AUSTRALIE 10 mei t/m 13 mei Als we zijn opgestaan zien we een rij duinen en een prachtig strand. Om 8.30 gaat het anker op en met de motor vol aan wegens het tij, gaan we voorzichtig tussen de zandbanken door naar het begin van de rivier, dat bespaart ons een omweg van 20 mijl, maar het is goed uitkijken, het is niet diep en er lopen nog al wat brekers links en rechts van ons. Naar Brisbane is het nog een halve dag varen, we worden vlot ingeklaard na ongeveer 25 formulieren te hebben ingevuld. Ik kook intussen het overgebleven fruit, en de douane vertrekt als en soort schillenboer met een zak vol fruit- en eierschillen. Al gauw liggen we midden in de stad Brisbane tussen twee palen afgemeerd. We halende post op het consulaat en die avond is er een fijne pot-luck aan boord van “Polka” met de mensen van "Trijntje Bier” en “Why Not” Een enorme oppervlakte, dat Brisbane, net zo groot als de provincie Noord-Holland. We gaan nu eerst een belofte vervullen, we gaan een poosje terug naar huis
Reis via Bangkok naar Nederland via Java en Bali terug. 14 mei Na enig heen en weer geren van en naar reis bureaus, en na het nodige rekenwerk, vertrekken we naar Nederland, de boot aan de goede zorgen van Leen Verkaik overlatend. Onze eerste lange vlucht, dus stap ik met wat bibberende knieën het vliegtuig in. Onderweg stoppen we een paar dagen in Bangkok. Het is daar erg warm, en het krioelt er van de mensen, auto's en driewielers. Het geluid is oorverdovend en wordt nog verergerd door verkeersagenten, die verwoed op fluitjes blazend het verkeer tot een volkomen chaos weten te brengen. Niemand trekt er zich er iets van aan, alles leeft gewoon verder; op de stoepen de winkeltjes en de eetstalletjes, en massa’s mensen. Gewapend met tropen helm en parasol trekken we er op uit om de bezienswaardigheden met een bezoek te vereren. Schitterende tempels, het paleis van de koning, alles goed onderhouden en met veel bladgoud beplakt, een 4 ton wegend massief gouden Boeddhabeeld, enzovoort; de oosterse wereld gaat een beetje voor ons open. Er is een schril contrast tussen al dat goud en de vele krotwoningen aan de rand van de stad. In het cultureel centrum zien we veel interessant handwerk, zoals het spinnen van de draden van de cocons van de zijderups, het weven en beschilderen van echte zijde en het maken van lakwerk. Er is ook nog een demonstratie met olifanten en er zijn verschillende dansgroepjes. 19 mei t/m 13 juni De weken in Nederland vliegen om, wat fijn om iedereen weer eens te zien en te spreken. Door de vele bezoeken komen we enkele kilo’s aan. Alles lijkt hier redelijk goed te gaan, wij stappen weer in het vliegtuig, richting Java. 84
Terugreis over Java en Bali. Jakarta is vanuit het vliegtuig gezien, niet eens zo erg opwindend, allemaal vakjes rode dakpannen, net als bij Schiphol. Eenmaal buiten het vliegveld komen de bekende straatbeelden weer terug, die zolang in m'n herinnering opgeborgen waren. Het is aan de ene kant heel gewoon voor me, en aan de andere kant is het erg opwindend om Willem op alles te wijzen. 15 juni Na een lange nachtrust in het hotelletje Karya, maken we een bus tour door de binnenstad, langs het vroegere Koningsplein, het Nationaal Monument, naar Chinatown met z’n kleine propvolle winkeltjes en warongs (eethuisjes). Ook brengen we nog een bezoek aan het Museum en de Pasar Ikan oftewel de vismarkt. De Nederlandse overheersing begon vanuit dit gebied en de overblijfselen van Kasteel Batavia, een oud fort en handelspost van de VOC, zijn nog steeds te zien. We lopen naar de haven met de grote houten Bugisschoeners die nog steeds handel drijven tussen de eilanden. Het is er werkelijk bloedheet, en het moet erg zwaar zijn voor de kleine mannetjes die, met grote balen en balken op hun nek, de verende planken op- en af lopen. De meeste gebouwen zien er wat haveloos uit en de krotwoningen zijn ontelbaar. Op veel plaatsen stromen de riolen min of meer open door de stad, de geuren vermengen zich met de vele etensgeurtjes van de warongs. Jakarta, is een stad met 7 miljoen inwoners, en er is een enorme tegenstelling tussen de grote hotels, banken en warenhuizen, en de duizenden krotjes. De mensen zijn over het algemeen vriendelijk en behulpzaam, de jongeren spreken vaak ook Engels, en nog vele ouderen spreken wat Nederlands. 16 juni De busrit van Jakarta via Bogor en over de Puncak-pas heen is erg mooi; het landschap klassiek: veel sawah's, theeplantages, gebergten in de verte en kali 's in de diepte. Iedere vierkant meter wordt gebruikt, zelfs langs de grote weg, in de bermen, zijn sago aanplantingen. De mensen zijn zeker niet lui, in tegenstelling met de mensen uit vele andere tropische gebieden die we tot nu toe gezien hebben, jammer dat er zo'n grote toeloop is naar de steden, wat krotwoningen en vervuiling tot gevolg heeft. Het vervoer is goedkoop, de busrit van 4 uur van Jakarta naar Bandung kost f.9,-. Eenmaal in Bandung aangekomen stappen we met ware doodsverachting in een betja naar het toeristenbureau, waar we uitstekend geholpen worden. In het hotel Naripan rusten we heerlijk uit na eerst lekker gemandied te hebben, waarbij je dus met een schepbak koud water over je heen giet. 85
Op veel plaatsen zie je schakende jeugd op het trottoir, tot 's avonds laat zitten ze in volle ernst over het schaakbord gebogen, terwijl moeder en zus er naast staan te strijken , nog net zoals vroeger, met een strijkijzer gevuld met gloeiende kooltjes. Als je door de tropen reist moet je wel van elastiek zijn (waren we al eerder achter gekomen), neem de dingen zoals ze zijn en maak je er niet te druk over. Gisteravond in een goedkoop, maar wel schone gelegenheid gegeten. De starter was een ijsje en toen we klaar waren met de mie zagen we plots een rat lopen over de bovenste richel van de toch echt heel schone eetzaal. Niemand vertrekt een spier en zelf moet je natuurlijk ook niet gaan zitten gillen. Het beest keek trouwens niet eens naar ons en liep vlug naar buiten hij had zich zeker in het huisnummer vergist. 17 juni We beginnen de tocht naar de Tangkuban Prahu (vulkaan met 12 kraters) in een mini-busje voor 12 personen waar we met 20 man in gepropt worden, onze neuzen zitten zowat tegen onze knieën, maar goed, wie daar op let is een kniesoor. Met een gids lopen we een uurtje langs een stinkende krater; op de terugweg door het regenwoud bewijst die gids z’n waarde door een gevaarlijk slangetje vlak voor onze voeten dood te slaan. Het doet me genoegen te zien dat Bandung goed onderhouden is, veel buitenwijken zien er goed uit, en er zijn enkele fatsoenlijke winkelstraten. We kopen w alvast een treinkaartje voor morgenvroeg 5 uur. De treinreis BandungYogyakarta, die 10 uren duurt, kost f.12,-. Daar kan je niet voor gaan fietsen. 18 juni Het is vroeg uit de veren vandaag, om 4 uur. De trein sjokt zich voort, berg op en weer af, langs bossen, uitgestrekte gebieden met sawah's, waar rijst wordt geplant en geoogst door vrouwen met enorme hoeden op, terwijl de akkers omgeploegd worden door de mannen met een patjol, en hier en daar de karbouwen een houten ploeg door de klei heen trekken. Iedere keer als de trein stopt stormen de verkopertjes van lekkernijen en andere zaken naar binnen, en prijzen in de gangpaden om het hardst hun waren aan. Als je het waagt om ook maar een blik hun spullen te slaan, dan ben je zomaar niet van ze af. We spraken nog met een paar Denen, die aan een melkproject werken, een gewone fabrieksarbeider verdient f.2,- per dag. 19 juni Gisteravond een nasi-rames gegeten, erg lekker, maar heet! Daarna bezochten we een Javaans ballet met gamelan muziek. Aanvankelijk konden we de muziek niet erg waarderen, maar toen het verhaal door prachtig aangeklede dansers op ernstige wijze en toch vol vuur in beeld gebracht werd, begrepen we de muziek iets beter. Vandaag brengen we een bezoek aan het Kraton, paleis van de Sultan. Het Kraton is 210 jaar oud en helemaal van djatihout gemaakt, de ingang wordt bewaakt door twee reuzen: een goede en een kwade en er is geen verschil in te zien, uiterlijk. De grote sawo-boom, die op de binnenplaats staat is een symbool van bescherming, alle binnenplaatsen zijn bestrooid met zand, dat heeft ook een betekenis: al onze gedachten zijn als het zand.
86
Het wordt ons, met de nodige grapjes er tussen door, allemaal verteld door een Hollands sprekende gids, een vroegere onderwijzer, die onmiddellijk weet waar Zierikzee ligt, Dan gaan we, alweer met een gids, anders vindt je het nooit in deze wirwar van straatjes, naar de vogelmarkt. Dat is wel iets anders dan die in Antwerpen, hier zijn het alleen maar vogeltjes, in alle mogelijke soorten en kooien. Vaak zie je bij de huizen op hele hoge palen vogelkooitjes, dat heeft met de boze en de goede geesten te maken. Deze buurt is schoon, dat was gisteravond in de Chinese buurt wel anders, wat een vieze boel was dat. Bij het waterkasteel hebben we nog een goed gesprek met een van de bewoners over allerlei onderwerpen: Godsdienst, regering, werk, enzovoort, zeer interessant. 20 juni Om 6.30 stappen we in de bus die ons naar de Borobudur en het Dieng-Plateau zal brengen. Het is een gammele bus bestuurd door een aardige chauffeur die van flinke snelheden houdt en het niet kan hebben dat-ie ingehaald wordt. Als de bus stopt moeten we nog een halfuurtje lopen naar de tempel, via een geitenpaadje, een rare toestand; iets met eigendomsrechten van grond. De tempel is een reusachtig bouwwerk waar we te weinig van af weten om het naar waarde te kunnen waarderen. We gaan verder naar het Dieng-Plateau, waar we ons een verkeerde voorstelling van gemaakt hebben, geen plateau dus met uitzicht naar alle kanten, maar een hoogvlakte omringd door gebergten. Het is er iets koeler, daarom is er veel tuinbouw mogelijk. We zien een paar houtzagerijen, d.w.z. een verticale handzaag door twee man bediend, zwaar werk om zo een stam tot planken te zagen. Op de terug weg stoppen we bij een sagofabriekje en een fruitstalletje. Jammer genoeg is het niet de tijd van de ramboetan, de doekoe en mango, en ik had me juist voorgenomen om me daar ongans aan te eten. Gelukkig zijn er wel veel papaya’s, pisangs en djeroek (mandarijnen). Bij het eten is het weer lachen hoor, eerst de koffie en daarna de rijst, nou ja, soeda, laat maar. 21 juni Vandaag gaan we per minibus naar Surakarta oftewel Solo. Daar komen we bij een reisbureau terecht waarvan de nederlandse manager, ons zeer behulpzaam is bij het samenstellen van onze verdere reis door Oost-Java. In de avond gaan we naar de Pasar Malem, wat een drukte en een leven, met ontelbare eettentjes vol heerlijke dingen, die we allemaal laten staan, want het borrelt een beetje in onze buiken, dus oppassen. We gaan naar een Wajang-Orang voorstelling, dat is Javaans toneel en dans, met een paar grappenmakers er bij, zodat de zaal zo nu en dan schudt van het lachen. We begrijpen er iets van, maar lang niet alles. We kopen een flesje cola, maar dat blijkt thee te zijn, ook lekker. We lopen daar wel als enige blanken tussen al die duizenden bruine mensen, we worden vaak goed bekeken, maar we voelen ons toch volkomen op ons gemak. Terwijl ik dit zo opschrijf kijk ik zo nu en dan wat schichtig naar de kast, waar een raar geluid vandaan komt, wat is dat nu weer voor beest? 22 juni In de ochtend slenteren we langs de vele toko's met de duizenden artikeltjes, en bezoeken ook hier het Kraton, dat nog gedeeltelijk bewoond wordt.
87
Per minibus gaan we de bergen in maar het dorpje Tawangmanuu. Het gaat goed tot aan het bus depot, maar toen..., o, het is maar een klein eindje lopen, ja ja, maar dan toch niet als je met zware tassen berg opwaarts moet over een gloeiend hete asfaltweg. Iemand schreef ooit: “Hoe warm het was, en hoe ver”. Na een uurtje komen gelukkig een paar jongens ons tegemoet met bergpaardjes, en daar gaan we dan, boven op de rug van zo'n arm beestje, die zo’n zware Europeaan niet gewend is. Jammer genoeg kan ik geen foto maken van Willem die bijna met z’n voeten over de grond sleept, want ik moet me met twee handen vasthouden en hopen dat het beest niet op hol zal slaan zoals ik vroeger in Indië al eens beleefd heb. Zo komen we bij een hotelletje, waar niemand Engels spreekt, maar we krijgen een grote schone slaapkamer met een aparte zitkamer en een mandi-kamer voor f.24,-. He, he, we gooien gauw wat bakken koud bergwater over ons heen en daarna, als we aan de thee op het terras zitten, komt al ras de sateh-man en het duurt niet lang of de heerlijke geuren van geroosterd vlees hangen om ons heen. ' s Avonds maken we nog kennis met de fam. Tang uit Bandung, een Indische familie die hollands spreekt. We genieten van een mooie zonsondergang, het is hier aangenaam fris en de omgeving is erg mooi, dus wat wil je nog meer! Het ontbijt hebben we kennelijk niet zo goed uitgelegd, ze brengen thee en een heel brood, verder niets. Nou ja, we hebben nog een zakmesje, en er staat nog een pot met suiker. Kijk, je moet natuurlijk wel soepel blijven en er om kunnen lachen. 23 juni Samen met de familie Tan hebben we een minibusje gehuurd en gaan naar de Candi-Sukuh: Een 14e eeuwse Hindu tempel op de westkant van de vulkaan Lawu. De tempel is fascinerend, niet alleen door z'n stenen Wayang-figuren, maar ook omdat het de enige erotische tempel is in Java, terwijl het ook de enige tempel is, gebouwd in de vorm van een "stepped pyramid" lijkend op die van de oude Maya’s in Zuid-Amerika. We vinden het interessanter dan de grote Borobudur, hier is nog veel oud beeldhouwwerk te zien, het is geen toeristisch attractie. We stoppen hier en daar om te fotograferen, maar een man aan de ploeg vindt dat helemaal niet leuk. Terug in het dorp, gaan we te voet naar de waterval, die van grote hoogte naar beneden stort. Het pad er naar toe is bevolkt met apen, waarvan de grootsten er niet tegen opzien om vrouwen aan te vallen, dus houd ik m'n parasol bij de hand om ze weg te slaan. Bang zijn ze niet, ze gaan rustig midden op het pad voor je voeten zitten. Reuze aardige mensen, een beetje moeilijk te verstaan, maar dat ligt aan ons. 24 juni We stappen om 6.30 in de hotelauto en maken één van onze mooiste tochtjes. Het is stijl omhoog de berg op, terwijl de zon hier en daar langs de bergpieken schijnt op de mooie hellingen waar al volop gewerkt wordt. Via Sarangau, waar een bergmeertje te zien is en volle hotelletjes zijn (met Javaanse toeristen) gaan we in een busje vol marktkoopvrouwtjes, die hun waren al op de pasar gebracht hebben naar Madiun. De bus naar Surabaya staat al klaar dus stappen we vlug er in. Als ik dan toch nog gauw even een zekere plaats bezoek, blijkt de bus verdwenen te zijn als ik terugkom, wat een schrik! Maar een jongen rent naar me toe en al roepend en wijzend sleurt hij me als het 88
ware naar de uitgang van het bus-depot waar tot m'n grote opluchting de bus nog staat; je zal daar maar staan, zonder geld en pas. Willem had de chauffeur wel duidelijk gemaakt dat ik er nog niet was, maar de man moest kennelijk het station uit; enfin, het is goed afgelopen. Na een warme rit van 4 uren in Surabaya van bus verwisseld en binnen de minuut zaten we in de volgende, al overvolle bus, met een kind op schoot . Het lukt ons tijdens de busreis om djamboe, mangistan en ketan in pisangblad te kopen, zo lekker toch! Om 5 uur zijn we in het vissersplaatje Pasaruan, waar we een aardig hotelletje vinden. Gauw de mandikamer in om het stof van ons af te spoelen, het was een lange dag. We willen in ieder geval de vissershaven nog zien, dus in een betja gestapt en naar de haven toe, die stampvol zeilende vrachtschepen ligt. Door het smalle geul komen de vissersbootjes met het laatste licht met een klein windje naar binnen gezeild in de avondzon, wat mooi. Willem probeert een paar sandalen te kopen maar ze beginnen alleen maar te lachen als ze zijn grote voeten zien. Geen toeristisch gedoe hier, je voelt hier goed hoe de bevolking leeft. 25 juni Vandaag is het weer vroeg opstaan want het is een heel eind naar Bayuwangi, het plaatsje vlak bij de pont naar Balie. Het leuke van deze busreis is, dat we hele stukken vlak langs de kust rijden, waar we de prauwen met hun gekleurde zeilen goed kunnen zien; een apart soort zeil, breed van boven en uitlopend op een punt naar onder. De bootje hebben twee uithouders, gemaakt van bamboe, die met gekleurde gebogen latten aan de romp vast zitten. Het doet ons goed de zee weer te zien; maar dit is bepaald geen kust om met een wat groter zeiljacht aan te lopen, veel te ondiep. Bayuwangi is een kleine stad met weinig toeristen, het hotelletje heeft wel schone bedden maar van "vim" hebben ze nog nooit gehoord. De nacht is vol klanken: 3 kerken die door elkaar heen zingen, mensen die met veel geplas mandiën, katten janken, hanen kraaien en een tokeh laat opgewekt z'n tokeh-geluid horen. 26 juni We varen met de pont naar Balie, en daar horen we dat er aan de andere kant geen vervoer is naar Denpassar; gelukkig krijgen we een lift in een slaapbus, die al twee dagen onderweg is, het is te ruiken! Balie is toch weer heel anders. We rijden langs dorpen waar bij ieder huis een klein tempeltje staat, er staan hier ook veel meer klapperbomen en ook op zondag zijn de mensen hier hard aan het werk op het land. Eenmaal in Denpasar aangekomen, is het even zoeken naar een slaapplaats, we komen uiteindelijk terecht bij hotel “Balie” waar we die nacht tientallen bloederige muggen doodslaan; het gaas van de ventilator is een beetje stuk!
89
27 juni We gaan al vroeg met een toerbusje mee, eerst naar de Barong-dans met een gamelan-orkest. Het zit vol met toeristen, ook echte Nederlanders die ruzie maken over de beste plaatsen. Daarna wordt het een soort verkooppromotie langs zilver- en houtsnijwerk en tempelbezoek. Op de verschillende stopplaatsen worden we zowat van de sokken gelopen door verkoopsters, dom natuurlijk, want wij weten niet hoe gauw we ons in veiligheid moet stellen. Het uitzicht boven bij de krater is groots : een groot bergmeer omgeven door bergtoppen begroeid met ruig bos. Laat het op de toeristische manier zijn, maar we hebben zodoende toch al heel wat van Balie gezien. 28 juni Het museum dat we vandaag bezoeken bestaat uit verschillende mooie gebouwtjes met een tuin vol poortjes en beelden, wat er in het gebouw te zien is stelt niet zoveel voor, maar misschien raken wij er wel een beetje op uitgekeken. We lopen nog een poosje in de buurt van de kleurrijke markt, een prachtig gezicht zoals de vrouwen torenhoge manden vol spullen (ik zag zelfs een mand vol eieren) op hun hoofd zetten en er loshandje mee weg wandelen . Met een oude taxi waarvan 3 van de 5 versnellingen het niet doen gaan we naar het Quantas kantoor in Sanur om onze ticket te veranderen; we willen zo snel mogelijk naar de boot omdat we gehoord hebben dat “Polka” steeds vol water komt door de enorme regenval. We moeten nog een paar dagen wachten en gaan naar Kuta, een toeristische badplaats, om alvast aan de zee te wennen. 29 juni tot 1 juli Met maken nog een tochtje naar een schildersdorp en gaan met een bus naar de vuur-dans of Kechak-disans. Heel apart, en als je op de eerste rij zit moet je wel je benen in de gaten houden want het brandende vuur wordt op het laatst naar alle hoeken geschopt. Na een laatste nasi met saté vliegen we naar Brisbane. Eerst nog wat indrukken over Java en Bali door iemand die er niet geboren is, Willem: Overal, behalve als het heel erg stijl is, zie je terrassen, waarvan bijna elk stukje bevloeid kan worden, bijna overal in gebruik voor de rijstcultuur, met op de hoger gelegen plateaus tabak, aardappelen, tapioka en sinasappels. Op de niet voor rijstcultuur geschikte plekjes in- en om de dorpen worden papaya's, bananen en andere vruchten gekweekt. De mensen die wij ontmoet hebben zien er gezond en tevreden uit; lang niet dom maar soms een beetje onderontwikkeld. Ze zijn lief en vriendelijk, maar niet altijd even betrouwbaar, wel arbeidzaam, vooral op het land. Omkoperij is een erge kwaal: bv. een rijke is nooit schuldig bij een auto ongeval, hij stopt de politie 10.000 rupia toe en gaat dan vrij uit. Het zaken doen gaat op dezelfde manier. Een eigen zaak opzetten kan door een buitenlander alleen op naam van een Indonesiër. Er zijn maar twee soorten mensen, rijke en arme. Er is niet veel veranderd na de zogenaamde "bevrijding" er zijn alleen andere bazen gekomen. Ten opzichte van de Nederlanders zijn er weinig haat gevoelens.
90
De hygienische toestanden zijn door geldgebrek vaak allerbelabberdst. Water is altijd gevaarlijk om zo te drinken, rioleringen zijn vaak open. Ratten en ander ongedierte tieren dan ook levendig, toiletten hebben zelden een werkende stortbak, de Javaan spoelt zijn achterwerk met de hand met water. Kortom, goed opletten en altijd toiletpapier en kleine toiletdoekjes in de tas meenemen. Het eten is in het begin lekker, maar op den duur vrij eentonig; vooral omdat wij koude gerechten, verse groenten, en het eten bij één van de duizenden stalletjes niet aandurven. De afwas gebeurt daar de hele dag in dezelfde emmer of in de vieze kali. We zagen alleen een paar warenhuizen in Jakarta en Bandung, voor de rest wordt alles verhandeld langs de straat en op de markten. De Godsdienst, 90 % Islam, speelt een zeer belangrijke rol in het leven en de zeden. Wij zijn hier toevallig met de Ramadan, al om 4 uur worden we op sommige plaatsen gewekt door eentonig gezang, (schriftvoorlezing geloof ik) uit geweldige luidsprekers. Je went er aan, het hoort er bij, zoals al die andere geluiden: de luidsprekers van vele, vele verkopers, auto's die altijd toeteren, de vele stinkende brommers, scooters en kleine motorfietsen, en de mensen die je steeds vragen of je, ijswater, fruit, taxi, driewieler, batik of iets anders wil hebben. Een oudere man zei dat zoenen nu soms wel op straat voorkomt, wij zagen dat overigens nooit. Een Noor, die hier al 8 maanden werkt zei, dat, als ik zonder Bea een paar honderd meter van het hotel zou lopen, er minstens tien meisjes hun diensten zouden komen aanbieden. Indrukwekkend is het verkeer en het openbaar vervoer. Vaak zeer slechte, en altijd nauwe wegen, vol toeterende bussen, vrachtwagens, colts (kleine busjes) en wat auto's die allemaal proberen te passeren en de ossenwagens, paardenkarretjes, driewielers, motorscooters, fietsers en voetgangers, vaak met enorme lasten, die elkaar in de berm drukken. Dat alles is overtrokken met een mist van uitlaatgassen, het gevolg van slecht afgestelde motoren, slechte brandstof, of beide. Als je in een minibusje zit, zie je soms erg weinig, omdat de chaufeur tevergeefs probeert een vrachtwagen te passeren, waarvan de 8 cm dikke uitlaat lijkt op een pas opgestookte stoomlocomotief. Het reizen met trein, bus en minibus zoals de bevolking zelf doet, is wel de manier om het, op een het land eigen wijze, te beleven; je komt er dan wat dichterbij. De stroom van jongetjes en vrouwen die op elk bus- of treinstation naar binnen dringt om hun ijswater, flesjes thee, vruchten, rijst in pisangblad gestoomd, enz. aan te bieden is een belevenis op zich. Dat er gemakkelijk 4 mensen op de voorbank van een soort VW-busje kunnen zitten, wist ik niet; als de chauffeur wil schakelen, moest ik één been onder het stuur schuiven om ruimte te maken! Vele busjes zijn zeer, zeer oud, als je dan een berg afslingert en je ziet de chauffeur 8 keer pompen, elke keer als hij remt, dan denk je toch wel eens aan de autokeuringen thuis. De mooiste ritten gaan over de passen door de bergen. Onvergetelijke vergezichten over de dalen vol sawah's, doorsneden door kali's met wassende, badende en poepende mensen en vele in het water spelende kinderen. Het ploegen van de ossen in het water, de als lastdieren sjouwende of rijst plantende vrouwen, de statig voort sjokkende karbouwen, de tienduizenden trappende mannen op hun driewielfietsen, allemaal indrukken van een land waar ik niet zou kunnen wonen, maar waar ik zeker straks met heimwee naar terug zal verlangen. 91
Terug in Australië. Bea gaat weer verder met het dagboek. In Brisbane wacht ons een zwaar karwei omdat de motor, en alles wat onder de vloer ligt, weer onder water gestaan heeft, net als in Nieuw-Zeeland, gelukkig is het zoet water deze keer. Leen van "Why Not" is zelf met zijn schip losgeslagen toen het water door de aanhoudende regen met 12 knopen door de rivier stroomde, en hij kon dus bij de Polka komen. We kunnen met frisse moed aan de slag, genoeg te doen! 2 t/m16 juli 1983. Met de boot midden in Brisbane liggen betekent niet alleen dat er gewerkt moet worden, maar ook de omgeving moet bekeken worden en er zijn nieuwe mensen om te leren kennen. Als de motor, de accu’s, enzovoort weer werken en alles weerschoongemaakt is, gaan we achter zeekaarten aan en een dagje met Bob en Lea van “Lissa" mee. Ze hebben een heel kleine tweede hands autootje gekocht, die we bij elke oprit naar boven moeten duwen, zo klein is het motortje. We gaan naar het railway-museum, en natuurlijk het scheepvaartmuseum. We picknicken bij de rivier, en ’s avonds komt Leen om te kaarten, waarbij veel gelachen wordt, vooral als Leen een van z'n Amsterdamse uitdrukkingen laat horen en bij een slechte hand kaarten bromt dat-ie beter "fietsen kan gaan stelen". We genieten van een onverwacht bezoek van Harm en Ottelien uit Nieuw-Zeeland. 17 juli De prachtige klanken van Beethovens Pastorale waren deze avond in onze gezellige en door de petroleum lamp heerlijk warme kajuit te horen; een mens is gauw gelukkig toch. 18 juli We gaan op dierenverkenning, eerst naar een park met koala's, kangeroes en een aquarium met het zeldzame vogelbekdier. In de middag zijn de planten aan de beurt, de Botanical Gardens met onder meer prachtig bloeiende cactussen. 19 t/m 24 juli Elke zondag is er een life-concert in de Botanical Gardens waar wij vlak bij liggen, deze keer is het rock en roll muziek; met duizenden mensen te zien, die hier op de groene heuvels naar het spektakel luisteren en hun picknick manden leeg eten en drinken. We gaan ook een paar keer naar de City-hall, het gemeentehuis dus, waar verschillende brassbands optreden; al die optredens zijn gratis. 25 juli Je houdt het niet voor mogelijk maar eindelijk is onze Sat. Nav. terug uit Engeland. Willem moest in de hitte wel kilometers lopen langs allerlei instanties op het vliegveld.
92
Intussen heb ik voorraden ingeslagen ,die netjes op de steiger afgeleverd zijn, en ik heb 38 potten vlees ingemaakt. 26 juli t/m 4 aug. We maken nog een bustocht de bergen in samen met Leen. Wat een uitgestrekte grootsheid, urenlang heuvels en dalen, wouden en riviertjes, met zo nu en dan een klein groepje huizen. We gaan ook naar een boemerang-farm, waar we natuurlijk die gekke kromme houten dingen moeten uitproberen, wat bij mij maar voor de helft lukt, de Kookaburra's lachen me uit, de rotvogels, nou, ze doen maar. Het hoogtepunt is een wandeling door een regenwoud, compleet met waterval, erg mooi. 6 aug. We hebben weer genoeg van de grote stad, dus gooien we om 8.30 de lijnen los, nagezwaaid door Bob, Lea en Leen; goede vrienden vaarwel zeggen is één van de minder prettige dingen van het zwerversleven dat we leiden. We ankeren met een beetje moeite bij Moreton eiland, Tangalooma point. De motor doet het niet bij het ankeren, dus het voorzeil weer gauw omhoog. Vervolgens laten we het anker te vroeg zakken en dreigen op een ander schip te zakken; dus als de weerga het zeil weer een eindje omhoog, zodat we de ander net vrij zeilen, en het anker er weer in. Je voelt het wel in je armen, al dat touwtje trekken na 3 maanden niet zeilen. Het losse draadje van de startmotor is gelukkig gauw verholpen. 7 aug. Bij het vertrek om 7.15 horen we een raar geluid bij de motor, dus gaan de zeilen er gauw op om niet op de bank te spoelen waar we vannacht rustig achter lagen. Dat rare geluid blijkt gelukkig alleen maar een colafles te zijn die heen en weer rolt. Om 1500 leggen we aan bij de jetty van Mooloolaba. Bij de jachtclub staat een bordje “Members only”, en om in het clubhuis te komen moet je een sleutel hebben. Maar niet getreurd we kopen als troost een stukje gebakken vis en het bier aan boord is te drinken. Na een uurtje krijgen we bezoek van één van de vele Schotten uit Zeeland, die natuurlijk veel familie heeft in Zierikzee. We hebben hartelijk gelachen om hun vele verhalen. Ze willen met alle geweld dat we nog een paar dagen blijven om met ons rond te toeren, maar we willen verder, want Mackay, waar we een afspraak hebben, is nog ver weg. 8 aug. We varen 60 mijl op de motor en eindigen met een zenuwslopende doorvaart tussen zandbanken bij de zuidelijke doorvaart van Fraser eiland. Door het hoog opstuivende water en de felle zon zijn de bakens op de wal zeer slecht te vinden en het is wel zaak om die dingen goed in lijn te houden, want anders kan het serieus fout gaan. Willem heeft gelukkig een heel goede verrekijker, maar het water staat nog in m'n handen als ik dit opschrijf. Het anker laten we eerst vallen in 2 meter water bij Inskippoint, waar de ontzettend grote pelikanen hun strandgebiedjes goed bezet houden, maar wat verderop lijkt het ons leuker. Heerlijk is het daar, wat een zalige rust, een lang, smal strand met er achter bos, bomen vol bontgekleurde papegaaien en hele kleine honingvogeltjes.
93
In het water zijn er dolfijnen en de enorme pelikanen koersen als kleine bootjes langs het strand, waar duizenden minikrabbetjes voor ons weglopen. 9 aug. Met alleen de kluiver op, die bol wordt gehouden door een klein windje, glijden we met het tij mee door het water tussen Fraser-eiland en het vaste land. Dit tochtje kan alleen met opkomend water, want met bijna hoog water moet je de plek waar met laag water het vee oversteekt voorbij zijn; met onze diepgang kan het ook alleen maar in de week rond springtij. Wat een prachtig gebied, we komen uren lang geen mens tegen. Op de kaart lijkt het zo'n smal watertje, in werkelijkheid is het tweemaal zo breed als de Oosterschelde. Ondanks dat we de bakens steeds goed in lijn te houden, gaat het even mis bij de oversteekplaats. Het water is glad, maar er loopt twee knopen stroom, en ineens worden we rond gezwiept en liggen met aardig wat helling aan de grond! Gelukkig is het nog niet helemaal hoog water, dus spoelen we na een kwartiertje weer verder. Met het vallen van de avond ankeren we in de Crossover van Great Sandy Street, waar we in de avond genieten van een absolute stilte, die alleen af en toe doorbroken wordt door wat vogelgeluiden, terwijl de miljoenen sterren door het gladde water weerspiegeld worden. 10 aug. Fraser eiland is bekend om het speciale zand; we maken een strandwandeling langs de veelkleurige zandheuvels van het eiland. Als we weer terug komen bij de dinghy, komen er een paar Aussie-jachten in de buurt liggen, ze komen die avond met z'n allen bij ons koffie drinken. 11 aug. We gaan naar het stadje Maryborough, een eindje de rivier op; ja, ja, als je Australia wilt bekijken dan moet je flinke afstanden afleggen. Bijna vier uren varen we op de motor de Mary-river op, meegenomen door een forse stroom, dwars door modder-vlakten met zo nu en dan zeer weinig water onder de kiel. We ankeren in de buurt van ongeveer tien andere jachten, en dan begint het zo hard te waaien, tegen een sterk tij in, dat Willem als ankerwacht aan boord blijft terwijl ik gauw de stad in ga om de wat voorraden aan te vullen. . 12 t/m 14 aug. Maryborough is een aardig plaatsje. In een groot en mooi aangelegd park zijn baantjes aangelegd voor de mini stoomtreintjes die door de clubleden helemaal met de hand gemaakt zijn, prachtig om te zien hoe alles werkt. Maar we moeten weer verder, dus in twee dagen zakken we de stille rivier weer af, waarbij het Willem lukt om van dichtbij dia's te maken van de grote pelikanen, die met hun donkere knorgeluiden laten merken dat ze deze vreemde eend in de bijt wel degelijk in de smiezen hebben. Het weer is zo zo, soms pikzwarte luchten, die hun sluizen boven ons openen daaraan voorafgegaan door behoorlijke windstoten, maar je weet het : komt de wind voor de regen, dan kunnen je zeilen er wel tegen. 15 aug.
94
De tocht naar de Bernett-river, waaraan Bundaberg ligt, is niet moeilijk, in het begin is het even zoeken naar merktekens en boeien, en er is enige verwarring als blijkt dat een rode boei in werkelijkheid een man met een rood vest in een roeibootje is. Met het vallen van de avond ankeren we in het kleine haventje bij de ingang van de rivier. 16 aug. Het is weer vroeg op pad vandaag, misschien te vroeg want buiten de haven gaat alles niet zo vlot, er schieten zelfs knopen in de schoten; bovendien is het slecht weer, veel wind, gelukkig achterlijk, maar het is een rot zee, dus we voelen ons niet helemaal senang. We maken wel goede voortgang met de bollejan op. Bij de laatste kaap is het even spannend om het goede padje te vinden tussen een paar groepen rotsen door, maar om 1700 ankeren we in Pancake-Creek. 17 en 18 aug. We hebben eerst weer eens een ouderwets dagje, met een strand wandeling en wat vissen, gelukkig zijn de vele sand-flies niet al te hongerig. Dan varen we naar Gladstone, waar we langs een pier kunnen liggen. Het is al duidelijk te merken aan de temperatuur dat we in de buurt van de tropen komen. 19 en 20 aug. We hebben een paar gezellige dagen in dit industriestadje met z’n grote aluminiumfabrieken; we maken kennis met de buren, Jimmy en Noleen. Later ontmoeten we Heinz, en die neemt ons in de auto mee naar de grote stuwdam die onder zijn leiding een eind verderop in de rivier wordt aangelegd. Daar zit veel aan vast, we bekijken veel en krijgen een paar uur technische uitleg, waar Willem maar niet genoeg van kan krijgen, er zit veel aan vast om zo’n dam te maken. Wat zijn de mensen in de kleinere plaatsjes toch veel aardiger en gastvrijer dan in de grote steden; hoe zou dat toch komen? 21 en 22 aug. We gaan naar Cape Capricorn. Het eerste stuk tussen zandbanken door en om eilandjes heen varen we achter Jimmy en Noleen van de "Aletta” aan, die een goede kaart hebben van dit gebied. Dan volgt er een kust van duin en strand, kilometers lang, waar weer geen mens te zien is. We proberen aan het eind van de middag nog om naar Yellow-Creek te varen, daar is een enorm stuk duin dat geeloranje van kleur is, maar na 2 maal vast gezeten te hebben geven we dat plan maar op en gaan terug naar de kaap. De volgende dag varen we met prachtig weer naar Great Keppel Island, waar we om 1700 ten anker gaan. 23 aug. We vertrekken om 7.30 het is mooi weer, er staat weinig wind, en zelfs met de spi op, gaat het langzaam, het wordt een race tegen het daglicht, die wij verliezen. Het is prachtig om te zien hoe de lucht nog rood is van de ondergaande zon terwijl in het oosten de volle maan net boven de heuvels uitkomt en het water aan die kant een zilveren kleur geeft, maar voor ons zit er niets anders op dan te proberen om met behulp van de radar in het donker de baai van CLINTUN PORT binnen te komen.
95
Als we later in het volle maanlicht zitten te eten en naar Mendelssohns vioolconcert luisteren, komen de zenuwen weer tot rust.
24 aug. Vandaag blijven we een dagje liggen; van een klein Aussie-jachtje, dat even langszij komt voor koffie, krijgen we een enorme krab, voor de lunch. Willem brengt de middag door met zeilen in de vouwdinghy. Ik zeg nog tegen hem: val nou niet in het water, denk aan de haaien, en ja hoor, bij het aanleggen gaat hij kopje onder, het bootje tot de rand toe vol en alle kleren zout! 25 t/m 28 aug. We zeilen weer een stukje verder en liggen in verschillende mooie baaitjes, zoals Island Head Creek, waar Willem een paar uur met een visser mee gaat om netten te lichten in de mangroves. Visserman en z’n drie jongens lunchen eerst bij ons, nou het aantal tosti's dat er in gaat is ongekend. Maar het moet gezegd, ze komen niet met lege handen: 4 broden, een soepkip en 3 kg vlees van een in het wild lopend koebeest dat ze net geschoten hebben. Townsend Bay is tamelijk rollerig, dus gaan we de volgende morgen om 6 uur al weg. Om 10.30 ankeren we vlak bij een visboot, de “Karina” , van Siggi en zijn vrouw Helga, tussen Duke- en Tynemouth Island. Willem gaat al gauw met Siggi netten lichten, Later bezoeken we een familie die op Marbel Island woont. Beladen met sinaasappels, gaan we in het donker terug, dwars door gras en lage bush, we moeten maar niet aan de slangen denken. Ik val en zit dan helemaal onder de klitten. Er liggen veel stenen langs de kant, het water is intussen opgekomen dus moeten de broeken uit om bij de bijboot te komen die een paar honderd meter van de kant ligt, en ja, we weten wat voor gevaarlijke beesten er hier allemaal in dat donkere water zitten! 29 en 30 aug. We hebben een paar leuke dagen samen met Siggi en Helga. Willem verandert zowat in een visser. Als de netten niet helemaal stuk gemaakt zijn door de haaien brengen ze een soort makrelen mee van wel 10 kg. per stuk. Helga snijdt er met een flitsend mes mooie filets van, die meteen in een grote diepvries gaan. De filets brengen topprijzen op in Japan. De half afgevreten vissen die soms in de netten zaten, smaken voortreffelijk. 31 aug. t/m. 6 sep. Curlew Island, onze volgende ankerplaats, heeft een mooie, zij het wat open en rollerige baai, waar we het rijk helemaal alleen hebben; de strooptochtjes langs het strand leveren alleen maar een paar kleine schelpjes op. Na twee dagen gaan we op weg naar Mackay waar een heleboel post, plus een onderdeel van de kachel, op ons ligt te wachten.
96
Er is daar ook één of andere vliegfestiviteit aan de gang en we zien boven onze mast een staaltje van stuntvliegen, nou dat liegt er niet om, zo nu en dan houden we onze adem in. De voorzieningen voor jachten zijn hier niet best: je ligt tussen palen in een uithoek waar de weg te bereiken is na een half uur roeien, of via een klim-en klauterpartij over rotsen en gesteenten, die vaak nog los liggen ook. Dat is niet zo makkelijk met twee vouwfietsen en een heleboel tassen met voer, maar ja als je het al te nauw neemt kom je nergens. De was doen we op een steiger naast de sleepboten, dus dat is ook weer gebeurd. We zijn blij als we weg kunnen, na een paar dagen liggen we in één van de mooiste ankerplaatsjes die we tot nu toe in Australië gehad hebben: Port Newry; tussen twee eilandjes in, met het zicht op de bossen en in de verte de bergen op het vaste land. Tegen het eind van de middag komt Siggi aan boord, hij woont een eind verder op en wordt gebracht door een oestervisser, die een ontzettende "dorst" heeft, zo aan z'n oogjes te zien lijdt hij daar al een paar dagen aan. Drinken kunnen ze goed, die Aussies, haast altijd alleen maar bier, maar ze kunnen er goed tegen en we hebben een gezellig uurtje met elkaar. 7 t/m 10 sep. We gaan naar het huis van Siggi en Helga, waar Willem meehelpt met het in elkaar zetten van een nieuw net, terwijl Helga en ik de verschillende, zelfs Nederlandse, buren met een bezoek vereren, erg leuk. De mensen hebben hier flinke stukken land waar ze mestkoeien en fokpaarden op laten lopen. Zaterdag is het weer anker op en na een rustig zeiltochtje ankeren we een paar uur tussen Blacksmith- en Ladysmith-island, waar heel aparte steenformaties te zien zijn. Een eindje verderop liggen Hamer-, Aambeeld- en Blaasbalg eiland, Willem begint zich al aardig thuis te voelen. De ankergrond is onbetrouwbaar, dus zoeken we een ankerplekje bij Thomas Island. Tussen de vele vogelstemmen horen we ook het gekras van zo ’n stuk of tien enorm grote witte kaketoes, die niet op het gezelschap van een kraai gesteld zijn. 11 sep. t/m 14 sep. Wij vertrekken om 14.00 uur op de motor naar Turtlebay in de Whitsunday islands. Dit is een bekend zeilgebied van de Aussies, met veel mooie eilanden en zo'n 70 grote en kleine baaien met vele witte strandjes, jammer genoeg is alles begroeid met bush, en er zijn vrijwel geen smalle bospaadjes; en in de toerist resorts hebben we geen belangstelling. Als we wat vangen bij het vissen dan moeten de boeken goed bestudeerd worden om te kijken of het wel eetbaar is. De riffen vinden we tot nu toe niet erg mooi.
97
Uit een brief van Willem: We liggen eerst in een diepe inham voor driekwart vol met mangrove-bossen, dat zijn bomen met luchtwortels, droog bij laag water maar in meters hoog zout water bij hoog water. Tussen de bomen een wir-war van bevaarbare geulen en inhammen met daarin wat korven om modder- krabben te vangen, die zijn zo groot als onze zee-krabben. Ik ga mee om te helpen de korven te lichten. In een boom zit een visarend op z'n nest en we moeten uitwijken voor zeeschildpadden die soms bijna een meter groot zijn, ze steken regelmatig hun vierkante kop als een periscoop omhoog, maar soms liggen ze ook aan de oppervlakte te zonnen. We hebben maar 8 krabben in 60 korven; maar die zijn wel ruim 50 dollar per stuk waard! Van deze en gene hebben we er tot nu toe al drie gekregen. Een aardig volkje hier! Bij een groep prachtige eilanden ontmoeten we Sigi en z'n vrouw die daar, met een grote koel-installatie aan boord, met 4 netten aan het vissen zijn. De netten liggen ruim 6 km. uit elkaar en worden bij zonsopkomst en zonsondergang leeg gehaald. Het varen daar tussen de vele eilandjes en riffen met de speedboot is een belevenis die ik nooit zal vergeten. Er wordt met 7" mazen op Spaanse makrelen gevist die 10 tot 30 kg. wegen. Sigi legt een lief klein aaibaar haaitje in m’n schoot, die het kennelijk wel leuk vindt boven water, maar de grote haaien maken grote gaten in de netten en vreten de vis aan. Bij de tegenvallende Whitsundays snorkel ik samen met een lokale kennis; de riffen zijn niet half zo mooi als in de West-Indisch of bij de Pacific eilanden, en vanwege de haaien, zeeslangen, dodelijke kwallen, steenvissen, super-morenes, en dichtklappende grote schelpen voel ik me niet zo erg op m’n gemak, onbekendheid zorgt voor een overdreven angst. Eén van de eerste vissen die ik vang lijkt op een lekkere leatherjacket , maar als ik advies vraag bij een visser dan zegt hij: smijt maar weg, nog niet goed voor aas, 't is een toadvis en die zijn heel giftig. Tot nu toe vind ik het een ruw, erg groot, en rijk land met z’n mineralen, ertsen, kolen enzovoort, met over het algemeen eerlijke en behulpzame mensen. De bevolking is opgebouwd uit aboriginals en mensen uit vele landen, van de weggestuurde adel en vele veroordeelden uit Engeland tot de hongerlijders uit Ierland, versterkt met geronselde arbeidskrachten uit China, Inda en de Polynesische eilanden. Gelukkig is er ruimte genoeg. De politici doen een beetje schreeuwerig aan, zelf noemen ze dat de eerlijke benadering. Een land met een mooie toekomst, ook al door het nabij gelegen oosten.
98
Bea vervolgt met: 15 sep. t/m 17 sep. We vinden een mooie ankerplaats tussen Moll - en Planton Island, en zien hoe een zeearend de prooi van een ander afpakt en naar zijn nest brengt, machtige beesten. In verband met de harde wind die recht de baai in staat gaan we maar een paar dagen naar een wat kalmere baai, Bauer Bay bij South Moll Island. 18 sep. De grote dag van Earlie-beach, de dag van de "Fun-Race", waar zo'n 400 jachten aan meedoen, in 4 verschillende klassen ingedeeld. Wij doen mee in de klasse van 30 ft. en groter, in de cruiser afdeling . De bedoeling is om zoveel mogelijk plezier te hebben, het wedstrijd element komt op de tweede plaats, maar er wordt wel degelijk fanatiek gezeild, óók in de cruiser-klasse, wij zelf niet uitgezonderd natuurlijk, de blaren staan nog op m'n handen! We eindigen als 16e van de 140 jachten in onze klasse, niet slecht voor zo'n stel oudjes, en het zou nog beter geweest zijn als Willem niet zo afgeleid was door de boegbeelden, schone topless dames in de preekstoel, een belangrijk onderdeel van deze wedstrijd, waar ik helaas wegens gebrek aan bemanning niet aan mee kan doen. Bijna iedereen vaart met een glas bier in de hand, we hebben onze handen vol bij het ronden van de boeien, al bij de eerst boei scheelt het maar centimeters of we hebben een aanvaring. Maar het is een mooi gezicht, die lange rij van witte zeilen, aangevoerd door het voormalige Amerika’s Cup jacht “Gretel”. De Aussie's zijn natuurlijk helemaal in de ban van de America’s Cup race tussen Australië en Amerika, die deze weken aan de gang is. Op een heleboel jachten zie je 's nachts licht branden, want dan moet er geluisterd worden naar een direct verslag. Terug bij Earlie Beach gaan we naar de jachtclub, waar een totale chaos heerst, wat kunnen die Aussies drinken, de ene ijskoude stubbey na de andere. En de kleding waarmee ze zich in de club durven te vertonen, ongelooflijk, een echte Engelsman zou zich huilend omdraaien.. Bij de prijsuitreiking krijgen wij de prijs voor het jacht dat de langste vaartocht heeft gemaakt om aan de wedstrijd deel te nemen: een fles rum. Een zilveren plaatje met "Polka-Holland" er op gegraveerd komt op een enorme wisselbeker die in de club blijft. Dat zal, wat afstand betreft, waarschijnlijk nooit meer verbeterd worden! Maar dan hebben we het wel gezien en proberen, zonder helemaal drijfnat te worden, met de dinghy over het woelige water ons schip weer te bereiken. 20 sep. t/m 24 sep. De volgende anker plaatsen zijn: Stonehaven, White bay, Cid-harbour en Armitt Island. Het staat 3-3 bij de America”s Cup, met nog één race te gaan.
99
26 sep.en 27 sep. Wat een spanning en wat een race, de laatste beslissende race, wordt vannacht gezeild tussen "Liberty" en "Australia II". Niet alleen ontelbare Aussies maar ook Willem blijft op om oorgetuige (op de tv) te zijn van de eerste keer in 132 jaar dat een ander land dan Amerika de America's Cup wint. (met een verschil van 41 seconden). Wat zal er gefeest worden in het land van de kangeroes! 29 sep.t/m 10 okt. We liggen in Townsville, als het ware midden in de stad. De komende en gaande buren zijn vaak heel gezellig. Voor de rest is het zoals altijd in een grotere haven, een kwestie van karweitjes doen, met zo nu en dan een koffie bezoeker, die dan gelijk maar blijft lunchen, dan doe je niet veel, maar het is wel erg gezellig en met deze hitte moet je je niet te druk maken. 11 okt. Tai-Tai, de min of meer neurotische kat van buurman Jerry, bezorgt ons nog een spannend uurtje, voordat we om 7.30 de touwen los kunnen gooien. TT is ontsnapt toen zijn baasje Jerry naar een andere ankerplaats verhuisde. Het tamelijk agressieve beest komt, na genoten te hebben van de pleziertjes op de wal, bij ons aan boord, om 5.30 in de morgen, blazend, en met de klauwtjes slaand. Wij willen wel graag op tijd vertrekken maar TT denkt er niet over om van boord te gaan, hij wil na al de uitspattingen wel 's lekker pitten in ons vooronder. Gewapend met kussens en een kartonnen doos wordt de jacht geopend, want TT is letterlijk geen katje om zonder handschoenen aan te pakken! Tussen de benen door glipt hij iedere keer weer naar binnen, wat een toestand, maar uiteindelijk lukt het ons de doos over 'm heen te doen en zo wordt hij bij een andere buurman gedeponeerd. We gaan naar de Palm Islands, waar alleen Abo 's wonen, zoet gehouden met flinke uitkeringen, wat aan het geluid van grote buitenboordmotoren en jukeboxen duidelijk te horen is. De lust om aan land te gaan en wat nader kennis te maken met deze groep mensen, die zo duidelijk in een hoekje getrapt worden, vergaat ons. De Aboriginal kan overleven in de bush en woestijn, waar wij geen kans zouden hebben; maar hij heeft moeite met de westerse beschaving. Ze leefden vroeger vaak ondergronds, maakten jacht op vogels met hun boemerang en wisten zelfs water te vinden in een kurkdroge omgeving. Het waren ook echte menseneters, ze lustten vooral graag Chinezen want dat zijn vegetariërs, en dat verhoogt de smaak. Ook verslagen vijanden van de naburige stammen waar ze mee in oorlog waren, kwamen in de pan terecht, de laatste in 1956. 12 okt. We varen naar de mooie Zoe baai, aan de Oostkant van Hinchenbrook Island . We gaan met de bijboot aan land, waar we naar een waterval zoeken, maar niet vinden. De volgende dag ankeren we achter het rif van North island, één van de Brookseilanden. 14 okt. -17 okt Na een rollerige nacht gaan we naar een klein stukje van het Great Barrier Reef, volgens de Aussies het zevende wereld wonder. Nou, wij hebben wel mooiere riffen gezien. Deze riffen zijn aardig gevaarlijk, omdat ze niet boven het water uitsteken en dus zijn ze alleen te benaderen als de zon achter- of pal boven je, zodat je aan de kleur kunt zien of je in 100
de buurt bent, een goede uitkijk van af de giek, liefst hoger, is wel nodig om tussen de koraal hoofden door te kunnen varen. We komen tot de ontdekking dat onze Sat-nav het weer vertikt, we gaan hem terugsturen met een briefje er bij om aan te geven waar ze hem kunnen steken! We ankeren een paar nachten tussen de riffen, met nergens een stukje te zien dat boven water uitsteekt; best een rare gewaarwording. We maken nog een paar verkenningstochten over het rif en vinden een paar wat mooiere plekken, met koraal van fel lichtblauw tot fluweel groen, met alle mogelijke en onmogelijke vissen er tussen. In de middag varen we naar de beschutte haven van MOURILYEN, waar we de volgende dag de uren volmaken in gezelschap van Mary-Ann en Kevin van "Gondooloo". Daarna varen we naar CAIRNS. 18 okt.t/m 22 okt. We liggen tussen twee palen, en moeten een behoorlijke afstand af leggen naar de jachtclub, waar we de bijboot kunnen parkeren. Jimmy en Norleen van "Aletta" die we eerder in Gladstone ontmoetten, liggen naast ons. We zeilen mee als crew op "Aletta" met een race op de rivier, georganiseerd door de Australische Marine. Willem geeft het na een paar uurtjes op om fanatiek te wezen want Jimmy, die er niet van houdt om schrammetjes op z'n schip te krijgen, blijft alle jachten voorrang verlenen. We eindigen als 40e van 41 jachten, kon beter. 23 okt. We willen nog wat meer van Australië zien en maken een treintochtje met de " Scenic tourist train" van Cairns naar Kuranda, prachtige vergezichten, diepe dalen en hoge gebergten, zo nu en dan een waterval. We maken kennis met Denis en Larry, geologen, die een Hollandse maaltijd bij ons nuttigen: erwtensoep en spekpannekoeken (bij een temperatuur van 30 graden), ze brengen vele interessante gesteenten mee, en de gesprekken gaan nu eens niet over zeilen en boten. 24 okt. Vandaag is het een werkdag, maar we brengen een bezoek aan Lydia en Harry van "Fancy Free" die een week geleden hun eerste baby kregen. 25 t/m 30 okt. Samen met Noleen en Jerry van "Aletta" huren we voor drie dagen een autootje en maken een lange trip door het achterland van Cairns. Het laag gelegen gedeelte wordt beheerst door suikerriet. Het is bijna het eind van de oogsttijd, de regens kunnen ieder ogenblik losbarsten. In de avond zien we grote vuren waarmee de velden worden afgebrand, alle losse takken en bladeren verdwijnen dan en de rietstengels, die veel vocht bevatten, blijven staan om de volgende dag door machines geoogst te worden. Smalspoortreintjes brengen de gebroken stengels naar de fabriek. We bezoeken verschillende fraaie bergmeren: Lake Barrine en Lake Eacham, dat een prachtig picknick plekje is en waar Willem de temperatuur van het water van het bergmeer uitprobeert. Er zijn prachtig in bloei staande bomen, het is voorjaar hier: Jacaranda met z'n paarse- en de Flametree met z'n rode bloemen sieren de wegen van de kleine plaatsjes. Het Table-land is zeker de moeite waard. 101
Woensdag gaan we Noordwaarts met als verste punt Port Douglas; de terugtocht gaat gedeeltelijk door Australisch bush-land. We klimmen over een gedeelte van Mount Malloy en hebben dan een schitterend gezicht over Cape Tribulation. Een bezoek aan een historisch dorp waar we langs komen is een hoogte punt; het laat iets zien over het leven van de blanke pioniers. We eindigen met een bezoek aan de Boulders en de Josephine waterfalls, waar Willem als een soort Tarzan zwaaiend aan een touw het koude water in springt en glijbaantje speelt op de grote boulders waar het water over heen stroomt. Wie draagt er tongs, drinkt stubbies, eet pies en roept: "Hi mate, how'r doing"? A real Aussie! 31 okt. Vandaag gaat Willem met Larry mee voor een trip van een paar dagen de bush in, voorbij Coocktown, ondanks de slangenverhalen die ik de avond tevoren vertelde. Verhaal door Willem over zijn tocht naar het woeste noord-oosten van Australië: Larry, de geoloog, nodigt Bea en mij uit voor een trip van een paar dagen naar z'n werk en omdat Bea geen zin heeft in dat gehobbel en kamperen in de wildernis, moet ik nu een verhaaltje schrijven over m’n belevenissen daar. De vertrek dag, 31 okt.1983 begint met een uur wachten, Larry heeft zich verslapen omdat hij de avond te voren, na een paar biertjes met ons op zijn club, drie uur op het politie bureau mocht zitten! De tocht gaat naar het kamp bij Starvation Creek tussen Mount Poverty en Mount Misery, (veelbelovende namen) iets ten zuiden van Cooktown. Heen over de makkelijke weg, terug zullen we over de beruchte "Overland Telegraph Line" -track gaan. De eerste 3 uren van de heenreis hebben we een verharde weg, de volgende 5 uur niet meer, dan is het allen maar dik stof en kuilen. De beste snelheid ligt rond de 45 km, dan komen de wielen net van bult op bult! Langs de weg zien we ibissen, wilde turkeys, verschillende soorten kleine kangoeroes en nog veel ander vreemd gedierte. De 12 km. van de hoofdweg naar het kamp bij de boorplaats loopt langs bergwanden en door riviertjes, en is speciaal en alleen voor deze proefboring, aangelegd. Na afbraak van het kamp zal het na 2 jaar weer volkomen overwoekerd zijn, zo snel gaat dat in een regenwoud. 's Avonds om 7 uur in het kamp worden we verwelkomd door boor-baas Andy en z’n twee boys en de onvermijdelijke blikken ijskoud bier. Even later zitten we gezellig rond het kampvuur, waar al gauw grote stukken vlees op een zware stalen plaat liggen te roosteren. De bomen staat erg dicht rond het kamp van 4 slaaptenten, een toilet-tent en een open douche, en dat is wel eng als je de ruimte van de zee gewend bent. Hier zit het vol met allerlei ongedierte, geluiden en geritsel. 's Avonds ga je met een gaslampje in de hand naar het toilet, en daar zit altijd een hele grote pad naar je te staren, die nergens bang van is omdat-ie zo giftig is dat niemand, zelfs de slangen niet, hem wil hebben. Dan moet je altijd eerst kijken of er geen giftige spinnen aan de wc-bril hangen. Na gedane zaken strooi je een beetje as van het kampvuur er over en klaar is Willem.
102
De douche met warm- en koud stromend water, krijgt z'n druk van een vat dat in de bomen hangt, net boven een vuurtje, dat eens per dag opgestookt wordt. Het water komt via pijpen uit een nabij gelegen riviertje. Nooit beter of zuiverder water gehad in m’n leven. Ik slaap in de verste tent, en na alles dubbel dichtgeritst te hebben val ik als een blok in slaap met het geluid van stampende wallebees in m’n oren. Een prachtig concert van allerlei vogels: o.a. de " hammerbird", (net of er twee stukken hout op elkaar worden geslagen) en de "whipbird" (net een zweep), maken het ontwaken tot iets heel bijzonders, zo mooi komt het maar zelden voor in een mens z’n leven. De tweede dag van de trip moet er gewerkt worden (door Larry), op weg dus naar de boorinstallatie om de resultaten van de laatste week te bekijken. Ze zitten 400 meter diep, het is bijna allemaal graniet en ze zoeken naar tin. De Shell zit hier dichtbij met een andere boorstelling en investeert een heleboel geld met hetzelfde doel: voldoende tin vinden om de exploitatie rendabel te maken. Ze zijn nu, na 6 jaar onderzoek en ongeveer 400 proefboringen, zo ver dat ze kunnen beginnen met een schacht voor een mijn. Zelfs dan kan zo'n miljoenen verslindend onderzoek nog op niets uitlopen. Alles begint, na het bestuderen van kaarten enzovoort, met een paar geologen die gedurende een paar jaar met hun rugzak om langs riviertjes en door de bijna onbegaanbare bush trekken om een eerste indruk te krijgen van het gebied. Een mooi, maar zwaar en risicovol werk: slangen, krokodillen, ziekte en ongeval, kunnen fataal zijn omdat er geen contact is met de buitenwereld. Larry heeft dit werk ook gedaan en is 2 jaar geleden door een vreemde typhus-muskiet gestoken, hij haalde net op tijd, doodziek, het ziekenhuis, maar een stukje van z'n hersens is zo aangetast dat hij wat geheugen kwijt is en nog steeds last heeft van wat zenuwen in z'n benen. Tijdens die tocht hebben ze wel een paar prachtige onbekende watervallen ontdekt, en dat vergoedt veel, vindt hij zelf. Rond het middag uur gaat de boormotor stuk, dus terug naar het kamp om op de man van Shell te wachten die een speciaal fototoestelletje komt brengen, wat ze dan hier mogen gebruiken, dat miniatuurdingetje kost ongeveer f.50.000,- en het maakt nog niet eens mooie foto's ook. In het toestelletje zit een klein kompasje en een hellingmetertje; het geheel laten ze in de 400 mtr. diepe boorschacht zakken om te kijken waar de boorkop zit en in welke richting ze aan het boren zijn, zodat ze dan kunnen proberen het een beetje bij te stellen als dat nodig is. De boor wijst naar 268° en de hellinghoek is 48 graden, de mannen zijn redelijk tevreden maar ze willen de boorstelling iets wijzigen om te proberen iets steiler te boren. Op weg naar het boorkamp zien we o.a. een " bowerbird ", een zwarte gifslang en een wild varken. De rit is zeer lastig, het heeft een beetje geregend en er komen kettingen rond de banden; we moeten het laatste stuk lopen. De Shell-auto haalt het tot boven aan toe, maar op de terugweg raakt hij in een slip, die eindigt met de auto, dwars op de weg, klem tussen twee bomen. Er moeten lange boorpijpen gehaald worden, om als hefboom te gebruiken om de auto uit z'n ingeklemde positie te bevrijden. Iedereen zit tot over z'n oren onder de dikke rode modder, maar tot m'n grote verbazing geen gemopper of gevloek, nee, iedereen heeft grote lol! Deze mensen komen zo vaak in moeilijkheden dat ze wel geleerd hebben, dat kankeren beslist niet helpt bij het oplossen van problemen.
103
Iedereen blijft gezellig eten (en koud bier drinken) in 't kamp. Volop sterke verhalen van- en over mensen en gebeurtenissen in dit wilde gebied. Er zijn deze keer aardappelen in de schil met hele gekookte uien, erwten, peentjes, veel vlees met een kaassaus en papaya met yoghurt toe. Koken, dat kunnen die mannen (en ik afwassen)! De derde dag gaan we voor boodschappen naar Cooktown; de stomp van de boom waar Cook z'n schip gekrengd heeft nadat het op het rif gezeten had, staat er nog. Een beroemde stad, met vele duizenden inwoners in de tijd van de goudzoekers. Op de rit er naar toe stoppen we even bij "Black-Rock", een enorme berg van op elkaar liggende granietblokken, bedekt met een zwarte fungus, met grote holen, gangen en ruimtes met water er in. In de tijd van de eerste goudzoekers werd de berg door de Aboriginals vaak gebruikt als schuilplaats als ze moeten vluchten nadat ze een paar blanken of Chinezen hadden geslacht en opgegeten. Overigens vonden ze Chinezen het lekkerst, die smaken naar zoet varkensvlees, terwijl de blanken taai zijn, en zouterig smaken. Tijdens de terugrit stoppen we even in de beroemde "Lions-den Hotel", nog steeds een centraal punt voor de tin-miners, en nog helemaal in stijl. Larry kookt deze avond een soort voortreffelijke rijsttafel en ik was weer af. Op de laatste dag beginnen we met een bezoek aan de buren van het kamp; hij is een "tinminer" maar kan nu niet veel doen omdat-ie vier jaar geleden tijdens een ruzie met een buurman, door diens vrouw in z'n zij werd geschoten. Hij heeft veel pijn en is nu toch maar een proces begonnen. Hij demonstreert eerst de oude manier: uitwassen met de handpan. Tegenwoordig werken ze met een spuitkanon waarbij het water, dat van kilometers ver weg door houten goten naar het werk komt, de metersdikke bovenlaag los- en wegspuit waardoor het veel zwaardere tin naar beneden kan zakken om te worden opgevangen. Dat is oppervlakte werk, men zoekt naar tin-korrels. Dit in tegenstelling tot wat o.a. Larry voor de Shell zoekt in het graniet; dan moet het graniet gemijnd en verpulverd worden om het tin er uit te kunnen halen. Er staat een enorm grote "strengling-fig-tree" en ze hebben een tamme, vrij rondvliegende witte kakatoe, maar de tamme wollaby (kleine kangoeroe ter grote van een schaap) die ze hadden, is helaas de vorige week opgegeten door een python. Zelf trap ik op een gifslang in de moestuin als ik daar rondkijk. Larry beweert dat er hier geen gifslangen zijn, maar als ik hem er bij haal, komt hij daar op terug, gelukkig bleek de slang dood te zijn. De weg terug naar Cairns en “Polka”, is werkelijk spectaculair; vanuit heel Australië komen de liefhebbers hier naar toe om deze prachtige, maar moeilijke weg te rijden. Een klein buitje, en het superfijne stof verandert in een zeer slemperige brei. Speciaal voor mij, om een spectaculair stukje film te maken, rijdt Larry iets te hard door de laatste rivier waar we door moeten. Ondanks de verhoogde luchtinlaat komt er water in de motor, en die slaat muurvast, zodat hij voor de laatste 70 km een sleepwagen moet laten komen. We hebben sinds het ontbijt geen tijd gehad iets te eten, hier staat één gebouwtje, een superklein winkeltje, en het is tot zeven uur open, nog vijf minuten dus, en we kunnen er zowaar een paar “pies” kopen; misschien niet de beste kwaliteit, maar ze smaken ons prima! Al met al een paar prachtige, leerzame dagen vol avonturen. Van Larry krijg ik later een boekje: "The tin-scratchers", een prachtig verhaal over tinmijnen in het verre Noorden. Op veel van de plaatsen in dat boek, daar was ik ook, geweldig toch!
104
Bea schrijft weer verder: 1 nov. Vandaag is het dè grote dag voor het gokkend gedeelte van de Aussies, en dat is zeker 3/4 gedeelte van de bevolking. Het is de dag van de Melbourn-Cup race, die hier net zo bekend is als de Ascot-Race in Engeland. De Yachtclub, die 3 tv’s neergezet heeft, zit stampvol. Nou het is dan ook spannend hoor, Kiwi, het paard dat gedurende de eerste helft van de race helemaal achteraan ligt, werkt zich in anderhalve minuut naar voren en wint! Het gegil en geschreeuw is oorverdovend. Daarna wordt er in de club een kikker race gehouden, kikkers met een nummer op moeten over een lijn huppelen. Nou dat is ook een pandemonium, het zijn net een stel kleine kinderen, maar wel met een boel geld, dat in al die weddenschappen wordt gestoken. Ik heb me als niet gokkende toeschouwer toch zeer vermaakt. 2 nov. t/m 10 nov. Voorbereidingen, karweitjes, inkopen en afscheidsbezoekjes voor ons vertrek naar het volgende land. 10 nov. Na het bezoek van de douane en het in ontvangst nemen van de duty-free goederen, waarbij Douwe Egberts tabak voor de ruilhandel in Papua Nieuw Guinea, is het vertrek uit Australië aangebroken. In de middag ontmoeten we "Aletta", die ons uit komt zwaaien, bij het buitenste rif, waar we nog aan aantal gezellige uurtjes doorbrengen met zwemmen en een gezamenlijke maaltijd van vers gevangen vis. 11 t/m 15 nov. Uitgezwaaid door Noleen en Jimmy vertrekken we om 7 uur van het rif, en varen voorzichtig, want de zonnestand is nog niet hoog, langs de riffen, waarbij we hoofdzakelijk, bij gebrek aan wind, de motor aan hebben. Aan het eind van de middag komt er een bries die aanwakkert en de volgende vier dagen, de laatste zuidoost passaat van dit jaar, blijft het waaien. De overtocht is weinig opwindend, de aankomst des te meer. In het donker moeten we onze weg zoeken langs kleine, maar keiharde eilandjes, die als donkere vage schaduwen nog net te onder scheiden zijn; al onze hulp troepen worden ingeschakeld: De nieuwe Sat. Nav., de radar, dieptemeter, het kompas en de wind-meters die altijd aan staan. Willem heeft het druk met al dat spul en ik houd me bezig met het sluiten en weer openen van al onze luiken en raampjes, want dat is nodig bij een temp van 30 graden en een luchtvochtigheid van 95%.
105
Papua Nieuw Guinea. Als we ten anker liggen bij het eiland SAMARAI staat er een halve storm met veel regen, zodat we abnormaal veel ketting steken, 55 meter, omdat we op de stenen dreigen te spoelen. Ik verheug me al op het ophalen van al die ketting straks met de handankerlier! Een vochtig land maar wel weer heel verschillend van de voorgaande tropische gebieden; wat opvalt zijn de bossen die met enorme bomen in honderd kleuren groen tot haast in het water groeien. Er is haast geen strand, hier en daar is een palmhutje te zien, de gebergten en heuvels zijn niet extreem ruig, maar wat afgerond en helemaal begroeid met regenwoud. De mensen zijn aardig en behulpzaam in dit dorp, en hier is ook een douane post om in te klaren, daarom zijn we niet naar Port Moresby gegaan want die stad heeft een hele slechte reputatie. Wat direct opvalt is het gebruik van betelnoot, dat als een nationaal genotsmiddel wordt beschouwd, zoals wij van een pot bier of een sigaret genieten; het is wel even wennen aan al die rode monden en gebitten. Volgens de douaneman is het koppen snellen en -of mensen eten in de binnenlanden van het vaste land mogelijk nog niet geheel uitgeroeid, zo nu en dan verdwijnt er nog wel eens een witmens. In de middag varen we naar Belesana slipway waar Polka de volgende dag op een kar naar boven wordt getrokken. Daar staan we dan, hoog en droog midden in het oerwoud, waarvan de vele vreemde vogelgeluiden ons 's morgens (zeer) vroeg wekken, ook de hammerbird is volop aanwezig. Richard, de manager, wijst ons twee Papuans als hulp toe, Benson en Kamrai, aardige mannen die ons ook nog wat papaja’s geven. Er wordt, tussen de stortbuien door, flink gewerkt aan Polka, zodat het schip na twee dagen, en vier lagen antifouling weer een mooi groen onderwaterschip heeft, de zwarte band is ook opnieuw geschilderd en we zien er weer uit als nieuw. De avonden brengen we door in Richard’s huis, met gezamenlijke maaltijden. Hij heeft een fantastisch uitzicht over de door een volle maan verlichte baai met palmbomen op de voorgrond, en het ruikt er heerlijk naar de in bloei staande frangipangi. 106
Overdag is de temperatuur moordend, vooral als het toch al kleine windje het helemaal af laat weten, maar we zullen het wel een paar maanden volhouden. Vrijdagmiddag gaat Polka weer te water, wat pas lukt nadat al de mensen van de werf en die van een vrachtscheepje samen met nog een aantal via de tamtam opgetrommelde mensen uit het bos, een gezamenlijke krachtsinspanning leveren en de kar het water in duwen. 21 nov. Uitgezwaaid door de jongens van de werf gaan we weer naar Samarai om uit te klaren. PNG. is verdeeld in provincies, waar je elke keer opnieuw in- en uit moet klaren. Om half vijf ankeren we op een niet al te diepe plek in Sewa-bay bij Normanby Island. Het is een prachtige baai, geheel ingesloten door bergen, met spiegelglad water. Al gauw komen de kinderen in hun kleine kano's aan peddelen en kijken ze door de zijraampjes naar binnen; we kopen wat sweet-potato van een lokale moeke, die alleen gekleed in grasrokje, in haar dugout canoe (uitgeholde boomstam) de verschillende producten van haar tuin komt aanbieden. De kano's zijn van zeer licht hout, erg smal en hebben daarom vaak, maar lang niet altijd, een uithouder, tegen het omslaan. Zoals de kleine kinderen bij ons al vroeg leren fietsen, zo leren ze hier om al zeer jong met een kano om te gaan. Rond middernacht hoor ik over het door de volle maan beschenen, spiegelgladde water het meerstemmig gezang van een groep mannen, die in hun kano’s terugkomen van de visvangst, een prachtige melodie en zo schitterend mooi gezongen. Daarna komt er zo nu en dan nog een zingende visser voorbij, het is echt helemaal fantastisch! 22 nov. We kunnen net het anker laten zakken aan de noordkant van Normandy Island in Paipainina Point voordat er een bui losbarst, je ziet dan gelijk niets meer, wat niet zo leuk is tussen de hier en daar flink uit stekende riffen. Het is vandaag toch al niet zo gemakkelijk geweest, van 900 tot 1400 uur hebben we constant op de uitkijk gestaan, ik vaak op de giek staand terwijl Willem zo nu en dan de mast in klom. Ondanks het bewolkte weer, dat het zien van onderwater riffen erg moeilijk maakt, ben ik nog nooit zo bruin-verbrandt in zo'n korte tijd, door de nattigheid worden de zonnestralen duizendvoudig weerkaatst. De plensbui is wel fijn voor het vullen van de watertank, niets is zo lekker als schoon regenwater. De met bos begroeide eilanden hebben geen last van industriële vervuiling. 23 nov. We vertrekken om 10.30 met wisselend weer naar Good-Enough Island. Daar komen ze dan, kano's vol kleine bruine mensen, veel kinderen, maar ook een aantal ouderen, in hun smalle kano's, die Willem natuurlijk ook eens moet uitproberen; nou het ging maar net, het bootje was een beetje te licht, of Willem te zwaar, jammer genoeg was het al te donker om een foto te maken. Al gauw zitten de mensen op het dek en praten we wat, en we delen wat drop uit, wat ze aarzelend op eten. Het is een kleurrijk geheel, de meisjes hebben rieten rokjes aan en ze hebben hun tanden geel gemaakt. De mensen zijn rustig en niet opdringerig, enkele laten we ook binnen kijken, wat ze prachtig vinden, vooral ons groente net, waar nog wat sinaasappelen en citroenen in zilverpapier verpakt liggen en een kool heeft hun belangstelling,
107
ze hebben hier dat soort dingen niet, wel papaja, kokosnoot en yam’ s, verder niet zo veel, een stukje grond ontginnen in deze oerwouden is niet zo gemakkelijk. 24 en 25 nov. We bezoeken de kleine nederzetting, bestaand uit zo'n 10 paalhutten, waar een hele kinderschare op ons staat te wachten, ook een enorm groot varken heet ons welkom. Josia leidt ons vol trots rond en laat de voorraad yam’ s (eetbare wortels) zien. Daaraan en aan de voorraad zoete aardappels kan je zien hoe welvarend een familie is. We bewonderen de grote aardewerk kookpotten en kijken naar het maken van rieten rokjes. We wandelen over een smal paadje, met naast ons de zwarte kroeskopjes net boven het hoge gras uitstekend naar de tuinen, waar nu alleen nog maar banaan en papaja staan. Later roeien we nog een eindje het binnenmeer op, waarvan Josua de legende van het ontstaan aan ons vertelt heeft. Aangezien we een fors eind moeten varen besluiten we om 1600 te vertrekken, zodat we nog met daglicht tussen de riffen door er uit kunnen, en we hopen dan met daglicht de volgende morgen aan te komen. Er is zoveel wind dat we 's nachts om 1 uur al bij Cape Nelson zitten, de radar helpt ons er om heen. Om 6.30 ankeren we in de prachtige AFATI-BAY bij het vasteland van PNG. Al gauw komen er kano 's aan waarbij we voor het eerst vrouwen zien met volkomen getatoeëerde gezichten, maar we willen eerst slapen na deze zeilnacht, en ze begrijpen dat gelukkig. De meesten, zeker de kinderen die naar school gaan, spreken behoorlijk Engels. Er zijn ruim 300 verschillenden talen (geen dialecten!) in PNG. Onderling spreken ze PigeonEnglish, als ze elkaars taal niet verstaan. De muggen waar we tot nu toe nog geen last van gehad hebben, zijn hier goed op het oorlogspad. 26 nov. Na wat ruilhandel, babykleertjes en zeep voor ananas en sweet potato, gaan de zeilen omhoog en beginnen we aan een lang stuk, 90 mijl, naar de volgende kaap. Het is weer eens pikdonker als we onze ankerplaats naderen, geen nood: er moet een licht staan op Cape Ward Hunt, tenminste dat staat op de kaart vermeld, nou, mooi niet dus. De eigenaar van het stuk land waar het op staat, vertelt ons later dat hij het licht uit zet, omdat de regering weigert te betalen voor het gebruik van zijn land. Dus zetten we de radar aan, de eerste keer staat-ie te fel aan en geven de bomen zoveel reflecties dat alles zwart wordt, voorzichtig keren we in de nauwe ingang en gaan weer naar buiten. Bij de tweede poging gaat het beter, 10 graden b.b. of 20 graden s.b. zijn de orders van Willem die met één oog op de radar en het andere op de dieptemeter, en met de hand aan de motorhandel, ons naar binnen loodst, terwijl ik stuur, met beide ogen op het kompas en beide handen aan de helmstok. Een spannend uurtje, dat binnenlopen van Douglas Harbour, en dat op onze trouwdag, maar het lukt, en na een glaasje wijn duiken we met een gerust hart onder de klamboe. 108
De ruilhandel krijgen we al aardig onder de knie, en wij geven zeker niet te weinig volgens een high-school scholier. Vers fruit en groente betekent veel voor ons, en zij kunnen onze vishaakjes, babykleertjes, zeep en pakken kaakjes, goed gebruiken. 27 t/m 29 nov. DREGERHAFEN . 's Avonds 7 uur: Binnen is het nog steeds 33 graden, en ik ga naar buiten, ook al word ik opgevreten, niet door de inwoners, maar door de muggen. De inwoners eten geen mensen meer nu ze Christelijk zijn, verzekeren ze ons. Toch hebben ze nog een gemengd geloof, veel van de oude gebruiken zijn, vooral in de kleinere plaatsen, nog lang niet vergeten. We liggen hier achter een eilandje, dat weer achter een rij door rif verbonden eilandjes ligt, prachtig mooi . Alles begroeid met palmen, frangi-pani's en tientallen boomsoorten. Vlak bij is de high school, het ziet er hier redelijk modern uit, er is zelfs electriciteit. 's Morgens om half zes en ‘s avonds vijf uur staan de jongen en meisjes zich hier langs de kant te wassen, netjes 100 meter van elkaar, onder een pijp die zo van de rivier komt, met het op stelten boven het water gebouwde wc-huisje er tussen.
Dat is in de kleinere dorpjes, die overal verspreid langs het water liggen, wel anders. Daar slapen ze in een hutje met een vuurtje er onder (voor de muggen) en ze lopen nog vaak in palm-rokjes en lendedoekjes. Er zijn daar ook veel vliegen en, erg veel open wonden aan de benen en huidziektes. Ook wij moeten hier elk wondje dat we oplopen heel zorgvuldig behandelen. Vanmorgen zouden we boodschappen doen, hier 4 km. vandaan, normaal een leuke wandeling, maar we waren te laat weggegaan, dus liep het al tegen de 30 graden. We waren blij, dat er na een half uurtje lopen een busje langs kwam dat ons oppikte. Zo 'n busje is een pick-up met 3 houten bankjes, soms met een zeil er over tegen stof en zon. Iedereen heeft rode, op oudere leeftijd rotte, tanden van het betelnoot kauwen : 's morgens geeft het energie om te werken en 's avonds geeft 't hen “lef” om te spreken, zeggen ze zelf. 30 nov. We gaan nog een eindje noordwaarts langs het vaste land, het eindje wordt een eind omdat we te laat vertrekken en nonchalant navigeren, we hebben meer tij mee dan gedacht en zijn ons doel ver voorbij voordat we er erg in hebben. We besluiten door te varen naar de volgende ankerplaats, Si-Bay, waar we aan het eind van de middag aan komen. Het schip rolt zo erg dat we een tweede anker uit moeten zetten om recht op de golven te liggen. Het is een merkwaardige kust, waarvan Lucas het volgende schrijft : "So remarkable is this stretch of coast, North of Finach Harbour, along the mainland of Papua New Guinea, that it has been acclaimed as one of the geological wonders of the world. Some say it is the Eighth Wonder. The coast is formed by Limestone terraces which are old reefs and each terrace bears proof of a prehistorie sea level. They run for many miles with only occasional vertical breaks with stunted vegetation”. 109
1 dec. We nemen een dagje vrij, en aangezien er hier een begaanbaar pad is naar een paar dorpjes kunnen we eindelijk weer eens een eindje lopen (niet te hard natuurlijk); de mensen van de dorpen zijn wat verlegen en spreken slecht Engels. Als we teruglopen langs het smalle strookje strand (een van de weinige plaatsen waar strand te vinden is) zien we de mooiste schelpen, zo voor het oprapen, dat doen we dan ook. 2 dec. We varen naar Umboi Island, waar we onmiddellijk omringd worden door kano's terwijl we het anker laten vallen in Luther-Bay. Willem moet even optreden als één van de mannen al direct aan boord klautert zonder daartoe door ons uitgenodigd te zijn, maar de man begrijpt het, maakt excuses en stapt weer terug in zijn kano. Vijf minuten later zit de boot vol donkere lichamen met kroeskoppen, nu wel op uitnodiging. We kunnen net zoveel ananas en papaya ruilen voor kaakjes als we maar willen. Vier mannen en Willem gaan duiken bij het rif, waarna we drie kreeften ruilen voor drie pakjes tabak, we hebben nog nooit zoveel kreeft gegeten. 3 dec. Terwijl we ons best doen de grote takkenbossen en boomstammen die hier in het water drijven te ontwijken, zeilen we naar New Brittain, het grootste eiland van PNG. Indrukken van Willem: Polka " ligt ten anker bij Tallies, op New Britain, in de prachtige, weidse Harbour, waarin we het enige schip zijn. De baai is omgeven door bush en plantages, met op de achtergrond een paar klassiek gevormde vulkaan-toppen, waarvan sommige nog actief zijn. Vlak achter Polka borrelt het warme water trouwens ook overal naar boven, en het zwarte lava strand is soms haast niet te zien van de gassen die uit modderpoelen en gaten in de grond ontsnappen; er naast loopt een pad door het lange gras, naar de markt. Grote kano's met "outriggers" komen volgeladen van de nabij gelegen dorpjes om te handelen, maar vooral ook om gezellig bij te praten op deze Zaterdagmorgen. Wij kopen ananas, Singapore-wortels (soort aardappel) en een groente die er uitziet als een soort klimop. Het is in ieder geval vers en onbespoten. Eergisteren waren we in Garove Island, letterlijk er in, want het ringvormige eiland is een uitgedoofde vulkaan, waarvan het binnen meer een kleine uitgang naar zee heeft; en met Sinterklaas lagen we in Kelenge ten anker achter het rif waar de golven van de Bismarck zee zich met een regelmatig gebruis op te pletter lopen. In de doorgang van het rif waren de jongetjes onvermoeibaar aan het surfen, niet op een plank maar in een uitgeholde boomstam-kano, ditmaal zonder outrigger. Het is een genot om te zien hoe ze met die wankele vaartuigjes omgaan. Op mijn vraag of de haaien niet gevaarlijk zijn antwoordden ze : "Plenty fish, sharks no hungry" . Achter het strandje, tussen de palmen staan de huisjes: niet meer dan een slaaphut van palmbladeren op palen met een vuurtje eronder om op te koken, en om de muskieten op afstand te houden.
110
Bij een temperatuur van gemiddeld 31° C heb je geen grote woning nodig, iedereen leeft buiten, tussen de grote zwarte varkens en de kippen. 's Middags tijdens een kleine wandeling komen we via de schooljuf bij de "Father" van de Missie, voor ons de eerste blanke sinds weken. Ondanks het ontwaken uit een net begonnen siësta, is hij de gastvrijheid zelve en biedt mij meteen z'n enige gekoelde biertje aan, dat ik met een verzonnen excuus toch maar afsla. Hij laat ons, met gepaste trots, het zelfgebouwde vijfhoekige kerkje en ziekenhuisje zien en het pas klaar gekomen pompstation, waardoor ze nu zuiver water, van 5 kilometer ver weg, hier tot hun beschikking hebben. Hij vertelt ook over z'n huis, dat vorig jaar, net na Kerst, in 2 uur volkomen afbrandde en waarbij al z'n boeken en muziek verloren ging, en over z'n malaria-aanvallen, waardoor hij niet meer zo hard kan werken als-ie wel zou willen. Daarna stelt hij ons voor aan de in Nederland geboren zuster Cornelia, die zonder dokter, met een paar lokale hulp-verpleegsters, haar best doet om de lijders aan lepra, elephantitus, malaria en andere ziekten zo goed mogelijk te verzorgen. We spraken ook over de financiële problemen: de Missie-winkel die pas gesloten is met een grote schuld, de school, die met meer enthousiasme dan leermiddelen geleid wordt, en al die andere dingen die zo hard nodig zijn. Vijf jaar was er al geen geld en tijd geweest voor een vakantie, waar hij volgens mij hard aan toe is. Op Umboi Island ga ik dus met 5 teenagers in onze kleine rubberboot naar de rand van het rif om in de branding kreeften te schieten. Het is moeilijk om door de golven niet steeds tegen het koraal gesmeten te worden, en ik houd een ijverig oogje op de stijle buiten kant, waar in de diepte de haaien liggen te loeren. De jongens) hebben de crayfish al geschoten voordat ik ze zelfs maar zie; ze bewegen zelf als vissen in het water. En dan vangen ze nog wat vis uit de lagune, met een handlijn, een speer of met een zelf gemaakt soort schiettuig, soms wel 4 mtr. lang. Zelfs de kleinste jongetjes weten al welke rifvissen giftig-, en welke goed voor de pot zijn. Bea gaat weer verder: 6 en 7 dec. Terwijl er een tropische regenbui losbarst zitten we om 6 uur al aan een sinterklaasontbijt, warme chocolademelk met grote brokken echte speculaas, het smaakt goed want door al de regen is het maar een kille 26 graden. Na vannacht een zeer snelle overtocht gemaakt te hebben, liggen we nu vlak langs de kant van de zuidelijke oever in Balangori Bay van Garove Island, in een grote krater. Gek om in een vulkaan te liggen. Er is een Katholieke Missiepost hoog boven op de kliffen; de mensen zijn niet erg vriendelijk, maar waarschijnlijk komt dat door de regens, ze kunnen dan niet meer buiten leven. We hopen maar dat dit niet één van de eilanden is waar ze nog geloven dat elk schip dat aankomt door de goden gezonden is en geplunderd mag worden, Cargo-Cult heet dat.
111
8 dec. Vergezeld door een enorme bui verlaten we om 0600 deze rustige ankerplaats, er is zowaar genoeg wind om te zeilen. Voor het eerst in PNG hebben we een vis gevangen, een mooie bonito, die gepocheerd best zal smaken. We ankeren in een baai ten NO. van Willaumer Penninsula, waar het volkomen stil is, geen mens te bekennen, het anker ligt diep in het zwarte vulkaanzand 9 en 10 dec. We ankeren even bij een volgend rif en maken een dinghy tochtje, waarbij we een heleboel prachtige vissen zien, het koraal is niet zo bijzonder. Het is altijd weer een waagstuk om je anker temidden van de koraalrotsen te laten zakken, je weet nooit of je het er weer heel uit krijgt, maar zo nu en dan moet je wel eens wat doen om wat moois te zien, en tot dus ver gaat het goed. Het is goed uitkijken naar rif en rots net onder water, tussen verspreid liggende eilandjes in de Westhoek van de uitgestrekte Kimebe bay, we weten, dankzij een paar uur zon, alle riffen te missen en liggen rond het middaguur geankerd in de mooie baai bij Talasea, waar we met een aantal aardige mensen praten bij de Trade-store. Er zijn ook hier langs de weg en in het water een aantal hete blubbers, waar het water in opborrelt en kookt, erg vulkanisch dus. We doen wat inkopen in de winkel, niet te veel want je valt wel achterover van de prijzen in de winkel, tachtig cent voor een ei en 14 gld. voor een piepklein diepvrieskippetje. Op de markt is echter alles erg goedkoop 80 cent voor een enorme ananas en 40 cent voor een grote papaya; voor onze “kai-kai” (maal-tijd) koop ik een grote bos groen klimspul, dat, gebakken met ui en wat chinese kruiden, best lekker is. Middags krijgen we bezoek van een paar tieners die in Kimbe op High-School zijn, ze dachten dat wij wel eenzaam zouden zijn, en we praten heel gezellig over van alles, gelukkig uitten we geen kritiek op de politiek want later blijkt de vader van Francis de minister van bosbouw te zijn. We hebben wel gepraat over het feit dat Japan achter bepaalde bomen aanzit hier in PNG, ook hebben we het over eetgewoonten o.a. dat er vrijwel geen brood te krijgen is in de dorpen. Wat denk je, de volgende morgen, zondag 11 dec. om 7.30 komen ze aan zwemmen met een brood in een plastic zak boven het hoofd, aardig he? Ze blijven gelijk mee ontbijten. Aangezien er geen wind is blijven we maar een dagje liggen, het aan- en af varen van de grote kano's vol mensen is het aankijken waard. Zo maak je een zeilboot van een kano! 12 en 13 dec. In 24 uur varen we naar Lassul-Bay. Omdat het vandaag buitengewoon warm is, en we gaar zijn van een nacht doorvaren, zijn we niet meer te houden en trekken de stoute schoenen aan, in dit geval de flippers, en gaan het water in, vlak langs de wal, voorzichtig naar alle kanten uit glurend naar mogelijk ongedierte dat het op ons, inmiddels toch wel taaie, mensenvlees gemunt kan hebben.
112
Gelukkig geen haaitje te zien, alleen een mooi geel-zwart geringd slangetje, en als er na een uurtje een tweede, wat grotere bij komt vinden we dat te veel van het goede, en lekker afgekoeld klimmen we weer aan boord. 14 dec We hopen vandaag in Rabaul aan te komen, wel wat vroeger dan we van plan waren, maar al die brieven die op ons liggen te wachten, trekken als magneetjes. We hebben een heerlijke zeiltocht onder spinaker en ook van het laatste stuk aan de wind met veel wind genieten we, het is een aflandige wind, dus geen golven, heerlijk, al dat ge-motor van de laatste weken is knap waardeloos. Om half vier liggen we geankerd in de baai voor de jachtclub in Rabaul; en zien voor het eerst na 4 weken een stuk of tien andere jachten, hoofdzakelijk uit Amerika en Australië. We halen gauw de post op, iedere 5 minuten komt er een brief te voorschijn, ze liggen onder de K, de W, de Y en de P); de PTT staakt hier wel niet, maar houdt er toch vreemde manieren op na, we hebben heerlijk veel te lezen, enorm fijn. Op zaterdag is er markt, waar ze niet alleen groenten en fruit verkopen, maar ook prachtige handgemaakte tassen, houtsnijwerk, gevlochten manden, en de typische mandjes die ze gebruiken om hun betelnoot in te bewaren. Er wordt ons ook een aapje aangeboden en een paar dooie vleermuizen, ik heb maar niet eens gevraagd hoe of ze die klaarmaken. Terwijl de meeste jachtmensen zich 's avonds uitleven in een soort Hawai-disco bij de club, komen Iris en Don van de trimaran "Cream" bij ons eten; we houden onze eigen party. Zo. 18/12 Een zwarte bladzijde in het Polka-praat verhaal: inbraak . Terwijl we naar een film zitten te kijken op de jachtclub, brengen enige lieden zwemmend een ongewenst bezoek aan Polka en eigenen zich wat spullen toe o.a. onze cassette-radio, mijn camera, onze horloges en zonnebrillen, zaklantaarns, en wat andere zaken, zelfs een zak met vuile was, en dat bespaart me dus werk. Ze gebruiken onze reddingsboei om de poet te vervoeren. Gelukkig hebben ze geen navigatie apparatuur meegenomen en hebben ze niets vernield, het had veel erger kunnen zijn. We worden er wel eventjes niet goed van, de spullen kunnen we wel missen, maar het vertrouwen is weg. De politie kan niet veel doen omdat we met een paar weken toch het land uit gaan en zij geen geld hebben om ons als getuigen terug te laten komen. Op m'n vraag of het veel vaker voorkomt zeggen ze: normaal niet, maar ja, het is bijna Kerst en dan hebben de mensen cadeautjes nodig! Enfin, als ze hier en daar in Papua N.G. het geluid van de Dutch Swing College Band of van de Maastrichter Staar horen, dan weten ze dat muziek uit Nederland nog niet zo slecht is. Gelukkig nemen ze maar een gedeelte van onze cassettes mee. 19 t/m 21 dec. We worden mee genomen door een nederlander, die hier al 17 jaar woont, en hoofdmanager is over een aantal grote cacaoplantages. Dat is de enige boom ter wereld die vrucht draagt zowel aan de stam als aan de takken, een ellipsvormige vrucht, 20 a 30 cm. lang waar ca.30 pitten in zitten, die eerst worden gefermenteerd, en dan worden gedroogd. In zakken worden ze vervolgens verscheept naar fabrieken om er cacao van te maken. De pitten ruiken wel naar cacao, maar smaken er totaal niet naar. Er zijn ook een aantal proefvelden waar verschillende soorten gekruist worden, door enting maar ook door bestuiving met de hand, wat een heel precies werkje is, aangezien de bloemetjes erg klein zijn. 113
Veel werk is er ook aan de bestrijding van de verschillende ziektes en schimmels en het weghouden van onkruid, terwijl de bomen die ze er tussen door laten groeien (hoge bomen dus) voor de juiste hoeveelheid schaduw moeten zorgen, niet te veel maar ook niet te weinig. Het is een boeiend project waar heel wat aan vast zit. Er is nog een kleine aardbeving bij de plantage, voor Willem is het een hele belevenis om voor 't eerst de grond onder zich te voelen bewegen en om te zien dat zelfs de muren beginnen te golven. De gebouwen schijnen hier tamelijk elastisch te zijn, want tijdens de zware aardbeving zo'n 10 jaar geleden (schaal 8.5) zijn er niet veel gebouwen in elkaar gestort. Op de terugweg genieten we van verschillende fraaie vergezichten en kunnen we duidelijk zien, dat Rabaul, als enige stad ter wereld, gebouwd is IN een vulkaan, die nota bene nog verschillende actieve kraters heeft. De bevolking hier is op het ogenblik erg alert en de mensen hebben sinds enige weken de evacuatie spullen klaar staan. Vandaag zijn er drie schokken schaal van Richter 6.5, nou voor mij hoeft dat niet hoor; het doodstille water rond de boot rimpelt dan opeens op een vreemde manier. Op de club ontmoeten we Steven, een Engelse kaakchirurg, hij opereert hier aan het tandvlees en de gaten in de wangen van mensen die mondkanker hebben gekregen van het kauwen van betelnoot met kalk. Hij zegt dat de samenwerking met de locale “dokters” vrij goed is, zij sturen de patiënten naar hem toe als hun wondermiddelen niet meer helpen en er niets meer aan te doen valt! Ik vraag hem of hij niet weet of er niet ergens een dansfeest is, en hij zegt dat er mogelijk iets zal zijn op Lihir, maar het is een tam-tam bericht, en hij weet niet wanneer. Geen van de andere jachten voelt er voor om er met ons naar toe te gaan, later zal blijken dat het één van de mooiste belevenissen voor ons zal worden. 22 t/m 27 dec. We besluiten om met de andere jachten mee te gaan naar de Duke of York eilanden, een groep eilanden hier 20 mijl vandaan. De schepen versieren zich, bij gebrek aan kerstbomen, met vlaggetjes, wimpels en vliegers, terwijl wij onze grote kerstster onder de radar hangen. Kerstavond wordt bijzonder. Op een gegeven moment komen twee bij-bootjes langszij, aan elkaar vast gemaakt, terwijl de bemanningen kerstliedjes zingen. We knopen onze bijboot er aan vast en al zingend varen we naar het volgende schip, die er ook weer een bijboot aanbinden, en zo gaan we alle schepen af, tot dat iedereen aan deze Christmas Carol mee doet. Willem zingt nog een solo, Sinterklaas Kapoentje. Later staat er in een Amerikaans tijdschrift dat Willem van de Polka een onbekend mooi kerstlied zong! Met al de bootjes een groot vlot vormend gaat het hele spul naar een nabij gelegen dorp en brengt daar een aubade, de bevolking verzamelt zich op het piertje en ze zingen mee. Ze brengen ook nog een prachtig meerstemmig lied ten gehore in hun eigen taal, ze kunnen veel beter zingen dan wij natuurlijk, maar we hebben toch ons best gedaan! Het is een enorme belevenis op deze donkere, windstille avond; eigenlijk zou zoiets over de hele wereld moeten gebeuren, dat zou de vrede op aarde ten goede komen. Eerste Kerstdag. We gaan een gezamenlijke maaltijd houden, dus gaat iedereen aan het koken, wat bepaald niet mee valt bij 38 graden, maar er wordt zo nu en dan een duik genomen om af te koelen. De maaltijd is een succes, er is van alles, van gevulde kalkoen tot kerstkoekjes toe, de gezellige sfeer houdt de hele avond aan. De tweede kerstdag wordt doorgebracht met dinghy-wedstrijden, wat een reuze giller is, het is kostelijk om te zien hoe de rubberbootje met stukjes doek aan bezemstelen proberen om 114
vooruit te komen, één gebruikt zelfs een paraplu als zeil; wij doen niet mee, want per slot moet er ook nog publiek zijn. Aan het eind van de middag is er boeken-ruil, zodat iedereen van nieuwe boeken voorzien aan zijn verdere tocht kan gaan beginnen. Willem helpt Pete en Barbara van "Ramrod" nog met hun kapotte motor 28 t/m 31 dec.1983 Dorothy en haar man, de piloot Raphael, komen nog even langs voor een afscheidsbezoek. We spraken de vorige keer met hen over de veranderingen van het oude clan-leven, en ze komen nu een trouwfoto brengen waarop zij als bruid op staat, alleen gekleed in een rokje, en hij met een speer en knots; ondanks hun moderne levenswijze gaan ze wel terug naar hun clan om te trouwen. Toch klagen ook zij over de loslopende bendes, jeugd die de clan vaarwel zegt en nu rovend door het land trekt. Wij vertrekken naar het volgende grote eiland, New Ireland. Ondanks de vele onweersbuien om ons heen, blijft de wind gelijkmatig en zeilen we rustig de nacht door. Geholpen door een sterke stroom zijn we al gauw bij de zuidelijke kaap van St. Georges Channel, maar dan is het gedaan met de wind en kan de motor aan tot onze aankomst in Muliana Harbour om 16.15. Twee hele kleine bakentjes leiden ons tussen de riffen door zodat we achter het rif in rustig water kunnen ankeren. 31 dec. Nog nooit was het zo warm als vandaag, de hele dag bladstil, mensen wat een hitte! Maar gelukkig kunnen we aan de binnenkant van het rif heerlijk zwemmen. Daarna wordt de ventilator aangezet en het bakken van de bananen-beignets kon beginnen, met als toetje een echte Engelse plumpudding. Een biertje wordt in een netje in wat dieper water gehangen om af te koelen, het water is daar maar ca.26 graden! De laatste dag van het jaar wordt uitgeluid met het veraf geklingel van een kerkklokje, gemaakt van een oude bom uit de oorlog, één autohoorn en onze scheepstoeter. We zitten buiten te zweten in onze zwempakken en klemmen wat kerstboomkaarsjes aan de reling vast, maar die blazen we al snel uit, het lijkt alles nog warmer te maken. We beginnen het nieuwe jaar met, in gedachten, jullie allen een heel goed en gezegend 1984 toe te wensen. HAPPY NEW YEAR!!!
115
1984. 1 jan. We vertrekken om 8.30, zonder wind en varen om 11.30 tussen wat brekers en bakens door de baai bij Porpop Harbour in, vlak voor Matanatamberan Cape. Hier beleven we een paar vreemde dingen. Nadat Polka enige uren als springplank gebruikt is voor zo'n vijftigtal kleine en grote jongens, gaan we niet al te laat naar kooi, maar nog geen 10 min. later horen we gezang, dat steeds maar dichter bij komt; dat moeten we natuurlijk goed beluisteren en eenmaal buiten, zien we een soort van processie over de landweg tussen de huisjes, gauw stappen we in de bijboot en gaan wij achter de zingende groep aan. Het blijkt een grote groep mensen van een naburig dorp te zijn, mannen, vrouwen en kinderen, die een Nieuwjaars bezoek komen brengen aan dit dorp, terwijl ze intussen cocosnoten inzamelen voor de kerk (hier de United Church). Na een wandeling door het bos, komen we bij een gebouwtje aan, waar achter vandaan een andere groep mensen al zingend te voorschijn komt, de mensen van Porpop Harbour dus. Iedereen gaat na een kleine toespraak op de grond zitten en er wordt verder gezongen. We krijgen als een soort eregasten, een dekentje om helemaal vooraan te zitten. Het is prachtig, maar als we horen dat het de hele nacht door zal gaan, besluiten we om maar terug te gaan. Gelukkig helpen een paar jongens met een zaklamp ons de weg terug te vinden, anders liepen we nu nog wel in dat oerwoud rond denk ik. Na enige uren slaap worden we om 2 uur in de nacht gewekt door de politie, die zegt gestuurd te zijn om onze papieren na te kijken. Nou ja zeg, midden in de nacht! Later horen we dat er enige weken te voren een Frans jacht gestolen is in PNG, en onze vlag lijkt in de verte op de Franse vlag, vandaar. Nou de politie vindt het ook maar een rare toestand en vertrekt na 5 min. zonder zelfs maar in onze papieren te hebben gekeken. 2 jan. 1 Het lukt ons om heel tussen de riffen vandaan te komen en we gaan op weg naar Lihir. Onderweg vangt Willem een prachtige witte tonijn, die al ras voor een gedeelte tot poissoncru (vis in het zuur) omgetoverd wordt. We ankeren in een werkelijk schitterende baai, St. Louis of wel Put-Put Harbour; het zonlicht komt net schuin over de bergen en belicht nog even de palmen aan de rand van de baai, je zou een schilder willen zijn, om dat vast te kunnen leggen. We informeren bij een jongeman of- en waar er mogelijk een sing-sing gehouden wordt, dat blijkt aan de andere kant van het eiland te zijn, bij de Missiepost. We bieden hem een lift aan om er de volgende dag naar toe te gaan, wat hij graag accepteert. Later komt hij terug en vraagt of er een vriend mee kan varen, dat is prima natuurlijk. 3 jan. Hij komt dus de volgende dag, en “z’n vriend” blijkt uit ongeveer 25 mensen te bestaan. We spannen overal dekzeiltjes om de mensen wat schaduw te geven en met een volgeladen boot gaan we naar de Missiepost. Het is een bont gezelschap, ze zijn zeer rustig. Als er een baby begint te huilen wordt onmiddellijk de bloes omhoog gehaald om te voeden, en soms hoeft dat niet eens, omdat er helemaal geen bloes is. De kleuters krijgen drinken uit een stuk bamboe, dat ze meegenomen hebben en de rest voorzie ik van limonade en water. De Missiepost gaat zijn 50 jarig bestaan vieren met 3 dagen feest! 116
We bereiken het na enige uren varen; het spul wordt uitgeladen en in de loop van de dag zien we verschillende volgeladen boten aankomen van andere eilanden. Ook worden er grote hoeveelheden voedsel aangevoerd, vooral gillende varkens, en in palmblad verpakte andere voedingsmiddelen. We gaan 's middags, na eerst even gezwommen te hebben bij het rif, naar de aankomst van de Bisschop, die in korte broek en met een handdoek om de nek, hand in hand met de lokale mensen, de erepoort binnen danst. Van één van de priesters, Father John, krijgen we het programma voor de volgende dagen, in Pigeon-Engels. De aanvangstijden staan er niet bij, dat zijn flexibele PNG-tijden; een dansvoorstelling kan zowel om 8 uur als om half tien beginnen. 's Avonds brengen we een bezoek aan dit mooie dorp met z'n prachtige open Kerk, we hebben wel zo 'n honderd handen geschud en gelukkig nieuwjaar gewenst. Gezeten op de rand van een stoep genieten we van de eerste zang- en dans voorstelling van een groep van ongeveer 70 mannen en vrouwen. Het word gevolgd door een toneeluitvoering, jammer genoeg in Pigeon-English, wat we wel een beetje kunnen volgen, maar als de bevolking dubbel ligt van de leut hebben wij toch vaak de pointe net gemist; het gaat over de eerste pogingen van de missies in PNG, het wordt zeer komisch gebracht, net kinderen, maar ook wij genieten als kinderen 4 jan. Je zou een echte schrijver moeten zijn om deze dag goed te kunnen weergeven, wat we vandaag te zien krijgen is fantastisch. De ochtend bestaat hoofdzakelijk uit speeches en omdat we die toch niet kunnen verstaan slaan we die maar over. Tegen de middag wandelen we de heuvel op en zien de lange stellages, die al vol liggen met kai- kai: geroosterd varken, taro, sweet potato , enzovoort, voor de honderden mensen die uit tien verschillende dorpen gekomen zijn. Wij worden uitgenodigd om mee te eten met de priesters en de nonnen; het is heerlijk. Het eten is gestoomd in een mumu, een aard-oven, vooral dat wat er uit zag als een stuk rubber (het was sago) was heerlijk van smaak. Toen kwamen de dansgroepen: wat een fantastisch gezicht, al die donkere lichamen, glanzend van het zweet en gekleed in kleurige “laplaps” oftewel grasrokjes, en vaak met bladeren, slingers en andere versierselen in het haar. Sommigen hebben grote maskers voor, en er wordt mooi gezongen met begeleiding van één van de grote drums, prachtig bespeeld door twee man, of een groepje kleinere drums. Een uithoudingsvermogen dat deze mensen hebben, niet te geloven. Het moet een geweldig sterk ras zijn. Eén van de dansen gaat de hele nacht door, de vrouwen dansen eindeloos in een cirkel en kiezen zo nu en dan een man om even in het bos te verdwijnen. De lichamen van de dansers zijn beschilderd in verschillende kleuren, veel geel, maar één groep is half rood en half zwart; ook de gezichten zijn vaak beschilderd. Bij één van de kleinere groepen zijn de lichamen en hoofden verdwenen in een bal van veren en bladeren. Iedere dans heeft een speciale betekenis, een oude man probeert om het ons uit te leggen. 117
Bepaalde dansers worden door familieleden of vrienden met witte poeder in gesmeerd, die daarmee hun genegenheid voor die persoon tot uiting brachten. Wat betreft de maskers, hier een stukje uit een boek : “For all primitive people the masks and hairdresses have no aesthetic value, but simply a magical and religious motivation (het onherkenbaar maken voor boze geesten). Among primitive people, at the basis of their relationship with nature lies the necessity and the difficulty of making contact with the forces that govern their lives, the masks are the intermediaries, the secret bridge between man and mystery. The violent colours are taken from roots, grasses and stones, ash and clay as wel as small shells, and the ladybird wings complete these ornamentations.” We zouden eigenlijk veel langer moeten blijven in dit land waarvan de oude cultuur nog zo goed bewaard gebleven is. Hoe zal het na tien of twintig jaar zijn, dat vragen wij ons af als we 's avonds verrast worden door de uitvoering van een paar string-bands, dat zijn groepjes jongeren met gitaren, die moderne geluiden ten gehore brengen, wat natuurlijk niet bij dit soort feesten past, maar ook hier lokt de nieuwe tijd. We hebben nog een gesprek met de enige andere blanke bezoeker, een Aussie, die voor een paar musea werkt. Hij vertelt ons het één en ander over de vele oude gebruiken die er toch nog zijn, o.a. het geloof in “witch-craft”. 5 jan. De derde feestdag begint met een speciale kerkdienst, dit hele feest is er tenslotte omdat er zoveel jaar geleden een Katholieke missiepost is gevestigd. Eerst is de kerk volkomen leeg en staat de kardinaal in de deuropening en roept: “Where are my people?” De mensen komen dan overal vanuit het bos aanlopen en beginnen langzaam te zingen. Het is een imponerend gezicht om die honderden mensen, hand in hand met de zes priesters, al dansend naar de kerk te zien komen. Ook tijdens de dienst komen verschillende groepjes om te zingen en dansen in de kerk om van hun dank te getuigen. Wij denken dat de kerk niet geprobeerd heeft het oude geloof te vernietigen, van wat wij er van zien is er gestreefd naar een soort “Samen op weg” kerk. De middag wordt gevuld met uitvoeringen van grote en kleine dansgroepen, heel spectaculair, omdat er vaak twee of drie groepen tegelijk bezig zijn, de ene groep nog mooier aangekleed en beschilderd dan de ander. Later vragen ze ons wel eens hoe we het wisten dat er hier een dansfeest zou zijn, want verdere " toeristen " zijn er niet, we beseffen dat we weer eens veel geluk gehad hebben om dit te mogen meemaken. De priesters komen onze boot nog bezichtigen en na nog een voortreffelijke gezamenlijke maaltijd, komt er deze keer een filmvoorstelling, maar wij zijn dan toe aan een beetje rust. Eén van de nonnetjes vraagt of wij een "mis" willen kopen, het enige betaalmiddel dat sommig bewoners hebben om het schoolgeld van hun kinderen te betalen. Zo’n "mis" is een erg mooie fijne ketting van honderden erg kleine rond geschuurde stukjes rode schelp waar een gaatje in geboord is, een enorm werk. Het wordt nog steeds hier en daar als betaal middel gebruikt, meestal op de markt om betelnoten te kopen.
118
6 jan. In gezelschap van vier gasten, waarvan er één wegens malaria (hier volksziekte nr.1, gevolgd door tbc) vervroegd naar huis moet, gaan we om 7.30 op weg naar het eiland Mapua, behorend tot de Tabar Islands. We zouden de ingang moeilijk gevonden hebben zonder deze lokale hulp, maar nu gaat alles zonder problemen. 7 t/m 8 jan Hier is de missie van frater Miller, die er een echte vrijgezellen woning op na houdt, we genieten er van een lekkere lunch gemaakt door Rex, een Italiaanse vriend. De pater leeft te midden van veel rommel, het doet me denken aan onze garage, voordat er opgeruimd is, maar het moet gezegd dat hij in verschillende hoeken ook mooie beelden en maskers van steen en hout heeft te staan, in allerlei soorten. “Malagans” zijn houten beelden, die een zeer speciale betekenis hebben in dit gedeelte van PNG, zeer moeilijk te omschrijven; ze worden veel gebruikt bij begrafenissen, ook wel om een weggelopen familielid weer terug te krijgen. Vaak wordt er al een feest gegeven tijdens het kappen van het hout voor de “Malagan”, of als het beeld beschilderd wordt, en zeker als het beeld bij een bepaald ritueel gebruikt wordt. Een bepaalde vorm mag alleen door één houtbewerker gebruikt worden, iemand anders mag het motief en de uitvoering er van niet namaken. We kopen er één van Miller. Zondagmorgen gaan we naar de mis, weliswaar is het in Pigeon-English, maar het is ons meer om het gezang te doen. De linker helft van de banken is voor de vrouwen en babies, en als er één begint te huilen wordt hij onmiddellijk gevoed, gewoon de biboes omhoog; daarna wordt de baby weer via via aan oma gegeven die weer ergens anders zit, je moet het niet zo nauw nemen. De priester ziet er, behalve dat ene uur in de kerk, meer uit als een blombollige Amerikaanse toerist met z' n korte geruite broek en t-shirt, dan een arme schrale missie-vader. 9 jan. Blassius, de man die malaria had, is weer ziek, maar toch ziet hij kans om ons groenten en fruit te brengen. Na vele handen gedrukt te hebben maken we om 12 uur los van de kade waar we de laatste dagen aan gelegen hebben, want het is hier te diep om te ankeren. Er is wel veel bekijks als je langs een steiger ligt, vooral omdat de mensen van het dorp deze plek gebruiken om te baden. Door de droogte is er niet genoeg zoet water, en de watertank repareren is ook weer zo'n werk! 10 jan. Na een hele nacht gezeild te hebben, komen we 's morgens vroeg om 7 uur in Kavieng aan, onze laatste haven in Papua New Guinea, het ligt aan de noord kant van New Ireland; er ligt nog een ander jacht, "Manana" met Maria en David, een van de jachten waar we Kerst mee gevierd hebben, gezellig, maar eerst gaan we slapen. Kavieng, is een aardig klein plaatsje, heerlijk koel onder de grote bomen en roosterend warm op het kale asphalt. Er zijn enkele grote en een boel kleine Chinese winkels, en een markt, waar we weer een nieuwe groente ontdekten: het lijkt aan de buiten kant op mais en suikerrietstengel en het binnenste eetbare gedeelte smaakt naar asperges, het heet piet-piet, je blijft lachen. We komen onverwacht Steven tegen, de tandarts die ons in Rabaul de hint voor de singsing gaf. Aan het eind van de middag haalt hij ons op, en we mogen een enorme hoeveelheid vuile was meenemen om in zijn wasmachine te stoppen, wat een luxe!
119
Het worden gezellige uurtjes onder het genot van gekoeld bier en limonade, waarna zijn vrouw Chrissie, een bekende Engelse tekenares van ansicht kaarten, een lekkere maaltijd klaarmaakt. Er wonen maar een paar wit-mensen hier, dus het is fijn om een avondje Europees te kletsen. 13 en 14 jan. Steven en Chrissie komen op hun beurt ons een bezoek brengen en gevieren brengen we een toast uit op pa Ginsel, proost! Maar het wordt tijd om te vertrekken, ons visum is bijna verlopen, dus nog een laatste bezoek aan de markt, we lopen er drie keer over heen om toch maar niets te missen, want er is niet zo veel; wel een grote hoeveelheid betelnoot, maar daar zitten we niet om verlegen. Uitgezwaaid door Chrissie, die nog een aantal papayas en een boeket orchideeën komt brengen, vertrekken we naar het 300 mijl verder gelegen Kapinga Marengi, een eilandje in de Federate State of Micronesia. 15 jan We proberen min of meer te zeilen, er is weinig wind, dus we schieten niet erg op, Willem moet al het werk doen, want Bea is grieperig. 16 jan. Twee oude kerels hadden we vandaag eigenlijk moeten zien, maar ze kwamen mooi niet opdraven: Neptunus, die om 8 uur aan boord had moeten komen bij het passeren van de evenaar, en Abraham, die ik om 24 uur zou moeten zien. Nou ja, dan niet; maar we zijn in ieder geval weer thuis, zoals Willem zegt, d.w.z. op het Noordelijk half rond. Enige dagen geleden zagen we de Grote Beer al, 's morgens vroeg, alleen de Noordpoolster laat zich nog niet zien. Morgenochtend hopen we bij Kapinga Marengi te zijn.
MICRONESIA 1984 17 jan. Ons doel is KAPINGA MARANGI, een atol, een kleine stip in de oceaan, 1540 401 1° N. dat we aan het eind van de morgen zien verschijnen, na een goed uur komt dan het spannende gedeelte van deze overtocht: de smalle doorgang tussen de grote riffen. Er zijn twee doorgangen, we kiezen de wat bredere, zij het ondiepere doorgang, met een haakse bocht er in, maar er staan twee staakjes bij het rif en de zon staat hoog, en achter ons, precies goed, dus het valt allemaal nog al mee. Aan de noordkant van het atol, bij de twee dorpjes zien we "Manana" al liggen, die drie dagen eerder uit Kavieng vertrok, ze liggen diep in het water van al het bruine bezoek dat ze hebben, we weten dus wat ons te wachten staat. We ankeren tussen wat koraal en schelpen (het houdt niet erg, maar we zullen maar hopen dat het niet te hard gaat waaien) en al gauw drommen de kano's om ons heen, wat een mengsel van rassen, je ziet echte Polynesische gezichten, Papua-koppen, Japanse trekken en ook Europese invloed. Na een uurtje komt zo de een na de ander voorzichtig aan boord, een gezin komt langszij en opent gelijk twee drink cocosnoten voor ons. Een van de Polka-bewoners wordt een halve eeuw oud en dat wordt gevierd met Marcia en David, die een chocoladepasta-kruimeldeegkoek met een kaarsje er op meebrengen, we bakken pannekoeken, drinken lauw bier en hebben veel plezier, de volle maan schijnt en de sterren worden uitvoerig besproken. 120
18 en 19 jan. Kapinga Marangi behoort tot de Carolines, maar deze naam bestaat niet meer, het is nu de Federate State of Micronesia, gelukkig wist ik op tijd hoe de nieuwe vlag er uit ziet, gauw gemaakt in de nacht voor de aankomst. Het ontbijt bestaat vandaag uit: ieder een halve papaya, een halve drink-cocosnoot (groene noot met hoofdzakelijk vocht er in, en een dun laagje wit vlees wat met een lepel uitgeschept wordt, heerlijk van smaak, daarna een pannekoek met koffie toe De twee dorpen zijn door een brug met elkaar verbonden, na een eerste wandeling zijn het tamelijk welvarende dorpen, goede huizen van hout en palmblad en aan de waterkant overdekte botenhuizen, waar de vele kano's buiten de alles opetende zon gehouden worden (de eerste keer in de tropen dat we dit zien), het zorgt tegelijk voor een koel plaatsje voor de vele varkens, die hier, net als in PNG, een belangrijke rol spelen. De mensen zijn zeer vriendelijk, maar erg verlegen en spreken moeizaam Engels. Er ligt een wrak van een coaster aan de andere kant van het lagoon en die schijnt nog vol diesel of lichte stookolie te zitten; nou dat moet onderzocht worden. Samen met Manana gaan we er op af. Na een uurtje op de motor, terwijl we goed uitkijken, ankeren we een eindje van het brede rif af waar het roestige karkas van dat schip ligt. De eerste poging om er te komen wordt halverwege onderbroken, door een ijlingse terug tocht naar onze boten omdat een enorme bui onze richting op komt, wat meestal vooraf gegaan wordt door sterke windvlagen en koraal is niet zulke beste ankergrond.. De bui was weg, dus weer geprobeerd, gedeeltelijk roeiend, gedeeltelijk lopend over het onder water gelegen rif, terwijl ik het lachertje van de ploeg ben door met een roeispaan voor me uit op de stenen te tikken om mogelijk ongedierte op de vlucht te laten slaan; ze lachen maar ! Beladen met jerrycan en plastic flessen beklimmen de mannen en Marcia het wrak terwijl ik me probeer staande te houden in de aanrollende golven, terwijl het water al maar hoger wordt. Na het gedane werk is het fijn zwemmen en snorkelen bij de mooie koralen midden tussen honderden gekleurde vissen. We hebben thee cadeau gedaan, en daarom worden we uitgenodigd voor de avondmaaltijd door de Protestantse Kerkeraadsleden, die een hele groep gasten hebben van een naburig eiland (150 mijl verderop). De thee is nodig omdat je aan je gasten thee moet serveren, en hun thee was op. Aan een lange tafel gezeten krijgen we een berg eten opgeschept waar je U tegen zegt: vis, rauw en gekookt, taro met cocosmelksaus, breadfruit, gekookte hele bananen en rijst; we eten met de vingers, dat is zo de gewoonte hier. Arme Marcia, zij heeft meer thee geleverd, en is dus eregaste. Je zal maar vegetarisch zijn en zelfs geen vis eten, en dan op je bord een levensgrote vissenkop compleet met de ogen opgeschept krijgen (het lekkerste deel van de vis), waarvan je verondersteld wordt te eten! Ik heb niet naar haar durven kijken! Na de maaltijd is er een kerk-zangdienst, erg mooi, de lang niet eenvoudige liederen worden vierstemmig gezongen, en ook hier weer: zingen kunnen ze,
121
29 t/m 22 jan. Nog steeds zijn we bij dit vreedzame atol, we doen niet veel bijzonders, praten wat met de bewoners, die een beetje over hun schuwheid heen raken, en we kopen een fraai model outrigger canoe en een tray (ronde wandversiering, geheel gemaakt van natuurlijke grondstof en palmblad en schelpen). Zaterdagavond krijgen we weer van een heerlijke maaltijd. Zondag is eigenlijk onze vertrek dag, maar het is zulk Hollands weer (regen en regen) dat we besluiten om ons opvangzeil op te zetten en onze watertanks te vullen, bovendien zou het zonder zon niet eenvoudig geweest zijn om de doorgang te vinden. Die middag krijgen we bezoek van een plaatselijke schone. Zij bekijkt de hele boot, vooral de foto's hebben haar belangstelling, daarna strijkt ze op de bank neer om haar middagslaapje te doen, nou ja, laat maar liggen; zoals met veel mensen, je weet wel wanneer ze komen, maar nooit wanneer ze gaan. 23 jan. We vertrekken om 0815 en varen om 900 door de pas. It is said that mourning is selfish, that you weep not for the dead, but for your own loss. That may well be true, but my memories are a shroud of grieve, for I have lost a good friend among these waters.... 24 t/m 25 jan. Het is voorwaar geen gemakkelijke rit deze keer, de enorme buien die uit de pikzwarte luchten vallen worden vooraf gegaan door veel wind en je krijgt dan als toetje een windstilte, van ongeveer een half uur, wat geen pretje is in deze onrustige, ik mag wel zeggen zeer ongemakkelijke wateren, want dan klapperen en slaan de zeilen zo, dat je er raar van wordt. Maar ineens is ie er dan, de regenboog, ja echt, midden in de nacht. De maan schijnt en het regent als een gieter, en toch, warempel, tegen de zwarte lucht afgetekend staat daar opeens een grijs witte boog. Een geruststellend teken in een grimmige nacht heeft ieder mens wel eens nodig. Het leven aan boord begint een beetje klef te worden nu alle luiken gesloten moeten zijn vanwege het overvliegend water. Er staat een forse bries; een douche nemen in het vooronder is geen sinecure, je moet zo nu en dan acrobatische toeren uithalen om niet als maar op de bankschroef of in de kettingbak gelanceerd te worden, maar alles went zeggen ze en we schieten nu tenminste lekker op. Guam ligt nog op een ruime Fastnet afstand (650 mijl). Za.28 en 29 jan. We zien een lichte vlek aan de horizon, wat een grote stad aanduidt, dat betekent dat we met het sextant goed genavigeerd hebben; dat was nodig, omdat ook onze nieuwe Sat.Nav, ons in de steek liet. De laatste mijlen langs het eiland hebben we 40 knopen wind recht op de kop, en tegen tij, we zetten de motor erbij voor het laatste stukje. Na in 6 dagen ruim 1000 mijl onder de kiel doorgejaagd te hebben (met zo nu en dan een paar forse dreunen, sorry Polka!) komen we aan in Apra Harbour in GUAM. Guam is het meest zuidelijke van de Marianne eilanden, en behoort tot het Amerikaans Territorium en is militair gebied.
122
De ontvangst bij de Jachtclub en door de er reeds liggende boten is zeer hartelijk. Verschillende jachten roepen: welkom, welkom en al gauw komt iemand (Bill) met een bijbootje aangesnord om ons naar een boei te brengen. Een ander lid van de club, Jerry, brengt, de door hem opgebelde douane mensen aan boord, zo doende zijn we al gauw ingeklaard en na de lunch komen Bill en zijn vrouw Jan langs om ons me mee te nemen naar een Supermarkt in de hoofdstad, die jammer genoeg (er zijn geen bussen), een heel eind hier vandaan ligt De post wordt gebracht door een clublid, nou hij heeft er zich niet aan vertild: 2 hele brieven, we rekenen er op dat de rest volgende week komt. 30 jan. Het is een werkdag vandaag. 31 jan. Vandaag gebruiken we de fietsen om naar de hoofdstad, AGANA, die 12 km. verderop ligt, te gaan. Het waait nog steeds stevig, maar als rechtgeaarde Nederlanders geef je daar niet om en met kromgebogen rug en knieën tornen we tegen de wind op. We weten zoals het een goede yachtie betaamt dat hand te leggen op verschillende spotkoopjes, aangeboden in een door brand verwoestte winkel. We horen intussen, dat Kasimier twee weken geleden ook hier was met z'n motorboot, we hebben hem dus, jammer genoeg, net gemist. 1 t/m 4 feb. We zijn al weer een week in Guam, de dagen vliegen om, verschillende grote karweien worden onder handen genomen en een paar dagen worden gebruikt om wat van het eiland te zien. Jan toerde ons rond en liet ons kennismaken met verschillende van haar Bahai-vrienden. Vrijdagavond was er een barbecue op de club en ik zou even naar de boot terug gaan om de spullen er voor op te halen; m'n bedoeling was natuurlijk om te roeien, maar Willem had andere gedachten en zette de bb.motor aan en daar vloog ik weg, nog nooit had ik die motor bediend, dus met m'n handen in de lucht gilde ik: hoe moet ik dat ding stoppen ? Willem wuifde alleen maar allervriendelijkst vanaf de kant, de verdere aanwezigen lagen natuurlijk dubbel van het lachen en ik maar in grote vaart rondjes draaien tussen de boeitjes door, vertwijfeld hier en daar aan knopjes en handels trekkend en drukkend en eindelijk had ik het juiste handeltje te pakken, 't motortje deed nog even prut-prut en hield toen op, met een zucht van verluchting pakte 'k de peddels en roeide op m'n gemak naar 't schip (van binnen kokend, maar ik krijg 'm nog wel, Willem bedoel ik). Hafa Adai! oftewel: hallo. Even wat informatie over Guam. Het eiland ligt tussen Hawaii en de Filippijnen, 13 noord en 144° oost. Magelhaen kwam hier voor het eerst in 1521, sindsdien werd het eiland overspoeld met Spanjaarden, Duitsers, Portugezen, Amerikanen en Japanners. Voordat die allemaal kwamen, waren hier de native Chamorro's. Guam is 30 mijl lang, 4 tot 12 mijl breed. Het noordelijk gedeelte is een plateau van heuvels en kliffen, tot een hoogte van 600 voet, het zuiden bestaat uit gebergten en valleien. Het heeft een tropisch klimaat. We blijven hier nog een paar weken rondkijken want het is nog een beetje te vroeg om naar Japan te gaan.
123
5 t/m 14 feb. Dinsdag gaan we, met Eric en Carl als gids, naar de haven van Agana, waar we afmeren langs het in aanbouw zijnde jacht van Carl. Volgens hem bestaat de bodem uit zachte modder, we zullen wel er met de kiel wel in zakken. Als we terugkomen van een baseball match zien we Polka gezellig op één oor liggen. We kunnen niets anders doen dan een extra lijn vanaf de mast naar de wal zetten. Het slaapt wel een beetje ongemakkelijk. De volgende dag gaan we langszij een visser, maar die moet de volgende dag vroeg weg. Er is nog een plaats vrij aan de onderwater liggende betonblokken in de buiten haven. Willem moet de “landvasten” daar vier meter onder water vast maken, terwijl ik probeer het schip op de goede plek te houden, het is ook altijd wat. Het peddelen naar de kant gaat wel, maar wel een goocheltoer om roeiend tussen de vele, scheef staande lijnen van andere boten te zorgen dat je hoofd op je romp blijft zitten en dat je heelhuids bij het primitieve steigertje aan komt; het moet ook allemaal niet zo gemakkelijk gaan! 21 feb. Eerst varen we naar de kant om olie te laden, en dan ga ik met George in z'n rammelende roestkist op 4 wielen alle goedkope winkels af. Hij is een gekke Amerikaan, die in een soort van houten kotje dat de naam boot niet meer verdient, op het water woont. De auto's hier in Guam, nou daar zijn vehikels bij die laten gewoon een roestspoor achter, je houdt het niet voor mogelijk dat ze nog kunnen rijden .De meeste chauffeurs hebben dan ook een bosje touw bij zich voor het geval er een portier uitvalt of zo. Maar goed, George is een beste chauffeur en dat is heel wat waard als je een voorraadje blikwerk in moet slaan. Zo aan de wal liggend moeten alle horren en gordijnen goed dicht want we hebben al een keer bezoek gehad van een rat, gelukkig alleen nog maar in de kuip. 23 feb. Vandaag vertrekken we, ik ben benieuwd wat de Filippijnse zee voor ons in petto heeft. Met een goeie 15 knopen wind en met een knik in de schoot maken we een prima start op de reis naar het " verre Oosten ", dat nu voor ons in het westen ligt. Uitgezwaaid door Lee, de voorzitter van de Jachtclub, die nog wat laatste post komt brengen en George, die eerder met Willem naar de douane reed om uit te klaren, vertrekken we uit "Amerika’s Paradise"; nou wij waren er niet kapot van, maar de gezellige radiomuziek uit Saipan vergoedt veel. Op de Zondagmorgen, 400 mijl van Guam vandaan, hebben we een uitgebreid ontbijt op een horizontale tafel, hoe is het mogelijke in de Philipijnse Zee. De eerste drie zijn heerlijke zeildagen, met wel een knobbelig zeetje, we leggen ongeveer 1/3 van de reis af, voorwaar niet gek! Nu komt er verandering in, we zien buien opkomen en de wind komt terug. Enfin, ons ochtend-zonnetje is geschoten en de pudding is gemaakt.
124
28 feb. Met alleen het kleine stagzeil en met een rif in het grootzeil bruisen we de nacht door, gestaag de golven beklimmend (het is nu aan de wind 25-35 knopen) en weer dalend met een gangetje van 5 knopen af en toe een paaltje pikkend, waarvan degene die vrij van wacht is, dan wakker schrikt en ook maar even buiten gaat kijken.. Om 10.00 uur de kluiver er weer bijgezet; afgelegd 650 mijl, we zijn nu op de helft. 29 feb. De N.E. trade-winds laten het nu een beetje afweten, we komen nu in een gebied van wat wisselende winden; op het ogenblik is er bijna geen wind, dat schiet niet op dus, afgelegd 703 mijl, nog 450 te gaan. Het is allemaal blauw wat we zien, de hele hemel, zonder zelfs maar een streepje van een wolkje, en de zee is, zij het in een donkerder tint, ook helemaal blauw, geen wit krulletje te bespeuren, we varen nu op de motor, geen wind, wel deining, dus ergens zal het wel waaien. De temp. is gelukkig een eind gedaald, overdag 25 en 's nachts ong. 20 graden, het is fijn om weer een T-shirt aan te hebben. 2 maart 900 uur.. Ten tweede male trekt een anti-cycloon over ons heen met 35 knopen wind, het zeiltuig wordt beperkt tot een dubbel gereefd grootzeil en het stay-sail; op het voordek en ook in de kuip werken we weer voor het eerst sinds jaren met oliegoed aan en mutsen op. We verwachten dat het een klein front zal zijn want de golven hebben zich nog niet erg opgebouwd; de barometer en barograaf staan hoog. De zonnetent heeft voorlopig z'n dienst gedaan en wordt, voor dat hij de lucht in vliegt weggehaald. Nog 175 mijl te gaan tot aan het eiland Okinawa. In de middag kruist een olietanker ons pad, gauw de VHF-aan, onze praatpaal, en ja hoor, er wordt op gereageerd, een gezellig praatje gehouden met de dienst doende officer, een man uit India, die op ons verzoek de positie opgeeft, en dat scheelt maar 6 mijl in afstand met onze berekening; niet gek, want het is maar giswerk vandaag, we hebben geen zon kunnen schieten. We hebben dus nog steeds een ZW. gaande stroom mee. 3 maart. Uit een brief van Willem: Er staat zo rond de 10 knopen wind, maar nogal wisselend; 5 minuten 7 knopen en dan weer een poos 15 knopen; gemiddeld weinig wind, en dat is een beetje kenmerkend voor deze oversteek. Je zet dan, vooral 's nachts gemiddeld iets te weinig zeil (anders blijf je wisselen) en de gemiddelde snelheid wordt dus nooit hoog. Toch, als het mee zit, 1200 mijl in precies 9 dagen, ruim 5,5 mijl per uur en maar 8 uur op de motor. Steeds over dezelfde boeg, alle wind komt van bakboord, het zal mij benieuwen of de vloer straks nog wel horizontaal wil komen in de haven! Zeilen, zoals het nu gaat is erg mooi, een redelijke bries, vlak water en de wetenschap dat je, als je geen wacht hebt, lekker door kan slapen zonder geroepen te worden voor dekwerk. De radioman van een schip dat voorbij kwam gisteravond) liet me op mijn verzoek weten, dat we tot 9 mijl afstand op z'n radar zichtbaar bleven, we hadden geen radar-reflector op. Da's dus een voordeel van een aluminium schip! Onze zaterdagse-malariapil staat al klaar, dat moet je ook bijhouden. Er staat hier een NW. gaande stroom van 2 tot 5 knoop, je weet alleen niet, hoever uit de kust dat ding zit, 'k ga m'n sextant dus nog 'ns pakken en wat peilen.
125
s 'Avonds kwart over acht lopen we Okinawa binnen, maar het was geen makkie; we maken vast langs een pilotboot of zo iets! Eerst met de peiling, (zie boven) en latere peilingen bleek er een zuidgaande stroom te staan van ongeveer 3 knopen i.p.v. de verwachte noordgaande stroom. Om elf uur viel de wind weg, dus half twaalf de motor aan, ruim 25 mijl tot de haven, dus niets in de weg dacht ik. Om één uur begon het te waaien uit het noorden en om half vier stond er windkracht 8. Dan gaat het niet hard meer, recht er tegen in en tij tegen! Na vijf uur begon 't wat op te schieten, tij mee, maar toen werden de golven groot en stijl, zodat het nog steeds niet opschoot. Half 7 was het donker en toen hadden we alle kennis en kunde, plus de radar, nodig om de haven ingang met z'n geleide lichten te vinden tussen alle lichten en reclames van de stad. Gelukkig had ik alle kaarten, zelfs een detailkaart van de haven. Ze hebben intussen buiten, over wat riffen heen, wel een nieuw breekwater gebouwd, maar de lichten klopten nog. Het was al met al een tamelijk spannende bedoening, die we nu met een whisky-tje (portje voor Bea) proberen te verwerken. Later horen we dat een Amerikaanse kennis met zijn boot met een professionele bemanning een paar weken eerder hier wat minder gelukkig was, ze voeren op een rif en waren alles kwijt behalve het vege lijf. Er hangt een gele vlag en een gasten vlag, maar hopelijk ziet de douane dat morgen pas, we gaan eerst eten; wij liggen met onze Polka in ieder geval in Japan! Wordt vervolgd.
126