Automatische overwegen
0pleiding en Vorming
Automatisclre overwegen
0pleiding
en
ê>
Vorning
Sector
Is-opleidingen
Schrijver
A.E. van Houwelingen
Goedgekeurd door: Chef Technische Opleidingen, K.Barelds
oktober Oplage
1981
200 stt¡ks
3e druk: jauuari Code
Is
3702
1983
Nederlandsi Spoorwegen
Automatisclre overwegen
0pleiding
en
ê>
Vorning
Sector
Is-opleidingen
Schrijver
A.E. van Houwelingen
Goedgekeurd door: Chef Technische Opleidingen, K.Barelds
oktober Oplage
1981
200 stt¡ks
3e druk: jauuari Code
Is
3702
1983
Nederlandsi Spoorwegen
Voorwoord
In dit boek worden behandeld de autonatische overwegi.nstalJ,atles Aki en Ahob, alsmede hun "randapparatuur" zoals biJv. aankondi.gingsschakelingen en storingsslgnalering. Hoewel dit boek prlnair bedoeld is als begeleiding tildens de opleidlng van de monteur, zâ,L het wellicht ook ziJn nut kunnen bewijzen als naslagwerk voof de
"gevestigde" monteurs en hoofdnonteurs. Wat betreft de Aki-lnstallatle
wordt opgenerkt dat reeds opgeno¡nen ziJn de wi.Jz1-
gingen volgens fase 1 van het ombouwprogralna. E.e.a. als eanvulling op de bestaande schakellngen.
Er ls gestreefd naar volledigheld, msar aan- en opmerkingen die ter aanvulllng of korrektie kunnen dienen,yorden gaarne ingewacht door ondergetekende.
A.E. van Houwelingen Pz4
Bij de 3e druk: In de tekst en tekeningen ziJn eeu aantal correcties uitgevoerd. A.E. van Eouwelingen januari 1983
lnhoud
1
. Aankondigingen automatische overwegen
1 .1
algemeen
Inleiding
11
11
.2 Aankondigingstijd 1 .3 Aankondigingsbord 1 .4 XR-relais 1
11 L2
13
2
Aankondigingen op de vrije baan
15
2 1
Algemeen
15
2 2
2 8
Dubbelspoorbeveiliging zonder Iinkerspoorbeveiltging Dubbelspoorbevelliging met beveiligd linkerspoorrijdeu Enkelspoorbevei I ig ing De balansschakeling Naderingsrelais (I.¡AR, SAR, EAR en WAR) Extra bewaking van de balansschakeling Dubbelspoor met dubbelenkelspoorbeveiliging
3
Speciale XR-schakelingen op de vrije baan
2 3 2 4 2 5 2 6 2 7
3 1 3 2 3 3
Te lange aankondigingsweg Gegarandeerde openingsti jd Vooraankondiging t.b.v. voorijlende gele Iichten of met de overweg gekoppelde verkeersli chtins t aI 1 atie
Aankondigingsschakelì-ng op een NX-station
4
15
18 20 20 25
27 28
33 33 óõ
37
39
4 3
InI eid ing Rij richt ingsrelais Het XR-circuit
40
5.
Automatische overweg opgenomen in de seinsturing
47
5,1 5.2 5.3 5,4
Algeneen
47
.1
1
4
ù,
Ahobsteller type Ahobsteller type Aki
39 39
D
47
82
48
48
6.
Storingssignalering automatische overwegen
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Inleiding Het lijncircuit
51
1
51 51
Overlappende aankondigingen
52
Storingsneldlng voorj.jleude gele lichten Het AGASTAT - tijdrelais 6.6 Het STANDARD - tijdrelais 6.7 Afregelen van het tijdrelais
.
53 64
58 58
Storingssignalering autonatische
overwege:nZ 7 .1 Storj.ngsnelderkastje type Philips met meteraanwijzing 7 .2 Storingsmeldsysteen type Dateq met neldlanpjes 7
8.
Knipperlichtvoorziening automatische overt^/e!len
Inleiding Het X-pak 8.3 Het kwik-knipperapparaat 8.1 8.2
61 67
77 77 77 79
Overwegl ichtse inen (XC- seinen) 9.1 Inleiding 9.2 De optiek van het XC-seinen 9.3 Het richten van de XC-seinen 9.
1o. \¡oorij lende, 10.1 Inleiding
61
83 83 84 85
ge1e, voorwaarschuwingsIichten
87 87
1O.2 Werking
87
1O.3 Moutage
90
De schel 11. 1 Inleiding LL.2 Opbouw v/d schel
91
11.
11. 3
91 91
lVerking v,/d schel
92
LL.4 Afregelen v/d schel
93
11. 5 Typen schellen
95
L2.
De automatische knipperlichtinstallatie
(Aki
)
97
L2.L Algeneen
97
12.2 Betekenis van de lichten
98
L2.3 Aanduidlng van lanpen en paleu
99
L2.4 La.mpcircuits Aki net X-pak
99
L2.5 La.mpcircuits Aki met knipperapparaat
LO2
12.6 Circuits van schellen en tijdrelais L2.7 Akí-voeding 12.8 Montage van de Aki 12.9 Instellen van de la.npspanning
113
Aki (fase
Lt7
t3.
Ombouw
105 106 110
1)
13.1 Inleiding 13.2 De batterijspanningsbewakingsunit (pOU) 13.3 Het verplaatsen van de instelweerstanden L4.
De
LL7
tt7 12L
half automatische knipperlichtinstallatie
(Haki)
L23
L4.L Algemeen
L23
L4.2 ITerking
L23
t4.3
L24
iestoring L4.4 Sectie blijft afgevallen achter de trein 14. 5 Een tweede trein binnen 5 nin. na de storing L4.6 Een tweede trein als de Haki langer dan 5 minuten gestoord is Sect
L25 ]-26
L26
L4.7 De knop t'Openen"
L26
Het drukknopkastje en de signalering hierin 14. I De voeding van de Haki
I27
14. 8
rs. Ahob -
algemeen
LZ&
131
15.1 Opbouw van de installatie 15.2 Globale werking
131 131
16. Ahob-bomen
135
Inleiding L6.2 Konstruktie en afnetingen Ahob-bonen 16. 3 Het dalen en onhoog gaan van de Ahob-boon
t37
L6.4 De contragewichten
140
16.
1
16. 5 De
friktiekoppeling
135 135
143
16. 6 De rijwielpadboon
t44
76.7 De boonla.mpen
L46
Het afregelen van de Ahob-boon 16. I Het uitwisselen van de Ahob-boon
148
16. 8
rz. Ahob-ste11er type
151
I)
17.1 Algeneen 17.2 Konstruktie van de steller 17. 3 Het vasthoudruechanis¡ne 17.4 Elektrische werking van de steller type
153 153 153 159 D
163
De
lanp- en ach€leircults
Het instellen van lanpen eu schelle! Voeding van de Ahob type D Toelichting op het montageblad van de D-stelter De OA-btaden en overzichtsbleden
re. Ahob-steller type
BZ
191
18.1 Algeneen 18.2 Opbouw en konstruktie van de steller 18.3 De elektrlsche werklng ven de B2-steller 18,4 De labp- en schelclrcuits 18.5 Voeding van de Ahob type 82 18.6 Toellchting op het montageblad van de 82-stetrler 19. Automatische overwegboon 19.1 Algeneen 19.2 Toelichtlng op de sche¡[ans
bij
overpaden
191 191 195
202
204 244
1. Aankondigingen automatische overwegen
1.1
- algemeen
I},¡LEIDING
Onder aankondigingen verstaat men de schakelingen dle ervoor zorgen dat bij bezet-
ting van de aankondigingsweg van een automatische overu¡eg, deze overweg in werking komt en blijft totdat de trein de overweg of aankondigingsweg weer verlaten heeft.
1
.
2
AA.\KO¡iDIGINGSTIJD
Het punt waarop de aankondiging van een overweg moet beginnen is afhankelijk van de situatie ter plaatse van de overweg en de baanvaksnelheid. Voor berekening van de lengte van de aankondigingsweg worden norntijden gehanteerd. De norntijd geeft het aantal sekonden tussen het monent van bezetting van de aankondigingsweg en het monent dat de trein de overweg bereikt. Deze norntijd is voldoende om het wegverkeer de gelegenheid te geven de overweg vrij te naken en om de machinist een schrikreaktie te besparen. Onderstaande tabel geeft de normtijden aan bij enkel- en dubbelspoor voor zowel Aki als Ahob. Drbbelspoor Tolerantie ìlormt i jd
Erkclspocr To lerant i e lÍormr i. j d. .ålci
23 sec.
åhob
2J sec"
normtijden in
2 s; + 3
s
-0s¡+5s
26 sec.
2"i+3s
26 sec.
ôq.¿6e
sekonden
Voor overwegen, waar de hartafstand van spoor tot spoor groter ls dan nornaal of die het spoor schuin kruisen, wordt voor elke meter dÍe de overweg breder is dan normaal O,7 sekonde bij de normtijd bijgeteld. Normale breedte dubbelsporige overweg: ca. L2 m Normale breedte enkelsporige overweg : ca.
8
m
- 11-
Van de toleranties welke in de tabel eangegeven zijn wordt gebruik genaakt indien hierdoor extra sekties kunnen worden ultgespaard, of ingewÍkkelde schakelingen op
het enplacement kunnen worden verueden. De toleranties maken het nogelijk eventueel van bestaande Es-lassen gebruik te maken. met behulp van de normtijden de lengte van de aankondigingsweg te kunnen bepalen geldt de fornule:
Om
L=5/LBxVxt waarin:
L
= lengte aankondigingsweg 5/LB = verhoudingsgetal tussen snelheid en tijd bij 1 km,/uur V = maximaal toegelaten baanvaksnelheid t = norntijd Rekenvoorbeeld: AHOB
op dubbelsporig baauvak met baanvaksnelheid 130 h,zu.
L=5/LBxVxt L=5/L8x130x26=939ur Dus de
'1
.
lengte van de aankondigingsweg noet min. g3g n zijn.
3 Aankondigingsbord
Aan het begin van de aankondigingsweg va¡¡ een automati.sche overweg wordt een aankondigingsbord geplaatst. Op dit witte bord net zwarte rand staat de kilometreriug
van de overweg die men nadert,aangegeven. B.v.:
Doel van het aankondigingsbord is: geeft aan dat de nachinist van een trein of de begeleider varr eeu werktrein een automatlsche overweg nadert. Bij storing van de overwegi.nstallatie krijgt de nachinist een lastgeving Aki/Ahob mee en zal dau vanaf het bord regelnatig een fluitseiu moeten geven. (sein 605 sR)
-L2-
Ilet bedÍenin,gsrelais van de overweg heet: XR. Dlt relais ls te beschouwen als de hoofdschakelaar van de Akl of Ahob. Ilet relais is geschakeLd volgens het ruststroonprlnclpe, dus geen trein ln de aankondiging; XR aangetrokken. In de keten van het XR-relais zljn kontalsten opgenonen van de spoofherhalingsretais (TPR -en) van de geisoleerde sporen welke opgeno¡nen ziJn ln de aankondiglngswegen van de overwegen of kontakten vân vetza¡nelre1al.s hiervan, de zgn. naderingsrelais. De benanlng van deze relais is AR (Approaeh Reley) met als voorvoegs'el de windrichting b.v. NAR (= naderingsreleis voor de noordeliJlre rljrlchting) SAR, WAR en EAR. Per overnreginstallatle wordt van éên XR-relai.s gebruik genaakt; in sonnige gevallen ook een XPB.
2. Aankondigingen op de vrije baan
2.1
ALGËTIEEN
Aangezien er verschitlen zijn in toegepaste typen baanval;beveiliglng' zijn ook de de aankondigingen op deze baanvakkeu verschillend ingerieht. We onderscheiden:
a) b) c) d)
dubbelspoorbeveiliging zonder linkerspoortieveiliging; dubbelspoorbeveiliging net beveiligd linkerspoor riJden enkelspoorbeve j,l iglng dubbelspoor net dubbelenkelspoorbeveiliging
In het hiernavolgende zullen de punten a t/m d behandeld worden. De sekties welke tot de aankondigingsweg van een overweg behoren zljn in de situatietekening di'k aangegeven. Tevens wordt per geval het bijbehorende XR-circuit gegeven.
2.
2
DUBBELSPOORBEVEILIGING ZOì\¡DER LINKERSPOORBE\'EILIGI^\G ô "L
akd 9.¡l
2T
1T
+
9¡ 9.¿l
figuur
1
Aangezien het Iinkerspoor niet beveiligd is, is deze overweg alleen ingericht voor rechterspooraankondiglng. Bij bezetten van de 1T of de 2T zaL het XR afvallen en de overweginstallatie in werking stel1en. 2 TPR
1
TPR
Bl2
.
tf
N.ts. Het XB kriJgt spanning van een
batterij
.
tl
9.4 XR
T-TT-T
trafo-getijkrichter
(TG) en
¡12
nièt van de
(8812,/8N12). - 15-
Het kan ook zijn dat de aankondigingsweg bestaat uit neerdere sekties. Al deze sektÍes dienen dan opgeno¡nen te zijn in het XR-circuit van deze overweg. Voorbee 1d
-ê.
+ 6014f
6O3BT
603AT
60lBT
¡r
Ê
+
9.5
!c
It
figuur
¡'
ôo1A
6018
6038
603A
'9.5
TPR
TPR
TPF
TPR
XR
2
Er bestaan ook nog zgn. overlappende aankondlgingen, Deze ontstaan ars twee of meerdere overu'egen vrij dicht bii elkaar liggen. Een aantal sekties in de aankondigingswegen zurren de over*egen dan gemeenschappelijk hebben. Voorbee 1d
+
begin d
+
6O¡fDl
.
bcgin akd
I
6OlAT
/
/
bcain akd
bcgin ald
't5l
+
't5t
1s.3
601 A TPN
+
15.3
601 B TPR
6O¡f D TPR
ôoa c
15.'t
TPR
XR
912
tt12
601 C TPR B12
flguur
6()1 B
60¡l B
TPR
TPR
6O¡tC TPR
;5.3 XR
I
N12
3
- De sleutelschakeLaar Een sleutelschakelaar worlt toegepast om in bepaalde gevallen de aankondiging te overbruggeu. Dlt kont voor als b.v. een werktreiu langdurig de aankondigingsweg
van een overweg noet bezebten. Er zaL dan voor het wegverkeer een vervelende - 16-
situatie ontstaan. De overweg blijft namelijk het beeld tonen alsof er een trein nadert. Dit nu kan voorkomen worden door toepassing van een sleutelschakelaar, welke op de zijwand van de relaiskast is aangebracht. Voor elk spoor is er een aparte schakelaar. De sleutels, om deze schakelaars te kunnen bedienen, zijn onder berusting van de'sle en slw, die ze alleen tegen kwijting afgeven. (Voor detailinformatie over konstruktie werking en toepadsing van de sleutelschakelaar ziez "De Sleutelschakelaar", uitgave Pz 4). Kontakten van de sleutelschakelaar zijn o.a. opgenomen in het XR-circuit ¡net de bedoeling dat bij draaien van de schakelaar éên van de aankondigingswegen van de overu/eg overbrugd úordt.
relai.skast met 2 sleutelschakelaars
Voorbeeld
+ Ut
61887
wd
+
20.5
üna 618 B
618C TPR
TPR
r
ì ut- wd
figuur
ON
618cT
No O=
812
-rn JO
620A
20.5
TPR
XR N12
t-
J L
-1
Wd-ut
4
-L7-
Als langdurig gewerkt moet worden in de aankondigingsweg van overweg 20.5 op het spoor van Utrecht naar Woerden (Ut. n. Wd,) zaL de sleutetschakelaar met het opschrift Ut-Wd gedraaid moeten worden waardoor een kontakt van d.eze sleutelschakelaar, wat in de omgelegde stand gemaakt wordt, de kontakten van de 6188 en C-TpR in het 20.5 iR-circuit zal overbruggen zod.at bij bezetting van de 6188T of 618CT het XR-relais aangetrokken zal blijven.
- Verkeerd spoorrij
den
Een verkeerd spoor rijdende trein zal de overweg voorzichtig moeten naderen, met de eerste as de 1as bij de overweg passeren, wachten tot de installatie in werking
is getreden en het wegverkeer de overweg heeft vrijgemaakt, en daarna pas verder mogen rijden.
2.
3
DUBBELSPOORBEVEILIGING MET BEVEILIGD LINKERSPOORRIJDEN
Met deze baanvakbeveiliging wordt bedoeld het systeem waarbij de rijrichting met behulp van een rijrichtingsschakelaar gekeerd kan worden. De trein komt, lj.nkerspoorrijdend geen sein tegen, behoudens het voorsein en inrijsein bij be-
reiken van het eerstvolgende station. De aankondigingswegen van de overweginstallaties zijn als volgt ingericht:
"t
RS = Rechterspoor
ò
LS.
LS = Linkerspoor
akd
akd
LS
+ figuur
1
In het bij deze situatie behorende XR-circuit zorgen kontakten van de rijrichtingsstuurrelais ervoor dat bepaalde sekties overbrugd worden en andere niet, zod,at de overweg tijdig in werking gesteld wordt, maar niet blijft werken als de trein de overweg gepasseerd is.
+
noord NRFZR
603 DT 601 AT
NLFZR
9.6
figuur - 18-
2
+
603
CT
601
BT
SLFZR
SRFZR
t zuid
In de normale toestand, rechterspoorrijdend dus, zijn de SRFZR en NRFZR trokken en de SLFZR en de NLFZR afgevallen. XR- c ircui
aange-
t 6qlD
6ßc
6014
6018
9.6
TPR
TPR
TPR
TPR
XR N12
812
9.6
9.6 NLFZR
v
NRFZR
rt
9.6
9.0 SLFZR
v
SBFZR
t
figuur 3 Als nu de rijrichting voor een spoor gekeerd wordt zullen de rijrichtingsrelais voor dat spoor van stand veranderen. Als we bijv. over het bovenste spoor links gaan rijden za]- de NRFZR afvallen en de SLFZR aantrekken waardoor sektie 603DT "scherp" in het XR-circuit komt te zitten en de sektie 603CT overbrugd wordt. Het valt op dat een linkerspoorrijdende trein de aankondigingsweg verlaat als de trein in z'n geheel de Es-Ias vòòr de overweg gepasseerd is' Het XR-relais trekt dus op dat moment aan. In theorie zou dus een trein die op dat punt bliift staan de overweg het beeld "geen trein" laten tonen. In de prakti.jk zal het echter zelden of nooit gebeuren, zodat dit nadeel van deze schakeling voor lief wordt genonen.
- De sleutelschakelaar De kontakten van de sleutelschakelaars worden aIs volgt opgenomen in het XR-cir-
cuit:
+
603DT Rtd
Gd
60lAT
601
ôo3D
603C
60tA
TPR
TPR
TPR
+
eolB
9.6 XR
N12
812 NRFZB
SLFZR
v
t
Gd- Rtd
figuur
+- noord
6q¡cr
NLFZR
v
SRFZR
t
Rrd-Gd
4
Per spoor wordt dus een sleutelschakelaar toegepast. - 19-
2.
4
ENKELSPOORBEVEILIGING
onder enkelspoorbeveiliging kan verstaan worden: blokstelset A, enkerspoor net dubbelenkerspoorbeveiliging, of de enkelsporige baanvakken in de vBBS-gebieden. De overwegaankondigingen zijn op deze baanvakken hetzelfde ingericht.
*b
1T
oo¡t 3T
I
O--
2
1
TPR
TPR
812 12
figuur
3 TPR
XF N12
1
Als het xR-circuit op bovenstaande wijze wordt uitgevoerd, zou dat betekenen dat bij een trein in noorderijke richting de overweg dichtgaat (AHoB) bij bezetten van 1T en pas weer opent na verlaten van de sektie 3T. Dit zelfde geldt voor een treinbewegi'ng in zuidelijke richting. Dit houdt in dat het wegverkeer onnodig lang voor de overweg noet blijven \r'achten. Hiervoor is een oplossing gevonden in de vorn van de zgn' balansschakeling (ook weI wip-wap-of enkelspoorschakeling genoemd) welke zorgt dat na verlaten van de niddensektie 2T de overweg weer opent of in geval van een Aki, weer wit knipperlicht gaat tonen.
2.
5
DE BALA}.ISSCHAKELING
De sektie 2T zal mee moeten werken voor zowel een treinbeweging in oostelijke als in westelijke richting. Voor de 1TPR en de 3TpR ligt dit anders. Rijdt de trein in oosterijke richting, dan noet het 3TPR kontakt overbrugd worden, en rijdt de trein in westelijke richting, dan moet het 1TPR kontakt overbrugd worden. Voor de balansschakeling zijn drie relais nodig, twee vertraagd afvarlende, de
zgn. rijrichtingshoudrelais, waarbij het WSR dienst doet bij het rijden in westelljke richting, en het EsR bij het rijden in oosteliJke ricbting. Het derde relais, het TSR, is het spoorhoudrelais , Zo,n relais u'ordt opgebracht over een kontakt van een af¡,eval1en spoorrelais en vormt daarna een houdketen over een eigen naakkontakb. Hierover later meer. De werking van de balansschakeling: Gaat een trein naar het oosten, dan wordt als eerste sektie 1T bezet, waarbij kontakt 1TPR 12-13 het XR afbrengt en de Aki gaat werken.
-20-
Tevens kont hierbiJ het ESR op (zie figuur 1).
+ /"/
Fst 1T
z3
ooSt
3T
+
//
3
1
TPR
TPR
v
812
Bt2
7.3
7.3
A
V
7.3
wsF
7.3
Nl2
ESR
figuur
N12
1
Kontakt 3TPR 12-13 wordt nu reeds overbrugd door het ESR 23-24 kontakt, waardoor het bezetten van sektie 3T geen invloed meer heeft op het XR-relais. (figuur 2) 7.3 ESR
73
wsR
v
7.3
2 TPR
XR N12
fB12
figuur
12
12
12
2
Wordt de niddensektie 2T bezet, dan krijgt
de ESR-spoel een parallelketen (figuur
3).
Bit2
z3
3
1
TPR
TPR 812
z3
A
v
z3
wsß Nl2
-
7.3
ESR
v
f{12
t
TPR
3s
figuur
812
3
-21-
wordt sektie 1T verraten, waarbiJ 1TPR opkont, dan heeft dlt welnig gevolgen: het ESR bliift op over kontakt 2TPB 35-34 en het xR blijft af, door het verbroken zijn van 2TPR 12-13. Bij het bezetten van 3T word,t voor het ESR-rerais een nieuw circuit gevormd. (figuur 4)
3
1
TPN
TPß
812
812 7.9
7.3
wsR 7.3 7.3 ESR
N12
v
N12
Y 2 TPR
35
figuur
4
wordt nu de 2T verlaten, dan zien we het XR aantrekken en we1 over de nu gesloten kontakten van het ESR, 2TpR en lTpR. (figuur 5) Het doel is nu bereikt: de Aki zwijgt, terwijl de 3T nog bezet isl Als bij het verlaten van sektie 3T het 3TPR-relais aantrekt, keert in de balansschakeling de rusttoestand weer, het ESR valt af.
z3
7.3 ESR
wsR
v
2
7.3
TPR
XR
812 12
figuur
12
Nt2
5
- Afvalvertraging rijrichtingshoudrelais De rijrlchtingshoudretais,
het
ESR
en WSR, zijn on de volgende reden vertraagd
afvallend genaakt: Bezien we in oosterijke rijrichting de spoorrelais, dan is de vorgorde van afvallen: lTR, 2TR en als laatste 3TR. Het aantrekken is ook in deze vorgorde te verwachten' rn de praktijk briikt dit laatste niet altijd het gevar te zijn. Vooral de sektie 2T, de overwegsektie, gedraagt zfch nogar eens wisperturig.
-tt-
is n.1. vrij hoog ingesteld, omdat in de winter net pekel en sneeuw op de overr¡/eg, een lage ballastweerstand ontstaat, Dit heeft tot gevolg, dat er maar een kleine stroom door de relaisspoel loopt. Het relais zal dan traag aantrekken. De voeding van de 2TR
In de zomer daarentegen, met ee¡¡ droge overweg en een hogere stroom door de spoelt trekt het relais snel aan. Een in oostelijke rijrichting, net hoge snelheid rijdende trein, kan tot gevolg hebben dat het 2TR eerder is aangetrokken dan het lTR. In dit geval, is kontakt 2TPR 35-34 eerder verbroken dan dat 1TPR 33-32 genaakt is, waardoor het ESR even spanningsloos wordt en af zou kunnen vallen. tot de trein de aankondiging verlaten Gevolg is dat de overweg geaktiveerd blijft heeft. In westelijke rijrichting bezien, geldt dit evenzo voor het ll¡SR-relais. On dit afvallen te voorkomen zijn het ESR en het IltSR vertraagd afvallend.
- Het TSR-relais Bij de balansschakeling hoort ook het TSR-relais. Het TSR trekt aan als de middensektie 2T bezet \r,ordt en de bereden zijn van de 1T of 3T (figuur 6)
ESR
of
WSR
op is door
7.3
7.3 TSR
ESß
2
v
TPR
N12
422
812 15
7.3
wsR B',t2
15
figuur
6
Kontakten van de TSR ziJn opgenomen in het ESR,zvrsR-circuit' (zie figuur 7) 3
1
TPR
TPß
È12
812
z3
7.3
A
A z3
wsn Nl2
v
v
z3
v
TSR 7.3 ESR
v
V 2 TPR
figuur
7
^ -23-
voor de normale gang van zaken is dit rsR-relais niet nodig. Het ken echter gebeuren, en dit in oosterijke rijrichting gezien, dat door werkzaa¡nheden of storing het 3TR af is' Het wsR is dan aangetrokken, het xR afgevarlen en de Aki in werking. Komt er nu een trein op sektie 1T, en zou negenoeg gerijktijdig 3TR aantrekken (b'v' doordat de storing opgebeven wordt), dan kont het xR op en zou de trein door een zgn. "open overweg'r gaan. Het vertraagd zj'jn van het WSR is nu een nacleel. Het relais zar het ongeveer gelijktijdj.g aantrekken van het 3TpB en het afvallen van het 1TPB kunnen overleven. Het lïSR-circuit was: +batt., lTpR g3-g2, 3TpR 32-31, EsR gz-g]-, spoer rvsR, naar -batt. Het WSR-circuit zal- willen worden: +batt.r 3TpR 33_32, lTpR 32_91, (TSR
23-24), spoel
lfsR
ttrSR, naar
32-33,
-batt.
Het 7.3TSR was echter niet aangetrokken e¡r het wsR kau daardoor niet opblijven. 66 het 7.3 TsR aau te laten trekken moet cte sektie 2T bezet worden, \{'aarbij een van de rijrichtingsrelais op moeb zijn. ' Het kau weleens voorkomeu dat het rsR-relais bij een normare treinbewegiug niet meewerkt. Dit zou heb ¡,evar kunnen zijn als een Losse roconotief net vrij hoge snelheid de overweg ¡rasseert. De kans bestaat dan dat de 2TpR niet de gelegenheid krijgt on af te valLen of de TSB krijgt geen geregenheid om aan te trekken. De ESR of IflsR krijgt dan geen houdketen en valt af. Dit betekent dan dat de overbrugging van de raatst te berijden sektie in het xR-circuit verdwijnt en het xR pa's weer aantrekt als de trein de tegengestelde aankondigingsweg heeft verlaten. N'B
- Eén van de spoorreleis blijft
af achter
d.e
trein
Gaat de trein in oosteriji<e richting en bliift achter de trein bet 1TR af, dan zal ook het xR afblijven door het verbroken brijven van lTpR Lz-Lg. Bliift het 2TR (de niddensdrtie ) achter de trein af, dau blijft het XR ook af, nu door de zTPR 12-13' Briift
-24-
+
6¡toAT
631
630CT
+
ô30 7.3
630
630A
6308
DR
TPR
TPR
--oolt HR
630C
7.3
wsn
630
812
TPR
HR
A 12
812
^
HR
N12
v
630A
6308
TPR
TPR
73 ESR
630C TPR
't2
6:t1 DR
631 HR
V
figuur Naast de ESR/WSR-kontakten zijn ook de TPR-kontakten van de aankondigingssekties nog in de seinsturing opgenomen. Let ook op de sleutelschakelaarkontakten in de
seinsturing. 2.
6 NADERINGSRELAI S (NAR, SAR, EAR EN I\'AR)
In het voorgaande hadden we met in totaal 3 sektj.es in de aankondigingsweg van de overweg te maken. Het kan echter ook zo zLjn dat er meerclere sekties in de aankondigingswegen zijn opgenomen. On in dat geval kontakten en kabeladers uit te sparen wordt gebruikt genaakt van verza¡¡elrelais. Anders zouden kontakten van alle voorkomende TPR- en zowel in XR-circuit a1s balansschakeling moeten worden opgenonen. Dit verzamelrelais noemen $,e een naderings- ofwel approach (-AR)relais. Om aan te geven voor welke rijrichting het naderingsrelais dienst doet, wordt aan de bena¡¡ing AR, de windrichting toegevoegd. Het naderingsrelais wat aantrekt bij een treinbeweging in noordelijke richting bijv. heet NAR (Northern Approach Relay).
-25-
Voorbe
e1
+ tøJrr/
d
r
tO¡]CT
7O¡1BT
'//
trx€T ,
I
704FT
7O¡lGT
o
:l'
3r.6
7048
7O¡lC
31.6
31.6
7O¡lE
?O¡tF
TPR
TPR
f{AR
SAR
TPB
TPR
t
912
noord
'+
Y
t
N12 rt2
Y
31.6
3r.6
704 Þ
31.6
NAR
SAR
TPR
XB
704G TPß
t
812
912
flguur
1
3r6
31.6
ssß
f{sR
v
v
naderingsrelais vindt ook plaats bij andere typen baanvakbeveiljging. In figuur 2 is te zien hoe de NAR en SAR uit figuur 1 in de balansschakeling opgenomen zíjn. Toepassj,ng van
31.6
316
SAF
NAR
812
a12 31.6
31.6
316 ssB
Nt2
I
31.6 NSR
v TO$ D TPR
A t12
v
812
v V
812
figuur
2
- De sleutelschakeLaar Op enkelsporige baanvakken worden sleutelschakelaarkontakten
genonen zoaLs getekend is in figuur 3.
-26-
in het XR-circuit op-
"L ò
7O¿tAT
30.1
sså
v
704A
TPß B1
figuur
t
30.1
NSn
7O¿lCT
+
30.t
noord
V
70¡lc TPR
U
70¿[B TPR
30f XR
tl2
3
wordt dus niet overbrugd door het sleutelschakelaarkontakt. Dit vereenvoudigt het passeren van de overweg net werktreinen. Men hoeft dan niet eerst de schakelaar terug te leggen, wat ook vergeten kan worden, maar na bezetting van de niddensektie net de eerste as gaat de overweg "$rerken", waarna verder gereden kan worden. De installatie "stopt" weer aIs de trein de niddensektie verlaten heeft. De middensektie
2. 7 EXTRA BEWAKI:{G BALAì,JSSCHAKELING Op niet-automatisch
beveiligde baanvakken is het niet mogelljk de rusttoestand van de balansschakeli.ng in de seinsturing te kontroleren. Daartoe wordt op dlt soort baanvakken, b.v. blokstelsel A en baanvakken j.n VBBS-gebieden, de balansschakeling extra bewaakt. Hiervoor worden tijdrelais gebruikt, waarvan hetcontact 5 mln. na spanningsfoos worden van het tijdrelais verbreekt. AIs de balansschakeling langer dan 5 minuten uit de rusttoestand is, doordat NSR of SSR, c.q. ESR of WSR opblijft ofdat een van de spoorrelals afblijft dan zal niddels een kontakt van het tijdrelais TER de XR alsnog afgebracht worden waardoor niet het gevaar bestaat dat de trein door een "open" overrveg rijdt ondat een van de aankondigingssekties overbrugd is. Er worden twee tijdrelais parallel geschakeld ondat het tijdretais een veiligheidsfunktie heeft, maar niet de betrouwbaarheid van een B-relais.
-27-
+
1T
//
a.8
lTPR
/"r/
STPR
+
3T
,
ooût I
lTER
+ ¿l
8
¡1.8
wsR
2TER
ESR
812
12
¿lI
¿f.8 ESR
V ¡1.8
figuur
1 812
1
TPR
rt
3TPR
_t
2TPR
1
TER
2TER
XR N12
Als een Aki of Ahob dlcht bii een station gelegen is, bestaat de nogelijkheid dat binnen de 5 ninuteu een tegentrein te verì¡rachten is en geeft toepassing van de bewakingsschakeling dus geen oplossiug. In die gevallen kan de stand vau de rijrichtingsrelais van de balansschakeling opgenomen zijn in het uitrijsein van het station. Het uitrijsein kan dan niet bediend worden als de balansschakeling niet in rust is.
2. B DUBBELSPOOR TIET DIJBBELENKELSPOORBEVEILIGING (4DR.APB) Op dubbelsporige baanvakken met dubbelenkelspoorbeveiliging
zijn de beide sporen, in beide richtingen, volledig gelijkwaardig beveiligd. Beide sporen zijn uitgerust met dubbelenkelspoorbeveiLiging ofwel 4-draads APB. De overwegaankondiging is dan ook voor beide sporen hetzelfde ingericht en wel op dezelfde manier aIs bij enkelspori,ge baanvakken. Aangezien beide sporen in beide richtlngen beveiligd kunnen \ilorden bereden moet deze overweg voor ieder spoor voorzien worden van een balansschakeling. Om onder-
scheid te maken tussen de relais met dezelfde bena.ming in beide balansschaketingen zoals NSR, SSR en TSR, heet het ene spoor het a-spoor en het andere het b-spoor. Zo krijgen we dan bijv. een 13.4a NSR en een 13.4b NSR. On te weten te komen welk spoor het a-spoor en welk het b-spoor is kan de volgende vuistregel gehanteerd worden:
staande net het gezicht 1n de richting van de oplopende kironetrering is het spoor aan de linkerhaud het a-spoor en het spoor aan de rechterhand het b-spoor. Tevens staat op het OR-blad, ter plaatse van de overweg, aangegeven wat het a- eu
wat het b-spoor is.
-28-
Voorbeelcl overweg op dubbelsporig bva, met dubirelenkelspoorbev.
¡kd -'i-
.oro,
+ O ',r
"n-lt
/
akd
i +ttoot¿
6oi68T
,
605AT
605CT
akd
km.
+
13.4
¡kd
XR-circuit 606D
6068
605A
605C
606C
6058
13.¿l
TPR
TPß
TPR
TPR
TPR
TPR
XR
3.4.
13.4r
13.4b
r3'4b
fusF
ssR
s12
N12 f
ssR
V
figuur
v
v
iltn
v
2
Als de aankondigingswegen uit neerdere sekties bestaan, worden i.p.v. TPR-kontakten, kontakten van de verza¡nelrelais opgenonen, in dit geval van NAR en SAR.
-0q-
6.54
6.5¡
SAR
NAB
65¡
6.5¡
A 6.5a
ô5a
ssR
TSR
v
N12
6.5a NSR N12
708D TPR
A
v
N12
s12 I
v
6.58
ssR
V e
-tpoof
6.5 b NAR
6.5 b
SAñ
6.5b
6.5b
ssR
NSR
6.5b
ssR
v
812
v
6.5b
v TSR v
6.5b NSB
I
v 7o4C TPß
812
A
v 6.5b
ssR
v b-spoor
- 30-
812
bij de
en de SAR onderscheid te kunnen maken tussen de twee sporen, worden deze ook aangeduid als a NAR en b NAR evenals a SAR en b SAR. On ook
NAR
Voorbeeld noord
=o
akd6.5
702At
akd6.5
708CT
utg 7O¡tAT
70487
F{o-,
I
Ot-
6.5
akd65
7@A
708E
6,5a
6.5¡
TPR
TPR
NAR
SAR
zd
706AT
7O¿lDT
i noord ¡+ akd6.5
7088
708C TPß
TPR
812
f'12
M
N12
701A
7048
6.5b
ô5b
704D
706A
TPR
TPR
NAR
SAR
TPR
TPR
I
812
B;12
N12
figuur
4
XR-circuit met sleutelschakelaarkontakten
ô5b
ô5b
6.5¡
65¡
NAR
NAR
SAF
6.5b $sR
6.5r
ô5r
$sR
NSR
70,4,C
TPR
708D TPR
ô5 XR
B',t2
N't2
6,5 b NSR
v
V zd
U
v
V
zd
R
figuur
5
bladzijde hiernaast zijn de bij deze overweg behorende balansschakelingen afgebeeld. De bovenste balansschakeling geldt voor het a-spoor, de onderste voor het b-spoor.
Op de
- 31-
3. Speciale XR - schakeling op de vrije baan
5.
1 TE LA¡iGE AANKO){DiGINGSI{EG
AIs bij het "inbouwen" van een overweg op een bestaand autonatlsch blok gebruik noet worden gemaakt van bestaande sekties, kan het voorkomen dat de lengte van de aankondigingsweg te lang is. AIs gevolg hiervan zou de overweg volgens de normtijd (zie hfdst. 1) dus te lang gesloten blijven. Een oplossing is er een sektie bijmaken waarbij de las op de juiste afstand van de overweg ligt naar dat is een erg dure zaa]x, In zorn situatie rnaken we 1iever
gebruik van een aantal vertragingsrelais, die dan het XR-relais toch op het juiste moment laten afvallen.
i tuat ie
S
o¡
o tt J
oost
a
2f
1T
I I
¡lT
I I
N
o
I
5T
I
+
10.2
t
I
o
figuur
1
In bovenstaande situatie is de aankondigingsweg vanuit de westelijke rijrichting te lang. De aankondiging vanuit deze richting dient dus vertraagd te worden. De schakeling wordt dan als volgt: 12 EPAR TPB TPR
I
812
Nl2
EPATER
812
EFATEPR
It12
rt2
figuur
EFATEP2ß
-
t12
2
-33-
Het aantal in kaskade geschakelde vertragingsrelais is natuurlijk afhankelijk van de mate van vertraging die we willen inbouwen.
vertraging per relais bedraagt 2,1 sekonden. Wat de benaning van de vertragingsrelais betreft, de P eu EPAR staat niet voor "herhaler" (Repeater) maar voor "Pri,mary", wat zoveeL wil zeggen als: "te vroege aankondiging". De
Bekijken we nu het XR-circuit voor een overweg met eeu te lange aankondigingsweg voor êén rijrichting.
10.2
102 wsR
10.2
v
ESR
10.2 EPATEP2R
^?
812
figuur
akd 10.2
ö
2T
1T
akd 1O.2
"t v
4T
5T
+ -+oost
10.2
3
WAR
TPR
t
10.2 XR N12
3
Bij een treinbeweging in oostelijke ricl¡ting valt het XR-relais niet af op mouent van bezetten van sektie 1I r.raar pas nadat achtereenvolgens EPAR, EPATEB, EPATEPR en EPATEP2R afgevallen zijn wat dus een vertraging inhoudt van ca. 6,5 sekonden. Bij een baanvaksnelheid vrn 130 knlh betekent dit dat de trein aL 234 m op sektie 1T heeft afgelegd voordat de XR afvalt, zodat toch voldaan kan worden aan de norntijd. De toegepaste vertragingsrelais hebben ook een zekere opkorovertraging. Deze bedraagt 0,75 sekonden. Dit betekent dat na verlaten van sektie 2T }net nog zo'n 2,5 sekonden duurt voordat de EPATEPR aantrekt. De overweg zal hierdoor te lang nawerken. Daartoe wordt in het XR-circuit parallel aan het EPATEP2R-kontakt een kontakt van de EPAR geschakeld. 1o'2 ì,\'sn 912
v
10.2 ESR
v
10..2
3 TPR
912
'1o.2 EPAR
812
figuur
-34-
4
10.2 XR N12
Hierdoor wordt bereikt dat het XR sneller aan kan trekken na verlaten de overweg, zodat het wegverkeer niet te lang opgehouden wordt.
van
reden van bovengenoemde opkomvertragi,ng moet in de balansschakeling ook een kontakt van de EPAR 1.p.v. de EPATEP2R toegepast worden. Ir¡mers, de EpATEp2R trekt pas aan nadat de 3TPR aangetrokken is, waardoor het opgekonen rijrichtingsrelais, de ESR in dit geval, zijn houdketen kwijtraakt en afvalt. Hierdoor blijft de overweg werken totdat de sekties 4 en 5T in oostelijke richting rijdend, verlaten zijn. (Ga dlt na!) Om
lo.2
10.2 EPAR
wsR
812
ESn
_ET A figuur
3.
A
-EL-
5
2 GEGARANDEERDE OPENINGSTIJD
Algerneen Met de gegarandeerde openingsti.jd wordt een schakeling bedoetd die tussen twee opeenvolgende sluitingen van de Ahob een minimale openingstijdgarandeert. Met andere woorden, als een trein een Ahob is gepasseerd zo16t de schakeling ervoor dat de Ahob alleen opengaat a1s er binnen een bepaalde tijd, câ. 15 sekonden, geen andere trein de Ahob in werking ste1t. De gegarancleerde openingstijd wordt toegepast op overwegen waar extreen veel en zvraar wegverkeer passeert. (Iangzaa.n optrekken) De tiid
van 15 sekonden wordt bereikt door de nornale aar,kondigingsweg te verlengen met een extra gedeelte. Dit gedeelte is van zodanige lengte dat een net plaatselijke snelheid rijdende trein 1ö sekonden nodig heeft om deze afstand af te leggen. Men noe¡nt dit gedeelte de verlengde- of lange aankondiging, afgekort: L'akd. (N.8. ook wel aangeduid als V.akd) Deze verlengde aankondiging is alleen werkza¡m als de Ahob gesloten is. chake 1 ing In onderstaande sj'tuatle vinden we een Ahob net gegarandeerde openingstijd op een baanvak zonder Iinkerspoorbeveiliging. S
-35-
-b 2r
1T
2
3 TPR
Or{
4.1
4
5
EAR
TPß
TPR
Nf2
812
4.',| EAR
4.1 EAR
6 TPR
812
N12
N12
4.1
a12
4.1 EPAR
812
WAR
-.-..''''''4¡vCst
4.1 WPAR
4.1 WAR
6T
4.1
Nl2
TPR
5T
WAR
812
figuur
1T
I
1.1
TPR
I I
3T ¡t.1
L.akd 4.1
L.dd
akd
1:l
41
WPAR
EPAF
4J XR N12
1
Volgen we eerst eeu treinbeweging in westelijke richting. Bij bezetten van de verlengde aankondiging, de sektie 1T in dit geval, vaLt de 4.1 WPAR af. De Ahob blijft echter open omdat het WPAR-kontakt in het XR-circuit overbrugd is door een eigen kontakt van de XR. Pas bij bezetten van 2T, de 4.1 WAR valt dan af, gaat de overweg sluiten. Nadat sektie 3T verlaten is opent de overweg weer. Als echterophet moment dat de trein nog op sektie 3T rijclt, de verlengde aankondiging van de tegen-
gestelde richting bezet wordt, zal na verlaten van de sektie 3T het XR afblijven omdat het kontakt van de JPAR in het XR-circuit verbroken is en nu niet overbrugd is door een kontakt van het XR-relais. De overweg zaL dus tussen deze twee treinbewegingen niet even opengaan. Als echter na een treinbeweging de overweg opengaat heeft men de garantie dat hij uininaal 15 sekonden openblijft, dus de zogenaamde gegarandeerde openingstijJ. Het aankondigingsbord voor een overweg met gegarandeerde openingstijd wordt plaatst aan het begin van cle normale aankondiging.
- 36-
ge
3
3
VOORAANKONDIGING
T.B.V.
VOORIJLENDE GELE LICHTEN OF MET DE OVERWEG GËKOPPELDE VERKEERSLICHTINSTALLATIE
die voorzien ziJn van voorijlende gele lichten, (zie hfdst. 19), of die gekoppeld zijn net een verkeersllchtinstallatie worden uitgevoerd net een vooraankondiging, Deze vooraankondiging heeft ten doel de gele voorljlende Iichten of de verkeerslichten te aktiveren voordat de overu/eg gaat werken. Tussen het begin van de vooraankondiging en het noment waarop de overweg gaat werken ligt een aantal sekonden. (hangt af van de situatie) Het punt waarop de vooraankondiging begint wordt op de OB,/OBE-bfaden aangegeven als Overwegen
I I I
.<
¡r
À
De schakeling van een overweg met vooraankondiging is als volgt:
-tr 1T
2T
2
3
TPR
TPR
tt
noord
Or{
f.1
1
6T
I
7.1
TPR
5T
3T
V akd
NAR
V akd
¡lT
7.t
NAR
SAR
Nt2
N12
Nl2
XAPR
4
-Ð
TPR
5
6
TPR
TPR 812
7.1
7.1
XAR
SAF
B
7.1
7.1
B1
N12
812
XAP2R
-
N12
7.1
XR
Nt2
812
x 812
figuur
1
Bij een treinbeweging in noordelijke richting zal bij bezetten van de sektie de 7,1 NAR afvallen.
1T
-37-
zijn beurt de XAR af. De kontakten van de XAR nu, worden gebruikt voor het inschakelen van de gele voorijlende lichten of beinvloeding van de gekoppelde verkeerslichtinstallatie. De XR van de overweg is nog aangetrokken op dit moment. De overweg gaat pas werken na 5 sekonden door de afvalvertraging van de in cascade geschakelde XAPR en XAP2R. In het XR-circuit is parallel aan het XAp2Rkontakt een kontakt van de XAR geschakeld on te zol.geî dat de overweg na verlaten te zijn door de trein gelijk weer opent. De XAPR en XAP2R hebben naast afvalvertraging namelijk ook een opkomvertraging. De benamingen XAPR en XAP2R zullen bij projekten na sept. '82 gewijzigd worden of zijn in: )GTER en )GTEpR. Op de OBE- en OR-bladen is te zien of een overweg gekoppeld i.s met een verkeerslichtinstallati'e. In zo'n geval wordt nl. het hokje on de kilometreringsaanduiding dik getekend. Deze schakelt op
Normaal
8.4 net verkeerslichtkoppeting
:
8.4
¡i. B. A1s ¡oen bij werkzaamheden één boon laat zakken zullen de voorijlende lichten ook ingeschakeld worden doordrt de XGNR resp. XGNPR afvalt welke opgenomen is in het
XAGNR-circuit, het relais dat de votrrijlende lichten inschakelt. (zie hfdst.
-38-
10)
4.
4.
1
Aankondigingsschakeling op een NX
station
INLEIDING
Een automatische overweg op een enplacement brengt een gecompliceerde aankondigingsschakeling r¡et zich ¡nee. Een trein kan n.1. vanaf vele sporen de overu,eg naderen terwijl zich ook bediende seinen in de aankondigingswegen bevinden. ZoLang het toeganggevend sein tot de overweg stop toont, rilag geen treinaankondigJ'ng aan de overweg gegeven worden. Er noet iu de schakeling ook rekening gehouden worden met de te doorlopen rijweg voor een treln i.v.m. de benodigde rijtijd en de daaraan gekoppelde aankondiglngstijd voor de overweg. Voor een net hoge snelheid doorrijdende trein via rechte wlssels moet het punt van aankondiging verder weg Ii'ggen dan voor een trein die via een aantal kromme wissels de overweg nadert
daar laatstgenoemde er veel langer over doet voor de overu¡eg bereikt is.
1.
2
RIJRICHTI};GSRELAIS
Voor diegenen, die niet of nog niet bekend zijn r¡et de schakelingen uit de NXbeveiliging moet er even wat gezegd worden over de rijrichtingsrelais, \ryaarvan kontakten opgenomen zijn in het XR-circuit. De rijrichtingsrel.ais uit de NX-beveiliging hebben niets geneen met de rijrichtingsrelais uit de balansschakeling, behalve de benaning. Eerstgenoende rijrichttngsrelais hebben een funktie in de wisselvastlegging en de kontrole op strijdige treinbewegingen. Ze zijn nornaal aangetrokken en vallen af als voor de rijweg waarin ze opgenonen zijn het sein
uit de stand stop wordt gebracht, Het aantrekken is afhankefijk van de trein. AIs de trein de sektie of sekties waartoe het ri.jrichtingsrelais behoort in z?n geheel verlaten heeft mag hij weer aantrekken. Als de trein niet kont, dus als de sektienietbereden wordt, dan za1 men het sein moeten herroepen waarna via een andere schakeling de rijrichtingsrelais met een vertraging vau 2 ninuten weer aantrekken. Men kan stellen dat elke wisselsektie twee rijrichtingsrelais heeft: één per rijrichting.
-39-
Voorbee
ld 2^f 2
3
1AT
€wott 3T
1A
lBT
5AT
5A 5BT
figuur
AIOT
1
Bij rijweginstelling van sej.n 2 naar sein 10 via yissel 1 en 5 krom, zullen de in cascade afvallen: 1A WSR, 18 WSR, 5A WSR en de 5B volgende rijrichtingsrelais WSR. AIs de trein de rijweg berijdt zullen, a1s de bijbehorende sekties vrijgekoacbter de trein weer opkomen. Dus 1AT vrij: 1A WSR nen zijn, de rijrichtingsrelais weer op enz. Voor een rijweg in tegengestelde richting doen de ESR-en dienst.
4.3
HET XR-CIRCUIT
Aan de hand van de situatieschets en schakeling op blz.tS zullen we een aantal
rijwegen gaan behandelen in de volgorde: a) doorgaande trej.nbeweging van Haarlem naar Amsterdan met de wissels 11, 7,5 en 1 in de rechte stand; b) treinbeweging van Haarlem tot aan stoptonend sein 10, waarna sein 10 uit de stop gebracht wordt naar rechterspoor Amsterdam; c) doorgaande treinbeweging van Haarlem naar Amsterdam via wissel 11 kro¡n, wissel 5 krom en wissel 1 recht; d) treinbeweging vanaf linkerspoor Amsterdam naar sein 20; e) treinbeweging vanaf rechterspoor Amsterd¡n over rechte wissels naar rechterspoor Haarlem, waarbij sein 4 herroepen wordt als de trein in de aankondigingsweg rijdt. N. B.
Bij al deze gevallen zal dat gedeelte uit de schakeling "gelicht" worden wat betrekking heeft op de ingestelde rijweg.
-40-
a) Doorgaande treinbeweging van Haarlem naar Alnsterdam met de wissels
11, 7,5 en 1 in de rechte stand. De aankondiging voor deze treinbeweging begint op de sektie 8208T. De overweg zal echter alleen geaktiveerd worden als sein 24 uit de stand stop gekomen is, dus als
de L\B/24
afgevallen is.
ESR
Tevens zal sein 10, welke zich ook in de aankondigingsweg bevindt, uit de stand
stop gekomen moeten zljn, n.a.u¡. de 78 ESR noet afgevallen zijn. Nu is het zo dat door afvallen van de 82OB TPR de 10 EAR afgeschakeld wordt. Op zijn beurt brengt deze de 9.3 XAR af en na tijdvertraging de 9.3 XR. Er wordt van een XAR gebruik genaakt omdat de overweg gekoppeld is met verkeersl i.cht inst all at ie.
2
5f z'
lAT
lOBT
21
10
2æT
7BT
een
118
218'r
82OBT
21AT
5
Asd
HLm
EI
I ¡
'lo
EAR
21C
218
TPR
TPR
118
21A
8208
TPf,
TPR
TPR
B2
N12
9.3
10A
XAR
TPR
NI
s3
XR
+
N12
figuur
via XrPR {
10 EAR
rt
7g
5/rce
ESR
ESR
11812¿lA ESR
7B
5
1A
108
TPB
TPR
TPR
TPR
!t
t
812
lAhos wsR
1
De 9.3 XR blijft
afgevallen totdat de sektle 10AT weer opkomt. De sekties 1AT en 10BT zijn in het circuit voor deze rijweg overbrugd door een kontakt van de 14,/ 1OA WSR. Dit relais valt alleen af bij rijwegi.nstelling in westelijke richting vanaf sein 2.
-4L-
b) Treinbeweging vanaf Haarlem tot aan stoptonend sein
10.
Hierbij kijken we weer naar þsf,2elfde stukje schakeling als bij punt a. Daar sein 10 stop toont, zullen de 78 ESR en de 5/104 ESR aangetrokken zijn. Als nu de trein op sektie 8208T komt zal wel de 10 EAR afva1len, maar het kontakt van de 10 EAR wordt in het XAR-circuit overbrugd door een kontakt van de 78 ESR. Gevolg is dat de overweg openblijft. Als nu de trein voor sein 10 tot stilstand gekomen is en sein 10 wordt daarna uit de stand stop gebracht, dan zullen de 78 ESR en de S/LOA ESR afvallen waardoor de overbrugging van de 10 EAR verdwijnt en de XAB afva1t. Na tijdvertraging via XAPR, XAP2R en XAP3R valt de XR af, welke de overweg aktlveert. Het sein mag niet direkt "veilig" komen ondat eerst het wegverkeer de overweg rnoet vrijmaken en de bomen nog moeten sluiten. Daartoe worden er in de seinsturing speciale voorzieningen getroffen on dpt te voorkomen. (zie punt 5.2r.
c) Doorgaande treinbeweging van Haarlem naar Ansterdam via wissel krom, wissel 5 kro¡n.
Q-r¿
A12T
I
11AT F
ltA Asd
1
\lbrk akd.9.3
--+rrycst lOBT
1
lIBT
1AT
V.akd
L
1ß
21
24AT
HLm
1A
-¿
11
a
v
10 EAR
21C
218
TPß
RWCR B12
118
24A
8208
TPß
TPR
TPR
812
v
7 RWCR
812
11Bl24A ESR
812 7B ESR
s/ro¡
IBhOA
ESR
wsR 1312
9.3 XAR N12
?
10A TPR
1()
t
EAR
t
7B TPR
5
t
TPR
t
412 TPR
5
-42-
2
106 TPß 812
NWCR
figuur
1A TPR
Voor deze rijweg zi.jn ln het XR-circuit voorzlenlngen getroffen om te voorkomen dat de overweg al geaktiveerd wordt op het noment dat de 82OBT bezet wordt. De tiid dat de overweg dan dicht ligt wordt veel te lang omdat cle rijtijd tot aan de overweg via kronne wissels veel langer ls dan via rechte wiesels en net hoge snelheid rijdende trein. In het 10 EAR-circuit is het 82OB TPR-kontakt overbrugd door de 7 RWCR. Een RWCR trekt aan sls het wissel naar de kronme stand gestuurd is en in die staud ook in de kontrole ligt. De LtB/244 ESR ls af, u¡ant sein 24 staat uit de stand stop. Ook blj bezetting van de 24AT en 11BT zal de 10 EAR aangetrokken blijven aangezien de TPR-kontakten van deze sekties in het XR-circuÍt overbrugd worden door een kontakt van de 11 RWCR. Ervan uitgaande dat sein 12 uit de stand stop staat zaL de 9.3 XAR afvallen op het noment dat de sektie A12T bezet wordt. We hebben nu te maken met een zogenoende verkorte aankondiging, afgekort: verk.akd. De overweg opent weer nadat sektie loAT verlaten is. Overbrugging 412 TPR door 5 NWCR. Er staat een trein voor stoptonend sein 12, dus op de sektie AL?T, Nu wordt een doorgaande treinbeweging ingesteld van sein 24 naar sein 10 en van sein 10 naar rechterspoor vrije baan. Bij het j.nstel.Ien van de rijweg vanaf sein 10 valt o.a. de 5/104 ESR af. De doorgaande trein is nog niet
in de aankondigingsweg gekouen. AIs het 412 TPR nu niet overbrugd zou zijn door een ge¡naakt kontakt van de 5 NWCB gaat de overweg werken op moment van afvallen van de 5,/10A ESR.
d) treinbeweging vanaf linkerspoor Amsterdam naar sein zo. €wost Asd
2
1087
1A 'AT 1B
HIm
1BT
3
A6T
æ 6A
---T--93
6A
XAR
TPR
N12
figuur
?.
lAhos
1B
wsR
ESR
---J----
wsR 1312
I I I
J
1B
4A
8178
TP
TPR
TPR
1A
108
TPR
TPR fB12
3
-43-
Volgens de seinbeeldenkaart (Os-blad) kan sein 2 geen beter seinbeeld tonen dan groen flikkerllcht. Dit betekent dat een trein komende vanaf linkerspoor Amsterdan
altijd net lage snelheid de overweg zàt naderen. We moeten hier dus rekening uee houden bij de lengte van de aankondigingsweg. In dit geval begint de aankondiging bij bezetten van sektie 108T. De 1Al108 WSR is afgevallen van bij rijweginstelling vanaf sein 2. Ook bij bezetting van 1BT blijft het XAR afgevallen ondat de 18 IVSR af is. Als de trei.n echter de sektie 6AT verlaten heeft zaL d,e overu¡eg \r,eer openen. Het kontakt van de 6A ESR over het A6 TPR-kontakt voorkomt dat de overweg gesroten bri.jft als de trein op A6T rijdt in westelijke richting.
e) Treinbewegi-ng vanaf rechterspoor Amsterdam over rechte wissels naar Haarlem waarbij sein 4 herroepen wordt a1s cle trein in de aankondigingsweg rijdt.
2
81787
V.akd 9.3
---*wcst
1rc
I
4AT
¡IBT
fBT
!-t
4CT
lsr-O
3
1B
wsR
r 9.3 XAR N12
4B TPR
-- It
I I I I I
---t----I
o ---.i-----
I I I I I I
----812 1B
¡lA
8178
TPR
TPR
l-
-- ---812 7
v
RWCR
v
3
RWCR
fÍguur
4
Bij rijweginstelling
vanaf sein 4 naar sein 18 valt de 18 WSR af. Daarom zal bij bezetten van de 8178T de 9.3 xAR afvallen. Ats de trein nu vlak voor sein 4 gekornen is en deze wordt herroepen zal de trein nooit meer kunnen stoppen voor sein 4 en voor de overweg. Dit levert echter geen gevaarlijke situatie op voor het wegverkeer want de 18 WSR bliift toch afgevallen. De rijweg blijft n.1. voor de trein uit vastliggen. Kan de trein nog vòòr sein 4 tot stilstand komen dan duurt het nog 2 minuten voordet de rijweg vrijkont. De 18 ïISR trekt dan aan en de overweg za1 dan ook opengaan.
-44-
west
O-{12 5T
2F-O
'tocr
1A
toaT
11AT
^121
-_l>
lAT
7BT
Q-r ro
z4cr
ñF{114 lrB
24eT
Asd.
z¡r
4AT
O---..e
4CT
ßrc
1B
+
6At
oé
21^f
8208f
16rc
7B
81747
¡o t
G--¡o
9BT
18BT
%
9AT
A6ï
-+HLm
20rc
93
11
v
^ to
248
24C
EAR
24^
11A
TPA
TPR
RWCR
TPß
8208
ÏPR
TPR
N12
812 7
BWCR
v
na/zle ESR
7A ESR
6A ESR
s/to¡
7B ESR
û/roa
1B
ESB
wsR
wsR
812 9.3 XAR
6A
104
TPß
TPR
Nl2
93 9.3 XAPR
Y
812
9.3 XAP2R
-rt
4C
7A
IPR
IPB
!t
t
t
10 EAR rt^rt
I
C'I
I
5 TPR
Y
!t
A12
18
4A
TPR
ÏPR
ÏPR
t
t
7
v
Nl2
3 RWCR
XAP2R
Ef 93
V N12
XAP3R
ET
1A
TPR
RWCR
NWCR
V
8ft TPR
!t
5
93 XAP3R N12
812
93
XAR rÞ
78 TPR
7 RvvCR
9.3 XAPR
812
A6 TPR
4B TPR
812
9,3 XR
RWCR
v
1()8 TPR
-t
N. B.
Bij overwegen op modern beveiligde emplacenenten komen we geen sleutelschakelaars tegen ondat de overweg gedekt wordt door bediende seinen. Zolang de seinen stop tonen heeft bezetten van de aankondj.gingswegen vòòr de seinen geen gevolgen voor de overweg. Moet een werktrein een spoor bezetten van de aankondigingsweg voorbij het sein dan zijn er twee mogelijkheden: 1e de trein door stoptonend sein loodsen in welk geval er geen ESR of l{SR afvalt en de sektÍe dus overbrugd blijft (behalve de niddensektie van de overweg), 2e het sein uj.t de stand stop brengen, de trein door laten rijden tot achter het eerste tegensein en dan dit sein weer uit de stand stop brengen en oprijden tot voorbij de overweg. Voorbeel: Op sektie 4AT moeten werkzaamheden uitgevoerd worden met een wegonderhoudsmachine. Hij kont aanrijden uit de richting A¡rsterda.n, men brengt sein 4 uit de stand stop, machine rijdt tot achter sein 8, waarna men sein I weer uit de stand stop brengt naar linkerspoor Amsterdam. Bij verlaten van de sektie 4BT zal- de overweg weer openen en de nachine kan dan zonder konsekwenties voor de overweg op de sektie 4AT werkzaamheden uitvoeren.
-46-
5. Automatische overweg opgenomen in de seinsturing
5. 1
ALGE¡IËEN
Als een automatische over\{¡eg achter een bediend sein ligt, moet in de seinsturing een voorziening getroffen worden die ervooî zotgt dat het sei.n pas uit de stand stop kan komen als: bij een Ahob de bomen gesloten zijn of na een bepaalde tijdvertraging. Dit laatste geldt ook voor een Aki. Men moet immers het wegverkeer de gelegenheid geven de overweg vrlj te maken.
5.2
AHOB.STELLER TYPE
D
Bij een Ahob-steIler type D wordt gebruik genaakt van het XCR-reIais. Dit relais wordt geschakeld via walskontakten in de Ahob-steller.
1
-l
tI
4
I I
xcB
o-5 o
I
t
) figuur
I I I
812 I I
-l
2
I
J
1
zijn gesloten van Oo tot So (Oo komt overeen met de horizontate stand van de boon). Er zijn 2 kontakten in serie opgenonen, van elke steller één. Als na afvalleu van de XR beide bomen beneden de 50 stand gekomen zijn trekt het XCR aan. Kontakten van het XCR worden opgenomen in de seinsturlng van de seinen welke toegang geven tot de overweg. De walskontakten
WAR
xcR
v v
BGZR N12
BGzR
figuur
2
-47-
Na opkomen XCR kan de BGZI aantrekken, welke
relais de GR of HR stuurt, dit hangt af van welke seinbeeldkeuze er gæaakt is, gI fl of g1 , Zod'ra de BGæ, aangetrokken is, wordt het XCR-kontakt overbrugd door een eigen kontakt van de BGZR on te voorkonen dat het sein weer in de stand stop kont als een van de Ahob-bonen opgetild wordt boven de So-stand. Het kontakt van het naderingsrelais WAR (benaning is afhankelijk van plaatselijke situatie) zorgt ervoor dat het sein direkt uit de stand stop kan konen ars de aankondigingsweg van de overweg vrij is.
5. 5 AHOB.STELLER
B2
Voor de Ahob-steller B2 getdt hetzelfde als bij de D-steller beschreven is, alleen net dit verschil dat voor sturing van de XCR van andere walskontakten gebruik genaakt wo¡dt. Meestal wordt echter gebruik gemaakt van de tijdvertragingsschakeling zoals beschreven in 5.4.
r
I
13
I
I
r
I
13
xcR
412
r{12
o- 3 I
figuur
p.d
ô
2
1
5. 4 AKI
Bij een Aki hebben we natuurlijk geen nogelijkheid om de stand hiervan via walskontakten in de seinsturing op te neroen. Toch nag het sein niet direkt na het aktiveren van de overweg uit de stand stop komen, het wegverkeer moet eerst de overweg vrijgenaakt hebben. De noodzakelijke tijdvertraging in de seinbedj.ening kont tot stand m.b.v. onderstaande schakeling.
-48-
1.1 ¿[.1
XR 812
XTER
4.1
XTESR
Nl2
A
v
11 XTESR N12
v
+
2
-+noord
+
4
1.1
11 1.1
2
v
XTESR
BGZß N12
figuur
1
Als een trein stilstaat voor stoptonend sein 2 is de 4.1 NAR afgevallen en de 4.1 XR is aangetrokken, Bij rijweginstelling zal door afvallen van een riirichtingsrelals het XR afgeschakeld worden (zie hfdst. 4). Door afvallen hiervan kont het tijdrelais XTER onder spanning. Nadat de ingestelde tijdvertraging verlopen is, sluit het XTER een kontakt in het circuit van de XTESR, waarop deze aantrekt en een houdketen vormt. Nu kan ook de BGZR opkonen en in vervolg daarop de GR of HR, het sein is dan uit de stand stop gekonen. Zodra het XTESR aantrekt wordt het XTER spannlngloos en "klapt" terug naar de nulstand. De nulstand vau het tijdrelais dient wet gekontroleerd te worden om te voorkomen dat het sein te vroeg uit de stand stop kont als het tijdrelais na een vorige beweging niet in de nulstand is teruggekomen. We kunnen hierbij gebruik naken van een nulstands kontrole-kontakt wat in het tijdrelais ingebouwd is. .ftsynbool nulstandskontrolekontakt. Dit kontakt kunnen we ni.et opnemen in het XR-circuit omdat dit tot gevolg zou hebben dat bij even afvallen van de XR, bijv. door werkzaamtreden, de XTER gestart wordt en dat het XR dan niet eerder weer kan aantrekken dan nadat de XTER is uitgelopen. Daarom wordt het nulstandskontrolekontakt opgenomen in het XPR. XR
812
figuur
t
XTER
a
XPR
T-T
12
2
-49-
lnstelling van bet ti.jdrelais te gfhankeftjk vau de afstaad tussen het seln de overweg t.v.n. de benodlgde ri.JtlJd van de trein. De
en
N. B.
De hiervoor besproken schakeling
Per situatie wordt n.l. beheken toegepast.
net tiJdrelais ken ook toegepast ziJn blj of een xCR of een tijdrelaiegchakeling zal
Ahobs. worden
6. Storingssignalering automatische overwegen
ó.
1
INLEIDING
Het doel van de storingssignalering is het direkt en op een centraal punt (seinhuis) signaleren van een storing in een autonatj.sche overweginstallatie waardoor zo snel nogelijk naatregelen genomen kunnen worden ter bevej.liging van spoor- en wegverkeer. De plaatselijke politie kan gewaarschuwd worc,len ter bewaking van de overweg en aan de machinisten wordt een lastgeving Aki/Ahob afgegeven. Tevens wordt de centrale schakelpost ingelicht die het Seinwezen waarschuwt voor het opheffen van de storing.
of onvoldoende doorgaande kabeladers beschikbaar zijn, zoals de VBBS-baanvakken en mogelijk baanvakken met bls III of A, wordt nog geen storingssignalering toegepapt .
Op baanvakken waar geen
Welke storingen worden nu bedoeld. Een Aki is gestoord als langer dan 5 minuten de rode lampen knipperen. De oorzaak hiervan kau b.v. zijn eeu voedingsstoring (110 V weg) of een afgevallen spoorrelais van een aankondigingssektie. Bij een Ahob treedt de storingssignalering in werking als één of meerdere bomen langer dan 5 minuten in de gesloten stand (0o) liggen.
6.2
HET LIJNCIRCUIT
Er wordt onderscheid genaakt tussen het lijncircuit en het gedeette van het storJ.ngsneldsysteem dat op de neldpost aanwezÍg is. Allereerst het Iijncircuit. Het lijncircuit is opgebouwd uit in serie geschakel.de weerstanden. In de nornale toestand, geen storing, is de weerstand kortgesloten door een kontakt van het ti,jdrelais XI(TER.
-51-
Naar storingsrncldsystccm
I r-----
F
I
R
I
I
I
I
XKTER
XKTER J
Aki
XKTER
J AHOB
11.1
L
figuur
R
I
I
Ak¡9.0
I
I
R
L
1¿t.s
Aki
I
J
L
18.3
J
1
is nornaal bekrachtigd en val.t na spanningloos worden met tijdvertraging af. Het ls slechts nogelijk één gestoorde installatie tegelijk te signaleren. Het lijncircuit wordt aan3esloten op een storingsneldsysteem, welk een konstante stroom door het lijncircuit stuurt. Ats alle XKTER-kontakten genaakt zijn, is de weerstand in het lijncircrrit gelijk aan de kabelweerstand. In geval van storing zal de XKTER na 5 minuten afvallen, waardoor de parallel geschakelde weerstand in het lijncircuit zaL worden opgenomen. De stroom in het circult zal- daardoor veranderen, lager worden, waardoor het storingsroeldsysteem op de neldpost een indikatie krijgt dat er sboring is. Nu is het zo dat alle weerstanden een verschillende waarde hebben en dus ook een verschillende stroomwaarde veroorzaken bij afvallen van de XKTER. Etke overweg heeft dus, bij storing, een eigen stroomDe XKTER
waarde.
AIs neerdere overwegen gestoord raken, zullen er ook neerdere weerstanden in het lijncircuit wprden opgenomen. Er loopt dan een stroom die niet meer overeenkomt net één van de specifieke waarden van de overwegen. Er wordt dan een signalering gegeven die niet j,uist is .
Ó. 3 OVERLAPPE¡{DE AANKONDIGINGEN
Een situatie waarin het voor kan komen dat neerdere overwegen gestoord raken j,s bj-j overwegen met een overlappende aankondiging. Als een van de gemeenschappelijke
akd sekties gestoord raakt zullen twee of meerdere overwegen na ca. 5 ninuten in de storingsnelding komen.
-52-
De stroomwaarde in het lijncircuit
zaL dan niet overeenkomen met een der specifieke waarden en het neldsysteem zaL dan een onjuiste aanwijzing geven omtrent de plaats van de storing, In zo 'n situatie worden de tijdrelais van de betreffende overrvegen op een verschillende tijd ingesteld, en wel zo dat de belangrijkste instal-
latie zich het eerst meldt en een minuut later de tweede. Zo gauw de tweede overrveg in de storingsmelding komt, zal d,e aanwijzing van het neldsysteem niet meer juist zíjn. De'volgorde van belangrijkheid is: éérst een Ahob en dan de Aki. Bij overwegen met een overlappende aankondiging wordt ook wel gekozen voor een gemeenschappelijke storingsmelding van de betreffende overwegen. De XKîER-kontakten worden dan in serie opgenomen en daaraan parallel geschakeld een weerstand.
B
1
2XKTER
XKTER
L
figuur
6.4
I
Gemeenschappelijke
J
storingsmelding
1
STORINGSMELDING VOORIJLENDE GELE KNIPPERLICI]TEN (PAG)
Een storing in de voeding van de voorijlende gele knip¡ler'lichten moet ook worden gesignaleerd. Hiervoor wordt een kontakt van de XKPOR (s¡ranningsbewakingsrelais van de knipperlichtinstallatie) in het lijncircuit van de storingsnelding opgenomen.
lnstallat¡e met
R
XKTER
figuur
-l
voorijlende gele knipperlichten
1
-53-
Storing in de voeding moet aich direkt melden waardoor de XKPOR niet vertraagd afvallend zíjn, Het is ook inogelijk dat een aan de overweg gekoppelde verkeerslichtinstallatie in de storingsrnelding opgenomen wordt. lVeI apart, dus niet in serie met kontakt van de XKTER, zodat bij storing dlrekt de betreffende instanties gewaarschuwd kunnen worden.
ti.jdrelais die in de storingssignalering gebruikt worden zijn typen AGASTAT en Standard kwiktijdrelais.
De voornaamste
de
r:"4.)45"U"&,'Y
6. 5 HET AGASTAT-TIJDRELAIS
Dit is een pner¡matisch werkend relais. In figuurl zien we dit tijdrelais in niet bekrachtigde toestand. De zuigkern is door de drukveer in de bovenste stand gebracht. Wordt de spoel bekrachtigd, dan wordt de zuigkern i.n het magnetische veld getrokken. De membraan kan deze beweging volgen daar de lucht boven deze membraan wordt aa gezogen via kanaal a, het ventiel en kanaal b'
-54-
v¡rióaaa luchdoor
vrntbl l
kanaal
B.
4
rncrnbraam
7
drukr¡¡cr
3 2
3
4ø-4
verondc strip van
-
schakclaar
Iiguur I
figuur 2
In figuur2 is het relais in bekrachtigde toestand te zien. Wordt de spoel spanningloos, dan zal de drukveer de kern naar boven trachten te drukken. De lucht boven de membraan kan nu echter niet via het ventiel ontsnappen maar noet zijn weg vinden door de variabele luchtdoorlaat aan de bovenkant van het tijdrelais. Met deze tijdregelschijf kan de tuchtdoorlaat geregeld vorden, waardoor het nogelijk is de vertragingstijd in te stellen tussen O en 10 minuten.
-1
R
Kontakt Tijdrelais
typc Agastat
55
figuur
3
3
-55-
Het relaÍs heeft twee hele kontakten, waarvan kontakt 4-6 wordt gebruikt om de schellen af te schakelen en kontakt g-S schakett de storingssignalering. De kontakten werken met momentschakeling. Daar de spoel- en kontaktaansluitingen klein van afnetingen zijn, is de bedrading genonteerd op een zevenvoudige klennenstrook 7
-
6
È
o M
5 1
È
3
>
I'AGASTAT
2 1
M
f
34
5
@ o figuur
4
Tussen de klenmen 1 en 2 is een verende verbluding welke bij loszetten van de noer op klem 1 de spoel afschakelt. Op klen 3 is de nin van de spoel genonteerd. Tussen
klen 4 en 5 het kontakt van de storingsnelder en tussen 6 en 7 het kontakt wat in storingssituaties de schellen afschakelt. De stroomsterkte door de spoel van de AGASTAT
0p S-bladen wordt de
AGASTAT aangegeven
is ca.
als:
3
figuur
-Ðb-
5
500n4.
¡ttclìo.f
tr¡lvrr k¡en
kwik cqìtact
-
I +
R
Contæt
Tijdrcb tyn Strld..d
11155
J figuur
6
-57-
ó.b
HET''STANDARD'' KI{IKTIJDRELAIS
het I'Standard" kwiktiJdrelals berust op de cohesiekr¡chten van het kwik. (De kwiÌooleculen hebben een sterke onderlinge binding) AIs de spoel van het tijdrelais bekrachtigd is, neent het aan het enker verbonden glazen bulsje net kwik een dusdanige stand in dat de kontaktpennen 1 en 15 via het kwik doorverbonden zijn. (zie figuur 6) De werking van
Wordt nu de spoel afgeschakeld, dan neemt het buÍsje de stand in, zoals J,n figuur 2 getekend is. Het kwik zal door de opening in het tusseuschot naar beneden trachten te vloeien. Het metaaldraadje, dat ls opgesteld tegen de stroonrichting
in, breekt het kwikstraaltje, waardoor het kwik dr¡ppelsgewijs doorkont. Het geheel ís zo beneten, dat na 5 minuten het kontakt tussen de pennen verbreekt. Trekt het anker weer aan, dan zal lret kwik zonder vertraging het tussenschot passeren. (Het kwikstraaltje wordt nu niet gesplitst) Met de aanwezige stelscbroef kan de verbreektijd van het kontakt 1-1S geregeld worden. Bij indraaien wordt de verbreektijd langer, bij uitdraaien korter. De aansluitingen van het tijdrelais
lopen over een vijfvoudige kleunenstrook, waarvan klen 1 een meetklen is. De werkstroom van een kwiktijdrelals bedraagt ca. 65 nillianpère.
ó.7
HET AFREGELEN
C.Q.
KONTROLEREN VAN HET TIJDRELAIS
Het tijdrelais dient te zorgen voor een tijdvertraging van ca. 5 ninuten t.b.v. de storingssignalering. Een methode om de ingestelde tijd te kontroleren is het plaatsen van een anpèreneter over het kontakt van het tijdrelais wat in de storingssignalerlng is opgenomen, eu daarna de neetklem L/2 los te draaien (figuur 1) Na 5 ninuten zal dan de aupàreneter een uitslag te zien noeten geven. Bij deze nethode behoeft het XR niet afgebracht te worden. Er moet we1 rekening gehouden worden net het feit dat na I minuten de scheLlen (bij een Aki) afgeschakeld worden.
-58-
XKTER
XR
I
BN12
3
1/z
A
XKTER
storingsmelding R
figuur
1
Tevens kan nu de aanwijzing van de reter op de storingsmeldingkast of signalerings-
eenheid (Dateq) gekontroleerd worden, door losnemen van de arnpèremeter. De installatie komt dan in de storingsmelding o¡ndat het XKTER nog af is. E.e.a. moet natuurlijk we1 gebeuren in overleg net de treindienstleider. N. B.
Bij het kwiktijdrelais kan de ingestelde tijd gaan afwijken door afwijking van de horizontale stand van dit relais, b.v. door verzakken van de relaiskast. Bijregelen moet dan in eerste instantie gebeuren door het relais weer in de horizontale stand te brengen en niet met de stelschroef. Deze dient voor fijnregeling.
q
,:l'
I
-59-
7. storingssignalering automatische overwegen
7
.1
STORINGSNIELDERKASTJE TYPE
PHILIPS
IvfET METERAANh/IJzING
Dit kastje is geschikt on er nax. 15 lnstallaties op aan te eluiten met een bereik van ca. 50 kn. Het doel van het kastje is een signalering te geven aan het bedi.enend personeel op een post wanneer een Aki of Ahob gestoord raakt. Deze signalering wordt gegeven d.m.v. een rode lanp en een zoemer en tevens een meter di.e aangeeft welke installati.e gestoord'is. De schaalverdeling van de rneter ls a1s volgt: AIs de wijzer vertikaal staat geeft de meter "fn" aan ten teken dat al'le installaties voor wat de storingssignalering betreft normaal werken. Ats de wij zet lrori-zontaal staat geeft hlj truit'r aan wat dan wil zeggen dat de storingssignalering niet goed funktioneert, hetzij door een onderbreking in het lijncircuit, }:etzLj door weggevallen zijn van de voeding. Tussen de standen "Uit" en "In" staan nog 15 streepjes die ieder corresponderen ¡¡et een overweginstallatie en gemarkeerd zijn door een cijfer (zie figuur 1).
Itt
l¡/ /
figuur
1
Op de buitenkant van
het kastje is een lijstje aangebracht waarop staat welke overweg bij welk cijfer op de neterschaal hoort (zie figuur 2).
-61-
Ko
stje
Urt I
ohob
I
Ri c
ht ing
u
t- Asd
storingsrnelder werkt niet
15.3
Km 15.350
2 3
4 5 6 7
I I
la, 11
t2 1?
i\ ln
geen storing
AIs een over$eg langer dan 5 minuten gestoord is, treedt in het kastje ee¡ indil.ngende zoerner ln we¡king eu gaat er een rode lanp branden terwijl de meter een andere eanwijzing geeft dan'rln". De zoener kan tot zwijgen gebracbt worden doo-r een op het kastje aangebraehte schakelaar om te leggen. Na het opheffen van de storing gaat de zoemer weer over, de rode lamp dooft en de neter komt weer op t'ID". Na terugleggen van de schakelaar zwijgt de zoener.
-62-
Kertþ staing..¡fF.bin¡
XKF
s8
3¿l
1
I
I
xKAf{t
s
ol<
23
21
sA
¡,'
T1
KBXflO
ol< to
+
Ktx110 T
23
XKE
13 alr +
R2
I
2
I
o<
R1
A 2
-470n
2
1
ol
n
o-1o(þn
I I
nttr lijncircuit
t_
2
J
I
B TG
figuur
3
De schakeling (zie f igrrur 3) Het kastje stuurt een konstante stroom door het thernisch relais SB, de weerstanden R1,/R2 en door het lijncircuit. (SB = Sunvic Buis) Met weerstand Rl wordt de stroom door het lijncircuit ingesteld. Met de weerstanden R2 en R3 wordt de stroom door het relais SB bepaard. De voltneter v neet de deelspanning over het relaj.s SB en de weerstand R2. -t]ó-
overweginstallatie de lljnweerstand groter wordt, daalt de gtroom door SB. Daardoor zaL het kontakt van dit thernisch relais, een binetaal in feite, verbreken omdat door de stroomdaling, de tenperatuur daalt
Wauneer nu door een gestoorde
Re1ais SB zal op zljn beurt de XKR afschakelen, waardoor de zoener XKANN overgaat en de rode lanp XKE gaat branden. Teveng geeft de voltmeter aan welke lnstallatie gestoord is. Wordt nu de schakelaar S op de kast ongelegd, dan zwíjgt de zoemer.
Als de storing opgeheven is, \rrordt de weerstand van het lljncircuit weer normaal waardoor SB weer aantrekt. De neter kont hierdoor x'eer op "In" en de XKR trekt aan. Hierdoor dooft de rode lanp XKE en gaat de zoe¡ner weer. Terugleggen in de normale stand van de schakelaar S doet de zoe¡ner zwijgen.
I 1 l1OV-í)HZ
I
3
I
a F
t t
natr rtorir¡sci¡nalerhg
1lF
kmtþ
250V
+ figuur
L
4
Voeding storingssignaleringkastje (zie figuur
4)
het storingssignaleringkastje kont van een speciale trafo-gelijkrichtereenheid, welke meestal op het trafobord in het relalshuis is genonteerd.
De voeding voor
-64-
Deze TG wordt
prlmalr aangesloten op 1lOV -
Hz, ofwel de KBX,¡KNX 110. De spannlng op de uitgaande hlen¡nen van de TG noet met weerstanden zodanig afgeregeld worden dat dezE blJ nullast 63 V bedraagt en blJ vollast, dat betekent bij een stroonsterkte van 100 nA, 48 V. 5O
Voor bet op de jutste wiJze inregelen van het storlngssignaleringkastJe en de bijbehorende voedlng wordt verwezen naar het Meet- en Instelvoorsehrift C5512 band 1 MS 4.03. Op de volgende bladziJde
is een overziehtschena gegeven van het storingsslgnalerlngkastJe net voeding eD liJncircuit.
I O)
o¡ I
¡.b
P.
m
É É
)t
(rl
o o Þi N
t* o
Trafo - gclijkrichtcr kast
Èt c+
o o !t o E
-l
KBx/
Êt
t flOv-s()tlr
Ul c+
r
3
Storingssþnalcring ka¡t
-l
XKR
SB
o Þt
XKAT{f{
P. 0c
tr ul
H'
m
Þ
!¡
P o lt P. ftq
o
h' p
o
ct
CJ.
o
1 ttF 3AOY
t t
s
KBXt10 5OHz
+
K8X110
50Hz
t-
XKR
furx.
15
instrll.
R3
PB.
aw
suf{Ytx
F'
BUtS
R?
nt
t
+
l3
l_ l-
T1
I
J
7.2
STORINGSMELDSYSTEEÌVI TYPE DATEQ NfET IUELDLANÍPJES
Dit storingsneldsysteem 1s in de plaats gekonen van het Philips neldsysteen. Op het neldsysteen type Dateq kunnen maxiuaal 14 instellaties aangesloten worden. Als een overweg gestoord raakt wordt dit gesignaleerd d.m.v. een wlt lanpje. Het systeem is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
-| lijncircuit
I
indicator unit
signalerings-
decoder
unit
De indicatorunit (figuur
eenheid 1
)
l
lndic¡tor Unit
mt
35
3ô
Gc¡t¡tilisccrdc vocding
Rlb
3i¡n
23
lijn-
33n
circuit R2
BCD
Omzcttat
D¡git.b
26
Vohnrtcr 11
'12 na¡r
figuur
|
DEC(X)CR - Unit
1
Hierin is opgenonen een gestabiliseerde voeding voor het Iijncircuit. Tevens een meetsysteem met een digitale voltmeter, welke meet op de weerstanden R1a en R1b. Met de weerstand R2 wordt de stroomsterkte in het lijncircuit Íngestetd. De digitale voltmeter moet in rusttoestand van de schakeling 1OCO nV aangeven. Dedecimale waarde, gemeten door de digitale voltmeter wordt omgezet in een binaire waarde, d.w.z. een conbinatle van nullen en enen. Dit gebeurt in de BCD-onzetter. De indicatorunit is zodanig uitgevoerd dat hij past op een B2-plugboard en voldoet aan dezelfde maten en kontaktaansluitingen alE een B2-relais (zie figuur 2).
-67-
66 56 46
'6
26
16
65'545"2515 64 54 44
'4 6,5'4'"2'1t
24
14
62
12
6t
11
figuur 2 Achteraanzicht indicatorunit Aan de voorzijde van de indicatorunit is de digitale voltneter afleesbaar en is
tevens een lijstje aangebracht $,aarop staat welke meetspanning overeenkomt welk overwegnr¡¡nmer (figuur 3).
DIGIT¡,LE
VOTTHETEA
9-----10---------12-----1r-----14-----
------2------1
,-------
11
4-----5----6-----?------
IN
8-----
NC
@ I
lrrt¡l¡chrool
trt
figuur 3 Vooraanzicht indicatorunit
-68-
met.
via een instelschroef aan de voorzijde regelbaar is, dient voor het j.nstellen van de lijnstroom. De maximale kabelweerstand van het lijncircuit, waarbij het storingsmeldsysteem type Dateq juist werkt is bij: aansluitklemmen 24/26: 600 0 aansluitklemmen 24/25; 1100 0 aanstuitklen¡uen 23/26: 1700 f¿ De weerstand R2 welke
aansluitklemmen 23/262 22OO
De decoderunit
(figuur
CI
4)
van indicatorunit KBX110
r14
012
Decoder Unit
4A Omzetter Binair naar
41
voeding
Decimaal
62
f'
63
66
naar signaleringseenheid
/
figuur
4
-69-
binaire informatie, afkomstig van de indicatorunit, wordt in de decoderunit verwerkt (gedecodeerd) en het resultaat wordt toegevoerd aan de signaleringseenheid. Ook de decoderunit heeft een B2-plugboard en neemt ook een overeenkomstige ruimte in. De
De signaleringseenheid (figuur 5) ran Decoderunit
-t I 8XE
3XE
1XE
tSxE
10xE
w
{
)
w
XPB
GF
R
A
x Toestel
figuur
5
De signaleringseenheid bestaat uit 14 witte signaleringslanpjes en één groene en één rode, een zoemer en een drukknop om de zoemer uit te kunnen schakelen.
zijn bij de Integra-toestellen aangebracht in het kijktablo en in andere gevallen in het normale bedieningstablo of een apart kastje. Figuur 6 geeft een beeld van de opstelling van de lampJes en de opschriften.
Deze onderdelen
''ó
www "ó ^ó
1XE Aki
2XE Ahob
102.8
figuur -70-
w
6
107.5
3XE
,ó,ó
w-w ^ó
4XE sXE 6XE
''
$*r$*oS^
13XE 14XE
Aob
Aki
't11.4
125.O
15XE
stor¡ng
1
16XE
tN
Baanvak
Baanvakgedeelte
De werking van het systeem (zie overzichtschenra) In de normale toestand, geen storing, brandt het groene lanpje 16XE in de drukknop waarmee de zoemer kan worden uitgeschakeld. Raakt een overweginstallatie gestoord, dan zal ln het lijneircult door het afvallen van de XKTER een weerstand geschakeld worden. Hierdoor daalt de lijnstroon en de digitale voltneter zal een andere aanwi,jzing geven. Dit wordt weer vertaald in een binaire informatie en toegevoerd aan de decoderingseenheid.
-
AIs gevolg hiervan zal één van de witte lanpjes 1 t,/m 14XE gaan branden afhankelijk van welke overri¡eg gestoord is. Tevens treedt de zoener XKANN in werking en het groene lampje in de drukknop dooft. De zoener wordt tot zwljgen gebracht door bedienen van de drukknop. Is de storing opgeheven, dan dooft het witte lanpje weer en gaat het groene lanpje in de drukknop weer branden. Bij voedingsstoring in de indicatorunit of in het lijncircuit gaat het rode lanpje 15XE branden en gaat de zoemer terwijl het groene lanpie dooft' Bij een voedingsstoring in de decoderunit gaat alleen het groene lampje uit
- Schakeling t.b.v. C.V.L.-overdracht Doordat het signaleringssysteem gesplitst is in een indicator- en een decoderunit is het nogelijk de storingssignalering via de CVL over te dragen. Het CVl-systeen wordt dan geschakeld tussen de lndicator in de CVL-onderpost en de decoderunit in de CVL-hoofdpost.
tI
ij
nc
ircuit
indicator
c. v. L.
c. v. L.
onderpost
hoofdpost
decoder
signalering
fn de onderpost worden daartoe aan de BCD-uitgang van de indicatorunit 4 signaleringsrelais geschakeld, de 1, 2,4 en 8 XKR (zie figuur 7).
-7L-
SXKR
lndicator Unlt
--l ¡IXKR
BCD
omzctter
o1248
2XKR
NL28 lXKR NL28
BL28
figuur
7
In rusttoestand zijn de 1, 2,4 en 8 XKR aangetrokken. Zodra een storing in een overweginstallatie optreedt, vallen na 5 minuten één of meerdere signaleringsrelais af (XKR). Kontakten van deze relais zijn opgenomen in de startcircuits van CVL-signaleringsgedeelte en in de codering signalering (zie figuur 8).
¡IXKR
8XK8
lXKR
2XKB
Startclrcuit
A
A
cvL-
A
onderpost
^
MS
¡rs
HS
HS
figuur -72-
8
lXKR
A27 2XKR
A
27
Codcring
Sþnelcringclrcuit
4XKR
A
cvL onclcrpost
27
SXKR
A n
v
De informatie, dus de standen van de XXR-retais, tvordt dan overgebracht naaf de CVl-hoofdpost, waar eerst de CVl-decodering plaatsvindt. Hierdoor zullen de op de hoofdpost aanwezige XKR-relais dezelfde stand innemen aIs de XKR-retais in de onderpost (figuur 9).
SXKR
NL 4XKR
decodering signaleriñg CVL. hooldpost
NL 2XKR NL
lXKR
t-l figuur
NL
9
Kontakten van de XKR-relais op de hoofdpost zijn geschakeld aan de ingang van de decoderunit van het Dateq systeem (figuur 10). Deze verwerkt de aangeboden informatie en geeft het resultaat door aan de signaleringseenheid waardoor op het bedieniugstoestel een wit XE-lampje zal gaan branden.
'iTilil¡Tõ'l "-., .ri rr,
:¡,.J¡,
.!! Ji ìi,
:ì
oTÂfi[il61
d :to 'f 1l)ûr) ¡
tit{) 10ù ¡1(l iìr.l$ ?50 :l{lü
' ' r: '' ,;'. r'. l-,
10. d?6-50O-52s
11
l2 l3 r4
.
.i1)(.i :r" Â1
.ru, .,,,í
'
-
t;26
-550'575
å16-600-B2s 6?ê-6€0-699 7oo
-750 -?99
rrsel!nIJ L¡lnrÊelrtã^d 'i,ilrl:A*
c¡ì iüO0
indicator unit
decoder unit
-73-
_
j
sþhalerlngseénheid
r
Frt
F' m
XKTER
I
-l
lndicator Unit
É É
ä ts
-t XKTER
Rl.
a5
KBX110
t=t
P
Gcstabiliscordc vocding
o
Bfb
R2
o
T N
I I
ts.
o
BCD
c+
digitalo Vollmcter
omzettof
(D
ô o
RK J
I I
-J
R3
Ë Þ
Ma¡.
14
J
o c+ o |t H.
I
o o
ovcrdracht kan ook geschiedon
¡ I
I
0c
I
d.m.v.
ccn
G.V.L signelcringesysteem
P'
qq
Þ Ê¡
F
o T
F.
t-
fl
-l
Decoder Unit
r13
I
o1248
0t¡
o o o c+ o o
Omzettcr Binair naar Decimaal
vood¡ng
E
cf
t¡la
r¡15
(
a6
51
52
rO5
55
,28
tJ
o c,
BL28
ct
NL28
Þ
eo
r axE
þ
w
\¡I
(rl l
K9X110
Gceteb.
5XE
6XE
() (þ ( w
w
EXE
11XE
w
)( w
)c
Toestel
XPB
A
J
æ
KNX110
8. Knipperlichtvoorziening automatische overwegen
8. 1 INLEIDING Het zal een ieder bekend zijn dat als een trein een automatische overweg, Aki of Ahob, nadert er een aantal rode tampen gaat knipperen ter waarschuwing van de weggebruikers. Bij de Aki vinden we nog een aantal wit knipperende lampen, welke aangeven dat de Aki-installatie attent is op de nadering van een trein. Er zijn verschillende manieren om een lamp van een knipperspanning te voorzi-en, Bij de automatische overwegen wordt gebruik gemaakt van een elektronisch apparaatje, de X-pak, en het met kwik gevulde knipperapparaat.
8.2
DE X-PAK
De X-PAK
is leverbaar in twee soorten:
- de X-PAK 45 - de X-PAK 90 welke resp. 45 en 90 knipperingen per minuut leveren op hun uitgang. De X-PAK is een vierkant in hars gegoten elektronische schakeling van Amerikaanse oorsprong. De X-PAK wordt aangesloten op de l2V-batterijspanning (BBI8N12). Het wordt gernonteerd op de meetklemmen 1E en 3E aan de ac}nterzj-jde van het Bl-plugboard van de EOR, het relais dat de pulsen van de X-PAK ontvangt en op zijn beurt de lampen schakelt.
-77-
J
EOR 1E
3E
3C
,
BN12
3D
4*"*-
t
c
X.PAK
E
figuur
1
Er kan gekozen worden uit drie uitgangen A, B en C. Uitgang A wordt aangesloten op de EOR bij een batterijspanning van 8 tot 10 V, uitgang B bii LO-LZ V en uitgang C þij LZ-L6 V. In de praktijk zal dus veelal uitgang C aangesloten zijn. Aangezien de schakeling volledig ingegoten Ls zaL bij een defekt hieraan, het X-PAK in ztn geheel uitgewisseld ¡noeten worden, Hieronder een tekening van het X-PAK op $/are grootte.
BB12
TO
RELAY
Þ
E
@
o
o
o
o À,
o
o
1\,
o)
8to16V
ïi
X-PAK ELECTRONIC CHOPPER NOM.I¡iSIPULSES PER MINUTE DR. NR. GBU- 29019-2GR
i-:J
ALGEMENE SEIN INDUSTRIE GRS. STANDARD ELECTRIC
L ZIJAANZICHT
figuur 1 Vooraanzj.clrt figuur 2 ZLiaanzicl:t -78-
8.
5
HET KNIPPERAPPARAAT
Dit toestel bestaat uit twee U-vornig gebogen buizen waarin zich kwik en waterstofgas bevindt. De buizen zijn onderling doorverbonden. Tevens zijn aan de bovenzijde van de kwikkolomnen een aantal pennen lngegoten van verschillende lengte. In de ruimte, gevuld net waterstofgas, is een gloeidraad opgesteld welke bij verhitten het waterstofgas laat uitzetten, waardoor de linker kwikkolon van buis S1 omlaag gedrukt wordt wat inhoudt dat de rechter kwikkolon orohoog komt. Deze beweging zet zich voort in buis 52. Op een gegeven moment zal pennetje f i.n de linkerkolom van buis 51 geen kontakt met het kwik meer Eaken, waardoor de gloeidraden spanningloos worden en afkoelen (ga dit na op onderstaand schena). 2
4
1
2 l! ô E
e
I
t¡¡
0
Sz
Sr
3 Rv
figuur
1
Door deze afkoeling wordt de uitzetting van het waterstofgas weer teniet gedaan en za1 de kwikkolon in de linkerbuis van 51 weer onhoog komen totdat weer kontakt wordt gemaakt met pennetje f, waardoor alles weer van vorenaan begint en een schommelende beweging van het kwik in de buizen ontstaat. De beweging van het kwik, het aantal schotnlnelingen per minuut is te beinvloeden
met de regelbare weerstand Rv. Naast het pennetje f zijn nog een aantal pennetjes in.le buizen geplaatst, waar de knipperspanningen F45 en F90 van afgetakt kunnen wordeu. Uitwendlg is een klemnenstrookje aangebracht.
-79-
Zie tekening hieronder.
F15-E,812 Ringleidingcn
figuur
2
F90-
3
BN12
1
BB12
EB12
2
jaren willen de sluitlngstijden van de F90 weleens wat onregelnatig worden. Ook kan het gebeuren dat het knipperapparaat niet meer start na een tijdelijke onderbreking van de voedingsspanning, Oorzaak hiervan kan een opeenhoping van kwik in één der buizen zijn, waardoor een van de pennetjes de kwikkolo¡n niet meer raakt, Bij stilstand moeten alle vier de kwikspiegels even hoog staan. Is dit niet het geval dan kan dit alleen verholpen worden door het apparaat uit de kast te nemen en door omkering voldoende kwik trachten terug te brengen i.n de oorspronkelijke buis, Na verloop van
verschillende knipperspanningen verder gebruikt worden in de installaties, wordt uit de doeken gedaan tij de behandeling van deze installaties. Hoe de
-80-
N. B.
Bii fase III van de geplande Aki-o¡nbouw zullen de knipperapparaten verdwijnen. Voor dit echter een feit is, zullen nog wel een aantal jaren verstrijken.
-81-
9. Overweg lichtseinen
9. 1 INLEIDING De overweglichtseinen,
ofwel de XC-seinen, zijn bedoeld voor het wegverkeer
en
staan bekend onder de naam waarschuwingslichten. De waarschuwingslichten bevestigd aan de Aki of Ahob-paal kunnen knipperlicht tonen. De knipperfreguentie is 45 ¡¡aat per minuut. Als de situatle ter plaatse van de overweg daar aanleiding toe geeft, kunnen nog extra tampen geplaatst wordeu. Deze extra lampen zj.Jn er in verschillende uitvoeringen. Hieronder volgt een opsomming
- lvaarschuwingssein dat rood knipperlicht kan tonen met knipperfrequentie 45. Op
S- en OR-bladen aangeduid als: RGP. Het synbool zoals dat voorkomt op OBE- en
OR-bladen
is:
K
Indien er op deze paar nog een schel is aangebracht wordt het synboor: De benaning blijft RGP.
- Voorwaarschuwingssein dat geel knipperlicht frequentie 90. De benaning hiervan is AG en het symboot K
kan
Als het voorwaarschuwingssein voorzj,en is van een pijlnasker volgend synboot gebruikt' (+
G<
tonen met knipper-
@
wordt hi.erna-
- Voorij lende voorwaarschuwingslichten wijken qua konstruktie erg af van de overige waarschuwlngslichten. De benaning is PAG en het synbool Voor nadere informati.e hierover zie hoofdstuk 10. Deze
N.B. De bena^ning van de lanpen die aan de Aki- of Ahobpaal bevestigd zljn,
ls FG BG ofwel "front latnp" en "back lamp" afhankelijk aan welke zijde van de paal ze gemonteerd zijn.
-83-
9.2
DE OPTIEK VAN HET XC-SEIN
In het Ianphuis van het XC-seiu is een holle paraboliscbe spiegel aangebracht, welke dienst doet als reflektor. In het brandpunt van deze spiegel moet de gloeidraad van de lanp vertikaal geplaatst \rrorden. On de gloeidraad precies in het brandpunt te kunnen brengen, is de lamphouder op een beugel geplaatst die onderaan een sleufgat heeft, waardoor de beugel van links naar rechts verplaatsbaar is.
Klcurf ilter
Zonnekap
Spk¡gel
--È: ) (
I a
) a
t
,t
a
a
a
+-T
\
j-"t-
Beugel
Sprcidlens 4
Gk¡cidraad
Slcufgat
figuur
1
iets naar voren of achter bewogen worden. Zodoende is de lamphouder en dus ook de gloeidraad in aIle richtingen verplaatsbaar. On de lanphouder op de juiste plaats te krijgen noet een justeerapparaat (naI) gebruikt worden. Aan de onderzijde kan de beugel nog
De XC-seinen
rechts
-84-
)
zijn voorzien van een 30o spreidlens. (15o naar links en 15o naar
9.3
RICHTËN VAN ¡JE XC-SEIì{EN
Bij een rechte verkeersweg noeten de waarschuwingsseinen op een afstand van 300 m voor de overweg duidelijk zichtbaar zijn en zichtb¡ar blijven tot de overweg, dus de weggebruiker moet zlch konstant tn éên der lichtbr¡¡rde1s bevinden. Een rechte weg is natuurlijk een ldeale sltuatie die lang niet overal aangetroffen wordt. In die gevallen geldt de regel: de weggebrulker moet zich zo Lang nogelijk in éên der lichtbundels bevÍnden. Bij het richten noet men ervan uitgaan dat de geniddelde ooghoogte van de weggebruiker 1.65 n is. Hieronder zlJn een aantal sltuatles getekend net de ma¡rler van richten van de XC-seinen.
a) kruising met rechte
weg
12Om
15m
1.65m
1.65m
figuur
]V. 381
2
b) kruising rnet weg die een boog naar rechts
figuur
z¡a
maakt
3
-85-
c) kruising met weg die een boog naar links
figuur
maakt
4
d) kruising met twee toeleidende r{egen waarbij de ene weg een naar links maakt en de andere naar rechts
boog
figuur 5 Het richten noet door twee mensen uitgevoerd worden. De een bij het lamphuis en de ander op het richtpunt. Het beste is het la.nphuis te openen, zodat de lichtbundel ongespreid uittreedt. De man op het richtpunt moet zich nu in de volle lichtbundel bevinden. Zo níet, dan moeten de bevestigingsnoeren van het lanphuis gelost worden, zodat het lamphuis zowel in het horizontale als in het vertikale vlak draaibaar is. Het richten zal vergemakkelijkt worden als de lamp konstant brandt. Als de lanpen gericht zijn en de deuren met de spreidlens gestoten zijn, moet nog een eindkontrole uitgevoerd worden over een afstand van 4OO m tot aan de overweg.
-86-
10. Voorijlende, gele, voorwaarschuwingslichten
10.
1 INLEIÐING
Bij een Ahob-installatie kunnen aIs extra voorziening gele voorijlende voorwaarschuwingslichten geplaatst zíjn. Deze lichten, ook wel PLG's, genoend, worden aan weerszijden van de weg op 80 n vòòr de overweg geplaatst. De voorwaarschuwingslichten moeten gaan branden enige tijd voordat de waarschuwingslichten van de over\r,eg lngescbakel.d worden. Ze doven weer ôp het ¡nonent dat de Ahob-bonen in de bovenste stand gekomen zijn. De knipperfrequentie van de voorijlende lichten is ca' 45 naal per ninuut. Het apparaat dat de knipperspanning verzorgt is in het lamphuis ingebouwd. Elke lanp heeft dus z'n eigen knipperapparaat.
r
4mG
I
Srroo
80m
PAAL 2
O PAAL
1
kibmctrcring 8Om 1
3PAG
figuur
1O
.2
2
IVERKING
In de rusttoestand, geen trein in de aankondigingsweg, zíjn de lanpen gedoofd. Komt er nu een trein ln de aankondiging, dan zal als eerste de XAR afvallen.
-87
-
I
eanhondþings -
XAR
æhakekcllng
812
Nl2
TPR'-cn/ NAR/SAR, XATER N12
812
XATEPR
XAR BB12
XGNPR
XAGNR
l't2
t
N12
AB
BN12 XATEPR
812 XR
XAR 812 N12 N12
figuur
1
is opgenonen in het circuit van de XAGNR, het relais dat de voorijlende lichten inschakelt. De XR van de overweg valt 5 sekonden na het afvallen van de XAR af via XATER en XATEPR die elk voor 2,5 sekonden vertraging zorgen. M.â.w., als eerste gaan de voorijlende Iichten branden, 5 sekonden daarna de rode waarschuwingsllchten en weer 3 sekonden daarna zullen de bo¡oen gaan dalen. Het XARkontakt in het XR-circult is opgenonen on te zorgen dat na passeren van de trein de bomen weer snel ornhoog gaan. In het XAGNR-circuit is ook nog een kontakt van de XGNPR opgenomen, ìryat ervoor zorgt dat de voorwaarschuwingslichten ook gaan branden als de boom of bo.neu, door een andere oorzaak dan een trein in de aankondiging, gaan dalen
De XAR
In figuur 2 is te zien dab tioor afvallen van de XAGNR een 22Q V spanning wordt toegevoerd aan de verschillende pa1en. Via een klemmenstrook in de paalvoet komt de spanning op de knipperunit EOR op de punten L en 2. De punten 3 en 4 leveren de knipperspanning voor de gele lanp AG. De lanp WG is aangesloten voor de verlichting van een onder de gele lanp hangend verkeersbord. De toegepaste la^npen in de PAG's zijn 22O V - 75 ttt - lampen net lampvoet type E27. De 22O V - wordt þetrokken van het geneentelijke- of provinciale net. Deze spanning wordt bewaakt door het spanningsbewakingsrelais XKPOR, Een kontakt van de XKPOR is opgenomen in het lijncircuit van de storingssignalering, zodat \r'egval1en van de spanning direkt gemeld wordt (zonder tijctvertraging), zodat naatregelen genomen kunnen worden' -88-
EOR
N4
_l
E
Aerdklcm
BX
-ÞT
4
PAG
-l I
1
I
AG
¡l>
I I I I
"ì
AA
J
AGNR 1
ô1V
EOR
AG
1
BB
2\mm2 XKPOR
l_
--J EOR
2ÞAG
-l I
1
rtorings
I 15
I
rignabring
I
I EOR
=Aardmantel van kabel
lPIG
-l I
L
I
AG
I I
I I
I
@
(o I
¡-
I I
1
0.3
MONTAGE
Onderstaande tekeningen geven een inzicht in de nontage c.q. opstelling van de
apparatuur.
P.S. Denk bij
werkzaamheden aan PAG's aan de aanwezíge 22O Y
tr
r
I
ig kabcl vanuit paalvoet
I
+)
IE
o l¡J
AA
XAGNR
r)
lV¡ A. 1o
o2V
3
A
oB o2
3) 2
3)
XKPOR 2
tS. Ao 1o
o2S oB
o2
f
1
I
¡
t,t{.¡
o E
AG
Y
E E
WG
o öx t
BB
NPORST
(o
IS
++) PAALIOET
PAG ¡o-
ô¡
v 1
Ë
ê
gE
>E =v
E
EE oõ
3 2
GEB Aansluiting
TtJ
ii
-90-
kabels VMvKas 75O-2x2,5 naar rcsp, paalvoet lP,2P,3Pên4P
¿l
3
x
ô¡
FH 8Ë
út
4
w
o
2
J>
PAG
11. De schel
11.1
I¡,iLEIDING
De schellen bi.j een automatische overweglnstallatie dienen om slechtziende ¡nensen te attenderen op een nader.ende trein en roepeu biJ het overige T'egverkeer een
zeker schrikeffekt op. De schellen zijn geplaatst op de Akl- of Ahobpaal en ln somnige sltuaties worden er ook schellen op de extra waarschuwingslichten geplaatst (RGPrs). De schellen zLJn zod.anlg genontee¡d det de belschaat naar de weg gekeerd ls.
rrcgzljdr
+
De schel bestaat uit 2 spoelen van elk 5 fl, welke in serie geschakeld zljn, een anker waataan de klepel bevestigd ls, een belkontakt wat aan de ankersteel bevestigcl is en een diode-weerstand combinatie, welke parallel aan de spoel geschakeld
ls.
conlacthcfboorn bclschaal
I
I RK
¡nker I
Blll2 BB12
li v
R
XR
rpoelen
I
A
j
I I I
I
I
\ \
eansluitkþmmen
fj,guur
11
.5
2
DE hILRKING VAN DE SCIIEL
Door het afvallen van de XR van de overweginstallatie zal de schel onder spanning gezet worden. Via het door het anker bewogen belkontakt vloeit de stroon door de spoelen. Hierop zal het anker aangetrokken worden, waardoor de aan het anker bevestigde klepel tegen de belschaal slaat. A1s het anker aangetrokken is, verbreekt het belkontakt, waardoor de spoelen stroomloos worden en dus het anker weer afvalt waarbij opnieuw het belkontakt genaakt wordt en afles dus weer ven voren af aan
begint.
-92-
sn
5n
XR
BB12
Bil12
A
b¡lcont¡ct
t7n
figuur
3
Parallel aan de spoelen van de schel is een diode geschaLeld. Deze voorkont het inbranden van het betkontakt. Ptaatsing van deze diode hcudt wel in dat de schel polariteitsgevoellg is.
11
.4
AFREGELEN \¡AN DE SCHEL
De stroomsterkte door de schel noet op 700 à 750 nA afgeregel.d worden n.b.v. een regelbare weerstand in de relalskast of schel. On een ononderbroken stroom te
krijgen wordt het betkontakt overbrugd evenal.s het XR-kontakt in de keten van de schel. (Bij een Ahob het XR,zXGNPR-kontakt) De a.npèremeter wordt aangesloten tussen de safetylink van de kabel naar de schel I
XR
R
A
-l
BN12
figuur
4
ALs de polariteit,
door verkeerd aansluiten van de schel, gekeerd is zal er ook stroom door de diode gaan vloeien. Afregelen op 7OO nA geeft dan een schel die veel te zac}rt klinkt. Tijdens afregelen van de werkstroon door de schel wordt de voeding van de Aki of Ahob niet belast net brandende rode en gele lanpen of dalende boom. Dit houdt ln dat bi.J het in werklng komen van de Aki ctoor de treln rle werk_ stroon door de schellen met ca. 4OnA daatt doordat de rode en gele lampen ingeschakeld zLjn, Bij de Ahob daalt de werkstroom door de schellen met ca. gOnA door de ingeschakelde motorstroom (Raadpleeg ook het Meet- en Instelvoorschrift C 5517
deel I,z1- voorschrift 404).
-93-
+
figuur
5
Mocht de schel ondanks juiste polariteit
en vofdoende stroomsterkte toch nog te zwak klj.nken dan kan door draaien van de belschaal de geluidssterkte nog wat opgevoerd worden,
cxcentrisch
a ?
a
figuur
6
Dit draaien kan gebeuren door de bevestigingsbout aan de voorzijde van de belschaal te lossen tot de schaal draaibaar is. Na bereiken van het punt u,aarop het geluid naximaal is, de bout ureer vastzetten. -94-
Het aantal slagen van de bel dient ca. 5 per sekonde te zlJn. Dlt kan geregeld worden door het op of neer bewegen van de hefboom ven t¡et schelkontakt. De hefboon ls beweegbaar na het tosdraalen vân een sehroef,
Er zijn luidklinkende- en zachtklinkende schellen en in deze soorten moet uen weer onderscheid naken tussen schellen tlet of zonder lngebouwde regelbare weerstanden. In het algeneen kont de schel net ingebouwde regelbare weerstand (0-18fì,) voor bij de oudere installetles. Bij de nieuwe installaties is de regelbare weerstand (0-7Q) in de relalskast geplaatst. Blj het uitwisselen van scbellen dient er, In verband net deze verschillende soorten, op gelet te worden dat het Juiste type vervange¡¡de sehel wordt gebruikt.
12. De automatische knipperlichtinstallatie Gki)
12.1
ALGEI1EEN
bestaat uit 2 pa1en, welke aan weerszijden van het spoor, rechts naast de rijweg geplaatst zijn. EIke paal heeft aan de voor- en achterzijde, twee naast elkaar geplaatste rode lampen, welke afwisselend kunnen branden net een frequentie van 45 knipperingen per minuut. In het midden, boven deze rode lanpen, is, eveneens aan de voor- en achterzijde een witte lanp aangebracht, die ook ¡net 45 knipperingen per minuut kan branden. Bovenop de palen is een schel geplaatst. Tevens is aan de voorzijde van iedere paal een Andreaskruis aangebracht. Dit kan een enkel of een dubbel kruis zJ-jn, wat aangeeft dat men te maken heeft met een enkel- of dubbelspoor ol meerdere sporen. De installatie
A1s het zLe}rt op de overu¡eg beperkt is, of er zijn aansluitende zijwegen dan kunnen er extra waarschuwingslichten of voorwaarschuwlngslichten geplaatst worden.
wlttc brD rodc lanp
rodo lamp
maxlrt¡¡l 22OOrfltì I
figuur
1
Het symbool van de Aki, zoals dat voorkont op OBE- en OR-bladen is
t -97-
12,2
BETEKENIS VAN DE LICHTEN
Als er geen trein in de aankondigingsweg 1s dan branden de witte lanpen. Er zijn in totaal 4 witte lampen, rvaarvan er twee gelijktijdig branden. Een aan de voorzijde van de ene paal en een aan de achterzijde van de a¡rdere paal. Het witte knipperlicht betekent voor het wegverkeer: de installatie is "in werking'r, ofwel: paraat voor het aankondigen van een naderende trein. Het geeft beslist géén opdracht tot doorrijden. er een trein in de aanl:ondlging, dan doven de witte lampen en gaan de rode Aan een kant van lampen bra¡rden. Acht stuks 1n totaal , rl'aarvan vier gelijktijdig. de paal gezien, branden de rode lampen om de beurt, wat de indruk doet ontstaan dat deze 90 naal per minuuut knipperen.
Komt
De rode knipperende lichten houden voor het u¡egverkeer een absoluut stopgebod in.
Naast de rode lampen worden ook de schellen ingeschakeld en, indien aanwezig, voorwaars chuwin gs 1 i cht en .
Geen lrein
in
**ül I
--T
akd
T¡ein
in
akd
I
l
lxìf?K K _tt-
x)0þ
wltte bmpen
Figuur
-98-
1
rode
Figuur
2
lampen
de
12.3 AANDUIDING VAN
LATIPEì{ EN PALEN
lFG
pad2
Opl. kilomclrcrlry
minimeel 3,50m
p¡al
figuur
1
1
In bijgaand schetsje is te zien dat de la^npen allemaal een benaning hebben. De Iampen aan de voorzijde van de palen, die van het spoorafgericht zijn dus, hebben de aanduiding FG, waarin F, ttfront'r = voorzijde, betekent. De B in BG betekent "back" = achterzijde. De twee palen van de Aki noenen we paal 1 en paal 2, waarbi.j paal 1 die paal is, die staat in de richti.ng van de oplopende kilonetrering.
12.4 LA}IPCIRCUITS VAN DE AKI }IET X-PAK Hoe de knipperspanning
die voor de la.npen beuodigd is, tot stand komt, is reeds
behandeld in hoofdstuk 8. Ter herinnering nog even: het X-PAK, aangesloten op een 12 V-voeding levert impulsen aan het EOR.
EOR-45 3C
c o
I
o,A
(45)
figuur
BN12 TE
ì I I I
I
1
-99-
pulsfrequentie is 45 per ninuut. De EOR-45 staat bij de Aki net X-pak continue te "klapperen". De kontakten van de EOR-45 u¡orden gebruikt on de witte en rode lanpen ln- en uit te schakelen. In de figuur hieronder, is het lampcircuit van paal 1 getekend. Als er geen trein in de aankondiging is, branden de witte lanpen, bij afgevallen EOR-45, volgens de dik getrokken lijn.
De
Bt{ r2
BN12
F^*; -
5 1T 1U
EoF
as
.8X12
t,(J
R
O-
R1
EOR .a5
v
.S
't5
v
¿R
I
3F
FG
I
2R I
I
I
2f
L
XR
BN12
)
o$
BB12
zft
L
A
figuur
2
De lanp 3BG vornt een hogere weerstand voor de stroomdanweerstand R2.
Het volgende noment schakelt de EOR-45 en zal de lanp 3BG ingeschakeld worden.
BN12
BN12
F^*;-
rS
5
;l
1l 1U
EoF BN12
4s
a2
¡ro !
w
I
L
8812
R1
EOR - ¡15
v
BN12
rrl
¡lF I I
XF
o¡ R
óS
l5
v
IR
BG IY 2u
I
2f
2S
o$
zf
I
)
A
figuur De
3
witte lampen
van de - 100-
EOR-45.
3FG en 3BG branden dus om de
beurt door het aantrekken en afvallen
N. B.
AIs aan paal 1 de witte lanp 3FG (frontlanp) brandt, dan brandt op dat Eonent aan paal 2 de 3BG (backla.mp). Kont er nu een treln in de aankondiging, dan valt het XR af. Het hele kontakt van het XR in het lanpcÍrcuit schakelt on, waardoor de witte lanpen doven en via het backkontakt worden de rode lampen lngeschakeld. Met een dikke lijn is dit in onderstaande figuur aangegeven. E¡r2
BR.I2
,$
5
€oR.¡ts 8N12
alO
F
f;^*
tl
I
rU
3¡ t
I
I
v
5
t5
v
8N12
."1
¡fF EG
2e XR
L
8612
EOR.45
FI
I
2f
2S
6
,9.H
I
)
A
figuur
4
Door de hoge inschakelstroompiek op de koude lanpen, kan het XR-backkontakt verbranden en daardoor geîsoleerd raken, waardoor de rode lampen gedoofd raken. Daarom moeten de backkontakten regelmatig geinspekteerd worden.
In het lanpcircuit van pzaL 2 is te zi,en dat als in paal 1 de dit bij paal 2 de 2FG en 2BG zijn. BN
1FG
en lBG branden,
I2
BN12
f;;;-
rS IT tu
EOn.
1R
('E
rl(5
.5
!
w
BN12
I I
.R
L
XR Bg12
€oR
3Fl
FG
I I
RI
Bxl2
.S
r5
v
'l I
2f
eS
I
J 9. H
A
figuur
5
-101-
gele lampen, hebben een knipperfrequentie van 90 knipperingen per minuut. Dit wordt verzorgd door de EOR-90. Aangezien deze lanpen alleen branden als er een trein in de aankondiging is, kan de EOR-90 de overige tijd stilstaan. Wanneer hij nodig is, wordt hij ingeschakeld door een backkontakt De voorwaarschuwingslichten, de
van de
XR. EOF-90 XR
BAt2
3C
A
3D
c
I I
oB
oA (
figuur
eo)
J
6
De kontakten van de EOR-90 zijn opgenoner¡ in het circuit
van de voorwaarschuwings-
Iichten.
BB12
EOR-90
XR
35a
r
R7
1
BN12
t'
-l I
L I I
2
figuur
L
-+
I
_t
7
Als er geen extra la^mpen zíjn, wordt wel de plaats voor de apparatuur gereserveerd, maar niet aangebracht. l{el worden plugboard en bedrading voor de EOR-90 uitgevoerd. Kourt er na verloop van tijd een extra tanp bÍi, dan is het een kwestie van relais, X-pak en \r'eerstanC plaatsen en een kabeltje leggen en aansl,uiten.
12.5
LA}IPCIRCUITS VAN LE AKr )
AKI
TIET KNIPPERAPPARAAT (ZGN. GEU};I F]CEERDE
Het knipperapparaat levert, zoaLs besproken in hfdst. 8, een 12 V knipperspanning net een frequentie van 45 en een L2 V knipperspanning met een freguentie van 90. Het verschil net de Aki net X-pak is dat de witte lanpen rechtstréeks op het knipperapparaat zíjn aangesloten, dus zonder tussenkomst va¡r een EOR-45. Dit betekent dan ook dat de EOR-45 alLeen dient te schakelen a1s er een trein 1n de aankondi-
ging kont en de overige tijd in rust is. - 102-
-
F¡15
|.
figuur
Rl
xß
rsa inrtolbn op
EOR-a5 8N12
12
n
1
Bij afvallen van de XR krijgt de EOR-45 de knipperspanning van het knipperapparaat toegevoerd en zal in dit zelfde ritne gaan schakelen. In serie met de EOR-45 is een weerstand opgenonen om de stroon te begrenzen door de spoel. Dit ondat voor de EOB-er gebrulk genaakt wordt van een relais wat vriJ gekonen ls blJ de ombouw van de voormalige installaties, waarbij het relais dienst deed a1s lampkontrolerelais en hierdoor een zeer lage spoelweerstand heeft. Daar de wltte lanpen rechtstreeks aan op het knlpperapparaat zijn aangesloten, gaan alle witte lanpen gelijktijdig en uit. BM2
BN12
r
T
2S
2R BG F¿IS
XR
EB12
23
BB12
figuur
R6
lFG ¡¡Jlt¡.
c,
EOR- ¿f5 R¡I
v
BN12
22a
2
De rode lampen echter, worden door de EOR-45 geschakeld, ondat geëist wordt dat
de rode lanpen aan één zj.jde van de paal afwisselend branden, hetwelk niet te realiseren is aIs ze rechtstreeks op het knipperapparaat worden aangesloten.
- 103-
BN12
r I
F
20 E 4T
----
I I
F45
XR
v
I
¡¡¡
-¡15
R
BN12
25
A
BG
3U 3T
2
BB12
figuur
12
3
De gele voorwaarschuwingslichten worden ook rechtstreeks aangesloten op de F90uj.tgang van het knipperapparaat. Een EOR-90 is dus bij deze Akl niet nodig.
----t
l¡¡
F90- EB12
XR
A r
--- I
2 l¡J lÀ
{ BN12 I
L
figuur
-to4-
4
12.6 CIRCUITS VAN SCIIEL- EN TIJDRELAIS De schellen van de Aki worden ingeschakeld als de XR afvalt XR
I
XKTER
r---
R5
A
I I
I I
Bin2 1
figuur
2
I
J
1
Via het backkontakt van de XR worden de beide parallel geschakelde schetlen onder spanning gebracht. Door het afvallen van het XR wordt het tijdrelais XKTER spanningloos, wat betekent dat het XXTER na de ingestelde tijdvertraging (ca. 5 ninuten), zljn frontkontakten verbreekt. Hierdoor zal het XKIER-kontakt in het lijncircuit van de storingssignalering verbrekeu als de XR langer dan 5 minuten afgevalLen bfijft. XKTER
R
het XXTER-kontakt in het schelclrcult zal verbreken, net als gevolg dat deze verstotnmen. Dit is gedaan olt¡, als een voedingsstoring de oorzaak is, de batterij te sparen. Tevens zaL }aet wegverkeer, biJ gestoorde Akl, beter een eventuele trein aan kunnen horen komen. Ook
A1s
vinden twee typen tijdretais lais, de AGASTAT en het kwiktijdrelais reeds besproken in hfdst. 6. XKTEB
toepassing, D,1, het pneunatische tijdretype Standard. Werking en konstructie ziJn
Wat nog wel van belang is, is dat het kwiktijdrelals
!¡aar over één frontkontakt beschikt. Bii de Akl hebben we n.I. twee kontakten nodig, één in de storingssignalerlngsketen en één 1n het schelcircuit. Vandaar dat bij een Aki net kwiktljdrelaiseen herhalingsrelals wordt toegepast: de XKTEPR. Dit is ges'oon een 81relais. Kontakten van de XI$EPR worden dan geplaatst in storingssignalering- en schelcircuit. - 105-
BB12
-ì-ts?
-ì
XKTEPR
XKTEPR
XKTER
T-T
3A
E
38
ln
12
rtorlngs-
in st,
melding
melding
XKTER
XR
iilrclais Btll2
BB12
î---
XKTEPR
a1s
L 2
figuur
12.7
2
VOEDING VAN DE AKI
De voedingspanningen, welke we
bij de Aki nodig hebben zijn:
a) 110 V ^, voor de geîsoleerde sporen (BXINX110) b) L2 Y = voor de diverse relais zoals XR, TPR en de relais van de balansschakeling. Aanduiding 812/NL2. c) L2 Y batterijspanning voor de lampen en schellen; deze spanning wordt aangeduid a1s BB,/BN12.
a) De 110 V-voeding
(BX/ì{X1 10)
De 110 V-voeding voor de Ahi wordt betrokken vanuit een bij de Aki geplaatste HS-kast (hoogspanningskast) of vanuit het provinciale c.q. gemeentelijke elektri-
citeitsnet. De 3000 V vanuit de HS-kabel die langs de baan ligt, wordt in de kast omlaag getransformeerd tot 110 V en daarna aan de relaiskast toegevoerd.
r
r
I
I
I
-l
I
110V
3000v 3O0O/110V
-kast
figuur 1
HS-
-J
HS-voeding
De 22O V vanuit het geneentelijke- of provinciale net u¡ordt in de relaiskast on- 106-
laag gebracht tot 110
V.
t-
RK
25/o
o
2ñ/gæv
110Y
¡ch¡kcl¡rr rrt
km
eardlckbanollþ14
22O/',t1ov
figuur 2 GEB-voeding De aanslui.tpunten van de apparatuur, welke van 110 V wlsselspanning noeten worden voorzien, worden opgeno¡nen in de BXINX110 ringteiding.
8X110
TG1
1lOV
r,
van
GEB of HS. kasl
+O
4A
v4 ''t
4^
14
TGl
figuur
NXl10
ì110
3
In de ringleiding vinden we terug: de lokale fasen van de spoorrelais en een trafogelijkrichter.
b) Ile 12 V-voeding
(B1Z/N12) De prirnaire zljde van de trafogelijkrichter (TG) wordt aangesloten op de BXrzNX11o (zie BX,zNXtl"Oringleiding). Aan de uitgang levert de TG een !2 V gelijkspannlng af, waarop volgens het ringleidingsysteen weer een aantal ¡rur,ten u¡orden aangesloten, di.e een + of - 12 V nodig hebben.
TR 35 ag
TR TR 3!t 3s
3F
s12
TGl
-12 BXrl0
t11O
TPR TPR TPR 3D 30 38
figuur
N12 XR
3A
4
- 107-
N. B.
Daar de XR ook vanuit deze ringl.eiding gevoed wordt, zal bij wegvallen van de 110 V ook de XR afvallen.
c) De 12 V-batteri j spar.ning
(BB 1 z/BN
1
2)
Naast de 12 V-voeding t.b.v. de relais, wordt bij de Aki nog gebruik genaakt van een !2 V-batterijvoedlng. Deze batterijvoeding doet dienst als reservevoeding, wanneer de 110 V wegvalt. Het is n.1. ontoelaatbaar dat de lampen doven en de
schellen verstomnen, wanneer een trein de overweg nadert en de 110 V-voeding wegvalt. In zo'n situatíe zorgt de batterij ervoor, dat toch de lanpen blijven branden en de schellen hoorbaar blijven. Voor het op peil brengen en bouden van de batterij, wordt gebruik gemaakt van trafogelijkrichter. Principeschema gelijkrichter en batterij
r
+O I
een
glr
110V
I
TG
I
batterij
_t
-{ b
I bel.
figuur
3
N. B.
is niet helenaal juist, het moet ei.genlijk zi-jn: gestabiliseerde voeding. In het principeschema zijn een aantal stromen getekend I g1r = de gelijkriehterstroom I b = de batterij- of accustroo¡n I bel = de belastingstroorn, (De belasting bestaat uit lampen, bellen en een aantal relais, zoal-s: EùR-45, EOR-90 en XKTER.
De benaming trafogelijkrichter
De geniddelde belastingstroon dient kleiner te zijn dan de ¡naximale gelijkrichterstroon, omdat er anders .Ieen capaciteit voor een accustroom in ladende richting
overblijft. Bij de Aki-installatie hebben we te naken Det een sterke piekbelasting. In dit gevat doet de accû oienst als buffer, hij levert n.l. het grootste gedeelte van de te leveren piekstroorn. Na de piek zorgt de gelijkrichter ervoor dat de accu weer opgeladen wordt.
- 108-
Voor meer infornatie over de bij Aki en Ahobs toegepaste gelijkrichtertypen, wordt verwezen naar het Meet- en fnstelvoorschrift MIV-band 1 MS-L.01. De toegepaste batterljen blj een Aki zijn van het loodtype, 7 cellen in serie
geschakeld. Ook hierover verschaft het Meet- en Instelvoorschrift infornatie. Zie MIV band 1 - MS 8.05. Hoe de batterijen onderhouden noeten worden, is te vinden in de Technlsche Onderhouds en lVerkvoorschrlften TOW en u¡el voorschrift 8. 05.
kwalitelt van de batterij te kontroleren is de gelljkrichter uitschakelen en de batterij alleen het "werk" te laten doen. Vergeet echter na deze test nooit de gelijkrlchter weer in te schakelen ondat anders de batterij na verloop van tijd uitgeput raakt, zodat lanpen en schellen niet rnecr werken, wat een levensgevaarlijke sltuatle voor het wegverkeer oplevert. Bij het uitwisselen van een gelijkrichter dient er op gelet te worden hoe nen deze aansluit ondat ze zowel een 110 V als een 22O V-aansluiting hebben. Onderstaande figuur laat zien hoe de schakeling er in werkelijkheid uitziet: Een van de manieren on de
XKTER v22
-12
EOR
17H BN12
17G
¡tH 2H 170
10
20.A
**
TG
BB12
16c t6H
EOfi-4s
3E **
XR
32
3s
7 celbn
1
sKl
I
A
¿lA
V1
8X110
v4 NX110
llOV vanult HS.kaat ol GEB
figuur
6
De batterijen zljn niet altijd
een aparte batterijkast
in de relaiskast geplaatst, maar kunnen zich ook in
(BK) bevinden. - 109-
tI I
figuur
+
--] BK
7
De zekeringen van 204 dienen om de installatie
tegen overbelasting te beschermen. Twee zekeringen, éê.n in de + voeding en þén..in de - voedlng tijkt misschien wat overdreven, Er is echter rekening gehouden ¡net blikseninslag (b.v. op een lamphuis). Zo' n bllkserninslag houdt geen rekening met + of - maar tracht langs de kortste weg de aarde te bereiken. Vandaar de twee zekeringen. De zekeringen beschermen in dit geval dus de gestabillseerde voeding en eventueel de hoogspanningsapparatuur tegen de gevolgen van een blikseninslag, De schakelaar SK kan gebruikt worden om de gestabiliseerde voeding af te schakelen,
zodat de totale belasting dan op de batterij kont. Nooit vergeten om na gebruik de schakelaar weer 1n de oorspronkelijke toestand te plaatsen.
12.8
TÍONTAGE VA]\i DEAh.]
de, bij de Aki behorende OA-bladen, is te zien welke apparatuur er gebruikt is en waar deze geplaatst is of moet worden geplaatst in geval van wijzigingen.
Op
XKTER
EOR-45
GRN 154
56001-93OGr'l
7.2 1
a
6 5
4 o 2
EOR-904
f" 2Í vv AA
I .1 2
(
3 2 2 2 'l 0
21
:::
AVA
vv ,T -2 ::: ¡<2r¡( a 3ì-^ "1 AAÂ a
..rff:t
1) weerstand t.b.v. storingssignalerlng 4) relais en X-pak 90 alleen plaatsen indien nodig figuur 1 - 110-
XR
5ôü11-783G¡1
o o
o o
v v^Y
{z-'{r(v a 12 {r{-AA2t< a a
a
( ,r
( h
10
10
2
2
lo fo l(
10
lo
10
to
2
2
2
2
2
2
2
20 20 20 20 20 20 20 20 20
Í .2 3. t
I
a
¿ -t
I
t{ 51
o
o
î:( a
E
a
o
a
I
figuur
'|
2
H G
00üil! 0rÜ¡0 üoüoü 0Ü"..
"üooo t/z
t/1
t
Fooooo Eo o oo
o
r/q
:-üüüü
zts
z/'t
BK 2x 16
ooooo
OoOOO
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
¡B
62
Do
o
o
oo
OOOOO
ooooo
OOOOO
ooooo
Co
o
o
oo
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
o
o
ooo
ooooo
o
o
o
oooo ooooo
T8 TB
Telccomm.
lï9.
o
o
o
oooo
o
oooo
HS2
12 34
5
6 7 8910
11 12 13 14
15
16 17
r8 19 20
21 22 23 24
26 27 28 29 30
figuur 3
- 111-
A1s er bij de Aki geen voorwaarschuwingslichten geplaatst zj.jn, wordt er geen EOR-90 net X-pak 90 geplaatst. De bedrading voor het relais eu het plugboard zijn echter weL aanwezig. Ook op de klemmenstroken is de benodigde bedrading aangesloten, alleen de kabeltjes ontbreken nog, Zie figuur de klenmen 17 t/n 22 G/H. De bij de relaiskontakten en endere aanslultpunten vermelde cijfers, verwijzen
naar het S-bladnunner waarop dat kontakt of aansluitpunt voorkont. Figuur 2 geeft een beeld van de opstelling van de zekeringen en weerstanden. De met t gemerkte weerstanden zijn zgn. dunny's. D.vt.z. indien de weerstand niet nodig is, wordt er een tweevoudig klennenbord geplaatst. Verder i.s nog te zien, de trafogelijkrichter TG en de schakelaar SK. Het getal met een haakje, b.v. 3) onder de weerstandnummers, verwijst naar een liJstje op het OA-blad dat vermeldt welk type bedoeld is. Aki
l
N
zl¡J J oo-
o 2 UJ À
-
+
J UJ I
o Ø 1
R 1
2
-D
3
-D E
4
E
5
oooo
6
oooo
7
o
oo ONDERZIJDE
figuur
- 112-
4
o
In figuur 3 kunnen we zien welke kabels er gebruikt zijn en op welke kle'nmen ze zíjn aangesloten. Op de klemnenstroken å is een 62-draads interlokale blokB "" å kabel (IB) genonteerd. De kabel "kont binnen" en I'gaat er weer uit", wat betekent dat op de A en C-rij de inkomende aders gemonteerd zijn en op de B en D-rij de uitgaande. Op de stroot zijn de kabels naar de I Aki-palen genonteerd. Hiervoor s'orden 2-draadkabels net een doorsnede van 2r5 mmz per ader gebruikt (2x2,5). Naar elke paal gaan vier kabels, welke genummerd zijn van 1 t/m 4. Het cijfer vòòr de deelstreep verwijst naar het paalnumner, paal 1 of paal 2. Voorbeeld: op de klernmen 5G en 6G'zijn de aders van kabel 3 gemonteerd, wefke naar paal 1 gaat. In figuur 4 kan nen zien hoe de kabels in de paalvoeten van de Aki genonteerd zijn. Op de klenmen van de S en T-rij zijn de kabels afgewerkt en op de R en U-klenmen bevinden zich de draden, welke naar de lampen en de schel gaan. Op de klemmen R1-2 en 3 konen twee draden voor, terwijl op de kI e¡omen 53 en 54 ook nog zgn. binnendrading gernonteerd is. Boven het paalvoetschena zijn nog de lampen en de schef weergegeven. Dat er naar elke paaL 4 kabels net elk 2 aders gaan en niet 1 kabel rnet 8 aders heeft een speciale bedoeling. Een van de zwakke punten van een kabel is n.1. dat de aders onderling sluiting kunnen gaan maken.
Zou dit gebeuren tussen de aders, die de witte en rode lampen voeden, dan zou er een vreende sítuatie kunnen ontstaan. De witte lampen zouden b.v. kunnen blijven branden op de voeding van de rode lampen. Als nen el.ke kleur lampen een eigen
voedingskabel geeft, is de kans dat hiervoor genoemde situati.e optreedt bijzonder
kIein.
12.9
INSTELLEN VAN DE LAMPSPANNING
Bij de Aki worden lanpjes gebruikt van 15 tl-10,2 V. De brandspanning voor deze lanpjes kan ingesteld worden met behulp van regelbare weerstanden. Het j.nstellen van de brandspanning, is sterk afhankelijk van de batterijspanning. Ondat van een Aki de batterijspannJ.ng kan variëren, is het raadzaem de insteltabel te raadplegen, zoals deze voorkont ln het Meet- en Instelvoorschrift (ltflV band 1 - MS A.02). Uiteraard kan aan knlpperende Ianpen geen julste brandspannlng gemeten worden. De meter is te traag om de spanningspulsen te kunnen volgen. Het is daarom nodig dat de EOR stilgezet wordt, of dat het kontakt van het kwikknipperapparaat overbrugd wordt.Bii het instellen wordt het lanpje vervangen door een "nornaal weerstand" van 15 W, o¡ndat de ohnse weerstand van de lanpjes nogal eens verschilt en de weerstandswaarde ook wijzigt naarnate de lanp (gloeidraad) warmer wordt. De laropspanning moet rechtstreeks aan de lanpfitting
gemeten worden, omdat
er
een
spanningsverlies ontstaat in de kabel en de bedrading. Hierna volgen nog overzichtschemats van een Aki, uitgevoerd met X-pak en een zgn. geilnificeerde Aki. De overzicbtschema's hebben betrekking op de specifieke Akiapparatuur. De overige schakelingen, zoaLs geisoleerde sporen, XR-circuit en een eventuele balansschakeling zljn dus weggelaten.
- 113-
I J
I
/'rcK I
PAAL 2
Rt(249A
BNI2 H
sG
t- -- -PAAL 1 24-9 EOR-¿f5
2æ
1T 1U
olr (t
rl(5 tt
24-9
Asd
UT
EOR-45
v
BN12
Opl. kilornctrering
v
1FG
21-9
21-5
L__---
24-9 XR
c!
.G bH
1
rt
Bt{r2
32
-l
I
24.9
2
1
POPU
PAAL
XKTER
A7
6 I
A1
J ÐlF tl
BN12
21.9
T-ï
XR
PAAL 2
I 1U
24.9 EOR-45
v
24.9
q
L____
+oB
OB OA
-l
24.9
9
I
rÂG
I
BN12 I
t- -----J
L
I
t-
1
I
J'
1
2
I I
t_
+
I
I
-l
24.9
stor¡ngssign
I
-+ ____ _J
XKTER
liinc¡Ìcuit
I
'l --J
I
15t
1
-l
(4s)
I
toÊ
BNl2
3t)
I OA
35A xR'
^
Ll -PAK (fn) __ __a_J v
24-9
3C
I
olr
21_9
EOß-90
22^
l
-------J
24.9
Stroombopsclema Yan een Aki uitgerÐerd met X-pak en sPanningsbewaking
I I
olr o (ll
o-
BNf2
olE N
8-e¡rz
RK 249A
XKTER
EOR-45
30H 1E 12
14
EOR-90 31
H I
BK
--r
1E
8H
1H
BN12 I
T
--J
POU
L
I I
J
EOR-45
xtH
f-**
36
XR
22
-*
TR TR
TR
35 +O
J
-.12
-I
812
TGl 2
4
1
3
TPR TPR
3D 3D
3D N12
8X110
NX110
TR TR TR
v1
v3
11 11 J
11
8X110
TG
+O V4
TR 14 14
HS- kast
of GEB voeding I
P F CJI
I
a1lO
TR 14
NX110
I
J
o\
PAAL 2
I
r-¡
lFG FG
BN12
r
rcE
----kftl
I
2BG
-1
I
ogl. km
I I
F¡ts EBI2
rlld
XR
I
t¡ll
¡!
EOß-4s
v
PAAIl
BN12
2
EPR
-
in storingsmelding XKÏER
XR
3
BN12
AB L PAALf  22
,,8
r
2S
lrlCl
XB
BN12
I
BB12
u¡lc'
4
XKTEPR
XKTER
.Y
í
5
rs -_
3Ã38
IPAAL
T--l
rlF BN12
t5
t
2
'l
2
Â
BN
F45
lr
XKTEPR
r---J Bifl2
h.r- J EOR-45
F¿lli EB
XR
r5a
R1
*
Bt{12
EOR-4s
BNl2
u¡ll! ôl
XR
F90-
32Â
6a
.-8Nl2
2
u¡ll!
a
(\¡
+8N12 u¡ll! (o
2
ô¡
FBNl2
2
lF instellen op 12 n 12
A
Stroombopschema yan sen z.g. geuniÍiccerde Aki
13, Ombouw Aki (fase 1)
13.1 INLEIDING In het verleden hebben storingen in de bestaande Aki-installaties een aantal malen gedoofde lichten veroorzaakt. De belangrijkste oorzaken hiervoor 'tÃraren: - het defekt raken van de trafogelijkrichter (TG), waardoor de batterij uitgeput raakte; - het verbranden en daardoor geisoleerd raken van XR-kontakten in de lampcircuits t.g.v. de hoge inschakelstroompieken op koude larnpen.
Als gevolg hiervan zullen gefaseerd een aantal wijzigj.ngen in de Aki-installatie worden uitgevoerd. Fase 1, waarmee in 1981 gestart wordt, omvat het aanbrengen van een spanningsbewakingsunit, welke opgenomen wordt in de storingsmelding en het verplaatsen van de instelweerstanderi in de lampcircuits. Fase 2, op langere termijn gepland, bestaat uit: - het laten branden van rode en witte en eventuele voorwaarschuwingslichten op een wisselspanningsvoeding ; - het aanbrengen van een POR, on bij uitvallen van de wisselspanning de lampen om te schakelen naar de batterijspanning (zoals ook gebeurt bij de Ahob) en de toeleidende seinen in de stand "stop'r te brengen en, zo nogelijk, ook het wegvallen van de wisselspanning te signaleren;
- het toepassen van een eenvoudige bedrijfszekere trafogelijkrichter (TG); - het vervangen van het bestaande XR-relais door een type met verzwaarde backkontakten. Fase 1 wordt in dit boek behandeld, de 2e fase, rvaarop nog gestudeerd wordt, zaL dan in een latere uÍtgave van dit boek verwerkt worden.
13. 2 DE BATTERIJSPANNINGSBEWAKINGSUNIT (POU) De batterijspanningsbewakingsunit wordt aangeduid als POU, wat beteke.nt: Power
On
Unit. De unit reageert op het lager worden van de batterijspanning.
-71'7-
Als n.1. de TG uitvalt, ztl de batterijspanning, die nominaal 15, 75 V bedraagt' vrij snel gaan dalen. Is de spanning, na enige ninuten, Iager geworden dan ca. 14,3 V = dan zaL de POU hierop reageren. Er volgt dan een melding via hetbestaande storingssignaleringssysteem (f iguur 1) . BN12
-12
POU
TG BB12
+12
POU
XKTER
liJnketen
storings signalering
figuur
1
De schakeling volgens figuur 1 kan echter niet zonder meer toegepast worden, omdat
gebleken is, dat bij ongeveer 40% van het landelijk aantal Aki-installati.es, dePOU tesnelaanspreekt.Te snel wil zeggen, dat binnen 5 minuten nadat de XR afgebracht is, de aanspreekspanning van 1-4,3 V bereikt is. Een oplossing voor dit probleem is het inbouwen van een tijdvertraging, door gebruik te maken van het bestaande XKTER. De POU zou dan opgenomen kunnen worden in de XKTER, zodat dan de POU een tijdvertraging krijgt van 5 minuten. Echter, de uitgang van de POU, in feite het kontakt van een reedrelais, is niet geschikt om rechtstreeks het XKTER te sturen.
lË ú Ir lã N
lê
-118-
U vt
*' :: 1¿- s !.:
-i € : j 6
Daaron wordt gebrulk genaakt van een herhalingsrelais, de POPU (= Power On Repeat Unit), welke dan het XKTER stuurt (zle flguur 2). De POPU wordt genonteerd op de POU. BN12
POU BB12
POPU 12
BB12
XKTER
XR
BN12
A lijnketen storingssignalering R
figuur
2
e.e.a. in werkelijkheid geschakeld is, is te zíen figuur 3, waarbij ook een stukJe OA-blad gegeven is, waarop klenmen en aansluitpunten van de POU en POPU gegeven zíjn. Het geheel neent de plaats van een B1-plugt.oard in. De klemmenstrook A/B bevat zgn, fagetklennen. De verbinding tussen 1A - 18 en 2A - 28 kan net behulp van schulfjes verbroken worden. Dit is nodig blj kontrole-netingen aan Hoe
de
POU.
Ring leiding
-
POU
POU
1)
POU
30H I
30G
I
POPU
1234
I
J
I
65
BN12
rD
(n
BB12
't1
29G
29H
POU
Eo
ll
10
BO U<
o-l
12 I
J
Ring leiding
POU
8812
fi,guur
L 3
I
8
1
2
-{O
a
C{a 34
a
I
I
XR
67
4
3
e--i
5
11
POPU
XKTER BN12
A - 11'J-
I
F
l'lt
P.
lo
0q
I
É,
o
É
13
1E
3
À
EOR- 90
EOR-45
XKTER
Fl
zo/H
14
31
36
1E
r8H
5H
r
IH
POU
30f{ I I
30G
+12 I
BK
@
-v2t- ---J
ct
TG
BB12
29G
<þ
29H
+o
I
65
BNf2
L
POPU
ç@ 4
3
1-i
I
POU
U<
+110
12
¡
-J SK 1
4
EOR-45
3
3E
\_,J 110v
XR
XKTER
POPU
8812
I
L XKTER
a7
r-
I rlo È-l
B5 2
@
I I
¡
L
-lo tn ,|
2
(,lr J
PAAL2
FlÐ
¡-
I I
I
J
(,l-
XR
12
15
22 32
35
Figuur 4 geeft nog eens een overzichtschena van het voedingsgedee].te van de Aki en het XKTER-circuit.
13.5
HET VERPLAATSEN VAN DE INSTELI{EERSTANDEN
IIi
DE LA.ìqPCIRCUITS
Door het verplaatsen van de instelweerstanden 1n de lampschakellngen van de Aki, wordt bereikt dat de lnschakelstroomplet: met ca.een faktor 3 wordt verninderd. Het verbranden van de XR-backkontakten, welke in de Ia.npschakeling opgenonen zj.jn en het ten gevolge daarvan geisoleerd raken, zal dan ninder worden. In de toekonst zal een ander type relais net zwaardere backkontakten toegepast worden,
BN12
BN.I2
^H .rõ
OUDE SITUATIE 1I I
1
1T
PAAL 2
I I
'tu
-l(5
EOR-4s
EOß-45
BN12
BN12 2
4R
w
I
XR
G
BB12
H
A
figuur De
pijl
1
geeft aan waar de weerstanden naartoe verplaatst worden.
-LzL-
BN'I
BN12
NIEUWE SITUATIE
r I
I I
EOR-¿{S
v
PAAL 2
1S
1U
1Rl EOB-¡t5
I
BN,I2
s2
v 2T XR
I 2
A
figuur 2
-L22-
2S
--
H
14- De half automatische knipperlichtinstallatie Haki)
14. 1
ALGETIEE){
De afkorting Haki betekent: half automatische knipperllchtinstatratie. Deze installaties worden gepraatst op bijv. raccordementen en aan haven- en goederenspoorlijnen' De uitvoering ervan is vrij eenvoudig: 4 lanpen, welke in rusttoestand ge-
doofd zljn en bij 1n werking stetling, rood knipperlicht geven (frequentie knipperingen/ninuut ) .
g0
Pd
RG
I ì
situatia
"é
figuur
1
Dat de instaltatie aangeduid wordt als half automatisch, houdt in dat de Haki met een drukknop ln werking moet worden gesterd, maar dat de passerende trein weer zorgt dat de lanpen doveu. Daartoe ls de Haki voorzien van een geisoreerd spoorschakeling, welke is opgenonen aIs niddensektie.
1
4,2
WERKI},iG
Als de trein of rangeerdeel bij de overweg aangekomen is, drukt de begereidende rangeerder de drukknoprtslulten" in het kastje, dat bij cle overs,eg gepraatst is. I
-l
I
I
't openen
sluiten
I I I
812
A
t.
I
I
opcnon
I
PBSR
I
A TPR
L
Drukknopkastþ
figuur
1
kknopkastje 2
v
N12
J
1
'LZJ-
Hierdoor trekt de PBSR aan, welke een houdweg vormt via een eigen kontakt en een kontakt van de TPR van de middensektie. Door het aantrekken van de PBSR valt de XSR af.
xsR
TPR PBSR
N12
figuur
2
dat nonent worden de rode lanpen ingeschakeld, welke gaan knipperen met een frequentie van 90 ¡naaI per minuut door het EOR-90 kontakt, wat in de schakeling opgenomen is.
Op
i-- -l
R1
ItRol
EOf,-90
NX15
xsR
EOR-90
NX15
8X15
^A
BX
xsR
2FG
NX15
N12
A
3E
F I
NX15
L_
figuur
Br2
X.PAK 90
I
_l
3
nu op en bezet de niddensektie. Door het afvallen van de TPR wordt de houdweg van de PBSR onJerbroken en deze valt af. Dit wil niet zeggen dat de rode lanpen dan weer doven. In het XSR-circuit is n.1. ook een TPR-kontakt opgenomen. Pas als de trein de sektie i.n zrn geheel verlaten heeft en daarmee dus de overweg, kan de XSR weer aantrekken en doven de rode lanpen.
De trein rijdt
14.3
SEKTIESTORING
AIs de niddensektie gestoord raakt, terwijl er geen trein in de buurt is, zal de XSR afvallen en de rode lampen gaan knipperen. Dit is uiteraard erg lastig voor het wegverkeer. Daaron wordt het TPR-kontakt in het XSR-circuit overbrugd door een eigen kontakt van de XSR.
-124-
xsR
TPR
PBSR Rr2
figuur
N12
1
Bij spontaan gestoord raken van de niddensektie, blijft
14.4 SEKTIE BLIJFT
cie XSR dan aangetrokken.
AFGEVALLEN ACHTER DE TREIN
Uitgaande van de hiervoor behandelde schemars, betekent het afblijven van de ¡niddensektie achter de trein, dat de XSR nlet weer aan kan trekken en dat de rode lampen dus blijven knipperen. On de Haki ín zo'n geval toch weer in de rusttoestand te kunnen brengen, wordt een tijdrerais ingebouwd, het XKTER. XKTER
TPF B
N12
Vz
PBSR
v
812
3
figuur 2 Na spanningloos worden van de XKTER, duurt het 300 sekoncien ofwel 5 minuten, voordat het zrn backkontakten maakt. Dit betekent dus dat 5 ninuten na afvallen
van de TPR, het XSR-circuit.
XNTER
backkontakt sluit.
Dtt backkontakt wordt opgenonen in het
XKTER
A PBSR 812
fj.guur
TPR
xsR N12
3
- 125-
Zodoende wordt na 5 minuten
het XSR, via het XI(TER-kontakt, ryeer opgebracht en
doven de rode lanpen.
14.5
EEN TWEEDE TREIN I]INNEN
5
MINUTEN NA DE STORING
nogelijkheid bestaat dat binnen 5 ninuten Da het gestoord raken van de niddensektie achter de eerste treinr een tweede trein de Haki wil passeren. De rangeerder bedient weer de drukknop "sluiten". De PBSRzalhierdoor opkomen, maar gelijk weer afvallen na loslaten van de knop, ondat hlj geen houdketen kan vo¡:men (TPR af). Wel is hierdoor ook de XKTER even onder spanning gebracht, zodat deze weer van voor af aan begint net de tijdvertraging; bet duurt dus opnieuw 5 minuten voordat het XKTER-backkontakt gemaakt wordt en de XSR aan kan trekken. De
14.6
EE}¡ TWEEDE TREIN ALS DE HAKI LANGER DAN
5
NIINUTEN GESTOORD IS
in het voorgaande gezien dat 5 Dinuten nadat de eerste trein de Haki heeft verlaten, de rode lampen weer doven, doordat de XSR via het XKTER is opgebracht. Door het bedj,enen van de drukknop "sluiten" trekt de PBSR weer aan, waarop het )üffER even onder spanning kont en ook de XSR afgeschakeld wordt. De rode lanpen gaan nu u¡eer knipperen gedurende 5 ninuten, totdat de XKTER de XSR
We bebben
weer opbrengt. N. B.
Uit dit a1les blijkt, dat het gestoord zijn óf raken van de sektie, door het bedienend personeel niet of nauwelijks zal worden opgenerkt. Voor hun werkt de installatie schijnbaar nornaal. Hoogstens het wegverkeer zou nelding kunnen geven van het niet goed funktioneren van de Haki,
14.7 DE KNOP ''OPENEN'' geeft de nogelijkheid de opdracht "sluiten" weer te herroepen, zonder afhankelijk te zijn van de medewerking van de trein. AIs de Haki in werking is gesteld en de knop "openen" wordt gedrukt, dan zaL de PBSR afgebracht worden. Via het backkontakt van de PBSR trekt de XSR r¡'eer aan, waarop de knipperende rode
De knop "openen"
larnpen zul1en doven.
-L26-
14.8 HET DRUKKNOPKASTJE EN DE SIGNALERINGEN HIERIN Mini¡naal bevinden zich er twee drukknopkestjes biJ een Iiaki. Aan weerszijden van de overweg één. rn het kaqtJe bevinden zich twee drukknoppen en een signareringslanPie, dat wit licht kan tonen. Het slgnaleringslanpje gaat branden, zodra de PBSR aantrekt, nadat de knop "slulten" weer losgelaten is. Het lanpje dooft, zodra de sektie bezet wordt, en de TpR afvalt.
@
figuur
1
1lz ps
111PB
oponen
sluiten
-t r
1 I I
ô
PB
openen
PB
PBSR 12
v PB
1
t-
figuur
TPR
PB
drukknopkastje
V
v 1
I
I
I
I
J
L
drukknopkastle 2
N12
N12
I
_t
2
-L27-
14,9
VOEDING HAKI
voor de Haki wordt veel.al betrokken van het provlnciale ofgeneentelíjke elektriciteitsnet. De aangeboden epanning wordt overgezet naar 110 V -. Vanult de 110 V-ringleidlng, wordt spanning gegeven aan een trafogelijkriehter, welke L2 V = levert en via een trafo, verkriJgen rve de 15 v - (8X16,/NX15) voor de
.De voeding
voeding van de larnpen.
T1 6A
2
-l
7
Openen
Sluiten
l2 PB
tlt PB
I I
4
I
Í-
I
I
zlzea 3
9 PB
L Dkn. kl
thpe 'T
%
Sluiten
Openen
A 7
I
I
Dknkr I
zhps
I
4
-t
r
r
9Tlo
-i-+>
T
kilometring
à rnc
3RG
^
V
Ç
oknk.z
I
XKTER
A
TPR N12
TPR
PBSR
xsR N12
v
J
I
L
1E
N12 A TPR
I
c
+
B1
PBSR
OA
x-PAK (eO)
JT Ré
r---R2
I
2PG
tR3
A Half - automatische
nipperl ichtinstallatie
3R6
L R¿{
812
-l
Rr
A
k
XKTER
OB
EOR-90 BX15
l{12
3E
I
I I
I
I I
L
I
Oplopende
Y
zlzpe
I I
(i)
4RG
PBSR
I
xsR
ts IJ
2RGY
10
Dkn. k2
I
I
q rd
-t I I
_l I
xÎ5
v
15. De automatische halve overwegboom installatie (ahob) - algemeen
15.1
OPBOUW
VAN DE INSTALLATIE
Ahob-installatie bestaat uit twee palen, waaraan een afsluitboon bevestigd is, welke reikt tot aan het nidden van de weg. De boom is voorzien van 3 boomlichten en reflectoren of scotchlite-plaatjes, De boon kan gesloten en geopend worden net een steller, welke aan de paal bevestigd is. Aan de paal zijn tevens een aantal rode knipperlichten bevestigd, twee aan de voorzijde en twee aan de achterzijde. Bovenop de paal is een luidkllnkende schel aangebracht en daaronder een enkel of dubbel Andreaskruis. AIs extra voorzieningen kan de Ahob met een achterboon ofwer rijwielpadboo¡n toegerust zijn. Ook kunnen extra rode knipperlichten, aI dan niet voorzien van een schel, gele voorwaarschuwingslichten of gele voorijtende Lichten aanwezig zijn. De
t-
mox imæl
2200mm
Wegdek
figuur
1
15.? GLOBALE WERKING in werking gesteld, zodra een trein de aankondigingsweg bezet. Op dat nonent gaan de rode knÍpperllchten aan de paal en de boonlichten branden. Ook de schellen worden op dat moment ingeschakeld. Ongeveer 5 sekonden na het gaan branden van de rode lichten gaan de bomen dalen. Deze 5 sekonden geven het wegverkeer de gelegenheid on de over\rreg vrij te naken. De Ahob wordt
-131-
gesloten zijn, zwijgen de schellen op de ste1lerpalen. AIs de trein de overweg gepasseerd is, gaan de bomen weer onhoog, nlts er intussen geen tweede trein in de aankondiging gekonen is. Als de bonen bijna onhoog zijn, doven de rode kn j.pperl ichteu. Hieronder is e.e.a, Dog eens weergegeven.
Als de
bomen
c 0, c
c
o
c
o E co
o
-f
c
o
tr .g oì o -o
-? o
o o -c. E
û
7t
o
Qt
5 sec
10 -1
û,
o
E
o
þls
d)
.o
I
c
gtE
I I
weg bin nen
Trein verloot
figuur
k
I
Trein in Akd -weg
gaal2
\\,,, ¿r
l\
\U,/
t,
paally/
,l
\\
tí
p.l1'
\\t r/
//t\\ \11,,
/rnr
geelz
,,
t\\
paall
\\u/
/rllì rr,l
,t r$
figuur
- 13?-
d- weg
2
In figuur 3 is te zien welke paal- en boonlichten tegelijkertijd een trein in de aankondiging kornt.
3
// 1
c
E
E
o
Ssec
branden als er
('l
o
J
E)
Treinrijdt Akd -l
o-
o o0.,
E c
O,
clo otc
E
o
Er
'Ëtt
9r8 ='
!
c co
o¡l
olo
o
)o
(J
o; ol
Elc
c
o
OJ
olor
o
c o c c g
O¡
-lcl o. E!
-a U
o
o
co
BIJ het wegvallen van de spannlng op het stellermechânisne, ze! de boon onder i.nvloed van de zwaartekracht gaan dele¡. BtJ het wegvalleR van de 110 V wlsselspanni'ng te.r plaatse, za.L de boort nornaal net notoraandriJvlng naar beneden gaan, ondat de notor zi.Jn spanning betrekt ult een batterlJ.
r¡¡wiolpadboom
toplamp
boomlampen
houten boom
support
o
o
o o
o
ondersteuningsstuk I
hooldas
þ \
linker draagarm
-
I
contragewicht steller rGchter draagarm
figuur
- 134-
1
J, EÞ mÞ
16. Ahob - bomen
1
ó. ,I INLEIDING
rn dlt hoofdstuk zal alLes ì,at net de Ahob-boom te maken heeft behandeld worden. ook de tandwieloverbrenging tussen motoras en hoofdas van de sterler zar in dit hoofdstuk aan de orde komen. De verdere mechanische en etektrische werking van de steller komt in de volgende hoofdstukken ter sprake.
16.2
KONSTRUKTIE EN AFNÍETINGEN AHOB-BOTÍEN
is van hout en zodanig gekonstrueerd dat deze blj een aanrijding genakkelijk afbreekt. Hiermee wordt bereikt, dat bij aanrijding van de boom, de sterler niet beschadigd wordt en er geen gevaarlijke situatie op de overweg ontstaat. De houten boom is voorzien van 3 boomrichten, waarvan degene die het verst op de boom zit, de toplanp genoend wordt. De boon v¡ordt bevestigd in het support' De gietijzeren draagarnen van de Ahob-boom zijn op de hoofdas van de steller gernonteerd. Aan het achtereinde van de draagarm of draagar¡nen, is een contragewicht bevestigd' of er één dan wel twee contragewichten gepraatst zijn, hangt af van de lengte van de houten boom. De eventueel aanwezige rijwielpadboon wordt niet op de hoofdas bevestigd, naar op een aparte as. rn figuur 1 zijn de dj'verse onderdelen van de Ahob-boom aangeduid. De spanni.ng voor de boonrichten wordt via een soepele rubberkabel van de sterler naar de houten boon gebracht. De Ahob-boon
Er is al een keer gezegd, dat de top van de boon tot aan het nidden van de weg noet reiken. Aangezlen er verschlllen in wegbreedte zijn, moeten Ahob-bomen ook in verschillende lengten beschikbaar zijn. Deze rengten variëren van 3.00 n tot 9'50 n' Bonen van 7.00 n en langer zijn voorzien van spandraden ter versteviging van de konstruktie. De lengte van de boom wordt geneten vanaf de top tot het hart van de paal. Dit is de afstand B in figuur 2.
- l_35-
B
II
I
.
figuur
2
Het kan weleens voorkomen dat bij plaatsing van een nieuwe boom, de top voorbij het nidden van de weg reikt. In dat geval noet er een stuk afgezaagd worden. De afstand tussen top en toplanp dient echter gehandhaafd te blijven op 15cn, zodat bij korter maken van de boom ook de topianp verplaatst noet u,orden. Tegenwoordig worden ook bomen geleverd, die voorzien zijn van een verstelbare top
m.b.v. sleufgaten. Dit bespaart dan veel werk als de
boom
wat te lang nocht zijn.
liggen tussen de 4.50 en 6.00 neter. Wat ook nog wel voorkomt, zLjn lengten tussen 7.50 en 8.00 n. De grootste lengte van 9.50 n komt slechts sporadisch voor. De meest gangbare boonlengten
- 136-
1ó.3 HET SLUITEN EN OPENEN VAN DE BOOIVI Als de boom in de open stand staat, spreken \r,e van de vcrtikale of goo stand. Dit is de normale situatie. De boon wordt in deze stand vastgehouden door een mechanisme in de stetler. Als er een trein in de aankoncliging kont, za: dit nechanisme de boon ontgrenderen' De manier waarop dit gebeurt, komt bij bespreking van de sterler aan de orde. Na ontgrendeling kan de nootoras vrij gaan draaien. De boom zal dan gaan dalen. Mocht de boom niet aangedreven worden door de motor, dan zal de boom toch gaan dalen onder invloed van de zwaartekracht en doordat de boon door de contragewichten een afstootkoppel krijgt zod,at bij spanningloos worden van de installatie de boom niet ten onrechte in de vertikale stand blijft staan. De beweging van de motoras wordt via tandwielen overgebracht naar de hoofdas, waaraan de Ahob-boo¡n bevestigd 1s. De totale overbrengin¿sverhouding van de tandwielen tussen de motor en hoofdas is bij de diverse sterlertypen verschilrend.
Bij het bereiken van de horizontare of Oo stand , za]- de beweging opgevangen worden door een stootbuffer c.q. slagbegrenzer. Op de hoofdas is n.1. een tandwielsegnent genonteerd, welk aan het eind van beweging net de vlakke kant tegen het uiteinde van een schroefbout van de
de
kont. Naast het opnemen van de schok aan het eind van de bewegj.ng wordt de stootbuffer ook gebruikt on de horizontale stand in te stellen. Dit kan gebeuren door de schroefbout aan de buitenkant van de steller in of uit te draaien.
Bij het omhoog gaan van de boon ls de beweging van de tandwielen anderson. ook voor de vertikale stand is een slagbegrenzer aanwezLg. De boom mag niet voorbij de 9Oo stand komen, omdat anders het gevaar bestaat dat de boon tegen de schel aanslaat of dat een van de boonlichten net de paar in aanraking komt. Nornaal zal' de slagbegrenzer geen dienst nogen doen. Door juiste afstelling van het "motorstroom op" kontakt, noet gezorgd worden dat er een ruimte van 3 m¡n tussen tandwielsegment en slagbegrenzer blijft bestaan ars de boom in de vertikale stand staat. De tandwielen dienen bi'j de 3, 6 en l2-¡naandelijkse revisie ingevet te worden met Molykote C7-Neu. Niet overnatig smeren, daar anders het Molykote afgestingerd wordt en in de friktie terechtkont, waardoor deze zijn werking zal. verliezen,
- 107-
trndwiotsogmcnt
I !chroclbor¡t
I I
ì
J
\ I I I I I I I
tandwielsegment
hooldas
\--
motoras
STELLER
figuur
-IJJ-
1
lltgbogr.nzor
hodzmt¡l¡ ¡tand
alagbcgrcnzcr
Ytrl¡k¡b rtrnd
tandwielsegment
hoofdas
motoras
SIELLER
figuur
2
- 139-
16.
4 DE CONTRAGEWICHTEN
De contragewichten dienen om de boou uit te balanceren. Dit noet zodanig gebeuren
dat de boon in de vertikale stand de neiging heeft om naar de horizontale stand te da1en. We noemen dit het afstootkoppel. Hierdoor heeft men de zekerbeid
regelen ¡net het contragetvicht. Het contragewicht is bevestigd op de draagarn. Het contragewicht (figuur 1) kan zowel van links naar rechts a1s naar boven en beneden op de draagarm verplaatst worden.
rl
figuur 1 Het haaks op de draagarn bewegen van het contragewicht beinvloedt het afstootkoppel en het in de lengterichting van de draagarm bewegen van het contragewicht belnvloedt t¡et belanskoppel (zie figuur 2) '
- 1,1C-
tlstootkopp.l
0 balanskoppcl
balanskoppel
afstootkoppcl
figuur
2
afregeling van de koppels plaatsvindt, u/ordt beha¡rdeld in 16.8 In figuur 3 is nog een detailtekening gegeven van de manier, \yaarop het contragewicht op de draagarm bevestigd is. Hoe de
figuur
3
De grootte van het gewicht en het aantal gewichten dat toegepast wordt, hangt af van de boonlengte. Hoe langer de boo¡n, des te groter zal het contragewicht noeten
zijn. Nu is het zo, dat er niet exact gezegd kan.worden: bij diè boomlengte hoort dàt contragewicht, omdat bomen van gelijke lengte vaak een verschi.llend gewicht hebben. Dit wordt veroorzaakt door b.v. vochtinwerking in het hout of door het soort verf dat gebruikt is. Er zijn dus slechts richtliJnen te geven o¡otrent het contragewicht dat bij een bepaalde boonlengte hoort. -141-
Ìtért. afstootkoppel 3.50 n 5. O0
¡n
6.öO n
8.00 n 8. 75 ¡n 9, 60
¡n
18,5 kg 18,õ kg 19,5 kg 24,5 -22 kg
25 29
kg kg
1
6. 5 DE FRIKTIEKOPPELING
Het doer van de friktiekoppeling is te voorkomen dat de notor grote krachten op het mechanisme ontstaan ars de boom bij het in zijn beweging wordt belennerd. Dit kan gebeuren door: - kinderen die de boom tegenhouden bij het omhoog gaan; - een dalende boom die tegen een auto aankomt; - afbreken van de houten boon bij een aanrijding, waarbij het opeens het mechanisme belast en een plotseringe versnelling
verbrandt en te omhoog gaan of dalen
z\{rare contragewicht
optreedt.
De friktiekoppeling
is gemonteerd op het uiteinde van de motoras in de steller. De koppeling bestaat uit een rondsel dat aan een tandvormige veer is geklonken en draaibaar is om de motoras. De andere helft is samengesteld uit een schijf met een ring van friktiemateriaal, welke d.m.v. een pen vast op de motoras is bevestigd. (zie figuur 1)
De friktiekoppeling
is nastelbaar door draaien van de opsluitmoer van het rondsel. De koppeling dient zodanig ingesteld te worden dat bij plaatsing van een unster aan de boom op 3 n uit het draaipunt, deze unster 25 - 30 kg aan moet wijzen bij opgaande beweging van de boom en slippende friktie (zie figutr 2). De opgenomen stroomsterkte door de stellermotor moet hierbij + 20 A bedragen.
-L43-
0 o
3.OOm
25-30Ks
figuur
2
De friktiekoppeling is gevoelig voor vet worden door het afslingeren van vet van de tandwieloverbrenging, Deze moet dus niet overmatig gesmeerd worden omdat door het vet worden de friktiekoppeling reeds blj geringe kracht za1 gaan slippen.
Het tegenovergestelde kan ook gebeuren, n.1. dat de friktie gaat "plakken". Dit Remedie is het gebeurt door oxydatie van de ijzerdelen in het friktienateriaal. even vasthouden van de boom blj de opgaande beweging. De friktieplaten zullen dan langs elkaar heen moeten gaan schuren, waardoor het "plakken" verholpen is.
16.6 DE RIJWIELPADBOOIVI (C.Q.
VOETPADBOOM)
c.q. voetpadboom wordt aangebracht als de plaatselijke situatie dit vereist. B.v. als aan de rechterzijde van de steller (vanaf de weg gezien) een rijwiel- of voetpad aanwezig is' Een rijwiel-
is bevestigd op de rijwielpadboomas in de steller. Via een om de hoofdas geklemde hefboorn wordt via een drijfstang een hefboon op de rijwielpadboomas aangedreven. In figuur 1 is te zien hoe dit uitgevoerd is bij de 82steller. De konstruktie in de D-steller is vrijwel identiek. De hefbomen staan getekend in de stand die ze innenen als de boo¡n horizontaal, dus in de 0o stand ligt.
De rijwielpadboom
-!tL4-
hoofdas hefboo'
drlj fstang
,
./ I
t
I I
hefboon a.
I
rlJwielpadboonas
figuur
1
De rijwielpadboon kan biJ de D- en bij de B2-steller zowel links aLs rechts aan-
grijpen. Het afstellen van de horizontale stand van de rijwielpadboon kan gebeuren door de hefboon op de hoofdas te lossen, de boon horizontaal te stellen en daarna de hefboom op de hoofdas weer vast te zetten.
- 145-
16
.7
DE
BOOMLA]VÍPEN
zijn de paal verwijderd is, tonen, terwijl de twee 45 naal per minuut. De uit.
Op de houten boon
drie Iampen aangebracht, waarvan de lanp die het verst van de toplanp genoend wordt. Deze kan een konstant rood licht overige boonlanpen kunnen knipperen net een frequentie van Iarnpen stralen het licht zowel naar voren als naar achteren
De boonla¡upen worden aangesloten via een soepele kabel, Deze kabel is aan de binnenzijde tegen het houtwerk gemonteerd en loopt gedeeltelijk via een PVC-pljp.
via een wartel in het lanphuis genonteerd. In figuur 1 is een nontage-overzicht van de boonlanpen gegeven net de kleuren van de aders en de punten waarop ze respektievelijk in de D- en 82-steller moeten worden aangesloten. De kabel wordt
5
X
FBG
4
X
FBG
3
X
0
FBG
D_ zw-
3A
BJ
-9
GL/GR
-5A -10
BR
-74 -11
BL -6A -13
figuur
1
Na het inhangen van een nieuwe boom en bij de periodieke revisies dient de zichtbaarheid van de boomlaropen gekontroleerd te worden. Om hierin eventueelverbetering
te brengen, is de lanphouder, na het lossen van een schroef, verplaatsbaar ten opzichte van de lenzen, waardoor rrzwarte vlekken" nogelijk weg te werken zijn. In de boomlichterf wordt hetzelfde type lanp toegepast als in de paalla.npen, n.I !o,2v - 15W.
- 146-
-L+t-
1ó.8
HET AFREGELEN VAN DE AHOB-BOONI
De punten,
18
i uì o
3
o
Kg
Boom mct dc hand ln vcrtik¡lc ¡tand
c
brcngon -J
@
AF
figuur
t/z
1
_Ð>B
die biJ een Ahob-boo¡n dienen afgeregetd wel gekontroleerd te worden zijn: a. t¡et afstootkoppel b. het balanskoppel c. de friktieslip d. de horizontale- en vertikale stand e. de open- en sluitingstijd.
dan
a) Het afstootkoppel ZoaLs aI eerder gezegd, dient het afstootkoppel om er voor te zorgen dat de boom ook naar beneden gaat, a1s
door een storing de installatie spanningloos wordt. Dit afstootkoppel wordt geneten met een unster, die aangebracht wordt op 1.50 n uit het draaipunt van de boon, terwijl deze in de vertikale stand staat. Daarna wordt het anker van de vasthoudnagneet afgedrukt, waardoor de vergrendeling van de boom wordt opgetreven en noet gaan da1en. (N.8. Er is nu geen motorstroom meer, o¡odat het motorstuurrel,ais aangetrokken is.) Op de unster zal nu ca. 18,5 kg afgelezen moeten worden. (Dit geldt voor bomen tot een lengte van ca. 4.50 m, voor langere bomen wordt het neer. ) A1s het afstootkoppel te groot of te klein is, moet door verschuiving van het contragewicht in de richting A of B (zie flguur 1) het juiste koppel gevonden worden. Naast het afdrukken van het anker van de vasthoudnagneet, verdient het ook aanbeveling het walskontakt Itmotorstroom op" te isoleren. Dit kontakt sluit nâme-
Iijk bij dalen van de boon bij 75o (82) of 78o (D). Zodra dit kontakt sluit, zal de boom met motorkracht weer omhoog gaan tot 88o, omdat het motorstuurrelais aangetrokken is, Dus wil men hiervan geen last hebben dan noet in de B2-steller kontakt 2, en in de D-steller kontakt 1 geÍsoleerd worden.
- 14:i-
b) Het balanskoppel Het neten van het balanskoppel dlent orn na te gaan of de boom op de juiste wijze uitgebalanceerd is en wordt geneten, terwiJl de boon in de horizontale stand ligt. De unster wordt weer bevestigd op 1.50 m uit het draaipunt, genarkeerd door een keep in de boon (zie figuur 2).
C.-D Boom Lichten
4.6K9
figuur
0
2
Bij oplichten van de boom, door aan de unster te trekken, zal de unster eengewicht van 4,6 kg aan noeten geven. Zo niet, dan kan dat bereikt worden door het contragewicht in de richting C of D te verplaatsen. (zie figuur 2)
c) De friktieslip Het waarom van de friktieslip en hoe deze geneten wordt, is reeds behandeld in 15.5, bij de frlktiekoppeling. De eis die gesteld werd wasr bij 25 - 30 kg, geneten op 3 n uit het draaipunt bij opgaande beweging van de boon, moet de friktie gaan slippen. De stroomsterkte door de motor nag hierbij niet neer dan 204 bedragen.
d) De horizontale- en vertikale stand in de horizontale stand als de onderkant van de booro evenwijdig net het wegdek ligt. In de vertikale stand loopt de bovenkant van de boo¡n evenwijdig net de stellerpaal. (zie figuur 3) Het instellen van de horizontale stand gebeurt net behulf van de slagbegrenzer c.q. stootbuffer. (zie hiervoor ook 16.3) Een Ahob-boon llgt
- 149-
figuur 3 T.a.v. de vertikale stand geldt, dat de boon lang genoeg "motorstroon op" moet krijgen on die vertikale stand te kunnen bereiken, dus een nauwkeurige afstetlj.ng van het walskontakt. Er moet een ruj.mte van 3 nm tussen slagbegrenzer en tandwielsegnent blijven bestaan.
e) De open- en sluitingstijden De volgende eisen worden
gesteld t.a.v. de openings- en sluitingstijden
van Ahob-
bomen:
Ahob type 82 Ahob type
D
sluiten 10 - 12 sek 12 sek.
openen 10 7
12 sek. 10 sek.
De sluitingstijd
van een Ahob is elektrisch regelbaar in het motorcircuit . Zíe hiervoor de elektrische werking van de 82- en D-steller, hoofdstuk 16 en 12.
openingstijd is niet elektrisch regelbaar, maar is in de fabriek aI bepaald. De openingstijd wordt echter wel door een aantal faktoren beinvloedt, zoals: - de lengte van de boon - bedrijfsspanning van de batterij - vervuilde collector/koolb orstels - niet goed uitgebalanceerci zijn van de boon - sterkte tegenwind. De
Bij een overu¡eg net
verschillende lengte, is het zaak de sluitingstijden van de bonen ongeveer gelijk te naken. - 15C-
bomen van
1ô.9 HET UITWISSELEN
VAN EEN AHOB-BOO}I
Na het binnenkonen van de nelding dat er een boon uitgewisseld moet worden, dient eerst nagegaan te worden, welke boomlengte voor de betreffende overweg nodig is. Deze boom wordt dan meegenomen, of als de juiste lengte niet aanwezig is, een lets
langere, welke dan ter plaatse ingekort wordt. Bulten het nornale handgereedschap wordt meegenornen: ogentang net oogJes, unster, grote Engelse sleutel, een krik of opstophout om het contragewicht te ondersteunen, een meetllnt en, lndien de boon ingekort moet worden, een zaag, en een handboor¡nachine. Bij het monteren van een nieuwe boom worden mlnstens 3 man ingezet. Op de plaats van bestenntng aangekomen wordt de nleuwe boom van de auto gehaald en door 1 man van het jute ontdaan, waarmee deze 1s onwikkeld. De andere twee laten de boon zakken en ondersteunen het contragewicht net de krik of opstopuateriaal. Daarna wordt het soepele kabeltje tussen boom en steller in de steller losgenaakt, terwijl de andere man zich bezighhoudt net het demonteren van de oude boom (8 bouten). 8 bouten worden rileer gemonteerd' terwijl tegelijkertijd de soepele kabel weer aangesloten wordt in de steller. De lanpen van de boom worden gekontroleerd op juiste werking en zichtbaarheid, waarna de krik of het opstopmaterlaal onder het contragewlcht weer wordt verwijderd. Omdat er een nieuwe boon geplaatst is, is het nogelijk dat het gewicht verschilt net dat van de oude boom. Daarom is het noodzakelijk dat het balans- en afstootkoppel nagemeten wordt en indien nodig bijgesteld. Dan wordt de nieuwe boon gepraatst en de
Als laatste wordt nu de treindienstleider ingellcht dat aIles weer normaal is, waarop deze het uitgeven van lastgevingen Aki/Ahob weer kan staken. Wat betreft de veiligheid bij deze werkzaamheden; neestal zal politie
bij de over\¡,eg aanwezig zijn on het verkeer ter plaatse te regelen. AIs er echter geen politie aanwezig is, of vertrekt bij aankomst van Seinwezenpersoneel is het zèèr af te raden zich net het regelen van het verkeer bezig te houden, omdat men zich hiernee een zeer grote verantwoordelijkheid op de hals haalt,net niet te overziene gevolgen voor de persoon die dit doet als er een ongeval nocht plaatsvinden. Beter is het dan om vla de trelndienstleider de Centrale Meldkaner (CMK) van de Spoorwegpolitie ln te lichten en te vragen on politiebewaklng.
-151-
motor stuurrolais
schakelwals
hooldas lr
I
i-_i I
\-r
a frictie koppeling
t, I vergrendelinrichting motor
flguur
-L52-
1
17. Ahob
17.1
- steller type D
ALGENIEEN
Ahob-steller type D is in staat om bomen tot een lengte van ongeveer 12 meter te bèdienen, bij een maximum openingstijd van ca. 12 sekonden. Bij nadering van een trein wordt de vergrendeling van de boom opgeheven, Ìraarna een ko¡nbinatie van aandrijven en rernmen gebruikt wordt om de zekerheid te hebben dat de boom naar de öOo stand daalt. Vanaf deze stand tot de horizontale- of Oostand wordt de boom elektrisch afgeremd. Als de trein de aankondigingsweg verlaten heeft, wordt de boom met motorkracht omhoog gebracht naar de 9Oo stand en daarin gehouden door zoJ.ang de aan de een vergrendelinrichting. De vergrendeling van de boon blijft, vergrendelinrichting gekoppelde vasthoudnagneet bekrachtigd is.
De
Kontakten van een ingebouwd motorstuurrelais (MCR) en sct akelwals bepalen de draairichting van de motor, bereiden het remcircuit voc¡r, schakelen de motorstroom âf, en zorgen voor bekrachtigen of spanningloos maken var. de vasthoudmagneet.
17.2
OPBOUW
EN KONSTRUKTIE VAN DE STELLER
bestaat in hoofdlijnen uit de volgende onderdelen: tandwieloverbrenging, motor met vasthoudmagneet en vergrendelinrichting, schakelwals, motoris een samenstellingstekening stuurrelais en hoofdas. In figuur 1 gegeven van de D-steller. De steller
is een 4-polige gelijkstroommotor met 4 veldspoelen. Bij het omhoog gaan van de bomen staat de motor als serie-motor geschakeld. Eij het omlaag gaan wordt een aangepaste shunt gebruikt. De motor is samengebouwd ¡ret de vasthoudmagneet en vergrendelinrichting. Indien één van de onderdelen niet meer goed funktioneert, moet deze eenheid in z' n geheel uitgewisseld worden. Op het achtereinde van de motoras is nog een friktiekoppeling bevestigd. De funktie hiervan is reeds behandeld in hoofdstuk 5. fn figuur 2. is te zien hoe de rrtotor en vasthoudmagneet zijn sarnengebouwd. De motor
-153-
figuur
2
A
A 1
2
3
5
¿l
o
B
þ)
(o
o
c
o
o
6
o
E-t-L_-
t--
figuur
.-154-
3
l-- --
'llIc--
B
cO
@
å
7
ø
o
figuur
4
De schakelwals bestaat uit 7 walskontakten, welke bij een bepaatde draaiingshoek geopend of gesloten zijn. De schakelcylinder is vastgezet op de hoofdas en wordt bewogen door het draaien hiervan.
t t
3
figuur
5
- 1¿5-
KLEMMET{BLOK MET SCHAKELITALSKONTA KTEN 't A1 is tevens testklem )
1234567 a
A
Bij het openen
c
v.d. boom
BiJ
het sluiten v.d. boom
o
B
2
>G-t R1
ggo
?80
950
95"
4
50
5u
5
50
2
76"
3
500
76"
50'
6
85"
950
7
60
60
Oo-stand= horizontale stand van de boom -betekent: kontakt wordt bij betrokkên b€weging na ges¡oten te ziJn n¡et meer verbroken
Het voorgaande overzicht is hieronder nog eens in woorden weergegeven, waarbij tevens de funktie van het waLskontakt gegeven is, of in welk circuit het werkzaam is. OPEN- EN SLUITINGSTIJI]EN VAN DE
WALSKONTAKTEN
KONTAKT 1:
Genaakt, bii het sluiten van de boom van 78 tot O graden, bij het openen van de boom van 0 tot 88 graden. Schakelt net momentschakeling de motorstroom "Op", bfj 88 graden af. De nomentschakeling behoedt het kontakt voor inbranden. Het verschil van 10 graden in de sluitingstijden is een noodzakelijk kwaad als uitvloeisel van de momentschakeling. KONTAKT 2:
Genaakt, bii sluiten zowel als bij openen vau de boom, van Z6 tot 85 graden. Bekrachtigd, bij het omhoog gaan van de boom, bij 76 gracen de opkonspoel p van de houdmagneet. Iloet tevens dienst a1s spaarkontakt on bij 85 graden de p spoel af te schakelen, de houdmagneet blijft dan bekrachtigd middels de houdspoel. KONTAKT 3:
Genaakt, bii sluiten en openen van de boom, van g1 tot 5C graden. Schakelt van tot 50 graden de notorstroom '|NEER" in.
91
KONTAKT 4:
Genaakt, bii sluiten en openen van de boom, van 5 tot 0 graden. Kan gebruikt worden in het XCR-circuit. Met dÍt relais is het nogelijk on een koppeling rnet een verkeersllchtinstallatie tot stand te brengen. KONTAKT 5:
Genaakt, bij sluiten en openen van de boon, van 5 tot o graden. sluit bij dalen van de boon, bij 5 graden weerstand R2 in het dynano-remcircuit kort. KONTAKT ó: Gemaakt, bii sluiten en openen van de boom, van 91 tot 85 graden. Bekrachtigd, bij het bewegen van de boon naar de geopende stand, na 85 graden het XGNR. Is tevens kontrole op de geopende stand van de boom, beneden de 85 graden stand is
het XXTER (tijdrelals) stel t .
spanningloos, wat na 5 minuten de storingsnelding in werking
-157-
17
.3
HET
VASTHOUDTIECHANISIUE
Het doel van de vasthoudnechanisme is het vasthouden van de boo¡n in de gOo stand als er geen treln ln de aankondiging is en de lnstallatie onder spannlng staat. De aangetrokken vasthoudmagneet blokkeert dan via een palhouder net pal de arrêtschijf of nokkenschlJfrwelke op de motoras bevestigd is, waardoor deze dus nietkan gaan draaien. Als de vasthoudnagneet spannlngloos wordt, valt het anker af, waardoor de palhouder naar links getrokken wordt en de daarin bevestigde paI vrijkont van de arrêtschiif. De motoras kan nu draaien in de pijlrichting (zie figuur 1).
ophsngstuk
motoras
houdspocl
PU
pel
opkomspoel
arrêt- of nokkcnschijf
o ankcr
palhouder
o
figuur
1
- Konstruktie en afstelling uit 4 spoelen. Twee, in serie gesehakelde houdspoelen (H-spoe1) en twee, in serie geschakelde aantrekspoelen (PU-spoel). Aan het anker van de vasthoudmagneet is de palhouder vastgernaakt. Hierin is een pa1 bevestigd, welke op de nokken van de arrêtschljf kan werken. De arrêtschijf Ís niet vast op de motoras bevestigd, maar via een veerkoppeling. Dit on te voorkonen, dat er te grote krachten op pal- en palhouder ontstaan, wanneer de boom vanuit de eindstand (90o) terugveert, t.g.v. het afstootkoppet, De vasthoudmagneet bestaat
- 159-
eerst de arrêtschijf geschoven en daarna de neenemer De laatste wordt aan de as vastgemaakt ¡n.b.v. pennetjes. Daarna wordt de veer opgeschoven, welke ene uiteinde aan de meenemer wordt bevestigd en het andere uiteinde aan de arrêtsshljf (zie figuur 2). Op het aseinde van de motor wordt
arrâtschljl
7 mccncmel
YOer
motor aseind€
figuur 2 wijze ontstaat dus een verende koppeling tussen notoras en arrêtschj.jf. On het geheel op de as op te sluiten, wordt nog een moer op het aseinde gedraaid (zie figuur 3). Hierbij moet er wel op gelet worden dat de moer nÍet strak tegen de bus van de neenemer wordt gedraaid, naar dat er ee¡ speling blijft bestaan van 0,3 rom. AIs dit niet het geval is, verliest de veerkoppeling n.1, zijn werking en ontstaan er toch te grote krachten op de paI. Hierdoor zal de boon kunnen gaan "u¡uiven". Het kan gebeuren dat door slijtage de vlakke kanten van het seg¡¡¡ent van de meenemer en het segment van de arrêtschijf op het punt, waar ze elkaar raken, een ronde kant krijgen. Hierdoor kunnen de segmenten over elkaar heen gaan schuiven, waardoor ze op elkaar klen konen te zitten. Op deze
De veerkoppeling verliest hierdoor zijn werking en na vergrendeling van de boom, kan de pa1 worden weggedrukt, waardoor de boom weer gaat dalen tot het punt waar
bij uotorstroon op krijgt. lVeer boven gekomen zal opnieuw de pal weggedrukt worden, de boon daalt weer enz. Dit verschijnsel wordt 'rwuiven" van de boom genoernd.
- 160-
sAgmcnt
togmont
vân
van
arratschl¡t
m€eîemet
segmcnlcn ln
aír"
gsopenda
/' arrètschijl mct
lutrcn moar sn O,3
N.B. vær
figuur
nbt
mm
me€nem€l bus
epellng
gotckend
3
De opstelling van de palhouder ten opzichte van de arrêtschijf dient zodanig te zíjn, dat bi'j aangetrokken anker van de vasthoudmagneet er speling bestaat tussen
pal en de vlakken tussen de nokken van de arrêtschijf. Bij afgevallen anker moet er speling zijn tussen de pat en de nokken op de arrêtschÍjf. Er noet wel op gelet worden of dit rondon het geval is, ondat de arrêtschljf niet altijd centrlsch bevestigd is. Als justeren nodig is, maak dan de schroeven van het ophangstuk los, en regel dit bii tot de juiste afstand ontstaat tussen pal en arrêtschijf, zowel in aangetrokken als afgevallen toestand van de vasthoudmagneet.
-1ô1-
paal
rrcR
xß
c
23
l
1 (steller1)
BNl2 A
5
1H
-circuit
MCR
en houdspoel boom ln 90" stand
A2 BB12
A
2H
2A
figuur
R1
50'-91"
1
XR N12
XR B812
't2
figuur
- L¿Z-
2
TER
t
EI
3c
30
TER BN12 15
TEPR
3C
3D
BN12
17.4 DE ELEKTRISCI{E IVERKING VAN DE AHOB.STELLE.I.
TYPE
D
installatie in rusttoestand is, dus als er zich geen trein in de aankondiging bevindt, is het XR aangetrokken en de boon in de vertikale stand ver-
Wanneer de
grendeld. A1s het XR aangetrokken is betekent dit,
dat het notorstu¡rrelais MCR, wat zich 1n de steller bevindt, op is en dat kontakten van dit notorstuurrelais zorgen dat de houdspoel van de vergrendelinrichting onder spanning staat, zodet de boon in de vertlkale stand wordt vastgehouden. Het circuit voor MCR en houdspoel is 1n flguur 1 dik aangegeven. Wanneer er nu een trein in het aankondigingsgebied van de Ahob komt, valt het XR af. Het XR schakelt de lanpen en schellen in, en na 5 sekonden $,ordt via TER en TEPR, welke eIk 2,5 sekonde afvalvertraging hebben, het notorstuurrelais MCR afgeschakeld (zie figuur 1 en 2). De 5 sekonden gelegen tussen het inschakelen van lampen en schellen en het gaan
dalen van de bomen, dient on het wegverkeer gelegenheid te geven de overweg vrij te Eaken. Door het afvallen van het MCR schakelen de hele kontakten hiervan in het motorcircuit om. Er ontstaat dan een stroonloop volgens figuur 3. Bij de motor vertakt de stroom zich. Eén gedeelte via het anker en het andere gedeelte via de veldwikkeling. De notor is nu geschakeld als shuntmotor, welke als eigenschap o.a. een
vrlj koustant toerental heeft. De boom zal dan ook vrij gelijknatig gaan dalen. Tussen de 9Oo en 50o is de daaltijd te regelen met weerstand R1, waarnee het notorstroom-r'neerrt cÍrcuit te beinvloeden is. In de 5Oo stand gekomen, verbreekt walskontakt 3 het notorstroom-neer circuit. Onder invloed van de zwaartekracht en reeds verkregen snelheid, zaL de boon blijven da1en, sterker nog, hij moet afgeremd worden om te voorkonen dat hij net te grote snelheid Ln zt n horizontale eindstand kont.
Dit afre'nmen gebeurt doordat de door de dalende boon aangedreven motor nu gaat werken als dynamo, welke belast is net de regelbare weerstand R2. (zie figuur 4) Met deze weerstand R2 is de remning van de boon tussen 5O en 5 graden te regelen. Hoe kleiner de weerstand wordt, des te groter wordt de belasting voor derrdynamor', waardoor dus ook de afrenning sterker wordt.
-163-
paal XF
MCR
I BN12
BB12
5
'E
BB12
5
motorstroom"neer"circult
tot
M1
5Oo
A F1
figuur
so'-s'l'
3
xß
paal
MCR
l
1
Bß12
5 BB1 5
Remcircurt
tussen
A
M1
50o en 5o P
H
gB' 78'- O'
BB12
3
A R1
figuur - 104-
4
5o'-el'
XR
Peal
ilcR
l
1
Bts12
TE
5
BB12 5
motorstroom .!bp"
-cn MCR cl¡cuit
A Rl
figuur
so'-91'
5
XR
paal
MCR
1
BB12
5 B812 5
circult PU -en
van H
spoel
M1
BRl2
figuur 6
^
R1
so'-91'
- 165-
In de So stand gekonen, sluit kontakt 5, waardoor weerstand R2 volledig kortgesloten wordt, en de rernming dus naximaal is. Hierdoor komt de dalende boom rustig rn z' n hori-zontale eindstand. Nadat de trein de overweg gepasseerd is, trekt het XR weer aan, en daardoor ook het MCR. Er behoeft niet gewacht te worden op het aangetrokken zijn van de TEPR, ondat het XR-kontakt hieraan parallel geschakeld is. De hele kontakten van het schakelen om, waardoor het zgn. "motorstroom op" circuit ontstaat. Dit is te zien in figuur 5. Tevens zal ook gelijk de houdspoel onder spanning staan, welke echter over te weinig ampère-wlndingen beschikt om het anker van de vasthoudmagneet aan te kunnen trekken.Hij moet hi.erbij geholpen worden door de Pick-Up spoel
MCR
(PU), welke pas in een later stadium bekrachtigd wordt
(figuur 6)
Bij 760 namelijk, sluit walskontakt 2, waardoor de PU-spoeI bekrachtigd wordt. Nu ze beide parallel geschakeld staan, de PU en H-spoel, wordt het anker van de vasthoudmagneet aangetrokken. Dit is ook hoorbaar, omdat op dat moment de pa1 over de arrêtschijf gaat ratelen. Bij de onhoog gaande bewegi.ng van de boom wordt de notoras niet geblokkeerd door de pal, alleen als de boon bij aangetrokken vasthoudmagneet omtaag wil. De PU-spoel wordt bij 85o ì¡,eer spanningloos, doordat walskontakt 2 r¡/eei verbreekt. De houdspoet (H-spoel) levert echter voldoende ampèrewindingen on het anker aangetrokken te houden. als serie-notor geschakelde gelijkstroonmotor, wordt bij 88o afgeschakeld door walskontakt 1. Dit afschakelen gebeurt met momentschakeling om inbranden van het walskontakt te voorkomen. De nomentschakeling wordt gerealiseerd door een pal net een veertje, welke aan de schakelcylinder bevestigd zijn. Bij de neergaande beweging van de boon wordt het palletje door de lifter aan walskontakt 1 weggedrukt tot de lifter opgeticht wordt door de nok op de schakelcylinder, Kontakt 1 wordt dan gemaakt bij 78o. Bij cle omhoog gaande beweging schuift Ae liiter aan het walskontakt over het palletje heen tot hij bij 88o plotseling in de uitsparing op de schakelcylinder valt (zie figuur 7). De
(nylon) lifter
omlaag
aan walskontakt veertje palletje omhoog schahelcylinder
figuur -
1e Lr-
7
In de 9Oo stand gekomen wil de boom door het aanwezige afstootkoppel (door contragewicht) weer gaan dalen, dit wordt uu echter voorkonen doordat de'pal in de palhouder van de vergrendelinrichting de arrêtschijf btokkeert voor de neergaande beweging.
De afstelling
van walskontakt 1 is vrij kritisch. Opent het kontakt te vtoeg, dan zal de boom de 9Oo stand niet bereiken en in een lagere graden-stand blijven staan. Opent het kontakt daarentegen te laat, dan bfijft de motorstroon lopu te lang aanwezig, waardoor de boon met te grote snelheid in de eindstand kont. Hj.j kan hierdoor terugveren en via arrêtschj,jf en pal de vasthoudnagneet afdrukken. De boon moet dan weer dalen tot 78o on walskontakt 1 weer de gelegenheid te geven om te sluiten, waarna opnieuw het motorstroom op circuit gesloten wordt. Het verschijnsel dat dan ontstaat is, dat de boom zgn. gaat staan,,wuiven,'. Voor infornatie over de benodigde veerdruk van de kontakten, wordt verwezen naar het Onderhoudsvoorschrlft Seinwezen (C5516//1) instruktie 0.07. Ät tent
ie
Denk erom dat tijdens het uitwisselen van koolborstels, het gevaar bestaat dat de boom onberemd naar beneden kan gaan. A1s n.I; één der koclborstels verwijderd is,
op het monent dat er een trein in de aankondiging kont , zal- er geen rencircuit gevormd worden , zodat de boon met grote snelheid naar beneden gaat, net alle gevolgen van dien. Nieuw te plaatsen koolborstels noeten ook van te voren ingeschuurd worden, zodat een goed kontakt net de kollektor gegarandeerd is.
In figuur 8 is nog eens een overzicht gegeven van de gebeurtenissen tijdens het dalen en omhoog gaan van de boom. goo 760
PU-spoel bekrachtigd
50'
motorstbom neel
remming
via weorstand
volledige o
5
ô
o
o
o
Dalen van de boom
figuur
Omhoog gaan van de boom
8
- 16?-
17.5 DE LATIP- EN SCHELCIRCUITS
a) Lampcircuits In de rusttoestand zijn de lanpen gedoofd en zwijgen de schellen. Als er een trein in het aankondigingsgebied kont, valt de XR af. De XR brengt dan bet XGNR af. (zie figuur 1)
rI
-1
Paal
1
Paal2 6
I
I I I I
I
&5o-91o
I
g5o-
L
t-
XGNF
XR
f-
I
glo
30
32
38
BN12
XKTER
I
J
BN12 3
1l 2
figuur
3A
1
Het XGNR bfijft af zolang het XR afgevallen is, of êén van de bonen zich beneden de 85o stand bevindt. Het herhalingsrelals van de XGNR, de XGNPR, valt ook af. De XGNR schakel.t de EOR-45 in, en eventueel de EOR-gO als er voorwaarschuwlngsllehten aanwezig zJ-in. (zie figuur 2) XGNPR
XGNR
BN12
I
A
3E
r
c
I
I I I I I
+
L
figuur
BN12
3C
I
OB
I I
OA
I
x-PAK (4s)
ì
-l
oB-
+
OA
I
_l
BN12
x.PAK(eO)
t--
2
zijn opgenomen in de lampketens, die door het afvallen van de XGNR onder spanning zijn gekonen. De lampen branden normaal op wisselspanning BX15-NX15. Het spanningsbewakingsrelais POR, schakelt bij wegvallen van de wissêlspanning, de lampen over op de getijkspanning, geleverd door de batterij. De kontakten van de EOR-45
POR
Lampketen
BX15 giB12
ô figuur 3 - 168-
De lanpcircuits zljn, net zoals bij de Aki, gescheiden per paal. In figuur 4 is als voorbeeld het lampcircuit van paal 1 gegeven en een schetsje, waaruit blijkt hoe de lampen aangedui.d worden en opgesteld zijn. PAAL 2
lFG
FBG
KM
lBG
1BG
POR
BB12
PAAL
XGNR
BX15
Opl. kilometrering
lFG
FBG
1
-t
A
V
45
4+ l¡ ALl
1S
EOR
-Ð
-t
45
v
I I
!ol¡
R2
lol
15
7R
I I I I
BN12
A
I I
L
NX
32
figuur
4
De la^mp 5 FBG, de toplaüp van de boon, brandt konstant en is bij paal 1 in te stellen met weerstand R3. De la.npen 1BG - zFG - 3FBG en 2BG - zFG - 4FBG branden
beurtel ings
.
Bekijken we het circuit van de lampen 3 FBG en 4 FBG, de boomlanpen, dan zien dat 3 FBG brandt, biJ afgevallen XGNB en EOR-45, via de dik getrokken IiJn in figuur 5. POR BX15
BB12
we
XGNR -l
A
'1*_ _ _
4* 1S
EOR 45
I
V
I I
!ot-
ldl 15
BN12
A
4
L
N
32
figuur
5
- 169-
Als daarna de EOR-45 aantrekt, krijgen we een stroonloop volgens figuur 6, waarbij de lanp 4 FBG gaat branden. POR
XGNR
4l
A
IJ
EOfi 45
-l I
1R
I
R'l 15
BN12
A
4
tL
NX1
32
figuur
6
De larupspanning voor 3 en 4 FBG is te regelen met weerstand R2. De paalla.npen 1 BG - 1 FG en 2 BG - 2 FG staan paralleI, waarbiJ de schakeling gelijk is aan die
van de
boomlampen,
Zoals al gezegd, branden de lanpen in de norr¡aIe situatie op 15 V wisselspanning, de BX-NX15. De omschakeling op gelijkspanning, als de wisselspanning wegvalt, gebeurt door kontakten van het POR-relais. De schakeling van het POR-relais is te zien in figuur 7. naaf TG
+
+
POR
BX15
T
+110
G
+O BB12
A
I +O
2
4
5K
3
1
11OV van HS -
kast
figuur -L7C-
7
-15
lampschakeling
BN12
NX
A
is vla een transformatorwikketing II op de 110 V aangesloten. De transformator brengt de 110 V omlaag naar 12 V. Aangezlen de POR een gelijkspanningsrelais is, worden parallel aan de spoelen diodes geschakeld on het relais aan te kunnen laten trekken op wlsselspanning. Bij wegvallen van de wisselspanning, hetzij door storing of omleggen van de schakelaar SK, zal het POR-relais afvallen en v1a zijn kontakten de lanpen onschakelen on gelljkspannlng. De POR
Dat de lanpen normaal op wisselspanning branden, is gedaan or¡¡ de batterij en gelijkrichter eni.gzins te ontlasten. Dit is nodig ondat de stellermotoren een tanelijk hoog stroonverbrulk hebben bij het onhoog gaan van de boon. Is de trein de overweg gepasseerd, dan trekt de XR ean, maar de lanpen blijven branden tot de boon de 85o stand heeft bereikt, daar de XGNR afblijft over de verbroken walskontakten 6 van de bomen (zie figuur 8).
t-BB12
-lo lô
Paal
-l 1
6 I I
i-
aso-91'
I I
yl- ølÊ I I
Paal2 6
XGNR
XR
r
32
3C
8N12
3D XKTER
I
L
BN12 1l 2
3
figuur 8 Het opgenonen zijn van deze walskontakten in het XGNR-circuit houdt dus ook in, dat de lanpen gaan brenden a1s een boom door storing of bij werkzaamheden beneden de 85o stand kont. Ahob's kunnen ook zljn voorzien van extra lanpen als de sÍtuatie ter plaatse dit vereist. De kleur van de lampen kan rood of geel zi-jn, en de lampen kunnen al dan niet van een piJlnasker voorzien zijn. (zie ook hoofdstuk 9) De larnpen kunnen kontinu branden of aangesloten zijn op een spanning van 90 knipperi'ngen per minuut (EOR-90). In figuur 9 is te zien dat ook de extra lanpen
aangesloten ziJn op de BXINX15. Bij afvalleu van de XGNR resp. XGNPR worden de lampen ingeschakeld, waarbij het backkontakt van de EOR-90 voor de knipperende werking zorgt.
-17L-
EOf,€O
IGT{R
3sa
FOR
IGT'PR
A
^
^
A
figuur
9
zijn in "dusmy" uitgevoerd, wat wil zeggen dat de bedrading, weerstanden en klemmen urèl aanu¡ezig zíjn, maar dat de lanpen en kabels ontbreken. Dit levert het voordeel op dat a1s er later een lamp bijgeplaatst wordt er alleen een kabeltje gelegd behoeft te worden
De onderste twee Ia^npen
-L72-
b) De schelcircuits De schellen op de stellerpalen worden ingescbakeld door het afvallen van de
XR.
(zle flguur 1O) In het schelcircuit zijn tevens walskontakten opgenonen, die ervoor zorgen dat de schellen afgeschakeld worden als de bomen beneden de 60 stand gekomen zLjn. De walskontakten zljn parallel geschakeld om, in het geval dat bij werkzaanheden één boo¡n in de horizontale ligt, toch een hoorbare treinaankondÍging te krijgen voor het wegverkeer.
r !(,
XR 2
A
7 I
L
I I
Ê
rll
Bt{l2
B
I
co -91n
I 1
PASL a
I I
l
?¡âL r
I
'l
12 I I
I
clef
I
-J figuur
10
Bij het onhoog gaan van de verbroken is.
bomen
zwijgen de schellen ondat dan het XR-backkontakt
Naast de schellen op de stellerpalen, kunnen ook nog extra schellen aangebracht zíjn. Deze zijn dan geplaatst op de extra laupen. Deze schellen worden ingeschakeld door het afvallen van de XGNPR. (zíe figuur 11)
XGNPF
BAl2
f
124
dv
tda I ---_-J I
figuur
Brfi2
J
11
In dit circuit zijn geen walskontakten opgenonen, wat betekent dat deze schellen ook door blijven bellen als de bomen in de horizontale stand liggen. De extra bellen zullen ook ingeschakeld worden als er géén trein in de aankondiging is en één van de bomen door storing of werkzaamheden in de horizontale stand kont te I iggen.
- 173-
t e
d
b
s
e
tn ô C¡
q
a/
t
9
6
1
9
I
e
9. B
Y 9- 7 l¡J
q 5 q
q
3
q,
9. 0
1
figuur
-L74-
1
o
1(
2
1(
lo
1( 7
9
1'
c
1
1
17.6 HET INSTELLEN
VAN DE LA]\ÍPEN EN SCHELLEN
Voor het instellen van de juiste brandspanning, welke nag variêren tussen 9,2 V en 10,1 V, wordt gebruik geneakt varr een zgn. instellijn. M.b.v. deze instellijn, kan in een tabel worden afgelezen, welke brandspanning hoort bij een bepaalde prinaire spanning (BXINX110). On te bepalen, welke lnstellijn toegepast moet worden, dlent eerst een registrerende neting uitgevoerd te worden gedurende een week. Aan de hand hiervan kan dan in tabel een instellijn gekoze¡r worden (zie figuur 1). Stel dat uit de reglstrerende neting blijkt dat de mininunspanning 106 V en de maximumspanning 112 V is. In de tabel worden dan vanaf 106 V en 112 V denkbeetdige Ioodlijnen naar boven getrokken, in figuur 1 voorgesteld door dikke streep-qtippellijnen. Deze loodlijnen sniJden een aantal diagonaal getrokken instellijneu. Áfs we vanaf deze snijpunten horizontale Iijnen naar links trekkenr EêB de laagste horizontale lijn niet beneden 9,2 V uitkomen en de hoogste horizontale lijn niet boven de 10,1 V. Als we dlt doen blijken instellljn 3 t/n 7 in ons geval toepasbaar te zijn want: blj de hoogst voorkomende pri.naire spanning van LLz V en toepassing van instellijn 3, komen we uit op de r¡aximaal toelaatbare brandspanning van 10,1 V en bij de laagst voorkomende spanning van 106 V en toepassing van instellijn 7 konen we uit op de minimum brandspanning van 9,2 V. In principe zou dus elk van de instellijnen 3 t/m 7 gekozen kunnen worden. Er moet echter rekening gehouden worden net het feit dat, op het noment dat de lampen gaan branden, de primaire 110 V spanning enkele volts zalxt. Als we instellijn 7 gdxozen hadden en de op dat moment nininale spanning van 106 V nog enkele volts zakt, dan zal de brandspanning aan de lanp beneden de 9,2 V uitkonen. Beter is dus in dit geval b.v. instellijn 4 te kiezen (zi.e figuur 2). Nadat de juiste instellijn bepaald is, gaan ìr/e over tot het eigenlljke instellen van de lampeu. Een unj'verseelmeter wordt aangesloten op de BXINX11O, laat de XGNR afvallen en zet de EOR-45 stop om een kontinu brandende lanp te krijgen. De brandende lanpen
worden vervangen door normaal-weerstanden. Lees nu de BXINX110 V spanning af zoek in de taber m.b.v. de instelrijn de bljbehorende ranpspanning op.
en
Voorbeeld: Aflezing BXINX110 is 109 V. In de tabel in figuur 2 noet nu een loodlijn vanaf 109 V naar boven getrokken worden tot instellijn 4 gesneden u'ordt. Vanaf het snijpunt een horizontale lijn naar links trekken. We konen dan ult op een lampspanni.ng van 9,75
V.
Met de andere universeelneter aangesloten op de lampvoet wordt nu deze spanning van 9,7 V ingesteld n.b.v. de regelbare weerstand en de aftakking van de voedings-
trafo. -L75-
-orr-
z u
3
9Ir
ü
!l
z
I ll
ll
c I
I
6
)l
a
,f
I
rnnãrJ
v
e )l
I )l
z ¡t
Qi
I t I 0 '6
l 'tt
It
./ ./ /
I õ
/
9 tt ,a
./
6
t
./ 4 ./ 7
6
I
/
/ ç,
/
t
.t
./
.t 7
/
7
s tt
c b
I
'6
I 6 tl,
a\ 6 õ
7 a,
./ ./
U
¡l
õ
,
Ð
P
¡,
rl
U}
I I ot
a
ol
E
ot
9 (,1
s
ol
m
Er moet wel zoveel nogelijk de 14 V aftakking van de voeclingstrafo gebrulkt worden, ondat dit overeenkomt net de spanning tijdens batterijbedrijf, dus als de wisselspanning weggevallen is. Nadat de lanpen op wisselspanning afgeregeld zijn, laat ¡cen de POR afvallen on de la.upen naar batterijspanning om te schakelen. Het laten afvallen van de pOB gebeurt door omleggen van de voedlngsschakelaar SK (zie figuur ? in 17.5). Tevens
zal hierdoor de trafogelijkrichter spannj.ngloos worden en werkt de instatlatie alleen op de batterij. Tijdens het batterijbedrijf wordt nogmaals de batterijspanning afgelezen, waarna de voedingsschakelaar weer ingezet wordt. Kontroleer of de POR weer opgekomen is. ¡i. B. Voor de instel.ling van de extra lampen, AG en RG (p) moet i.p.v. EoR-90 stlrgezet worden door eea spoeraansluiting ros te nernen.
de EoR-45,
de
Voor verdere infornatie omtrent de brandspanningsinstelling van Ahob-lampen, wordt verwezen naar het Meet- en rnstelvoorschrift (cs517) band 1 MS A,05.
Het afregelen van de schel is reeds beschreven in hoofdstuk 11 punt
4
-1,7
7-
17.7
VOEDING VAN DE AHOB TYPE
D
Naast de BXINX11O spanning hebben we bij de Ahob nog twee spanningen nodig, tr.1. 12 V gelijkspanning voor de relais en stellernotoren en 15 V wissel.spanning (BX,z NX15) voor de lampen. Bij wegvalleu van de wlsselspanning worden de la^mpen n.b.v.
de POR-schakeling omgeschakeld naar gelijkspanning, De gelijkspanning wordt geleverd door een accubatterij eu de geleverde spanning
wordt BB12 en BN12 genoemd. De lading van de batterij wordt op peil gehouden door een trafogelijkrichter, welke prinair aangesloten is op de 110 V wisselspanning (zie figuur 1). Let wel op juiste aansluiting van de TG, want bij kan ook met 22O V gevoed worden. '-12
rL-
BN12
--:Er.--l BB12
TG
35A
+O
-110
SK
4 3
11OVa.
figuur
1
batterij bestaat uit 7 in serie geschakelde loodcellen, welke bij goede konditie een spanning van 2,25 V per cel leveren, wat de totale batterijspanniug brengt op 7 x 2,25 = 15,75 V. De batterijen zijn ondergebracht in een afgescheiden deel van de voedingkast (VK) of in een aparte batterijkast (BK), ook wel aangeduid als "hondenhok" (zie figuur 2). De
figuur
2
ls, evenals bij de Aki, als buffer geschakeld, on bij piekbelastingen de TG te ontzien. In de toevoerleidingen naar de verbruikers, relais en motoren, zj.jn twee 354-zekeringen opgenomen o¡n bij overbelasting, batterij en TG te sparen
De batterij
- 178-
In figuur 3 is te zien hoe de BBI8N12 voeding over de divs¡ss punten verdeeld wordt. XKIER
XCR EOR45 EOR.gO TER
3
TEPR XGNR
3D
14H
3A
14K 19K
lgH
XGNPR
POR
24 31 34 BN12
PAALVOET 2 2H
7'Í
2G
'-12
r-
BK
L-
PAALVO€T 7T
'l _)
29
TG
1H
1G
1K
1J
1
PAALVOET I 7S
35A PAALVO€T 2 2K
+O
+110
7S
B812
TER 2
4
SK
3
1
I
15
TEPR XR 32 5H
XGNR XGNPF
23
32
12H
2OH
POR
11OV¡-
figuur
3
klen 2H ls de BN12 ringleiding in de relaiskast aangesloten, en op klen 2K, de BB12 ringleiding. fn deze ringleidingeu zljn de kontakten en klemmen opgeno¡ne¡¡ die van een +, resp, - L2 V spannj.ng voorzien moeten worden. Deze punten ziJn terug te vinden op de stroomloopschema's. Verder worden de BB- en BN12 spanningen toegevoerd aan de paalvoeten van de stellers, op de klemnen 7T en 7S.
Op de
De wisselspanning BX,/NXI5 wordt betrokken van dezelfde transformator
waarop de POR is aangesloten. In figuur 4 is te zien dat de BX,/NX15
als die in de vorn
van een ringleidlng is aangesloten op wikkeling I van deze trafo. Onschakelen van de schakelaar SK betekent dus, dat naast het afvallen van de POR, en het spanningloos raken van de TG, ook de BX/NX15 afgeschakeld wordt. Hierdoor kont de instalIatie op batterijbedrijf.
In figuur 5 is nog eens een overzichtschema gegeven van de voeding voor een van het type D.
Ahob
Voor verdere infornatie ontrent de toegepaste laadgelijkrichters en batterijen, wordt verwezen naar het Meet- en Instelvoorschrift, deel I band L (C55L7/I-1) en daarvan de neet- c.q. instelvoorschriften BO5, 806 en L01, LOz.
-t7'J-
G
naar TG
+
110
T
+0
11 3c
3D 3A 3dì
BX15
POR
-J
+O
+15
NX15 POR
33 2
4
SK
3
11O V
r,
figuur
4
XKTER XCR EOF45 EOR-90 TER TEPR XGNR
334
3D
1E
14H
3D
3A
14K 19K
19H
XGNPR
POR
PAALVOET 2
7T
2G
2H BN12
PAALVOET
1
PAALVOET
1
lf
1H
1G
1K
1J
7S
PAALVOET 2 2K
7S
2J
TER
'-12
r-
XR
TEPR
23
15
L-
29
---e-r._-l
TG
't2H
5H BB12
XGNR XGNPR 32
2OH
't2 POR
11
14
3sA
+O
G
+110
+
+
-
11O
T
+O
ï
3D
3A BX15
J
L
I +O
+15
POR
-l NX15 POR
33 2
4
1
3
110V
figuur
- 180-
5
17.8
TOELICHTING OP HET NÍONTAGEBLAD VAN DE D-STI,LLER
Het nontageblad van een overweg wordt aangeduid als lïfO-blad.
MO
betekent: Montage
Overwegen,
Dit bl.ad bestaat naast de normale OA-bladen en er is op te zlen hoe de opstelling van kontakten en klenmen in de steller en paalvoet is, en wsarop draden worden aangesloten en hoeveel.
MCR 5.3OOO-285Gr70
A CB
ooo
lHa
4
180 4 lF(
figuur
a2F
a28 a2F
1
In figuur 1 is de montage van de MCR afgebeeld. Te zien zijn de spoelaansluitingen A, B en C, Punt C is in werkelijkheid een metalen strÍp, die zorgt voor de serie schakeling van beide spoelen. De 4 die onder de C staat, geeft het S-bladnr. weer, waarop de spoelaansluitingen terug te vinden zijn. Het MCR heeft 2 hele kontakten net de draaipunten 1H en 2H. Op 1F, het frontkontakt van kontakt 1, zijn twee draden gemonteerd, op de overlge kontakten maar één. Het klen¡nenblok met de schakelwalskontakten 1s ook op het MO-blad te vinden (zie figuur 2). Tussen de B en de C-kle¡nnen ziJn de walskontakten aangesloten. De A-klemmen dienen o.a. als doorverbindingskle¡nnen voor de boomlampen. BiJv. klen A6 dient als doorverbinding tussen klen 4T in de paalvoet en de toplanp 5 FBG.
- 181-
KLEMMENBLOK MET SCHAKELWALSKONTAKTEN 'l) A1 is tevens testklem
't2345
6
7S
4
a
71
3
4
>o
>a
¡1)
tS
grgc
{ 44
cc
figuur
3s3 >. >.
>.
3FBG
A
4FBG
5FBG
1U{
2R{
3T{
2
2
2
2U-
2T-
4R{
3
>E
7
4s3
11g
B
c
2B
2
Kten A1 is de zgn. gouden noer u/aarmee, door losdraaien hiervan, het MCR afgebracht kan worden en de boon op normale wijze in de horizontale stand kont. Op het klemnenblok zijn tevens de weerstanden R1 en R2 aangebracht. Te zien is dat R1 aangesloten is tussen klen C3 en kontakt 28 van het MCR, terwijl R2 walskontakt 5 overbrugd, aansluiting op C5 en 85.
In figuur 3 is te zien tussen welke klemnen de paal- en zj-jn.
LAMPEN OP PAAL 1 EN 2
LAMPEN OP PAAL 1 EN 2
3FBG
1FG
6R
1R
A3
lBG
A5
1 4FBG
1R
A7
2FG 3R
5FBG A6
7R
2BG
5T
1-
5R
SCHEL
OP PAAL 1 EN
figuur
- lJi-
3
boomlâmpen aangesloten
2
Paallanp lBG bijvoorbeeld is aangesloten tussen de klen,aen 1R en 6R in de paalvoet. De lanp en klenmen zijn weer terug te vinden op S-blad 3. De schel is aangesloten tussen de klenmen öT en 5R in de paalvoet. De klennu¡nmers biJ de boomlampen, de FBG's, zíjn klenmen die zlch op het kle¡nmenbord in de steller bevinden. (zÍe ook figuur 2)
In de paalvoet bevinden zíc}a 4 rljen klenrnen, PAALVOET 1 EN R
1FG
A3
o
2
3
S -G
B6
2FG 2BG
c6
3
E N A7
4
c7
6
E
2
s
o
7
\
SCHEL 1FG
2FG
o
N
õ
3
o
s
S
1BG
2BG
4
rl¡
C.JSS o
2
5
%_
.lË s SG As o 22_ "ols*. q.
1BG
2
R, S, T en U. (zie flguur 4)
2
_J
S
3
genoemd
>A2 t/t
o A1
A4{ of
4
o
2/1
ONOERZIJDE
figuur
4
rijen S en T zljn de kabeltjes naar de relaiskast aangeslotetr. Bij de ktemmen 5 en 65 staat bijvoorbeeld L/4 of. 2/4. Dit betekent tret 4e kabeltje tussen de relaiskast en paalvoet 1 of 2. Op de kle¡nmen 75 en 7T is een 16 nm2 kabel aangesloten, waarmee de batterijspanning binnen gebracht wordt. Op 7S de BB12 en op ?T de BN12. De klenmen lU en 2U ziJn niet altijd in gebruik, deze dienen voor het aansluiten van een kabeltje t.b.v. een XCR-relais, Het XCR dient voor het opnemen van de gesloten stand van de bomen in de seinsturing. (zie hoofdstuk 5) Op de
17.9 DE OA-BLADEN 3-taI bij de Ahob-installatie behorende OA-bladen (Overzicht Apparatuur), is te zien waar de apparatuur in de relaiskast opgestetd staat, hoe de klenbezetting is en welke kontakten van de relais aangesloten zijn. Tevens zijn bij klenmen, kontakten en overige componenten nunmers gegeven, ',velke weer verwijzen naar Op een
-133-
de S-blsden. Voor ee¡ nad.eie uitleg wordt vefwezen naar hsofdstuk 12 punt 4, waar de OA-bladen.y4n de Aki toegelicht wordeu. De OA-bleden behorende blJ de Ahob net D-steller ziJn op éên bled geconprineerd opgenonen bÍj de overzicbtsbladen aan bet eind van dit hoofdstuk. N. B.
ult 4 S-bladen plus een OA'blad. Het geheel geeft beeld van een konplete Ahob-installatie type D.
De overzlchtsbladen bestaan
een
XKTER XCR EOR45 EOR-gO TER TEPR XGNR
f ${
omm2
14H
romm2
I
rL
2G
14K
BNl2 1H
1G
1K
1J
_-_gL_l BB12
**
PAALVOET 2
'l +lto
2K
2J
t*
PAALVOET
+
t
+
tt
l5
11O
-
T
PAALVOET 2 7S
TEPR XR 12 32 12
8X15
J
+O +15
POR
16
23
-t NX15 POR
33
36
4 3
S-blad
] S-blad
I
ts
@ Ctl
I
HS
-Kast
XGI{R
12H 2OH
XGNPR 12
POR
A
+O
L
1
PAALVOET T 7S
5H
L
POn
7r
TER
G
2
l()K
7T
TG
+O
rgH
XGNPR
3D
34
2H
-12
30
3
1
r-
¡
ts o) I
-t
Paal
rkto
@
1
I I
6r
Paal2
olr
fs2
B
I
3C
F8G
KM
I
lBG
BN12
3D 38
1FG
XKTER
85-91
85-91
1
PAAL 2
XGNR
XR
6'
L
BN12 XGNR
lBG
3
1l 2
XGNPR
1FG
FBG
-l
^
EOR-45 3E
r +
)
Paal
L-
OA
1R
t
ô¡
3c
!___
5"
õ
r BB12
rl(,
I
@
I
--l-u xcn d- !Frr 3D38 i-sc
8N12
BN12
3A
A
I
ltrl-
tJ
NXl
PAAL lf!
ú
7
1
I
G
F
ú)
8812
A
V
I
'l
PAAL 2
I
.n
CC rl
7 B
I
6 9
c
l-
CE
I
rn
rl! 2
V 6S
35
rlY ç BN12
I I
I
t_
olr
I
6"-gt'
L
I
a-r
BN12
8c
I
I
l
L
32
J
G'
22ô vh (D
I
BN12
30
15
XR
-t
45
v
15
8X15
R
EOR
lor
TEPR
15.
J
c$
A
1S
BN12
Paal2 4
1
AI
o8
TER
D
5'
13
x -PAK(eO)
|---
1
8812 I
+
fER
'' 3cEI
PAAL XGNR
8N12
'ì
OB
3D
12
POR 8X15
3E
x-PAK (4s)
L
8812
-F
3D
BN12
OA
I I
XR
3C
BN12
3A EOR-90
c
I I I I
38
3D
3C
Opl. kilometrering
BN12
J
A
)
NX1
t-
L
35
S-blad
2
2
r32
Paâl
I
1
F XR
rlo
Þ
6
MCR
(o
o
RK
l16
Yl-
XR
A
B
lo
Paal2
I
|¡'
'1
6
MCR
(o<
I
16
A
B
TEPR
5
A4
32
5
oo- 5o
o"- 5o
R2
1H
AlB
B
R2
c
1H
AlB
1F
at,
? N
G¡
BBl 2H
t_
A
28
BB12
A
28
50"- g1"
-J
I
F
@
\¡ I
2
Ri 2H
B
c
S-blad 3
ô¡
_l
I
ts @ (Þ I
RK XGNR
ssÁ 5
r
I I
1
L
ß
I
1
I I
?
t-
R
POR
I
:d¡ ô¡
1
ß
XGNPR
BBl
A
r
15
I
32
I I
1
r-
R
a R
I I I
I
I
R
R
A
r
'l
e
I I I
t-I I I
1
POR
NXl5 I I
A
-t I
+i
J
-A-
t-
I
2
I
+
-& -& ÞI I I
1
ol-
--l
-&
I I I
1
-l
€-
l- ------J
r
I I I I
F---- _--J l
A
--l
F ------J I
A
+
F----I
R
90
L
+ +
I I I
-¡
do' L-BNt2 _t I I I
J
S-blad 4
llY
o
5-arrz
xcR
XKTER
GBN 154
Rt3 'rl
yvY ÂYA
5<
:-: A IA a a
4< 3<2
20
45
EOR
90
TEPR
TER
XR
XGNR
XGNPR
POR
56001.783G11 56OO1.93OG11 5600l.93OG11 56001.817Gr1 56O01.817Gr1 56OO1.783Gr1 56O01.88OGr1 560O1.783Gr1
lo 60
10
EOR
î0'
a
l" I
v
f"
^v
2
L/
\
2
a
t
2l
-4
a
)
<
a4
A
¡a AAA
3)
V3
A
A
A
I-v
V
vv Y.fv Y¿'Y3 o.Ío v2
v
A2
A.
+AB
+ ABC+
a
v Yzl, AVA -
I
v
a
oo
a
a2
f
a<
a
a2
a
v
fz
A
{ a
a
a
2
I l.f,
v v o1 ^v v
A
2l
-
yv
2-
-4 A
[email protected]¡r
A
\L'A< l^ ln l.
,Í
-¿ -< -.
^
^a
a2
a
-
3 (1
a2
HSt
[!
.'I
".I
ooo
[{ [ r r
ï
o,1
216
Hr-
tIr ["[
JL
[{
[
U
00. -[J BK
111 2h
2x16
2).16
ooooo
Fooooo Eooooo
ooooo
OOOOO
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
TB
v22
v21
ooo
ooooo ooooo
B2
R3
rl
ro
r(
'¡o
2
2
2
2
zo
2a
,a
2a 2a 2a 2a 2a
o
:JlI
E
R1
R4
R5
R6
R7
ro r< r< 2
2
2
RA
2
62
Do
o o o
o
oooo
o
ooooo
ooooo
OOoOO
Co
o o o IB
o
oooo
o
ooooo
oOOOO
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
ooooo
OOOOO
ooooo
oooo
fB
Oo
Telecom @ TB
u.
HS2 I
ts cJ)
(í, I
12
34
5
6 78 910
11 12 13
14
16 17 18 19 20 21
22 23 24
26'27 2A 29 æ
a ,a
1
a
E
a
a 1
R9
a 1a I
a
4
R10
Rfl Rl2
R13 R14 Rl5 R16 F17 R18
r< to to r< 4
4
1
1
2a 2a
2a
2a
)a
1o 4
1< ro r< a 4
4
1
4
2a zo
zo
zo
2a
),
t4
,ì :2,:
I.
í
figuur
1
o I
-.
190-
18. Alrob - steller type 82
18. 1
ALGETÍEEN
Ahobsteller type 82 is van oudere datr¡n dan de D-steller en is ontwikkeld uit het type 81. Voor het overige geldt ook datgene wat in troofdstuklZpunt 1 bij de D-steIler geschreven is. De
18,2
OPBOUW
EN KONSTRUKTIE VAN DE STELLER
De steller
bestaat in hoofdlijnen ult de volgende onderderen: notor, tandwieloverbrengiug, vasthoud¡nagneet met vergrendellnrichting, schakelwals, motorstuurrelais (xzR) en hoofdas. In figuur 1 en 2 ts een samenstellingstekening van de B2-steller gegeven. Uiterlijk zijn de D- en B2-steller van elkaar te onderscheiden door het verschil in vorm van het stellerhuis. De D-steller is rechthoekig, terwijl bij de B2-steller het deksel rond is en schuin naar onderen wegloopt. is een gelljkstroomnotor voor spanning van L2-L6 VoIt, is vierpolig en voorzien van 6 veldspoelen (D-steller vier). Voor het dalen van de boom, twee veldspoelen in serie net het anker tot 52o en voor het omhoog brengen van de boon, vier veldspoelen serie parallel in serie net het anker. De motor
De motor
is sanengebouwd met de vasthoudnagneet eD vergrendelinri.chtÍng. Op het achtereinde van de motoras is de friktiekoppeling bevestigd. In hoofdstuk 12.3 figuur 3 is te zien hoe motor, vasthoudnagneet en vergrendelinrichting zijn samengebouwd. De motoren van de D- en B2-stel1ers zijn uiteraard niet onderling uitwisselbaar. De schakelwals wordt bewogen door een tandwielsegment op een klein rondsel aan de as van de wals. Er ziJn 14 kontaktplaatsen op de wals. De kontakteu 1, 3, 5r T, g, 11 en 13 aan de paatzijde (achterzijde) en de kontakten2, 4, 6, g, 10, t2 en L4
aan de voorzlJde (zie figuur 2).
-191-
t-
-l .oo
ooo
o
Y
TANDWIELEN
2
o
o
t
3
o
3
o
2
a
I
oo
I
z
I
57911
13
ACHTERZIJDE SCHAKELWALS
r
2
4
6
8
10
14
',|.2
U.o
T
TANDWIELEN
z
R12
3
3 3
a
I
3
3
a
a
R13
Y
J VOORZIJDE SCHAKELWALS
figuur
2
De kontaktwals bestaat uit twee de1en, D.1. een gedeelte dat vast verbonden is rnet de as en waarop de kontakten 5 t/n L4 werken en een gedeelte dat d.m.v. een veer-
koppeling met de as is verbonden. De kontakten I t/m 4 waar dit betrekking opheeft' s,erken daardoor in beide lraairichtingen net momentschakeling. De Eomentschakeling wordt bereikt door het Iosse walsgedeelte bij bepaalde standen te blokkeren' waarbij de veer die dit watsgedeelte net de as koppelt, gespannen wordt. Op de wals is een nokkenschijf aangebracht, waarop bij verder draaien van de as, pallen voor rnonentscbakeling werken. JIet tijdstip van de opheffing van de palling kan verlegd worden door verstelling van de pallen (zie flguur 3).
figuur -L92-
3
In figuur 4 is een overzicht gegeven van de opening- en sluÍtingstijden van kontakten bij het omhoog gaan en dalen van de boom. Bij openen van de
boon
Bij sluiten van de
boom
Kontakt Genaakt
no.
Verbroken
Funktie der Genaakt
750
1
2
980
de
Verbroken
kontakten
750
XGNR-keten
Motorstroom ttopt'
750
3
Reserve
4
980
750
Kortsluitkont . voor weerstand in keten stuurrelais
5
850
g50
Reserve
980
ggo
goo
6
800
7
450
450
8
520
520
Keten opbrengspoel Keten stuurrelais Motorstroom "neertl
9
300
3oo
Keten 'rbeI'r
10
Reserve
11
870
8?o
t2
1oo
13
3o
3o
510
--o ÐI
L4
Toelichting:
figuur
Oo stand
1oo
Reserve Renketen Reserve Renketen
= horizontale stand van de boom = kontakt wordt bij betrokken beweging na gesloten te zijn niet meer verbroken.
4
-193-
TER
XR BB12 (Vs)
3C
12
BN12
3D
TEPR BB12 (V6l
3C
15
BNT2
30
figuur 2 ¡lÐ
XR
BBl
A
7
z
B
v
7s z
45: ei
@
(\.
NEER
I
N
BB12 2H
â
or
2 52"-
91I OP GRENOEL MAGNEET PU
go' H
7 Y
sf o lN
tol
J figuur
-L94-
1
18.5 DE ELEKTRISCHE
WERKING VAN DE 82.STELLER
Als de installatie in rusttoestand is, betekent dat het XR eangetrokken is en de boom in vertikale stand vergrendeld. Doordat het XR aangetrokken is , zaL ook het motorstuurrelais XZR in de steller op zijn. Kontakten van het XZR zorgen ervoor, dat de houdspoel van de vergrendelinrichting bekrachtigd is. Het circuit van )ØR en houdspoel is in figuur 1 weergegeven. AIs de XR afvalt , zaL via TER en TEpR (figuur 2) tret XZR afgeschakeld worden, waardoor de vasthoudmagneet zljn anker laat vallen en tevens het motorstroom-neer circuit word,t ingeschakeld (figuur 3),
XR
4
BB' A
B
*
2
7
88r2
YO F
45"- 91õ BB12
BB12
ñ ô.
NEER
I 2H
DF 520-
OP
GREND€L
*
MAGNEET PU
MOTORSTROOM
"NEER" CIRCUIT
o = o 'F
z
sf o
ôl
*fa¡¡ opcricn
t'.,
v.d. boom gcmeakt van O"-ggo sluitcn v,d, boom gcnr¡¡kt ven ?5"-O'
ÍÌl
J
figuur
3
- 195-
De twee paraltelle TEPR-kcntakteD zljn nog een overblijfsel van de Bl-steller. Toen werd n.1. via deze kontekten de rnotorstroom geschakeld. Het notorstroor-neer
circuit blljft ingeschakeld tot 52o. Na de 52o noet de wordt dan een remclrcuit gevornd volgens figuur 4.
XR
7
B81
A
B
boom afgeremd worden. Er
lÉ
7
8812
zY 45'-
gl'
@
BBl N N
NEER
I
BB1
2H
DF
â
52'2
7
*
OP v
GRENDEL MAGNEET PU
REMCIRCUIT
80 H
F
z v 510
rl'e¡¡ ogcncn v,d, boom gcmaakt van O'-88o tr,, sluiten v.d. boom gemaakt wn 75'-O'
figuur
olôlÈ BN12
fx J
4
Dit circuit is ook aI aanwezig tussen de 9Oo en 52o, zii het dan alleen via weerstand R12. Tot 52o wordt in feite een combinatie van aandrijven en renmen toegepast, om een konstant toerental te bereiken. De daalsnelheid is dan te regelen met weerstand R12. Na de 52o wordt weerstand R13 paratlel geschakeld aan weerstand R12 via wafskontakt 14. De daalsnelheid tussen 51o en 10o is te regelen met weelstand
-LS6-
R13.
xzR
XR
4 A
oe
I
*
2
B
76
zy
@
45o.91o
ô. ô.
BB1
NEER
â
DF OP z
MoToRsTooM
loptn
t
GREND€L MAGNEET PU
xzR - ctRcutT o
80
H
F
r z v
sf *fau
tr,,
opGnøt v.d. boom gcmeakt van Oo.B8o slultan v.d. boom gofiraekt van zs"-o' I
fi,guur
oÞ 1('1
J
5
In de 10o stand gekonen, sluit walskontakt 12, waardoor cie weerstanden R12 en R13 kortgesloten worden en de renning maximaal is. Dit verzekert een rustige uitloop van de boon in de horizontale stand. Als de trein de aankondlgingsweg van de Ahob weer verlaten heeft, trekt het XR en daarnee ook het XZR weer aan. Het XZR trekt aan via walskontakt 4. Door omschakeling van de hele kontakten van het XZR ontstaat het motorstroo¡t¡ op circuit. (figuur 5)
-L97-
Tevens komt ook de houdspoel. van de grendelnagneet onder spanning. Voor bet aantrekken is echter de hulp van de PU-spoel nodig, die bij 80o onder spanning korot
(figuur
6)
l+
xzR
XR BB1
A
4 z
B
v
7o BB12
@
v 450- 910
N
BBl
NEEF
I
ñ
DF
är'-",I ¿
CIRCUIT
VAN
PU -en H-SPOEL
OP
7
GRENDEL MAGNEET
*
PU
(getekend in 8Oo-stand van de boom)
H
rl'a¡¡ openøì v.d, boom gcmaakt
tr,,
slultcn v.d. boorn gcmaakt I
figuur
van o"van
89'
zs'-o'
7 oo-
oÞ NN 1('1
J
6
Bij 88o wordt de PU-spoeI weer afgeschakeld door walskontakt 6. De houdspoel heeft voldoende Aw our het anker van de grendelmagneet aangetrokken te houden.
- 19{l-
Dalen van dc boom
Omhoog gaan yan de boom
Het notorstroom- op circuit wordt eveneens bij 88o afgeschakeld. Dit gebeurt net nomentschaketing om inbranden van walskontakt 2 te voorkouen. De momentschakeling is principieet anders uitgevoerd dan bii de D-steller. De werking is reeds behandeld ít r.7.2,
In de 9Oo stand gekomen, wordt de boorn vergrendeld doordat de pal in de palhouder van de grendelinrichting de notoras voor de neergaande beweglng blokkeert. In figuur 7 z:-jn nog eens de gebeurtenissen in de diverse gradenstanden weergegeven bij het dalen en omhoog gaan van de boon. in het motorcircuit zijn: e. weerstand R11 met walskontakt 4 b. walskontakt 7 in serie net TEPR-kontakten.
Nog enige bijzonderheden
a) Weerstand R11 met \üalskontakt
4
in de Oo stand aan, via het gesloten walskontakt 4. In de 88o stand gekonen, verbreekt dit kontakt en blijft het XZR aangetrokken via weerstand R11. Dit is een potmeter, welke aangebracht is op het klemnenborct bij de kontaktwals en waarnee de afvalspanning van het XZR te regelen is, De spanning over het XZR moet 4 V bedragen. ZoaLs we gezien hebben,
trekt het
XZR
b) IValskontakt 7 in serie met de TEPR-kontakten XB
8812
(V1)
)
xzR A
23 T
BB12 (V1)
B
7s z v 45"- 91"
@
BB12 (V1)
Dit walskontakt is gesloten van 45 - 91o. Als de boon beneden de 45o is, is het kontakt dus geopend en zijn de TEPR-kontakten afgeschakeld. DoeI van het kontakt is te bereiken dat, wanne3r na een gepasseerde trein de boom in opgaande beweging is en er kont, terwijl de boon nog beneden de 45o is een tweede trein in de aankondiging, dat dan de boo:¡ ¡¡eteen weer zal- gaan dalen. Er behoeft dsn niet gewacht te worden op het afvallen van TER en TEPR (5 sekonden). Kor¡t er daarentegen een tweede trein in de aankondiging terwijl de boon de 45o stand reeds gepasseerd is, dan za1 de afvalvertraging van TER en TEPR wèl een rol spelen. De boom blijft dan nog 5 sekonden in opgaande beweging doorgaan'
voordat hij weer daalt. -200-
Er noet wel op gelet wordeq dat de openlngstiJden van beide bomen vrtJwel ge1iJk zLin, zodat niet op zeker nonent de ene boom doorgaat ln opgaande rl,chting, terwiJl de andere al weer gaat daren. Dit levert voor het wegverkeer een verwarrende
situatle
op.
,I8.4 DE LANIP- EN SCHELCIRCUITS De lanp- en schelcircuits zijn ongeveer gelijk aan die van de D-steller. Bij de hj.ernavolgende schemats zijn de eventuele verschillen aangegeven. ZLe voor de wer-
king het beschrevene bij de D-ste1ler.
Het XGNR-circuit (figuur
rllluJ .hÉ, tô
BBT2
Paal I
ç
1¡
o
-l I ÐlFl uJlr!
1
)
:
r I
ro
I
PaalZ
ØlÉ
ÐlF
1r
ô¡
ô¡
z I I
oo 75-91
L
I
zs"-
I
L
olr
r32
I
gl'
XGNR
XR
3C 30 38
3A
BN12
XKTER
I
I BN12
tl 2
3
zíj het dat de walskontakten reeds bij 75o sluiten. Bij de D-steller is dit 85o. De lanpen doven bij het opengaan van de bonen dus eerCer, omdat het XGNR eerder aantrekt. Deze schakeling 1s gelijk aan dat van de D-steller,
AIs EOR kàn een B2-type toegepast zijn, Deze heeft geen apart X-pak nodig. Door aansluiting van L2 Y gelijkspanning zullen de kontakten in een ritme van 45 x per minuut gaan schakelen. Inschakeling Bebeurt door het XGNR (figuur 2).
XGNR 8812 (V6)
figuur
32A
EOR
48 1
EOR
35 2
6E
EOR
55
BN.I2
52
2
De lanpschakeling voor paal L en 2 zijn gegeven in figuur 3. SchakeLing is identiek aan die bij de D-steller. Afwijkend zijn de klemnunmers in relaiskast en
steller. Er wordt bij de B2-stelter gebruik gemaakt van een apart klenmenblok links achterin de steller (van dekselzijde gezien).
-202-
POR EXrs
(v7)
BBr2 (V3)
XGNR
a-r
f EOR
A
4F
Ípe¡ L1
1s
I I
R2
l¡r
EOR
E
R
eI
u¡lt¡. ol
FG
R1
13
BN12
A J
NXlS 32 BXIS (V8
8812 (V4)
a-r A
A
I
!ol¡ lo|
65
6S BG út
A
A
I
1R
Iu
8N12
I
1S
7R
2
R
3S l-
J
NXr5
L
35
flguur
3
-203-
Het schelcircuit wijkt af v.vr.b. het scbakelmonent van de walskontakten. Reeds bij 3Oo worden de schellen af¡eschakeld als de bomen dalen (figuur 4). De weerstanden voor het instellen van de stroom door de schel zijn hier in de schellen lngebouwd. Dit kourt nog bij een paar installaties voor' -l
tXR
8812
e
ô¡
224
Arl ulrr ç 'ôl
.nP
I
30 -91
I
PAAL
t_ I
1
olr ç
g o3 z
BN12 I
golsf
I
'AAL2
figuur
12
o
-J
4
Bij het Ínstellen van lampspanning moet dezelfde werkwijze worden gevolgd aIs beschreven staat in 16.6.
18.5
VOEDING VAN DE AHOB TYPE B2
type 82 is in grote lijnen gelijk aan het type D. De verschillende ketens zijn echter apart gezekerd,'terwijl géén zekeringen opgenomen zijn voor de BN12 en NX15. Het schema van het voedingsgedeelte is opgenomen bij de overzichtsbladen aan het eind van dit hoofdstuk.
De voeding van de Ahob
1
8. Ó TOELICHTING OP TTËT MONTAGEBLAD VAN DE Bz-STELLER
In figuur 1 staat het XZR, een relais van het type K2, afgebeeld. Op het backkontakt van kontakt 1 zijn twee draden genonteerd. K2 relais
xzR 53OOO-285Gr70
A CB
o oo
1Ha
a2N 3
1B<
figuur
-204-
1
lFO
o2B
a2F
In figuur 2 ztJn de aansluitingen en benamingen van de motor net samengebouwde grendelnagneet te zien. Het cijfer 3 verwijst naar S-blad 3. Hierop staat het motorcircuit afgebeeld. H
MOTOR MET GRENDELMAGNEET
figuur
2
zíjn zowel aan de voor- als achterzijde van de wals gemonteerd. De oneven nunmers aan de achterzijde, de even nummers aan de voorzijde van de wals. De bovenste klenmenrij wordt Z-rIj, de onderste Y-rij genoend (figuur 3). De walskontakten
r z
13
11
oo
5
9
7
o
.oo
3
-r a
I
r
4
2
U
68101214
I
o
o
U
TANOWIELEN
TANCII¡/IELEN
3
3
2
o
Y
oo
a
a
o
2
a
3
3 I
a
3
3
o
a
R13
Y
J
I
\,oORZIJOE SCHAKELWALS
ACHTERZIJOE SCHAKELWALS
figuur
3
Onderin de steller is nog een extra klenmenbord aangebracht voor het maken van doorverbindingen tussen bijvoorbeetd lampen en paalvoet.
(¿n o t- .<3U 232 1
2
3
figuur
4
<;l
4
5
6
7
I
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
KLEMNUMMERING KLEMMENBLOK
z
o
3a
o 7T
KLEMMENBLO(
.Ítt 11.¡
-J
DE STELLER
-205-
het nontagebtad staat ook aangegeven tussen welke kle¡onen in de paalvoet Ianpen aangesloten zijn (figuur 5).
Op
PAALVOET LAMPEN OP BOOM 1 EN 2 3FBG
LAMPEN OP PAAL 1 EN 2
lFG
2
4FBG
'J:l:' I'f Jrþ z/el-13
3
6R
1R
4 5FBG
2FG 3R
2
7R
6 SCHEL OP PAAL 1 EN 2
I
114
2
ol 214
1
7U
2
6
o
5
2BG
figuur 5 +
2
1
R
1BG
tcn
de
7
2
>22 111
s ol
20-4,
L;"'..-
211
ONOERZIJDE
In figuur 6 tenslotte staat de paalvoet afgebeeld, waar de kabels tussen relaj.skast en steller afgemonteerd zÍjn. N. B.
zljn nog een aantal S-bladen gegeven, waarop de voorgaande schakelingen nog eens bij elkaar staan.
Op de hiernavolgende bladen
-206-
VK
RK
f lË |
6mm2
XKÌER
EOR TEPR
tomm2
3t)
52 14F
T
TG
i
12V
1
J
z 3
2
ìfr
le
BNl2
batt.
oK 2
'l
BBI2
PAÂLVOET 2
*a
PAALVOET
BATTERIJ
110
1
7f
¡
Y
+
3r
7T
PAALVOEf I 7S
3
PAALVO€T 2
t,
2H
POR
14H
1*
rG
I
3A
3D
IE
IF
* I
2E
2F
TER XGNR
7S
I
RU!MTE l---_
-l
TEPR
32 35
3H
v8 T
+ 3C 12V
3D
3A 3dr
16
x
XR
to
v7 1
33
23
POR
2
+
L
XR
G
POR 13
v3
36
'toA
POR f1
NX15 2
s
4
v4
lto¡2
3
POR 14
lloVv
v6
I
IJ
o -.t I
S-blad
1 1
104
ÏER 15
XR XGNR 12
5F
I
IJ
f--
o Cf,)
---Paal -----'l
.nlÊ, Nçla@ñ¡
l¡-ll¡J
I
r¡)
8Br2
1
2
oo
I
r I
f,lÞ i+.
Paal2
.nlÉ
ôr ç
lr
XGNR
XR
r-32
zy
v
3C 30 38
BB12 (V6)
3C
12
5
BN12
3D
POR 8X15
3C
15
't3
32A
4E
2
55
6E
e .ni
N
XR BB12
22
A
PAAL
I
1S
I
1R
R2
A
r!lul
o
I
i'J-
Fl> 6s
15
7R
12
30- 91
BN12
L
1
I
9 z I I
t-
rO
f l\
v
30-91
cllf t
lp
I I I
12
A
I
Y
PAAL
t
EOR
AL1
u¡l¡r
t:
Opl. kilometrering
F8G
EOR
A
52
alrO
IBG
a
A -l
8N12
-l
14u¡
BB12
EOR
EOR
EOR
XGNR
BN12 3D
L
XGNR
T BB12 (v6)
KM
3
TER
XR
FBG
2FG
BN12
AB
lz
tFG
IBG 2BG
L
BB12(V6)
PAAL 2
BN12
3A
XKTER
75-91
75-91
I
@
rllôt i9l-
I
A
I
t-
6
J L
NX
32
I
PAAL2
I
_t
BXr5 15
BB12
-1
¿{(t
A
A
1s
I I I
!ol¡ lor 65
8N12
A
t-
L
Nxl 35
S-blad
2
A
XR
Flf
-l
xzR
BB12 (V1)
4
23
A
øtlÊ
t
8812 (V1)
7
z
B
tv
(o
v
45"- gl"
@
BB12(V1) 15 (l¡ N
NEER
I
BB12(V1)
tx
2H
lG of 2G
52"- elI
OP
v
GRENDÉL MÁGNEET
iF+ @
rr Bij openen va¡r de boom gemaakt van Oo _ Bij sluiten van de boom genaakt van Z5o -
H
ggo Oo
IF
r v
sf OF Nt\
I
t_
v
1(,Y
o1lo"
J
TO
I
S-blad 3
E
(o
(o
19. Automatische overwegboom bij overpaden
1
9. 1
ALGETÍEEN
De automatische overwegboon (Aob) blj overpaden (o.v.p.) sluit het overpad ln z'n geheel af. Vandaar dat de benaming "halve'r in de benanf.ng weggelaten ls. Kenmerkend voor de installatle
is verder dat er geen waarschuwingslichten aanwezlg zijn Daarentegen zijn er wel schellen op de stellerpalen geplaatst. De stellers zijn qua konstruktie en werking volkonen gelijk aan de bij Ahob's toegepaste stellers.
19.2
TOELICHTING OP DE SCHEMA'S
De circuits
voor de stellermotoren eu het motorstuurrelajs ziJn gelijk aan dle van de Ahob's. Aangezien er geen waarschuwingslichten aanwezig zijn, ontbreken XGNR, EOR-45 en de lampcircuits. Dit geeft ook een vereenvouding van het voedingsgedeelte. Er behoeft n.1. geen wisselspanningsvoeding ItXlNXl5 aanwezig te zijn, waardoor ook het POR-relais mag ontbreken (zie figuur 1). XKTER TER
I
PAALVOET 2
7f
2G
2H
v22
t-L.
e-r.--l
PAALVOET
v21
1H
1G
1K
1J
2K +110
B812
PAALVOET 7S
T
PAALVO€T 2 7S
2J
TER
4
1
7r
TG
+O
tOH
33D3D
BN12
'-12
TEPR 1OK
XR
'l
3
11OV^,
figuur
1
-zLL-
Net ats blj de Ahob zullen ook hier de bellen 5 sekonden overgaen, voordat de bonen gaan da1en. De vertraging dus, die genaakt wordt via TER en TEPR (figuur 2).
TER
XR
3c
12
figuur
TEPR
TER 3D
3c
BN12 15
3D
BN.I2
2
Het XKTER t.b,v. de storingsnelding wordt aangesloten vj.a de walskontakten 6 van belde stellers, zod,at het langer dan ca. 5 minuten dicht llggen van een of þeide bomen, de storlngsmelding doet aanspreken (figuur 3).
Paal
-k,
I
1
I
t(\
6
B812 I I
vl¡ t-
lcc ô¿
Paal2
F N
6
85-91
3
I I I I
L
õ1
D-
BN12
3
L---
Op de OBE- en OR-bladen wordt een overpad ¡net Aob
-
XKTER
-Þ o} 112
L
figuur
I
PAAL 2
r+r Ftl'oo.'
als onderstaand
KM
Opl. kilometrering
aangegeven.