1
30e jaargang
lente 2010
NVMP/AVV
NIEUWSBRIEF
G E Z O N D H E I D SZ O R G E N V R E D E S VR A AG S T U K K E N / A RT S E N VO O R V R E D E
Uit de inhoud Oorlog en gezondheid in The Lancet Symposium over klimaat en geweld Rudolf Escher (1912-1980) De studie van de hedendaagse oorlog Het Belgisch compromis
T. P H
AR CLEAR W
IN O
R
O
SF
FN U
YS I C I A N
/
GEZONDHEIDSZORG EN VREDESVRAAGSTUKKEN ARTSEN VOOR VREDE
IPPNW
TH
E P R E V E N TI O
N
Redactioneel NIEUWSBRIEF
NVMP/AVV
G E Z O N D H E I D S Z O R G E N V R E D E S V R A AG S T U K K E N / A RT S E N VO O R V R E D E
Uitgave van Artsen voor Vrede / AVV en de Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie ‘Gezondheidszorg en Vredesvraagstukken’ / NVMP Verschijnt vier keer per jaar.
Colofon Redactie M. Bakker A. Botzen-Gramsma H. D’aes J.M.G. van der Dennen (eindredacteur) H. van Iterson W. Kusters E.C. Mudde
Samensteller van de Engelse synopsis: P. M. Moll-Huber. Corrector: A. Mercx Redactie-adres Voor Nederland: per e-mail naar: Bosschastraat 17, 3514 HN Utrecht, telefoon: (030) 272 29 40, e-mail:
[email protected] Internet: www.nvmp.org Voor Vlaanderen: Hugo D’aes, Van Stralenstraat 10, 2060 Antwerpen, e-mail:
[email protected] Internet: http://users.skynet.be/artsenvoorvrede Europese website: http://www.ippnw-europe.org
Vormgeving / Druk Equipe Communicatie Collectief, Heerenveen Drukkerij Banda BV, Heerenveen Kopijsluiting Inleveren kopij voor 15 mei 2010. Bureau / Secretariaat Voor NVMP: Bosschastraat 17, 3514 HN Utrecht, telefoon (030) 272 29 40, e-mail:
[email protected] Voor vragen over en bestellen van medischpolemologische literatuur (artikelen, boeken, documentatiemappen), audiovisueel materiaal, symposiumverslagen en eerder verschenen Nieuwsbrieven. Postrekening bestellingen 55 52 587. Voor Artsen voor Vrede / AVV (Vlaanderen): J. De Loof, Karel van de Woestijnestraat 18, 9300 Aalst, telefoon: (053) 78 44 26. Lidmaatschap NVMP-lidmaatschap vanaf € 60,--/jaar. Postrekening NVMP: 43 95 340. Opzegging lidmaatschap uiterlijk 3 december. Artsen voor Vrede / AVV: het modale lidgeld bedraagt € 60,--/jaar. Bijdragen op rek.nr.: 429-8072731-15 of rek.nr. 001-1066890-63 van Artsen voor Vrede. Copyright Overnemen van artikelen uit de Nieuwsbrief is toegestaan met vermelding van de bron. Bij de voorplaat Global warming
/
GEZONDHEIDSZORG EN VREDESVRAAGSTUKKEN ARTSEN VOOR VREDE
2
ISSN 1389-0247
Op 19 februari, één dag voor het kabinet Balkenende struikelde over Afghanistan, was er groot nieuws op de Belgische radio en televisie: vier ex-excellenties roepen op tot een kernwapenvrije wereld.Te beginnen met onszelf, Europa. En impliciet: weg met de Amerikaanse kernbommen uit Kleine Brogel. Dat laatste wordt niet uitgesproken, want officieel liggen ze hier niet. Het zijn ook niet van de minsten, die hun brief in De Standaard publiceren: Guy Verhofstadt, Jean-Luc Dehaene, Louis Michel en – of all people – ex-NAVO-baas Willy Claes. Het was een blijde dag voor de vredesbeweging, die na tientallen jaren strijd eindelijk gelijk krijgt van de politici die ons voor naïeve idealisten hebben versleten. Een tikkeltje ironisch is het als je het manifest leest: geen enkel argument dat wij ooit hebben gebruikt ontbreekt hier. Dat het ongeloofwaardig is om andere landen kernwapens te ontzeggen als je ze zelf in bezit hebt. Dat de bommen hun functie hebben verloren na het einde van de Koude Oorlog. Dat de wereld er veiliger op wordt zonder kernwapens. Enzovoort. (*) Het blijft een merkwaardig fenomeen, hoe politici hun gezond verstand terugkrijgen als ze zich uit de actieve politiek hebben teruggetrokken. Heel wat Amerikaanse prominenten hebben dat al laten zien, denk maar aan Clinton, Kissinger of Schultz. Maar deze keer hebben we meer geluk: premier Leterme zegt zijn volledige steun toe. En alles werd wellicht in beweging gezet door de bevlogen toespraken van Obama. Wellicht geeft Amerika eindelijk groen licht om tot de ontmanteling van de Europese kernbommen over te gaan. De Nobelprijs
van Obama moet nog verdiend worden. Wij hopen samen met u dat het vijfspan Benelux-Duitsland-Noorwegen binnen de NAVO aan de kar zal trekken om deze mooie woorden in daden om te zetten. Het verwijderen van de kernraketten uit Europa is op militair-strategisch vlak peanuts. Symbolisch is het wel een belangrijke stap in het nog steeds dogmatisch nucleair denken van het bondgenootschap. Mogelijk wordt het ook de aanzet tot verdergaande en echt significante ontwapening. De Toetsingsconferentie van het Non-proliferatieverdrag, in mei 2010, wordt een echte toetssteen.Wij houden u op de hoogte. In deze nieuwsbrief gaat veel ruimte naar ‘Klimaat en Oorlog’, het thema van het voorbije wintersymposium van AVV en het onderwerp van een boek besproken door J. van der Dennen. Dat ook een gerenommeerd medisch vakblad als The Lancet aandacht besteedt aan Oorlog en Gezondheid blijkt uit een bloemlezing uit een van de januarinummers. E. Kusters onthult het geheim van het Belgisch compromis en C. Mudde wekt uw belangstelling voor muziek en films rond het thema ‘Vrede en Oorlog’. Naar goede gewoonte sluit A. Botzen dit nummer af met een selectie uit de tijdschriften. We wensen u veel boeiende leesmomenten met dit lentenummer. * De volledige brief van de vier excellenties kan u lezen op de website van Artsen voor Vrede (http://users.skynet.be/artsenvoorvrede). Hugo D’aes
Inhoud Oorlogsmuseum Romagne . . . . . . . . . . . 3
De studie van de hedendaagse oorlog . . 14
Woord van de NVMP-voorzitter . . . . . . 3
Interview Bertus Binsbergen (1921) . . . . 18
Praten (column) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Het Belgisch compromis . . . . . . . . . . . . 20
Oorlog en gezondheid in The Lancet . . . 6
Films . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Symposium over klimaat en geweld . . . 10
Uit de tijdschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Rudolf Escher (1912-1980) . . . . . . . . . . 13
Oorlogsmuseum Romagne
Woord van de NVMPvoorzitter wijd aanspreekt en zeker ook naar voren gebracht zal worden in de belangrijkste herziening van het NonProliferatieverdrag sinds 20 jaar in New York.
Carol de Jong van Lier Van het zacht gezegd betrekkelijke nut van oorlogsverschrikkingen werd ik mij weer eens bewust tijdens een bezoek aan het museum dat de Nederlander Jean-Paul de Vries heeft gesticht in Romagne-sousMontfaucon even over de Belgisch-Franse grens.
Herman Spanjaard U hoort bij de 1.000. Bijna duizend leden heeft onze vereniging, die meer dan 40 jaar bestaat.
Bij een rondleiding in zijn onafhankelijke museum lichtte hij onder meer toe dat de grenzen van 1870 nu weer ongeveer dezelfde zijn en dat ten einde dit opvallende doel te bereiken drie verschrikkelijke, allesvernietigende oorlogen nodig zijn geweest. Deze conclusie zou m.i. meegenomen kunnen worden wanneer er geargumenteerd moet worden over het wel of niet naar de wapens grijpen om
Buiten is het glad en ook in Den Haag gleed recent een kabinet uit. Over een kwestie die velen van ons al vanaf het begin verbaasde: verdedigen wij de Europese grens bij Peshawar? Desnoods met nucleaire wapens, als de NAVO dat gebiedt? Het lijkt de ideale plek om een nucleaire winter te veroorzaken. Het scenario is al vaker door IPPNW besproken: de relatie tussen nucleaire oorlog en nucleaire hongersnood. Want door het verdichten van atmosfeer zal onvoldoende zonlicht toetreden voor gewassen om te kunnen groeien. Een thema dat politici wereld-
een vermeend eigenbelang naderbij te brengen.
Gedurende tientallen jaren heeft de Vries in voormalige oorlogsgebieden, voornamelijk uit de Eerste Wereldoorlog, gezocht naar voorwerpen, menselijke resten en dergelijke en deze tot een gigantische collectie weten samen te voegen. Hij poogt de toeschouwers met zijn sobere presentatie tijdens de rondleidingen tot eigen conclusies te brengen.
Het is nu of nooit denken velen. Zal Obama de nucleaire ontwapening doordrukken die hij beloofde? Zullen anderen volgen? 2010 zal een memorabel jaar worden, waarin nucleaire wapens uit Nederland verdwenen terwijl kabinetten week in week uit debatteerden over teksten uit het verleden waarbij de semantiek van commentaren op rapporten de 150 Kamerleden en onze regering bezighielden terwijl ons land zichzelf regeerde.
Op de muur van mijn bijkeuken schreef ik ooit een tekst in de schildering die die muur siert: Er was oorlog en niemand ging er heen. Ik had dat gevoel in deze lange winter over ons geregeerde land. Hoe mooi zal ons voorjaar derhalve worden? Tulpen in New York. Aan de civil society zal het niet liggen: de Burgemeesters voor Vrede zullen er, zij aan zij met vele ngo’s zoals IPPNW, trachten de wereldleiders te bewegen nu echte stappen te zetten zoals Ban Ki Moon hen ook reeds prikkelde te doen.
Zullen die 40 jaren dan toch een kleine bekroning krijgen? *
Op korte loopafstand van zijn museum ligt een indrukwekkend Amerikaans kerkhof waar meer dan 14.000 Amerikaanse militaire slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog ter aarde zijn besteld. Een bezoek aan Romagne is aanbevelenswaard. Bekijk ook eens de website: www.romagne14-18.com. Het e-mailadres is:
[email protected].
3
2010: het jaar van IPPNW-wereldcongres te Basel. Een prachtig programma, waar 7 plenaire zittingen zullen zijn en een zeer breed palet aan werkgroepen, waaraan u actief kunt deelnemen. Zo dichtbij, dat moet toch weer eens leiden tot een grote Nederlandse delegatie! De laatste keer dat Nederland ruim vertegenwoordigd was ligt alweer 10 jaar achter ons: Parijs 2000. Schrijft u allen in via de Zwitserse website http://www.ippnw2010.org
Aangezien het in de zomermaand augustus plaatsvindt, is een combinatie met vakantie het meest waarschijnlijke en het Alpenland nodigt ook uit tot gezonde bergwandelingen. Ik hoop u in groten getale te mogen verwelkomen. De international council, zeg maar de General Assemblee, het hoogste orgaan van IPPNW zal tweemaal onder voorzitterschap van uw voorzitter bijeenkomen om te toetsen of the Board de afgelopen twee jaar naar behoren gefunctioneerd heeft en welke prioriteiten in strategie voor de komende twee jaar vastgelegd kunnen worden. Margreet Bakker zal als medeinternational councillor namens Nederland zitting hebben.
Algemene Ledenvergadering NVMP Op zaterdag 5 juni, 10.30 uur, in het WKZ te Utrecht. Noteert u de datum alvast?!
’s Middags is er een symposium: ‘Het groeiende risico op conflicten vanwege energietekorten en klimaatverandering’.
Wij hanteren daarbij twee invalshoeken: - de invalshoek van nucleaire vraagstukken, energietekorten en oorlogsrisico´s;
Het 19e Europese studentencongres vond in 2008 plaats in Amsterdam.
- de invalshoek van gezondheidseffecten door klimaatveranderingen en energie‘verschuivingen’ en de hierdoor toenemende oorlogsrisico's.
Van 8-11 april 2010 is het de beurt aan Oslo, Noorwegen.
20th IPPNW European Student Conference Nuclear Weapons Abolition Now!
Een aantal NVMP-studenten zal het congres bezoeken en verslag doen in deze Nieuwsbrief.
Oorlog om olie
4
Column
Praten Leon Wecke Praten is een essentiële bezigheid van de mens. We kunnen onze gedachten in klanken omzetten en wel zodanig dat we ze aan medemensen kunnen meedelen. Natuurlijk zijn er dan verschillende interpretaties mogelijk, afhankelijk van de inhoud van andermans brein. In het geval van dronkenmanspraat is er aan dat praten geen touw vast te knopen, maar soms kunnen woorden niet mis te verstaan zijn, zeker als de spreker met bepaalde handelingen die woorden ook nog kracht bij zet. Praten is pas zinvol als de ander ook luistert. Praten zonder luisterend oor van een ander is niet mogelijk.Voor praten moeten er minstens twee zijn. Praten met de vijand werd en wordt vaak vermeden. Het luisterend oor ontbreekt. De vijand, feitelijk slecht of als zodanig afgeschilderd, wordt niet vatbaar geacht voor als redelijk gepresenteerde argumenten. Het is dan ook veelal pas wanneer duidelijk is dat een van de conflicterende partijen aan het kortste eind trekt, zeg: aan het verliezen is, dat de bereidheid tot luisteren zich aandient. Maar ook hier zijn grenzen. ‘Beschaafde’ landen willen nog wel eens als stelregel hanteren dat men niet met de vijand en zeker niet met terroristen praat. Een nogal merkwaardige stelregel. In het verleden is immers veelvuldig en in bijna alle gevallen met de verfoeilijke, misdadige vijand gepraat om tot een uiteindelijke regeling en oplossing van het conflict te komen. Daarbij gold dat één of beide partijen tot het inzicht gekomen waren dat vrede meer in het eigen belang is dan vechten. Zo moesten de Fransen een voor hen hopeloze guerrillaoorlog in Algerije beëindigen door te praten met de terroristen om tot overeenstemming te komen. Ook voor de Verenigde Staten gold dat zij uiteindelijk met de ‘terroristen’ van de Vietcong, zij het in eerste instantie via een bemiddelaar, tot zaken en tot vrede moesten komen. Ook Nederland heeft haar laatste koloniale onderdrukkingsoorlog moeten beëindigen door een akkoord met de terroristen van voorheen te sluiten. Maar op dit moment staan westerse staten op het standpunt dat met Hamas, een organisatie die op de internationale terroristenlijst staat, niet te onderhandelen valt. Hoewel volgens westerse regels democratisch aan de macht gekomen mogen we, onder druk van Israël en de Verenigde Staten niet met Hamas praten. Minister Verhagen heeft dat onlangs nog eens bevestigd: ‘Met terroristen praten we niet’. Maar wat zijn terroristen? Wat is terrorisme? In mijn college over terrorisme begin ik wel eens met een teleurstelling voor het gehoor. Ik deel mee een teleurstelling in petto te hebben met de mededeling dat terrorisme niet bestaat. Hieraan voeg ik dan wel toe, dit ter geruststelling van een ieder die zijn brood met anti-terrreurmaatregelen belegt, dat er wél terroristen zijn, maar de moeilijkheid is wie voor dat beroep in aanmerking te brengen. De een zijn terrorist is immers de ander zijn vrijheidsstrijder en daarbij komt nog dat staten, zowel gezien hun verleden maar ook hun heden, in bepaalde gevallen evenzeer als ‘terrorist’
kunnen worden aangemerkt. Een definitie van een terrorist kan luiden: ‘iemand die door middel van geweld of het dreigen met geweld ten aanzien van onschuldigen en schuldiggeachten bepaalde doelen poogt te verwezenlijken’. Nu zijn er een tweehonderdtal definities van terrorisme in omloop: iedere regering, ministerie, inlichtingendienst en politieke organisatie heeft zijn eigen definitie. De helft van de wetenschappelijke auteurs op het gebied van terrorisme durft het betreffend verschijnsel niet te definiëren. Een universele definitie ontbreekt nog steeds. En dat is geen wonder, waar individuen en staten volgens diverse definities terrorist genoemd kunnen worden. De grootste terrorist van Nederland was indertijd Willem van Oranje, die met moordende geuzenbenden effectief het Spaans gezag wist te ondermijnen. En Soekarno was een terrorist, die we in een kamp opsloten om vervolgens een bevriend staatshoofd te worden, dat we niet straffeloos mochten beledigen. En wat te denken van Mandela, Begin en Arafat, alle drie Nobelprijswinnaars voor de Vrede en volgens velen geen onverdienstelijke terroristen in hun vroegere jaren. Misschien is de beste definitie van een terrorist: ‘iemand die door een regering terrorist genoemd wordt’. Met terroristen moet en kan in veel gevallen onderhandeld worden; niet alleen met Hamas, maar ook met de taliban. Natuurlijk is het probleem dat dé taliban niet bestaat, maar er verschillende groeperingen zijn. In elk geval moet een onderscheid tussen Pakistaanse en Afghaanse taliban gemaakt worden. De eerste is ideologisch meer gemotiveerd en de ander vooral door frustratie over zijn of haar situatie. Praten moet en kan als een of beide partijen tot de overtuiging zijn gekomen dat ze de overwinning wel kunnen vergeten. Maar een moeilijkheid is wel dat de verschillende strategieën en culturen impliceren dat men de strijdmiddelen niet goed kan vergelijken. Als de een in termen van onmiddellijk effect handelt en de ander de tijd van zijn leven en dat van de volgende generatie heeft, zal praten om tot een vergelijk te komen niet gemakkelijk zijn. Een eerste voorwaarde is in de huid van de ander te kruipen. Naar waarheid zijn intenties en gedrag te duiden en van daaruit is een analyse te maken van de gestelde eisen door de tegenstander. Er zullen onwerkelijke eisen zijn zoals een wereld geschapen naar hun voorkeur, maar ook reële politieke wensen, die te maken hebben met bijvoorbeeld het Midden-Oostenconflict, het beëindigen van een bezetting, het verlenen van economische steun. Praten met Hamas, praten met de taliban, en dat met het doel tot een regeling en uiteindelijk een oplossing te komen, is een volstrekt redelijke weg die door tot praten in staat zijnde wezens bewandeld dient te worden. Niet willen praten duidt op een autistische beeldvorming, een verkrampte stellingname, in feite een gebrek aan inzicht in de eigen menselijke vermogens om, anders dan met geweld, conflicten in de wereld op te lossen.
5
Oorlog en gezondheid in The Lancet Hugo D’aes Het kwaliteitsvakblad The Lancet besteedt frequent aandacht aan het thema oorlog en gezondheid. De uitgevers schrikken er ook niet voor terug om duidelijke standpunten in te nemen als het gaat om bescherming van burgers en respect voor de mensenrechten. In het nummer van 23 januari 2010 verschenen verschillende nieuwe studies, aangevuld met commentaarstukken, zodat we met recht van een ‘themanummer’ kunnen speken. De belangrijkste artikels worden hieronder samengevat.
Niet alleen wapens zijn dodelijk in een oorlog
Patterns of mortality rates in Darfur conflict, Olivier Degomme, Debarati Guha-Sapir, The Lancet, vol. 375, p. 294
Het aantal dodelijke slachtoffers in een oorlog is zeer vaak een bron van discussie. In het geval van het conflict in Darfur heeft dit belangrijke gevolgen. Hier zijn de sterftecijfers namelijk ook gebruikt voor politieke doeleinden, met als gevolg het arrestatiebevel tegen president Omar Bashir, die op zijn beurt de humanitaire hulp de deur wees. Indien men focust op het aantal doden en niet op de oorzaken ervan of de patronen, komt men wellicht tot verkeerde conclusies. Zo werden in diverse studies mortaliteitscijfers van een bepaalde periode geëxtrapoleerd naar de gehele duur van het conflict, zonder rekening te houden met oorzaakspecifieke mortaliteit of geografische spreiding en variatie. Indien men dit wel doet komt men tot een beter inzicht in de dynamica van een conflict. Twee onderzoekers van het CRED, (Centre for Research on the Epidemiology of Disasters, UCL, Brussel) bogen zich over de sterftecijfers in Darfur tijdens de periode sep-
6
tember 2003 tot december 2008 aan de hand van een grote hoeveelheid cijfermateriaal van verschillende bronnen. Zij analyseerden de veranderingen in de tijd van de totale en de oorzaakspecifieke mortaliteitscijfers en maakten een inschatting van het effect van ontheemding op de mortaliteit.
De totale sterfte bereikte een hoogtepunt einde 2003 – begin 2004, met een cijfer van 3,72 doden per 10.000 inwoners per dag, ongeveer tien maal hoger dan de verwachte mortaliteit (die in Darfur 0,30 tot 0,44 bedraagt) of bijna vier keer het alarmniveau van 1 overlijden per dag per 10.000 inwoners. Meer dan de helft van de doden in deze periode was rechtstreeks het gevolg van oorlogsgeweld. Hierna volgde een scherpe daling van de sterftecijfers en belandde het conflict in een typische fase van stabilisering, wat niet betekent dat de sterfte terug haar normale niveau bereikte. Ze bleef hoog tot minstens einde 2007 en wellicht tot einde 2008, maar meestal wel onder het alarmniveau. De totale gerapporteerde sterfte in de bestudeerde periode bedraagt bijna 500.000 doden, wat 210.000 tot 300.000 doden méér is dan men zou verwachten zonder oorlog. Het bijzondere aan deze studie is dat men deze conflictgerelateerde mortaliteit verder heeft opgesplitst en geanaly-
Vluchtelingenkamp
seerd. Zo blijkt uit de gegevens dat 80% van de doden niet het gevolg zijn van rechtstreeks geweld, maar van gewone ziekten zoals diarree. Bovendien bestaan er belangrijke verschillen tussen de vluchtelingen en bewoners die thuis hadden kunnen blijven. Het lijkt logisch dat de sterfte in deze laatste groep lager is, wat ook blijkt uit eerdere studies. Indien ze echter oorzaakspecifiek wordt onderzocht blijkt dat de mortaliteit door rechtstreeks geweld lager is in de vluchtelingenkampen, terwijl deze door andere oorzaken beduidend hoger ligt. Vluchtelingen worden immers beschermd tegen aanvallen, maar zijn het slachtoffer van besmettelijke ziekten ten gevolge van de omstandigheden waarin ze verblijven: overbevolking, slechte hygiënische omstandigheden, voedseltekorten. Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor het tijdsinterval juli 2006 tot september 2007. Toen was er sprake van toenemende onveiligheid en overvallen wat een nieuwe vluchtelingenstroom op gang bracht. Tevens werden heel wat hulpverleners teruggeroepen uit veiligheidsoverwegingen. De verhouding aantal vluchtelingen per hulpverlener steeg toen van 237 naar 346. De mortaliteit in deze periode stijgt gevoelig, maar bijna uitsluitend ten gevolge van niet-gewelddadige oorzaken (parameters: mortaliteit door diarree en kindersterfte).
voerd door humanitaire organisaties met beperkte middelen. Bovendien betreft het meestal (in 80%) nietgeweldgebonden chirurgische pathologie, zoals ongevallen, een keizersnede, een darmperforatie door tyfus of een wondabces. Veel van deze ingrepen zijn relatief eenvoudig en vereisen geen hooggespecialiseerd materiaal of personeel. De auteurs van dit artikel pleiten dan ook voor meer nadruk op chirurgische basiszorg door algemeen geneeskundigen en lageropgeleide heelkundigen.
Hulp aan vluchtelingen moet gemoderniseerd
Dokter in Darfur
Betrouwbare en actuele gegevens wenselijk
Estimating the number of civilian deaths from armed conflicts, Francesco Checchi ( Department of Infectious and Tropical Diseases, London School of Hygiene and Tropical Medicine), The Lancet, vol. 375, p. 256
In een commentaar wijst Checchi er op dat elk onderzoek in deze materie lijdt onder tekortkomingen door het schromelijk gebrek aan betrouwbare data. Zo werd slechts 16% van de getroffen bevolking in het onderzoek geïncludeerd en betrof het een retrospectief onderzoek, gebaseerd op interviews van families. Bij de kwaliteit van deze interviews, die de basis vormen van de cijfers, kan men eveneens vraagtekens plaatsen. De auteur pleit verder voor meer en beter onderzoek in real time met een snelle terugkoppeling naar de hulpverleners. De mogelijkheid bestaat dat de hulpverlening efficiënter was geweest indien de resultaten beschikbaar waren geweest op het moment van de catastrofe zelf. Donoren en hulporganisaties laten zich inderdaad leiden door mortaliteitsgegevens en zouden beter hebben kunnen inspelen op de noden van het moment. Het is weinig waarschijnlijk dat strijdende partijen zich door deze informatie zouden laten inperken, maar die zou dan niet
meer als ongeloofwaardig kunnen worden afgedaan. Rethinking surgical care in conflict, Kathryn Chu, Miguel Trelles, Nathan Ford, Medecins Sans Frontieres, The Lancet, vol. 375, p. 262
Chirurgie in conflictgebieden
Het beeld dat mensen hebben van chirurgie in oorlogsgebied is dat van de militaire arts die slachtoffers van bommen en wapens verzorgt, vaak met een zeer gespecialiseerde equipe en uitrusting. De realiteit in conflictgebieden is echter anders: het merendeel van de operaties wordt er uitge-
Soldaat als hulpverlener
Health-care needs of people affected by conflict: future trends and changing frameworks, Paul B Spiegel, Francesco Checchi, Sandro Colombo, Eugene Paik, The Lancet, vol. 375, p. 341
Dit artikel besteedt ruim aandacht aan de veranderde omstandigheden waarin vluchtelingen in conflictgebieden verblijven. De tijd van de gigantische overbevolkte kampen in het buitenland is voor een groot deel verleden tijd. Zo worden heel wat vluchtende mensen naar de grootsteden gedreven waar ze op ongeorganiseerde wijze naast de stadsbewoners leven, of zwerven ze her en der verspreid in uitgestrekte rurale gebieden, zoals bijvoorbeeld in Oost-Congo. Echte vluchtelingenkampen zijn efficiënter georganiseerd – de levensomstandigheden zijn er vaak beter dan eromheen.
Ook de pathologie is veranderd: waar in de grote kampen tijdens de acute fase massale sterfte optrad door cholera, shigella en mazelen zien we nu meer problemen met HIV, tuberculose en ook chronische niet-infectieuze aandoeningen zoals diabetes of kanker, wat een weerspiegeling is van de veranderende populaties. Uiteraard blijven besmettelijke diarree, longontsteking en neonatale sterfte in deze omstandigheden een zware tol aan mensenlevens eisen. De auteurs gaan uitgebreid in op de details van deze evolutie en formuleren een plan voor hulpverlening aan vluchtelingen dat aangepast is aan de veranderde omstandigheden. In
Vervolg op pagina 8
7
Vervolg van pagina 7
essentie gaat het om 4 actiepunten: ten eerste, gezondheidszorg voorzien voor mensen in moeilijk toegankelijke conflictgebieden; ten tweede, de aanpak van chronische ziekten; ten derde, de gezondheidszorg verbeteren in de grootstedelijke vluchtelingenwijken; en tenslotte, een adequaat systeem van monitoring dat de vluchtelingenpopulaties, hun verspreiding en samenstelling, hun ziekten, mortaliteit en gezondheidsbehoeften inventariseert.
Zieke en gewonde soldaten in Irak en Afghanistan
Diagnoses and factors associated with medical evacuation and return to duty for service members participating in Operation Iraqi Freedom or Operation Enduring Freedom: a prospective cohort study, Steven P Cohen e.a., The Lancet, vol. 375, p. 301
Er zijn vele manieren om medisch ongeschikt te raken aan het front. Verwondingen kunnen al dan niet het gevolg zijn van een gevecht, maar ook diverse infectieziekten, pijnsyndromen en psychiatrische stoornissen zijn redenen om naar het ziekenhuis te worden gestuurd. Deze studie onderzoekt de dossiers van de 34.000 Amerikaanse soldaten die tussen januari 2004 en december 2007 werden geëvacueerd van het front in Irak (Operation Iraqi Freedom) en Afghanistan (Operation Enduring Freedom) en opgenomen werden in het militaire hospitaal van Landstuhl, Duitsland. Voor elke militair werd geregistreerd welke ziekte of verwonding (ICD-9-CM-code) de primaire reden was van de evacuatie en of hij na behandeling al dan niet terug naar het front kon.
Een eerste opvallende vaststelling is dat oorlogsverwondingen over de onderzochte vier jaar slechts 14% van de diagnosen uitmaken. Zij worden ruim overtroffen door ziekten van het bewegingsstelsel (24%), vaak sportblessures door training of ontspanning. Neurologische stoornissen (10%), psychiatrische aandoeningen (9%) en rugklachten (7%) vervolledigen de top 5. (In de Eerste Wereldoorlog waren de drie voornaamste aandoeningen: ziekten van het adem-
8
BEWEGINGSSTELSEL GEVECHTSWONDEN NEUROLOGISCH RUGKLACHTEN
PSYCHIATRISCH
2004
2005
2006
2007
23
27
23
23
9
9
11
13
16 6 5
13
8 8
14
9
11
12
6
14
Tabel: Aandeel van de meest voorkomende aandoeningen bij geëvacueerde soldaten (in %)
halingsstelsel, infecties en ziekten van maag en darm. Tijdens WO II en de Koreaanse oorlog werd de derde plaats ingenomen door kwetsuren andere dan gevechtswonden. De Golfoorlog zette blessures en aandoeningen van het bewegingsstelsel op de eerste plaats.)
Er is een verschuiving in de frequentie van de aandoeningen naarmate beide oorlogen langer duurden (zie tabel). Het meest opvallend is het stijgend aandeel van de psychiatrische stoornissen, van 5% in 2004 naar 14% in 2007. Dit heeft ongetwijfeld te maken met het cumulatieve effect van de combat stress over 4 jaar.
Na behandeling keert slechts 21% van de gewonde of zieke mannen terug naar het front, voor de vrouwen is dit 37%. Hoe hoger de graad van de militair, hoe groter de kans dat hij terugkomt. Diagnosen die een herneming van de dienst het minst waarschijnlijk maken zijn oorlogsverwondingen (97% keert niet terug) en psychiatrische stoornissen (92%). (Opmerking: de standaardmaatregel bij deze diagnosen is om niet naar het front te worden teruggestuurd. Het is ook begrijpelijk dat officieren liever geen manschappen met een psychiatrische diagnose op missie sturen.) Bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten wordt extra aandacht besteed aan de psychiatrische ziektebeelden. De meest voorkomende diagnosen zijn depressie of bipolaire
stoornis (35%), stressreacties waaronder PTSS (25%) en traumatisch hersenletsel (6%). Psychiatrische stoornissen zijn erg frequent, ondanks de aanwezigheid van de mental health teams die het grootste deel van de acute psychische trauma’s onder handen nemen en die er in slagen om de meeste manschappen terug gevechtsklaar te maken. Tenslotte komen ook soldaten met rugklachten meestal (87%) niet terug na hun evacuatie en behandeling. De auteurs wijzen op het verband tussen rugpijn en psychische aandoeningen zoals angst, depressie en PTSS.
Intrafamiliaal geweld in conflictgebieden
Association between exposure to political violence and intimate-partner violence in the occupied Palestinian territory: a cross-sectional study, Clark e.a., The Lancet, vol. 375, p. 310 e.v.
Oorlogssituaties zijn een kader waarin geweld tegen vrouwen gemakkelijk optreedt. Denken we maar aan de verkrachtingen waar talloze vrouwen in vele oorlogen het slachtoffer van worden. Slechts weinig onderzoek werd gedaan naar de invloed van oorlog op het voorkomen van intrafamiliaal geweld, van mannen tegen hun eigen vrouwen dus. Om deze leemte op te vullen gebeurde het volgende onderzoek in de Palestijnse bezette gebieden van de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Van 3.500
gehuwde vrouwen werden interviews afgenomen. Aan de ene kant peilde men naar de mate waarin hun mannen het slachtoffer waren geweest van politiek geweld. Het geweld was ‘rechtstreeks’ indien de man zelf slachtoffer was geweest van fysieke of economische schade door de bezetting. Dit was het geval in 8% van de gezinnen. ‘Onrechtstreeks’ geweld had betrekking op schade berokkend aan gezinsleden of naaste familieleden: bij 20% ging het om andere gezinsleden of schade aan het eigendom, bijna de helft van de gezinnen (48%) werd ook economisch getroffen door de bezetting.
Aan de kant van de uitkomstvariabelen werd de mate van geweldpleging gemeten. 37% van de respondenten gaf aan geen enkele vorm van geweld te ervaren in het huwelijk. Daarentegen had 37% van de vrouwen te lijden onder (enkel) psychologische agressie, terwijl 15% en 11% het slachtoffer waren van respectievelijk fysieke agressie en seksueel geweld. Nagenoeg alle vrouwen die fysiek of seksueel geweld rapporteerden, leden ook onder psychologisch geweld.
Kindslachtoffer in Gaza
De analyse van de gegevens onderzocht de correlatie tussen politiek en intrafamiliaal geweld en leverde de volgende bevindingen op: vrouwen van wie de man rechtstreeks slachtoffer was van politiek geweld hadden 43% méér kans om psychologisch geweld te ervaren, terwijl de kans op fysieke of seksuele agressie verhoogde met respectievelijk 89% en 123%, dit alles in vergelijking met vrouwen wier echtgenoot niet persoonlijk had geleden onder politiek geweld. Onrechtstreeks geweld op de familie verhoogde de kansen op fysieke en seksuele agressie op de vrouw met respectievelijk 61% en 97%. Economische schade aan het gezin tenslotte deed psychologisch geweld met 40% toenemen, fysiek geweld met 51% en seksueel geweld met 55%, hoewel dit effect alleen in de Gazastrook, niet op de Westelijke Jordaanoever, werd gemeten. Dit onderzoek toont dus aan dat blootstelling aan politiek geweld het risico verhoogt op psychologisch, fysiek en seksueel intrafamiliaal geweld bij gehuwde vrouwen in Palestijns bezet gebied. Bij de interpretatie van de resultaten worden hiervoor diverse verklaringen geopperd. Het ‘feminis-
tisch’ perspectief is hier relevant: de traditionele rolverdeling in deze patriarchale cultuur veronderstelt dat de man het gezin onderhoudt en beschermt. In een toestand van bezetting en politiek geweld zijn er factoren waardoor de man deze rol niet kan waarmaken. Frustratie leidt dan tot geweld tegen de zwaksten: de vrouwen en kinderen. Geweld zou voor mannen ook een manier kunnen zijn om zijn machtspositie te herstellen.
Ook vanuit psychologische hoek zijn er verklaringen mogelijk: zowel depressie als PTSS (posttraumatisch stresssyndroom) worden frequent gerapporteerd in Palestina, als gevolg van politiek geweld en van vernedering. Beide zijn belangrijke oorzakelijke factoren van partnergeweld. Er zijn ook zeer specifieke elementen in de Palestijnse situatie, zoals de beperking van de familiale contacten door de bezetting (denken we aan de controleposten die het verkeer belemmeren of aan de muur), waardoor vrouwen de bescherming van hun familieleden verliezen. Tenslotte is blootstelling aan geweld tijdens de kinderjaren een risicofactor voor het later ontwikkelen van agressie tegen de partner en tegen de kinderen. De cyclus van het geweld is hiermee rond gemaakt.
In een commentaarstuk (Domestic and political violence: the Palestinian predicament, The Lancet, vol. 375, p. 259 e.v.) schrijven medewerkers van de Palestijnse Birzeit universiteit dat deze studie nog maar eens aantoont dat intrafamiliaal geweld niet los kan gezien worden van de maatschappelijke context, in dit geval de Israëlische bezetting. Dat de Palestijnse overheid niet voldoende optreedt tegen de geweldplegers heeft verschillende oorzaken, waaronder de zeer beperkte bevoegdheden van de Palestijnse autoriteit en de afwezigheid van Palestijnse jurisdictie in het grootste deel van Palestina. *
9
21 november 2009
Symposium over klimaat en geweld Jef De Loof Op 21 november 2009 organiseerde 'Artsen voor Vrede' een symposium over klimaat en geweld. In zijn inleiding wees Hugo D'aes op de complexiteit en de snelle evolutie van de vluchtelingenproblematiek met toenemende onveiligheid, schending van de mensenrechten, armoede en werkloosheid. Het klimaat is een bijkomende factor. Door de geleidelijke opwarming nemen droogte en woestijnvorming, overstromingen en orkanen toe, wat een oorzaak is van bijkomende migratie.
Klimaatvluchtelingen komen niet in aanmerking voor bescherming. Voorwaarden voor erkenning als vluchteling zijn: zich buiten de eigen landsgrenzen bevinden, vervolging vrezen omwille van ras, nationaliteit, sociale situatie, religie of politieke mening. Een klimaatvluchteling hoort er niet bij. Vluchten omwille van klimatologische factoren is eerder een reden voor afwijzing. Hoofdspreker was Jonas Slaats, die naast zijn activiteiten in verband met de vredesproblematiek de jongste tijd vooral bezig is met de ecologische en sociale gevolgen van de klimaatsverandering. Zijn lezing gaat over oorlog en geweld als gevolg van de verwachte klimaatswijziging.
De IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change), een afdeling van de Verenigde Naties, verzamelt alle onderzoeksgegevens over de hele wereld in verband met het klimaat. Ze laten ons nu al duidelijk zien dat de negatieve gevolgen van de klimaatsverandering zich vooral in het zuiden zullen voordoen, maar ook hier bij ons voelbaar zullen zijn. De klimaatgegevens worden politiek gefilterd. De meeste wetenschappers en politici gaan akkoord met de opwarmingstheorie, maar sommigen noemen ze onzeker,
10
enkelen betwisten ze. Al jarenlang horen we hetzelfde verhaal, maar de oplossing staat los hiervan. Anderen hechten meer belang aan de komende schaarste. Olie, grondstoffen, de totale energieproductie zullen over zoveel jaren niet meer volstaan om aan onze behoeften te voldoen. Dit is een realiteit die echter minder dreigend is omdat ze zich geleidelijk zal instellen zodat we wel genoodzaakt zullen zijn er te gepasten tijde rekening mee te houden. De gevolgen van de opwarming van de aarde moeten vandaag aangepakt worden omdat het morgen te laat zal zijn. Vandaag, op een moment dat we er nog niet zoveel hinder van ondervinden.
De sociale gevolgen van deze opwarming zullen het grootste probleem worden. Dit krijgt echter het minst de aandacht. Het is haast alsof men er van uitgaat dat de wereld blijft voortbestaan, met of zonder mensen. Dat de volgende generaties, onze kleinkinderen, er haast zeker zwaar onder zullen lijden, misschien geleidelijk zullen verdwijnen, lijkt onbelangrijk. Als de opwarming verder gaat, zullen de problemen toenemen. Medische problemen door verhoogde kwetsbaarheid, overstromingen door zeespiegelstijging. Orkanen en droogte zullen frequenter voorkomen en heviger zijn dan voorheen. Traditionele leefpatronen zullen verdwijnen. Groeiende competitie omwille van grondstoffenschaarste zal lokale conflicten en instabiliteit van staten tot gevolg hebben, terwijl ongekende migratiestromen internationale conflicten zullen uitlokken, wat zal leiden tot verhoogde preventieve defensiemaatregelen met overbewapening. Dit gaat onze fossiele grondstoffen en energiebronnen, waarvan legers de grootste verbruikers zijn, nog sneller doen afnemen. Het wordt een vicieuze cirkel van geweld en tegengeweld, waarbij de sterksten uiteindelijk het langst zullen 'lijden'.
Bij al dat geweld zullen kernwapens misschien toch nog bruikbare wapens
zijn. Je kunt er in één klap massa's lastposten mee uitschakelen. In Hiroshima vielen als gevolg van de explosie van één kleine atoombom 70.000 doden. Darfur, de Noordpool en Bangladesh laten ons nu al een aantal aspecten zien van de gevolgen van de opwarming van het klimaat.
Bangladesh
Bangladesh is met zijn 114 miljoen inwoners het dichtst bevolkte land ter wereld en een van de armste. 80% van de bevolking verdient er minder dan € 2,- per dag. Heel wat land verdwijnt nu al door de stijging van de zeespiegel. Een groot deel van Bangladesh ligt onder de zeespiegel. Door het smelten van de gletsjers op het Himalayagebergte is het klimaat er totaal ontregeld. Het aantal overstromingen en orkanen neemt toe. Buiten het regenseizoen kampt men er met droogte. In 2007, na een periode van zware overstromingen, orkanen, droogte en een zware cycloon verminderde de landbouwopbrengst met 13% en werden 11/2 miljoen huizen verwoest. Mensen slaan op de vlucht naar Pakistan, Afghanistan en India, landen met politieke instabiliteit. India treft nu al zware maatregelen. Het meest arme bevolkingsdeel is de meest kwetsbare groep. Tegen 2050 verwacht men in het Zuid-Aziatisch gebied 150 miljoen klimaatvluchtelingen. De gevolgen op dit terrein worden zelden besproken. Klimaatproblemen kunnen katalyserend werken. Reeds bestaande religieuze conflicten zullen toenemen. In de getroffen gebieden is de islam de snelst groeiende religie. Het islamitisch probleem, reeds gepolariseerd door media en politici, zal toenemen. De huidige verschuiving van afname van internationale oorlogen met toenemen van interne conflicten zal doorgaan. De ergste en langdurigste conflicten zullen zich voordoen in de derde wereld.
Religieuze conflicten
Situaties zoals in Darfur, waar uitdroging van de bodem en uitputting van de grondstoffen het grote probleem zijn en interreligieus uitgevochten worden, zullen meer en meer toenemen. Wapens zullen geleverd worden door de rijkere landen. België zal hier zeker aan zijn trekken komen. - Een belangrijke bijkomende factor is ons consumptiepatroon, gebaseerd op business' rules, not ethics. Het is een lineair groeiend systeem in een eindige wereld. Als de hele wereld ons consumptiepatroon zou volgen, dan had je drie tot vijf planeten nodig om hieraan te voldoen. De zwaar energieverslindende vleesconsumptie is het grootste probleem. In India, dat vroeger een vegetarisch land was, wordt meer en meer vlees geconsumeerd.
Ons consumptiepatroon
- Komt daarbij de ontbossing. In het Amazonewoud worden per minuut 2000 bomen gekapt, een terrein zo groot als zeven voetbalvelden. - Het groeiend watertekort is een factor die meer en meer invloed zal hebben op de stabiliteit van regio's. Hierover bestaan twee opvattingen:
Droogte
ngo's stellen dat iedereen recht heeft op water, de zakenwereld beschouwt water als een verkoopbaar, een commercieel middel, in niets verschillend van andere koopwaar.
toestand met toepassing van het oorlogsrecht uit te roepen. Enkel het inzetten van een troepenmacht van 65000 man bracht de situatie geleidelijk weer onder controle. 25000 bewoners van de stad zijn na evacuatie niet meer teruggekeerd. En dat alles niettegenstaande dat het een te verwachten ramp was, waarvan het scenario al uitgeschreven was in 2001 en verschenen in het tijdschrift Scientific American. Rampen worden ingepast in het wij/zij, meerdere/mindere systeem (Pat Patfoort). Geweld wordt beantwoord met tegengeweld, escalatie is de regel, normen zijn niet van toepassing.
- Het Westen kan moeilijk omgaan met rampen. Denken we aan de orkaan Katrina die in 2005 over Florida trok en voor het eerst een westerse moderne stad, New Orleans, voor 80% en tot 7,60 meter diep onder water zette. Door het uitvallen van de elektriciteit kon het water niet weggepompt worden. Van enige gecentraliseerde praktische aanpak was geen sprake. Opvang van de slachtoffers was onder alles. Plunderingen met escalatie van geweld waren zo erg dat men er aan dacht de oorlogs-
Hoe gaan we om met conflicten?
- Consumptie is in handen van de zakenwereld. De reclame creëert problemen en zegt met welke producten je ze kunt oplossen. Je haar, je huid, je kleren zijn niet conform, je moet er iets aan doen. De grootste directe slachtoffers zijn zij die moeilijk aan hun basisbehoeften kunnen voldoen. Onze westerse wereld blijft oorzaak van klimaatproblemen. Het systeem zorgt zelf voor meer druk op het systeem.
- Door militarisering, strengere grensbewaking en meer en meer inschakelen van privébedrijven, die werken zonder politieke bemoeiing. Alleen al in 2003 heeft de Amerikaanse regering 3512 contracten met private beveiligingsfirma’s afgesloten.
- Door het buiten de grenzen houden van de migratieproblemen, zoals door oprichten van vluchtelingenkampen
Vervolg op pagina 12
11
Vervolg van pagina 11
in Noord-Afrika. Door verstrengen van de migratiewetten. In Nederland vereist men kennis van het Nederlands vooraleer men binnen mag. In Frankrijk is er het return quotum, een bepaald aantal dat elk jaar terug moet. In andere landen wordt gedelegeerd naar rechtsautoriteiten.
Oost-Afrikaanse milieuvluchtelingen
- Door het wegwerken van morele dissonantie langs de media en langs ideologische beïnvloeding. Men slaagt er in belangrijke gebeurtenissen weg te moffelen, zoals tijdens de dictatuur en de genocide door Pol Pot en de Rode Khmer in Cambodja in de zeventiger jaren. Het anticommunisme kwam uitvoerig in de media, over de gebeurtenissen in Cambodja werd gezwegen.
- Een gebrek aan referentiekader maakt het inschatten van rampen moeilijk. De mondiale dreiging van de klimaatproblemen, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn, wordt door minimaliserende naïeve maatregelen ontkracht. Het psychologisch effect werkt desoriënterend.
- Intussen krijg je een versterking van het wij/zij effect met verrechtsing van
Olietanker gestrand
12
de maatschappij. Angst wordt aangekweekt en dialoog komt pas na het uitmoorden.
- Zo kom je tot shifting baselines, tot een crisissfeer, met geleidelijk aanvaarden van schijnoplossingen, waarbij men 'bommendragers' denkt te bestrijden door inperking van de privacy met meer camera's en elektronische naaktfoto's.
- Veronderstelde dreigingen worden uitvergroot en misbruikt om onevenredige maatregelen te treffen. Zo werd de angst voor het communisme aanleiding tot het ontwikkelen van een onzinnige hoeveelheid kernwapens tot en met de uiterst gevaarlijke inzet voor een pre-emptive strike. Ook een verkeerd aangebrachte heisa in verband met het klimaat zou averechts kunnen werken en leiden tot overdreven angst en onaangepaste maatregelen.
Op politiek vlak moeten we in de eerste plaats de gepaste politieke maatregelen treffen op diverse terreinen, zoals preventief bespreken van de opvangmogelijkheden voor klimaatvluchtelingen, in plaats van eindeloos debatteren over de definitie van het begrip vluchteling. Meer en betere hulp verlenen aan de derde wereld met verzachting en aanpassing van de samenwerkingsvoorwaarden.
Wat kunnen we er aan doen?
Op technologisch terrein door groene energie te ontwikkelen, door het uitwisselen van technologie met de derde wereld. Groen heeft meer economische incentives nodig. Er moet vermeden worden dat groen niet
Oil blood tank
overgenomen wordt door de zakenwereld, die ons huidig consumeren wil omzetten in groen consumeren, wat zeker niet de oplossing is.
Moeilijke barrières zullen moeten overwonnen worden. De economie is westers gericht, met dominantie van de bestaande productielijnen. De politiek is traag en gericht op onmiddellijke problemen. Een langetermijnvisie is niet opportuun voor politici, het kan hen stemmen kosten… Sociaal-economisch komt er ook tegenwind. Ons huidig economisch systeem is immers gebaseerd op permanente groei, wat in tegenspraak is met een beperking van de consumptie.
In het persoonlijk leven kan iedereen zijn bijdrage leveren door in zijn verbruik rekening te houden met fair trade, recycling en bio-producten, en door zijn ecologische voetafdruk te beperken. Door het aanpassen van zijn levenswijze, niet alleen met minder consumeren, maar ook door het aanpassen van zijn gedragspatroon met meer aandacht voor geweldloosheid, doorbreken van het wij/zij denken en herbronnen van de spiritualiteit.
De levensprioriteiten beperken tot het bevredigen van de eigen behoeften is niet alleen asociaal, maar dikwijls oorzaak van stress. *
Tijdens zijn lezing verwees Jonas Slaats naar het onlangs verschenen boek van Harald Welzer: 'De klimaatoorlogen - waarom in de 21ste eeuw gevochten wordt’ - Ambo/Anthos Amsterdam (2009) - ISBN 978 90 263 2184 9. Verspreiding voor België: Veen Bosch en Keuning, Wommelgem.
Componisten en het thema ‘Oorlog en Vrede’
Rudolf Escher (1912-1980): Le vrai visage de la paix (1953) tekst in één stem(groep) te houden en de andere stemmen op een vocaal of consonant te laten zingen. Daardoor wordt een grote helderheid bereikt. Het gaat volgens Escher in de muziek net als in het leven: om harmonie en evenwicht. Weinig muziek is zo doordacht harmonisch als die van Escher.
Christien Mudde Rudolf Escher, geboren te Amsterdam, woonde van zijn vierde tot zijn negende in Batavia, waar zijn vader werkte als geoloog. De graficus Maurits Escher was een halfbroer van zijn vader, de precisie zat de familie als het ware in de genen. Na terugkeer in Nederland bezocht Rudolf het gymnasium te Leiden, maar besloot na vier jaar om naar het conservatorium te gaan. Hij was een getalenteerde jongeman, schreef gedichten, aquarelleerde en schilderde maar besloot zich uiteindelijk volledig aan de muziek te wijden. Na zijn studies piano in Keulen volgde hij compositie aan het Rotterdams Conservatorium bij o.a.Willem Pijper. Zijn muziek sluit aan bij die van Ravel, Debussy en Mahler, maar ook bij de (Nederlandse) middeleeuwse polyfonisten en die uit de renaissance, zoals Ockeghem en Lassus. Ook het gregoriaans en gamelanmuziek hebben hem beïnvloed. Kenmerkend is de grote precisie waarmee hij werkt. In zijn vocale muziek draait het om de dictie en de melodie: muziek moet verstaanbaar en begrijpelijk zijn. Daarom sloot hij zich niet aan bij de atonale stroming van zijn tijd (Schönberg), omdat volgens hem het menselijk oor dit niet meer kan volgen. In 1977 ontving hij de Johan Wagenaarprijs voor zijn hele oeuvre.
Escher maakte het bombardement van Rotterdam mee, bijna zijn gehele oeuvre tot die tijd ging daarbij verloren. De oorlog had grote invloed op zijn ontwikkeling. Zoals Leo Samama schreef in 1992: “… zijn psyche werd gevormd door het destructieve geweld van Teutoonse laarzen, door de ondergrondse activiteiten, zijn medewerking aan De Vrije Katheder en zijn compo-
Rudolf Escher
sitorische werk”. Zelf schreef hij over die tijd in een brief aan Jan en Lot Schouten van 11 februari 1941: “… mogen jullie gerust weten, dat ik, vooral na de belevenissen in Rotterdam in Mei verleden jaar de innerlijke waarden van mijn werk (ik bedoel speciaal: van het werk, dat ik beoefen: de scheppende kunst) veel intenser onderga dan voordien. Het is werkelijk een antidotum tegen de moreel-vernietigende uitwerking van zulk helsch geweld.” Nog in de oorlog schreef hij Musique pour l'esprit en Deuil (muziek voor de ziel in rouw), een werk voor orkest. Hij kreeg in 1946 de Muziekprijs van de Stad Amsterdam voor dit werk en in 1953 schreef hij in opdracht van deze zelfde stad het werk, waar het hier om gaat: Le vrai visage de la paix. De tekst is van de Franse dichter Paul Éluard, pseudoniem voor Eugène Grindel, een Frans surrealist, die deelnam aan de Spaanse burgeroorlog en dit gedicht schreef in 1951 bij een lithografie van Picasso. Escher’s voorliefde voor de Franse taal kan gezien worden als een reactie op de ‘Teutoonse laarzen’.
De compositie is een extatische lofzang op een menselijk leven in vrede en gerechtigheid, getoonzet voor 8-stemmig koor a capella. Het is een uiterst zorgvuldig gecomponeerd stuk, waarbij een heldere dictie wordt bereikt door ofwel alle stemmen synchroon op de consonanten te laten klinken, ofwel de
Hier volgen enkele strofen van de tekst, die bestaat uit in totaal 29 korte strofen: Le visage de la paix -Paul Eluard:
I Je connais tous les lieux où la colombe loge Et le plus naturel est la tête de l’homme II L'amour de la justice et de la liberté A produit un fruit merveilleux Un fruit qui ne se gâte point Car il a le goût du bonheur
en verderop:
IX L’homme en proie à la paix a toujours un sourire Après tous les combats pour qui le lui demande XI Vaincre s’appuie sur la fraternité XII Grandir est sans limites XIII Chacun sera vainqueur XIV La sagesse pend au plafond Et son regard tombe du front comme une lampe de cristal (dit laat Escher door alle hoge vrouwenstemmen zingen) XXIV Nos chansons appellent la paix Et nos réponses sont des actes pour la paix. XXVI L'architecture de la paix Repose sur le monde entier
Het hele werk is met ander vocaal werk van Escher opgenomen op Stemra disc (DDD 92057) door het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Ed Spanjaard. Aanbevolen! *
13
Deel XVII
De studie van de hedendaagse oorlog
J.M.G. van der Dennen In de rapportage van Jef de Loof over de conferentie ‘Klimaat en geweld’ wordt herhaaldelijk verwezen naar het boek De klimaatoorlogen van prof. Harald Welzer. Daarom hierbij een samenvatting van de voornaamste argumenten van Welzer’s tamelijk zwartgallige en verontrustende werk. De strijd om drinkwater, etnische zuiveringen, burgeroorlogen in de armste landen en eindeloze vluchtelingenstromen bepalen ons beeld van de toekomst. De conflicten van de 21ste eeuw gaan niet meer over ideologieën of politieke systemen, maar in de eerste plaats over de toegang tot natuurlijke hulpbronnen als water, olie, gas en vruchtbaar land. Aldus de achterflap van het boek. Welzer betoogt dat de gevolgen van de klimaatveranderingen niet zozeer leiden tot een bedreiging van de territoriale veiligheid van landen en tot internationale oorlogen, in elk geval in eerste instantie. Ze bedreigen veel meer de overlevingsomstandigheden van mensen door gebrek aan drinkwater, achteruitgang van voedingsmiddelenproductie, verhoogde gezondheidsrisico’s en de beperking van leefruimte door landdegradatie en overstromingen. Daaruit resulteren internationale geweldsconflicten, burgeroorlogen, volkerenmoorden en migraties.
14
Over ecologische problemen zoals bodemdegradatie, schaarste van hulpbronnen en wateroorlogen wordt al sinds de publicatie van Het Rapport van de Club van Rome Grenzen aan de Groei van gedachten gewisseld. Maar pas sinds kort worden de ecologisch-sociale verbanden in de conflicten tussen veeteeltnomaden en sedentaire landbouwers in Nigeria, Ethiopië of Kenia en in de volkerenmoorden in Rwanda en Darfur waargenomen. Er moet echter duidelijk op gewezen worden dat eenvoudige verklaringen tekortschieten: geweldsconflicten zijn altijd een product van meerdere parallelle en ongelijktijdige ontwikkelingen. Maar de structurele conflictoorzaken zoals denationalisatie, het ontstaan van geweldsmarkten, de uitsluiting of uitroeiing van bevolkingsgroepen worden door ecologische problemen en het verdwijnen van hulpbronnen zoals grond en water versterkt en versneld. Aanvullende problemen veroorzaakt bodemverzilting, die de gecultiveerde en cultiveerbare oppervlakten verder vermindert en migratiebewegingen veroorzaakt. Directe veroorzaker van Harald Welzer geweld kan bijvoorbeeld de zoektocht naar nieuwe weidegrond of landbouwgrond zijn, omdat de oude niet genoeg oogst meer opbrengt. Dat leidt dan tot conflicten met andere groepen, en niet de ecologische achteruitgang op zich. Hetzelfde geldt voor het in de toekomst toenemende aantal grensconflicten die ontstaan door het verdwijnen van gewassen die voorheen natuurlijke grenzen vormden. Ook de door milieuveranderingen veroorzaakte binnenlandse migraties veroorzaken aanzienlijke conflicten en zijn
eveneens een indirect geweldsgevolg van de klimaatverandering. Tegenwoordig zijn er wereldwijd naar schatting 24 miljoen binnenlandse vluchtelingen. Een ander probleem is de dreigende instorting van de veiligheidssystemen. Naast de toename van het aantal en de intensiteit van wervelstormen, vloedgolven en perioden van droogte bedreigt vooral het stijgen van de zeespiegel de ontwikkelings- en overlevingskansen van veel gebieden in de wereld. Natuurrampen vernietigen vaak ook grote delen van bestaande infrastructuren, waardoor recursieve effecten (het ‘Droste-effect’) ontstaan: verkeers-, verzorgings- en gezondheidssystemen worden duurzaam verzwakt, wat de overheid destabiliseert. Een ander probleem vormen infectieziekten en voedingsproblemen. De uitbreiding van infectieziekten en het toenemen van ondervoeding zullen een gevolg van de klimaatverandering zijn. De gezondheidssituatie wordt natuurlijk in z’n geheel door het schaars worden van watervoorraden getroffen. De regio in Afrika ten zuiden van de Sahara beschikt op dit moment over de slechtste drinkwatervoorziening wereldwijd, en elke verbetering wordt door de groeiende schaarste aan hulpbronnen bemoeilijkt. Het tot nu toe sterkste effect van de klimaatverandering in Afrika is het verminderen van de neerslag, vooral in West-Afrika. Bodemdegradatie, verwoestijning, extreme weersomstandigheden zoals droogte en overstromingen, en toenemende waterschaarste belemmeren vooral in droge en semidroge gebieden reeds vandaag de productiviteit. Deze tendens zal in de toekomst versterken. Een andere toekomstige conflictoorzaak ontstaat door het opdrogen van rivieren en het verdwijnen van meren. Uit deze sociale gevolgen van kli-
maatverandering ontstaan de volgende conflictscenario’s: • Het aantal lokale en regionale geweldsconflicten om het gebruik van grond en de toegang tot drinkwater zal stijgen. • De transnationale migratie zal groeien, net als het aantal binnenlandse vluchtelingen, wat geweld op zowel lokaal als regionaal niveau naar zich toe trekt. • Het krimpen van meren, het opdrogen van rivieren, het verdwijnen van bossen en natuurreservaten zal grensoverschrijdende hulpbronconflicten veroorzaken. • Aanpassingsmaatregelen aan klimaat-
veranderingen (bouw van dammen, water onttrekken aan rivieren en onderaardse waterreservoirs) in het ene land zullen problemen in het andere land met zich meebrengen, wat weer internationale conflicten veroorzaakt. Daarbij komt dat conflicten in de internationale handel in hulpbronnen en energiebronnen zoals diamanten, hout, olie of gas zullen toenemen. Omdat geweldsconflicten, zoals gezegd, de neiging hebben om een eigen dynamiek te ontwikkelen en te escaleren, worden gevolgproblemen opgeroepen, die van hun kant alleen door het gebruik van meer geweld lijken te overwinnen.
De klassieke internationale oorlog is tegenwoordig niet erg in trek, maar er zijn drie ontwikkelingstendensen die voor een opleving van internationale oorlogen zouden kunnen zorgen: • De internationale grondstoffenmarkten en de verzorgingsinfrastructuren – vooral gaspijpleidingen – vormen een uiterst gevoelig gebied van ‘gemondialiseerde onzekerheid’. Aanslagen op pijpleidingen, raffinaderijen, bruggen, enzovoort, behoren tot de tactieken van het internationale terrorisme en lokale rebellengroepen; Nigeria en Irak zijn daarvan de duidelijkste voorbeelden. Dit soort aanvalsscenario’s is ook in Oost-Europa, waar gaspijpleidingen een hele serie landen doorkruisen, niet onwaarschijnlijk. • Geweldsconflicten om fundamentele grondstoffen, zoals water, zullen in de toekomst aanzienlijk in omvang toenemen. In 2050 zullen twee miljard mensen onder de waterschaarste lijden; de sombere prognoses gaan zelfs uit van tot zeven miljard. In verband met de waterproblemen ontstaat een nieuw conflictscenario; door het uitdrogen van binnenzeeën waardoor territoriale grenzen lopen, wordt het plotseling onduidelijk hoe ver de territoria van landen die ooit aan het water grensden lopen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het Tsjaadmeer en het Aralmeer. • Ten slotte levert het smelten van de Arctische en Antarctische ijsmassa’s een scenario voor toekomstig geweld. De onder het ijs vermoede enorme grondstoffenvelden zullen al snel toegankelijk zijn, en het is al lange tijd omstreden wie de rechten heeft om ze te exploiteren. Aanleidingen voor nationale en internationale geweldsconflicten zullen dus in de toekomst niet minder worden. De klimaatverandering schept niet alleen nieuwe redenen voor geweldsconflicten, maar mogelijkerwijs ook nieuwe vormen van oorlogen, die in het kader van de klassieke oorlogstheorie helemaal niet voorzien zijn. De klimaatverandering is een onderschat, en tot nu toe zelfs verregaand onbegrepen sociaal gevaar, terwijl er Vervolg op pagina 16
15
Vervolg van pagina 15
toch vandaag al milieugerelateerde sociale conflicten, klimaatoorlogen en veiligheidsmaatregelen bestaan: 1. Klimaatoorlogen vinden al plaats in regio’s en onder omstandigheden waarin denationalisatie en het bestaan van particuliere geweldsmarkten de normale situatie zijn. Elke negatieve verandering van milieuomstandigheden in zulke regio’s biedt nieuwe gelegenheden en ruimte voor geweldsondernemers en daarmee het gevaar dat de oorlog verduurzaamt en de betreffende grenzen overschrijdt. 2. Gevolgen van de klimaatverandering, zoals bodemdegradatie, overstromingen, gebrek aan drinkwater, stormen, enzovoort, beperken overlevingsruimten en -kansen en intensiveren bestaande probleemsituaties. De asymmetrie tussen de bevoordeelde en benadeelde landen groeit. 3. De klimaatveranderingen van kwetsbare samenlevingen alsmede de waarschijnlijkheid van het geweld dat hieruit voortvloeit zullen de vluchtelingen- en migratiebewegingen doen toenemen, zowel nationale als grensoverschrijdende migraties. Beide trekken meer geweld aan. 4. Grensoverschrijdende migraties bereiken de eilanden van voorspoed en stabiliteit in West-Europa en Amerika en zorgen ervoor dat de betrokken overheidsinstanties hun veiligheidspolitiek moeten intensiveren en hun beveiliging moeten versterken. Dat leidt op het niveau van de buitenlandse politiek tot grensbeveiligingsstrategieën, waarbij enerzijds wordt geprobeerd grensconflicten verder naar buiten te verplaatsen en anderzijds de geweldsmiddelen bij grensschendingen toenemen. 5. Het met de mondialisering van de moderniseringsprocessen groeiende terrorisme zal door klimaatgerelateerde ongelijkheid en onrechtvaardigheid worden gelegitimeerd en versterkt. 6. Dat veroorzaakt een voortdurende stijging van de controlebehoeften van het land. De vrijheid vermindert, terwijl het gemonopoliseerde geweldsniveau stijgt. 7. Nieuwe rechteloze ruimten, die als gevolg van de oorlog tegen de terreur zijn ontstaan, verhogen het niveau van landelijk uitgevoerd geweld en openen maatschappelijke achtertone-
16
len voorbij de normen van de rechtsstaat. Het gebruik van geweld verplaatst; misdadig feitenmateriaal wordt naar de periode vóór de daad verschoven. 8. Shifting baselines veranderen de probleemwaarneming en de acceptatie van oplossingsvoorstellen en maatregelen. Normaliteitsstandaards en normen verschuiven. 9. Deze processen werken op elkaar in. Groeiende aantallen vluchtelingen, verscherpte veiligheidsinspanningen, internationals hulpbronnenconflicten, enzovoort, veroorzaken autokatalytische effecten. Plotselinge milieurampen brengen de oplossingscapaciteiten in OESO-landen (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) en jonge industrielanden aan hun grenzen, in instortende samenlevingen hebben ze een vernietigend effect. Daaruit resulterende gevoelens van dreiging en stress leiden tot onvoorspelbare reacties. Uit dat alles ontstaat een scenario dat de mondiale figuratie van de samenlevingen in z’n geheel treft en onder druk zet; verschillende vormen en intensiteiten van spanningen en gebruik van geweld zullen het gevolg zijn. Welzer benadrukt herhaaldelijk dat klimaatveranderingen (of klimaatafhankelijke veranderingen) geen directe oorzaak van dodelijke conflicten vormen (waarbij vooral aan bur-
geroorlogen, de tegenwoordig dominante vorm van oorlog, gedacht moet worden) maar meer het uitgangspunt, of versterking van bestaande conflictoorzaken, of verscherping van bestaande ongelijkheden. Hij laat zich ook nauwelijks uit over de (ultieme) oorzaken van klimaatveranderingen, zoals fluctuaties in zonneactiviteit, precessie-, obliquiteits- en excentriciteitscycli, evenmin als over de rol van de mensheid (uitstoot CO2) hierin.
Tot besluit Welzer noemt de nog steeds voortdurende volkerenmoord in Darfur, WestSoedan, de eerste klimaatoorlog. “Wat de westerse toeschouwers in eerste instantie als stammenconflict tussen ‘Arabische ruitermilities’ en ‘Afrikaanse boeren’ beschouwden, ontpopte zich bij nader inzien als een oorlog van een regering tegen haar bevolking, waarin de klimaatverandering een bepalende rol speelt” (p. 77). Dit is, in een macrohistorische context, wellicht te kortzichtig. Tenminste één zorgvuldig gedocumenteerd voorbeeld van gewelddadige conflicten als gevolg van klimaatverandering betreft de Anasazi (of Kayenta), de voorouders van de huidige Pueblo-Indianen in het zuidwesten van wat nu de Verenigde Staten van Amerika is. Archeologische vondsten in deze regio tonen geen spoor van geweld tot omstreeks het jaar 1200. Rond 1150 begon het klimaat
in dit deel van de VS te veranderen, hetgeen resulteerde in droogte, verwoestijning, bodemerosie en afnemend landbouwareaal. Na 1260 zijn er in deze regio in overweldigende mate sporen gevonden van oorlogen, bloedbaden en kannibalisme. Dit is slechts één voorbeeld van grootschalig geweld als gevolg van klimaatverandering. Het is niet ondenkbaar dat klimaatveranderingen ook ten grondslag lagen aan verschijnselen zoals de
grote volksverhuizingen en de enorme geweldsgolven die daarmee gepaard gingen. Nog slechts enkele jaren geleden was het bon ton onder conflictwetenschappers om wateroorlogen en andere ecologisch/klimatologisch-gerelateerde dodelijke conflicten eenvoudigweg te ontkennen. Deze (uit)vluchtweg is nu, mijns inziens, hermetisch afgesloten.
Klimaatverandering is van alle tijden. Het ene interglaciaal volgt op de andere ijstijd. Zelfs minieme fluctuaties in gemiddelde temperatuur kunnen rampzalige gevolgen hebben (denk bijvoorbeeld aan de kleine ijstijd in Europa van de vijftiende tot de negentiende eeuw). Een indirect effect van klimaatverandering op conflicten, dat overigens niet door Welzer wordt genoemd, zou het volgende scenario kunnen opleveren: (a) een gunstig klimaat leidt tot een bevolkingsexplosie; (b) de populatie stort vervolgens in elkaar door burgeroorlogen of (c) migratiegolven leiden tot externe conflicten. Dit is, in een notendop, de geschiedenis en het onvermijdelijke lot van de mensheid zoals geanalyseerd door Steven LeBlanc en Katherine Register in hun boek Constant Battles: The Myth of the Peaceful, Noble Savage (2003). Een ecologisch-demografisch evenwicht is, voor mensen zowel als andere dieren, een illusie. * Welzer, Harald (2009). De klimaatoorlogen. Waarom in de 21ste eeuw gevochten wordt. Ambo, Amsterdam. Oorspronkelijke titel: Klimakriege. Wofür im 21. Jahrhundert getötet wird. Fischer Verlag, Frankfurt a. Main, 2008.
Hendrick Avercamp: IJsvermaak
17
Interview
Bertus Binsbergen (1921) vooral bij de medische faculteit. Na je doctoraal moest je maanden tot een jaar wachten om aan je coschappen te kunnen beginnen. In die wachttijd deed Bertus een tropencursus. Na het artsexamen ging hij (inmiddels met vrouw en kind) naar Oegstgeest om daar, samen met zijn vrouw, intern een cursus van drie maanden voor zendingsarts te volgen. Bertus vrouw, verpleegkundige, komt uit een religieus liberaal ‘vredesnest’: zij heeft twee broers die dienstweigeraar waren.
Akke Botzen Het echtpaar Binsbergen ontving mij in hun gezellige voororlogse huis in een groene wijk van Meppel. Bertus, 88, vertelt over zijn levensloop, waar veel polemologische momenten in verweven zijn. Moeder was onderwijzeres, vader predikant bij NH gemeenten (Leerbroek, Mastenbroek, Muiden) als ‘Gereformeerde Bonder’. Vaders geest was te vrij voor dit benauwde klimaat. Hij vertrok in 1930 met zijn gezin naar toenmalig Nederlands-Indië, te weten Makassar, eveneens in de functie van predikant. Bertus was toen 9 jaar. Hoe eng het geestelijke klimaat destijds was, demonstreren de verwijten die vader vanuit Nederland kreeg omdat hij naast psalmen ook gezangen liet zingen. Hij leefde vanuit de houding dat de manier waarop je je opstelt, afhangt van de gemeenschap waarin je leeft. Hij hield niet van rigide posities. Vader overleed in 1934, zijn vrouw bleef achter met zes kinderen. Het gezin keerde terug naar Nederland. Bertus was toen 13 jaar oud.
Ouderlijk huis
1939. Het was vlak voor het uitbreken van WO II. Bertus wilde aanvankelijk fysica studeren, gebiologeerd door het nieuwe aspect: kernenergie. Maar hij voelde toen al de (nucleaire) dreiging van een eventuele Duitse bezetting en vreesde dat hij met die discipline wel eens in verkeerd vaarwater zou kunnen raken. Zijn keuze werd medicijnen, ingeschat als moeilijker, maar met de onderliggende gedachte ‘dat je mensen kunt helpen los van politiek’.
Beroepskeuze
Intussen was Nederland bezet. Voor toelating tot de universiteit was het noodzaak een verklaring van loyali-
Bezetting
18
Nederlands-(Papoea-) Nieuw-Guinea
Bertus Binsbergen
teit aan de Duitsers te tekenen. Deed je dat niet, dan was het óf onderduiken, óf tewerkstelling in Duitsland. Bertus koos voor het laatste, om te voorkomen dat tegen zijn moeder, een weduwe met zes kinderen, represailles zouden volgen. In Stuttgart werd hij aanvankelijk ingedeeld bij de wapenindustrie, maar als door een wonder kon een groepje medici gevormd worden. Deze mannen hadden het lef het opgedragen werk te weigeren en erop aan te dringen hen medische arbeid te laten verrichten. Eigenlijk tot hun verbazing en vooral tot verbazing van het dociel geworden Duitse personeel, heeft die houding gewerkt en kon de groep in een ziekenbuis gaan werken. Het werd toen al duidelijk dat er ook goede of gematigde Duitsers waren. Deze mensen, maar ook een foute figuur, vroegen later aan de Hollanders om een niet-naziverklaring. Die kregen ze, echter niet de foute administrateur. Na twee jaar terug in Nederland, moesten de tewerkgestelden een herroeping van hun verklaring tekenen en daarmee waren ze ‘gezuiverd’.
Lef
In Nederland was er inmiddels een stuwmeer van wachtende studenten,
1945 en later
Gezien de toenmalige werkloosheid onder artsen vertrok Bertus na zijn tropencursus met vrouw en kind in 1954 naar Indonesië, te weten Nederlands-(Papoea-)Nieuw-Guinea. De mensen daar waren christenen, in tegenstelling tot de rest van Indonesië, en de Nederlanders welgezind. Zij waren daar trots op: “wij zijn saja djoega kristen” (wij komen omhoog op de sociale ladder). Op het eilandje Doom waren nauwelijks nog Papoea's. Het zat vol met Chinezen (toko's), Indische Nederlanders en Europeanen (bestuur). In het zendingsziekenhuisje werkten 2 artsen en 3 verpleegsters (allen Nederlanders). Het gezin verbleef daar drie jaar (‘kort-verband’) tot 1957. Ze hebben daar van alles opgezet en met name, met steun van de VN, een forse aanzet gegeven voor het uitroeien van framboesia, hetgeen na hun vertrek voor 100% werd voltooid. Helaas komt het iets terug. In 1957/1958 maakte Bertus (zonder gezin) een reis van drie maanden rond de wereld als scheepsarts, op hetzelfde schip (de Sibajak van de Rotterdamse Lloyd) als dat waarop hij met zijn ouders als 9-jarig jongetje naar Makassar vertrok. De passagiers waren mensen die hun geëmigreerde kinderen overal ter wereld gingen bezoeken. Terug nam het schip spijtoptanten mee. Daarna was het moei-
Framboesia
zaam zoeken naar een medische baan. Terug in Nederland kon Bertus een plattelandspraktijk in Nijeveen overnemen, toen 1500 zielen, maar snel groeiende. Een groot gebied over twee provincies waar hij een soort duizendpoot was. Tot het laatst (1985) deed hij vele bevallingen (er was geen vroedvrouw). Hij was er gemeentearts en deed als zodanig van alles: lijkschouwingen, schoolartsendienst, consultatiebureaus voor zuigelingen en kleuters. Hij stopte in 1985, na 27 jaar praktijk, vanwege zijn leeftijd. Ondanks zijn drukke praktijk kon B toch aandacht en tijd vrijmaken voor vredesactiviteiten. Verontrusting over oorlogsdreiging werd vooral concreet tijdens zijn huisartsenjaren. Hem stoorde de houding van het Nederlandse Rode Kruis, in tegenstelling tot die van het Internationale Rode
Vredeswerk, NVMP
Wijnand Rutgers en Bertus Binsbergen
Kruis. De Nederlandse afdeling was loyaal aan Defensie en faciliteerde zo de oor Framboesia log. Het boek van Verdoorn, die hij ook persoonlijk ontmoette, maakte veel indruk. Roorda was negen jaar lang de huisarts van het gezin Binsbergen, toen bij hun nog niet bekend als potentieel NVMPer.
Via zijn zendingsartsopleiding had Bertus contact met Verdoorn en Wennen. De patiënten gaven geen openlijk commentaar op B’s vredesactiviteiten, zoals posters, meelopen in demo’s en geven van lezingen. Ze spraken er wel over met zijn vrouw, zonder commentaar, een beetje gegeneerd. “Het is tóch een goeie dokter”. Het echtpaar toont een foto van het praktijkhuis met affiche voor het raam.
Groepjes verontruste artsen vergaderden tien keer per jaar in Assen en of in De Pepperbox in Utrecht. Via Verdoorn en het Rode Kruis kwam Bertus in aanraking met Meursink. Deze gaf later zijn hele 'actieboekenvoorraad' aan B, die het later inbracht bij de NVMP in Nijmegen. Bij de oprichting van de NVMP in 1969 is Binsbergen niet geweest. Zijn drukke praktijk liet dit niet toe. Wel was hij van 1981 tot 1986 penningmeester. In die periode kreeg de NVMP zijn eerste en huidige gironummer, wat nodig was voor het regelen van de paginagrote advertentie door artsen in 1980 tegen de kernwapens. De NoordNederlandse groep verloor door overlijden Joost Meyboom en Piet Rot. In 1979 schreef Bertus een stuk in de Meppeler courant over de kernwapens. In 1981 hield hij diverse lezingen.
Later betrok de Pepperboxgroep ook ‘conflicthantering’ erbij. Zo hield de groep in 1991, samen met IPPNWleden, in Wales een congres over dit thema. Bertus was 20 jaar commandant van de plaatselijke colonne en kreeg bij die gelegenheid in Meppel een zilveren penning opgespeld. Hij nam de gelegenheid te baat de NVMP te noemen in de tot hem gerichte toespraak. Er werd waardering uitgesproken voor zijn onafhankelijke standpunt over de Nederlandse afdeling. Deze had, in tegenstelling tot het Internationale Rode Kruis, nauwe banden met Defensie en als zodanig, een faciliterend effect op oorlog.
Rode Kruis
Afscheid van zijn actieve rol in de NVMP
In 2006 hield Bertus een lezing naar aanleiding van 30 jaar NVMP en ter gelegenheid van zijn afscheid, waarin hij de geschiedenis van de vereniging memoreert, van Verdoorn tot de 'Bom op Boston', de advertentie, de noodwet, het WCP, de oprichting van de IPPNW, het studiecentrum, de werkgroepen, samenwerking met andere beroepsgroepen. En waarin hij zich afvraagt waardoor de boodschap onvoldoende overkomt. Wordt de aankomende generatie nog wel bereikt? Hoopgevend zijn Global Healh Education en Mayors for Peace.
De laatste jaren is het echtpaar vooral gericht op concrete positieve contacten zoals Kerk en Vrede, IKV, de vredeskrant, demonstraties op tweede Kerstdag en aangesloten bij een Basisgroep, verwant aan het Boeddhisme en destijds ontstaan naar aanleiding van de opstanden in ZuidAmerika. Er zijn (autonome) afdelingen in het hele land. En heel dicht bij huis: muziek (viool, zang) kinderen en kleinkinderen.
P.S.: Angst voor afluisterpraktijken was er ook al in Bertus jeugd. Vader was radioamateur en had een ontvanger aangebracht op een paal bij de pastorie. De mensen waarschuwden elkaar als ze daar langs kwamen. “Most nait vloekn, domnee kent heurn”. *
19
Het Belgisch compromis Edward Kusters In een gemeenschap van mensen zijn conflicten onvermijdelijk. Deze kunnen worden opgelost door het recht van de sterkste, ofwel door onderling overleg waarbij met geven en nemen een zeker evenwicht wordt bereikt. Het doel is veelal de schade zoveel mogelijk te beperken en mogelijks alle deelnemers wat voldoening te geven. In België bestaan er drie voorname bronnen van conflicten. Ten eerste de religie. Jarenlang stonden de roomskatholieken en de niet- of andersgelovigen als kemphanen tegenover elkaar. Dan de taalproblematiek. Het land telt drie talen: Nederlands, Frans en Duits. Tenslotte zijn er – zoals in elk land – conflicten over de verdeling van de verworven welstand. Het Belgisch compromis is een begrip geworden. Het is anders dan de compromismodellen in andere landen, zoals bijvoorbeeld het polderen in Nederland. Het pacificatiemodel wordt hier op een ongewoon hoog niveau getild. Wat het hogeschoolrijden is voor het paardrijden is het Belgisch compromis in de politiek. Wat maakt het zo bijzonder? Hoe is het gegroeid? Waaruit bestaat het? Eerste pogingen Het gebruik van de methode was al vóór het bestaan van België gekend. Een mooie beschrijving vond ik op de weblog van een zekere Girardo (1 maart 2008) naar aanleiding van het schilderij de Kruisafneming van P.P. Rubens. In het begin van de 17de eeuw besloten de kolveniers, die geacht werden met hun karabijnen in tijden van oorlog de stadsmuren te bemannen, een schoon schilderij te bestellen voor hun altaar in de kathedraal van Antwerpen. Zij klopten hiervoor aan bij de beste schilder van de stad, Pieter Paul Rubens, met de vraag of hij geen werk voor hen kon maken met centraal hun patroonheilige, de
20
heilige Christoffel, bekend als de reus die het kleine Christuskind op de schouders draagt. Voor Rubens was dat geen probleem. Spierbundels en reuzen, het was helemaal zijn ding.
Maar dan begon het kerkelijk bestuur van de kathedraal moeilijk te doen. Christoffel zou nooit hebben bestaan. Dat was geen probleem, mochten er geen arrogante protestanten bestaan. Die waren weliswaar een paar decennia tevoren manu militari uit de Scheldestad verjaagd, maar ze lachten zich nog altijd een breuk om de katholieken met hun waslijst aan onbestaande heiligen. Onbestaand, maar daarom niet minder populair. De kolveniers wilden absoluut hun Christoffel. Maar ook het kerkbestuur hield voet bij stuk. Zij wilden niet voor aap staan, of toch niet méér dan nodig. Naarstig werd er naar een compromis gezocht. Christoffel, luidt dat in het Grieks niet Christophorus? En Christophorus, dat betekent toch: ‘Drager van Christus’. Als ze daar eens op verder werkten… In minder dan geen tijd schudde de fantasierijke Rubens een schitterend ontwerp uit zijn mouw, waarop een dode Christus door een hele meute voorzichtig in een doek van het kruis wordt gehaald. De ene houdt het doek van onder vast, de ander van boven, eentje zelfs met zijn tanden. Allemaal dragen ze dus Christus. Het hele schilderij wemelt van de christophoruskes! De kolveniers waren verrukt, de kerk tevreden. Alleen de echte Christoffel bleef nukkig achter. Hij werd verbannen naar de achterkant van een van de zijpanelen. Het is een mooi voorbeeld van het Belgisch compromis. Twee totaal tegengestelde standpunten, veel emotie, dan een complex vrij ingewikkeld voorstel waarvan niemand alle finesses begrijpt. Iedereen is de discussie beu en is min of meer tevreden. Men kan tot de orde van de dag overgaan. Een ander typisch voorbeeld is de taal in het veeltalige landje. In Brussel is het normaal bij een speeltuin opschriften te vinden als: Gratis, ENTREE, gratuite Naast een Koninklijk, CAFE, Royal
Het Belgische Volapuk
Niemand kijkt op van een ‘Rue Général de Gaulle Straat’, ‘Square de Mérode Plaats’, ‘Jardin du Congo Tuin’, ‘Boulevard du Maquis Laan’, ‘Rue d'Arenberg Straat’, ‘Rue du Champ de MARSveldstraat’. Om het niet te lang te maken plaatst men soms de twee talen gewoon door elkaar. Z/S A E VENT H EM staat voor Zaventem in het Nederlands en Saeventhem in het Frans. De Brusselaars schrijven, volgens dit compromis, de naam Kraainem, een van de rijkere gemeenten in het zuiden, als volgt: K/C RA E/A Y/I N H E M. Hoe dan ook, het is een oplossing voor BRU SS/X ELLES en voor BELG ie/ique. Het blijft complex en doet wat vreemd aan, maar het werkt. Eentalige straatnamen zouden overschilderd worden maar hier zou dit teveel precisie vragen. Al zijn er thans enkele snoodaards die het compromis ontwijken en er ‘Brussels’ van maken. Uiteraard ergeren beide taalgemeenschappen zich over de opgang van het Engels.
Grote problemen opgelost met het Belgisch compromis
De Koninklijke familie was Franssprekend en rooms-katholiek. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de toenmalige koning Leopold III in opspraak. Tijdens de oorlog was hij te weinig militaristisch geweest en had contact gezocht met de vijand. Na de oorlog wilden de Franstalige Belgen, die veel erger onder de oorlog hadden geleden dan de Vlamingen, hem niet terug op de troon. Maar ondanks het feit dat hij Franstalig was steunden toch vooral de Vlamingen hem, hiertoe opgeroepen door de Katholieke Kerk. Onlusten braken uit maar uiteindelijk werd een compromis gevonden. Niet hij, maar zijn zoon zou de troon bestijgen. Een ander voorbeeld. Historisch hadden de rooms-katholieke organisaties praktisch het monopolie van het onderwijs. Tijdens het korte samenzijn met Nederland had koning Willem weliswaar de Universiteiten van Luik en Gent gesticht, maar zeker het middelbaar onderwijs werd voor het grootste deel georganiseerd door de clerus. Begrijpelijk dat libe-
Kruisafneming van P.P. Rubens
ralen en socialisten dit niet graag zagen omdat dit indirect ook gevolgen had voor het kiesgedrag. Toen zij aan de macht kwamen wilden zij dit recht trekken. Een enorme schoolstrijd barstte los. De inzet was volgens de rooms-katholieken ‘de ziel van het kind’. Uiteindelijk werd een compromis gevonden. Men verdubbelde gewoon het aantal scholen. In elke stad of gemeente moest men de keuze kunnen hebben tussen de ‘vrije’ school (veelal de katholieke zuil) en het ‘gemeenschapsonderwijs’ dat ook niet-confessionelen onderdak bood. Het bracht natuurlijk een enorme kost met zich mee. Maar het ging België nog goed. Het land bezat nog een kolonie en ook de industrie draaide goed. Tenslotte het huidig conflict. Na de zeventiger jaren nam de godsdienstbeleving in België – zoals overal in West-Europa – sterk af. De roomskatholieke zuil zag het gevaar: zij dreigde haar invloed op de geldstromen te verliezen. De taalstrijd bood een uitkomst. Het Nederlandssprekende noorden was voornamelijk katholiek. Het Franssprekende zuiden eerder areligieus. Nu was het niet meer een conflict tussen gelovigen en niet-gelovigen, neen het werd een
conflict tussen Nederlandssprekenden en Franssprekenden. Over Duitstaligen werd gemakshalve niet gesproken. Het conflict werd emotioneel zeer hoog gespeeld. Men sprak plots van het Vlaamse Volk. Hoe dit juist omschreven werd en of Limburgers zich daarin konden vinden had minder belang. Veel nadruk werd gelegd op de vernederingen die men eeuwenlang (?) had ondergaan. Liefst ging men terug tot 1302 toen het Vlaamse leen een oproer kende tegen de Franse koning. De grootste vernederingen zouden echter hebben plaatsgevonden tijdens de Eerste Wereldoorlog omdat de officieren Frans spraken tegen Vlaamse soldaten. Hoe de bevelvoering met de verschillende Vlaamse dialecten had moeten gebeuren werd terzijde geschoven. Evenmin dat de Waalse soldaten evenveel hadden geleden als de Vlamingen.
Het conflict werd een onontwarbaar kluwen omdat Frans en Nederlands niet tot een bepaald gebied beperkt bleef. Brussel was tweetalig (eigenlijk 80% Franstalig), zuidelijk van Brussel was weer Nederlandstalig gebied, daaronder weer Frans. In navolging van het schoolpact bestond het compromis erin om alles in veelvoud te maken.
Er zouden drie gemeenschappen komen (Frans, Nederlands, Duits) en drie gewesten steunend op grondgebied: Vlaanderen, Wallonië (met een Duitstalig gebied) en Brussel, dat tweetalig zou zijn. In de praktijk leverde dit naast de federale Belgische regering nog een Vlaamse regering op plus een Brusselse regering plus een Waalse gewestregering en een Franstalige gemeenschapsregering. Tenslotte is er ook nog een Duitstalige gemeenschapsregering. Deze verschillende regeringen hebben geen hiërarchische structuur maar zijn
gelijkwaardig. Dat maakt dat bij een Benelux-verdrag er één minister is voor Nederland, één voor Luxemburg maar zes ministers voor België. Uiteraard is er op toegezien dat de salarissen van ministers en vertegenwoordigers voor gewesten, gemeenschappen en federaal gelijk zijn. Zij zijn daarbij meer dan behoorlijk. Het moet geen verwondering wekken dat de pensioenen in België tot de laagste van Europa behoren. Het Belgisch compromis bestaat. Het is een methode en meer dan een stereotypering om een gesprek af te sluiten. Het is begint met standpunten die diametraal tegenover elkaar staan. Een oplossing lijkt niet mogelijk, het eigen gelijk is absoluut en degene die tracht te relativeren wordt als verrader afgeschilderd. De tegenstellingen lijken onoverbrugbaar en een winwinsituatie lijkt uitgesloten. Er wordt daarbij enorm veel emotie ten toon gesteld. Stevige, soms beledigende, uitspraken worden niet geschuwd. Wanneer het uit de hand dreigt te lopen wordt door de beleidsmakers, in achterkamertjes ver van het publiek, een ingewikkeld scenario uitgedacht. Het moet erg ingewikkeld zijn. Niemand heeft de lust alle finesses uit te pluizen. Veelal is er een kleine elite die er niet op verliest maar zelfs winst haalt uit de controle van de geldstromen in de nieuwe organisaties. Het blijft vreemd dat de gemeenschap zonder veel morren telkens enorm veel wil betalen voor het compromis. Dit is enkel mogelijk door de hulp van de media. Deze zijn in de handen van twee of drie families die onderling nog nauw verbonden zijn en al naar behoefte het ‘heilige vuur’ aanwakkeren of matigen.
Algemene beschouwing
Is het allemaal slecht? Zeker niet. België kent geen toestanden zoals in de Balkan. Politieke moorden zoals in Nederland zijn het land bespaard gebleven. In vergelijking met vele andere landen is België nog altijd een paradijselijk land om in te leven. Toch lijkt de hoge kostprijs grenzen te stellen aan het Belgisch compromis. Maar tot op heden bleef bloedvergieten beperkt en dat is toch belangrijk. *
21
Films! Christien Mudde
Als artsen zijn we in mijn idee soms wel wat al te theoretisch bezig met de zaken van oorlog en vrede. Filmmakers proberen de werkelijkheid vanuit hun discipline zichtbaar en tastbaar te maken. Zij dragen daarin een grote verantwoordelijkheid, maar het is zeker de moeite waard hun films over deze zaken te bekijken. Op het IFFR (International Film Festival Rotterdam) van 27 januari tot 6 februari 2010 was voor de filmliefhebber weer heel wat te zien. Ditmaal onder de noemer Victory ook een aantal films met oorlog als thema. Ik zag er drie:
City of Life and Death was al eerder in de Nederlandse bioscopen te zien. Een indrukwekkend epos van de Chinese Chuan Lu over de bezetting en het bloedbad van Nanking (19371938) waarbij naar schatting 20.000 burgers in Nanking bruut door de Japanners werden vermoord. Het verschil met eerdere films die door andere Chinezen hierover zijn gemaakt is dat nu niet alle Japanners als beesten worden afgeschilderd, een nuance die in andere films niet mogelijk was. Eén jonge Japanse soldaat wordt verliefd op een prostituee en ziet hoe de meisjes ten dode toe worden ‘opgebruikt’. Tenslotte, bij een missie waarbij hij een Chinese vader en zoon moet executeren laat hij hen lopen en slaat de hand aan zichzelf. Ook de nazi John Rabe (der gute Mensch von Nanking), die een tijdlang een groot aantal mensen uit handen van de Japanners wist te houden en gedwongen werd te vertrekken, speelt een rol in de film.
Lebanon is een film van de Israëlische cineast Samuel Maoz. De film is autobiografisch en speelt op de eerste dag van de inval van Israël in Libanon in 1982 en is geheel opgenomen in en vanuit het binnenste van, naar blijkt, een gammele en ram-
22
melende tank, die een plantage wordt ingestuurd om een nabijgelegen dorp van ‘terroristen’ te zuiveren. Eerst komt een auto aanrijden, de boord-
schutter Smoelik krijgt het bevel te schieten, maar heeft tot dan toe alleen met schroot geschoten, hij durft niet. Het gevolg is dat een van zijn mede-
soldaten, die onder dekking van de tank oprukken, dodelijk wordt getroffen. Als hij wel schiet op de volgende auto blijkt dat hij een onschuldige kippenboer heeft geraakt. “Als je schiet ben je een killer, als je niet schiet ook, het hele idee dat je tijdens een oorlog morele afwegingen kunt maken, is ridicuul” aldus de cineast, die als Smoelik deel van de tankbemanning uitmaakte. De botte commandant, de spanningen tussen de vier die in de tank zitten opgesloten, de doodsangst als blijkt dat ze zijn verdwaald en de tank niet meer wil rijden, de (on)betrouwbaarheid van de Libanese falangisten, het is een claustrofobische nachtmerrie. De buitenwereld zie je alleen via de periscoop. Deze film werd zeer hoog gewaardeerd op het festival en zal waarschijnlijk wel in de bioscopen komen. Een moedige film van
Samuel Maoz, die in de film ook nog onthult dat Israël wel degelijk fosforgranaten gebruikte, die volgens de Geneefse conventie zijn verboden, maar ze gewoon een andere naam gaf (lightening smoke). Een aanrader wegens de psychologische connotaties en het inzicht dat degenen die worden gedwongen te doden ook soms zelf slachtoffer zijn.
De derde film was Russian Letters van het cineastenechtpaar Andrej Nekrasov en Olga Konskaja uit Sint Petersburg. Het is een reconstructie van de Georgisch-Russische oorlog van augustus 2008. Omdat er geen rechtstreekse vliegverbinding is tussen de beide voormalige Sovjetrepublieken reisde Olga per trein vanuit het noorden Georgië binnen en vloog Andrej via West-Europa naar Tblisi. Bij de frontlinies interviewden
en filmden zij overlevenden en ooggetuigen.
Er is een overstelpend bewijs voor de primaire schuld van Rusland en de FSB (opvolger van de KGB) aan zowel de oorlog als de wreedheden die zijn begaan. Ook het getal van 2000 doden in Tschkinvali kan nooit waar zijn: de stad was door Georgië ontruimd en ooggetuigen geven dit ook aan. De in mijn stad Rotterdam zo populaire dirigent en Ossetiër Gergiev heeft zich dus met zijn benefietconcert waarschijnlijk te lichtvaardig laten misbruiken door het Poetin-regime.
Ook onthult Nekrasov hoe oorlogsbeelden van zogenaamde Georgische wreedheden werden gemanipuleerd en in feite Russische wandaden betroffen en zich ook op andere plaatsen en data afspeelden dan de Russische media beweerden. Met die beelden werden ook de westerse media (ook de zo om haar objectiviteit geprezen BBC) gemanipuleerd, die tenslotte mede om politieke redenen een pro-Russische positie innamen. Vooral dat laatste is een eyeopener en zou ons (nog) kritischer naar onze eigen journaals en actualiteitenrubrieken moeten laten kijken Veel achtergronden (de conflicten in Abchazië en in Noord- en ZuidOssetië en het bloedbad in de school van Beslan) worden ook aangevoerd om een en ander te verduidelijken, maar het was hier en daar wel erg veel en zeker voor een niet-ingewijde soms lastig te volgen.
Het was de makers tot nu toe uiteraard niet gelukt de film in Rusland officieel vertoond te krijgen, maar om het Westen het ware gezicht van de Poetin-regime te laten zien, waren ze toch al heel blij met de vertoning op het Rotterdamse festival. Het is een daad van grote moed, zeker als je in het achterhoofd houdt hoe het met parlementslid Storovojtaja (1998) en journaliste Politkovskaja (2006) is afgelopen, om zo’n ontmaskerende film te maken. Als uw filmhuis hem vertoont: gaan zien! *
23
Uit de tijdschriften Dodelijk schroot Bron: EOS nr. 11, november 2008, in samenwerking met Scientific American
Akke Botzen In 1984 verongelukte in Loker een boer door een projectiel toen hij zijn akker aan het ploegen was. Oktober 2007 stookte een landarbeider in het plaatsje Loker in de Vlaamse Westhoek een vuurtje op de plaats waar hij eerder enkele granaten had gedumpt. De afloop was fataal. Maart 2009 raakte een zeventiger ernstig gewond bij een poging een projectiel te ontmantelen. De ‘Groote Oorlog’ (1914-1918) heeft in het zompige en vette landschap niet alleen zichtbare tekens achtergelaten. Langs de frontlinies tussen Nieuwpoort en de Zwitserse grens werd ca. 40.000 km loopgraven aangelegd en 1,5 miljard projectielen werden afgevuurd. De productie van munitie werd beiderzijds alsmaar opgevoerd. Door de schaarste aan grondstoffen werden minderwaardige materialen gebruikt en verzwakte de kwaliteitscontrole. Naar schatting is 30% van de afgevuurde projectielen nooit ontploft. Deze blindgangers, niet zelden gevuld met mosterdgas, chloorgas of fosgeen, loeren nog dagelijks op slachtoffers bij bouwactiviteiten, het aanleggen van wegen en in de landbouw. Het onheil in de Westhoek zit enkele aardkluiten diep. Dat maakt ploegen, eggen of graven niet zonder risico. De DOVO (Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen) is verantwoordelijk voor de ver-
24
wijdering. Boeren sparen vaak hun vondsten op. De dienst krijgt ca. 2000 aanvragen per jaar, goed voor 150 tot 200 ton ontploffingstuig waaronder 5% met giftige stoffen. In het identificatiegebouw van DOVO worden de blindgangers geklasseerd en per groep gerangschikt. De toxische blindgangers belanden in de ontmantelingsfabriek.
De diggers Oorlogsmunitie wordt niet alleen toevallig gevonden maar ook doelbewust gezocht. Doordat DOVO geen middelen en manschappen hiervoor heeft, doen aannemers een beroep op De Diggers: ervaren, vrijwillige amateurarcheologen, die elke zaterdagmiddag – gratis! – het slagveld van de Ieperboog komen afstruinen (vgl.: professioneel kost het zuiveren van 1500 m2 ca 75000 euro). De leider (Patrick van Wanzeele) heeft dertig jaar ervaring. Hij en zijn mannen legden de Yorkshire Trench bloot, een Britse loopgraaf in Boezinge.Van W.:“Wij gebruiken detectors, geen oude stafkaarten of luchtfoto’s. Deze
geven namelijk niet aan dat veel is leeggehaald door zgn. effenaars en diepgravers op zoek naar kostbaar koper, ijzer en lood”. De Diggers hebben ook de stoffelijke resten van 215 gesneuvelde soldaten opgegraven: Britten, Duitsers en Fransen.
gasgranaat. Het vrijgekomen mosterdgas ruik en proef je meters ver.
Detectie door DOVO
Röntgenstralen geven aan waar in het projectiel het gif is aangebracht. Om te weten om welk gif het gaat, wordt het projectiel Extra problemen geven industrie- beschoten met neutronen, die percelen zoals in Boezinge.Van gammastraling teweegbrengen. W.:“Hier moest deze week een Via detectie van die gammastrakalkmachine doorheenrazen”. ling (software) worden percenta(Om de bodem te verstevigen ge en samenstelling van het gif komt daartoe een reusachtige berekend. Een afvalverwerkingsverticuteermachine langs om de bedrijf haalt de gifstoffen weg bij kleigrond fijn te malen en kalk of DOVO. cement te verspreiden). Gelukkig kon P. v.W. de aannemer overtui- Waar blijven uiteindelijk de gifgen deze activiteit uit te stellen. stoffen? Tot 1972 (Verdrag van Op die middag vinden de diggers Oslo ter bescherming van het op 20 cm onder het maaiveld, maritiem milieu) was dumpen in tussen veel ongevaarlijk goed, zee de ‘oplossing’ : 35000 ton veertien geladen projectielen, toxische oorlogsmunitie werd in waaronder een Britse brisantgra- betonnen blokken in de Franse naat en een lekkende Duitse gif- Golf van Gascogne en bij de Belgische Paardenmarktbank gestort.Tot 1998 lagen de gifbommen op beveiligde opslagterreinen van DOVO. Pas daarna begon de ontmijningsdienst de voorraad onschadelijk te maken in een ontploffingskamer. Sinds 2007 heeft DOVO een nieuwe ontploffingskamer ter beschikking in Langemark-Poelkapelle. Een ingenieus, computergestuurd systeem maakt de vrijgekomen gifgassen onschadelijk. De besmette resten van het projectiel worden tenslotte door een afvalverwerkingsbedrijf afgevoerd en op een milieuvriendelijke manier vernietigd. 90 jaar na de ‘Groote Oorlog’ vallen er nog steeds doden door de oorlogsmunitie. Niet alleen roekeloze verzamelaars of argeloze landbouwers. In 1986 verloor DOVO op één dag 4 medewerkers. Wanneer de laatste blindganger onschadelijk is gemaakt, weet niemand. Het lijkt of deze oorlog nooit zal ophouden. Filmpje: www.eosmagazine.eu