`
De Textuur
1
Auteur: Arnoud P. Roebers
2
Voorwoord
Inspiratie is iets wat moeilijk is te bottelen. Waar men deze vandaan haalt, zal per individu verschillen. Het is zo dat tijdens het schrijven –dat vind ik– liters inspiratie nodig zijn om tot iets (hopelijk) moois te komen. Ik wil in ieder geval in dit voorwoord mijn inspiratiebronnen bedanken, voor hun inspiratie tijdens het schrijven van dit boek, ervoor en erna, altijd. Onze kinderen Elianne, Geke, Joline en mijn vrouw Anke: bedankt, zonder jullie kan ik absoluut niet iets creëren met passie, gevoel en inspiratie. Anke, ik weet dat je dit niet wil maar speciale dank voor al je ideeën en aanvullingen. Het boek kan zonder enige technische- en computerkennis prima gelezen worden. Desondanks is het zo, dat ik getracht heb zo dicht mogelijk bij mogelijk werkbare situaties te blijven, zodat zij die zich hacker zouden mogen of moeten noemen zich zouden kunnen herkennen in de personalia en activiteiten van dit boek. Speciale dank ook aan Gerard Hegge, die met geduld en overgave al mijn fouten uit de tekst heeft weten te halen. 3
Ach, dit is natuurlijk aan u, lezer. U verdient ook een bedankje. Dank u. Best, 2012 Arnoud Roebers
4
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Inhoudsopgave 5 Proloog 8 Hoofdstuk 1
17
U BENT?
17
UBI OR NOT UB35 PIZZA COLA
44
NELTOR
57
DE ONTDEKKING VAN DE WERELD 75 MIJN NAAM IS PRINS Hoofdstuk 2
87
LAN PARTY
87
80
DE AGENDA VAN EEN ÜBERHACKER 104 COMPUTERBEURS HET PLAN
127
KAT & MUIS
144
ANDREADON
164
114
5
KWARTIER MAKEN
180
HUNT FOR THE 3DG
186
MET DE VOETEN IN DE MODDER Hoofdstuk 3
215
235
BIG BROTHER.. 235 DE EERSTE OPDRACHT DE JACHT
265
DE SELECTIE
282
246
DE TWEEDE OPDRACHT 306 CONTACT
342
GOT YOU
369
ALLE HENS AAN DEK Hoofdstuk 4
399
HET PLAN
399
385
DE OPBOUW VAN DE TEXTUUR
421
DISCUSSIE IN T-CENTRAL 428 OORSPRONG VAN DE TEXTUUR HET ULTIMATUM DE DEADLINE 6
459
449
444
DE AANSLUITING START 469 Hoofdstuk 5
474
3DG IN HET NAUW
474
DE ONTMASKERING
488
HET AFTELLEN BEGINT
494
ZE KOMEN
526
Hoofdstuk 6
541
Epiloog 546 Appendix
550
VERKLARENDE WOORDENLIJST H
550
M
550
P
550
S
551
U
551
Z
551
550
7
Proloog Rennen was het enige waar hij aan kon denken, al enige minuten lang. Waarom was tijd nu zo cruciaal, nu hij zo in de problemen zat? Hij voelde zijn hart kloppen in zijn slapen en toch moest en ging hij verder. Zijn voeten konden gewoon niet sneller. Hij was nu al volkomen buiten adem, zijn keel was droog en hij blies zijn adem gierend naar buiten. Bijna was hij in de straat waar hij moest zijn, mensen die hem voorbij zagen snellen keken verbaasd naar de voortsnellende persoon, wapperende colbert achter zijn voortjagende lichaam. De meeste mensen schudden hun hoofd bij het zien van de haastige yuppie, want dat was de uitstraling die hij had. De blikken van de mensen waren hem natuurlijk niet ontgaan, meestal stond zijn ijdelheid hem in de weg maar vandaag was alles anders, in plaats van de gepaste haast van de stad plaatste hij zich nu voort als een op hol geslagen paard. Zo nu en dan stootte hij iemand hard aan of sloeg met z’n schouder tegen een van de vele lantaren palen die de straat waar hij moest zijn zo’n mooie klassieke aanblik gaven. Hij was nu al halverwege de straat, nog vijftig meter en dan was hij bij de ingang. Met zijn linkerhand voelde hij in zijn zak. Gelukkig, de USB-stick zat er nog. Een fietser kwam met blokkerende banden vlak voor hem tot stilstand. Hij had even ingehouden maar direct sprintte hij weer weg, de vrouw een aantal 8
malen “Sorry” toeroepend die vervolgens vloekend haar weg vervolgde. Eindelijk, de ingang van het gebouw was in zicht. Het ongeluk kon echter niet groter zijn. Voor het gebouw en de twee belendende gebouwen was een grote put gegraven waar een graafmachine bezig was met het plaatsen van een enorme rioleringsbuis. Een warme golf vochtige, klamme en zure rioollucht sloeg hem in zijn gezicht. Nee, dit kon niet waar zijn, niet nu niet vandaag, dacht hij panisch. Direct stonden zijn benen stil en glibberde hij nog een halve meter door op de met een dun laagje modderslib bedekte stoep. Hoeveel tijd had hij nog? Zijn horloge hing los om zijn pols, tenminste iets waar je nog op kon rekenen. Hij bracht zijn pols dichter bij zijn gezicht dan hij gebruikelijk zou doen, dit was dan ook een spoedgeval. De witte wijzerplaat glom in de septemberzon. Vijf minuten voor vier, het moest lukken, gewoon in de bouwput springen en door het slijk naar de voordeur toe. Hij tilde de wit-rode plastic strook op die gespannen was tussen een aantal dunne staven betonijzer die gevaarlijk begonnen door te buigen. Toen hij zijn hoofd en schouder onder de plastic strip door bewoog, werd zijn andere schouder beetgepakt. “Hé, waar gaan we naar toe?”, vroeg een rauwe stem. Een man met een stevige gele regenjas met een bondkraag keek hem aan alsof hij gek geworden 9
was. “Levensgevaarlijk om hier in de put te springen, we gaan zo beton storten en dan wil je niet in die put zijn.” Karan draaide zich een kwartslag, deed een pas opzij en na weer een kwartslag gedraaid te zijn sprintte hij naar het steegje naast het gebouw. “Hé, je verliest iets”, riep de man hem toe, lachend zwaaiend met zijn mobiele telefoon. Karan hing achterover terwijl hij zich omdraaide in de lucht en direct terugrende naar de verbaasd kijkende grondwerker. “Bedankt”, kon hij moeizaam uit zijn inmiddels droge mond persen. “Ja, ja geen dank hoor, maar doe nu eens effen relaxed, joh. Je loopt als een opgejaagd konijntje rond.” Karan knikte kort maar vervolgde in zijn eerdere hoge tempo zijn weg. Eindelijk kwam hij in de nauwe steeg die links van het gebouw lag, de verkoelende schaduw was hem zeer welkom. De zijdeur; Meestal was die wel open, dacht hij snel. Terwijl hij de deurklink vastpakte, hoopte hij met alles wat in hem zat, dat de deur vandaag ook open zou zijn. De deur klink ging naar beneden en terwijl hij, iets harder dan anders, tegen de deur duwde ging deze gelukkig open. Met een smak klapte de deur achter hem dicht en Karan vervolgde zijn weg naar de liften. Het kon niet veel langer meer duren of het was te laat. Hij was te laat, dreunde door zijn gedachten. De lampjes die boven de liften altijd aangaven op welke verdieping de twee liften waren, 10
brandden niet. Wanhopig drukte hij het knopje in. “Doen het niet”, hoorde hij vanaf de receptie roepen, “ze zijn hier aan de straat bezig, niets doet het”. Een schok ging door hem heen. “Hoezo, niets doet het?” riep Karan vertwijfeld uit. “Nou ja, bij wijze van spreken dan. De liften doen het niet, je moet de trap nemen”. Karan schoot de witte trappengalerij op maar helaas was hij niet de enige die genoodzaakt was de trap te nemen. Snel passeerde hij de andere mensen bij wie die geen enkele manier van haast te bespeuren was. “Hé Karan, haast joh?” Het was Marc Boetselaere van een verdieping lager. “Ja, ja, vandaag wel”, zei hij hijgend. Karan had zeker vandaag geen zin om de betweterige onderbuurman te woord te staan. Een paar keer vervloekte hij het feit, dat hij een kantoor op de hoogste verdieping had, mooi uitzicht over de Utrechtse binnenstad, dat wel. Maar dat was vandaag niet echt welkom. Nog 2 verdiepingen en dan was hij er. Neurotisch voelde hij in zijn binnenzak naar de USB-stick. Gelukkig, die had hij nog. En passant haalde hij de sleutel van het kantoor tevoorschijn. Terwijl hij dat deed, verloor hij even zijn evenwicht en bewoog met zijn heup naar de muur. Terwijl hij 11
zich met zijn rechtervoet corrigeerde, haakte de zak van zijn colbert in de onderkant van de trapleuning. Er volgde een geluid van scheurende kleding en hij werd met een ruk aan zijn schouder terug naar beneden getrokken. Voor dit soort domme pech had hij geen tijd en met een klap sloeg hij het laatste stukje stof wat zijn colbert nog verbond met de leuning los. De uitgescheurde zak van zijn colbert hing er als een slap hondenoor bij. Nog een paar stappen en hij was er, eindelijk. Hij wilde de sleutel in het slot stoppen maar merkte, dat slechts zijn duim en wijsvinger tegen de lege cilinder botsten. De sleutel was uit zijn hand, een seconde van twijfel overviel hem. Toen hij terug naar beneden keek, zag hij zijn sleutel liggen op het uiterste randje van de trap. Het zal toch niet waar zijn, schoot er door zijn hoofd. Voorzichtig liep hij stap voor stap terug naar de plaats des onheils waar de sleutel balanceerde tussen vallen of blijven liggen. Voorzichtig zijn, anders kan ik weer helemaal naar beneden lopen, dacht hij. Hij plaatste eerst zijn hand onder de sleutel en merkte dat hij door alle stress behoorlijk aan het trillen was. Met de andere hand pakte hij de sleutel die direct door zijn bezwete vingers glipte. Gelukkig kon hij in tweede instantie de sleutel opvangen met de hand die zich onder de sleutel bevond. Wat een ellende, dacht hij terwijl hij opstond. Even was alle haast uit zijn lijf verdwenen. Hij schrok, hij moest opschieten anders was het te laat en alles zou mislukken, alles zou voor niets zijn. Alles, 12
alles, alles. Hij haastte zich de trap op naar boven, elke stap drie treden in één keer nemend. De sleutel gleed in het slot en met een droge klik opende de deur zich soepel. Hij schoot naar de computer en drukte met zijn wijsvinger de aan-knop in. Een helder blauw lampje ging branden en het lcd-scherm knipperde even. Nu leek de tijd uren te duren. Ongeduldig keek hij naar het scherm, totdat hij zijn gebruikersnaam en wachtwoord kon invullen. “Hoe laat zou het nu zijn”, dacht hij. Hij stopte de USB-stick in de computer. Weer zo’n wachtmoment. De klok boven de deur tikte de seconden weg. De klok, dacht hij, die loopt altijd synchroon met de atoomklok. Direct draaide hij zich om. Ai nog twee minuten exact, het moest lukken, dacht hij. “Shit, die USB-stick heb ik nog helemaal niet gecontroleerd”, mompelde hij terwijl hij een keer diep zuchtte. Dat is nu te laat. Eindelijk was hij ingelogd en kon hij zijn Windowsverkenner starten om de bestanden die zich op de USB-stick bevonden te openen. Hij bladerde naar de locatie waar de bestanden te vinden waren. In een snelle beweging keek hij achter zich naar de klok boven de deur en terug. Nog één minuut. Het lampje op de USB-stick knipperde driftig en één voor één opende hij de bestanden. Wat een waanzin, dacht hij. Hij zocht als een bezetene door de bestanden, één ervan moest de juiste zijn. Dat ene bestand zou alles veranderen. Waarom had hij niet even opgeschreven onder welke naam hij het bestand had opgeslagen? 13
Nogmaals keek hij naar de klok boven de deur, nog 30 seconden. Dit lukt nooit meer, dacht hij wanhopig, het zweet ondertussen met de bovenkant van zijn handen en manchetten wegvegend van zijn voorhoofd. “Nu komt het er op aan, nu moet ik keuzes maken, de dood of de gladiolen, alles of niets”. Hij sprak hardop om zichzelf moed in te spreken. Dit bestand zou het wel eens kunnen zijn. Toen hij het document opende, vroeg het om de bekende authenticatie via de irisscanner die hij had aangeschaft. Eén oog plaatste hij op de irisscanner en met het andere oog volgde hij het authenticatieproces. - irisscanner [Ok] - irisdetectie [Ok] - Welkom Karan Tom Peter Prins - Documentverificatie [OVERGESLAGEN] “Yes, dit was het goede bestand”, sprak hij in trance in zichzelf. En nu snel het mailen. Zijn telefoon ging over. Er was een droge klik te horen en vervolgens een lichte ruis met een hoge toon en verder niets. “Hallo…..hallo”, zei Karan met een geknepen stem. Het bleef even stil aan de andere 14
kant van de lijn. Een droge stem als die van een computer gesimuleerde stem antwoordde: “U bent te laat, meneer Prins”. Karan’s moed zonk hem diep in de schoenen, uit zijn mond volgde een diepe zucht. “Wie is dit? Met wie spreek ik? Hallo, hallo.” Zijn hoofd was nu vuurrood. De telefoon aan de andere kant werd opgehangen. Karan’s slapen begonnen nu heftig te kloppen. Het zal toch niet waar zijn, één minuut te laat en alles is voor niets, schoot er door zijn gedachten. Het kloppende gevoel in zijn hoofd werd steeds erger. Het was alsof hij zich in een tunnel bevond die steeds smaller werd. Voor zijn ogen begonnen rode vlekken te verschijnen. Het zich onthouden van eten en de lange fysieke inspanning van het rennen hadden zijn bloedsuikerspiegel naar onaangenaam lage waarden gebracht. Had hij maar meer aan sport gedaan. Zijn handen zochten naar grip aan zijn bureaublad maar door het zweet glipte het werkblad tussen zijn handen weg. Zijn lichaam schoof met een slangachtige beweging onder het bureau. Het was te laat. Het kon hem nu toch niet meer schelen. Steeds meer werd Karan duidelijk, dat hij flauw zou vallen. Dat was hem nog nooit gebeurd. Hij voelde zich een watje, sloot zijn ogen en zonk diep weg buiten bewustzijn. Terwijl hij wegzakte, bleef een vreemde melodie hem
15
bij, ‘Smells like teenspirit’ van Nirvana, één van zijn ringtunes. Het laatste wat hij dacht, was dat zijn mobiele telefoon afging.
16
Hoofdstuk 1 U bent? Door het zacht zoemende geluid van zijn wekker werd hij wakker. Elke ochtend ging het zo. Hij was eerder wakker dan de wekker afging en herinnerde het satansgereedschap hem er aan, dat hij nu echt op moest staan. Voorzichtig maar snel bewoog zijn rechterhand naar het linker knopje van de radiowekker. Hij moest altijd trefzeker zijn, dat hij het kleine uitknopje indrukte in plaats van de grote snooze-knop. “Stomme ontwerpers. Die snooze-knop gebruik je zelden maar is tien keer zo groot als het uitknopje”, mopperde hij in zichzelf. Hij trok zijn linkerbeen op en drukte zich voorzichtig omhoog om zijn vrouw niet wakker te maken, wat op zich een kunst was, omdat ze een waterbed hadden en de geringste verplaatsing van je lichaam de ander al deed bewegen. Terwijl hij zijn kleren aan deed, zag hij dat het display van zijn mobiele telefoon langzaam knipperde en toen hij deze oppakte voelde hij het apparaat trillen in zijn hand. “Wat was dat nu weer zo vroeg?” mompelde hij zacht. “Niet hier gaan zitten bellen”, hoorde hij een hoge stem gedempt vanuit het bed zeggen. 17
“Hmm, hmm”, zei hij fluisterend terug. Terwijl hij de slaap kamer uit liep, hoorde hij zijn vrouw vanuit de slaapkamer zeggen: “Die mobiel gaat al van af zes uur over. Dit is echt te gek Kar”. In zijn short sloop hij als een kat de trap af ondertussen kijkend naar wie er gebeld had. 8 Oproepen gemist; stond er in de display. Hè, what the hell, wie?, Karan keek bij de gemiste oproepen informatie en zag direct, dat Stefan degene was die hem al acht keer gebeld had. Stefan was de zakenpartner van Karan; ze hadden samen een automatiseringsbedrijf en waren gespecialiseerd in de beveiliging van computersystemen. Hij belde direct Stefan terug maar kreeg zijn voicemail met de vertrouwde stem van Stefan. “Spreek na de piep”. “Hé, Steef, what’s up dude, ik belde je direct terug” Karan hing op. Eerst maar eens aankleden en ontbijten. Karan sloop op dezelfde manier als hij de trap af was gekomen de trap op. Voorzichtig trok hij z’n kleren aan, waste zich en ging naar beneden. Snel en met militaire accuratesse als altijd dekte hij de tafel en begon aan zijn ontbijt wat meestal bestond uit iets snels zoals cornflakes. Daarna sloop hij weer naar boven en gaf hij zijn vrouw een kus en fluisterde: “Tot vanavond.”
18
Dit keer gevolgd door de opmerking, “ja maar niet te laat, hè”. Hij sloop weer naar beneden, opende voorzichtig de voordeur pakte zijn autosleutel en opende de portieren. Met een korte piep gevolgd door het kort knipperen van de richtingaanwijzers gingen deze open. Karan stapte in zijn auto, startte de motor en plaatste zijn mobiele telefoon in de houder. Terwijl hij de straat uit reed ging zijn mobiele telefoon weer af. Karan keek op de display en zag de naam ‘STEEF’ verschijnen. Hij nam direct op. “En?” vroeg hij met een haastige ondertoon. “Hackers”, antwoordde de stem aan de andere kant van de lijn. “Da’s toch niets nieuws”, sprak Karan twijfelend. “Nee, maar dit keer is het toch wel even een wat ander verhaal”, zei Steef gehaast. Het klonk als of hij de 100meter gelopen had, een rugzak van 50 kilo met zich mee torsend. “Vertel”, zei Karan, die nu verontrust begon te worden. Iets wat hem vreemd was zeker als het ‘vermeende’ hackersactiviteiten betrof. Niemand zou er ooit in slagen één van zijn omgevingen te hacken, gewoonweg ondenkbaar en absurd. Hij was immers, zo oordeelde hij zelf de allerbeste waar het beveiliging van automatiseringsystemen aanging. Ze vroegen hem niet voor niets overal in Nederland voor zijn advies. 19
“Nee, dit keer is het echt anders. Ze zijn er in geslaagd de inkoopomgevingen al twee maanden lang te manipuleren. Echt een meesterwerkje, joh, zou je zelf niet zo hebben kunnen bedenken”, zei Steef vol bewondering. “Wat ze gedaan hebben, is twee computers op het interne netwerk voorzien van hun eigen software. Ik weet nog niet waar die dingen exact staan maar daar ga ik straks achter aan. We bellen. Ja, we bellen”, zei Karan terug bij wijze van groet. Hij zette het geluid van de gedempte cd-speler weer aan met de knopjes op zijn stuur en de nieuwste cd van Sesamstraat klonk luid door de luidsprekers van de auto. Hij stond net stil bij een verkeerslicht en de fietser die op het fietspad naast hem stond, wees met zijn middelvinger op zijn voorhoofd. Hij drukte snel het knopje in waarmee hij van de cd-speler naar de radio overschakelde en in plaats van Sesamstraats Ernie en Bert klonk nu een luidsprekende diskjockey: “Goedemorgen. De dag is weer begonnen”, uit de luidsprekers. Het verkeerslicht was inmiddels op groen gesprongen en met enige frustratie schoot hij weg van de plaatst des onheils. Het enige waar hij op dat moment aan kon denken, was hoe iemand er in zou kunnen slagen een netwerk waarvoor hij verantwoordelijk was te kraken. Deze gedachten bezorgden hem een brede glimlach, terwijl hij met de muziek van 20
zijn favoriete ochtendprogramma met zijn vingers meetrommelde op het stuur van de auto. Op de stoel naast hem lag een map met krantenknipsels die, doordat Karan hard door de bocht reed, tegen de binnenkant van het portier klapte. Daarna opende de map zich en vloog een deel van de inhoud op de grond voor de rechtervoorstoel van de auto. In zichzelf vloekend bekeek Karan de verschillende krantenknipsels. Wie zit er achter het call sign UB? Het blijft de grote vraag of UB of UBI wel bestaat. Het lijkt of de wereld verdeeld is in twee groepen: zij die geloven, dat UBI bestaat en zij die dat niet geloven. De gelovigen zijn weer op hun beurt verdeeld wat betreft het wie UBI nu precies is. Er zijn groepen die denken, dat UBI een groep hackers is en er zijn mensen die denken dat UBI één persoon is. Inmiddels is het verhaal rond UBI aardig geromantiseerd. Ook omtrent de nationaliteit zijn vragen. Tot de tijd, dat hij of zij ontmaskerd wordt of worden.
Hacker UB is weer actief? Justitie in verlegenheid gebracht.
21