AutoTrac Universal (ATU)
GEBRUIKSHANDLEIDING AutoTrac Universal (ATU) OMPC20990 Uitgave J7 (DUTCH)
John Deere Ag Management Solutions Europese versie Printed in Germany
Inleiding Voorwoord WELKOM BIJ GREENSTAR PRECISIELANDBOUWSYSTEMEN van John Deere. Guidance systemen zijn John Deere precisielandbouwpakketten die bedoeld zijn om de bestuurder te helpen de werkzaamheden in een perceel efficie¨nter uit te voeren.
inch-bevestigingsmateriaal de juiste metrische of inch-sleutel gebruiken.
BELANGRIJK: Deze AutoTrac Universal gebruikshandleiding wordt samen met de Guidance gebruikshandleiding gebruikt. BEIDE HANDLEIDINGEN ZORGVULDIG DOORLEZEN om vertrouwd te geraken met de bediening en het onderhoud van het systeem. Het nalaten hiervan kan letsel of materie¨le schade tot gevolg hebben. Deze handleiding zijn mogelijk ook in andere talen verkrijgbaar. (Uw John Deere dealer raadplegen om ze te bestellen.)
GARANTIE wordt verstrekt als deel van John Deere’s ondersteuningsprogramma voor klanten die hun materieel bedienen en onderhouden zoals in deze handleiding wordt beschreven. De garantie voor de GreenStar-hardware wordt op het garantiecertificaat uitgelegd, dat u van uw dealer ontvangen hoort te hebben.
DEZE HANDLEIDING MOET BESCHOUWD worden als een vast onderdeel van het GreenStar-systeem van John Deere en moet bij het systeem blijven wanneer het wordt verkocht. MATEN in deze handleiding worden in de metrische eenheden en overeenkomstige U.S.-equivalenten gegeven. Uitsluitend de juiste onderdelen en bevestigingsmiddelen gebruiken. Voor metrisch resp.
DE UITDRUKKINGEN "RECHTS" EN "LINKS" hebben betrekking op de richting waarin de machine vooruit rijdt.
Deze garantie biedt u de verzekering dat John Deere achter de producten staat als zich binnen de garantieperiode defecten voordoen. Onder sommige omstandigheden levert John Deere ook verbeteringen ter plaatse, vaak zonder kosten in rekening te brengen aan de klant, zelfs als het product niet meer onder de garantie valt. Mocht het GreenStarTM AutoTrac Universal systeem worden misbruikt of gewijzigd zodat de prestaties ervan van de oorspronkelijke fabrieksspecificaties verschillen, dan vervalt de garantie en kunnen verbeteringen in het veld worden geweigerd. VEEL PLEZIER met uw nieuwe GreenStarTM AutoTrac Universal systeem van John Deere. OUO6050,0000D7E –18–22SEP07–1/1
Inspectie vo´o´r aflevering De volgende controles, afstellingen en onderhoudswerkzaamheden zijn vo´o´r de aflevering van de machine uitgevoerd. ❒ De best prestaties worden verkregen met een permanente, geschakelde voeding. Er zijn verscheidene GreenStar Ready sets beschikbaar, afhankelijk van het machinetype. ❒ Ervoor zorgen dat de antirotatiebeugels goed aan de stuurkolom zijn bevestigd, zoals beschreven in de installatie-instructies. ❒ Ervoor zorgen dat de borgring gemonteerd is zoals beschreven in de installatie-instructies.
❒ Een motortest uitvoeren (overeenkomstig hoofdstuk over GSD4 of GS2 display raadplegen). ❒ Ervoor zorgen dat het ATU systeem geactiveerd is via www.StellarSupport.com zoals beschreven in de installatie-instructies. ❒ Alle aan de machine eigen parameters instellen. ❒ Alle AutoTrac Universal functies en veiligheidsvoorschriften zijn aan de bestuurder uitgelegd. Handtekening dealer/onderhoudsmonteur Datum:
OUO6050,0000D9D –18–23SEP07–1/1 112207
PN=2
Inhoudsopgave Bladzijde
Bladzijde
Veiligheidsmaatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 05-1
Lijst met diagnostische storingscodes voor display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Origineel GreenStar-display . . . . . . . . . . . . . . . . Mobiele processor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Positie-ontvanger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Storingscodes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingsschermen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheidsstickers AutoTrac gedetecteerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10-1 AutoTrac Universal Nauwkeurigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Algemene informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Noodzakelijke condities om AutoTrac te activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De prestaties van AutoTrac Universal optimaliseren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15-1 15-2
40-4 40-5 40-6 40-6 40-6 40-9
Specificaties Conformiteitsverklaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45-1 Veiligheidsnota betreffende achteraf geı¨nstalleerde elektrische en elektronische apparaten en/of componenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45-1
15-3 15-4
Verhelpen van storingen AutoTrac Universal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20-1 Stopcodes AutoTrac Universal . . . . . . . . . . . . . . 20-4
Met John Deere Service komt het werk af John Deere onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het juiste gereedschap. . . . . . . . . . . . . . . . . . . Goed geschoold technisch personeel . . . . . . . . Snel ter plekke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
GS2 display Opstartscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-1 Systeem inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-1 Systeem activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-2 Systeem deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-3 Setup . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-4 Diagnostische aflezingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-10 Lay-out van thuispagina . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-12
IBC-1 IBC-1 IBC-1 IBC-1
Verhelpen van storingen — GS2 display Waarschuwingen Guidance . . . . . . . . . . . . . . . . 30-1 Pop-up vensters storingscodes — Guidance software . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30-3 Origineel GreenStar-display Opstartscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35-1 AutoTrac Universal inschakelen . . . . . . . . . . . . . 35-2 Systeem activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35-3 Systeem deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35-4 AutoTrac AutoTrac Universal Steering set . . . . . . . . . . . 35-5 Informatie over motortest en AutoTrac . . . . . . . 35-10 Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar Waarschuwingsschermen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40-1 Lijst met diagnostische storingscodes. . . . . . . . . 40-2 Alle informatie, afbeeldingen en technische gegevens vermeld in deze gebruikshandleiding zijn bijgewerkt tot de datum van uitgifte. Constructiewijzigingen zijn te allen tijde zonder bekendmaking mogelijk. COPYRIGHT 2007 DEERE & COMPANY Moline, Illinois All rights reserved A John Deere ILLUSTRUCTION Manual
i
112207
PN=1
Inhoudsopgave
ii
112207
PN=2
Veiligheidsmaatregelen Ken de waarschuwingssymbolen
–UN–07DEC88
Dit is een waarschuwingssymbool. Wanneer u dit symbool op uw machine of in de handleiding ziet, wees dan alert op mogelijk persoonlijk letsel.
T81389
Neem voorzorgsmaatregelen en houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
DX,ALERT –18–29SEP98–1/1
Begrijp veiligheidsaanduidingen
TS187
Borden met de aanduiding GEVAAR of WAARSCHUWING worden op specifiek gevaarlijke plaatsen aangebracht. De borden met de aanduiding ATTENTIE geven een overzicht van algemene voorzorgsmaatregelen. In dit handboek wordt het woord ATTENTIE ook gebruikt voor veiligheidsinstructies.
–18–30SEP88
Naast het uitroepteken staat het woord—GEVAAR, WAARSCHUWING of ATTENTIE—. Een bord met de melding GEVAAR geeft de grootste risico’s aan.
DX,SIGNAL –18–03MAR93–1/1
Maakt u zich vertrouwd met het gebruik en de bediening van de machine voordat u met het werk begint. Sta niet toe dat iemand zonder kennis van zaken met de machine werkt.
TS201
Lees zorgvuldig alle in deze publicatie opgenomen veiligheidsaanwijzingen en op de machine aangebrachte waarschuwingen. Houd de machine steeds in goede staat. Vervang ontbrekende of beschadigde veiligheidsaanduidingen. Zorg dat nieuwe componenten en reserveonderdelen zijn voorzien van geldige veiligheidsaanduidingen. Vervangende aanduidingen zijn verkrijgbaar bij uw John Deere-dealer.
–UN–23AUG88
Houd u aan de veiligheidsinstructies
Houd de machine steeds in goede staat. Niet goedgekeurde wijzigingen hebben een nadelig effect op het functioneren en/of de bedrijfszekerheid en bekorten de levensduur van de machine. Wanneer u iets in deze gebruikshandleiding niet begrijpt en hulp nodig hebt, stelt u zich dan in verbinding met uw John Deere-dealer.
DX,READ –18–03MAR93–1/1
05-1
112207
PN=5
Veiligheidsmaatregelen
Begeleidingssystemen veilig bedienen Het AutoTrac-systeem niet op de openbare weg gebruiken. • Het AutoTrac-systeem steeds uitzetten (deactiveren en uitschakelen) vo´o´r het oprijden van de openbare weg. • Het AutoTrac-systeem niet aanzetten (activeren) tijdens vervoer op een openbare weg. Het AutoTrac-systeem is bedoeld om de bestuurder te helpen de machine efficie¨nter te gebruiken bij het bewerken van een perceel. De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor het pad van de machine. Om letsel van de bestuurder en omstanders te voorkomen: • Op uw hoede zijn en op de omgeving letten. • Het stuur overnemen wanneer het noodzakelijk is om obstructies, omstanders, werktuigen of andere obstakels te vermijden. • De bediening stopzetten als het vanwege slecht zicht onmogelijk wordt om de machine te bedienen of mensen of obstakels op het pad van de machine te herkennen.
OUO6050,0000D7C –18–23SEP07–1/1
ATU op goedgekeurde voertuigen gebruiken AutoTrac Universal uitsluitend op goedgekeurde voertuigen gebruiken – www.StellarSupport.com raadplegen voor een lijst met goedgekeurde voertuigen Als voor de stoelschakelaar wordt gekozen, moet de externe stoelschakelaar op de kabelboom van AutoTrac Universal worden aangesloten. De bestuurder moet zitten wanneer het voertuig rijdt. Als de bestuurder de stoel langer dan 7 seconden verlaat, wordt AutoTrac gedeactiveerd.
Als voor de activiteitsmonitor wordt gekozen, zal AutoTrac Universal om de zeven minuten op activiteit van de bestuurder controleren. Vijftien seconden voordat AutoTrac wordt gedeactiveerd, krijgt de bestuurder een waarschuwing dat de tijd verloopt. Drukken op Hervatten stelt de timer van de activiteitenbewaking opnieuw in.
OUO6050,0000D7D –18–23SEP07–1/1
05-2
112207
PN=6
Veiligheidsmaatregelen
Correct gebruik van de veiligheidsgordel
De complete veiligheidsgordel dient te worden vervangen bij tekenen van beschadiging aan bevestigingsschroef, gesp, gordel of oprolsysteem.
TS205
Bij machines zonder rolbeugel of cabine dient u geen veiligheidsgordel te dragen.
–UN–23AUG88
Bij machines met een rolbeugel of met een cabine dient steeds de veiligheidsgordel te worden gedragen om het gevaar op verwonding (bijv. door kantelen) te voorkomen.
Gordel en bevestigingspunten dienen minimaal eenmaal per jaar te worden gecontroleerd. Let bij losse bevestigingsschroeven op beschadigingen aan de gordel, zoals scheuren, rafels, ongewoon of abnormaal veel slijtage, verkleuringen en schuurplekken. Gebruik bij vervanging alleen voor de machine goedgekeurde onderdelen. Neem bij twijfel contact op met uw John Deere-dealer.
DX,ROPS1 –18–07JUL99–1/1
Wees voorbereid op noodsituaties Wees voorbereid op mogelijke brand.
TS291
Zorg dat alarmnummers voor arts, ziekenauto, ziekenhuis en brandweer klaarliggen bij de telefoon.
–UN–23AUG88
Houd een brandblusser en een verbanddoos bij de hand.
DX,FIRE2 –18–03MAR93–1/1
05-3
112207
PN=7
Veiligheidsmaatregelen
Veilig onderhoud Begin pas aan de onderhoudswerkzaamheden als u de procedure volledig begrijpt. Houd de werkplek schoon en droog. Doorsmeren, onderhoud en afstellen mag alleen plaatsvinden bij stilstaande machine. Houd handen, voeten en kledingstukken verwijderd van aangedreven delen. Voor het afbouwen van de druk dient u de elektrische voedingen uit te schakelen en daarna de juiste knoppen te bedienen. Laat eventuele aanbouwwerktuigen op de grond zakken. Zet de motor uit. Verwijder de contactsleutel Laat de machine afkoelen.
Wanneer bij zelfrijdende machines werkzaamheden aan de elektrische installatie of laswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd, eerst de massakabel (-) van de accu losmaken.
TS218
Houd alle onderdelen in goede staat en goed gemonteerd. Verhelp defecten onmiddellijk. Vervang versleten of beschadigde onderdelen. Verwijder opeenhopingen van smeervet, olie of vuil.
–UN–23AUG88
Machinedelen die hoog moeten komen te staan voor het onderhoud, moeten zorgvuldig worden ondersteund.
Koppel bij getrokken werktuigen de elektrische verbindingen naar de trekker los voordat werkzaamheden aan het elektrisch systeem of laswerkzaamheden worden uitgevoerd. DX,SERV –18–17FEB99–1/1
05-4
112207
PN=8
Veiligheidsmaatregelen
• Een geschikte ladder of geschikt platform gebruiken om de montageplaats te bereiken. • Voor stevige en veilige voetsteunen en handgrepen zorgen. • De ontvanger niet in natte of beijzelde omstandigheden installeren of verwijderen.
PC10340
Bij de installatie en verwijdering van de StarFire ontvanger deze richtlijnen volgen om mogelijk letsel door vallen te voorkomen:
–UN–27SEP07
StarFire ontvanger en beugels veilig installeren en verwijderen
De mast van de ontvanger die op werktuigen wordt gebruikt, is zwaar en onhandig. Deze richtlijnen volgen bij het installeren of verwijderen van een ontvangermast op een werktuig: • Twee mensen zijn nodig bij montageplaatsen die niet vanaf de grond of een serviceplatform bereikbaar zijn. • Juiste heftechnieken gebruiken. • Geschikte beschermingsmiddelen dragen.
OUO6050,0000DC2 –18–23SEP07–1/1
05-5
112207
PN=9
Veiligheidsstickers AutoTrac gedetecteerd ATTENTIE: AutoTrac gedetecteerd Door het activeren van AutoTrac op de openbare weg kunt u de macht over het stuur verliezen. Om dodelijk of ernstig letsel te voorkomen, AutoTrac UITSCHAKELEN voordat u de openbare weg oprijdt.
PC10337
–UN–27SEP07
Dit bericht verschijnt tijdens het opstarten op voertuigen waarop AutoTrac geı¨nstalleerd is.
OUO6050,0000E49 –18–27SEP07–1/1
10-1
112207
PN=10
AutoTrac Universal Nauwkeurigheid BELANGRIJK: Het AutoTrac-systeem hangt af van het GPS-systeem dat door de Amerikaanse overheid wordt beheerd. Deze is als enige verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid en het onderhoud ervan. Het systeem kan aan veranderingen onderhevig zijn die van invloed kunnen zijn op de nauwkeurigheid en prestaties van alle GPS-apparatuur. De algehele nauwkeurigheid van het AutoTrac-systeem hangt af van talrijke variabelen. De
vergelijking is: Nauwkeurigheid AutoTrac-systeem = nauwkeurigheid van signaal + setup voertuig + setup werktuig + perceel-/bodemcondities. Het is daarom zeer belangrijk dat de ontvanger de opwarmperiode heeft doorlopen bij het opstarten; het voertuig juist is opgesteld (met ballast volgens de gebruikshandleiding van het voertuig enz.); het werktuig is opgesteld om naar behoren te werken (slijtageonderdelen zoals schachten, lepels en vegers zijn in goede bedrijfsconditie); en dat u weet hoe de perceel-/bodemcondities het systeem beı¨nvloeden (losse grond vereist meer sturen dan vaste grond, maar vaste grond kan tot ongelijke treklasten leiden).
OUO6050,0000D7F –18–22SEP07–1/1
15-1
112207
PN=11
AutoTrac Universal
Algemene informatie Alle bestuurders moeten vo´o´r gebruik vertrouwd zijn met het AutoTrac-systeem en de bedrijfskenmerken. Hieronder volgt een aanbevolen procedure om de bestuurder vertrouwd te maken met het systeem: 1. De gebruikshandleiding van de GreenStar2 Guidance - Parallel Tracking en AutoTrac Assisted Steering Systems lezen en begrijpen. 2. Een open terrein kiezen zonder hindernissen (greppels, gebouwen etc.). 3. De spoorafstand instellen op 92,0 m (300 ft). 4. Een Spoor 0 (A—B lijn) instellen. OPMERKING: Het voertuig bedienen met een snelheid die u comfortabel laat werken; minder dan 8 km/u (5 mph) wordt aanbevolen. 5. AutoTrac inschakelen op het display door Sturen AAN te zetten. 6. De schakelaar Hervatten indrukken om AutoTrac te activeren. (Systeem activeren verderop in dit hoofdstuk raadplegen). 7. Een korte afstand afleggen, dan het stuurwiel draaien om het voertuig van het spoor af te rijden en AutoTrac te deactiveren. (Systeem deactiveren verderop in dit hoofdstuk raadplegen). 8. Als oefening, AutoTrac op verschillende afstanden voor en na het kruisen van het spoor en onder verschillende hoeken activeren. De toerentallen verhogen en verlagen om verscheidene bedrijfscondities te simuleren. 9. De spoorafstand verminderen om meerdere sporen op te vangen en u blijven oefenen in het activeren van AutoTrac onder verschillende hoeken en met wisselende snelheden om te begrijpen hoe AutoTrac onder verschillende condities reageert.
uitvoert of de route van de machine moet worden gewijzigd om letsel of materie¨le schade te voorkomen. De bestuurder kan op handmatig sturen overschakelen door het stuurwiel te draaien of door AutoTrac uit te schakelen door Sturen uit te selecteren op het display. Een aanbevolen praktijk is om het gewenste spoor zo dicht mogelijk te benaderen alvorens AutoTrac te activeren. Dit garandeert dat het juiste spoor en de juiste richting worden opgevangen. Het basissysteem van AutoTrac is bedoeld als hulpmiddel voor de mechanische markeringen op plantmachines. De bestuurder moet de algehele nauwkeurigheid van het systeem beoordelen om de specifieke perceelwerkzaamheden te bepalen waarvoor assisted steering kan worden gebruikt. Deze beoordeling is noodzakelijk want de nauwkeurigheid die voor verschillende perceelwerkzaamheden vereist is, kan verschillen naargelang het landbouwwerk. Omdat AutoTrac het StarFire differentie¨le-correctienetwerk samen met het GPS-systeem gebruikt, kunnen zich in de loop der tijd kleine positieverschuivingen voordoen. Om AutoTrac te gebruiken moet de bestuurder Spoor 0 instellen (vergelijkbaar met Parallel Tracking); alle sporen worden dan aan de hand van Spoorafstand parallel aan Spoor 0 getrokken. De bedrijfsstatus van het AutoTrac-systeem heeft vier niveaus: GEI¨NSTALLEERD, GECONFIGUREERD, INGESCHAKELD en GEACTIVEERD. Na het inschakelen van AutoTrac (AutoTrac inschakelen raadplegen) wordt AutoTrac geactiveerd door de schakelaar Hervatten op de armleuning in te drukken (AutoTrac activeren raadplegen). Om naar handmatig sturen terug te keren, moet de bestuurder het systeem deactiveren (Systeem deactiveren raadplegen). Zo nodig kan het spoor naar links, naar rechts of in het midden worden verschoven met de functie Spoor verschuiven op het display. (ShiftTrack raadplegen).
Steeds bereid zijn om de machine handmatig te bedienen als AutoTrac de verwachte manoeuvres niet
OUO6050,0000D80 –18–22SEP07–1/1
15-2
112207
PN=12
AutoTrac Universal
Noodzakelijke condities om AutoTrac te activeren
80˚
40%
Laterale spoorafwijkingsfout
Fout spoorrichting
Spoornr. 0
40% 80˚ Spoornummer verandert bij 50%
–18–04FEB02
Spoorafstand
Als de trekker aan het einde van de rij is, moet de bestuurder het systeem keren voor het volgende traject. AutoTrac wordt gedeactiveerd door het stuurwiel te draaien. De bestuurder moet keren en het volgende traject oprijden.
PC7051
Spoornr. 1-Z
1. Systeem is ingeschakeld (sturen AAN op scherm RUN). 2. Machine is binnen 40% van spoorafstand. 3. Spoorrichting is binnen 80° van spoor.
AutoTrac kan worden geactiveerd door de schakelaar Hervatten in te drukken mits aan de volgende condities is voldaan:
OUO6050,0000D81 –18–22SEP07–1/1
15-3
112207
PN=13
AutoTrac Universal
De prestaties van AutoTrac Universal optimaliseren De prestaties van AutoTrac Universal optimaliseren Er kunnen zes gevoeligheden worden ingesteld om de prestaties van AutoTrac Universal te optimaliseren. Aanbevolen afstellingen bij het starten Type Stuursnelheid Opvanggevoeligheid Lijngevoeligheid Lijngevoeligheid voertuig (Niet van (Afstellen in - Richting toepassing stappen Spoorvolging op ATU van 5) (Afstellen in 200) stappen van 20) Trekker voor gewassen in rijen
190
90
180
90
Trekker op rupsen
180
80
190
110
Knikgestuurde 190 trekker
90
180
90
Spuitmachine 190
150
190
150
Zwadmaaier
190
100
180
110
Oogstmachine 190
120
200
100
Bij het werken in bochten de krommingsgevoeligheid aanvankelijk gelijk instellen met de geoptimaliseerde opvanggevoeligheid. Deze aanbevolen instellingen zijn een goed vertrekpunt voor de meeste voertuigen. Elke instelling kan worden bijgesteld om de prestaties te optimaliseren. Eventueel moet de bestuurder de lijngevoeligheid - richting en de lijngevoeligheid - spoorvolging opnieuw afstellen voor de beste resultaten. De instellingen verhogen of verlagen om de agressiviteit naar wens te wijzigen. De gevoeligheidswaarden verhogen als het systeem niet afdoende reageert. Als de gewenste prestaties niet worden verkregen, VERHELPEN VAN STORINGEN raadplegen voor details. Stap 1: Stuurwielsnelheid optimaliseren (Deze instelling is niet van toepassing op ATU 200.) • Snelheid afstemmen door parallel aan en op een afstand van 1,2 m (4 ft) van de A-B lijn te werken. • AutoTrac Universal activeren en de prestaties observeren. • Eerst de stuurwielsnelheid verlagen tot het systeem niet langer wordt gedeactiveerd terwijl de lijn wordt opgevangen. Vervolg op volgende bladzijde
15-4
OUO6050,0000D82 –18–23SEP07–1/5 112207
PN=14
AutoTrac Universal • Bij het afstemmen in stappen van 10 bijstellen tussen stuurwielsnelheden 20 -190 en in stappen van 2 tussen 190-200. • Over het algemeen worden optimale prestaties verkregen bij hoger ingestelde stuurwielsnelheden. OUO6050,0000D82 –18–23SEP07–2/5 PC8797 –UN–21FEB06
PC8796 –UN–21FEB06
Opvanggevoeligheid te laag
Opvanggevoeligheid te hoog PC8999 –UN–08MAR06
Stap 2: Opvanggevoeligheid optimaliseren • Snelheid afstemmen door parallel aan en op een afstand van 1,2 m (4 ft) van de A-B lijn te werken. • AutoTrac Universal inschakelen en de prestaties observeren. • De opvanggevoeligheid afstemmen tot de machine de lijn probleemloos opvangt.
A—Gewenst spoor — gebroken lijn B—Werkelijk spoor — vaste lijn
Vervolg op volgende bladzijde
15-5
OUO6050,0000D82 –18–23SEP07–3/5
112207
PN=15
–UN–08MAR06 PC8795
PC8794
–UN–08MAR06
AutoTrac Universal
Lijngevoeligheden te laag
Lijngevoeligheden te hoog PC8999 –UN–08MAR06
Stap 3: Lijngevoeligheid optimaliseren A: Lijngevoeligheid — spoorvolging
A—Gewenst spoor — gebroken lijn B—Werkelijk spoor — vaste lijn
• De lijngevoeligheid i.v.m. spoorvolging afstemmen tijdens werk op de A-B lijn. • Als de machine te ver van de A-B lijn afdwaalt, de lijngevoeligheid – spoorvolging verhogen. • Als de machine onstabiel wordt rond de A-B lijn, de lijngevoeligheid – spoorvolging verlagen. B: Lijngevoeligheid — richting • De lijngevoeligheid i.v.m. richting afstemmen tijdens werk op de A-B lijn. • Als de voorkant van de machine te ver van de spoorrichting afdwaalt, de lijngevoeligheid – richting verhogen. • Als de machine onstabiel wordt, de lijngevoeligheid – richting verlagen. OPMERKING: De lijngevoeligheden werken samen – Als ze allebei te hoog zijn ingesteld, wordt het voertuig onstabiel. Als ze allebei te laag zijn ingesteld, dwaalt het voertuig van de A-B lijn af.
Vervolg op volgende bladzijde
15-6
OUO6050,0000D82 –18–23SEP07–4/5
112207
PN=16
AutoTrac Universal PC8944 –UN–21FEB06
PC8943 –UN–21FEB06
Krommingsgevoeligheid te laag
Krommingsgevoeligheid te hoog PC8999 –UN–08MAR06
Krommingsgevoeligheid • De krommingsgevoeligheid afstemmen bij werk op een gebogen spoor • Als het voertuig buiten de kromming afbuigt, de gevoeligheid verhogen. • Als het voertuig binnen de kromming afbuigt, de gevoeligheid verlagen.
A—Gewenst spoor — gebroken lijn B—Werkelijk spoor — vaste lijn
Stuurspeling • Stuurspeling wordt alleen gebruikt op voertuigen met overmatige speling in het stuursysteem. • Als de algehele prestaties onaanvaardbaar zijn vanwege te veel speling in het stuursysteem, de stuurspeling hoger afstellen tot het effect van een los stuursysteem tot een minimum beperkt is. • Als de stuurspeling te hoog is ingesteld, wordt het systeem onstabiel. De combinatie van waarden zoeken die optimaal is voor het voertuig.
OUO6050,0000D82 –18–23SEP07–5/5
15-7
112207
PN=17
Verhelpen van storingen AutoTrac Universal Storing
Oorzaak
Oplossing
Trekker slaat onverwacht linksof rechtsaf als de schakelaar Hervatten wordt ingedrukt en het voertuig al op de lijn is uitgelijnd.
Encoder buiten bereik als wielen vooruit staan.
Als de wielen recht vooruit staan, moet de encoder op +/- 500 staan. Naar voren rijden met de wielen recht vooruit tot de encoder binnen de grenzen valt.
ATU wordt gedeactiveerd
Antirotatie-apparaat te strak – leidt tot verkeerde uitlijning van ATU met stuurkolom.
ATU verplaatsen zodat deze vlot op de stuurkolom verschuift en dan antirotatie-apparaat bijstellen
Stuursnelheid te hoog bij voertuig met hoge stuurweerstand.
Stuursnelheid verlagen
Speling in stuurconsole
Vulplaatjes toevoegen om speling in stuurconsole op te heffen
Beweging van stuurwiel te strak na installatie van ATU.
Stuuras smeren op het punt waar hij door de console gaat
ATU onstabiel bij oprijden van spoor
Opvanggevoeligheid te hoog
Opvanggevoeligheid verlagen
ATU doet er te lang over bij oprijden volgend spoor
Opvanggevoeligheid te laag
Opvanggevoeligheid verhogen.
Vervolg op volgende bladzijde
20-1
OUO6050,0000D83 –18–23SEP07–1/3
112207
PN=18
Verhelpen van storingen Storing
Oorzaak
Oplossing
ATU rijdt voortdurend van rechts naar links in rij
StarFire-hoogte of voor/achter niet juist ingesteld
Juiste StarFire-hoogte en afstand voor/achter invoeren
StarFire-ontvanger niet voor of op gelijke hoogte met vaste as (op gelijke hoogte of achter bij kniksturing)
StarFire voor of op gelijke hoogte met vaste as plaatsen (op gelijke hoogte of achter bij kniksturing)
Lijngevoeligheden onjuist.
Lijngevoeligheden optimaliseren (DE PRESTATIES VAN AUTOTRAC UNIVERSAL OPTIMALISEREN in hoofdstuk Setup raadplegen.)
StarFire-montagerichting in SETUP verschilt van werkelijke montagerichting
Montagerichting in SETUP TCM laten overeenkomen met werkelijke montagerichting
Te veel speling in stuurmechanisme
Stuurcilinderbus, uiteinden spoorstang etc. controleren op de juiste speling. Stuurspeling verhogen
ATU heeft richting niet juist vastgesteld
Vooruit rijden met een hogere snelheid dan 1,6 km/u (1 mph) en het stuurwiel verder dan 45 graden in e´e´n richting draaien
Speling in stuurconsole
Vulplaatjes toevoegen om speling in stuurconsole op te heffen
Losse grond
Ballast toevoegen
Voertuig met symmetrische sturing heeft de verkeerde instelling voor asymmetrische sturing.
Instelling voor asymmetrische sturing instellen op 100.
AutoTrac Universal kan niet worden geactiveerd. AutoTrac kan niet worden hervat.
Stopcode gevonden
Overzicht van stopcodes raadplegen voor de oorzaak
AutoTrac Universal verschijnt niet op scherm INFO of SETUP
Systeem herkent AutoTrac Universal niet op CAN-buslijn
Controleren of AutoTrac Universal op GreenStar-kabelboom is aangesloten en voeding ontvangt ATU-kabelboom op doorgeslagen zekeringen controleren
Vervolg op volgende bladzijde
20-2
OUO6050,0000D83 –18–23SEP07–2/3 112207
PN=19
Verhelpen van storingen Storing
Oorzaak
Oplossing
Richting kan niet worden vastgesteld
Oude TCM software
TCM software actualiseren tot nieuwste software (versie 1.08 of hoger)
Geen differentieelcorrectie
Differentieelcorrectie tot stand brengen
Geen GPS
Signaal tot stand brengen
ATU heeft richting niet juist vastgesteld
Vooruit rijden met een hogere snelheid dan 1,6 km/u (1 mph) en het stuurwiel verder dan 45 graden in e´e´n richting draaien
AutoTrac Universal rijdt binnen kromming
Krommingsgevoeligheid te hoog
Krommingsgevoeligheid verlagen
ATU werkt van de lijn vandaan.
Voertuig met symmetrische sturing heeft de verkeerde instelling voor asymmetrische sturing.
Instelling voor asymmetrische sturing instellen op 100.
ATU loopt parallel aan wendakkerbocht.
Voertuig met symmetrische sturing heeft de verkeerde instelling voor asymmetrische sturing.
Instelling voor asymmetrische sturing instellen op 100.
Het document dat specifiek voor het voertuigplatform is, raadplegen voor de asymmetrische instelling.
OUO6050,0000D83 –18–23SEP07–3/3
20-3
112207
PN=20
Verhelpen van storingen
Stopcodes AutoTrac Universal Stopcodes
Beschrijving
Oplossing
Geen
Er is nog niets gecontroleerd
Stuurwiel / stuurwiel bewogen
Er is aan het stuurwiel gedraaid om AutoTrac te deactiveren
Op schakelaar Hervatten drukken om AutoTrac weer te activeren
Te langzaam
Voertuigsnelheid te laag om AutoTrac te gebruiken
Snelheid verhogen tot boven 0,5 km/u (0.3 mph)
Te snel
Voertuigsnelheid te hoog om AutoTrac te gebruiken
Snelheid verlagen tot onder platformgrens Trekker - 30 km/u (18.6 mph) Spuitmachine - 37 km/u (23 mph) Oogstmachine - 22 km/u (13.7 mph) Snelheid achteruit op alle machines – 10 km/u (6 mph)
Onbekende richting
Onbekende richting
Vooruit rijden met een hogere snelheid dan 1,6 km/u (1 mph) en het stuurwiel verder dan 45° draaien
Spoor veranderd
Spoornummer gewijzigd
Voertuig uitlijnen op gewenste spoor en op Hervatten drukken
Dubbele GPS verloren
SF1, SF2 of RTK signaal verloren gegaan
Signaal tot stand brengen
SSU-fout
Een SSU-fout die ernstig genoeg was om AutoTrac uit te schakelen
Voeding naar de ATU-eenheid en GSD uit- en inschakelen
OK
Laatste staat-upgrade geslaagd
Geen GSD
Slechte GSD-berichten
Voeding naar GSD uit- en inschakelen om communicatie tot stand proberen te brengen
PT uitgezet
Parallel Tracking niet aangezet.
Spoorvolging aanzetten in Setup Spoorvolging
Geen KeyCard
AutoTrac KeyCard of AutoTrac-sleutel ontbreekt.
AutoTrac KeyCard plaatsen
Richtingsfout
Richtingsfout is buiten bereik.
Trekker uitlijnen binnen richtingsgrens (80° van spoor)
Laterale fout
Laterale fout is buiten bereik.
Trekker uitlijnen binnen laterale grens (40% van spoorafstand)
Geen bestuurder
Schakelaarcontact Bestuurder aanwezig is verbroken.
Bestuurder laten plaatsnemen in stoel of op Hervatten drukken zodat de activiteitenbewaking de tijd opnieuw instelt.
Geen TCM
Er is geen TCM aanwezig of TCM is uitgezet.
TCM aanzetten of installeren
Spanning onstabiel
Spanning te laag
Kabelboom controleren
Te lang in achteruit gewerkt
Te lang in achteruit gewerkt (langer dan 45 seconden)
Richting op vooruit zetten voordat er weer achteruit wordt gereden
Timeout snelheid 0
Timeout snelheid 0
Snelheid verhogen tot boven 0,5 km/u (0.3 mph)
Kromming
Radius gebogen spoor krapper dan AutoTrac toestaat
Bochten met krappe radius handmatig afrijden
Spoorvolging op lijn
Voertuig rijdt op lijn
Lijn opvangen
Voertuig vangt lijn op
ATU temperatuur (alleen ATU 200)
ATU temperatuur heeft temperatuurdrempel overschreden.
Gebruik van ATU hervatten als de temperatuur van de eenheid binnen -35 tot 100 °C (-31 tot 212 °F) valt
OUO6050,0000D84 –18–23SEP07–1/1
20-4
112207
PN=21
GS2 display Opstartscherm Telkens wanneer een met AutoTrac uitgeruste machine wordt gestart, verschijnt dit scherm om de bestuurder te herinneren aan zijn verantwoordelijkheden bij gebruik van het AutoTrac-stuursysteem. Op AKKOORD drukken om dit scherm te sluiten.
opstartscherm wordt niet weergegeven, dan dient u via www.StellarSupport.com een update van de AutoTrac-software aan te vragen.
BELANGRIJK: Als de machine wordt gestart met AutoTrac geı¨nstalleerd en dit OUO6050,0000D85 –18–22SEP07–1/1
Systeem inschakelen De toets STUREN AAN/UIT indrukken om tussen AutoTrac inschakelen/uitschakelen te wisselen. Om het systeem in te schakelen moet aan alle voorwaarden hieronder voldaan zijn: • Voedingsschakelaar van ATU motor staat AAN.
• • • •
AutoTrac activering is waargenomen. Spoor 0 is ingesteld. Spoorvolgmodus is geselecteerd. De juiste modus Bestuurder aanwezig is geselecteerd. • TCM moet geı¨nstalleerd en aangezet zijn. • De stuurset voor AutoTrac Universal is aangesloten.
OUO6050,0000D86 –18–23SEP07–1/1
25-1
112207
PN=22
GS2 display
Systeem activeren ATTENTIE: Terwijl AutoTrac geactiveerd is, is de bestuurder verantwoordelijk voor het sturen aan het einde van het pad en het voorkomen van botsingen. Alvorens de openbare weg op te rijden moet de motorvoeding uitgeschakeld zijn. Het AutoTrac-systeem niet aanzetten (activeren) tijdens vervoer op een openbare weg.
PC8700
–UN–11AUG05
Nadat het systeem is INGESCHAKELD, moet de bestuurder het systeem handmatig in de status GEACTIVEERD plaatsen wanneer hulp bij het sturen gewenst is. Op schakelaar Hervatten (A) drukken. Dit stelt assisted steering in werking. A—Schakelaar Hervatten
Om het systeem te activeren moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: • Snelheid van voertuig is hoger dan 0,5 km/u (0.3 mph). • Snelheid vooruit van voertuig is lager dan Trekker - 30 km/u (18.6 mph) Spuitmachine - 37 km/u (23 mph) Maaidorser - 20 km/u (12.4 mph) • Snelheid van voertuig achteruit is lager dan 10 km/u (6.0 mph). • Voertuig binnen 45 graden van gewenste spoor. • Bestuurder zit op zijn stoel. • TCM is aan. • In de achteruitversnelling blijft AutoTrac 45 seconden geactiveerd. Na 45 seconden moet de machine in een versnelling vooruit worden gezet voordat achteruit weer actief kan worden.
OUO6050,0000D87 –18–23SEP07–1/1
25-2
112207
PN=23
GS2 display
Systeem deactiveren
–UN–23SEP07
ATTENTIE: De voedingsschakelaar (A) van de ATU motor steeds UITSCHAKELEN voordat u een openbare weg oprijdt.
• Voedingsschakelaar van ATU motor UITSCHAKELEN. • Stuurwiel draaien. • Vertragen tot een snelheid van minder dan 0,5 km/u (0.3 mph). • Snelheid vooruit hoger dan Trekker - 30 km/u (18.6 mph) Spuitmachine - 37 km/u (23 mph) Maaidorser - 20 km/u (12.4 mph) • Snelheid achteruit hoger dan 10 km/u (6.0 mph). • Toets STUREN AAN/UIT bedienen tot STUREN UIT wordt weergegeven op het tabblad GUIDANCE WEERGAVE. • De bestuurder staat langer dan 5 seconden van zijn stoel op bij gebruik van een stoelschakelaar, of er is langer dan 7 minuten geen activiteit waargenomen door de bestuurdersaanwezigheidsmonitor.
PC8896A
Het AutoTrac-systeem kan door de volgende methodes INACTIEF worden gemaakt:
Voedingsschakelaar ATU motor
OUO6050,0000D88 –18–22SEP07–1/1
25-3
112207
PN=24
GS2 display
PC9504
–UN–14JUN07
Setup
A—Tabblad Weergave
B—Tabblad Guidance instellingen
C—Tabblad ShiftTrack instellingen
D—Toets ATU instellingen
Op ATU INSTELLINGEN drukken om ATU in te stellen. Vervolg op volgende bladzijde
25-4
OUO6050,0000D89 –18–23SEP07–1/6
112207
PN=25
GS2 display
ATTENTIE: AutoTrac Universal stuurt niet zoals het hoort tijdens het achteruitrijden van knikgestuurde trekkers en zwadmaaiers. Op knikgestuurde trekkers en zwadmaaiers mag de bestuurder AutoTrac beter niet inschakelen tijdens het achteruitrijden.
–UN–23OCT06
OPMERKING: Ervoor zorgen dat de informatie over setup op beide pagina’s is ingevuld, inclusief StarFire-hoogte en voor/achter, op pagina 2 van ATU instellingen, alvorens AutoTrac Universal te bedienen. Type voertuig
• • • • • • • • • • • • • •
PC9467B
De voertuiginstellingen kunnen voor elk onderstaand type voertuig worden opgeslagen. De instellingen kunnen worden opgeslagen en later opgeroepen wanneer de ATU set op andere machines wordt gemonteerd. Aan het begin gaat elk type voertuig standaard naar de aanbevolen startinstellingen. De instellingen worden onder het geselecteerde type voertuig opgeslagen.
A—Type voertuig B—Stuurwielsnelheid (20—200) C—Opvanggevoeligheid (20—200) D—Lijngevoeligheid Spoorvolging (20—400) E—Lijngevoeligheid Richting (20—200) F—Krommingsgevoeligheid (0—200) G—Stuurspeling (0—500)
Rijgewastrekker 1 Rijgewastrekker 2 Knikgestuurde trekker 1 Knikgestuurde trekker 2 Zwadmaaier 1 Zwadmaaier 2 Maaidorser 1 Maaidorser 2 Spuitmachine 1 Spuitmachine 2 Trekker op rupsen 1 Trekker op rupsen 2 Oogstmachine 1 Oogstmachine 2
Als de klant AutoTrac gebruikt op voertuigen met hoge snelheid, kunnen zij spuitmachine kiezen als type voertuig.
Vervolg op volgende bladzijde
25-5
OUO6050,0000D89 –18–23SEP07–2/6
112207
PN=26
GS2 display Stuurwielsnelheid (Deze instelling wordt niet met de ATU 200 gebruikt. Hij wordt grijs weergegeven bij aansluiting op een ATU 200.) Bepaalt de maximumsnelheid waarmee het stuurwiel draait om correcties te maken. Door hogere toenamen draait het stuurwiel sneller. Lagere toenamen zijn vereist bij voertuigen met langzame hydraulische systemen. De maximale stuurwielsnelheid neemt toe bij stuurwielsnelheidsinstellingen van 20 tot 190. Van 190 tot 200 blijft de maximale stuurwielsnelheid hetzelfde maar het tempo waarmee het stuurwiel versnelt, neemt toe. De stuurwielsnelheid moet worden afgesteld in stappen van 10 tussen 20 en 190 en in stappen van 2 tussen 190 en 200. Als de stuurwielsnelheid te hoog wordt ingesteld, kan de ATU gedeactiveerd raken. De stuurwielsnelheid zo hoog mogelijk afstellen zonder dat het stuurwiel wordt gedeactiveerd. Opvanggevoeligheid Bepaalt hoe agressief het voertuig het spoor opvangt. Hogere toenamen leiden tot agressiever sturen tijdens het opvangen van het spoor. Lagere toenamen leiden tot het vlotter oprijden van het volgende spoor. Een te hoge gevoeligheidsinstelling kan het voertuig onstabiel maken; een te lage instelling vertraagt de opvang. Deze instelling is alleen van invloed op de prestaties tijdens het opvangen van het spoor. Vervolg op volgende bladzijde
25-6
OUO6050,0000D89 –18–23SEP07–3/6
112207
PN=27
GS2 display
PC8993
–UN–09MAR06
Lijngevoeligheid – Spoorvolging Bepaalt hoe agressief de ATU op spoorvolgfouten reageert terwijl het voertuig zich op het spoor bevindt. De spoorvolgfout is de afstand tussen de locatie van het voertuig en het gewenste spoor. Als dit getal hoger wordt ingesteld, zal de ATU agressiever reageren om de locatie van het voertuig aan het gewenste spoor aan te passen. Hogere getallen leiden tot agressievere wielbeweging. Lagere toenamen kunnen de nauwkeurigheid verminderen. Deze instelling is alleen van invloed op de prestaties als het voertuig zich op het spoor bevindt.
PC8994
–UN–07MAR06
Lijngevoeligheid – Richting Bepaalt hoe agressief ATU op richtingsfouten reageert terwijl het voertuig zich op het spoor bevindt. De richtingsfout is het verschil tussen de werkelijke richting van het voertuig en de richting van het spoor. Als dit getal hoger wordt ingesteld, zal ATU agressiever reageren om de werkelijke richting van het voertuig aan de richting van het spoor aan te passen. Hogere getallen leiden tot agressievere wielbeweging. Lagere getallen kunnen de nauwkeurigheid verminderen. Deze instelling is alleen van invloed op de prestaties als het voertuig zich op het spoor bevindt.
A—Richtingsfout B—Spoorvolgfout
Krommingsgevoeligheid Bepaalt hoe agressief de ATU reageert op een kromming in het spoor. Als de trekker binnen de kromming afbuigt, moet dit getal lager worden ingesteld. Als de trekker buiten de kromming afbuigt, moet dit getal hoger worden ingesteld. Deze instelling is alleen van invloed op de prestaties als het voertuig zich op een gebogen spoor bevindt. Stuurspeling In sommige voertuigen is er overmatige speling in het stuursysteem waardoor het stuurwiel kan worden gedraaid zonder dat het voertuig van richting verandert. Deze instelling regelt de afstand waarover het stuurwiel draait om deze overmatige speling op te nemen. Als ATU zich op een machine met overmatige speling bevindt, moet deze instelling worden gebruikt. Dit getal hoger instellen op voertuigen die meer beweging van het stuurwiel vereisen voordat het stuursysteem reageert. Deze instelling dient alleen te worden gebruikt op voertuigen met overmatige speling in het stuursysteem. Dit getal dient op de meeste voertuigen, behalve zwadmaaiers, op 0 te worden ingesteld.
Vervolg op volgende bladzijde
25-7
OUO6050,0000D89 –18–23SEP07–4/6
112207
PN=28
GS2 display StarFire-hoogte (in.) en StarFire voor-achter (in.) worden op de volgende pagina beschreven. Bestuurdersaanwezigheid Een stoelschakelaar of bestuurdersactiviteitsmonitor selecteren om de aanwezigheid van de bestuurder te detecteren.
–UN–23OCT06
OPMERKING: Als voor de stoelschakelaar wordt gekozen, moet de externe stoelschakelaar op de kabelboom van AutoTrac Universal worden aangesloten. Als de bestuurder de stoel langer dan 7 seconden verlaat, wordt AutoTrac gedeactiveerd.
PC9468B
OPMERKING: Als voor de activiteitsmonitor wordt gekozen, zal AutoTrac Universal om de zeven minuten op activiteit van de bestuurder controleren. Vijftien seconden voordat AutoTrac wordt uitgeschakeld, krijgt de bestuurder een waarschuwing dat de tijd verloopt. Drukken op Hervatten stelt de timer van de activiteitenbewaking opnieuw in.
A—StarFire-hoogte B—StarFire voor-achter C—Activiteitsmonitor bestuurdersaanwezigheid D—Asymmetrische sturing (50—200)
Asymmetrische sturing In bepaalde voertuigen is het hydraulische stuursysteem zodanig geconfigureerd dat het voertuig niet in elke richting op dezelfde wijze stuurt. Het eindresultaat van deze situatie is dat het voertuig consequent naar de ene kant van de A-B lijn stuurt. Asymmetrische sturing is een waarde die veranderd kan worden om deze stuurverschillen te compenseren. Het platformspecifieke document voor uw voertuig raadplegen voor de juiste waarde van asymmetrische sturing. Dit document kunt u vinden op www.StellarSupport.com. Als uw voertuig geen asymmetrisch voertuig is, moet een waarde van 100 worden gebruikt voor asymmetrische sturing.
Vervolg op volgende bladzijde
25-8
OUO6050,0000D89 –18–23SEP07–5/6
112207
PN=29
–UN–07MAR06 PC8996
PC8995
–UN–07MAR06
GS2 display
Machines met vaste as (rijgewastrekkers, spuitmachines)
Knikgestuurde machines
BELANGRIJK: AutoTrac Universal uitsluitend op goedgekeurde voertuigen gebruiken – www.StellarSupport.com raadplegen voor een lijst met goedgekeurde voertuigen
–UN–07MAR06
Het is belangrijk dat de bestuurder blijft zitten terwijl het voertuig in beweging is.
StarFire voor/achter (cm) Waarde voor/achter invoeren. Dit is de afstand van de vaste as van het voertuig tot de ontvanger. De vaste as is de achteras op een rijgewastrekker en spuitmachine, en de vooras op een knikgestuurde trekker, zwadmaaier, maaidorser, veldhakselaar en katoenplukker. Voor machines op rupsen is deze waarde 0. De ontvanger moet zich op of voor de vaste as bevinden in alle machines behalve knikgestuurde trekkers, waar de ontvanger zich achter de vooras moet bevinden.
PC8997
StarFire-hoogte (cm) De hoogte van de StarFire-ontvanger invoeren. De hoogte wordt vanaf de grond tot de bovenkant van de koepel gemeten.
Maaidorser, zelfrijdende veldhakselaar, zwadmaaier, katoenplukker A—Hoogte B—Voor/achter
OUO6050,0000D89 –18–23SEP07–6/6
25-9
112207
PN=30
GS2 display
PC9503
–UN–28MAY07
Diagnostische aflezingen
• (A) Weergave - Vervolgkeuzelijst • (B) Softwareversie - Versie van AutoTrac Universal software • (C) Onderdeelnummer hardware Onderdeelnummer van de hardware • (D) S/N - Serienummer van AutoTrac Universal • (E) Modus - Status van AutoTrac: UItgeschakeld, Ingeschakeld, Actief • (F) Totaal uren - Uren dat het systeem ingeschakeld is • (G) AutoTrac uren - Aantal uren dat AutoTrac geactiveerd is • (H) Schakelaar Hervatten - Toont status van schakelaar Hervatten Deze verandert van UIT naar AAN als de schakelaar Hervatten wordt ingedrukt. • (I) Stoelschakelaar - Toont status van stoelschakelaar.
• (J) Encoder - Geeft de locatie van het stuurwiel aan. BELANGRIJK: Voor een goede prestatie dient de encoder binnen +/- 500 te staan als de voorwielen recht vooruit staan. Als de wielen recht staan en de encoder buiten dit bereik valt, moet de bestuurder rechtdoor rijden tot de encoder binnen deze instellingen valt. • (K) Richting - Aangegeven richting van het voertuig zoals bepaald door AutoTrac Universal.
Vervolg op volgende bladzijde
25-10
OUO6050,0000D8A –18–23SEP07–1/2 112207
PN=31
GS2 display
BELANGRIJK: De bestuurder moet met minstens 1,6 km/u (1 mph) rijden en het stuurwiel 45 graden in e´e´n richting draaien met minimaal SF1 signaal. De richting moet binnen 3 seconden worden bepaald. • (L) Stopcode - Geeft aan waarom het systeem niet werkt of waarom AutoTrac gedeactiveerd is.
• (M) Motor testen – Door op de toets MOTOR TESTEN LINKS te drukken, draait AutoTrac Universal het stuurwiel naar links. Wordt gebruikt om de motor te testen om zeker te weten dat hij werkt. – Door op de toets MOTOR TESTEN RECHTS te drukken, draait AutoTrac Universal het stuurwiel naar rechts. Wordt gebruikt om de motor te testen om zeker te weten dat hij werkt
OUO6050,0000D8A –18–23SEP07–2/2
25-11
112207
PN=32
GS2 display
PC9505
–UN–28MAY07
Lay-out van thuispagina
Half scherm A—Stuurwielsnelheid1 B—Opvanggevoeligheid
C—Lijngevoeligheid Spoorvolging
Informatie over ATU kan op de thuispagina worden gerangschikt als half scherm, kwart scherm of in het softkeygebied. (GreenStar2 display —
1
D—Lijngevoeligheid Richting E—Encoder
F—Richting G—Stopcodes
Basistoepassingen raadplegen over het veranderen van de lay-out van de thuispagina.)
Deze instelling is niet van toepassing op ATU 200. Vervolg op volgende bladzijde
25-12
OUO6050,0000D8B –18–22SEP07–1/3
112207
PN=33
PC9506
–UN–22JUN07
GS2 display
Kwart scherm A—Stuurwielsnelheid1 B—Opvanggevoeligheid
1
C—Lijngevoeligheid Spoorvolging
D—Lijngevoeligheid Richting E—Encoder
F—Richting
Deze instelling is niet van toepassing op ATU 200. Vervolg op volgende bladzijde
25-13
OUO6050,0000D8B –18–22SEP07–2/3
112207
PN=34
PC9507
–UN–28MAY07
GS2 display
SoftKeygebied A—Stuurwielsnelheid1 B—Opvanggevoeligheid
1
C—Lijngevoeligheid Spoorvolging
D—Lijngevoeligheid Richting E—Encoder
F—Richting
Deze instelling is niet van toepassing op ATU 200. OUO6050,0000D8B –18–22SEP07–3/3
25-14
112207
PN=35
Verhelpen van storingen — GS2 display Waarschuwingen Guidance Waarschuwingen Fout SSU communicatie
Geen communicatie met stuurregelaar voertuig (SSU). Voertuig op diagnosecodes controleren en contact opnemen met John Deere dealer.
Keervoorspelling ingeschakeld
Keervoorspelling is ingeschakeld. UITschakelen m.b.v. keuzevakje
AutoTrac gedeactiveerd
Het AutoTrac systeem wordt gedeactiveerd wanneer de bestuurder langer dan 5 seconden van de stoel opstaat
AutoTrac
De bestuurder is verantwoordelijk voor het voorkomen van botsingen. AutoTrac uitzetten voordat u de openbare weg op rijdt.
Probleem gegevenskaart!
Een gegevenskaart moet in het compact flash-station worden geplaatst en het deurtje moet worden gesloten om GreenStar 2 Pro te kunnen gebruiken.
Geen instel.gegevens!
Geen instellingsgegevens voor de GreenStar 2 Pro toepassing op gegevenskaart gevonden. GreenStar 2 Pro toepassing is niet beschikbaar tot gegevenskaart met instellingsgegevens is geplaatst
Software AutoTrac SSU incompatibel
Contact opnemen met John Deere dealer voor SSU-actualisering.
Communicatiefout
Communicatieprobleem met regelaar. Aansluitingen op regelaar controleren.
Mobiele processor gedetecteerd
Mobiele processor gedetecteerd op CAN bus. GreenStar-toepassing gedeactiveerd. Mobiele processor verwijderen en voeding uit- en inschakelen om GreenStar te activeren.
Probleem GPS-communicatie
Geen communicatie met GPS-ontvanger. Aansluitingen op GPS-ontvanger controleren.
Spoorvolging onnauwkeurig
Uitvoer van GPS-ontvanger moet worden ingesteld op 5Hz. Instellingen op GPS-ontvanger bevestigen en uitvoer in 5Hz wijzigen.
Ongeldige grens
Een ongeldige grens is geregistreerd. U kunt blijven registreren of de huidige grens wissen en opnieuw beginnen te registreren.
Activeringsfout
Ongeldige activeringscode. Activeringscode opnieuw invoeren.
Ongeldig filter
Niet alle velden die op basis van het geselecteerde Type totalen moeten worden ingevuld, zijn ingevuld.
Vlaggen van zelfde keuze
Vlaggen van zelfde naam en modus zijn gekozen.
Naam bestaat reeds
De naam die u hebt ingevoerd, staat al in deze lijst. Nieuwe naam invoeren.
Vervolg op volgende bladzijde
30-1
OUO6050,0000D8C –18–24SEP07–1/2
112207
PN=36
Verhelpen van storingen — GS2 display INFO Probleem GPS-communicatie
Geen communicatie met GPS-ontvanger. Aansluiting bij GPS-ontvanger controleren en bewerking opnieuw uitvoeren.
Geheugen gebogen spoor vol
Intern geheugen voor gebogen spoor is vol. Gegevens moeten worden gewist om door te gaan met gebogen spoor. Gegevens gebogen spoor uit systeem wissen.
AutoTrac uitgeschakeld
AutoTrac SF1 licentie kan niet met huidige StarFire software werken. StarFire software updaten om AutoTrac te gebruiken.
AutoTrac uitgeschakeld
AutoTrac SF1 licentie werkt niet als SF2 correcties ingeschakeld zijn. SF2 correcties uitschakelen om AutoTrac te gebruiken.
Licentieprobleem
Geen licentie beschikbaar voor gekozen spoorvolgmodus. Vorige spoorvolgmodus wordt geselecteerd.
Dubbele naam
Naam bestaat reeds. Andere naam kiezen.
Registratie gebogen spoor
Gebogen spoor wordt geregistreerd. Kan werkzaamheid pas uitvoeren als registratie is uitgezet.
Probleem cirkeldefinitie
Er was een interne fout tijdens cirkeldefinitie. De cirkel opnieuw definie¨ren.
Probleem cirkeldefinitie
Communicatie met GPS-ontvanger verloren gegaan tijdens cirkeldefinitie. De cirkel opnieuw definie¨ren wanneer de communicatie weer is hersteld.
Probleem cirkeldefinitie
Middelpunt is te ver weg. Ander middelpunt kiezen.
Probleem definitie A-B lijn
Er was een interne fout tijdens definitie A-B lijn. A-B lijn opnieuw definie¨ren.
Probleem definitie A-B lijn
Timeout tijdens definitie A-B lijn. A-B lijn opnieuw definie¨ren.
Probleem definitie A-B lijn
Punten A en B van A-B lijn zijn te dichtbij. Werkzaamheid nogmaals uitvoeren.
Verlies van GPS tijdens registratie van grens
GPS verloren tijdens registratie van de grens. Loggen van punten wordt hervat wanneer GPS-signaal terugkeert. Dit kan een onnauwkeurige grens opleveren.
Gegevenskaart vol
Gegevenskaart ontladen en schonen of nieuwe gegevenskaart plaatsen.
Gegevenskaart 90% vol
Gegevenskaart ontladen en schonen of nieuwe gegevenskaart plaatsen.
Geen geheugen
Geen geheugen beschikbaar voor gebogen spoor. Gegevenskaart ontladen en schonen of nieuwe gegevenskaart plaatsen.
Weinig geheugen
Weinig geheugen beschikbaar voor gebogen spoor. Gegevenskaart ontladen en schonen of nieuwe gegevenskaart plaatsen.
Geen geheugen
Geen geheugen beschikbaar voor recht spoor. Gegevenskaart ontladen en schonen of nieuwe gegevenskaart plaatsen.
Geen geheugen
Geen geheugen beschikbaar voor cirkelspoor. Gegevenskaart ontladen en schonen of nieuwe gegevenskaart plaatsen.
Probleem cirkeldefinitie
De afstand van het voertuig tot het middelpunt is meer dan 1,6 km (1 mijl). Een ander middelpunt kiezen of een andere cirkel rijden.
Alle totalen op nul stellen
U hebt besloten alle totalen voor het gekozen filter op nul in te stellen.
Onjuist RS232 regelaarmodel gekozen
Gekozen regelaarmodel RS232 is onjuist. Controleren en fabrikant en modelnummer nogmaals invoeren.
Prescriptiefout
Regelaar is niet ingesteld om prescripties te accepteren.
Prescriptiefout
Regelaar is ingesteld om prescripties te accepteren. Er is geen regelaarprescriptie gekozen.
Prescriptiefout
Prescriptiewaarde ligt buiten bereik van regelaar.
Fout maateenheid regelaar
Regelaar werkt alleen bij gebruik van metrische eenheden.
Fout maateenheid regelaar
Regelaar werkt alleen bij gebruik van Engelse (VS) eenheden.
Fout maateenheid regelaar
Regelaar werkt alleen bij gebruik van metrische of Engelse (VS) eenheden.
Fout werkzaamheid regelaar
Ongeldige werkzaamheid gekozen voor regelaar.
Prescriptiewaarschuwing
Prescriptiewaarde buiten perceel wordt nu toegepast.
Prescriptiewaarschuwing
Verlies van GPS-signaal. Prescriptiewaarde verlies van GPS-signaal wordt nu toegepast.
Prescriptiewaarschuwing
Regelaar ondersteunt gekozen prescriptie niet.
OUO6050,0000D8C –18–24SEP07–2/2
30-2
112207
PN=37
Verhelpen van storingen — GS2 display
Pop-up vensters storingscodes — Guidance software STORINGSTOESTAND STORINGSBESCHRIJVING
ALARMTEKST
Verschijnt eenmaal (bij het opstarten) wanneer voor het eerst een SSU wordt waargenomen, wanneer een AutoTrac toets wordt geactiveerd. (Iedere Guidance modus met toets AutoTrac en met AT compatibele SSU.)
De bestuurder is verantwoordelijk voor het voorkomen van botsingen. AutoTrac uitzetten voordat u de openbare weg op rijdt.
Communicatie met SSU meer dan 1 seconde verbroken
Geen communicatie met stuurregelaar voertuig (SSU). Voertuig op diagnosecodes controleren en contact opnemen met John Deere dealer.
Minder dan 5 seconden van een tussenruimte in gegevens gebogen spoor
Tussenruimte in begeleidingspad
Minder dan 5 seconden van een bocht van meer dan 30° tussen opeenvolgende segmenten
Naderende scherpe bocht
De bestuurder verlaat de stoel meer dan 7 seconden in een spoorvolgmodus die Keervoorspelling ondersteunt en Keervoorspelling is uit (geldige SSU, AT licentie en stoelschakelaar)
Keervoorspelling is ingeschakeld. Vinkje uit vak verwijderen om deze functie uit te schakelen.
Toets SF1 AT met SF2 correcties ingeschakeld.
AutoTrac SF1 licentie werkt niet als SF2 correcties ingeschakeld zijn. SF2 correcties uitschakelen om AutoTrac te gebruiken.
Toets SF1 AT met oude SF1 StarFire software.
AutoTrac SF1 licentie kan niet met huidige StarFire software werken. StarFire software updaten om AutoTrac te gebruiken.
De gebruiker tracht over te schakelen op een spoorvolgmodus waarvoor geen geldige licentie beschikbaar is.
Geen licentie beschikbaar voor gekozen spoorvolgmodus. Vorige spoorvolgmodus wordt gekozen.
De gebruiker tracht een bewerking uit te voeren waarvoor een GPS signaal nodig is (drukt op toets A instellen, B instellen, Registratie gebogen spoor of Registratie cirkelspoor).
Geen communicatie met GPS-ontvanger. Aansluiting bij GPS-ontvanger controleren en bewerking opnieuw uitvoeren.
Het GPS signaal is verloren tijdens de definitie van een cirkel met de rijmethode.
Communicatie met GPS-ontvanger verloren gegaan tijdens cirkeldefinitie. De cirkel opnieuw definie¨ren zodra GPS-communicatie is hersteld.
De gebruiker voert een punt A of B in dat te dicht bij het andere is bij het definie¨ren van een AB lijn (kan gebeuren wanneer A+B en Bgr/Lgr methoden worden gebruikt).
Punt A en B van AB lijn te dichtbij. Er moet 10 m (30 ft.) tussen punt A en B zijn. Werkzaamheid nogmaals uitvoeren.
De gebruiker definieert een cirkel met het middelpunt op een afstand van meer dan 1,6 km (1 mile) van de plaats van het voertuig. Deze waarschuwing kan ook optreden als de gebruiker een cirkel met een ver afgelegen middelpunt selecteert.
De afstand van het voertuig tot het middelpunt is meer dan 1,6 km (1 mijl). Een ander middelpunt kiezen of een andere cirkel rijden.
Er vindt een timeout plaats (de gebruiker heeft de minimale AutoB afstand niet binnen 45 sec bereikt) tijdens definitie van AB lijn met de AutoB methode.
Timeout tijdens definitie AB lijn. AB lijn opnieuw definie¨ren.
De gebruiker tracht de spoorvolgmodus te veranderen tijdens registratie in Gebogen spoor.
Gebogen spoor wordt geregistreerd. Kan werkzaamheid pas uitvoeren als registratie gebogen spoor is uitgezet.
Toets Alle verschuivingen wissen indrukken
Wanneer alle verschuivingen worden gewist, worden de locaties van de originele begeleidingssporen voor het huidige perceel hersteld. Weer u zeker dat u dit wilt doen?
Software AutoTrac SSU incompatibel. AutoTrac gedeactiveerd (uitgangscode SSU)
AutoTrac heeft een incompatibele versie van SSU (voertuigregelaar) gedetecteerd. Contact opnemen met uw John Deere dealer voor de nieuwste software-updates voor uw SSU om AutoTrac te gebruiken.
Vervolg op volgende bladzijde
30-3
OUO6050,0000D8D –18–24SEP07–1/2
112207
PN=38
Verhelpen van storingen — GS2 display STORINGSTOESTAND STORINGSBESCHRIJVING
ALARMTEKST
BERICHTEN DEACTIVERING AUTOTRAC Tekstbericht op display Beschrijving uitgangscode SSU
Tekstbericht op display
Stuurwiel bewogen
Stuurwiel bewogen
Snelheid te laag
Snelheid te laag
Snelheid te hoog
Snelheid te hoog
Incompatibele versnelling
Ongeldige versnelling
Spoornummer gewijzigd
Spoornummer gewijzigd
GPS geen dubbele frequentie
Ongeldig GPS-signaal
SSU-storing
SSU-storing
Geen GSD berichten
Ongeldige displayberichten
Geen PT operationeel bit
Ongeldige instellingen van display
Geen Keycard
Geen AutoTrac activering
Richtingsfout te groot
Richtingsfout te groot
Laterale fout buiten de grenzen
Uit - Spoorfout te groot
Geen bestuurder aanwezig
Uit stoel
Olietemp te laag
Olietemp te laag
TCM niet geı¨nstalleerd of uitgeschakeld
Geen TCM correcties
Ongeldige activeringscode
Ongeldige SSU activeringscode
Diagnostische modus regelt klep
SSU in diagnostische modus
Maaibordschakelaar maaidorser niet aan
Maaibord uit
Schakelaar Weg/Perceel van maaidorser is aan
Wegmodus
Spanning is nog niet stabiel
Ongeldige SSU-spanning
Maximale kromming overschreden
Bocht te scherp
AS_EX_REVERSE_TOO_LONG
Te lang in achteruit gewerkt
AS_EX_TOO_LONG_BELOW_LOW_SPEED_THRESHOLD = 23, // AutoTrac was te lang actief onder LOW_SPEED_THRESHOLD.
Voertuig te langzaam
AS_EX_INCORRECT_DIRECTION
Voertuig rijdt niet vooruit
AS_EX_SHUTTING_DOWN
Voertuig wordt stopgezet
AS_EX_BAD_GEAR_DATA_RECEIVED
Fout versnellingsgegevens
AS_EX_BAD_RESUME_DATA_RECEIVED
Fout schakelaar Hervatten
AS_EX_NO_KEYSWITCH
Fout contactslot
AS_EX_AT_RG_SWITCH
SPFH AutoTrac schakelaar is niet aan
AS_EX_QUICKSTOP_SW
SPFH snelstopschakelaar is aan
OUO6050,0000D8D –18–24SEP07–2/2
30-4
112207
PN=39
Origineel GreenStar-display Opstartscherm Telkens wanneer een met AutoTrac uitgeruste machine wordt gestart, verschijnt dit scherm om de bestuurder te herinneren aan zijn verantwoordelijkheden bij gebruik van het AutoTrac-stuursysteem. De lettertoets naast AKKOORD indrukken om dit scherm te sluiten. BELANGRIJK: Als de machine wordt gestart met AutoTrac geı¨nstalleerd en dit opstartscherm wordt niet weergegeven, dan dient u via www.StellarSupport.com een update van de AutoTrac-software aan te vragen.
PC9632
–UN–24OCT06
A—ID 238 B—Voorzichtig C—— D—De bestuurder is verantwoordelijk voor het voorkomen van botsingen. E—AutoTrac uitzetten voordat u de openbare weg op rijdt. F—— G—Akkoord
OUO6050,0000D8E –18–22SEP07–1/1
35-1
112207
PN=40
Origineel GreenStar-display
AutoTrac Universal inschakelen Het systeem is ingeschakeld wanneer AAN onder STUREN wordt weergegeven. Het systeem is uitgeschakeld wanneer UIT onder STUREN wordt weergegeven. De lettertoets naast STUREN indrukken om tussen AutoTrac inschakelen/uitschakelen te wisselen. Om het systeem in te schakelen moet aan alle voorwaarden hieronder voldaan zijn: • Voedingsschakelaar van ATU motor staat AAN. • AutoTrac KeyCard in mobiele processor voor origineel GreenStar-systeem. • Spoorvolging is aan en ingesteld. • Modus bestuurdersaanwezigheid geselecteerd. • TCM geı¨nstalleerd, gekalibreerd en ingeschakeld. • Kabelbomen AutoTrac Universal Steering set zijn aangesloten en worden gevoed.
PC9633
–UN–24OCT06
A—— B—— C—— D—— E—Sturen F—3D, SF2 signaal / ShiftTrack, Markeerpunt G—Terug
OUO6050,0000D8F –18–22SEP07–1/1
35-2
112207
PN=41
Origineel GreenStar-display
PC9626
–UN–24OCT06
PC8700
–UN–11AUG05
Systeem activeren
A—Schakelaar Hervatten B——
C—— D——
ATTENTIE: Terwijl AutoTrac geactiveerd is, is de bestuurder verantwoordelijk voor het sturen aan het einde van het pad en het voorkomen van botsingen. Alvorens de openbare weg op te rijden moet de motorvoeding uitgeschakeld zijn Het AutoTrac-systeem niet aanzetten (activeren) tijdens vervoer op een openbare weg. Nadat het systeem is INGESCHAKELD, moet de bestuurder het systeem handmatig in de status ACTIEF plaatsen wanneer hulp bij het sturen gewenst is. Op schakelaar Hervatten (A) drukken. Dit stelt assisted steering in werking.
E—Sturen F—3D, SF2 signaal / ShiftTrack, Markeerpunt
G—Terug
Om het systeem te activeren moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: • Snelheid van voertuig is hoger dan 0,5 km/u (0.3 mph). • Snelheid vooruit van voertuig is lager dan Trekker - 30 km/u (18.6 mph) Spuitmachine - 37 km/u (23 mph) Maaidorser - 22 km/u (13.6 mph) • Snelheid van voertuig achteruit is lager dan 10 km/u (6.0 mph). • Voertuig binnen 80° van het gewenste spoor. • Bestuurder zit op zijn stoel. • In achteruit blijft AutoTrac 45 seconden actief. Na 45 seconden moet de machine in een versnelling vooruit worden gezet voordat achteruit weer actief kan worden. • Machine is binnen 40% van spoorafstand. • AutoTrac kent de rijrichting. OUO6050,0000D90 –18–23SEP07–1/1
35-3
112207
PN=42
Origineel GreenStar-display
Systeem deactiveren
–UN–23SEP07
ATTENTIE: De voedingsschakelaar (A) van de ATU motor steeds UITSCHAKELEN voordat u een openbare weg oprijdt.
• Voedingsschakelaar van ATU motor UITSCHAKELEN. • Stuurwiel draaien. • Vertragen tot een snelheid onder 0,5 km/u (0.3 mph) gedurende meer dan 15 seconden. • Snelheid vooruit hoger dan Trekker - 30 km/u (18.6 mph) Spuitmachine - 37 km/u (23 mph) Maaidorser - 20 km/u (12.4 mph) • Snelheid achteruit hoger dan 10 km/u (6.0 mph). • De lettertoets naast STUREN op het scherm RUN indrukken. • De bestuurder staat langer dan 7 seconden van zijn stoel op bij gebruik van een stoelschakelaar, of er is langer dan 7 minuten geen activiteit waargenomen door de bewaking Bestuurder aanwezig. • Langer dan 45 seconden in achteruit werken.
PC8896A
Het AutoTrac-systeem kan door de volgende methodes INACTIEF worden gemaakt:
Voedingsschakelaar ATU motor
OUO6050,0000D91 –18–23SEP07–1/1
35-4
112207
PN=43
Origineel GreenStar-display
Setup SETUP - AUTOTRAC - PAGE 1 ATTENTIE: AutoTrac Universal stuurt niet zoals het hoort tijdens het achteruitrijden van knikgestuurde trekkers en zwadmaaiers. Op knikgestuurde trekkers en zwadmaaiers schakelt de bestuurder AutoTrac beter niet in tijdens het achteruitrijden. OPMERKING: De StarFire-hoogte en voor/achter instellen voordat andere instellingen worden aangepast. Type voertuig
Rijgewastrekker 1 Rijgewastrekker 2 Knikgestuurde trekker 1 Knikgestuurde trekker 2 Zwadmaaier 1 Zwadmaaier 2 Maaidorser 1 Maaidorser 2 Spuitmachine 1 Spuitmachine 2 Trekker op rupsen 1 Trekker op rupsen 2 Oogstmachine 1 Oogstmachine 2
PC9619
• • • • • • • • • • • • • •
–UN–24OCT06
De voertuiginstellingen kunnen voor elk onderstaand type voertuig worden opgeslagen. De instellingen kunnen worden opgeslagen en later opgeroepen wanneer de ATU set op andere machines wordt gemonteerd. Aan het begin gaat elk type voertuig standaard naar de aanbevolen startinstellingen. De instellingen worden onder het geselecteerde type voertuig opgeslagen.
A—Type voertuig B—Stuurwielsnelheid C—Opvanggevoeligheid D—Lijngevoeligheid Spoorvolging E—Lijngevoeligheid Richting F—Krommingsgevoeligheid G—Terug
Als de klant AutoTrac gebruikt op voertuigen met hoge snelheid, kunnen zij spuitmachine kiezen als type voertuig
Vervolg op volgende bladzijde
35-5
OUO6050,0000D92 –18–23SEP07–1/5
112207
PN=44
Origineel GreenStar-display Stuurwielsnelheid (Deze instelling is niet van toepassing op ATU 200) Bepaalt de maximumsnelheid waarmee het stuurwiel draait om correcties te maken. Door hogere toenamen draait het stuurwiel sneller. Lagere toenamen zijn vereist bij voertuigen met langzame hydraulische systemen. De maximale stuurwielsnelheid neemt toe bij stuurwielsnelheidsinstellingen van 20 tot 190. Van 190 tot 200 blijft de maximale stuurwielsnelheid hetzelfde maar het tempo waarmee het stuurwiel versnelt, neemt toe. De stuurwielsnelheid moet worden afgesteld in stappen van 10 tussen 20 en 190 en in stappen van 2 tussen 190 en 200. Als de stuurwielsnelheid te hoog wordt ingesteld, kan de ATU gedeactiveerd raken. De stuurwielsnelheid zo hoog mogelijk afstellen zonder dat het stuurwiel wordt uitgeschakeld. Opvanggevoeligheid Bepaalt hoe agressief het voertuig het spoor opvangt. Hogere toenamen leiden tot agressiever sturen tijdens het opvangen van het spoor. Lagere toenamen leiden tot het vlotter oprijden van het volgende spoor. Een te hoge gevoeligheidsinstelling kan het voertuig onstabiel maken; een te lage instelling vertraagt de opvang. Deze instelling is alleen van invloed op de prestaties tijdens het opvangen van het spoor.
Vervolg op volgende bladzijde
35-6
OUO6050,0000D92 –18–23SEP07–2/5
112207
PN=45
Origineel GreenStar-display
PC8993
–UN–09MAR06
Lijngevoeligheid – Spoorvolging Bepaalt hoe agressief de ATU op spoorvolgfouten reageert terwijl het voertuig zich op het spoor bevindt. De spoorvolgfout is de afstand tussen de locatie van het voertuig en het gewenste spoor. Als dit getal hoger wordt ingesteld, zal ATU agressiever reageren om de locatie van het voertuig aan het gewenste spoor aan te passen. Hogere getallen leiden tot agressievere wielbeweging. Lagere toenamen kunnen de nauwkeurigheid verminderen. Deze instelling is alleen van invloed op de prestaties als het voertuig zich op het spoor bevindt.
PC8994
–UN–07MAR06
Lijngevoeligheid – Richting Bepaalt hoe agressief ATU op richtingsfouten reageert terwijl het voertuig zich op het spoor bevindt. De richtingsfout is het verschil tussen de werkelijke richting van het voertuig en de richting van het spoor. Als dit getal hoger wordt ingesteld, zal ATU agressiever reageren om de werkelijke richting van het voertuig aan de richting van het spoor aan te passen. Hogere getallen leiden tot agressievere wielbeweging. Lagere getallen kunnen de nauwkeurigheid verminderen. Deze instelling is alleen van invloed op de prestaties als het voertuig zich op het spoor bevindt.
A—Richtingsfout B—Spoorvolgfout
Krommingsgevoeligheid Bepaalt hoe agressief de ATU reageert op een kromming in het spoor. Als de trekker binnen de kromming afbuigt, moet dit getal lager worden ingesteld. Als de trekker buiten de kromming afbuigt, moet dit getal hoger worden ingesteld. Deze instelling is alleen van invloed op de prestaties als het voertuig zich op een gebogen spoor bevindt.
Vervolg op volgende bladzijde
35-7
OUO6050,0000D92 –18–23SEP07–3/5
112207
PN=46
–UN–07MAR06 PC8996
PC8995
–UN–07MAR06
Origineel GreenStar-display
Machines met vaste as (rijgewastrekkers, spuitmachines)
Knikgestuurde machines
SETUP - AUTOTRAC - PAGE 2 StarFire-hoogte (cm) De hoogte van de StarFire-ontvanger invoeren. De hoogte wordt vanaf de grond tot de bovenkant van de koepel gemeten.
PC8997
–UN–07MAR06
StarFire voor/achter (cm) Waarde voor/achter invoeren. Dit is de afstand van de vaste as van het voertuig tot de ontvanger. De vaste as is de achteras op een rijgewastrekker en spuitmachine, en de vooras op een knikgestuurde trekker, zwadmaaier, maaidorser, veldhakselaar en katoenplukker. Voor machines op rupsen is deze waarde 0. De ontvanger moet zich op of voor de vaste as bevinden in alle machines behalve knikgestuurde trekkers, waar de ontvanger zich achter de vooras moet bevinden. Maaidorser, zelfrijdende veldhakselaar, zwadmaaier, katoenplukker A—Hoogte B—Voor/achter
Vervolg op volgende bladzijde
35-8
OUO6050,0000D92 –18–23SEP07–4/5
112207
PN=47
Origineel GreenStar-display Bestuurdersaanwezigheid Een stoelschakelaar of bestuurdersactiviteitsmonitor selecteren om de aanwezigheid van de bestuurder te detecteren.
PC9383
Stuurspeling In sommige voertuigen is er overmatige speling in het stuursysteem waardoor het stuurwiel kan worden gedraaid zonder dat het voertuig van richting verandert. Deze instelling regelt de afstand waarover het stuurwiel draait om deze overmatige speling op te nemen. Als ATU zich op een machine met overmatige speling bevindt, moet deze instelling worden gebruikt. Dit getal hoger instellen op voertuigen die meer beweging van het stuurwiel vereisen voordat het stuursysteem reageert. Deze instelling dient alleen te worden gebruikt op voertuigen met overmatige speling in het stuursysteem. Dit getal dient op de meeste voertuigen, behalve zwadmaaiers, op 0 te worden ingesteld.
–UN–10OCT06
Asymmetrische sturing In bepaalde voertuigen is het hydraulische stuursysteem zodanig geconfigureerd dat het voertuig niet in elke richting op dezelfde wijze stuurt. Het eindresultaat van deze situatie is dat het voertuig consequent naar de ene kant van de A-B lijn stuurt. Asymmetrische sturing is een waarde die veranderd kan worden om deze stuurverschillen te compenseren. Het platformspecifieke document voor uw voertuig raadplegen voor de juiste waarde van asymmetrische sturing. Dit document kunt u vinden op www.StellarSupport.com. Als uw voertuig geen asymmetrisch voertuig is, moet een waarde van 100 worden gebruikt voor asymmetrische sturing.
A—StarFire-hoogte B—StarFire voor-achter C—Activiteitsmonitor bestuurdersaanwezigheid D—Asymmetrische sturing (50—200) E—Stuurspeling (0—500) F—— G—Setup (Terug)
OUO6050,0000D92 –18–23SEP07–5/5
35-9
112207
PN=48
Origineel GreenStar-display
Informatie over motortest en AutoTrac • Softwareversie – Versie van AutoTrac Universal software • Hardwareversie - Hardwareversienummer • Serienummer Serienummer van AutoTrac Universal • Modus Status van AutoTrac: Uitgeschakeld, ingeschakeld of actief • Totaal uren Uren dat het systeem ingeschakeld is • AutoTrac uren Aantal uren dat AutoTrac geactiveerd is • Schakelaar Hervatten Toont status van schakelaar Hervatten Deze verandert van UIT naar AAN als de schakelaar Hervatten wordt ingedrukt. • Stoelschakelaar Toont UIT/AAN. • Encoder Geeft de locatie van het stuurwiel aan.
PC9638
–UN–24OCT06
BELANGRIJK: Voor een goede prestatie dient de encoder binnen +/- 500 te staan als de voorwielen recht vooruit staan. Als de wielen recht zijn en de encoder buiten dit bereikt valt, moet de bestuurder recht vooruitrijden tot de encoder binnen deze waarden valt. • Richting Geeft de richting van het voertuig aan zoals bepaald door AutoTrac Universal. BELANGRIJK: De bestuurder moet met minstens 1,6 km/u (1 mph) rijden en het stuurwiel 45° graden in e´e´n richting draaien met minimaal SF1 signaal. De richting moet binnen 3 seconden worden bepaald. • Stopcode Geeft aan waarom het systeem niet werkt of waarom AutoTrac gedeactiveerd is. (AUTOTRAC UNIVERSAL STOPCODES in het hoofdstuk Verhelpen van storingen raadplegen.) • Motor testen links Door de toets “E” in te drukken, draait de AutoTrac Universal motor het stuurwiel naar links. Wordt gebruikt om de motor te testen om zeker te weten dat hij werkt. • Motor testen rechts Door de toets “F” in te drukken, draait de AutoTrac Universal motor het stuurwiel naar rechts. Wordt gebruikt om de motor te testen om zeker te weten dat hij werkt.
A—Softwareversie, hardwareversie, serienummer B—Modus, totaal aantal uren, AutoTrac uren C—Schakelaar Hervatten, stoelschakelaar, encoder D—Richting, stopcode E—Motor testen links F—Motor testen rechts G—Terug
OUO6050,0000D9E –18–23SEP07–1/1
35-10
112207
PN=49
Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar Waarschuwingsschermen B
C
i
STOP
ZX026095
A Elke diagnostische storingscode heeft een prioriteit. De prioriteit van de diagnostische storingscode wordt aangeduid door het weergegeven pictogram (A), (B) of (C):
–UN–19JUN01
Waarschuwingsschermen en alarmen attenderen de bestuurder op bedrijfsproblemen met het systeem. Elk scherm geeft een diagnostische storingscode (DTC) weer in de rechter bovenhoek (D), sleutelwoordstrings (E) en tekststrings (F). (LIJSTEN MET DIAGNOSTISCHE STORINGSCODES raadplegen voor het specifieke bedrijfsprobleem en de aanbevolen maatregelen.)
ZX026095
• Pictogram (A) behoort bij de schermen ATTENTIE VOLLEDIGE PAGINA. Attenties worden onderaan de RUN-schermen weergegeven of als een VOLLEDIG scherm als de weergave GEEN RUN-scherm is. Het akoestische alarm klinkt op het hoogste volume. OPMERKING: Wanneer een attentiescherm verschijnt, moeten corrigerende maatregelen worden genomen voordat het werk wordt voortgezet. • Pictogram (B) behoort bij de schermen WAARSCHUWING VOLLEDIGE PAGINA. Een waarschuwing Volledige pagina heeft voorrang op elke andere displayfunctie die aan de gang is.
–UN–08SEP05
OPMERKING: De toetsen RUN, SETUP en INFO zijn NIET actief tijdens deze weergave.
OPMERKING: Wanneer een waarschuwingsscherm verschijnt, moeten corrigerende maatregelen worden genomen voordat het werk wordt voortgezet. • Pictogram (C) behoort bij de schermen INFO VOLLEDIGE PAGINA.
PC8757
Als een alarm ATTENTIE of ADVIES aan de gang is wanneer een WAARSCHUWING VOLLEDIGE PAGINA optreedt, wordt dat alarm onderbroken en klinkt een alarm voor de WAARSCHUWING VOLLEDIGE PAGINA. A—Pictogram attentie volledige pagina B—Pictogram waarschuwing volledige pagina C—Pictogram INFO volledige pagina D—Diagnostische storingscode (DTC) E—Sleutelwoordstrings F—Tekststrings
OUO6050,0000D93 –18–22SEP07–1/1
40-1
112207
PN=50
Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar
Lijst met diagnostische storingscodes Storingscode Sleutelwoordstrings 100
Fout pc-kaart
Tekststrings
Beschrijving/reden
Fout pc-gegevenskaart. Fout gevonden. De foutcode is 02-02-00. De pc-kaart controleren.
Probleem met pc-gegevenskaart of KeyCard
Voeding uit- en inschakelen. Contact opnemen met uw dealer als storingscode 100 opnieuw wordt weergegeven
Opmerkingen
155
Waarschuwing pc-kaart
KeyCard is verwijderd. KeyCard opnieuw plaatsen.
Mobiele processor krijgt geen toegang tot KeyCard
Plaatsing van KeyCard controleren
200
Probleem met CAN-bus
De volgende apparatuur communiceert niet meer met het display. Deze apparatuur en CAN-busbedrading controleren.
Communicatieprobleem tussen het display en een of meer andere apparaten.
Contact opnemen met uw dealer
201
Probleem met CAN-bus
Twee apparaten verzoeken om dezelfde sectie van het RUN-scherm. INDELING RUN-PAGINA uitvoeren om het conflict te verhelpen.
Conflict display.
INDELING RUN-PAGE uitvoeren.
210
Probleem met CAN-bus
Te veel apparaten willen communiceren met het display. Een of meer apparaten verwijderen.
Poging tot inloggen van meer dan 8 apparaten op de CAN-bus.
Onnodig apparaat ontkoppelen
211
Probleem met CAN-bus
Overbelasting communicatie CAN-bus. Display opnieuw instellen of voeding uit- en weer inschakelen.
Displaytoetsen te snel ingedrukt.
Voeding uit- en inschakelen
213
Interne fout
Storing gevonden in intern geheugen van display.
Intern probleem met display.
Voeding uit- en inschakelen. Als storingscode 213 opnieuw wordt weergegeven, het display vervangen.
230
Displayadreswijziging
U staat op het punt het adres van het display te wijzigen. Als het verkeerde adres wordt geselecteerd, gaat de communicatie met werktuigen verloren.
Wijziging apparaatadres.
Het display op het PRIMAIRE display-adres instellen
232
Probleem met CAN-bus
Geen primair GreenStar-display gevonden. Voor alle systemen is een primair display nodig.
Verkeerd display-adres gebruikt (bv. EXTRA1).
Display op het PRIMAIRE display-adres instellen
233
Probleem met taalselectie
De volgende apparatuur ondersteunt de geselecteerde taal niet. De eerder geselecteerde taal zal worden gebruikt.
Het systeem toont welke component(en) de geselecteerde taal niet hebben geladen.
Alle nodige talen naar elke component van het systeem laden, dan de gewenste systeemtaal selecteren.
259
KeyCard waarschuwing
Fout herprogrammering product. Een PRP-bestand dat in een BIN-bestand is gespecificeerd, ontbreekt op de kaart.
Programmeerfout bij programmeren van Parallel Tracking-systeem naar Yield Mapping-systeem met gebruik van SETUP/KeyCard/YIELD MAPPING-volgorde.
INFO/KeyCard/PROG gebruiken. DOEL-volgorde voor herprogrammeren van systeem naar Yield Mapping
301
Waarschuwing
Probleem met StarFire-netwerk. Even geduld.
Ontvanger ontvangt geen correctieberichten van het StarFire-netwerk.
Contact opnemen met uw dealer
302
Waarschuwing
Ontvanger ontvangt niet op alternatieve frequentie.
De ontvanger is niet op een differentieelsignaal vergrendeld
Op standaardfrequentie overschakelen
303
Waarschuwing
GPS-correctielicentie is vervallen.
Licentie moet worden vernieuwd
Licentie vernieuwen of uitstelperiodes gebruiken, indien beschikbaar
304
Waarschuwing
Gecorrigeerde GPS-positie is niet beschikbaar.
Differentieelcorrectie is verloren
Wachten tot differentieelcorrectie is hersteld
Vervolg op volgende bladzijde
40-2
OUO6050,0000D94 –18–22SEP07–1/2 112207
PN=51
Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar Storingscode Sleutelwoordstrings
Tekststrings
Beschrijving/reden
Opmerkingen
305
Waarschuwing
GPS-positie is niet beschikbaar.
Signaal is verloren
Wachten tot signaal is hersteld
306
Waarschuwing
StarFire GPS-software updaten. Even geduld.
Laadproces nieuwe StarFire-software
Wachten tot programmeren voltooid is
OUO6050,0000D94 –18–22SEP07–2/2
40-3
112207
PN=52
Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar
Lijst met diagnostische storingscodes voor display Storingscode
Probleem
Beschrijving/reden
Opmerkingen
20
Werktuig ontkoppeld.
Een eerder ingelogd werktuig is van de CAN-bus ontkoppeld.
Alle connectors van componenten op juiste aansluiting controleren.
21
Conflict display.
Een werktuig heeft getracht naar een displaysectie van een RUN-pagina te schrijven zonder voorafgaande toewijzing.
Een Indeling RUN-pagina aanmaken
30
Te veel apparaten op CAN-bus.
Poging tot inloggen van meer dan 8 apparaten op de CAN-bus.
Onnodige werktuigen ontkoppelen.
31
Overbelasting display.
Displaytoetsen te snel ingedrukt.
Voeding uit- en inschakelen.
33
Geheugenstoring.
Intern probleem met display.
Voeding uit- en inschakelen. Als storingscode 33 opnieuw wordt weergegeven, het display vervangen.
40
Geen communicatie met GPS
Verlies van communicatie met positie-ontvanger.
Verbinding met positie-ontvanger controleren. Contact opnemen met uw dealer.
41
Geen GPS-differentieel
Verlies van differentieelsignaal.
Contact opnemen met uw dealer.
44
Geen KeyCard geplaatst
Geen KeyCard in mobiele processor geplaatst
Een KeyCard in de mobiele processor plaatsen.
45
GPS werkt op 1 Hz
GPS werkt op 1 Hz
46
Geen GPS-signaal
Positie-ontvanger ontvangt geen GPS-signaal.
47
Display werkt niet
48 49 50
Geen SSU-communicatie
Signaal is verloren of positie-ontvanger werkt niet. Controleren of de positie-ontvanger niet geblokkeerd is.
Apparaatadres is gewijzigd.
Uw dealer raadplegen.
Apparaatadres gewijzigd
Apparaatadres op autom. instellen.
Geen primair display-adres op CAN-bus.
Display-adres op primair instellen.
Verlies van CCD-communicatie naar stuurregelaar
Uw dealer raadplegen.
51
Controle alertheid bestuurder.
52
Meer dan e´e´n display met een primair adres op de bus.
Display Parallel Tracking op extra instellen.
53
Een EXTRA-adres heeft CCD actief gevonden. CCD mag alleen op primair display actief zijn.
Uw dealer raadplegen.
54
Autom. detectielaag gaat niet samen met door gebruiker geselecteerde CAN-laag.
Display CAN-buslaag op autom. instellen.
60
Flash wissen mislukt.
Wissen van geheugen Gebogen spoor mislukt
Uw dealer raadplegen.
61
Flash schrijven mislukt
Schrijven naar geheugen Gebogen spoor mislukt
Uw dealer raadplegen.
110
Probleem met CAN-bus.
Communicatieprobleem met CAN-bus.
Kabelboom en terminators van CAN-buskabelboom controleren. Contact opnemen met uw dealer.
111
Probleem met CCD-bus.
CCD-bus hardware/bedradingsfouten.
CCD-bedrading tussen digitale toerenteller en display controleren. Contact opnemen met uw dealer
112
Conflict display Indeling RUN-pagina.
Twee of meer apparaten verzoeken om dezelfde schermtoewijzing.
Een Indeling RUN-pagina aanmaken
Vervolg op volgende bladzijde
40-4
OUO6050,0000D95 –18–22SEP07–1/2 112207
PN=53
Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar Storingscode
Probleem
Beschrijving/reden
Opmerkingen
115
Conflict CAN-busadres
Twee of meer apparaten verzoeken om hetzelfde CAN-adres.
Uw dealer raadplegen.
126
AutoTrac uitgeschakeld.
Een versie van de mobiele-processorapplicatiecode wordt gebruikt die geen beveiligde CAN gebruikt.
Uw dealer raadplegen.
OUO6050,0000D95 –18–22SEP07–2/2
Origineel GreenStar-display Storing
Oorzaak
Oplossing
Display is leeg.
Geen voeding.
Kabelboomaansluitingen op het display controleren.
Onjuist contrast of onvoldoende achtergrondverlichting.
Contrast bijstellen.
Niveau achtergrondverlichting wijzigen. Akoestisch alarm van display klinkt niet.
Mogelijk mislukt alarm.
Uw John Deere dealer raadplegen.
Display is op bepaalde pagina vergrendeld.
Communicatieprobleem.
Contactslot UIT en AAN zetten.
Dubbel display werkt niet naar behoren.
Onjuist display-adres.
Controleren of weergave Parallel Tracking op extra 1 en hoofddisplay op primair is ingesteld. Bij gebruik van een enkel display, controleren of het adres op primair is ingesteld.
Parallel Tracking-systeem is langzaam of sloom.
Onjuiste frequentie van updates.
Controleren of ontvanger op 5 Hz is ingesteld.
Display werkt niet naar behoren.
Onjuiste displaysoftware.
Uw John Deere dealer raadplegen i.v.m. set PF90091 voor display upgrade. OUO6050,0000D96 –18–22SEP07–1/1
40-5
112207
PN=54
Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar
Mobiele processor Storing
Oorzaak
Oplossing
KeyCard past niet in sleuf.
KeyCard is achterstevoren.
Pijl op KeyCard uitlijnen met pijl op mobiele processor.
Systeem loopt vast tijdens herprogrammering.
Onjuist bericht van display.
Contactslot uitschakelen. Kabelboom van mobiele processor ontkoppelen. Contactslot aanzetten en kabelboom van mobiele processor opnieuw aansluiten. Herprogrammering zou moeten doorgaan.
OUO6050,0000D97 –18–22SEP07–1/1
Positie-ontvanger Storing
Oorzaak
Oplossing
Geen differentieelcorrectie.
Differentieellicentie is vervallen.
Contact opnemen met GreenStar software-ondersteuning. Om de nieuwste softwareversie aan te schaffen: www.StellarSupport.com bezoeken of contact opnemen met uw John Deere dealer.
Storing van zenderontvanger.
De antenne van de zenderontvanger op minstens 2 m (6.5 ft) afstand van de positie-ontvanger plaatsen.
OUO6050,0000D98 –18–23SEP07–1/1
Storingscodes BELANGRIJK: Om te zien of storingscodecondities nog actief zijn, alle storingscodes handmatig wissen en zien of storingscodes opnieuw verschijnen. Opgeslagen storingscodes duiden erop dat een probleem is gevonden. Opgeslagen storingscodes blijven in het geheugen tot ze door de bestuurder worden gewist. Het is mogelijk dat de storingsconditie niet langer actief is. Vervolg op volgende bladzijde
40-6
OUO6050,0000D99 –18–22SEP07–1/3 112207
PN=55
Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar Storingscode
Beschrijving
Probleem
Oplossing
523319.18
Lage geschakelde spanning
TCM vond lage spanning op door sleutel geschakelde voeding.
Accuspanning controleren, massakabels controleren, kabelboom controleren. Contact opnemen met dealer als probleem aanhoudt.
523792.18
Lage ongeschakelde spanning
TCM vond lage spanning op ongeschakelde accuvoeding.
Accuspanning controleren, massakabels controleren, kabelboom controleren. Contact opnemen met dealer als probleem aanhoudt.
523792.1
Geen ongeschakelde spanning
TCM vond geen spanning op ongeschakelde accuvoeding. TCM kan wijzigingen aan instellingen niet opslaan als de sleutel uitgeschakeld is.
Accuspanning controleren, massakabels controleren, zekeringen controleren. Contact opnemen met uw John Deere dealer.
2028.12
Geen StarFire-communicatie
Communicatie tussen TCM en ontvanger verloren
TCM-kabelboom controleren op juiste aansluiting tussen ontvanger en TCM. CAN-spanningen controleren. Contact opnemen met uw John Deere dealer.
523773.3
StarFire-CAN-spanning buiten bereik
Hoge signaalspanning van StarFire-CAN ligt boven bereik.
TCM-kabelboom controleren op juiste aansluiting tussen ontvanger en TCM. CAN STARFIRE-spanningen controleren. Contact opnemen met uw John Deere dealer.
523773.4
StarFire-CAN-spanning buiten bereik
Hoge signaalspanning van StarFire-CAN ligt onder bereik.
TCM kabelboom controleren op juiste aansluiting tussen ontvanger en TCM. CAN-spanningen controleren. Contact opnemen met uw John Deere dealer.
523774.3
StarFire-CAN-spanning buiten bereik
Lage signaalspanning van StarFire-CAN ligt boven bereik.
TCM-kabelboom controleren op juiste aansluiting tussen ontvanger en TCM. CAN-spanningen controleren. Contact opnemen met dealer.
523774.4
StarFire-CAN-spanning buiten bereik
Lage signaalspanning van StarFire-CAN ligt onder bereik.
TCM-kabelboom controleren op juiste aansluiting tussen ontvanger en TCM. CAN-spanning controleren. Contact opnemen met uw John Deere dealer.
956.16
Rolsensor buiten bereik
Interne rolsensor is buiten normale bedrijfsbereik. De TCM kan positie niet op rolhoeken corrigeren.
Contact opnemen met uw John Deere dealer.
2146.14
Temperatuursensor buiten bereik
Interne temperatuursensor is buiten normale bedrijfsbereik.
Contact opnemen met uw John Deere dealer.
523309.7
Giersensor reageert niet
Interne giersensor reageert niet. TCM kan veranderingen in bodem niet compenseren.
Contact opnemen met uw John Deere dealer.
523309.16
Giersensor buiten bereik
Interne giersensor is buiten normale bedrijfsbereik. TCM kan veranderingen in bodem niet compenseren.
Contact opnemen met uw John Deere dealer.
523310.2
Geheugenfout
Er heeft zich een interne geheugenfout voorgedaan.
Contact opnemen met uw John Deere dealer.
Vervolg op volgende bladzijde
40-7
OUO6050,0000D99 –18–22SEP07–2/3 112207
PN=56
Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar 523442.31
Geen instelling voor/achter
Instelling voor/achter niet voor dit voertuig ingevoerd. Naar het scherm SETUP - TCM gaan.
VOOR/ACHTER in hoofdstuk TCM of StarFire iTC raadplegen.
523441.31
Geen StarFire-hoogte-instelling
StarFire-hoogte-instelling niet voor dit voertuig ingevoerd. Naar het scherm SETUP - TCM gaan.
HOOGTE in hoofdstuk TCM of StarFire iTC raadplegen.
2146.13
TCM niet gekalibreerd
TCM is niet gekalibreerd voor dit voertuig. Naar het scherm SETUP - TCM gaan om te kalibreren.
KALIBREREN in hoofdstuk TCM of StarFire iTC raadplegen.
523572.31
Onveilige stopzetparameters niet opgeslagen
TCM kon wijzigingen aan instellingen niet opslaan omdat de sleutel uitgeschakeld was. Er moet ongeschakelde accuspanning voorhanden zijn om wijzigingen op te slaan na uitschakelen van sleutel.
Accuspanning bij TCM controleren met sleutel uit, kabelboom controleren. Contact opnemen met uw John Deere dealer.
OUO6050,0000D99 –18–22SEP07–3/3
40-8
112207
PN=57
Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar
Waarschuwingsschermen Waarschuwingsschermen Waarschuwingsschermen en alarmen attenderen de bestuurder op bedrijfsproblemen met het systeem. OPMERKING: Wanneer een waarschuwingsscherm verschijnt, moeten corrigerende maatregelen worden genomen voordat het werk wordt voortgezet. Waarschuwingen en alarmen verhinderen NIET dat de machine start, werkt of gegevens vastlegt. Elk waarschuwingsscherm geeft een specifiek bedrijfsprobleem en aanbevolen corrigerende maatregel weer. Waarschuwingsschermen Volledige pagina OPMERKING: De toetsen RUN, SETUP en INFO zijn niet actief tijdens deze weergave. Een waarschuwing Volledige pagina heeft voorrang op elke andere displayfunctie die aan de gang is. Het akoestische alarm klinkt op het hoogste volume. Als een alarm ATTENTIE of ADVIES aan de gang is wanneer een waarschuwing Volledige pagina optreedt, wordt dat alarm onderbroken en klinkt een waarschuwingsalarm Volledige pagina. Schermen attentie Volledige pagina Attenties worden onderaan de RUN-schermen weergegeven of als een volledig scherm als er geen RUN-scherm is. Storing
Oorzaak
Oplossing
Waarschuwingsscherm KeyCard-fout.
Mobiele processor herkent KeyCard in sleuf niet.
Controleren of KeyCard stevig in sleuf zit (zwarte uitwerpknop moet uitsteken).
Waarschuwingsscherm communicatieprobleem.
Communicatieprobleem gegevensnetwerk.
Voeding uit- en inschakelen; als het probleem aanhoudt uw John Deere dealer raadplegen.
Waarschuwingsscherm Programma niet gevonden.
Programma’s niet op KeyCard gevonden.
Controleren of programma’s zich in juiste directory op KeyCard bevinden.
Geen communicatiescherm.
Communicatieprobleem positie-ontvanger.
Alle op het scherm aangegeven aansluitingen controleren.
Vervolg op volgende bladzijde
40-9
OUO6050,0000D9A –18–22SEP07–1/2 112207
PN=58
Verhelpen van storingen—Origineel GreenStar Storing
Oorzaak
Oplossing
Voeding uit- en inschakelen; als het probleem aanhoudt uw John Deere dealer raadplegen. Accuspanning laag.
Accuspanning te laag bij mobiele processor.
Accuspanning controleren.
Machinezekeringen controleren. Zo nodig vervangen. Als het probleem aanhoudt, uw John Deere dealer raadplegen. Accuspanning laag bij mobiele processor.
Accuspanning te laag.
Accuspanning controleren.
Machinezekeringen controleren. Zo nodig vervangen. Systeemmassa controleren. Als het probleem aanhoudt, uw John Deere dealer raadplegen. OUO6050,0000D9A –18–22SEP07–2/2
40-10
112207
PN=59
Specificaties Conformiteitsverklaring John Deere Ag Management Solutions 4140 NW 114th Street Urbandale, IA 50322, VS De volgende GREENSTAR-systeemcomponenten voldoen aan de EU bepalingen inzake elektromagnetische compatibiliteit van richtlijn 2004/108/EG. Deze componenten zijn beoordeeld aan de hand van de aanvaardingscriteria vastgesteld in de geharmoniseerde norm ISO 14982:1998.
–UN–05OCT07
Origineel GreenStar-display Mobiele processor GreenStar-display 2100 en 2600 Displayregelaar StarFire iTC-ontvanger RTK-radio AutoTrac Universal Steering set GS2-spuitregelaar iTC voedingsmodule
PC7072B
• • • • • • • • •
26 september 2007 OUO6050,0000DA7 –18–08OCT07–1/1
Veiligheidsnota betreffende achteraf geı¨nstalleerde elektrische en elektronische apparaten en/of componenten De machine is uitgerust met elektronische componenten waarvan de werking door de elektromagnetische straling van andere apparaten kan worden beı¨nvloed. Deze invloeden kunnen gevaarlijk zijn en de volgende veiligheidsaanwijzingen moeten daarom in acht worden genomen: Als achteraf elektrische en elektronische apparaten op de machine worden geı¨nstalleerd en op het boordsysteem worden aangesloten, moet de gebruiker controleren of deze installatie de elektronica of andere componenten beı¨nvloedt. Dit geldt in het bijzonder voor:
• pc • GPS-ontvanger In het bijzonder moeten achteraf geı¨nstalleerde elektrische/elektronische componenten voldoen aan alle betreffende EMC-richtlijnen en van het CE-keurmerk zijn voorzien. De bedrading, installatie en maximaal toegestane voedingsstroom moeten overeenstemmen met die in de installatie-instructies van de machinefabrikant.
OUO6050,0000DA8 –18–04OCT07–1/1
45-1
112207
PN=60
Alfabetisch register Bladzijde
Bladzijde
A
M
Asymmetrische sturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . AutoTrac Maaidorser Opstartscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25-1, Trekker Condities voor activering . . . . . . . . . . . . . . . Systeem activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Systeem deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . Systeem inschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . AutoTrac Universal Verhelpen van storingen . . . . . . . . . . . . . . . . .
25-4
35-1
Maaidorser AutoTrac Opstartscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25-1, 35-1 Mobiele processor Verhelpen van storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 40-6
15-3 35-3 35-4 35-2 20-1
B
O Ontvanger Verhelpen van storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 40-6 Opstartscherm AutoTrac Maaidorser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25-1, 35-1 Opvanggevoeligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-4
Bestuurdersaanwezigheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-4
P Parallel Tracking Diagnostische storingscodes . . . . . . . . . . . . . . 40-2
C Conformiteit, verklaring. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45-1 Conformiteitsverklaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45-1
S D Diagnostische storingscodes Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Parallel Tracking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Display Diagnostische storingscodes . . . . . . . . . . . . . . Verhelpen van storingen . . . . . . . . . . . . . . . . .
40-4 40-2
StarFire voor-achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . StarFire-hoogte. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Storingscodes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stuurspeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stuurwielsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
40-4 40-5
K Krommingsgevoeligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-4
25-4 25-4 40-6 25-4 25-4
T Trekker AutoTrac Condities voor activering . . . . . . . . . . . . . . . Systeem activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Systeem deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . Systeem inschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . Type voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15-3 35-3 35-4 35-2 25-4
L V Lijngevoeligheid Richting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-4 Volgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-4
Verhelpen van storingen AutoTrac Universal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20-1
Alfabetisch register-1
112207
PN=1
Alfabetisch register
Bladzijde
Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Diagnostische storingscodes . . . . . . . . . . . . Mobiele processor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ontvanger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Parallel Tracking Diagnostische storingscodes . . . . . . . . . . . . Storingscodes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingsschermen . . . . . . . . . . . .40-1,
40-5 40-4 40-6 40-6 40-2 40-6 40-9
W Waarschuwingen Guidance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30-1 Waarschuwingen Guidance . . . . . . . . . . . . . . . . 30-1 Waarschuwingsschermen Verhelpen van storingen . . . . . . . . . . . . .40-1, 40-9
Alfabetisch register-2
112207
PN=2
Met John Deere Service komt het werk af John Deere onderdelen
TS100
Wij houden een groot en gevarieerd assortiment op voorraad zodat we uw vraag steeds een stap voor zijn.
–UN–23AUG88
Wij zorgen dat u binnen de kortste tijd over originele John Deere onderdelen kunt beschikken. Zo wordt stilstand tot een minimum beperkt.
DX,IBC,A –18–04JUN90–1/1
Het juiste gereedschap
TS101
–UN–23AUG88
Dankzij precisiegereedschap en testapparatuur kan onze Service afdeling snel storingen lokaliseren en opheffen. . . Zo bespaart u tijd en geld.
DX,IBC,B –18–04JUN90–1/1
Goed geschoold technisch personeel
Het resultaat? Ervaring waarop u kunt vertrouwen!
TS102
Op regelmatig georganiseerde cursussen leren onze monteurs hun machines van binnen en van buiten kennen.
–UN–23AUG88
Onderhoudsmonteurs van John Deere zijn nooit te oud om te leren.
DX,IBC,C –18–04JUN90–1/1
Snel ter plekke
JOHN DEERE HEEFT DE BESTE SERVICE: Wij zijn er als u ons nodig hebt.
TS103
Waar wij de reparatie ook verrichten, op uw bedrijf of het onze: wij helpen uw probleem uit de wereld.
–UN–23AUG88
Wij willen u snel en effectief helpen, vooral waar en wanneer u hulp het dringendst nodig hebt.
DX,IBC,D –18–04JUN90–1/1 112207
PN=63
Met John Deere Service komt het werk af
112207
PN=64