van opleidingen. De hoofdofficier en de direct toezichthouder maken gezamenlijk afspraken over de wijze waarop toezicht en direct toezicht in onderlinge samenhang worden uitgeoefend. Toetsing van de noodzaak gebeurt op basis van het noodzaakcriterium. Volgens de BOA-circulaire is aan dit criterium voldaan “wanneer naar het oordeel van de Minister van Justitie, de opsporingsbevoegdheid noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van de betreffende persoon of de dienst waarbij deze werkzaam is, en een beroep op de politie voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden bezwaarlijk, niet mogelijk of niet wenselijk is.” Taken toezichthouder De toezichthouder houdt toezicht op het functioneren van de BOA in meer algemene zin, gerelateerd aan de eisen van de Wet en het Besluit Buitengewoon opsporingsambtenaren. Wat in ieder geval tot de taken van de toezichthouder behoort is het adviseren van de minister van justitie inzake aanvragen, het overleggen met de direct toezichthouder, het beoordelen van de noodzaak voor opsporingsbevoegdheid, opsporingsgebied, politiebevoegdheden en geweldsmiddelen, het adviseren inzake klachten over BOA’s en het (gevraagd en ongevraagd) verschaffen van inlichtingen ten aanzien van de betrouwbaarheid van BOA’s. DIRECT TOEZICHT De korpschef is direct toezichthouder. Hij adviseert de hoofdofficier en minister van Justitie inzake het al dan niet toekennen van Categoriale Besluiten en BOA-akten. Volgens de nieuwe BOA-circulaire dient de BOA-werkgever reeds vóór het doen van een aanvraag contact te zoeken met de direct toezichthouder en toezichthouder, om de voorgenomen aanvraag te bespreken. Hierdoor kan de minister sneller dan thans het geval is beslissen op de aanvraag. Ook bij het beëindigen, opschorten of intrekken van een akte van opsporingsbevoegdheid als gevolg van veronderstelde onbetrouwbaarheid, wordt de minister geadviseerd door de (direct) toezichthouder. De bekwaamheid blijkt uit het met goed gevolg hebben afgelegd van een door de minister goedgekeurd examen. De betrouwbaarheid van een beoogd BOA wordt door de Dienst Justis (Justitiële uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit en Screening) getoetst aan de verklaring omtrent het gedrag en aan het uittreksel uit de Justitiële documentatiedienst. Taken direct toezichthouder De direct toezichthouder draagt zorg voor een goede uitvoering van haar adviestaak en de afspraken ter borging van de kwaliteit van de opsporing door BOA’s. Het BBO beschrijft de taken en
1
bevoegdheden van de direct toezichthouder (artikel 36). Hieronder wordt een (niet-limitatief) overzicht 1 hiervan gegeven ; 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Het adviseren van de minister van Justitie inzake aanvragen en het toekennen van BOA-akten; Het beoordelen van noodzaak voor opsporingsbevoegdheid, opsporingsgebied, politiebevoegdheden en geweldsmiddelen; Het maken van een advies voor de hoofdofficier van Justitie over de noodzaak voor opsporingsbevoegdheid, opsporingsgebied, politiebevoegdheden, geweldsmiddelen en convenanten tussen werkgevers; Het beëdigen van BOA’s; Het plegen van overleg met de toezichthouder; Het toezicht houden op het algeheel functioneren van een BOA; Het toezicht houden op het uitoefenen van de bevoegdheden door een BOA; Het geven van aanwijzingen of het verkrijgen van inlichtingen als meerdere; Het zorg dragen voor onderricht aan een BOA; Het adviseren bij klachten over boa’s; Het toetsen en bewaken van de betrouwbaarheid van een BOA; Het afstemmen met omliggende politieregio’s bij regiogrensoverschrijdende werkzaamheden; Het adviseren van de minister van Justitie inzake het vervallen, beëindigen, opschorten of intrekken van een akte van opsporingsbevoegdheid.
Invulling taken direct toezichthouder In de samenwerking ligt de operationele regie bij de politie. Dit houdt in dat tussen partijen een goede communicatie wordt onderhouden, dat afspraken worden gemaakt over de uitvoering van het toezicht, dat prioriteiten worden aangegeven door de politie en aandachtsgebieden worden gemarkeerd en dat er een werkverdeling wordt gemaakt tussen de BOA’s en politiefunctionarissen per gebied. De korpschef van Politie Hollands Midden heeft de uitvoering van het directe toezicht op BOA’s gemandateerd aan de afdeling Bijzondere Wetten, i.c. de regionaal Bijzondere Wetten-coördinator. De focus ligt momenteel vooral op het administratief vastleggen, afhandelen en documenteren van de administratie betreffende de externe BOA 's. Te denken valt aan: het opmaken en indienen van adviezen rond nieuwe, in te trekken of te beëindigen BOA-aanvragen, het registreren van BOA-aktes, het zorg dragen voor de beëdiging, de registratie van klachten tegen en geweldgebruik door BOA’s, etc. Een aantal van de in het (gewijzigde) BBO genoemde taken komt hierdoor onvoldoende uit de verf. Zo blijft het contact met de werkgevers van BOA’s en de toezichthouder (OM) vaak beperkt tot bespreking van incidenten / klachten rond het optreden van individuele BOA’s. Hierdoor bestaat momenteel onvoldoende zicht op (de kwaliteit van) het functioneren van de BOA’s in het algemeen, de effectiviteit van hun inzet en consequenties daarvan voor het al dan niet continueren, uitbreiden of aanpassen van de inzet en/of bevoegdheid. Een verbeterplan voor deze activiteiten wordt spoedig opgesteld. BOA-W ERKGEVER De werkgever is verantwoordelijk voor het dagelijks functioneren van de BOA. Taken en verantwoordelijkheden: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Taakomschrijvingen maken met daarin de bevoegdheden per Domein; Kwaliteit van de werkzaamheden van de BOA’s bewaken; Handhaving afstemmen met politie en justitie; Aanvraag aanstelling BOA’s en het vragen van advies bij (direct) toezichthouder over voorgenomen wijzigingen in het takenpakket/bevoegdheden van de BOA; Jaarlijks (bij categoriale beschikking) een jaaroverzicht aanleveren aan de (direct) toezichthouder; Afschriften van klachten tegen BOA’s aanleveren bij de (direct) toezichthouder met evt. verzoek om advies.
Hierbij zijn de volgende zaken van belang: Aanvraag van BOA’s De aanvraag moet o.m. ingaan op de taakomschrijving, gewenste opsporingsbevoegdheden en evt. benodigde politiebevoegdheden / geweldsmiddelen (waartoe de noodzaak aangetoond moet worden). In de lokale driehoek moet overeenstemming zijn over het bestaan van een handhavingstekort. 1
Voor de volledigheid wordt hier verwezen naar (recent verschenen) Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar, bijlage AIII pagina 42 en verder.
2
Onderricht van / bijscholing aan BOA’s Naast de reguliere BOA-opleiding, draagt de werkgever zorg voor aanvullende opleiding / bijscholing die voor de uitvoering van specifieke taken nodig is. In bepaalde gevallen worden aanvullende bekwaamheidseisen gesteld door Justitie. Als de BOA ook politiebevoegdheden en geweldsmiddelen krijgt, geldt de verplichting tot het volgen van een IBT-training en het jaarlijks afleggen van de RTGBtoets (Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar). Informatiehuishouding Voorwaarde voor goed toezicht is de informatiehuishouding van BOA-werkgevers, waarin de (opsporings)werkzaamheden van de BOA worden geregistreerd. Op basis van het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BBO) kunnen eisen gesteld worden aan de registratiesystemen. Een goede registratie is ook gewenst om overzicht te houden in opsporingsactiviteiten in de regio en op de kwaliteit van de pv’s. Binnen de vast te stellen handhavingsarrangementen dient opgenomen te worden dat er maandelijks managementrapportages vanuit de BOA-werkgever richting de direct toezichthouder worden gezonden. Dit om de kwaliteit van de aangeleverde mini’s (bekeuringen) en processen verbaal te toetsen. Planning & Control De werkgever dient jaarlijks verslag te doen bij de direct toezichthouder over de inzet van de BOA’s, resultaten, geweldsmeldingen en klachten(-afhandeling). Wenselijk is dit jaarverslag ook te bespreken in de lokale driehoek. Als de gemeente de werkgever is, komt een en ander logischerwijs aan de orde in het vierjaarlijkse integrale veiligheidsplan. In de driehoek vindt afstemming plaats over de in te zetten handhavingscapaciteit. Op basis hiervan kan het plan duidelijkheid bieden over de inzet, werkwijze en de wijze van samenwerking met en informatie-uitwisseling tussen BOA’s en politie. Klachtenregeling De BOA-werkgever dient te voorzien in een klachtenregeling (art. 42 BBO). Hij stuurt terstond een afschrift van een klacht aan de toezichthouder en direct toezichthouder. Dit stelt de toezichthouder in staat om een oordeel te geven over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van de bevoegdheden als BOA. Ook kan de toezichthouder beslissen of het opportuun is om tot vervolging over te gaan. Het oordeel van de toezichthouder wordt in acht genomen door de werkgever bij de afhandeling van de klacht (conform Algemene wet bestuursrecht). Geweldsprotocol BOA’s die geweld hebben gebruikt dienen hier melding van te maken bij de politie en in bepaalde gevallen aan de officier van justitie volgens de ambtsinstructie i.v.m. artikel 8 lid 7 Politiewet 1993. De BOA-werkgever dient te voorzien in een Regeling Geweldsmiddelen. Vanwege uniformiteit is het te overwegen om in de regio een eenduidige regeling te hanteren. PA R T I C U L I E R E B E V E I L I G I N G E N – R E C H E R C H E B U R E A U S Op basis van de Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) houdt de politie toezicht op particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. De belangrijkste eisen in de regelgeving zijn de betrouwbaarheid en de bekwaamheid van leidinggevende(n) en personeel van deze organisaties. Deze eisen worden gesteld voor de toestemming tot het aanstellen van leidinggevende en personeel door de minister van Justitie en de korpschef. Daarnaast gelden specifieke kwaliteitseisen ten aanzien van o.m. de uniformplicht, het dragen van een legitimatiebewijs, het materieel en de uitrusting, de instructie van en controle op het personeel, de behandeling van klachten, de afstemming met de politie en het vaststellen van een privacygedragscode. Een beveiligingsorganisatie is een particuliere organisatie die is gericht op het verrichten van beveiligingswerkzaamheden. Het gaat om het bewaken van de veiligheid van personen en goederen of het waken tegen verstoring van orde en rust op terreinen en in gebouwen. Een recherchebureau is een natuurlijk persoon of rechtspersoon die met winstoogmerk recherchewerkzaamheden verricht, voor zover deze werkzaamheden worden verricht op verzoek van een derde, in verband met een eigen belang van deze derde en betrekking hebben op een of meer bepaalde natuurlijke personen. Recherchewerkzaamheden zijn het vergaren en analyseren van gegevens (art. 1 Wpbr).
3
Adviseren over vergunningverlening De Wpbr stelt eisen aan bedrijven die beveiligings- of recherchewerkzaamheden verrichten. Het is verboden zonder vergunning van de minister van Justitie een beveiligingsorganisatie en/of recherchebureau in stand te houden (art. 2). Overtreding van deze bepaling is strafbaar gesteld in de Wet economische delicten. De aanvraag voor de oprichting van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau moet door middel van een standaardformulier bij de minister van Justitie worden ingediend. De Dienst Justis neemt deze aanvraag in behandeling. De korpschef van de regio waar de hoofdvestiging van de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau is, adviseert op verzoek van de Dienst Justis de minister over de vergunningaanvraag. De korpschef moet nagaan of de aanvrager naar redelijke verwachting zal voldoen aan de bij of krachtens de Wpbr gestelde eisen en zal handelen in overeenstemming met wat van een goede beveiligingsorganisatie of een goed recherchebureau mag worden verwacht. De minister kan op grond van deze laatste bepaling een vergunning weigeren of intrekken terwijl een organisatie aan de specifieke eisen van de wet voldoet. De minister verleent de vergunning voor een periode van ten hoogste vijf jaar, die telkens kan worden verlengd. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot het waarborgen van een goede afstemming van de beveiligingsactiviteiten met de politie en aan overige genoemde onderwerpen. Deze onderwerpen zijn in de Regeling pbr uitgewerkt, zoals de opleiding van medewerkers, de vertrouwelijkheid van gegevens, de uitrusting en de behandeling van klachten. Verlenen van toestemming aan personen Het personeel van een beveiligingsbedrijf of recherchebureau moet toestemming hebben van de korpschef van de betreffende politieregio. Deze toestemming betreft al het personeel. De toestemming wordt onthouden indien de betreffende persoon niet beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid, die nodig is voor het te verrichten werk (art. 7 Wpbr, Regeling pbr en Circulaire pbr). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de betrokken persoon is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf (gebonden aan termijnen) of wanneer er relevante feiten en omstandigheden bekend zijn waardoor de betrokken persoon niet voldoende betrouwbaar of geschikt wordt geacht. De korpschef kan onder bepaalde omstandigheden van deze regels afwijken (hardheidsclausule). Voor het verkrijgen van de toestemming van de korpschef is ook vereist dat de betrokken persoon voldoet aan de gestelde eisen van vakbekwaamheid. De minister van Justitie heeft bepaald dat de beveiligers en particuliere rechercheurs een relevante opleiding moeten hebben afgerond. De toestemming geldt voor de duur van maximaal drie jaar en kan telkens met deze periode worden verlengd. De medewerkers moeten tijdens hun werkzaamheden een legitimatiebewijs bij zich dragen en op verzoek tonen. Op dit legitimatiebewijs is de geldigheidsduur van de toestemming aangegeven. Een leidinggevende van een particulier beveiligingsbedrijf of recherchebureau dient toestemming aan te vragen bij de Dienst Justis van het Ministerie van Justitie. Daarbij let deze dienst op betrouwbaarheid en bekwaamheid. Een antecedentenonderzoek wordt door de dienst zelf uitgevoerd. Justis vraagt bij de korpschef van de betreffende politieregio om inlichtingen en advies. De toestemming wordt verleend voor de duur van vijf jaar en kan telkens met deze periode worden verlengd. Voor de toestemming aan een leidinggevende is in de Circulaire pbr een apart hoofdstuk opgenomen. Daarin is aangegeven dat zal worden bezien of er over betrokkene relevante feiten en omstandigheden bekend zijn op grond waarvan kan worden aangenomen dat betrokkene niet voldoende betrouwbaar of geschikt is om leiding te geven aan een Beveiligingsorganisatie of recherchebureau. Toezicht en handhaving De politie is volgens de Wpbr belast met het toezicht op de naleving van de regelgeving en de opsporing van overtredingen. Dat is een taak ten dienste van de minister van Justitie, onder gezag van de Officier van Justitie. Voor het uitvoeren van het toezicht heeft de politie de bevoegdheid relevante inlichtingen in te winnen. Een beveiligingsorganisatie of recherchebureau dient de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Tevens is de politie bevoegd een particulier beveiligingsbedrijf of recherchebureau met een vergunning te betreden, met uitzondering van woningen.
4
De korpschef is bevoegd, indien dit in het belang van een goede politiezorg noodzakelijk is, aan een beveiligingsorganisatie of recherchebureau aanwijzingen te geven. De minister kan de korpschef algemene en bijzondere aanwijzingen geven in het kader van de uitvoering van de wet. De minister heeft in het geval van overtredingen van de Wpbr verschillende sanctiemogelijkheden. Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsontwerp Wpbr gaf de minister van Justitie een toelichting op de uitvoering van de taken door de politie. Hierbij bracht de minister naar voren dat het beleid is gericht op een zorgvuldige controle en toetsing vóóraf, dat wil zeggen voordat een vergunning wordt verstrekt en voordat nieuwe personeelsleden hun werkzaamheden gaan verrichten. Daarbij kijkt de politie naar antecedenten, veroordelingen, sepots, opgemaakte processen-verbaal en bij de Criminele Inlichtingeneenheid naar eventueel ‘zachte’ informatie over betrokken personen. De minister gaf tevens aan dat de handhavende taak van de politie in beginsel op eigen initiatief wordt uitgevoerd. Daarnaast kunnen klachten aanleiding zijn handhavende taken uit te voeren. Als er signalen zijn dat een bedrijf of een werknemer bij een bedrijf zich niet aan de gestelde regels houdt, dan biedt artikel 11 Wpbr de mogelijkheid om concreet onderzoek te doen.
5