RJ-Comm. 1034
BIJLAGE Raad voor de Jaarverslaggeving T.a.v. de voorzitter, de heer H. de Munnik RA Postbus 7984 1008 AD AMSTERDAM Datum
14 maart 2007
PN/AVs
Betreft: pensioenlast uit hoofde van richtlijn RJ 271 Geachte heer De Munnik, Graag breng ik onder uw aandacht de problemen die ons bedrijf ondervindt in de vorm van explosief stijgende pensioenlasten, die het gevolg zijn van voor ons onbegrijpelijke regelgeving rond de jaarverslaggeving van ondernemingen. In het bijzonder gaat het hierbij om de gevolgen van toepassing van RJ 271, de richtlijn inzake de verwerking van pensioenlasten. Effecten RJ 271 Om een idee te krijgen van de impact voor onze onderneming (gebaseerd op actuariële berekeningen en bijbehorende interpretaties van actuaris en accountant): • De komende jaren zal ca. 1/3-deel van ons normale netto resultaat opgaan aan RJ 271 pensioenlasten (naast de normale lasten in de vorm van betaalde premies). • Deze jaarlijkse lasten zijn aan niemand verplicht, maar worden geparkeerd op onze balans onder de voorzieningen. Verwacht mag worden dat zich daar gedurende de komende jaren een voorziening opbouwt met een uiteindelijke (min of meer permanente) omvang van ca. 20 % van ons gehele balanstotaal. Het gaat hier om grote bedragen, die een grote impact hebben op onder meer onze ratio’s (van belang voor onze financiering) en op de kosten per medewerker (in vergelijking met bijvoorbeeld uitzendkrachten). Onbegrijpelijke uitkomsten en ongelijke behandeling Het onbegrijpelijke en onbevredigende van RJ 271 zit voor ons vooral in de volgende punten: 1. Het (ondernemings-) pensioenfonds waarbij de pensioentoezeggingen zijn ondergebracht heeft een dekkingsgraad van ca. 135 %, ruim boven de minimaal vereiste dekkingsgraad. Desalniettemin leidt de RJ 271 berekening tot een enorm tekort en daaruit voortvloeiende grote jaarlijkse lasten.
Onze
-2-
2. Ten opzichte van andere bedrijven in de branche, die hun pensioenregeling hebben ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds, wordt dezelfde pensioenregeling uitgevoerd, echter bij een ondernemingspensioenfonds. Nu staat RJ 271 toe een toegezegd-pensioenregeling bij een bedrijfstakpensioenfonds te beschouwen als een toegezegde-bijdrageregeling, iets wat niet is toegestaan bij een ondernemingspensioenfonds. Dit verschil in behandeling van bedrijfstaken ondernemingspensioenfondsen onder RJ 271 leidt tot zeer grote verschillen in pensioenlasten in de jaarrekening. Ter informatie: het ondernemingspensioenfonds waarbij wij zijn aangesloten is een multi-employer pensioenfonds, met bedrijven uit diverse branches, waarbij onze VPV ca. 20 % uitmaakt van het totaal. 3. In de door actuarissen uitgevoerde RJ 271 berekeningen wordt als veronderstelling gehanteerd dat tot in het oneindige wordt geïndexeerd. Hierbij moet blijkbaar een soort bestendige gedragslijn worden gevolgd: als dit jaar wordt geïndexeerd, zal dat in de toekomst ook wel zo zijn. Echter, de indexaties zijn voorwaardelijk, dus als de RJ 271 berekeningen leiden tot een groot tekort zegt het gezond verstand dat op termijn niet meer geïndexeerd zal worden. Het blijkt echter niet toegestaan te zijn om in de berekeningen (een deel van) de toekomstige indexeringen achterwege te laten. 4. In Nederland is de werkgever niet verantwoordelijk voor de uitbetaling van de pensioenen. Overschotten of tekorten bij het pensioenfonds zullen zich niet automatisch en zeker niet uitsluitend vertalen in gewijzigde werkgeverspremies, maar zullen leiden tot een combinatie van (a) meer/minder indexeren, (b) aanpassen werkgevers- en/of werknemerspremies en (c) aanpassing van de pensioenregeling (eventueel zelfs korten van rechten). De eventuele risico’s liggen dus bij meerdere partijen. RJ 271 gaat er echter vanuit dat uitsluitend de werkgever voor het gehele tekort zal worden aangesproken. 5. Ondernemers willen (per definitie) graag grip hebben op (de gevolgen van) hun eigen handelen. RJ 271 leidt tot dermate ingewikkelde berekeningen en onnavolgbare uitkomsten, noodzakelijkerwijs berekend en gepresenteerd door actuarissen en accountants, dat het voor een ondernemer nauwelijks meer mogelijk is om de uitkomsten te toetsen, laat staan om de consequenties van wijzigingen in pensioenregelingen of gehanteerde uitgangspunten te kunnen overzien of voorspellen. Ondernemingspensioenlast afgeleide van situatie bij pensioenfonds Naar mijn mening zou het berekenen van pensioentekorten of -overschotten slechts moeten plaatsvinden bij de pensioenfondsen zelf, en niet bij de aangesloten ondernemingen. De regels ten aanzien van verslaggeving en toezicht bij de pensioenfondsen zijn dermate versterkt, dat we er op zouden moeten kunnen vertrouwen dat de dekkingsgraad van een pensioenfonds een goede indicatie geeft voor de mate waarin het pensioenfonds in staat zal zijn om de gedane pensioentoezeggingen waar te maken. Men mag er van uit gaan dat bij een pensioenfonds met een hogere dekkingsgraad op de langere duur sprake zal zijn van lagere pensioenpremies en/of hogere pensioenen in vergelijking met een pensioenfonds met een lagere dekkingsgraad. De berekening van de RJ 271 pensioenlast voor de onderneming zou hier m.i. rekening mee moeten houden.
-3-
De RJ 271 pensioenlast in de jaarrekening van de onderneming zou in die gedachte dan ook een afgeleide moeten zijn van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Te denken valt aan een eenvoudige tabel, bijvoorbeeld: • Dekkingsgraad > 120 % Æ onderneming hoeft geen voorziening te vormen (de last bestaat uitsluitend uit de te betalen pensioenpremies). • Dekkingsgraad < 120 % Æ onderneming dient wel een voorziening te vormen, welke groter is naarmate de dekkingsgraad lager is, en welke opgebouwd mag worden gedurende een aantal jaren. Daarmee wordt bereikt dat: 1. De RJ 271 pensioenlast aansluit bij de feitelijke situatie van het pensioenfonds. 2. Bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen weer identiek behandeld kunnen worden. 3. Recht wordt gedaan aan de in Nederland gebruikelijke voorwaardelijke indexering, waarbij indexering elk jaar opnieuw afhankelijk is van de dekkingsgraad van het fonds op dat moment. 4. Recht wordt gedaan aan de vooral in Nederland gebruikelijke strikte scheiding tussen onderneming en pensioenuitvoerder. 5. Ondernemers weer kunnen begrijpen en voorspellen waar het met hun pensioenlasten in de toekomst heen gaat. 6. Administratieve lasten worden verminderd, omdat de onderneming geen actuaris meer nodig heeft voor de complexe Projected Unit Credit methode. Met deze notitie hoop ik een bijdrage te leveren aan een fundamentele discussie over RJ 271 en haar gevolgen. Met vriendelijke groeten, Plukon Royale BV
W.J.G. Naarding Concerncontroller