augustus-september 1982
olitiek en Gultoor
AUGUSTUS-SEPTEMBER 1962 Loonpolitiek 1945-1962
A. Blokzijl A. u. Turnhout
De arbeidersklasse als leidende kracht achter de revolutionaire omvorming van de wereld T. Timofejew Propaganda- een scherp wapen W. Swart Bouwfysica J. Hagen Het monopoliekapitaal op de kansel G. Maas Sport en maatschappij B. J. Weenink
337 347 354 359 367 375
KORT VERHAAL: De eerste sneeuw
Loe Ling
382
CRITISCHE NOTITIES: Economie geen hinderpaal voor ontwapening Onvolledig beeld van een werelddeel
398 402
BOEKBESPREKINGEN: Een interessante sociologische studie Maut Boshart jr "Rome in vertrouwen", maar geen vertrouwen in Rome J. Duveen DOCUMENTATIE: Grondbeginselen van de internationale socialistische arbeidsdeling (Besluit van de vertegenwoordigers van de landen van de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp)
406 411
416
PARTIJDOCUMENTATIE: mededeling van het Dagelijks Bestuur der CPN
431
ONTVANGEN BOEKEN
432
POLITIEK en CULTUUR verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 35957. De abonnementsprijs is f 4,50 per jaar, f 2.25 per half jaar, losse nummers 40 cent. Ons gironummer is 173127, gemeentegiro: P 1527. Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie p/a Pegasus. Alle correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C. Prinsengracht 473, Amsterdam-C., tel. 62565.
-
22e jaargang no. 8-9
augustus/september 1962
Politiek en Cultuur maandblad gewijd aan de theorie en praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der c.p.n.
Loonpolitie]{ 1945-1962 OE
loonpolitiek staat weer in het middelpunt van de belangstelling. Naast de vakbonden, zijn regering en ondernemers druk bezig nieuwe loonrichtlijnen op te stellen en de uitvoering ervan aan een onderzoek te onderwerpen. Nu is het sinds de oorlog niet de eerste keer, dat de loonpolitiek werd gewijzigd. Meerdere malen hebben de monopolies geprobeerd deze aan te passen aan hun belangen en evenzovele malen ontmoetten zij daarbij felle strijd van de arbeiders voor hogere lonen. Aan de loonvorming zijn belangrijke' aspecten verbonden, waarvan het de moeite waard is er enkele in vogelvlucht te bespreken alvorens de nieuwe plannen nader te bekijken.
JN
de eerste plaats dan de geleide loonpolitiek, zoals die na de oorlog werd ingevoerd en gekenmerkt werd door loonronden onder rechtstreekse controle van de regering. In de praktijk betekende het loonbeheersing en dictatoriale bevoegdheden van het college van rijksbemiddelaars. Dit apparaat van ondernemers en regering ontleende zijn bevoegdheden aan het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen, dat in 1945 werd afgekondigd en dat zijn oorsprong in de bezettingstijd vond. De bedoeling van de monopolies springt hier duidelijk in het oog. In een tijd van gebrek aan alles en schaarste aan kapitaal maken zij zich op om hun positie zo gauw mogelijk te versterken en het herstel van het· land tot een bron van enorme winsten te maken. De loonbeheersing beantwoordde hieraan wonder wel. En bovendien: wat was de monopolies en hun vertegenwoordigers in regering meer welkom dan loonafremming in een tijd van een geradicaliseerde arbeidersklasse? In een zeer korte tijd hadden de grote ondernemers dan ook de beschikking over moderne bedrijven en werd er naar hartelust "uit eigen middelen" gefinancierd. Het deed Hofstra, de later naar Verolme uitgeweken PvdA-voorman op het NVV-congres van 1948 zeggen, dat de mentaliteit van de ondernemers is: 337
"Laten de arbeiders maar hard werken en sober leven, dan zullen wij ondernemers, wel voor besparingen zorgen, nadat wi] voor onze privébehoeften het nodige hebben gereserveerd". In die jaren werd een felle strijd tegen deze politiek gevoerd. Reeds direct na de oorlog braken er massale acties los om de arbeiders in staat te stellen de dringend nodige levensbehoeften aan te schaffen. Alleen al in 1946 waren er 681.000 stakingsdagen. En ook in de latere jaren werd er veel actie gevoerd voor loonsverhoging om aan de voortdurende prijsstijgingen het hoofd te kunnen bieden. Nadat in 1946 de loonstop was afgekondigd. kwamen regering en monopolies er niet onderuit algemene loonsverhogingen toe te staan en mogelijkheden in de bedrijven te scheppen tot het verbeteren van tarieven en secondaire voorwaarden. Hieraan is het te danken, dat ondanks de loonstop, bestedingsbeperkingen, prijsverhogingen, afschaffing van subsidies enz., in 1953 de koopkracht van het loon op die van 1947-1948 was gehandhaafd. Intussen waren de winsten flink gestegen.
*
VANZELFSPREKEND hadden de arbeiders niets tegen de loonronden als zodanig. Ze werden toegekend aan alle arbeiders, wat ongetwijfeld een voordeel is. Maar vrijwel alle na-oorlogse loonronden hadden geen andere taak, dan de voordien gestegen kosten van levensonderhoud (gedeeltelijk) op te vangen, waardoor de koopkracht van het loon niet steeg. Ook moesten de loonronden dienen om huurverhogingen, afschaffing van subsidies en verhoogde premielasten voor sociale verzekeringen te compenseren. Pas rondom 1954 werd dat anders. Na jarenlange loonstrijd, die het levenspeil zo goed mogelijk had beschermd, was het voor de reactie niet langer mogelijk om aan verhoging van de werkelijke lonen te ontkomen. Al lang was het tijd voor een nieuwe loonronde, die wegens de druk van de arbeiders moeilijk tegen te houden was. Maar zie, in juli 1953 kwamen de vier ondernemersorganisaties plotseling met een gezamenlijke verklaring, waarin zij hun medewerking opzegden aan de politiek van de algemene loonronden en waarin verlangd werd, dat de verantwoordelijkheid voor de loonpolitiek in handen van "het bedrijfsleven" gelegd zou worden. Romme kwam in die tijd met zijn beruchte ijskastmotie, waarin hij "vrijere" loonvorming eiste. En ook de KAB bij monde van Middelhuis bezwoer bij hoog en bij laag, dat de tijd voor algemene loonronden toch werkelijk voorbij was. Vanwaar deze plotselinge ommezwaai? Hadden ze spijt van hun loonbeheersing in de afgelopen jaren? Geen sprake van. Er waren nieuwe factoren, die een rol speelden. In 1953 was de opbouw van ons land, het herstel en de vernieu338
wing van de industrie practisch voltooid. 1951 (het jaar van de zogenaamde Korea-crisis) had de reactie gebruikt om de werkers een bestedingsbeperking op te leggen. Voor het eerst na de oorlog begonnen de werkloosheidscijfers weer flink te stijgen. In deze situatie voelden de ondernemers zich weer mans genoeg om zelf de loonremmen te hanteren en dan nog wat strakker dan onder de geleide loonpolitiek. Bovendien was het voordeliger voor de ondernemers om in plaats van een loonsverhoging voor alle arbeiders, slechts hier en daar loonsverhoging toe te staan en zo op de critieke punten de spanning wat te verminderen. Deze opzet is mislukt. In oktober 1954 werd een inkomensverhoging tot 6 pct toegestaan, in november 1955 werd een 3 pct toeslag in secondaire sfeer afgedwongen en in 1956 kwam er de 6 pct. Deze laatste verhoging was door minister Suurhof opgezet als een gedifferentieerde loonsverhoging van 3 tot 6 pct. Maar door de strijd in de bedrijven werd vrijwel overal de 6 pct afgedwongen.
*
NTUSSEN was de behoefte van de ondernemersorganisaties aan "verantwoordelijkheid" van het bedrijfsleven door nieuwe omstandigheden alweer gedaald. In ieder geval moest het College. van Rijksbemiddelaars worden gehandhaafd, zo hadden zij in 1955 laten weten. Niet alleen de strijd had hen een toontje lager laten zingen, maar hun verwachting in 1953, dat de toename van de werkloosheid wel zou doorzetten, werd niet bewaarheid. In 1955 was er toenemende werkgelegenheid en meer vraag dan aanbod van arbeidskrachten. In die omstandigheden was er grotere behoefte aan meer "vrijheidblijheid" en werd er meer dan ooit om regeringshulp bij de loondictatuur gevraagd. Toen in 1959 de regering-De Quay een verdere stap deed naar d.e afschaffing van algemene loonronden, werd de loondictatuur dan ook een stevig onderdeel van de nieuwe loonvorming. Het College van Rijksbemiddelaars werd met verdergaande bevoegdheden bekleed. Het kreeg de opdracht zich niet te veel te storen aan bij CAO-onderhandelingen overeengekomen loonsverhogingen en deze, na ruggespraak met loondictator Roolvink, in voorkomende gevallen af te keuren. Meer nog dan voordien was er een voortdurend ingrijpen van de regering in de loonpolitiek. Zij trachtte zo een dam op te werpen tegen de loonstrijd en de toenemende kracht van arbeiders en vakbeweging. Dat dit niet is gelukt, weten we. Want ondanks de scherpste loondictatuur slaagden de arbeiders er in, reële loonsverho· gingen af te dwingen.
I
*
DE monopolies en hun regering hadden voor het afschaffen van de loonronden nog een belangrijk ander motief. Zij koppelden voor het eerst de loonontwikkeling rechtstreeks aan de producti339
viteit. En wel per bedrijfstak of onderneming. Een ieder kan begrijpen, dat juist in de best geoutilleerde bedrijven de arbeidsproductiviteit het snelst stijgt en dat deze daardoor in staat zijn gemakkelijk loonsverhoging en korter werken toe te staan. Dit was afgestemd op een tijd van hoogconjunctuur, bij gebrek aan arbeiders. Bij de concurrentie op de arbeidsmarkt kunnen de monopolies zodoende de beste arbeiders aantrekken, die bedrijfseconomisch gezien het "goedkoopst" zijn. Drs Cappens van de KAB heeft dit in '1959 in een brochure heel duidelijk gezegd: "In het algemeen zullen dat de bedrijven zijn, welke voor de nationale economie een groter belang inhouden. Door het betalen van hogere lonen zullen deze bedrijven beter in staat zijn om arbeidskrachten aan te stellen, welke zij nodig hebben". Onbeschaamd werden hier dus de belangen van de monopolies verdedigd. Bij een laag houden van het Nederlandse loonpeil, in het algemeen door een scherpe loondictatuur, worden zij in staat gesteld er een paar cent bovenuit te gaan om de kleinere bedrijven dwars te .zitten. Voorts is de loonmaatstaf "productiviteit" op zichzelf een enorme bron van extra winst. Immers, geen enkele arbeider kan de productiviteit meten of controleren. Wat de arbeiders wel konden controleren, was hun eigen loonzakje. Wat ze wel konden waarnemen, waren de enorme winsten .... Telkens weer volgde er dan ook groot verzet. In de havens, op de bouwwerken, in de metaalindustrie, in het busvervoer en noem verder maar op. Meer dan eens moest de regering bukken. De grote havens zijn een goed voorbeeld. Door de stakingsacties van de arbeiders, de druk van de massale ledenvergaderingen van de NVVvakbond werd een loonsverhoging afgedwongen van f 15.- tot f 20.- per week. Of, zoals bij de Amsterdamse gemeentebedrijven, waar door optreden van de communisten en andere arbeiders belangrijke verhogingen werden bereikt. Alleen al in 1960 waren er niet minder dan 465.000 stakingsdagen. Bekend is ook, hoe ondanks tegenstand van de regering de vijfdaagse werkweek in snel tempo werd afgedwongen. Deze ontwikkeling en verscherpte concurrentie op de wereldmarkt geven regering en ondernemers aanleiding naar nieuwe middelen om te zien. Twee SER-commissies (de Schouten-commissie en de Van der Grinten-commissie) waren hiermee belast. A. BLOKZIJL.
UIT de hiervoor geschetste geschiedenis van de na-oorlogse loonpolitiek springt één ding duidelijk naar voren: de houding van de ondernemers tegenover de loonpolitiek en de regeringsbevoegdheid hierbij, loopt parallel met de economische situatie op een bepaald moment en is louter gebaseerd op de vraag, welk systeem in 340 I
l'
een gegeven situatie het meest met hun winstbelangen in overeen· stemming is. · Ook in de huidige SER-discussie over de nieuwe loonpolitiek gaat het in hoofdzaak om de vraag, wie in eerste instantie de bevoegdheid voor de loonpolitiek moet dragen: de regering of "het bedrijfsleven"? Hoewel de nieuwe loonpolitiek een zaak is waarbij iedere arbeider ten nauwste is betrokken, wordt de discussie achter gesloten SER- (PBO-) deuren gevoerd. Bij het schrijven van deze beschouwing is nog geen SER-advies aan de regering openbaar gemaakt. Ondernemers en vakcentrales hebben inmiddels echter voldoende over hun standpunten ten aanzien van de nieuwe loonpolitiek bekend gemaakt, om er een eerste en voorlopige beschouwing aan te wij den. De ondernemers zijn voor handhaving van de regeringsdictatuur. Zij spreken wel in velerlei toonaarden over een zich ontwikkelende conjunctuuromslag, maar h€t feit bestaat, dat er nog steeds een groot tekort aan arbeiders is en dat de eisen van de arbeiders op de bestaande "volledige werkgelegenheid" zijn afgestemd. Aan "vrijheid-blijheid" hebben de ondernemers dus nog geen enkele behoefte. Die behoefte stijgt bij de heren pas als het aanbod van arbeiders groter wordt dan de vraag,of duidelijker gezegd: wanneer zij de werkloosheid als drukmiddel kunnen gebruiken tegen de eisen van de arbeiders en hun vakbonden. Daarom schrijft het orgaan van het Centraal Sociaal Werkgevers Verbond "De Onderneming", dat het verleggen van de verantwoordelijkheid naar de Stichting van de Arbeid "wellicht voor een later tijdstip ernstige overweging verdient". De verwachte conjunctuuromslag leiden de ondernemers in hoofdzaak af uit de tendentie tot dalende winst-marges (de winst per eenheid-product). Maar hierbij is het weer het oude liedje, zouden wij willen zeggen. Het zijn de monopolies, die in staat zijn hun winstmarges op peil te houden - de daling daarvan geldt voornamelijk voor de rest van het bedrijfsleven. Terwijl de ondernemers de dalende winstmarges wijten aan de gestegen arbeidskosten [o.a. loonsverhoging en werktij dverkorting), is de voornaamste oorzaak ongetwijfeld te vinden in de steeds scherper wordende concurrentie op de Euromarkt en bij het gevecht om de afzetmarkten in de zogenaamde ontwikkelingslanden, waar niet alleen nog veel werk wacht, maar waar de ondernemers ook grote winstmogelijkheden ruiken. Het ondernemersargument van de gestegen arbeidskosten heeft G. Verrips in zijn artikel in "Politiek en Cultuur" van juni j.l. reeds ontzenuwd .. Daar is aan de hand van (ondernemers-) statistieken aangetoond, dat de Nederlandse ondernemers tot en met 1961 geprofiteerd hebben van zeker 20 procent lagere arbeidskosten dan in vergelijkbare omringende landen. Dat aan deze gunstige positie van de ondernemers door de loonsverhogingen van het afgelopen jaar veel veranderd zou zijn is niet 341
aan te nemen. Ook in de andere Euromarktlanden hebben de ar beiders loonsverhogingen afgedwongen en zeker niet minder dan hier. In de al jarenlang bestaande achterstand van de Nederlandse lonen is dan ook geen aantoonbare verandering gekomen. Het ondernemersargument van de uitwerking der werktijdverkorting snijdt helemaal geen hout, daar de arbeiders in ons land nog steeds 1 tot 5 uur langer werken dan de arbeiders in andere W\esteuropese landen en ook in het aantal betaalde vacantiedagen gemiddeld drie tot vijf dagen ten achter blijven. Terwijl de ondernemers hun treurmarsen blazen, gaat het hen in feite om de handhaving en versterking van hun huidige gunstige concurrentiepositie en de handhaving van hun winsten ten koste van de arbeiders.
*
DAAROM nemen de ondernemers thans in de SER het standpunt in, dat "voorshands" het overheidsbeleid op het gebied van de lonen niet gemist kan worden en ook het College van Rijksbemiddelaars in stand dient te blijven. De constructie die de ondernemers voor een nieuwe loonpolitiek in elkaar willen timmeren, noemde de 2de voorzitter van het NVV, A. Kloos, in "De Vakbeweging" een super-loondictatuur. In "Het Parool" voegde hij er later aan toe, dat het Centraal Sociaal Werkgevers Verbond vooral daarom voor handhaving van het "preventieve toezicht" van de rijksbemiddelaars is, omdat het in tijden van een gespannen arbeidsmarkt altijd plezierig is voor de ondernemers als er een "grote broer" is [College van Rijksbemiddelaars) die afremt en de ondernemers zelf buiten schot kunnen blijven. Erg dapper is het niet, zegt Kloos, maar het loont wel: terwij I men goede vriendjes kan blijven met de "bedrijfspartners", wordt het officiële loon lager gehouden dan mogelijk zou zijn. Opvallend is hierbij echter, dat het NVV-bestuur tot nu toe tegenover het ondernemersstandpunt geen eigen stelling heeft ingenomen. Er wordt gesproken over een standpunt van de drie vakcentrales, dat op het punt van de. bevoegdheid in de loonpolitiek het volgende zou inhouden: De toetsing van de CAO's dient niet meer door de rijksbemiddelaars, maar door de Stichting van de Arbeid te geschieden. De partijen moeten de door hen afgesloten CAO's bij de Stichting aanmelden en deze zouden na 14 dagen automatisch van kracht moeten worden als in die tijd door de Stichting geen bezwaren zijn opgeworpen. ~Mocht er bij gerezen bezwaren geen overeenstemming tussen contracterende partijen en de Stichting bereikt worden, dan zouden de rijksbemiddelaars als "bemiddelaars" [niet als beslissers) kunnen optreden. Dit zou ongetwijfeld een stap vooruit zijn op de weg die de vakbondsleden op willen. Hun eis op de ledenvergaderingen is immers 342 1·
steeds meer geweest, dat er aan het kortwieken van de CAO's door de rijksbemiddelaars een eind gemaakt dient te worden. Volledig in overeenstemming met de belangen van de arbeiders zou het pas zijn, indien de CAO's die de vakbonden met de ondernemers afsluiten zonder meer van kracht zijn, zonder dat er nog een "toetsing", van welke "hogere" instantie dan ook, aan te pas komt. De inhoud van de CAO's en de hoogte van de loonsverhogingen dient bepaald te worden door de actie, die de vakbond voor de best mogelijke CAO organiseert. De enige taak die er voor de regering op het loongebied ligt is, dat zij zo hoog mogelijke minimum-normen vastlegt, waaraan iedere CAO op zijn minst zou moeten voldoen.
*
NAAST de stap vooruit op het gebied van de "toetsing" der CAO's
worden echter thans in de SER constructies besproken die loonsverhogingen in de CAO's reeds vóór de onderhandelingen beginnen, aan banden zouden leggen. In discussie in de SER is namelijk, wat_genoemd wordt, de interne coördinatie van het loonbelP.id bij het bearijfsleven aan de orde gekomen. De opzet daarvan is, dat de SER elk half jaar zijn visie geeft op de economische ontwikkeling en de "ruimte" daarin voor verhoging van de lonen en andere sociale verbeteringen. De SER-"ruimte" zou maatgevend moetel} zijn voor de gemiddelde stijging van de totale loonkosten en nog vóór de loononderhandelingen in ondernemingen of bedrijfstakken beginnen, zouden de betrokken partijen (ondernemers en bedrijfsbonden) met de SER"ruimte" moeten instemmen. Om duidelijk te maken wat de ondernemers met de?:e constructie , voor ogen staat, zei de voorzitter van het Centraal Sociaal Werkgevers Verbond, ir. W. H. Kruyff, op een ondernemersvergadering, dat deze constructie de "nodige zelfbeperking" van de onderhandelende partijen verlangt. · De SER-"ruimte" zal niet alleen bepalend zijn voor de "gemiddeld aanvaardbare loonkostenstijging", maar ook voor andere kostenverhogende maatregelen, zoals verhogingen van sociale verzekeringspremies en dergelijke. Heeft de regering tot dergelijke maatregelen besloten, of is daarmede op grond van de EEG-ontwikkeling te rekenen, dan wordt de mogelijkheid. van loonsverhoging hierdoor beperkt, aldus Krayff. Schuilt in deze constructie een duidelijk gevaar voor de onderhandelingsvrijheid van de vakbonden, anderzijds houdt de constructie rekening met de belangen van de monopolies en concerns. Bij de "spreiding rond de gemiddeld toelaatbare loonkostenstijging" zou niet alleen meer rekening gehouden worden met de productiviteit in de betrokken onderneming of bedrijfstak, maar o.a. ook met de . . . wer.kgelegenheid en de rentabiliteit. Met andere woorden: zolang er nog een tekort aan arbeiders bestaat moeten de grote ondernemers officieel in staat gesteld wor343
den voldoende arbeiders aan te trekken door daar wat meer loons- ' verhoging toe te staan, of beter gezegd: daar wat minder te mati- ; gen. Naast de confessionele centrales, schijnen ook de NVV-bestuurders in de SER met deze "interne coördinatie" accoord te zijn gegaan. Kloos schreef in ieder geval in een van de PvdA-bladen, dat gestreefd zal worden naar een "harmonieuze inpassing" van de individuele voorstellen in de totale loonontwikkeling.
*
NAAST tegenstellingen over het "toetsingsbeleid" van de CAO's [Rijksbemiddelaars of Stichting van de Arbeid), blij ken in de SER ook tegenstellingen te bestaan over de bevoegdheid tot ingrijpen van de regering. De ondernemers stellen zich op het standpunt, dat de regering met een algemene loonstop of "loon-afroming" dient in te grijpen, zo gauw naar haar mening de "nationale economie" door de loonontwikkeling geschaad wordt, dat wil zeggen: op ieder door de monopolies gewenst ogenblik. NVV-bestuurders zoude:A in principe met een loonstopbevoegdheid van de regering accoord willen gaan, maar deze zou pas gehanteerd mogen worden, nadat daarover met "het bedrijfsleven" overeenstemming is bereikt. Hoewel NVV-bestuurder Kloos hierover geschreven heeft, dat met deze beperking nog altijd veel meer vrijheid wordt prijsgegeven dan in andere landen het geval is, zijn de gevaren voor verdere concessies van de vakbondsbestuurders op dit en andere punten zeker niet denkbeeldig. Kloos heeft immers in het kaderblad van het NVV "De Vakbeweging" geschreven, dat de "werknemers- vertegenwoordigers (reeds) talloze veranderingen en aanpassingen in hun oorspronkelijke opvattingen hebben gebracht" om met de ondernemers tot overeenstemming te komen. In een andere publicatie liet Kloos echter zien, waarmee de vakbondsbestuurders bij de opzet van een nieuwe loonpolitiek rekening hebben te houden. "De spanning die zich in de kringen van de vakbeweging tussen centrale leiding en aangesloten bonden, en tussen de leiding en de leden voordoen, zou men kunnen uitleggen als een bewijs voor de stelling dat de vakbeweging zich teveel heeft laten inkapselen" aldus de 2de NVV-voorzitter. Inderdaad, moet daarop geantwoord worden, maar dan dient het NVV aan die "inkapseling" ook een eind te maken en de macht van de 510.000 leden in te zetten om een loonpolitiek af te dwingen, die in overeenstemming is met de eisen en belangen van de arbeiders. Zulk een conclusie is echter door het NVV-bestuur tot nu toe nog niet getrokken.
* 344 I :,1
QPVALLEND hierbij is, dat op het jongste NVV -congres [eind juni te Rotterdam) door Roemers en andere NVV-bestuurders met geen woord is gerept over het streven van de ondernemers naar, wat Kloos drie weken voor het congres nog had genoemd, een "super-loondictatuur". Zelfs over de standpunten die door de NVV -vertegenwoordigers in de SER werden ingenomen, werd door de inleiders slechts in algemene en zeer vage termen gesproken. Roemers erkende op het congres, dat de lonen te laat zijn verhoogd en dat in vele gezinnen "schraalhans nog keukenmeester" is, terwijl terzelfdertijd de winsten bovenmatig zijn gestegen. De vraag is dan echter: waarom heeft het NVV-bestuur van dit congres dan geen gebruik gemaakt om klaar en duidelijk de eisen voor loonsverhoging en voor een betere loonpolitiek aan de orde te stellen? Dat zou immers de taak van het vakbondsbestuur zijn geweest. Zonder twijfel zouden daarbij de eisen van de vakbondsleden op dit gebied in discussie zijn gekomen. Daarvoor zijn Roemers c.s. kennelijk bevreesd geweest en hebben zij hun handen volledig vrij willen houden, in plaats van met congresmandaten in de verdere onderhandelingen te moeten optreden. Daarbij dringt zich nog een andere conclussie op. Roemers is niet alleen voorzitter van het NVV, maar bovendien Tweede Kamerlid voor de Partij van de Arbeid. De PvdA-politicus Roemers had bij het omzeilen van NVV-congresbesluiten kennelijk het oog reeds gericht op de komende parlementsverkiezingen en op het gehoopte herstel van de KVP-PvdAcoalitie in de regering. Een aanwijzing daarvoor is de wijze waarop Roemers zich op het congres verdedigde tegen de critiek in de vakbonden op de samenwerking met de confessionele centrales. Terwijl hij op het vorige congres in Utrecht ( 1959) de confessionele bestuurders nog "de rugdekkers van de regering" noemde, verkondigde hij thans de stelling dat zij "onmisbare partners" waren bij het bereiken van resultaten. Een oudhallands spreekwoord zegt: "Terwille van de smeer, likt de kat de kan de leer". Maar dat is niet de weg die de vakbondsleden op willen. Zij dringen in hun vakbonden steeds sterker aan op een zelfstandige en strijdbare vakbandspolitiek van het NVV, waarbij de besluiten van de leden leidraad voor het handelen van de vakbondsbestuurders dienen te zijn. Het is de weg waarvoor de communisten met hun vakbandscollega's op de bedrijven en in de organisatie optreden. Roemers zag zich op het congres genoodzaakt zich tegen dit optreden, voor een actievere vakbondspolitiek, te verdedigen. "Leiders zijn geen kruiers van de leden", aldus Roemers en volgens hem zou dit de communistische opvatting van de vakbandsdemocratie zijn. Dat is een vervalsing. De communisten staan op het standpunt, dat de vakbeweging een klasse-organisatie is die de belangen van de arbeiders tegenover de ondernemers moet verdedigen en waar 345
i''!!
de besluiten van leden bepalend dienen te zijn voor het handelen van de bestuurders. Dat geldt ook ten opzichte van de nieuwe loonpolitiek die nu ter discussie staat. Noodzakelijk is een open en klaar standpunt van het NVV. Daarbij is de vakbondsactie voor loonsverhoging nu de zekersta weg om ook een betere loonpolitiek van de ondernemers en hun regering af te kunnen dwingen. 12 juli 1962
A. v. TURNHOUT.
NASCHRIFT VAN DE REDACTIE. HET bovenstaande stuk werd geschreven, vóórdat iets bekend was over de bespreking van de ministers Veldkamp, De Paus, Zijlstra en staatssecretaris Rooivink met vertegenwoordigers van de ondernemersorganisaties en de drie vakcentrales in hotel "De Witte Brug" te Den Haag. Zoals men weet, hebben regering en ondernemers op deze bijeenkomst plannen tot "vevdere matiging" van de lonen in 1963 voorgelegd. Minister Veldkamp (KVP) verklaarde na afloop van de bespreking, dat deze "velldere matiging" basis van het gesprek is geweest. Volgens sommige persberichten zou zelfs een plan tot "tijdelijke loonstop" aan de orde zijn geweest. De be,windsman liet zich ontvallen, dat deze besprekingen door het SER-advies inzake de loonpolitiek "gecompliceerd" we11d. . Minister De Paus deelde hooghartig mede, dat de omvang van de "matigingsplannen" pas op de derde dinsdag van september bekend gemaakt zou worden. Kort voor die datum zou een nieuwe bespreking met ondernemers en vakcentrales plaatsvinden. Minister Veldkamp zei verder, dat de matiging nodig is wegens een "neiging tot loon- en prijsinflatie", - een oud verhaal, waarvan het bedrog nog niet zo lang geleden ("Evangelie en Maatschappij", maart 1962] door een commissie van het CNV erkend werd. Deze commissie wees er toen op, dat "het afdwingen van besparingen door een voortgaand kruipend inflatieproces" de sedert 1945 in ons land "gerealiseerde oplossing" is geweest voor het financieren van de ondernemingen. Het gaat dus niet om een "neiging" die uit de hemel is komen vallen, maar om een door de regering bewust gehanteerde politiek van loonroof door prijsstijging. In dit licht moet men ook de verklaring van minister Veldkamp bezien, dat de "ruimte" voor loonsverhoging "op" is. Het "vroegtijdige overleg", waarover hij verder sprak we11d klaarblijkelijk geïnspireerd door de verlangens naar een doeltreffende loonsverhoging, die in de vakbonden leven. Immers, hij sprak over de noodzaak tot het "voorkomen" van "eventuele discriminatie bij het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten". Anders gezegd: de regering wenst nu reeds de duimschroef aan te zetten, ten einde tè voorkomen dat de NVV-vakbonden bij aanstaande besprekingen over vernieuwingen van CAO's eisen stellen, die de toekomstige loonpolitiek van ondernemers en regering zouden kunnen doorkruisen. Over de houding van het NVV-bestuur tijdens de bespreking op "De Witte Brug" is bij het afsluiten van dit nummer nog niets bekend. Het is echter duidelijk, dat de jongste ontwikkeling de aan het slot van bovenstaand artikel uitgesproken waarschuwing slechts onderstreept.
346
De arbeidersklasse als leidende kracht achter de revolutionaire • omvorming van de wereld "In het centrum van de huidige tijd staan de internationale arbeidersklasse en het belangrijkste dat zij tot stand heeft gebracht: het socialistische wereldstelsel". (Uit het program van de CPSU)
DE gehele strekking van de ideologische strijd in de wereld-arena
sinds het 22ste congres toont aan, dat de vraagstukken die door dit congres behandeld werden en de historische documenten die het aanvaardde, daar!n de hoofdrol speelden. De internationale arbeidersklasse en de gehele progressieve mensheid hebben zich toegerust met de grote ideeën van het CPSU-program. Het zijn de ideeën van het wetenschappelijke communisme, die scheppend ontwikkeld zijn in de omstandigheden van het huidige tijdperk. Wat voor soort rol speelt de arbeidersklasse in dit stadium van de wereldontwikkeling? Welke invloed oefent zij uit op de oplossing van de belangrijke sociale problemen van onze tijd? Dit is een beslissend thema, dat door communistische en burgerlijke ideologen scherp omstreden wordt. De tegenstanders van het communisme trachten de leer over de wereldhistorische missie van de arbeidersklasse in twijfel te trekken. In de poging om te bewijzen, dat er geen "noodzaak" voor de werkende bevolking bestaat om tegen het kapitalistische stelsel te strijden, trachten haar ideologische en politieke verdedigers met alle macht de diepgaande, met wetenschappelijke bewijzen gestaafde analyse in het CPSU-program over de euvelen van het kapitalisme en zijn onoplosbare sociaal-politieke tegenstelling te "weerleggen". Zo tracht de hoogleraar aan de universiteit van Kiel, B. Meissner, die een aantal polemische artikelen over het CPSU-program in de Westduitse pers heeft gepubliceerd, te ontkennen dat er reden bestaat voor de conclusies van de communisten ten aanzien van de toenemende verproletarisering van de kapitalistische maatschappij, de verdieping van de algemene crisis van het kapitalisme, enz. De harde feiten van het heden tonen echter aan, dat alleen het scheppende marxisme-leninisme de tendenties van ons tijdperk op hun juiste waarde schat en terecht de historische missie van de internationale arbeidersklasse als de doodgraver van het kapitalisme en als de centrale kracht achter de revolutionaire omvorming van de wereld, alsmede van de opbouw van het nieuwe communistische stelsel, aanwijst. 347
Groei van het wereldleger der arbeiders DE internationale arbeidersklasse was nooit zo sterk en machtig als thans. Zij was nooit zo strijdbaar en georganiseerd, klassebewust en verenigd. Omstreeks het midden van de 19de eeuw, toen Marx en Engels de theorie van het wetenschappelijke communisme uitwerkten, waren er slechts 10 miljoen industrie-arbeiders in de wereld. Tegen de eeuwwisseling was het aantal van het industriële proletariaat in de grote kapitalistische landen - als Engeland, Amerika, Duitsland, Frankrijk, Rusland en Japan - ongeveer 30 miljoen. Maar thans zijn er alleen al ongeveer 150 miljoen fabrieksarbeiders en mijnwerkers, die de kern van de arbeidersklasse vormen. In totaal zijn er in de wereld nu 500 miljoen bedrijfsarbeiders en kantoorbedienden. De tegenwoordige internationale arbeidersklasse bestaat uit drie delen, wier successen in onderling verband staan: De arbeidersklasse van de socialistische landen is het meest ontwikkelde deel van de internationale revolutionaire arbeidersbeweging. Het totaal aantal arbeiders en kantoorbedienden in de socialistische landen bedraagt minstens 140 miljoen. Tijdens het Sowjet-bewind heeft de arbeidersklasse in de Sowjet-Unie zich vervijfvoudigd. Gedurende de tien jaar 1951-1961 alleen steeg het aantal werkers in fabrieken en op kantoren van 38,9 tot 66 miljoen. Nadat de arbeidersklasse der socialistische landen aan de macht was gekomen en de sociale relaties gerevolutioneerd had, veranderde zij niet alleen fundamenteel in aantal maar ook in kwaliteit. Zij hield op proletariaat te zijn, zij hield op een klasse te zijn, die van het eigendom der productiemiddelen beroofd was. Zij werd meester van het land en speelde de leidende rol bij de opbouw van het nieuwe leven. De volgende groep is de arbeidersklasse van de industrieel goed ontwikkelde kapitalistische landen. Hoewel in West-Europa, NoordAmerika en Japan slechts een derde van de tot werken bekwame bevolking der niet-socialistische wereld leeft, beschikken deze landen over driekwart van het industriële proletariaat en over meer dan de helft van alle fabrieksarbeiders en kantoorbedienden in het kapitalistische stelsel. Er zijn in deze landen ongeveer 90 miljoen fabrieksarbeiders, terwijl er in totaal volgens de laatste schattingen ongeveer 180 miljoen werkers zijn, kantoorbedienden inbegrepen. De materiële voorwaarden voor het socialisme zijn in de landen van het ontwikkelde kapitalisme reeds lang gerijpt. Maar er is een betrekkelijk sterke en zeer ervaren bourgeoisie. In verscheidene landen heeft het reformisme nog een betrekkelijk grote invloed in de arbeidersbeweging. Dit compliceert de activiteit van de revolutionaire voorhoede van het proletariaat in niet geringe mate en vereist een grote soepelheid en veel geduld bij de inspanning om de massa te winnen. Tenslotte vormt het proletariaat van de niet-socialistische landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika een jonge en snel groeiende groep van het internationale leger der arbeiders. 348
I I !
In de afgelopen 15 tot 20 jaar heeft zich de arbeidersklasse in vele dezer landen verdrievoudigd, - zoals bv. in Brazilië, Argentinië, Mexico, Kenya, Zuid-Afrika en Oeganda, terwijl zij in andere landen zelfs met het vijf- of zesvoudige groeide, zoals b.v. in Ghana en Zuid-Rhodesië. Een speciaal aspect van de arbeidersklasse in de economisch zwak ontwikkelde landen is het feit, dat een groot deel uit agrarisch-proletariaat bestaat. De groei van het grote internationale leger van arbeiders bewijst overtuigend het bankroet van de "theorieën" der rechtse socialisten en revisionisten over de beweerde "ont-proletarisering" en de "desintegratie" van de arbeidersklasse. Het groeiende peil van georganiseerdheid van het wereldproletariaat wordt duidelijk geïllustreerd door het groeiende aantal vakbondsleden. In 1913 waren er slechts 14 miljoen vakbondsleden in de wereld, in 1920 slechts 45 miljoen, in 1939 - 60 miljoen en tegenwoordig zijn er meer dan 200 miljoen georganiseerd. De successen van de communistische beweging, die de meest invloedrijke factor van de tegenwoordige tijd is, getuigen afdoende van het verhoogde revolutionaire klassebewustzijn van het proletariaat. Er zijn thans bijna 90 marxistisch-leninistische partijen met een ledental van meer dan 40 miljoen. Van de 28 nieuwe communistische partijen die in de laatste 25 jaar opgericht werden, ontstonden er 26 in economisch zwak ontwikkelde landen, waarvan 11 in Azië, 9 in Latijns-Amerika en de overige 6 in Afrika. Terwijl er vóór de laatste oorlog in de economisch zwak ontwikkelde landen ongeveer 120.000 communisten waren, zijn er thans in de Afro-Aziatische en de Latijns-Amerikaanse landen marxistisch-leninistische partijen met meer dan 2.600.000 leden. De activering van de revolutionaire arbeidersbeweging in de Latijns-Amerikaanse en Afro-Aziatische landen, het verhoogde klassebewustzijn van het proletariaat in deze landen en het oprukken van zijn organisaties tot in de eerste rijen van een krachtiger en doeltréffender politieke strijd, vormen een belangrijke factor in de tegenwoordige tijd, - dit alles schept gunstige voorwaarden voor de succesrijke ontwikkeling van het revolutionaire proces in deze delen van de wereld.
OE
Leider der wereldontwikkeling
arbeidersklasse beïnv)oedt alle gebieden van het maatschappelijke leven, zij treedt op als leider van alle krachten die tegen het imperialisme en zijn reactionaire, agressieve politiek, voor een betere toe~omst der volkeren, strijden. De internationale arbeidersklasse en haar voornaamste verworvenheid, het socialistische wereldstelsel, oefenen actieve invloed uit op de oplossing, in het belang der volkeren, van zulke problemen als de vraagstukken van oorlog en vrede, de volledige afschaffing van het kolonialisme, de beperking en verwijdering van de almacht der monopolies in de kapitalistische landen. De wereldhistorische taak van het proletariaat is ten eerste om op te treden als de meest georganiseerde, vooraanstaande en con349
I I
sequente revolutionaire klasse. "De tijd is gekomen", zo zei Chroestsjow op het 5de congres van het Wereldvakverbond, "dat Hare Majesteit, de arbeidersklasse dermate groot en sterk is geworden en op zoveel overwinningen kan bogen, dat zij reeds de loop van de historische ontwikkeling ten gunste van vrede, democratie en .socialisme kan beïnvloeden." De arbeidersklasse is de voornaamste kracht achter de opbouw van het communisme in de Sowjet-Unie. Van buitengewoon grote theoretische en politieke betekenis is de conclusie van het 22ste Congres der CPSU, dat de dictatuur van het proletariaat in de USSR haar taak vervuld heeft en vanuit het standpunt der binnenlandse ontwikkeling opgehouden heeft een noodzaak te zijn. De Sowjetstaat, die als een staat van de dictatuur van het proletariaat ont stond, is een staat van het gehele volk geworden. Zekere sociaal-reformistische auteurs in het Westen trachten deze opvatting te vervalsen. Zij beweren dat, aangezien de socialistische staat zich tot een organisatie van de werkende bevolking op nationale schaal ontwikkelt, dit klaarblijkelijk eindigen moet met het "afstand doen" van haar rol als leider. Deze beweringen hebben niets met de realiteit uitstaande. De arbeidersklasse was altijd het meest ontwikkelde deel van de Sowjet-maatschappij en zij blijft dat. Zij speelt de leidende rol bij de opbouw van de materiële en technische basis van het communisme, bij het scheppen van de communistische cociale verhoudingen en de groei der nieuwe mens. Het zou verkeerd zijn de voornaamste stromingen van het bedendaagse revolutionaire proces in de wereld geïsoleerd te beschouwen. Er bestaat in onze tijd een objectief toenemende wisselwerking tussen de successen van de arbeidersklasse in de landen waar zij aan de macht is en de ontwikkeling van de revolutionaire beweging in andere landen. Hoe beïnvloeden de successen van het socialistische kamp de ontwikkeling van de revolutionaire beweging in andere delen van de wereld, onder de voorwaarden van vreedzame coëxistentie en de we dij ver tussen de twee stelsels? • In de eerste plaats zijn de economische, wetenschappelijke en technische prestaties van de Sowjet-Unie van overweldigende internationale betekenis. Hoe groter deze verrichtingen zijn, des te duidelijker wordt voor de miljoenen in de kapitalistische landen de macht van het voorbeeld, de macht van het initiatief van de eerste socialistische staat in de wereld, des te duidelijker is de macht van zijn morele en politieke invloed op de werkende mensen in de wereld. 1 ) -----
1] De hier ontwikkelde gedachtengang wordt op buitengewoon interessante wijze onderstreept in een lezing, die prof. De Gaay Fortman begin juni gehou den heeft. Volgens De Telegraaf van 6 juni jL waarschuwde hij, dat wanneer "het ijzeren gordijn opengaat", de arbeiders in het Westen "worden geconfronteerd met een productiesysteem, waarbij de winsten niet naar enkele bevoorrechte groepen gaan, maar in een algemene pot terecht komen". Hij sprak volgens het blad de vrees uit, "dat de keus van de arbeiders dan niet twijfelachtig zal zijn". Vandaar, dat de reactie het "ijzeren gordijn" in stand tracht te houden en haar inspanningen om de werkers omtrent de ontwi,kkeling in de socialistische landen te misleiden, verhoogt.
350
!
l
Voorts verschaft het socialistische wereldstelsel als gevolg van de toegenomen macht van de Sowjet-Unie tegenwoordig een betrouwbaar schild tegen imperialistische pogingen om contra-revolutie naar die landen te exporteren, wier bevolking de revolutionaire weg heeft betreden en bezig is een nieuw leven te bouwen. De grotere macht van de USSR en de andere socialistische landen vergemakkelijkt tevens de voortzetting van de strijd der werken·· de mensen, die zij onder de voorwaarden van het kapitalisme voor hun directe economisc,he, sociale en andere eisen voeren. De onbaatzuchtige hulp, die de Sowjet-Unie en de andere socialistische staten de jonge, onafhankelijke staten in Azië, Afrika en Latijns-Amerika verlenen, is eveneens van zeer grote betekenis. Het socialistische kamp is thans niet alleen in staat, deze landen zijn morele en politieke steun, maar ook uitgebreide economische en technische bijstand te geven. Dit heeft tot gevolg, dat hun posities in de strijd tegen het imperialisme voor de volledige uitroeiing van het kolonialisme en zijn gevolgen, versterkt worden. De overwinningen die de Sowjet-Unie en de overige socialistische landen in de beweging voor het behoud van de vrede en vreedzame coëxistentie, in de beweging voor het bereiken van algemene en volledige ontwapening, het uitbannen van oorlogen uit het maatschappelijke leven, bereikt hebben, hebben tot gevolg dat de ultrareactionaire krachten verzwakt en de meest agressieve, ultra-rechtse groepen van het monopolie-kapitaal geïsoleerd worden. Elke stap voorwaarts in deze strijd draagt tot een definitieve verbetering van het politieke klimaat bij en stelt de vooruitstrevende organisaties - in de eerste plaats de klasse-organisaties van het proletariaat in staat met meer kracht en succes tegen de monopolies en voor de democratische vrijheden, alsmede de belangen van de werkers, te strijden. Door hun politiek van vreedzame coëxistentie versterken de Sowjet-Unie en de overige socialistische landen de posities van de internationale arbeidersklasse, van de revolutionaire krachten in de werelà. "Vreedzame coëxistentie verschaft gunstiger voorwaarden voor de strijd der arbeidersklasse in de kapitalistische landen en vergemakkelijkt de strijd van de koloniale en afhankelijke volkeren voor hun bevrijding", zegt het CPSU-prograrri.
Nieuw tijdperk in de klassenstrijd OE nieuwe, derde fase van de algemene crisis van het kapitalisme, die niet in verband met een wereldoorlog ontstond, is tegelijk een nieuwe fase in de ontwikkeling van de revolutionaire arbeidersbeweging in de wereld. De beweringen van burgerlijke en reformistische ideologen alsof de stakingsbeweging in de "avondschemer" zou verkeren, dat de klassenstrijd in de kapitalistische landen "verzwakt", is onhoudbaar gebleken. De feiten tonen in tegendeel, dat de conflicten tussen kapitaal en arbeid steeds scherper worden. In recente jaren is de stakingsbeweging niet alleen in het alge-
351
... !!
meen gegroeid. Ook het aandeel van de politieke stakingen is ingrijpend gestegen. Stakingsbeweging in de kapitalistische wereld
Jaar 1956 1958 1959 1960 1961
Totaal aantal stakers (milj.] 13,8 22,9 41,2 53,6 71,1
Politieke stakers (milj.] 0,5 9,5 23,2 41,1 56,7
Aandeel politieke stakers in totaal (procenten) 4 43 56 77 80
Deze cijfers tonen aan, dat de klassenstrijd van de arbeidersklasse in het huidige stadium van de algemene crisis veel intenser is geworden. Zij tonen ook, dat de economische en politieke acties van de arbeiders in de strijd tegen het monopoliekapitaal nauwer dan ooit met elkaar verbonden zijn en dat de betekenis van de politieke stakingen meer op de voorgrond treedt. Steeds vaker treedt de arbeidersklasse onder leuzen van de strijd tegen fascisme, oorlog en monopolies op. Het is van belang om te constateren, dat het aantal grote, landelijke stakingen sinds het einde van 1950 van jaar tot jaar is gestegen. Terwijl er in 1958 en 1959 resp. vijf en zes van dit soort stakingen hebben plaatsgevonden, verdubbelde het aantal in de twee volgende jaren: 12 in 1960 en 14 in 1961. De grootste en meest beslissende massa-acties van de arbeiders vonden in Frankrijk, België, Spanje, Denemarken, IJsland, Japan, Argentinië, Ecuador, de Dominicaanse Republiek, Israël, Zuid-Afrika, Liberia, Noord-Rhodesië en Martinique plaats. Het is thans niet alleen de arbeidersklasse van het ene of andere land, die actief tegen het imperialisme strijdt, maar het gaat om de werkende massa van hele continenten als Latijns-Amerika en Afrika. In de afgelopen jaren zijn veldslagen tussen arbeid en kapitaal uitgebroken in verscheidene industrieel ontwikkelde kapitalistische landP.n en niet onder omstandigheden van economische crisis of chaos of een uitgesproken verpaupering der massa's, veroorzaakt door oorlog en zijn gevolgen, maar van een verhoudingsgewijs hoog economisch peil. 2 ) De feiten tonen, dat de economische voordelen, die de arbeidersklasse in de kapitalistische landen gedurende bittere strijd aan de bourgeoisie ontworsteld heeft, het klassebewustzijn van het proletariaat niet verzwakt, maar in tegendeel verhoogd heeft en de grondslag heeft gelegd voor nieuwe aanvallen op het kapitalisme. Wanneer men vandaag de fundamentele verandering in de wereldbalans van krachten onder ogen ziet, blijkt dat er grijpbare gelegenheden voor de overwinning van de revolutie zonder enige wereldoorlog groeien. Een levendige illustratie hiervan is de vooruitgang van de Cubaanse revolutie, - de eerste zegevierende, in zijn
.-;;..... · ----3-52------------------------
L
diepste wezen volksrevolutie, die zich tot een socialistische revolutie ontwikkeld heeft en die in de nieuwe, derde fase van de algemene crisis van het kapitalisme begonnen is. Zowel objectieve als subjectieve voorwaarden voor een revolutie zijn snel aan het rijpen in verscheidene andere Latijns-Amerikaanse landen. Het kapitalistische stelsel is in het algemeen rijp voor de sociale revolutie. De vooruitgang van de wereldontwikkeling houdt aan en verschaft steeds meer bevestigingen voor de juistheid van deze conclusie, die in het program van de CPSU werd geformuleerd. Overal treden de arbeidersklasse en haar voorhoede, de marxistisch-leninistische partijen, als de leidende kracht voor de revolutionaire vernieuwing van de maatschappij op. Het is alleen maar natuurlijk en logisch, dat het internationale proletariaat steeds meer overwinningen behaalt in de strijd voor zijn directe en uiteindelijke doeleinden, voor de verwerkelijking van de hoge idealen van de revolutionaire arbeidersbeweging. T. TIMOFEJEW
2] Als voorbeeld voor dit soort acties kan men op ons eigen land wijzen, waar de naar verhouding best betaalde arbeiders - zoals in de havenbedrijven en de grote metaalfabrieken - bij de strijd voor de verdediging van het levenspeil en tegen de duurte de leidende rol spelen. Het verhoogde klassebewustzijn, waarop de schrijver wijst, komt o.m. ook tot uiting in het feit, dat leidende communisten in de vooraanstaande industrieën van ons land bij verkiezingen voor ondernemingsraden of andere vertegenwoordigende bedrijfslichamen, vooral in de afgelopen maanden grote winsten hebben kunnen boeken. De best betaalde arbeiders spra,ken zich hiermee in toenemende mate uit voor eenheid in de vakbeweging en consequente strijd voor betere levensvoorwaarden. Het verhoogde klassebewustzijn kwam tenslotte tot uiting in de twee overwinningen van de CPN tijdens de verkiezingen in het voorjaar, die behaald werden in een tijd van hoogconjunctuur.
353
11
Propaganda - een scherp wapen HET zal een ieder wel eens opgevallen zijn, dat wanneer de nieuwsdienst van het ANP gedwongen is, bepaalde maatregelen of voorstellen van o.a. de Sowjet-Unie ter verzekering van de vrede en ontspanning in de wereld, bekend te maken [omdat zulks niet meer verzwegen kan worden), dit meestal begeleid wordt met het zinnetje: "In Westelijke kringen worden deze voorstellen (of maatregelen) gekenmerkt als propaganda". Dit is één voorbeeld uit de reeks van bekende trucs van het anticommunisme. Er wordt van uitgegaan, dat de mensen de propaganda waar ze het meest mee te maken hebben gehad, n.l. de burgerlijke propaganda, in eigen land hebben leren kennen als bedrog. Zo wordt er dus op gespeculeerd, dat de mensen de begrippen propaganda en bedrog op één lijn stellen. Natuurlijk zal niemand ontkennen, dat het propaganda voor het communisme is, als de communistische wereldbeweging zich met alle krachten inzet voor de verdediging van de vrede en ontwapening. Natuurlijk is het propaganda voor het communisme, als de Sowjet-mensen werken aan :ie gigantische plannen van de opbouw van de communistische maatschappij. De rol van de propaganda wordt bepaald door haar gehalte. Het antwoord op de vraag, of propaganda een positieve of negatieve rol speelt, is afhankelijk van de vraag, welk doel de propaganda zich stelt, helpt zij de mensheid vooruit of niet. Hebben we te maken met burgerlijke propaganda, die de kapitalistische maatschappij verheerlijkt, of met reformistische propaganda, die de mensen tracht te verzoenen met het kapitalisme, dan kunnen we spreken van bedrog. Een dergelijke propaganda kan niet gevoerd worden zonder de mensen te bedriegen, omdat zij in strijd is met de objectieve, historische waarheid en de feiten van de dag. De burgerlijke propaganda heeft tot taak het wezen der dingen en van de maatschappij te verhullen. De hele terminologie van het kapitalisme heeft zich bij deze taak aangepast. De kapital.istische wereld heet "vrije wereld", uitbuiters, bazen en directeuren zijn nu "captains of industry" en "managers" (u weet wel de mensen van die ziekte), uitgebuiten bestaan er ook al niet meer, die heten nu "medewerkers". En omdat de kapitalistische propaganda gecompromitteerd is, wordt ook het woord vervangen door "voorlichting" en "informatie", hetgeen het verstrekken van feitelijke gegevens suggereert. De vormen van de burgerlijke propaganda zijn zeer uitgebreid: de burgerlijke pers, radio en t.v., kapitalistische filmproductie, enz. Bij het onderwijs zijn vooral vakken als geschiedenis en aardrijkskunde prachtige objecten om de "heerlijkheden" van de kapitalistische maatschappij en de "verschrikkingen" van het socialisme aan de jeugd op te dissen. 354
I
Niets wordt achterwege gelaten om propaganda te voeren voor het kapitalisme.
QOK
*
wij maken gebruik van de propaganda en omdat we voor de werkende mensen niets te verbergen hebben, noemen we het kind bij de naam. Staan wij nu machteloos tegenover de lawine van kapitalistische propaganda? Allerminst I Het is waar, wij worden geweerd van radio en t.v., hetgeen een ernstige aanslag op de democratie is. Maar tegelijkertijd toont dit aan, hoe bang men in zekere kringen is voor onze propaganda. Dit wordt verklaard door het feit, dat onze propaganda in overeenstemming is met de levensbelangen van de werkende mensen. Het is interessant hierbij op te merken, dat de CPN tijdens de verkiezingscampagne in de Philipsstact Eindhoven zelfs niet eens met een geluidswagen op de straat mocht komen. Over democratie gesproken! Maar er staan ons altijd nog vele andere middelen ter beschikking. Onze propaganda maakt daarom zo een grote indruk op de werkende mensen, omdat ze er hun wezenlijke belangen in weerspiegeld zien. De verkiezingscampagne, die we zo juist achter de rug hebben, heeft ons een aantal interessante dingen laten zien. Naast de landelijke manifesten die in de afgelopen periode werden uitgegeven, verschenen er manifesten van alle partijafdelingen, waar we met de gemeenteraadsverkiezingen uit kwamen. Deze plaatselijke manifesten gaven een overtuigende opsomming van al datgene, wat de communisten hebben weten te bereiken voor de werkers in de gemeenteraden of daar buiten, in samenwerking met de bevolking. Dit materiaal toonde, dat de communisten niet voor niets in de gemeenteraden zitten. Er wordt in verteld over huuracties, die veelal resultaten opleverden, over verbeteringen op het gebied van verkeersveiligheid, verzet tegen tariefsverhogingen van velerlei aard, beveiliging van spoorwegoverwegen, bescherming van het openbare onderwijs, strijd tegen invoering of verhoging van plaatselijke belastingen en een voortdurend optreden voor verlaging van de kosten van gemeentelijke dienstverleningen. Dit is slechts een greep uit de uitgebreide lijst van dingen, waar de communisten voor optraden en vaak met veel succes. Hierin ligt de kracht van onze propaganda, afgezien natuurlijk van het overheersende feit, dat onze politieke doelstelling - en dus onze propaganda - in overeenstemming is met de algemene, historische ontwikkeling. In plaatselijke manifesten, buurtkranten e.d., legden communisten aan de bevolking verantwoording af voor hun werk in gemeenteraden en zij konden dat doen in tegenstelling tot alle andere partijen. De holheid van de verkiezingspropaganda van deze partijen sprak misschien wel het meest uit het verkiezingsmanifest van de KVP, 355
waarin men verzocht werd "As 't effe kan" op deze partij te stemmen, onder meer, omdat ... Vondel er ook voor" was. Op het punt van het optreden voor de dagelijkse belangen van de ·werkende mensen had ook de PSP-leiding niet veel te vertellen. Wie niet sterk is, moet slim zijn, dachten een aantal leiders van deze partij kennelijk. In Haarlem b.v. kwam in mei j.l. een voorstel in de gemeenteraad aan de orde, waarbij B en W voorstelden om de aanleg van gemeenschappelijk groen in Schalkwijk in de huren door te berekenen. Dit betekende een extra huurtoeslag van 90 cent per week of wel 47 gulden per jaar. Het CPN-raadslid Proper was de enige, die hiertegen in verweer kwam. Maar wat schreef de plaatselijke PSP in haar Haarlems verkiezingsmanifest? "Zo heeft de PSP-fractie - en ook hierin stond zij alleen - zich gekeerd tegen de dwaze toestand, dat de flatbewoners in Parkwijk, Schalkwijk en elders op hun toch al · hoge huren een extra toeslag betalen moeten voor gemeenschappelijke tuinen, die in werkelijkheid openbare plantsoenen zijn". Dit manifest werd twee avonden vóór de verkiezingen in Haarlem verspreid - waarbij de PSP-leiding waarschijnlijk dacht: "niemand maakt ons wat: daar kan toch niet meer op gereageerd worden". De Haarlemse CPN-afdelingen hebben echter toch nog kunnen reageren en de bevolking voor dit verkiezingsbedrog gewaarschuwd. Dergelijke voorbeelden zijn er meer, waarbij de PSP niet alleen toont grote bekwaamheid te bezitten in het overnemen van verkiezingsleuzen van de CPN, maar zelfs datgene waar de CPN voor optreedt op haar naam te schrijven. Het verkiezingsmateriaal van de CPN wordt met de grootste belangstelling gelezen. Hiervan getuigen de vele schriftelijke reacties · i. die er op onze manifesten binnen kwamen. In ons propaganda-materiaal richten we natuurlijk niet alleen de aandacht op de dagelijkse belangenstrijd, maar vooral op de centrale politieke vraagstukken. De strijd voor de vrede en tegen de oorlogsdreiging in Nieuw Guinea hebben daarbij voorop gestaan. Telkens opnieuw, in al ons propaganda-materiaal, hebben we hierop ons licht laten schijnen. Het uiteindelijke resultaat is, dat meer mensen zich tegen de Nieuw Guinea-politiek van de regering De Quay-Luns gingen keren, andere politieke partijen, als de PvdA, onze leuze "Geen oorlog om Nieuw Guinea" overnamen en de PvdAleiding zelfs gedwongen werd een demonstratie voor een vreedzame regeling van het Nieuw Guinea-vraagstuk te organiseren.
* ALHOEWEL we moeten blijven optreden voor ons democratische recht om voor radio en t.v. onze politiek uitéén te kunnen zetten, staan ons nog vele andere middelen ter beschikking. Naast de manifesten heeft ook de brochure-verkoop zich een be langrijke plaats in onze partijpropaganda veroverd De verkoop is 356
de afgelopen tijden in stijgende lijn gegaan. Sinds we ongeveer twee jaar geleden met de maandelijkse uitgave van brochures begonnen, is de afname door de afdelingen tot ongeveer het vijfvoudige gestegen. De verkoop van de brochures laat verrassende cijfers zien, die er op wijzen dat er grote interesse bestaat voor wat de CPN over verschillende vraagstukken te vertellen heeft. De verkoop van dit materiaal in de bedrijven komt steeds meer op gang. Op vrijwel alle grote bedrijven in de grote steden worden de brochures door communisten aan de man gebracht en maandelijkse verkoopcijfers van 350 brochures per bedrijf zijn allang geen zeldzaamheid meer. De brochure geeft ons vooral de mogelijkheid, om van eE!n afgerond onderwerp verschillende facetten te belichten en een duidelijk beeld te geven van de mening van de CPN over het betreffende onderwerp. Er werden brochures uitgegeven over actuele internationale vraagstukken, over de strijd tegen de atoomopslagplaatsen in ons land, over Nieuw Guinea, de huren, de woningbouw en zoals de laatste brochure "Lonen, prijzen en winsten" over de sociaal-economische toestand in ons land. Hierin worden behandeld de enorm hoge winsten der ondernemers en de wegen waarlangs men tracht het loon van de arbeiders te beknotten. Deze brochure bevat een arsenaal van argumenten voor hoger loon, en is een duidelijk voorbeeld hoe onze propaganda direct in dienst staat van de loonstrijd. In vele gevallen worden de brochures ook gebruikt als een middel om het werk voor de krant te verbeteren. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat mensen die al een paar maal een brochure gelezen hebben een grotere belangstelling zullen hebben voor De Waarheid. De beste propaganda die we natuurlijk kunnen maken is de mensen abonnee te maken en ze aldus dagelijks de juiste voorlichting te kunnen geven. Een steeds omvangrijker werken met de partijbrochures zal dit propaganda-middel tot een waar massaal voorlichtingsmiddel kunnen maken.
*
QPENBARE vergaderingen hebben altijd behoord tot die vormen van propaganda zonder welke we ons de arbeidersbeweging niet kunnen voorstellen. De Eén-Mei-vieringen, de herdenkingen van de October-revolutie, protest- en strijdbijeenkomsten - zij behoren onverbrekelijk tot de strijd- en propagandamiddelen van de arbeidersklasse. Er zijn echter in reformistische kringen lieden, die beweren dat openbare bijeenkomsten niet behoren bij deze tijd. "We hebben nu een welvaartsstaat" zo redeneren ze "en verworpenen der aarde zijn er niet meer, dus waarom nog openbare bijeenkomsten te houden?" En zo proberen zij de strijdvergaderingen van de werkers te vervangen door een ongevaarlijk kijken naar de t.v.-kast. 357
'11
Echter horen we ook in eigen rijen wel eens de opmerking, dat het niet meer gemakkelijk is openbare bijeenkomsten te organiseren, nu de t.v. zoveel mensen van de straat houdt. De praktijk toont echter het tegenovergestelde. We hebben in de verkiezingscampagne zeer succesvolle bijeenkomsten gehad. Amsterdam in de RAl en Koopmansbeurs, Rotterdam in de Rivièrahal, Den Haag in K. en W., verder in Drachten, Utrecht en in vele andere plaatsen. Vrijwel nergens is een partij in staat zulke massale bijeenkomsten te organiseren als de onze. De grootste stroom van nieuwe leden komt juist via de openbare vergaderingen naar de partij. Oorzaak van dit alles is, dat onze openbare bijeenkomsten strijdbare bijeenkomsten zijn en omdat datgene wat onze sprekers aan de mensen te vertellen hebben, hun belangen raakt. Andere partij en zitten niet meer te springen om openbare vergaderingen, omdat ze de radio en t.v. hebben. Voor ons is de openbare vergadering een onmisbaar wapen in de strijd. De praktijk heeft vooral getoond, dat het slagen geheel van de voorbereidingen afhangt. In een aantal afdelingen heeft men ook forums georganiseerd tijdens de verkiezingscampagne, of vergaderingen waar vragen aan de sprekers konden worden gesteld. Deze vorm biedt een aantal voordelen, niet alleen omdat op deze wijze de leiders van onze partij of de candidaten kunnen worden voorgesteld aan de bezoekers, maar ook omdat er gelegenheid tot een diepgaande gedachtenwisseling is die nuttig is voor de bezoekers, maar ook de candidaat in staat stelt de opvattingen en wensen van de massa te leren kennen. Van groot belang is dat we met al onze propaganda-middelen de massa ervan doordringen dat de partij er is. In vele plaatsen, vooral in Amsterdam, is dat geen probleem geweest. Letterlijk kunnen we zeggen, dat het van de straatstenen werd toegeschreeuwd. Affiches, propaganda-tochten enz. enz. laten zien, dat de partij leeft en midden in het volk staat. De taktiek van de burgerlijke propaganda is het doodzwijgen of verdraaien van de politiek vap de CPN, dagelijks wordt er een stroom van leugens en laster over de communisten op de mensen uitgestort. Wij zullen alleen door een actieve en offensieve propaganda dit netwerk van leugens kunnen verscheuren. Het anti-communisme begint ernstige averij op te lopen, de verkiezingsuitslagen zijn daar het beste bewijs voor. Vele nieuwe kiezers hebben hun stem op onze partij uitgebracht. We moeten echter verder. Aan de ene kant zullen we moeten helpen de nieuwe kiezers actieve medestanders van onze ideeën te maken, aan de andere kant zullen we onze invloed nu verder moeten uitbreiden. De propaganda-middelen, met daarachter de hele partij, kunnen ons daarbij helpen om snelle en aanzienlijke successen te bereiken. W. SWART 358
L
•
BOUWFYSICA
Wanneer wij over woningnood en hoge huren spreken, denken wij meestal in de eerste plaats aan de sociale kant van het hele vraagstuk. Maar er komen ook talloze technische vraagstukken aan te pas, die een diepgaande invloed hebben op het vereiste woongerief, de huren en de politiek der regering. De vooruitgang van de bouwtechniek wordt echter geremd door de overheidspolitiek en de drang naar hogere winst van de bouwondernemers. Hieronder laten we een bouwkundige aan het woord, die een en ander vertelt over de technische mogelijkheden voor verbetering van de nieuwbouw en de eisen die men vanuit technisch standpunt aan de nieuwbouw moet stellen. Red. Pen C
JN de na-oorlogse Jaren heeft de fysica zo'n grote vlucht genomen, dat deze tak van wetenschap zich op velerlei gebied is gaan bewegen en dus vanzelfsprekend ook op het gebied van het bouwen. Het betreft hier ontwikkelingen, die de bewoonbaarheid uit gezondheidstechnisch oogpunt beïnvloeden. De gebieden, die het bouwen beïnvloeden, zijn als volgt in te delen: 1. akoestiek 2. verwarming 3. ventilatie 4. verlichting Akoestiek is de geluictskunde of geluidsleer. Hier zal het alleen gaan over de bouwakoestiek, zoals geluidsisolatie (bestrijding van burengerucht); geluictsabsorptie (galmbestrij ding). Men rekent in het algemeen niet tot de bouwfysica lawaaibestrijding aan de bron. We zullen nu eens nagaan bij het bewonen van een moderne flat, omdat dit de meest~ problemen geeft, waar men zo al op het gebied van de akoestiek mee te maken heeft. Men kan te maken krijgen met buren links en rechts, boven en onder, en ook nog met schuin boven en onder (zie schets).
1.
Dat zijn dus de acht gezinnen. De kans op onderlinge geluidshinder is hier wel groot. Het is dus begrijpelijk, dat bij een derge-
359
'!i
. lijke intensiteit van bewoning, waarbij bovendien ook nog de geluidsbronnen zijn toegenomen, als televisietoestel en andere electrische toestellen, de geluidshinder een steeds ernstiger probleem wordt. Uit onderzoekingen is gebleken, dat zeer veel geluidshinder komt via de vloeren en minder via de muren. De meeste geluidshinder komt echter via de trappenhuizen. De nagalm in trappenhuizen kan echter met behulp van geluidabsorberende materialen sterk worden gereduceerd. 35
----
·-
7-
~
~ f-.
!---·
-·-~
---- -·--
~
r---
I--
r--
~
r--
""
3
a
~5
~"I ~
---
~
~ 0.5
~
b ·~
0 60
120
240
j
~80
freruen Ie
. 9GO
1920
38~
7680H~
De nagalmtijd zal dan zo dicht mogelijk de één seconde moeten benaderen. In figuur 1 ziet men een grafiek van een trappenhuis, zonder absorberende materialen. Men ziet hierbij hoe groot de nagalm is en dus ook de geluidshinder in de woning. In figuur 2 ziet men een grafiek van een trappenhuis, bekleed met absorberende materialen, n.l. zacht board en hier kan men zien, hoe sterk de nagalmtijd gedrukt wordt. Als voorbeeld voor geluidabsorberend materiaal is hier zacht board genomen, maar het is duidelijk, dat er talloze materialen zijn, die hiervoor in aanmerking komen. Dit verklaart, waarom dit soort geluidshinder met weinig kosten aanmerkelijk verbeterd kan worden. Daarom is het beslist noodzakelijk, deze geringe kosten te besteden, omdat het de bewoonbaarheid belangrijk verhoogt. Maar men begrijpt dan ook wel, dat elke verlaging van subsidie op woningwetwoningen onmiddellijk ten koste gaat van dergelijke voorzieningen. · Een belangrijk punt waaraan aandacht besteed moet worden, is het feit, dat men in trappenhuizen vaak bovenlichten maakt boven de voordeuren. Nu is glas, als men licht in de gang wil hebben noodzakelijk, maar glas is een zeer slechte geluidsisolator en moet daarom in trappenhuizen beslist vermeden worden. Partiële uitbreiding der steden
Dit is een zeer belangrijk punt, omdat een doelmatige planning heel wat geluidshinder kan voorkomen. Door de aanleg van primaire en secundaire verkeerswegen, soms dwars door een stad gepland, 360
I
ontstaan in rustige stadsgedeelten plotseling bronnen van geluidshinder. Verder heeft men met het probleem te maken, dat industrieën aangetrokken worden, die geluidshinder veroorzaken, 0111 maar niet te spreken over de verontreiniging van de lucht, die een apart vraagstuk vormt. Dan zijn er de vliegvelden met hun geluidshinder, waarover reeds vele protesten aan het adres van de regering zijn gezonden. Het voortdurend toenemen van al deze problemen laat zien, dat het winststelsel steeds meer in conflict komt met de oplossingen, die de techniek mogelijk maakt.
Indeling der woning Ook hier spelen de akoestisch-technische problemen een rol, al moet gezegd worden, dat de techniek reeds zeer ver hiermee gevorderd is. Maar ook hier vormt de subsidiepolitiek van de regering een remmende factor. Bij het ontwerpen van woningen moet men er voor zorgen, dat in ruimten waar rust npodzakelijk is, ook rust heerst en dat ruimten waar geluid geproduceerd wordt, aan elkaar grenzen. Bij het ontwerpen zit men dus met verschillende moeilijkheden. Want wil men daar geen rekening mee houden, b.v. omaesthetische redenen, dan vervalt men onmiddellijk in duurdere constructies. Dit zou tot gevolg hebben, dat de bouwkosten stijgen. Maar dat is weer in strijd met het beleid van de regering, wat weer tot gevolg zou hebben het niet verlenen van bouwvergunningen. Dit geldt dus niet voor woningen in de vrije sector. Hoe bepaalt men luchtgeluidsisolatie, b.v. de isolatie van geluid, veroorzaakt door radio, of alleen maar praten? Wanneer in een kamer een bepaalde hoeveelheid geluid geproduceerd wordt, kan men het meten. Men constateert b.v. een geluidsdrukniveau a-1. Nu meet men tegelijkertijd het geluid in een andere kamer en dat duiden we met a-2 aan. a-1 minus a-2 geeft dus het niveauverschil aan. Dit verschil wordt niet alleen bepaald door de geluidsisolerende werking van de scheidingsconstructie, maar ook door het oppervlak. Door iedere m 2 van het scheidingsvlak komt een zekere hoeveelheid trillingsenergie. Dit zal dus langer zijn naarmate het oppervlak groter is. In de gestoorde kamer wordt het geluidsdrukniveau bepaald door de hoeveelheid trillingsenergie die per seconde binnenkomt, maar ook door de hoeveelheid die verdwijnt door geluidsabsorptie. Dat is trillingsenergie die omgezet wordt in warmte. Hieruit zijn formules af te leiden, waardoor men bij benadering in staat is de geluictsabsorptie van diverse materialen te bepalen, hetgeen men dan uitdrukt in decibel (db = eenheid van geluidssterkte]. Vervolgens hebben de technici met de zogenaamde contact-geluidsisolatie te maken. Contact-geluid wordt veroorzaakt b.v. door lopen en waterleiding. Hoewel veelal over contact-geluidsisolatie gesproken wordt, meet men het zgn. contact-geluidsniveau. Dat is
361
f
het gemiddelde geluidsdrukniveau in een kamer als op de vloer in een kamer er boven een contact-geluidsbron in werking is. De contact -geluidsisolatie zal van de frequentie (toonhoogte) afhangen. Het niveau dat ontstaat in de ontvangkamer, is dus afhankelijk van de daar aanwezige absorptie. Hoe verbetert men de geluictswering in woningen? Als scheidingsmuren tussen twee woningen of tussen trappenhuis en woningen is in het algemeen gebruikelijk een éénsteensmuur, hetzij van kalkzandsteen of baksteen. Deze zijn aan beide zijden afgepleisterd, zij hebben een gewicht van pl.m. 450 kg per m 2 • Maakt men de muur dikker dan neemt de isolatiewaarde weinig toe. (zie fig. 3) 5
fig. 3
---- r---
se ~5
----
~-
-
~ 100
V
V
-
~
i :tCO
.JOO
400 :soo C>:J<J TOO
Belangrijk voor het isoleren van geluid is, dat de muur we1mg steunpunten heeft. Er mogen dus tussen boven en beneden geen tussensteunpunten zijn. Ook moet de muur luchtdicht gemetseld zijn, d.w.z. de steen moet geheel in de mortel liggen. Er mogen dus geen openinge~ zijn. Ook scheuren in de muur, welke door allerlei oorzaken kunnen ontstaan, verlagen aanmerkelijk de geluidsisolatie van de muur. fig. 4
Toch geeft een verhoging van gewicht van 450 kg. per m2 tot 650 kg. per m 2 een verbetering in geluidsisolatie. Het zou een winst betekenen van pl.m. 3 db. Hierdoor zouden een reeks van hinderlijke geluiden gereduceerd worden. Geluidshinder als functie van de geluidsisolatie verloopt ongeveer als figuur 4 aangeeft. Hier ziet men, dat bij kleine isolatie de geluidshinder zeer sterk is. Als de isolatie een zekere waarde be362
r
reikt, neemt de geluidshinder plotseling sterk af. Hieruit blijkt dus, dat de geluidshinder onevenredig toeneemt, als een zeker minimum van geluidwerende maatregelen achterwege wordt gelaten en dat omgekeerd een geringe verbetering boven dat minimum een maximale isolatie mogelijk maakt. Vloeren In etagebouw, met dus meer dan twee woonlagen, is een steenachtige vloerconstructie verplicht gesteld. Dit kunnen dus betonvloeren of vloeren van geprefabriceerde elementen zijn. Door de invoering van steenachtige vloerconstructie is de geluidsisolatie iets verbeterd t.o.v. de houten vloeren, maar de hinder door contactgeluiden is toegenomen. Een andere belangrijke factor is het toenemen van harde vloerafwerking, zoals geplakt linoleum, plastiektegels, dubbel hard gebakken tegels, enz. Hierdoor wordt de contact-geluidsisolatie niet verbeterd maar integendeel zelfs verslechterd. Men zou dus, zoals bij muren, de vloeren dikker kunnen maken. Maar de techniek geeft een betere oplossing aan, als men nl. een zwevende betonnen dekvloer toepast, behoeft men de vloer niet dikker te maken en verbetert men bovendï"en niet alleen de contact-geluidsisolatie, maar ook de luchtgeluidsisolatie. r-::=--,.--------,----r---f-/.'--+-' -
fzwo!.v,~Cl..- 7~k"/,~~ ~
I
i
't
_J_ be ; I .. ,...:,-::.',,::.'.11
b 11 !i i! I I .! oi 11 d q i !lil i""""""'·'r'.·~ -~·o :·;·. o·."ö ::. r
I
6 " I ... ,-,
t/" /
4> ;
'
j
~<.Jr_ :' 0 · <, 1.. <>_.! 0
v /"
Ö
·.~
0
: •· Ó ·..
· ·
j
Deze zwevende dekvloer moet volkomen geïsoleerd liggen van de betonnen ondervloer. Maar ook de opgaande muren moeten er geïsoleerd van zijn. Op de betonnen draagvloer komt een veerkrachtige laag, die in belaste toestand tenminste 1 cm. dik moet zijn. Het meest geschikte materiaal hiervoor is steenwol. Over deze steenwol komt stevig watervast papier, omdat de veerkrachtige laag niet vochtig mag worden. En daarop komt dan geheel vrijliggend van andere constructiedelen de zwevende dekvloer van beton, die geen wapening mag bevatten. (Metaal is immers een goede geleider voor geluid!) Het gebruik van organische stoffen als veerkrachtig materiaal is niet aan te bevelen, vanwege aantasting door schimmels en bacteriënvorming, ook al zijn deze geïmpregneerd. Impregneren wil zeggen, dat de organische stoffen doordrenkt worden met vloeistoffen die schimmel- en bacteriënvorming tegen gaan. · Al deze opgesomde voorzieningen kan men niet als een luxe beschouwen, maar ze zijn noodzakelijk om een woning ook bewoonbaar te maken. Het toepassen van voldoende absorptiemateriaal in trappenhuizen, het verzwaren van bouwmuren en het toepassen van zwevende dekvloeren, zou een totale kostenverhoging geven van f 600.- per woning. Terwille van de volksgezondheid kan men dus niet genoeg aandringen op handhaving en verhoging van de subsidie voor woningwetwoningen. 363
'
Bovendien moet de natuurkundige grondslag voor de bouwvoorschriften, die zeer verouderd is en op het ogenblik ingrijpend wordt herzien, )Jindend worden voorgeschreven voor woningwetwoningen. Verwarming
De overdracht van warmte kan op drie manieren plaatsvinden, n.l. door straling, geleiding en convectiestraling. Zo wordt stralingsenergie omgezet in warmte. Men kan dit waarnemen als men zijn hand houdt op enige afstand van een brandende kachel. Ook in de zomer, wanneer de zon de buitenmuur van een woning verwarmt, heeft er dus omzetting plaats van stralingsenergie, die door de muur wordt geabsorbeerd, in warmte. De warmte van de buitenmuur wordt weer in de spouwmuur omgezet in stralingsenergie, die weer door de binnenmuur wordt geabsorbeerd en omgezet in warmte. Er is dus een zeker warmtetransport. In de winter gebeurt dit natuurlijk net in tegenovergestelde richting.
r------- -·--l I
:
I
I
I
I &
I<
A""' e.. ~
I
i I
I
*'"'RH,.Q
.
•I
-~~--------1
Onder "convectiestraling" verstaat men het volgende: Hier draagt b.v. een brandende kachel zijn warmte over door middel van stromende lucht. Deze verwarmde opstijgende lucht draagt zijn warmte weer af aan wanden en andere voorwerpen waar zij langs strijkt. Daardoor koelt de lucht dus af en de koude lucht keert weer naar de warmtebron terug. Daardoor blijft de lucht voortdurend in beweging en wordt de warmte in de kamer verspreid. Het is duidelijk, dat hoe beter de wanden geïsoleerd zijn, hoe minder warmte ze opnemen, hoe aangenamer de temperatuur in de kamer is. Bovendien behoeft men minder brandstof te gebruiken. Maar goed isoleren vereist goede verzorging van de details en dat kan het bouw-tempo wel eens iets verlagen, waardoor de winsten van de aannemer weer in gevaar kunnen komen. Geleiding Wanneer twee voorwerpen met elkaar contact maken en ze zijn verschillend in temperatuur, dan zal het voorwerp met hogere temperatuur warmte afstaan aan het voorwerp met lagere temperatuur. Dit proces gaat door, totdat beide voorwerpen dezelfde temperatuur zullen hebben. Dit komt veel voor bij constructies, die bijv. aan de buitenlucht zijn blootgesteld en als constructies ook met de binnenruimte in aanrakiilg komen. Hierdoor wordt dus warmte aan de kamer onttrokken. 364
Het is duidelijk, dat deze constructies altijd vermeden moeten worden, maar het komt helaas nog maar al te vaak voor. Er kunnen dan allerlei moeilijkheden ontstaan, zoals warmteverlies, condensatie van vocht aan de oppervlakte, zelfs condensatie in de constructie waardoor deze aangetast kan worden en wanneer de constructie bovendien op trek of druk is belast, kunnen er later allerlei hinderlijke scheuren ontstaan. Ramen
Een belangrijk, veel warmte verliezend deel zijn nog altijd de ramen. Glas geleidt heel gemakkelijk. Zomers kan het achter het glas verschrikkelijk warm zijn, terwijl in de winter de temperatuur zeer laag is. Glas is dus slecht isolerend. Men kan echter het isolatievermogen verbeteren door dubbele beglazing toe te passen. Hierdoor bespaart men niet alleen brandstof, maar bovendien wint men aan comfort, omdat men nu ook 's winters bij de ramen kan zitten wat anders wel eens een onmogelijkheid is. Gezien de zeer ongunstige weersomstandigheden komt steeds meer de vraag naar voren, of men bij nieuwbouw over moet gaan tot dubbele beglazing. Maar zolang het vraagstuk van subsidieverlaging en -verhoging van de winsten primair gesteld is, zolang zal het vraagstuk van dubbele beglazing wel op de achtergrond blijven. Ventilatie Wil men in een kamer een zekere behaaglijkheid hebben, dan moet men niet alleen in staat zijn de temperatuur te regelen, maar ook de lucht kunnen verversen. Dit is noodzakelijk om allerlei schadelijke stoffen af te kunnen voeren. Ook waterdamp, ontstaan bij het koken, moet kunnen worden afgevoerd. In de zomer zal men graag ventileren om enige verkoeling in huis te krijgen. Welke factoren beïnvloeden nu de ventilatie in de woning? Bijvoorbeeld de winddruk op de gevel. De wind komt met een zekere snelheid aan, de zgn. snelheidsenergie, zij botst tegen de gevel en wordt omgezet in drukenergie. Aan de kant waar de wind op de gevel staat, ontstaat overdruk, terwijl aan de andere kant van het huis zuiging ontstaat. Door raam- en deurkieren kan dus lucht het huis binnen stromen, om op plaatsen waar een onderdruk heerst, de woning weer te verlaten. Tot deze plaatsen van onderdruk behoren ook de schoorsteen en ventilatiekanalen, want die worden zo ver boven het dak opgetrokken dat ze in het onderdrukgebied uitmonden. Er is dus een voortdurende luchtstroom in huis aanwezig. Wanneer echter die raamen deurkieren te groot zijn, kan hinderlijk tochten ontstaan. Deze te grote kieren ontstaan, doordat ramen en deuren in aangenomen werk moeten worden uitgevoerd en door het hoge tempo waaronder gewerkt moet worden. Want al is men nog zo'n goed vakman, men moet toch aan het eind van de week met een loon thuis komen waarmee men de komende week weer moet zien rond te komen. 365
'!!
Het is dus begrijpelijk, dat deze opvoering van het werktempo wel een verhoging van winsten garandeert, maar dat het ten koste gaat niet alleen van de gezondheid van de arbeiders, maar bovendien ook van de kwaliteit van de woning, waardoor bij het gebruik de bewoonbaarheid aangetast wordt. Verlichting Tenslotte een korte opmerking over de verlichting. Onder licht kan men verstaan daglicht en kunstlicht. Daglicht is door zijn voortdurende veranderingen zeer levendig en verrassend en kan een zeer aangename sfeer in een ruimte geven, die psychisch stimulerend werkt. Onder daglicht moet men verstaan de som van zonlicht en hemellicht. Wanneer de zon schijnt krijgt men een sterkere contrastwerking en wordt de omgeving zeer levendig. Om een goede lichttoetreding, in een ruimte waar men veel vertoeft, zoals in de huiskamer, te waarborgen, moet niet alleen het huis goed gesitueerd zijn, maar ook de afmetingen van de ramen moeten in overeenstemming zijn met de ruimten erachter, zodat een goed binnentreden van het zonlicht gewaarborgd is gedurende een behoorlijk deel van de dag. De verschillen in verlichting van vertrekken tussen bijv. woonkamer, gang en keuken, mogen niet te groot zijn, daar het oog zich voortdurend moet aanpassen en wanneer die overgang te groot is, aanleiding kan geven tot vermoeidheid ·en ongelukken. Woningen die in rijen gebouwd zijn, hebben twee gevels tot hun beschikking die tegengesteld georiënteerd zijn. Om een goede doorlichting te krijgen tussen de ruimten aan voor- en achtergevels is het wenselijk, dat deze ruimten in open verbinding met elkaar staan of door middel van een glaspui van elkaar zijn gescheiden. De ruimtelijke werking in de woning tussen de verschillende vertrekken blijft dan behouden. Ook geeft het de mogelijkheid tot temperatuurnivellering. In de keuken zal op de plaats waar men werkt, zoals op aanrecht en kooktoestel voldoende licht moeten zijn. Voor de woonkamer zal men bij voorkeur bezonning in de middag aantrekkelijk vinden, omdat aan het einde van de dag de woonkamer het meest in gezinsverband in gebruik zal zijn. Heeft het woonvertrek in meer dan een wand ramen, dan is oostwest oriëntatie mogelijk en wordt aan de streefnorm om op 20 januari en 22 november tussen 9 en 15 uur minstens 3 uur zontoetreding te hebben, voldaan. Het is dus duidelijk, dat wil een goede daglichttoetreding mogelijk zijn, de blokken op voldoende afstand van elkaar moeten staan, zodat zij geen licht onderscheppen. Juist omdat de meeste mensen slechts een beperkt deel van hun leven buiten verblijven, moet aan het contact met buiten hoge eisen worden gesteld. Dit betekent, dat aal} de vormgeving van ramen en binnenruimten voor daglichttoetreding zodanige vorm moet worden gegeven, dat i het een vreugde zal zijn daarin te leven.
J.
366 !
WL
HAGEN
l
•
Het rnonopoliekapitaal op de kansel fN
mei j.l. vond in de Tweede Kamer een debat plaats, dat onze nadere aandacht verdient. · Met een ampele meerderheid besloot de Tweede Kamer, om voor de bouw van nieuwe kerken uit de rijksschatkist 30 procent in de kosten bij te dragen. Door dit besluit is iedere belastingbetaler in ons land - ongeacht zijn .opvattingen - gedwongen bij te dragen in de bouwkosten van kerken. Er is in het bijzonder wat de historische verhouding in ons land betreft, een nieuwe reactionaire figuur geschapen. De stoot tot deze rijkssubsidie voor de bouw van kerken kwam begrijpelijk uit de hoek van de KVP, die hiermede haar plannen tot clericalisatie van ons land uitvoert. Gezien de historisch gegroeide situatie ten aanzien van de verhouding tussen staat en kerk, moest dit katholieke drijven wel op tegenstand stuiten. Deze kwam in de Kamer ook scherp tot uiting, vooral van anti-revolutionaire zijde. Dat de KVP toch een meerderheid voor de eenzijdige subsidie wist te krijgen, dankte deze partij aan een meerderheid in de PvdA-fractie, wier woordvoerder, Scheps, figuurlijk in het stof kroop voor de belangen van het clericalisme.
QP
*
zich zelf is subsidieverlening door de overheid in de bouw van kerken niet nieuw. Zeer veel kerken zijn er in ons land gebouwd met financiële bijstand van lagere overheidslichamen, te weten, van gemeentebesturen. In het tijdvak van 1946 tot 1960 werden door gemeenten bijdragen verleend tot een totaal bedrag van 22,5 miljoen gulden. Van dit bedrag namen gemeenten in Limburg en Brabant 15,5 miljoen gulden voor hun rekening. De overige negen provincies gaven 7 miljoen gulden voor dit doel uit. Deze cijfers maken ook duidelijk, dat lang niet alle gemeentebesturen subsidies verleenden voor de bouw van kerken. Maar in de door de KVP beheerste steden en dorpen in Limburg en Brabant schijnt het een vanzelfsprekendheid te zijn, om uit de gemeentepot kerkenbouw te subsidiëren. Tegen deze innige samenwerking van plaatselijke kerkbesturen en gemeenteraden werd destijds een dam opgeworpen. Een subsidiebijdrage voor dit doel door de gemeente Nijmegen in 1953 werd door de Gedeputeerde Staten van Gelderland op principiële gronden afgewezen. In het betreffende besluit van de Staten van deze provincie staat h.l.: "dat hierdoor toch inbreuk wordt gemaakt op het beginsel van scheiding van Kerk en Staat, medebrengend, dat tussen beide, gelet op de souuereiniteit op eigen terrein, geen bindingen, ook niet van financiële aard, mogen ontstaan, willen de verhoudingen zuiver
367
bewaard blijven; dat immers tot de eigen taak van een kerkgenootschap behoort het stichten van gebouwen voor de eredienst".
Dit besluit van de Gedeputeerde Staten van Gelderland steunde dus geheel op de historisch gegroeide verhoudingen van kerk en staat in ons land. Echter, wat gebeurde er met dit besluit? Ziende, dat hier een precedent geschapen werd, dat een halt zou kunnen toeroepen aan de verdere clericalisatie van ons land, kwam de KVP in het geweer. Het besluit van Ged. Staten werd door de Kroon verworpen. Een commissie-Sassen werd ingesteld om te rapporteren over de vraag of overheidssubsidie aan kerkenbouw toch niet gerechtvaardigd is. Prompt rnaakte deze commissie (niet zonder strijd, want 7 van de 15 leden verklaarden zich tegen rijkssubsidie) van deze subsidieverlening een zaak van noodtoestand. De. grote behoefte aan kerken in de nieuw gebouwde woonwijken, de hoge bouwkosten, werden als argumenten aangevoerd. En met deze - op zichzelf zeer aanvechtbare - argumenten werd het principe scheiding van kerk en staat door de clericale kerkmeesters met behulp van een aantal op regeringsposten beluste "ketters" omver gekegeld.
* JN de verhouding van staat en kerk zijn er in Nederland bijzondere historisch gegroeide aspecten. De grondslag van deze verhouding is bepaald door het feit, dat Nederland in de 17e eeuw het land van de eerste burgerlijke revolutie tegen de feodale maatschappijvormen werd. De revolutie voltrok zich, wat haar vorm betrof, in een felle godsdienststrijd. Haar inhoud was het doorzetten van een vroeg-kapitalistische maatschappijvorm. Een rnaatschappij waarin de burgers de machthebbers moesten zijn, die hun bezit van de productiemiddelen tot voor die tijd geldende volledige ontplooiing moesten brengen. Om dit laatste ging de strijd. In de vorm uitte zich de revqlutie in de godsdienststrijd, tegen het absolutisme van de katholieke kerk en staat, zoals deze in de feodale maatschappij innig met elkaar verweven waren. Aangezien het calvinisme de banier van de opstand was, werd het vanzelfsprekend als de heersende godsdienst beschouwd. Dat wil niet zeggen, dat de calvinistische kerk een door de staat beheerste kerk was. Het tegendeel was het geval. Weliswaar hielden de nieuwe machthebbers (de Hollandse bourgeoisie) aanvankelijk vast aan de traditie, dat de staat over het apparaat van de kerk moest beschikken; de nieuwe kerkelijke autoriteiten (de gereformeerde dorninee's · met hun kerkelijke gezagsapparaat: de Generale Synode) wilden zich door de vroeg kapitalistische staat de wet niet laten voorschrijven. Omgekeerd, zij streefden ernaar, dat de staat volgens de nieuwe leer (het calvinisme) geregeerd zou worden. Het zou ons te ver voeren in het bestek van deze beschouwing over de strijd tussen kerk en staat in het Holland van "de Zeven Provinciën" verder uit te wijden. Het is een felle en scherpe strijd 368
geweest. 1 ) Er waren scherpe belangenbotsingen, die niet konden gedogen, dat pe een (de gereformeerde kerk) ovér de ander (de staat) ging heersen en omgekeerd. De staat, beheerst door de regenten, die over het algemeen libertijns gezind waren, wilde zich vrijwaren voor ,kerkelijke inmenging; terwijl de kerk niet door de staat op de vingers getikt wilde worden. De beroemde Dordtse Generale Synode van 1618 legde de basis waarop de betrekkingen tussen staat en kerk voor die tijd en voor de toekomst geregeld werden. D.w.z. dat inmenging in de zaken van de kerk door de staat vermeden moest worden, dat de kerk een zelfstandig bestaan moest voeren, om de verkondiging van het Evangelie zuiver te houden. Onder deze verhouding kon de Hollandse verdraagzaamheid gedijen ten aanzien van godsdienstige overtuigingen, die sinds de vorming van de Nederlandse natie gebruikelijk werd. De houding van de RK kerk is echter het tegendeel van verdraagzaamheid. De RK kerk beschouwt zichzelf als de enige draagster van de absolute waarheid. De staat als het gezagsapparaat heeft volgens deze opvatting de taak, om in het maatschappelijke leven deze "absolute waarheid" tot gelding te brengen. Zoals Paus Leo XIII in een encycliek uitsprak: "Het is in strijd met de rede, dat de dwaling en de waarheid gelijke rechten zouden genieten". Het behoort ook tot het wezen van de RK kerk, om zich bij veranderde maatschappelijke omstandigheden aan te passen, om vandaar uit te trachten haar doelstellingen te bereiken. Deze doelstellingen zijn in wezen aartsreactionair. Verdediging van haar posities is geen doel op zichzelf. Maar zij wil ten eeuwigen dage het privaatbezit van de productiemiddelen beschermen. De RK kerk heeft in het calvinistische Nederland haar tijd rustig afgewacht en wist zich te ontplooien toen zij met de calvinisten in de schoolstrijd in één politieke bedding kwam. De schoolstrijd was voor de katholieken het begin van voortschrijdende herovering van verloren posities in Nederland.
* UITBOUW van het bijzonder onderwijs noemde Romme in het begin van de vijftiger jaren "katholieke politiek". Tot de "katholieke politiek" behoorden ook de anti-democratische grondwetsherzieningen, de Publiekrechtelijke Bedrijfs- Organisatie, de Zondagswet, het Mandement. Alles had ten doel, de greep van het katholicisme op ons volk te versterken, niet voor een godsdienstig doel op zichzelf, maar voor handhaving en versterking van de positie van het monopoliekapitaal en zijn reactionaire, tegen de vooruitgang en de vrede gerichte politiek. In zijn boekje "Katholieke politiek voor Nederland" heeft prof. Romme destijds de richtlijnen ontvouwd voor grotere macht voor het clericalisme en daarmede voor het ongestoord parasiteren van 1) Voor jaar 1566.
een nadere beschouwing vel'wij.zen wij naar E. Kuttner, Het Honger-
369
--
l
----------.~~--------:---
de monopolies, d,ie zich als bloedzuigers voeden van de arbeid der werkers in de meest uitgebreide zin van het woord. Deze "katholieke politiek voor Nederland" was een onderdeel van de gehele na-oorlogse lijn van het clericalisme in de kapitalistische wereld, met als steunpunt het Amerikaanse imperialisme. In de meeste landen van West-Europa ontstonden overwegend katholieke regeringen, zoals in West-Duitsland, Frankrijk, Italië, België en ook in Nederland, ofschoon in ons land slechts een-derde van de bevolking als katholiek staat aangeschreven. Als voorbeelden van katholieke politiek bestaan de zogenaamde "klassenloze maatschappijen", de op corporatieve staatsinstellingen berustende fascistische landen als Spanje en Portugal. Instandhouding van het "heilige" privaatbezit van de productiemiddelen - dat is de macht van de grote monopolies; en dus verzet tegen de vooruitgang, tegen het socialistische werelddeel, dat onweerstaanbaar sterker wordt. Dat is politiek van katholieke reactie. Vrij vertaald betekent dit clericalisme: koude oorlog, haat zaaien onder de volkeren, hetze op alle mogelijke manieren tegen het socialisme. Op zichzelf zijn de clericale machthebbers ook grootkapitalisten. Enige jaren geleden schatte het Westduitse blad "Der Spiegel" het aandelenbezit van het Vaticaan op 12 miljard dollar. Dat is 50 miljard gulden, ofwel tweemaal zoveel als het gehele kapitaal van de Westduitse naamloze vennootschappen. De weg naar deze kapitaalvorming was reeds gewezen door paus Leo XIII in zijn Rerum Novarum: "Het streven van de RK kerk moet gericht zijn om vermogen in aandelen om te zetten". De geldhonger van het clericalisme is echter blijkbaar niet te stillen. Dit verklaart ongetwijfeld ook, waarom RK kerken gebouwd moeten worden met geld van niet-katholieken.
* ER is nog een andere belangrijke kant aan de kwestie van subsidie voor kerkenbouw. Dat is het algemeen bekende feit, dat ondanks de toenemende godsdienstpropaganda de onkerkelijkheid van het Nederlandse volk hand over hand toeneemt. Een blik in de radio-programma's doet zien dat de bevolking op alle mogelijke manieren overspoeld wordt met propaganda voor de kerk. Enige uren per dag is de kerk in de huiskamers. Voor deze propaganda moet men - of men wil of niet - betalen in de vorm van luisterbij dragen. Dan is er de propaganda op de scholen, ja, ook op de openbare scholen. In vele gevallen moeten niet-kerkelijke ouders verklaringen tekenen, indien zij van godsdienstonderwijs voor hun kinderen wensen af te zien. De kerk-propagandisten hebben de rollen omgedraaid. Zij gaan daarbij uit van het idee, dat vele ouders geen verklaring willen tekenen dat zij onkerkelijk zijn, waarbij sleur en gewoonten ook een rol spelen, maar nog meer de gedachte, dat zo'n
370
verklaring mogelijk schadelijke gevolgen voor hen heeft. Het is een vorm van indirecte geestelijke dwang. Evenwel, alle propaganda ten spijt: de onkerkelijkheid neemt toe. Begrijpelijk, omdat de massa der gelovigen steeds scherper de tegenstelling ervaart tussen dat wat in de kerken gepredikt wordt en dat wat in de praktijk van het leven verwerkt moet worden. Met de toenemende bewustwording van de arbeidersklasse t.a.v. de scherpe belangentegenstellingen in de kapitalistische maatschappij zijn zulke begrippen als gehoorzaamheid aan het gezag, tevredenheid met het maatschappelijke lot, steeds moeilijker te verkopen. In deze maatschappij, waarin het hoogste gebod van alle dag geldt: "Ieder voor zich en god voor ons allen", waarin onder het voorwendsel van verdediging van het recht op zelfbeschikking van de Papoea's onze jongens voor koloniale belangen de rimboe van Nieuw Guinea worden ingestuurd, waarin onder valse anti-communistische leuzen bondgenootschappen worden aangegaan met de vijanden van ons volk, de Westduitse militaristen, waarin zwendel en corruptie dagelijkse verschijnselen zijn; in zo'n maatschappij is het heden alleszins begrijpelijk, dat vooral op de jongeren het woord in de kerken steeds minder vat heeft en krijgt. Het is ook geen rozengeur en maneschijn met de "katholieke politiek", die Romme destijds voor Nederland uitdokterde. Van de plannen tot slechting van de klassenstrijd in Nederland kwam niets terecht. De katholieke reactie heeft de gifkraan (zoals hij dat zo liefjes uitdrukte in zijn reactionaire plan-de-campagne) van De Waarheid niet dicht kunnen draaien. Integendeel, het communisme is in Nederland in opmars. De PBO, die ondernemers en arbeiders broederlijk had moeten verenigen, is een toonbeeld geworden van onmacht om de klassenstrijd te temperen. Het Mandement wordt een boemerang, omdat ook onder de katholieke arbeiders het gistingsproces van de kapitalistische maatschappij werkt. De toenemende ontkerkelijking - een logisch gevolg van de industrialisatie van het land - heeft de bedrijvers van de katholieke politiek aangespoord, om steeds meer kerken uit de grond te stampen, al worden dan de oude kerken al leger en leger vanwege de toenemende onkerkelijkheid. Zij eisen overal waar nieuwe woonwijken verrijzen - als het even kan nog voor de huizen er staan nieuwe katholieke kerken. In het zuiden van het land was het geen probleem om deze kerkenbouw financiëel mogelijk te maken. Daar schoven de katholieke gemeenteraden wel bij uit de gemeentepot, die uiteindelijk gevuld moet worden uit de rijkspot. Er zijn echter een overwegend aantal gemeenten, waar geen subsidie voor kerkenbouw wordt verstrekt. Daarom moest er nu dus een rijksregeling komen. De kerkbezoekers kunnen deze versnelde bouw van kerken niet opbrengen, heet het in de argumentatie van de commissie-Sassen. Daarom moet de overheid bij springen. Een zwakke argumentatie als men weet hoe rijk de RK kerk wel is. Maar andere kerkgenoot371
schappen werden er voor gewonnen zich ook uit te spreken voor subsidie van het Rijk voor kerkenbouw. En zo moest de Tweede Kamer een uitspraak doen over deze bemoeienis van de staat met de kerk.
WIJ
*
herhalen: zonder steun van het grootste deel van de PvdAfractie zou de KVP de rijkssubsidie voor de kerkenbouw er niet hebben doorgekregen. Dit feit is op zichzelf kenmerkend voor de houding van de reformistische leiders. Wilden zij daarmee het herstel van de coalitie met de KVP kopen? Trouwens het program van de PvdA geeft alle ruimte voor gemarchandeer met de uitvoerders van de katholieke politiek. Na de z.g. doorbraak is de ene capitulatie na de andere voor de confessionele groeperingen en bezitters gekomen. Zoals het volledig loslaten van het openbaar onderwijs en het instemmen met de volledige ge-lijkschakeling van openbaar en bijzonder onderwijs. In de praktijk kwam dit er op neer, dat het bijzonder onderwijs relatief en absoluut is toegenomen. De woordvoerder van het grootste deel van de PvdA-fractie, Scheps, betoonde zich dus een warm voorstander van de door het Rijk gesubsidieerde kerkenbouw. Ter rechtvaardiging van zijn knieval betoogde hij spitsvondig, dat naast de kerkgenootschappen ook niet-kerkgenootschappen onder de subsidi._ëring moesten vallen. Met deze laatste genootschappen bedoelde hij concreet het Humanistisch Verbond, waarbij de overheid heeft te steunen "individuele burgers bij het voorzien in hun behoefte aan geestelijke bezinning en verdieping". Het bleek, dat de KVP deze "geestelijke bezinning en verdieping" van Scheps niet als een gevaar beschouwde. De KVP-woordvoerder Lucas had er vrede mee, indien de bezinningscentra van Scheps in een uitzonderingspositie werden geplaatst. Aldus geschiedde. Aan het politieke steekspel in de Kamer over deze bijzondere subsidieverlening zat een pikant smaakje. Voor de niet-kerkelijke fracties als de VVD, PSP en 't kleinste deel van de PvdA-fractie bleek de subsidieverlening voor hun aanhang onverkoopbaar. Voor de regeringspartner van de KVP, de VVD, was dat pijnlijk. Daarom moesten de woordvoerders er wat op vinden om er onder uit te komen. Kamerlid Van Dijk van de VVD was dus niet vóór subsidies, wél voor bepaalde belastingfaciliteiten, om daardoor de kerken bij te staan. Natuurlijk ging dit halfslachtige vliegertje niet op, ofschoon de heer Lucas ( KVP) wel bereid bleek, dit idee in een later stadium ter verdere versterking van de positie der kerk te gebruiken. En omdat het nu niet ging, stemde de VVD-fractie tegen, op halfslachtige gronden, die nog maar weinig gemeen hebben met het in vroeger jaren zo strijdlustige liberalisme. Dit is wel een toonbeeld van politiek verval der liberale bourgeoisie. En dan de heer Bommer van de PvdA, die de taak had om de 372
sociaal-democratische massa van de PvdA het idee te geven, dat er toch nog principes in de partij zijn. Bommer wees er terecht op, dat deze subsidieverlening "onverbiddelijk tot gevolg heeft een inmenging van de overheid in de aangelegenheden van de kerk". Hij en enkele van zijn vrienden stemden dan ook tegen het wetsontwerp. Wij halen ook het interessante argument van de heer Lankhorst voor diens afwijzing van het wetsontwerp aan. Hij had "bezwaar tegen het automatisme in de wet, waarbij premies worden toegekend zonder rekening te houden met de financiële draagkracht van de premievragende instelling". Dus, als zou blij ken, dat de betreffende kerkelijke instelling niet bepaald financieel draagkrachtig zou zijn, dan zou de heer Lankhorst over steun van de regeringDe Quay aail de kerk wel heenstappen. Een merkwaardig standpunt ... Het zou ons te ver voeren op de vele andere standpunten, uitgesproken tijdens de kamerdebatten, in te gaan. Standpunten? Men wilde eronder uit, zoals ook de woordvoerders van de andere regeringspartners, van de KVP, de AR en de CHU. Geen bezwaren op grond van principes, maar wegens bijkomstigheden. Het was een half-slap gedoe. En dat voor de nazaten van Gomarus 2 ), Groen van Prinsterer en Kuyper. Een uitzondering vormde het betoog van de heer Aantjes (AR], die zich beriep op een uitspraak van zijn partijgenoot, minister Zijlstra, die in kerkelijke kringen had opgemerkt: "Als er iets is, dat wij financieel op eigen kracht tot stand behoren te brengen en in stand behoren te houden, dan zijn het wel kerkbouw en eredienst". Toch was minister Zij lstra één van de ondertekenaars van de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp ... De heer Aantjes wees op deze twee gezichten des ministers. Verder zei hij: "De eerbied voor de kerk gebiedt, dat de overheid hier halt houdt". Hij sloeg de spijker op de kop toen hij verklaarde: "Als de overheid subsidieert, heeft het op enigerlei wijze altijd invloed op de belastingdruk. Eigenlijk is het dan zo, dat men zegt: als het kerkvolk het niet kan, of althans het niet doet, dan moet het hele volk het maar dwangmatig doen". Dat was een nuchter geluid. Een ander geluid was echter dat van het communistische Kamerlid Marcus Bakker, de enige die op principiële gronden, namens zijn fractie tegen het wetsontwerp stemde. Hij wees op de oorzaken van de toenemende onkerkelijkheid, op het onrecht, dat onkerkelijken mede moeten betalen voor de strijd tegen onkerkelijkheid. Hoge bouwkosten? Marcus Bakker bestreed dit argument door de minister voor te houden dat deze te pas en te onpas betoogt, dat de inkomsten van het volk méér zijn gestegen dan de prijzen. "Volgens deze redenering," aldus Marcus Bakker, "moest het de gelovigen veel gemakkelijker vallen om nieuwe kerken te bouwen, dan het destijds voor de Utrechtenaren was om de Dom van Utrecht neer te zetten".
*
2) "Aanklager" op de generale Synode van 1618 in Dordrecht, namens de "preciesen" tegen de "rekkelikken" in de Hel'vormde Kerk.
373
!'~
,:
DE debatten in de Tweede Kamer
gingen ook over de vraag, wat onder een kerkgenootschap moest worden verstaan. Een woorden steekspel, dat er op neer kwam dat niet-kerkelijke organisaties als Humanitas moeilijk onder bet begrip kerkgenootschap zijn thuis te brengen. De commissie-Sassen had echter duidelijk fe verstaan gegeven voor welke doeleinden de rijkssubsidie gegeven moest worden: "Slechts wanneer het kerkgenootschap zou handelen in strijd met de wet, de openbare orde of de goede zeden, zou naar het inzicht van de ondergetekenden er aanleiding toe bestaan om een aanvraag tot toekenning van een premie niet in behandeling te nemen". Met het verlenen van subsidie voor kerkenbouw bepaalt dus de regering of de aanvrager, het betreffende kerkgenootschap of nietkerkelijke genootschap, zich houdt aan de wet, de openbare orde of de goede zeden. Directe inmenging van de staat in de kerk in optima forma, dus ook in de zaken van Humanitas. Want wat verstaat de wet onder openbare orde of goede zeden? Wat zou er gebeuren, als de gelovigen van de kansels werden opgeroepen de strijd aan te binden tegen de koloniale politiek van de regering in Nieuw Guinea, zich te verzetten tegen troepenuitzendingen en de eis zou klinken, dat de troepen onmiddellijk uit Nieuw Guinea terug gehaald moeten worden, dat Nieuw Guinea aan Indonesië moet worden overgedragen? Wat zou er gebeuren als de gelovigen van de kansels werden opgeroepen ten strijde "te trekken tegen maatschappelijk onrecht, tegen uitbuiting en oorlogspropaganda? Wie zou er dan aan overheidssubsidie denken? Van de kansels mag slechts het woord klinken van het monopoliekapitaaL De wet, de openbare orde en de goede zeden van het bestaande gezag in Nederland, zijn immers de zaken van het monopoliekapitaal! Maar het tekent ook het verval van het stelsel. Als zijn steunpilaren in de KVP denken, dat zij door dergelijke middelen de objectieve gang der ontwikkeling kunnen tegenhouden, dan zullen zij sneller ontnuchterd worden dan zij hopen. G. MAAS
374
Sport en maatschappij SINDS de oude Grieken hun sport tot een vierjaarlijks hoogtepunt maakten waarvan wij sedert 1896 de traditie op onze manier elke vier jaar voortzetten met de moderne Olympische Spelen, heeft de sport een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Een ontwikkeling, die overigens - over de gehele lijn bezien - beslist niet alleen aanleiding tot jubelzang kan geven. De opzet van de sport is in wezen van nauwelijks te onderschatten belang en als we de sport aan een beschouwing onderwerpen, dan behoren we zijn verschijnselen te beoordelen, - en waar nodig te veroordelen. We mogen evenwel de functie van de sport en de soms nadelige verschijnselen in en rondom de sport niet door elkaar halen. Zelfs waar dat soms nogal ingewikkeld ligt. De functie van de sport - we stelden het al vast - is van grote betekenis. Niet om de prestatie als doel, maar om de verrichting, als een tot de verbeelding sprekend feit, ter stimulering van zo groot mogelijke groepen om de sport actief te gaan beleven. Hierdoor ontstaat een gezonde wisselwerking, die het deelnemen aan de sport op zo breed mogelijke basis stimuleert en topprestaties op die brede basis mogelijk maakt. Wat is in wezen het mooie van de sport en waarom is het dus van belang, dat zij zo maximaal mogelijk wordt beoefend? Uiteraard alleen reeds, omdat daar, waar men de excessen weet te bestrijden, de sport een bron is van veel harmonieuze lichaamskracht. Voor de jeugd heeft zij vooral een vormende functie, zij leert opgaan in een collectief. Een midvoortje van twaalf jaar en twee turven groot, met onmiskenbare aanleg, leert, dat hij zijn mogelijkheden nooit tot ontwikkeling kan breng~n, als zijn tien medespelertjes hem om zijn zelfzuchtige dribbelkunsten niet in hun midden zouden dulden. Zij verlangen van hem, dat hij de bal op tijd "afspeelt" en beseffen, zonder daarvoor geleerde betogen nodig te hebben, dat zij door zijn grotere mogelijkheden te benutten, de wedstrijd kunnen winnen. De scheidsrechter, alsmede de jeugdleider langs de lijn, werken mee aan zijn sportieve opvoeding. De hygiëne in zo'n gemeenschap is eveneens .van grote betekenis. Overigens is ze dit, daar waar de omstandigheden voor de sport nog van een primitieve hoedanigheid zijn, in nadelige zin. Het bakje water uit de sloot is als verschijnsel weliswaar op de terugtocht, maar behoort helaas nog niet tot het verleden. .......--~.
*
llTAAR het van zulk een elementaire betekenis is, dat de jeugd tot n de sport wordt gebracht, zullen de organisaties zelf - zowel de bonden als de clubs - alsmede de overheid, moeten zorgen dat de jeugd inderdaad de mogelijkheid vindt, om zich op een gezonde wijze te kunnen ontwikkelen. 375
Een semi-profclub in voetbal, die de helft van zijn jeugdelftallen opheft, omdat er "geld bij moet" en dat van een kapitalistische opvatting uit als een onvergefelijke fout beschouwt, is evenzeer op de verkeerde weg als de overheid, die nalaat de sport in zijn totaliteit de middelen te verschaffen die nodig zijn voor een maximale ontplooiing. Een ontplooiing, die datgene tot verwezenlijking moet kunnen brengen, wat ons al eeuwenlang de spreuk "Mens sana in corpore sano", "een gezonde geest in een gezond lichaam", leert. * Veel van wat de sport tot dusver in ons land als goede prestaties heeft geleverd, is er vaak niet dankzij, maar ondanks de overheid gekomen. In enkele centra doet de plaatselijke overheid althans wat - zij het niet genoeg - op vele plaatsen faalt de overheid totaal. Dit in navolging van de regering die beslist in gebreke blijft. Er zijn hele streken in ons land, waar de sport eenvoudig nog onder erbarmelijke primitieve omstandigheden moet plaats hebben en waar de sport zelfs op de dag waarop ze zich het beste kan ontwikkelen, eenvoudig taboe is. Goede accomodatie, het ten nutte maken van de ervaring van oudere sportcracks, of van hen die zich ter plaatse bijzonder in deze materie hebben verdiept, vormen tezamen het klimaat waarin mogelijk talent tot ontwikkeling kan worden gebracht. Waarom heeft men in Hilversum en de directe omgeving zoveel zwemtalent? Is dat een soort grillige speling van de natuur? Geen sprake van: de omstandigheden daar zijn bepalend voor het succes. Er zijn zwembaden, men heeft ter plaatse een trainer, die ook ver over de grenzen een reputatie verwierf en dan ontstaat in zo'n omgeving een soort traditie. Er is rivaliteit op een hoog niveau en velen kunnen zich daardoor met de buitenlandse top meten. Alle water in Spakenburg en Staphorst ten spijt is het ondenkbaar, dat daar zwemtalent naar voren komt. Wie zal echter durven beweren, dat er in deze oorden toevallig geen talent zou kunnen zijn? Men_ komt evenwel niet tot het zwemmen zelf toe in zulke streken.
* fN
de loop der jaren is er niet alleen een evolutie - soms min of meer een revolutie - in de trainingsmethoden en de taktiek ontstaan, ook het materiaal waarmee de sport wordt beoefend is sterk geëvolueerd. De racefiets van nu, met het maximaal uitgespaarde gewicht, dankzij het gebruik van nieuwe metalen, ze valt eenvoudig niet meer te vergelijken met de racefiets, waarmee een Poittier in de prehistorie van de Tour de France z'n successen boekte. Een fiets, die bij een smid gerepareerd moest worden ... De allernieuwste polsstok, andere speren, andere methoden bij het speerwerpen, het heeft de sport allemaal voortdurend verder gebracht. In enkele landen dankzij een grote research - vooral in de Sowjet-Unie - in andere landen, omdat men zich de ervaringen van elders ten nutte maakte. De sport heeft zich dus stellig in zeer positieve zin ontwikkeld,
376
zowel numeriek als naar prestatie. Nochthans heeft dit in een reeks van landen nevenverschijnselen opgeroepen, die minder tot enthousiasme stemmen. De bokssport voor professionals in Amerika heeft in feite niets meer met de s_Rort van doen. Daar "controleren" de gangsters de gevechten in de ring en zij bepalen, wie winnaar en verliezer is. Eenvoudig een kwestie van geld. Gokken en sensatie! Een zesdaagse wielerwedstrijd kan niet eens zonder zwendel. Het is eenvoudig ondenkbaar, dat zo'n wielerwedstrijd zonder afspraken verreden wordt. Stel je voor, dat het sterkste koppel op de eerste avond van de zes, al meteen "met twee benen gaat fietsert" en een grote voorsprong neemt op de anderen, hoe moet men dan de vijf volgende middagen, avonden en nachten tot vier uur 's morgens publiek trekken? Publiek, dat het geld moet inbrengen voor de gages van de renners en het legertje van helpers. Dus moeten er wel afspraken worden gemaakt, dus moet de befaamde "blauwe trein", als combine van de sterkste groep van koppels, met achtereenvolgens aan de stuurknuppels de duo's Schulte-Peters, Schulte-Post en momenteel Van Looy-Post uitmaken, wie "in de blauwe trein naar de zege mag rijden" ... Ervaren toeschouwers trekken naar zo'n zesdaagse net als een ander naar een goochelaar: kijken of ze er achter kunnen komen ...
*
EVENEENS één van de begeleidende nadelige verschijnselen is de doping, het gebruik van stimulerende middelen. Nu is dat op zichzelf een rekbaar begrip. Ook een sportredacteur kan zondagsnachts een stimulerend middeltje gebruiken, maar doet dan wat vrijwel elk mens doet: een kop sterke koffie nemen. Er zijn er ook, die vinden dat het roken van een cigaret of pijp inspirerend werkt. In de beroepssport evenwel gaat het, als het om stimulerende middelen gaat, om iets geheel anders. Daar gaat het om 't "nemen" van drog, middelen en spuitjes waarvoor een arts kan aarzelen, maar dat een aantal toverdokters aan de zelfkant van de sport zo'n wielrenner zonder enige terughoudendheid toedient. Wie mocht veronderstellen dat het hier in de wielersport om een uitzondering gaat, bijvoorbeeld voor die beroepsrenners die de 580 kilometers van Bordeaux naar Parijs in één stuk moeten aftobben, of voor hen die een Tour-etappe hebben met de Tourrnalet of de Col d' Aubisque onderweg, hij vergist zich. Ook amateurs "nemen" het soms, want na een teug "vuurwater" kun je op een gegeven moment zo goed "vlammen" en maak je een kans de wedstrijd te winnen. Nog groter vergissing maakt men, als men meent, dat drogeren een specifiek begrip voor de wielersport is. Ook in het betaalde voetbal, in duels waarbij het om enorme gages gaat, komt de spuit er aan te pas. Nog zeer onlangs zijn in Italië enkele spelers gestraft, waaronder niemand minder dan het hysterische talent Omar Sivori. En er zijn meer namen gevallen. Trouwens, is er in het eigen land geen deining veroorzaakt door de aanklacht van de zwemster Sita Postumus, dat ook bij onze topzwemsters een vorm van doping heeft plaatsgehad? Het feit, dat 377
men in deze kring nog zo schrok van deze aanklacht, pleit op zichzelf voor de situatie in de zwemwereld, maar intussen gelooft niemand meer, dat ook daar nooit iets zal gebeuren. En nu beweegt de discussie zich op het terrein, of "medische begeleiding" al dan niet tot doping gerekend moet worden.
*
EEN vraagstuk dat hierbij regelrecht aan de orde moet komen, is
de vraag of beroepssport wel dan niet juist is. Bovendien de vraag, wat in feite het verschil is tussen professionalisme en amateurisme. Wat het laatste betreft: hierbij zijn enkele tussenvormen die het zeer moeilijk maken, de grens waar het amateurisme eindigt, nauwkeurig af te bakenen. In ons land b.v. kent men het semi-beroepsvoetbal, maar niemand zal durven beweren, dat een reeks topspelers géén echte professionals zijn. Een vaak gebezigde term - en dan in verband met de sport in Oost-Europa - is "staatsamateurisme". Dit is een uitdrukking, die zeer velen zonder nadenken, anderen echter bewust, verkeerd gebruiken. Staatsamateurisme was er ten tijde van Hitier en Mussolint Toen werden enkele sporters opgefokt tot topfiguren, om bijvoorbeeld op de Olympische Spelen van Berlijn te flonkeren. Daaronder evenwel, "op de bodem van de sport", was er heel wat om minder opgewekt over te doen. Is dat in de Sowjet-Unie, in Tsjechoslowakije en in nog een aantal landen in Oost-Europa hetzelfde. Zeer beslist niet! Immers, daar is het en aan de top, en "op de bodem" beide ideaal. Er bestaat daar b.v. een dag, waarop in alle steden, dorpen en gehuchten op dezelfde dag een massaloop wordt gehouden. Voortdurend ontstaan er nieuwe sportaccomodaties, op het werk zelf bestaat gelegenheid om zich sportief te ontplooien. Dáár ligt de figuur volkomen anders, dan bij het staatsamateurisme ten tijde van Hitler. Î In Oost-Europa wordt alles gedaan, om de sport zo maximaal ; mogelijk bij de jeugd te brengen. Men betaalt er naar draagkracht, t'• en dan bovendien nog een zeer bescheiden bedrag, zodat de materiële bezwaren wegvallen. De sportverenigingen worden tot deze goedgeefsheid in staat gesteld, omdat de vakverenigingen, de fa- f, brieken en andere organisaties, de sport aan de basis ten volle 1 steunen. Bij ons evenwel-op een enkele uitzondering na-is de industrie daartoe niet bereid. En de staat blijft evenzeer in gebreke. Indien de industrie in Enschede, Groningen, Utrecht, Amersfoort, Deventer, en noem maar op, geld in de sport steekt, dan doet ze dat uitsluitend om een enkele topclub ter plaatse te steunen. Met niets anders dan de gedachte, dat het op zeker moment voordeliger kan zijn een ton in een bepaalde prof-voetbalclub te steken, dan dat hun arbeiders ter plaatse geen "afleiding" zouden hebben. Zo'n industrie ziet zijn werknemers liever op zondag met verhitte hoofden op de tribunes van de betreffende voetbalclub, dan dat dezelfde arbeiders op het werk sociale spanningen moeten afreageren. 378
1·.
.
I I
HET
amateurisme van de Sowjet-Unie en Tsjechoslowakije bijvoorbeeld, moge dan niet voldoen aan de normen die men aanlegt voor het begrip amateurisme, zoals men in vele landen tientallen jaren lang het enige echte amateurisme heeft beschouwd, maar dan rijst toch de vraag, of dat oude begrip amateurisme nog te handhaven valt. Trouwens waar ligt de grens? Is de zoon, wiens welgestelde vader hem de kans biedt zijn sport volledig zelf te betalen, wel een echte amateur, en de voetballer voor wie de club het spoorkaartje collectief getaalt, geen echte amateur? De rijke zoon wordt door het familiebezit, gevolg van de maatschappelijke structuur waarin wij hier leven, in staat gesteld zijn sport te beoefenen, de gewone arbeidersjongen, of het arbeidersmeisje is amateur bij de gratie van het collectief bijeengebrachte geld. Dat geld is er echter te weinig voor de sport. Véél te weinig, en hier tekent zich het verschil af met de socialistische landen, waar de sport de materiële en andere steun wèl voldoende krijgt. In de socialistische landen doet zich het verschijnsel voor, dat een aantal sportcracks over heel veel gelegenheid beschikt om zich in de sport te bekwamen. In de periode waarin zij naar de top groeien en daarna in de periode waarin zij aan de brede top als "mentale stimulerende middelen" fungeren voor honderdduizenden en soms voor miljoenen mensen, die door hun voorbeeld tot de sport komen, hebben zij volop kansen zich in de sport te ontplooien. Ze zien bovendien wat van de wereld, kortom tegenover de offers die zij brengen op het altaar van de gestadige training staan de voordelen voor de cracks. Is dat het "zuivere amateurisme" waarover wij in Wlest-Europa debatteren? Neen. Is het dan beroepssport? Nog minder! Het is echter wél amateurisme, maar dan een amateurisme dat past bij de maatschappelijke structuur van het land. De betreffende jongens of meisjes krijgen in de periode, waarin ze zich aan de top van de sport bevinden, alle mogelijke medewerking om het beste te presteren waartoe zij in staat zijn, maar ze moeten niettemin een beroep hebben. Een duidelijk voorbeeld: Täve Schur werd in 1958 te Zandvoort en een jaar later op de Sachsenring in de eigen DDR wereldkampioen renner op de weg. Hij flonkerde een jaar later weer aan het Olympische firmament te Rome. In 1961, en tot nu toe ook in 1962, hoorde men zijn naam nauwelijks meer. Hij moest zijn studie afmaken, een studie die hem na zijn eervolle wieiercarrière in staat zou stellen een andere functie in het maatschappelijke leven van zijn land te vervullen. Täve Schur zal echter waarschijnlijk in '63 en in '64, het jaar van de Spelen in Tokio, opnieuw op hoog niveau zijn sport bedrijven, nadat hij tussentijds zijn studie heeft afgemaakt. Dáár nu ligt precies het enorme verschil met een Engelse prof-voetballer: de laatste loopt na het beëindigen van zijn sportloopbaan de grote en beslist niet denkbeeldige kans verkeerd in het leven te staan, de ten
379
onrechte "staatsamateur" geheten Täve Schur heeft dan echter een beroep onder de knie en schakelt aan het einde van zijn actieve sportloopbaan aan de top eenvoudig over. Is er dan helemaal niets op de sport in die landen aan te merken? Beslist wel. De Hongaren hadden tussen anders geaarde voetballers als Jozsef Bozsik, Nandor Hidegkuti, Mate Fenevesy en velen meer, de grootste moeite men een Ferenc Puskas of een Zoltan Czibor. En de Sowjet-gewichtheffer Grigori Novak, die grossierde in wereldprestaties, moest tenslotte wegens veelvuldige dronkenschap uit de sport verwijderd worden. Deze voorbeelden zijn zonder twijfel aan te vullen. En niet overal zijn de voorzieningen volmaakt. Het is logisch, dat in de opbouw onvolkomenheden aan de dag treden. Het is zelfs ondenkbaar, dat men van de ene generatie op de andere plots een gemeenschap van alleen maar engelen krijgt. Waar het om gaat is, dat in de Sowjet-Unie, en in navolging daarvan ook in andere landen, serieus geprobeerd wordt de sport in de juiste banen te leiden. Dat gaat gepaard met struikelen. Struikelen, waar de echte sportsman dan weer van leert. Minstens het leren opstaan ...
*
,,'
d
MET al dat struikelen en opstaan is men daar echter in tientallen jaren met de sport nochtans zover, dat landen met een sporttraditie van soms meer dan een eeuw er duidelijk bij ten achter blijven. Sterker nog: in tal van landen waar zij werd aangevreten door commerciële belangen, vertoont de sport juist tekenen van verval. Met de bokssport en het wielrennen is men op het hellende vlak helaas al ver gevorderd, in het Amerikaanse en Australische tennis stapelen zich de problemen op en de voetbalsport wordt ook voortdurend meer in het commerciële vlak getrokken. Waar dan het bederf de beste voedingsbodem heeft. In ons land bijvoorbeeld heeft men jarenlang van de daken geschreeuwd, dat als er maar eerst semi-beroepsvoetbal kwam de misstanden zouden verdwijnen en het spelpeil omhoog zou gaan. Ze weten nu beter, althans kunnen het weten. De clandestiene betalingen zijn nu eerder groter dan kleiner geworden en over het spelpeil wordt weer even hard gejammerd als vóór de overgang. Nu beweren dezelfde lieden doodleuk, dat we een stap naar het volledig betaalde voetbal moeten doen, terwijl zij weten, of zouden moeten weten, dat voor een volledige profclub zeker een jaarrekening van 7 ton nodig is. En dan moet men het nog niet eens à la Eusebio, Pele of Jimmy Greaves zoeken, want dàn is zo'n voor een sportclub reeds enorm bedrag van 7 ton nog maar kinderwerk. Niettemin beweren sommigen, dat we moeten overgaan naar volledig beroepsvoetbal, om een eind te maken aan de moeilijkheden van ons voetbal. Alsof je bij een sprong uit het raam van driehoog betere kansen hebt dan van éénhoog ...
* 380
KERNPUNT van dit alles is niet het probleem van de sport op zichzelf, maar het probleem van de maatschappelijke structuur. Het is eenvoudig ondenkbaar, dat de sport in al zijn schakeringen, in de samenleving zoals wij die in ons land en in vele andere landen kennen, te vrijwaren zou zijn van verval. In een maatschappij, waaraan het beginsel van de winst ten grondslag ligt en niet het belang van een zo groot mogelijke groep, is de sport geen eiland waarop de maatschappelijke natuur zijn krachten niet zou loslaten. Het kan er lange tijd goed gaan, en met veel goede wil van de kant van de sport zelf valt er bij alle moeilijkheden nog veel van te maken - tot wereldprestaties en veel sportief genot voor miljoenen mensen toe - het is echter niet van lange adem. Het mist de basis waarop men in de socialistische landen reeds nu volop successen boekt en waar dan ook de lijn een opgaande is. Moet de sport in ons land zich dan maar bij deze situatie neerleggen? Dat ware op zichzelf reeds in strijd met de aard van de sport. Sport is meer dan het Latijnse disportare. Het houdt strijd in en die strijd zullen allen die de sport voorstaan moeten leveren, om in eigen land van de overheid te verlangen, dat de sport in staat wordt gesteld zich aanzienlijk beter te kunnen ontplooien, dan nu het geval is. Deze strijd is waard gevoerd te worden, omdat de sport van zo grote betekenis is. De communistische raadsfracties in Amsterdam en in vele andere plaatsen hebben zo'n strijd gevoerd, maar· over het geheel genomen klinkt de stem van de sport in het parlement of in de raadszalen onvoldoende door. Speciale sportpartijtjes hebben geen enkele zin, omdat de sport nu eenmaal één van de facetten van het leven in de klassenmaatschappij is. , Daar, waar de sport er in slaagt zijn stem in het parlement of in de raadszaal te laten horen, ook dààr zal dit weinig effect hebben als het niet gepaqrd gaat met de actie van de sport daarbuiten. Het behoort, net als bij alle andere onderwerpen, op elkaar aan te sluiten. Het een noch het ander is in ons land voldoende. Daaraan te werken zal voor de sportliefhebbers een taak van niet te onderschatten betekenis zijn. B. J. WEENINK
381
', I
I ~I
Kort verhaal
De eerste sneeuw Loe Ling (geb. 1920)
DE
transportcompagnie, aan welke de chauffeur Lioe Tsjang en zijn helper Wang Teh-kwei waren toegewezen, kregen op een zekere dag opdracht, enkele Koreaanse burgers mee te nemen. Dit groepje uit de burgerbevolking moest uit een gebied vlak bij het front naar de achterhoede worden overgebracht. Zij waren hardnekkig en langdurig binnen het bereik van de vijandelijke kanonnen blijven wonen. Nu de militaire noodzaak dwingend werd, volgde eindelijk de evacuatie. Pas nadat het plaatselijke dorpsbestuur lange tijd met hen had gepleit en ten slotte met een bevel kwam, stemden zij er in toe de huizen te verlaten, waar de granaten van de artillerie keer op keer overheen floten. De vrachtauto van Lioe en Wang was de laatste, die startte. Al hun passagiers waren vrouwen, oude en jonge, benevens een groep kinderen en een stapel bagage. In de schemering van een kille dag, op het einde van de novembermaand, hielpen Lioe en Wang haar in de open vrachtauto klimmen, nadat zij er eerst enkele grote klerenbundels in gehesen hadden, om daar de oude vrouwen en de moeders met kinderen op te laten zitten. De mannen propten de rest van de bagage tussen de reizigsters. De hemel zou zich spoedig verduisteren. Het vuur uit de grote kanonnen nam in hevigheid toe en het bergdal daverde van de ene rollende echo na de andere. Lioe was aangedaan door het gezicht van de simpele huishoudelijke gereedschappen, die de vrouwen meegenomen hadden. Zij herinnerden hem aan de dagen in 1937, toen de Japanse indringers zijn geboortedorpje niet ver buiten Sjanghai hadden bereikt. Hij was toen nog maar zeventien en werkte als leerling in een fabriek van auto-onderdelen. Tot zijn grote ergernis hadden zijn moeder en oudere zuster manden, kruiken en klerenbundels meegenomen, toen zij aan boord klommen van een tjokvolle vrachtauto. Hij kon zich niet voorstellen, waarom zij erop gestaan hadden, die oude nutteloze voorwerpen mee te sjouwen. Zijn zuster was zelfs gekwetst door een ander voertuig, toen zij van de auto sprong, om een bundel met enkele versleten kinderkleren op te rapen. Hij had toen niet begrepen, hoe wreed het leven in die moeilijke tijden voor de mensen geweest was. Nu had hij 'in zijn vaderland zelf een tehuis, en twee kinderen. In de zeven of acht jaar, ·voorafgaande aan de bevrijding, was het moeilijk gevallen het bestaan te rekken. Hij kon nu beseffen, wat die oude bundeltjes, die gordijntjes, gevlochten grasmatjes, die schaaltjes en pannetjes voor de vrouwen van Korea betekenden. En omdat die vrouwen vlak onder de brullende kanonnen van de vijand hadden gewoond, in wankele, vochtige onderkomens, kwam 382
de losse en vaste rommel die zij meesleepten, Lioe dubbel kostbaar voor. Hij droeg de grootste zorg voor ieder pak. Zij repten van ontberingen en armoe; zij repten van de bittere strijd der vrouwen in de afgelopen twee jaar. Opgewekt en geduldig hielp hij de vrouwen een plaatsje te vinden voor hun bezittingen. "Wij zullen piekeren op een middel om ze te vervoeren," zo herhaalde hij. "We zullen meenemen wat we kunnen." De vrouwen zagen wel, dat er' maar weinig ruimte over was en toonden zich bereid haar spullen achter te laten. Sommigen wilden zelfs haar bundels wel weer van de wagen gooien, om ruimte te maken voor andere mensen. Een oude vrouw met grijze haren haalde haar twee oude slaapmatjes weg. De rnanier waarop zij dit deed, zonder er een woord bij te zeggen, rnaakte vooral indruk op Lioe. En het kwam hem nadien als een overwinning op de vijand voor, zo vaak hij kans zag nog een klein voorwerp tussen de bepakking van de vrachtauto te persen. Ofschoon de auto nagenoeg vol was, lagen er nog steeds bundels op de grond en een handjevol vrouwen was nog steeds niet in de truck gehesen. Lioe bleef pakken en stapelen en ruimte voor de bagage zoeken. Hij vroeg de vrouwen die al zaten, of ze wilden opstaan, zodat hij de pakken en pakjes opnieuw kon schikken. Op dat ogenblik kwam de jonge Wang met een zorgelijk gezicht tussenbeide. "Dat gaat niet. Als we nog langer wachten komen we er nooit meer doorheen." "We komen er door!" Lioe's stem klonk krachtig en luid. "Kom, Wang," drong hij opgewekt aan, "leg het karbiesje van deze oude mamma achterin. Die twee mandjes kunnen ook achterin ... Goed zo. Op die rnanier worden ze niet platgeperst. Nu hebben we ook ruimte voor die twee slaaprnatten." "Net alsof die oude matten nog waarde hebben!" "Voor arme mensen hebben alle dingen waarde. En zelfs al zijn het oude matten - moeten we ze soms achter laten, om ze door de vijand met een van zijn granaten aan flarden te laten schieten?" Lioe's stem klonk onverwacht streng en hij keek Wang met doordringende blik aan. Ofschoon Lioe maar zelden kwaad werd, had hij een heftig temperament. Wang, die op het punt gestaan had te zeggen: "Granaten schieten zoveel dingen aan flarden!" zweeg bij nader inzien maar liever. "Hei! In die rietkooi zitten een paar kippen!" Lioe begon weer grapjes te maken. Hij riep in de richting van de vrouwen: "Nou, tante, je houdt er piekfijn pluimvee op na!" De twee jonge vrouwen, die nog wachtten om aan boord te worden genomen, begonnen te lachen. Een van hen droeg een geblokte doek om het hoofd. Haar heldere ogen straalden onder zware, zwarte wenkbrauwbogen. Met een nagenoeg ontdane, naïeve gezichtsuitdrukking stond zij roerloos te kijken naar de geestdrift van deze kloekgespierde chauffeur. "Wat een wonderlijke man! Maar wat een goed mens ook!" zo scheen ze te zeggen. "Hoe komt het, dat hij zich zo voor ons uitslooft?" 383
I:
i'
.l
Ten slotte waren alle grote stukken behoorlijk in de wagen gestouwd. Daarna begonnen de overblijvende vrouwen in de auto te klimmen, met de kleine pakjes en bundels in haar handen. Lioe tilde een klein meisje van een jaar of zeven op, drukte een kus op haar ijskoud gezichtje en zette haar in de truck. Het kind bleef zwaarmoedig kijken, met een volwassen oogopslag. Zij staarde maar in de richting, vanwaar het vijandelijke kanonvuur klonk en een wit rookgordijn hoog in de beschemerde hemel opwolkte. Wat dacht dit kleine, vroegwijze ding? Terwijl hij haar optilde, zei Lioe in het 1 Koreaans tegen haar: r, "Als we gewonnen hebben, kom je hier weer terug; dan helpen we jou een groot huis bo.uwen!" Het meisje met de geblokte hoofddoek en zware wenkbrauwen, die op het punt stond in de wagen te klauteren, bleef staan en zei: ,,Joeng Ka, bedank de chauffeur." Ze fronste haar gezicht en voegde er gesmoord aan toe: "Haar vader werd door de bende van Syngman Rhee vermoord!" . De vrouwen keken naar de puinhopen van haar dorp en naar de akkers, die zij achterlieten. Van dat alles was in de schemeravond niet veel meer te zien. Jonge Wang was al naar de cabine gelopen en startte de motor. Hij zat zeer in de benauwenis, want zij vertrokken eigenlijk veel te laat. Het kon gebeuren, dat zij een massa tegenliggers ontmoetten en niet door de "blokkade" heen konden breken - dat was het deel van de weg, waar de vijand inzonderheid zijn bommen op liet vallen, om de bevoorrading van het front te verhinderen. Lioe liep naar het chauffeurshuisje toe en bleef weer staan. Er huilde een klein kind achter in de truck. Hij klauterde op de wagen en keek om zich. De vrachtauto was meer dan eivol. Het jammerende kindje was de kleine broer van Joeng Ka. Ze moesten ettelijke honderden kilometers rijden en het zou tijdens de nacht nog veel kouder worden. Hij bood aan het kindje bij zich in de cabine te nemen, waar h~t iets warmer zou zijn. Hij zei, dat hij en jonge Wang er wel voor zouden zorgen. Terwijl de moeder nog zat te aarzelen en vragend naar de vrouwen keek, die om haar heen zaten, had Lioe de baby al overgenomen. "Maar dat bezorgt U veel te veel last. Ik moet U bedanken ... ," zei de moeder vol erkentelijkheid. "Last? Helemaal geen last! Hei, Wang!" riep Lioe. Om de moeder gerust te stellen riep hij op lachende en humoristische toon: "Vooruit, snuiter, we krijgen er nog een baantje bii !" "Wat?" Jonge Wang liep naar de achterzijde van de auto terug . Hij was stomverwonderd over Lioe - de man deed druk als een oude kloekhen! "Dat baantje is nou grotendeels voor jou!" zei Lioe stralend. Hij sprong van de vrachtauto en duwde de baby in Wang's armen. "Wat denk je nou var me? Ik weet niet eens, hoe ik zo'n kind aanpakken moet!" zo bruiste de achttienjarige op. Lioe wierp de jas, die hij losje over de schouder droeg, met een 384
l
korte beweging af, trok zijn gewatteerde tuniek uit en wikkelde daar de zuigeling in. "Ach! het kan geen kwaad voor je als je ook eens voor mamma speelt. Vroeger of later krijg je toch zelf ook kinderen. Berg 'm onder je grote jas. Als hij smerig wordt, komt het tenminste in mijn oude tuniek!" Wang was in de hoogste mate kregel. Lioe leek werkelijk vandaag het meest op een bazige kloekhen. En wat zou er gebeuren, als dit gedribbel en gedoe hen belette, de rit precies volgens tijdschema te volbrengen? Wang zag er bijster onwennig uit terwijl hij de baby vasthield, alsof het een bak met kokend water was. De vrouwen op de vrachtauto begonnen te lachen, ook al konden zij niet veel verstaan van wat de Chinese kameraden te bepraten hadden. De neerslachtige bittere sfeer werd er een van komische opluchting, het meisje met de geblokte hoofddoek en de dikke wenkbrauwen lachte met luider schatering dan iemand anders. Wang ergerde zich groen en geel en voelde zich bij al die vermaaktbeid doodongelukkig. Met dat al werd de deur van de stuurcabine enkele ogenblikken later dicht geslagen en de vrachtauto reed tegen. de noordenwind in, om zich in de veldslag om de grote weg te storten. Niet lang nadat zij het dal hadden verlaten en langs de grote weg voortrolden, vuurden de verkenners, die op vijandelijke vliegtuigen loerden, waarschuwend hun geweren af. Zo ver de ogen konden zien doofden alle voertuigen hun lichten. De truck naderde de zöne, voor welke men de term "blokkade" bezigde en Lioe stopte, om de afstand tussen zijn wagen en de voorligger te laten groeien. Hij keek door het raampje achter in de stuurcabine naar de passagiers van de truck en luisterde. Geen van hen gaf een kik. "Flinke vrouwen;" zei Lioe. "En hoe schiet jij op als mamma?" "Schei uit met je flauwe grappen. Hoe komt het, dat jij je vandaag gedraagt als een oude kakelhen ?" Wang was nog steeds doodongelukkig. De baby bezorgde hem kramp in zijn spieren. Hij was bang dat hij het kind zou stoten, bang dat het zou gaan huilen. Als het huilt zou het meisje met het geblokte hoofddoekje en de zware, zwarte wenkbrauwen hem weer uitlachen. Maar hoe meer Wang zich ergerde en zich inwendig opvrat, des te ongemakkelijker kreeg de baby het, want onverwacht brak hij in machtige jammerkreten uit. "Sufferd, hoe kun je een kind nu zo vasthouden! Niet zo klemmen. Laat het hoofdje op je linkerarm rusten. Voor een jonge kerel heb je niet veel verstand." "Ik heb toch nog nooit een klein kind vastgehouden! Ik zou honderd manden makkelijker kunnen dragen dan dit mormel!" "Hou maar op met jammerklachten. Alles komt terecht. Kijk eens, poetelepoet ... " En vanachter het stuurwiel boog Lioe zich over het gezicht van de baby en kuste het. "Kleine poetelepoet is een lieverdje," fleemde hij. "Huil maar niet, bammelebam, mammie is vlakbij. Als je groot bent, leer je ook hoe je een vrachtauto besturen moet ... " Uit een hoekje van zijn oog keek Wang stroef en stug naar de veteraan der chauffeurs. Kon een man die doorgaans zo ·hard was 385
,,t
.l,, ','
als een bikkel, zich dus ook zó gedragen? Wat voor bijzonders was er eigenlijk aan dit kleine wurm? Het enige wat het scheen te kunnen doen was zijn medemensen bevuilen. Vliegtuigen gierden langs de hemel en vlammen schoten naar beneden. Het gezicht van Lioe werd als bevroren, streng en hard. De ijzige kalmte, die Wang zo goed kende, stond weer glanzend strak in Lioe's ogen. Nog eens wendde Lioe het hoofd en keek naar de mensen op de truck. Wang kon aan zijn gezichtsuitdrukking zien, dat hij overlegde - blijven staan of een poging doen om door te stoten? "Doorbreken I" zei Wang. "Hou de baby stevig vast." De vrachtauto rolde voorwaarts. Langs een voertuig schietende, dat in de berm tot stilstand was gekomen, snorden ze nu als een pijl uit de boog onder het overschelle schijnsel van de lichtflitsen. Zij haalden twee vrachtauto's in, die met ijzingwekkende vaart voortsnelden en reden hen zegevierend voorbij. Ver weg aan hun linkerzij de, raakten bommen de grond en ontploften. Zodra de hemel één horde van flitsen doofde, was er al weer~ een tweede omhoog geknetterd - er waren er ditmaal wel eèn zeventig, die zeker een lengte van twaalf kilometer voor hen uit verlichtten. · "Godvergeten zwijnetroep! We zitten er midden in!" zei Lioe. "Dat kleine wurm daar is een model. Hij weet,~ dat wij tegen de Amerikaanse indringers vechten en geeft geen kik." Terwijl hij dat zei, nam Lioe geen seconde de ogen van de blinkende weg af, die zich voor hem uitstrekte. Het terrein hier was vlak en open. Onverhoeds scheurde een snoer van machinegeweerkogels, gemengd met spervuur, een stuk land dat enkele meters van hen af ter rechterzijde lag, open. Lioe remde uit alle macht. Terwijl hij de auto liet stilstaan, ontplofte er honderd meter voor hem uit, met witte snijdende vuurflits een bom. Ze zaten achter hém aan, dat was klaar als een klontje. Als hij niet snel gestopt had, zou de vrachtauto op de bom gevlogen zijn. De vijandelijke vliegtuigen gierden zijwaarts weg en onmiddellijk bracht Lioe zijn voertuig weer op gang. Hij reed om de krater heen, die door de zo juist ontplofte bom was geslagen en drukte het gaspedaal in. Pas toen voelde de veteraan-chauffeur de starre greep van vrees en spanning. Als de wagen nu eens getroffen was, zo peinsde hij pijnlijk, hoe zou hij die Koreaanse vrouwen ooit weer in de ogen kunnen kijken? Ofschoon hij haar niet zien kon, voelde hij toch, dat zij zwijgend naar de weg zaten te kijken, alsof zelfs een bom haar niet uit haar evenwicht kon slaan. Die vrouwen - oud en verweerd, of met bonte doeken om jonge gezichten geknoopt, sterke vrouwen, wier ogen donker straalden - zij wekten zijn diepste innerlijke bewogenheid. Hij stuurde de truck niet - de truck vloog op eigen kracht. De woordeloze, roerloze zelfbeheersing van de vrouwen gaf de wagen vleugels! Toen de vrachtauto met een harde schok stil was blijven staan, had Wang zijn hoofd gestoten; nu bloedde het. Maar zijn enige zorg was voor het kleine kind geweest; hij moest het beveiligen tegen ieder kvyaad. Hij boog zich als bij instinct diep en krom over het 386
kind bij de slag van de barstende bom, die onmiddellijk volgde. De baby sliep als een roos; schok noch donderslag hadden hem wakker gemaakt. De auto joeg nu door een schrilverlichte kring van neersuizende vlamspitsen. Het zou zeker, zelfs bij deze snelheid, op zijn minst een kwartier duren, aleer zij buiten de gevarenzone waren. In het flitslicht keek Wang voor het eerst eens goed naar het ronde kindergezichtje en hij zag dat het een mooi kindje was. Een bom, die niet ver van hen af uiteen raasde, rukte hem uit zijn mijmering. Hij klemde de baby haastig tegen de borst. Rechts van de weg ontplofte met barbaarse vlammen een tweede bom kennelijk veel dichterbij dan de voorgaande. "We komen er best door, als jullie zo beroerd blijven mikken!" zei Lioe, die zonder enige aandoening bleef doorsturen. Wang kuste het kind nog eens en de melkige wasem van het gezichtje liet zijn neusvleugels beven. "Dat moet je liever 'laten," zei Lioe. "Op die manier maak je hem wakker." Gek,, hoe kon Lioe hem nu zien, terwijl hij de ogen stijf op de weg gericht hield? Wang's wangen gloeiden - zijn heimelijke aandoening was ontdekt. "Ik heb hem niet van zijn plaats gehad," antwoordde hij. Lioe zei niets. Hij was weer één en al sturensaandacht. Ze waren nu nagenoeg uit de helse kring van bomvuur. Enkele minuten later liet Lioe, nadat de wagen een berghelling genomen had, de truck bij een overdekte schuilplaats stil houden. "Hoe bedoel je dat, dat je hem niet van zijn plaats gehad hebt?" Op het ogenblik, waarin de vrachtauto bleef staan, dreunde Lioe's vrolijke stem weer op. "Ik zag toch precies wat je deed? Je zat geen tel stil." "Ook al goed- hou jij hem dan!" zei Wang woedend. Lioe maakte zich geen moment kwaad over Wang's kinderachtige humeur. Hij nam de baby over, kuste hem, maakte de deur open en stapte uit. Waarom mag hij het wel doen en ik niet? dacht Wang vol naijver. Hij merkte pas nu de kleverig-e wond aan zijn slaap. Hii betastte de bloedklomp met de hand en wiste die toen met zijn gescheurde zakdoek ruw af. Terwijl hij dat deed, lachte hij smalend, vervuld van het bewustzijn, dat hij een martelaar was terwille van de baby. Hij sprong uit de stuurcabine, onderzocht in de bittere wind of er niets haperde met de truck en liep toen de helling af om water te halen. Wang hoorde Lioe's opgewekte stem, terwijl die de vrouwen vroeg hoe zij zich voelden; hij moedigdf! hen aan, van de wagen te stappen en wat uit te rusten. Hij riep ook tegen de moeder van de baby, dat zij even van de truck moest komen, misschien moest zij het kind voeden? De vrouwen klauterden van de vrachtauto. Zij praatten op zachte dankbare toon. Wang hoorde het meisje met de geblokte hoofddoek weer lachen. Ook al was die lach stil en kalm, toch kon Wang het geluid onmiddellijk thuisbrengen. Zou zij weer om mij lachen? vroeg hij zich af. Hij stond met de waterkan in de ene hand en staarde op naar de vage warme schimmen van de vrouwen
387
tegen de helling. Daarna troostte hem een andere gedachte - Mooi. Mooi. Geen van hen is gekwetst. Ouwe Lioe weet drommels goed, hoe hij zijn baantje moet opknappen! De plaats was al met al toch niet veilig om er lang te blijven en daarom reed de truck na een kort oponthoud weer verder. Met de ogen op de weg gevestigd zat Lioe de afstand uit te rekenen, die zij nog moesten afleggen. Ze hadden nog een driehonderd kilometer voor de boeg. Ze moesten vóór het aanbreken van de dag aankomen, dat wil zeggen binnen de tijd van zes uren. De truck volgde zonder veel tussenruimte een lange sleep van andere voertuigen. En van de andere kant kwamen er al net zo veel. Zij rolden alle in deinende golven van stof. Zij knipten hun lampen uit en aan als antwoord op de karabijnsignalen van de vliegtuigverkenners langs de weg. Er kwam geen einde aan de trein van voertuigen. Men zag hun koplichten wel tien kilometer ver tegen de flank van de berg. Maar toen Lioe eindelijk aan de overzijde van de berg was, dunde het verkeer aanmerkelijk. Vele van de auto's waren in zijwegen verdwenen. Voor hen uit strekte zich nu enkel de zwarte vlakte, waardoor de blinkende streep van de grote verkeersweg sneed. · De hemel was nog bewolkter geworden en de wind die door de deuren en de kieren van de ruit in de cabine drong, maakte handen en voeten van beide mannen gevoelloos. Terwijl zij door die kervende wind reden, begon zich op de voorruit haardun ijs te vormen. Koud en afgejakkerd zat Lioe aanhoudend te denken aan de vrouwen daar achter zijn rug. Hij kende haar nu door en door. Ze droegen maar dunne kleren, zo piekerde hij. Dit wordt voor hen een vreselijke nacht ... In de laatste brief, die hij van zijn vrouw ontvangen had, schreef zè, dat ze klaar was met het maken van gewatteerde winterkleren voor zichzelf en de kinderen. Maar die vrouwen daar, zo leek het, moesten met gewone dunne kleren de winter door. En dan op een truck bij nacht, en op deze manier ... het zou al een heel stuk beter zijn, als hij maar een of andere bedekking had voor het open wagenstuk. Het beste zou natuurlijk zijn, als ze warm drinkwater hadden ... Lioe moest zelf glimlachen om de denk- . beelden, die zich in zijn hoofd verdrongen. Dit was immers oorlogstijd ... "Kijk eens hier," zei hij hardop, dit keer tegen de jonge Wang. Hij herinnerde zich nu, waarover ze hadden gedebatteerd, voor zij naar het vrouwendorp vertrokken. "Geloof jij, dat het makkelijk voor arme boeren is, een bedrijfje op te zetten?" Wang bleef stilzwijgend zitten, als had hij niets gehoord. Om de baby tegen de kou te beschutten, had hij hem nu in zijn eigen jas gewikkeld. Daarna hoorde hij de schoten van de waarschuwende karabijnen. ' "Luchtaanval!" zei hij. Lioe knipte de koplampen uit. Na lange tijd gloeiden ver voor hen uit de koplichten van een ander voertuig weer aan en Lioe volgde het voorbeeld. Hij zette het debat voort. "Waarom heb je de p .. in?" "Ik ben toch geen klein kind!" "Toch ben je nog jong. Jij beseft niet, wat vrouwen in zulke oor388
tagstijden moeten doorstaan. Neem nu bijvoorbeeld ons mannen. We denken: wij horen bij de vrijwilligers, wij geven ons leven aan het front. Alles wat jullie vrouwen hebben te doen is thuis te blijven zitten ... Boe! Dat is makkelijk gezegd, ja!" "Wie beweert dat nou?" Wang ergerde zich weer bovenmate, als steeds, wanneer Lioe zei, dat hij nog zo jong was. Hij vond, dat dat schoppen tegen een zeer been was. "Wij zijn er trots op, te mogen dienen in het Chinese Vrijwilligerscorps," zei Lioe vol ernst. "Natuurlijk is dat een eer. Maar als we dan toch zó over de vrouwen denken als ik daareven zei, zijn we er naast." Wang hield er helemaal niet van, dat andere mensen hem als een kind beschouwden en hij voelde zich ongelukkig, omdat hij nog niet in staat was geweest een belangrijke, volwassen daad te verrichten onder de ogen van al zijn medemensen. "We moesten maar liever wat water voor de radiator meenemen bij het volgende schuilstation," merkte hij tegen Lioe op. "Ik ben bang, dat het water gaat bevriezen ... " Niet lang daarna bereikte de truck weer een halte. En weer droeg Lioe de baby naar buiten; weer sprongen de vrouwen van de auto en babbelden, dat het een aard had. Zonder een woord slenterde Wang naar de met matten verschanste schuilplaats, die ter zijde van de weg lag, om water te pompen. Het weer was nu ijzig kil. De waterkan voelde zo snijdend koud aan, dat ze Wang's vingers leek te branden. Er dreven stukjes ijs op het water. Na de watervoorraad ververst en ook de radiator gevuld te hebben, hoorde Wang vlakbij stemmen. Hij draaide zich om en zag Lioe op de grond zitten; hij hield een cigaret tussen de vingers, hij lachte en maakte drukke gebaren, terwijl hij in het Koreaans met de vrouwen praatte. Lioe was kennelijk zeer met zich zelf ingenomen, omdat hij zo goed Koreaans sprak. En waarom zou hij het slecht spreken? Hij is hier al twee jaar, dacht Wang. Toen ving hij een zinsnede op die hij verstond, want die zinsnede ging over hem. Misschien had de moeder van het kind . wel gevraagd, hoe oud hij was. Lioe had geantwoord, dat hij achttien jaar telde. "Ajja," zei de vrouw nu in het Chinees, "hij ziet er nog niet uit als achttien I Ik zou hem niet meer dan zestien geven!" Bij die woorden keken verscheidene vrouwen in Wang's richting. Hij voelde meer dan dat hij ze zag de vertederde glimlach op haar gezichten. Zijn kort postuur en kinderlijk gezicht waren er de oorzaak van, dat men hem vaker voor zestien aanzag. Hij beschouwde dat als een persoonlijke tekortkoming, ook al wist hij heel goed, dat zijn ietwat geknotte groei te wijten was aan het miserabele leven, dat hij als kind geleid had. Hij was een wees, had schapen geweid voor een landheer, nooit genoeg eten gehad en langer dan een jaar ziek gelegen met malaria ... Als hij aan dat leven terugdacht, werd hij razend. Hij richtte zich op, staande op de bumper. "Ik ben negentien!" riep hij vol woede. 389
:1.1
!
I :1 .i
I
:~
:!,
"Negentien?" grinnikte de moeder van de baby. "Ajja, onmogelijk!" "Wat voor onmogelijks is daar aan? Negentien ben ik!" hield Wang koppig vol. Hij slingerde de stukjes ijs die nog in de kan zaten, tegen de vlakte en sprong van de stootbuffer. De grijze oude vrouw, wier twee slaapmatjes op de vrachtwagen lagen, kwam naar hem toegelopen. Hij dacht eensklaps aan zijn eigen moeder, die door de woekeraars was achtervolgd, tot zij er bij gekrepeerd was. De oude vrouw keek hem lange tijd vol genegenheid aan, daarna boog ze zich naar hem toe en streelde zijn hoofd. Haar gezicht raakte nagenoeg het zijne, toen zij fluisterend zei: "Je bent een goeie jongen!" "Neen, dat ben ik niet," antwoordde hij en deed zijn best, zo achteloos mogelijk op zijn rotsblok te leunen. Hij voelde er niets voor, dat iemand hem kwam troetelen als een kind. Maar zijn stem was niet zo standvastig als zijn mannenbesluit en beefde aangedaan. "Jou amant - mamma?" "Ik heb geen mo~der." Weer deed. hij ruw onverschillig. "Hei, Wang," zo wenkte hem Lioe, "vergeet je baantje niet!" En al lachende kwam de chauffeur naar hem toe met de baby in zijn armen. Dat was zonderling. Hij was nu gewoon verzot op het kind. Als een jonge moeder streek hij de kleertjes van het kind glad, veegde het mondje schoon en wikkelde hem daarna weer in zijn overjas. Het was een troostrijk besef voor hem, dat het kind nu weer makkelijk en welbeschut tegen zijn borst gekoesterd lag. Na een tijdje reed de truck verder, en weer naderde hij een stuk van de weg, dat door de vijand tot een bijzonder doelwit voor luchtaanvallen was voorbestemd. Een ·kilometer of twaalf voor hen uit ploften weer vuren en werden uiteenbarstende bommen zichtbaar. Hun schelle gloed liet de omringende duisternis nog zwarter lij ken. De karabijnen van de verkenners knetterden aanhoudend. Lioe doofde zijn lichten en bleef doorrijden. Maar het duurde niet lang of hij moest stoppen. De weg was versperd. Wang reikte de baby aan Lioe en sprong uit de cabine om te zien wat er aan schortte. Hij sjokte op een sukkeldraf langs de lange rij van gestremde voertuigen tot hij een vrachtauta bereikte, waarin enkele officieren zaten. Zij zeiden, dat een brug, ettelijke kilometers verderop, in de schemertijd stukgebombardeerd was. Misschien was hij nog niet hersteld. Hoe dan ook, zei Lioe op kortaffe toon, wij kunnen hier niet blijven staan. De plek is doodgevaarlijk Maar toen zij op het punt stonden, om op hun beurt in beweging te raken, stremde de stoet opnieuw. Ze konden geprikkelde stemmen en het rauwe mengelmoes van claxonkreten vernemen. Al wat er op zat was wachten. De vijandelijke vliegtuigen waren nu vlakbij. Ze leegden hun machinegeweren slechts enkele kilometers verderop. Daarna begon het verwilderd barsten van bommen. Lioe schoot de cabine uit met de baby in zijn armen en schreeuwde tegen de vrouwen, onmid390
dellijk van de wagen te spr~ngen en dekking te zoeken. De vrouwen wipten haastig van de truck en renden achter Lioe aan, die haar voorging naar een naburige helling. De veteraan-chauffeur had al weer angstig juist gezien - enkele seconden later volgde het fluiten der bommen. Lioe brulde dat iedereen plat moest gaan liggen, en de vrouwen strekten zich tegen steppengrond en steenhelling. Lioe lag met het kleine kind in zijn overjas, hij hield het stijf tegen zich aan, achter een richel rulle aarde, het kind met het hele lichaam beschermend. Wang had de grijze oude vrouw helpen uitstappen en steunde haar onder het lopen. Toen de bommen huilend neerkwamen, sloeg hij de armen om haar heen en rolde met haar in een grepQ_el. Twee bommen ontploften tegen de grond, één ver weg, de ander vlak bij de grote verkeersweg. "Omoni, mamma," zei hij schor. Op dat ogenblik hoorden zij de wild bewogen stemmen van de andere .vrouwen. Lioe was door een bomsplinter in de linker schouder geraakt en de vrouwen hielpen hem een verband aanleggen. De hand van het meisje met de geblokte hoofddoek was ook gekwetst. Maar ze had niet op haar wonde gelet en liep ontdaan in de richting van Lioe. De moeder van het kleine kind scheurde het EHBO-pakket open. Ze veegde inderhaast en gedurig haar ogen met de mouw af, maar haar tranen bleven stromen. Een jonge vrouw, die zonder iets te zien in de verte staarde, hield nu de baby vast. · Temidden van dit alles stond Lioe, lang en een weinig corpulent. Hij keek naar de vrouwen met een welwillende en vrij onnozele grijnslach. Wang snelde naderbij, betastte hem aan alle kanten en rende toen verder, om te zien hoe het met de baby gesteld was. Het kind was ongedeerd en sliep stevig. Wang strekte de armen uit, alsof de baby het enige was, wat op dit ogenblik werkelijk meetelde. De jonge vrouw reikte hem het kind zonder weifelen over. Zij aanvaardde Wang's bezitsdrift kennelijk als iets, wat hem toekwam. Maar op dat ogenblik riep Lioe tegen hem: "Hei, Wang, kijk of er niets met de wagen is en rijd achteruit, hier!" Wang reikte het kind terug en haastte zich naar de vrachtauto. Hij zag, dat er niets met de truck aan de hand was. Vol vreugde sprong hij in de cabine, startte de motor en begon de wagen achteruit te rijden. Hij was nu één en al zelfvertrouwen, vol vertrouwen ook in de vakkennis die hij in de afgelopen maanden als helper van Lioe had vergaard. Hij voelde, dat hij nu elke opdracht volbrengen kon, die men hem gaf. Hij liet de truck hellingafwaarts terug rij den en zag de oude vrouw in de berm van de weg. Haar gezicht stond verwrongen door een overmaat van zorg en schrik. Lioe klauterde tegen 't talud van de weg, schreeuwde tegen Wang dat hij moest stoppen en klom in de cabine. Lioe had het besluit genomen de tocht onmiddellijk voort te zetten. Wang stond het chauffeursbankje weer aan hem af. Maar Wang zat nog niet in zijn eigen hoekje, of hij herinnerde zich het kleine kind. Hij sprong uit het stuurhuisje en haastte zich het kind van de borst der moeder te 391 l
'
,J iL
i l
r, I
,';
' ...",: '"' '11
!~!'" 1!1' . '. '
i!
i! ,. ,,
li.
ij I
').
i[
!i
'
'·.· I
nemen ... D.e vrouwen zaten al weer op de wagen. Lioe bracht het voertuig op gang. "Kun je zo wel sturen?" vroeg Wang hem. "Ja." Lioe doofde het cigaretteneindje, dat hij zo juist tegen het stuurwiel had aangestoken. "Als we door deze zöne heen zijn, mag jij het stuur overnemen." Met de baby in zijn armen voelde Wang, hoe de kille wind naar binnen sneed. Hij merkte nu, dat het ruitje van de deur aan zijn zijde door een bomsplinter gebroken was. Hij wikkelde het kind nog dikker in, hield het nog warmer. En weer hoorden zij het gerucht van een bombardement naderbij komen. Lioe staarde pal voor zich uit; zijn gezicht was ietwat bleek. Zijn stuurkunst was die van een meester. Hij vloog op de kronkelige bergweg menig ander voertuig voorbij en dat doorgaans nog met gedoofde lampen. Wang sloeg hem gade, diep onder de indruk. Hij merkte, dat de overjas die Lioe los om de schouders geplooid had, afzakte. Hij stak e~n hand uit, om de jas omhoog te hijsen en raakte daarbij Lioe's linkerschouder aan. Het was één vochtig nest van bloed. "Ik zal wel chaufferen." "Neen. Ik Sp(ilel het klaar." Weer belandden zij in een verkeersopstopping. Lioe werkte zich uit de slang, passeerde twee vrachtauto's, volgde daarna een truck met palen en balken over een steile gevaarlijke zijweg en reed op die manier om een hele rij wagens heen, die op de grote weg bleven staan. Vijandelijke vliegtuigen die doelwit zochten, cirkelden in de wolken. Luchtafweerkanonnen en machinegeweren vuurden van beide oevers om de brug te beveiligen. Een schrille en harde razernij van tegenstrijdige geluiden vulde de atmosfeer; stromen van rode vonken sliertten door het wolkengrauw. Bumper tegen bumper kropen de auto's naar de pas herstelde brug. De officier die de leiding had - hij was bevelhebber van de herstelbrigade - gaf Lioe bevel te stoppen. Hij gelastte hem naar zijn plaats in de grote rij terug te keren; zo niet, dan zou hij hem la ten wachten, tot de hele sleep voorbij was. Lioe zei, dat hij niet wist, dat er precies op de beurt gereden werd. Er waren achter hem zo veel wagens, het zou nu niet meer gaan zijn plaats in de slang terug te vinden. Wang vroeg woedend, waarom er niemand bij de zijweg was geposteerd die verhinderde, dat men daar in reed en iedereen er op wees zijn plaats in de sleep te bewaren. Terug konden ze niet. Het was hun schuld niet. Als ze moesten waêhten tot alle wagens gepasseerd waren, kwamen ze helemaal niet meer aan de overzij ... "Een mooie toestand!" zei Lioe. "Ik zal dit varkentje wel wassen," zei Wang vol gekwetst rechtsgevoel. En met de baby in zijn armen, opende hij de deur en stapte uit de cabine. · Lioe begon nu echt van zijn stuk te geraken. Wang's stem klonk hem pijnlijk in de oren en maakte hem kwaad - ofschoon hij niet 392
i
I
f
I
'.,
',•
goed zeggen kon, of hij kwaad was op de jonge Wang of op de methodische brigade-officier. Hij klauterde uit de cabine. Zodra zijn voeten de grond raakten, voelde hij zich lichtelijk duizelig. Hij stond een oogwenk stil, daarop liep hij tegen de ijzige wind in naar de plek waar de mannen bij elkaar stonden. Hij hoorde Wang zeggen: "Bedenk dat nu eens kameraad. Wij trachten heus de regels niet te overtreden. Onze chauffeur is gewond. Onze ene truck zal de rest werkelijk niet vertragen ... " "Dat is waar," zei een andere chauffeur. "Een of twee wagens ... " Lioe fronste het voorhoofd. Weer hoorde hij de effen, vermoeide stem van de officier: "Maar het ingaan tegen de regels is juist de oorzaak van vertragingen ... " Lioe kwam tussenbeide. ,,Zo kan het wel, Wang. Kom terug. We gaan weer op onze plaats in de rij !" "Maar als we dat doen ... dan kunnen we onze opdracht nooit op tijd volbrengen!" Wang's stem klonk nu niet langer strijdbaar en vol gekrenkt rechtsgevoel. De stem klonk beledigd en zorgelijk; er schenen zelfs een paar tranen in te zwemmen. "Kom terug," zei Lioe. "We moeten ons aan de voorschriften houden!" "Is dat jouw chauffeur?" vroeg de commandant en richtte zijn zaklantaarn op Lioe. Blijkbaar was hij verrast door Lioe's koppig zelfrespect. Voor Wang iets had kunnen antwoorden, gaf de baby, die hij in zijn met lamsvel gevoerde overjas gewikkeld droeg, een lange kreet en begon te huilen. Verbaasd staarde iedereen naar het kind: twee vrijwilligers in hun uniform kwamen hard aanlopen. Een huilende baby op dit overdrukke militaire kruispunt was het laatste, wat men verwacht had. De jonge Wang werd vervuld met p_anische bedremmeling. Hij streelde het kind en fluisterde tussen de tanden: "Huil niet. Er is geen reden om te huilen!" Maar ondanks zichzelf werd zijn stem al meer vertederd. "Huil niet, poetelepoet," zong hij en gaf kleine klopjes tegen het achterste van de baby. "We gaan zo meteen over de brug!" Weer waren de vijandelijke vliegtuigen opgedoken en de luchtafweerkanonnen vulden de hemel met een tegenregen van vuur, maar Wang noch een der andere chauffeurs wijdde er enige aandacht aan. De baby huilde door. "Wat moet dat nou?" vroeg de verbaasde officier. "Waar heb je dat kleine ding vandaan?" "Waar ik 'm vandaan heb?" snerpte Wang vol wrok. "Hebt U dat dan niet gezien - onze hele wagen zit vol met Koreaanse vrouwen uit het frontgebied !" Weer klopte hij zacht tegen het achterwerkje van de baby. "Huil maar niet, poetelepoet. Als we niet over de brug kunnen, blijven we gewoon hier!" Na enige tijd geluisterd te hebben om te weten, of de vijandelijke toestellen weer gegaan waren, richtte de officier zijn zaklantaarn weer op het kind, dat in de armen van Wang lag te trappelen en te gillen. Het gezicht van de baby stroomde over van tranen en hij 393
',·.
i''
~ ihad
een grote natte plek - zij het ook niet van tranen - op Wang's ••· overjas gemaakt. In het scJ:lijnsel van de zaklantaarn kon Lioe zien, dat er op het met stof besmeurde gezicht van de militair een glim'llach kwam en in zijn ogen flikkerde een geanimeerde, spotlustige blik. "Nu heb ik alles gezien!" zei hij sarcastisch. Hij werd eensklaps één en al leven. "Zo staan de zaken dus, hè? ... Huil niet, poetalepoet Als we nfet over de brug kunnen, blijven we gewoon hier. Nou, blijf dan ... !" "Dat doen we toch ook, zeker?'' sneerde Wang. "Heb je Koreaanse vrouwen in je truck?" "Juist." De officier zwenkte zijn lamp, liep naar de vrachtauto toe en richtte de lichtbundel op de inzittenden. Stilzwijgend staarden de Koreaanse vrouwen in het licht - in klemmende nood of in bittere kou, men kon er van op aan, dat zij zouden zwijgen. Wang sjokte naast de officier van het commando en beklopte en besuste onderwijl aanhoudend het jammerende kind: "Snoetiepoetie, niet huilie. We gaan zo meteen over de brug. Da-da!" De officier en ook ettelijke van de andere chauffeurs hadden het al gezien - de Koreaanse vrouwen hadden niets aan het lijf dan haar katoenen jurkjes. "Kameraad, ... wij wilden waarachtig de voorschriften niet overtreden, ... " begon W1ang zachtjes. "Al goed, al goed. Je hoeft je liedje niet opnieuw te zingen. Maak, dat je aan de overkant komt!" snauwde de officier. Maar hij kon tegelijk een glimlach niet verbergen. " ... Snoetiepoetie, niet hullen! We gaan zo naar de overkant! - Jij uitgekookte satan!" "Kijk goed uit, dat het wurm je niet van top tot teen bevuilt! Wie heeft jou ooit geleerd, een baby zo vast te houden!" riep een van de soldaten. Wang toeterde een keer zielsgelukkig, terwijl hij in de cabine klom. Daarna stak hij zijn hoofd uit het raampje en schreeuwde terug: "Ik wou jou wel eens zien met zo'n kind in je poten. Boe I" Lioe bracht de wagen op gang, perste zich ln de kop van de stoet en raakte op de brug. De officier en ettelijke chauffeurs liepen onbewust enkele passen met de vrachtauto mee. Daarna bleven ze staan in de ijzige wind, luisterden naar het huilen van het kind en het blijmoedig sussen en flemen van Wang, dat tussen het aanslaan der motoren door tot qen doordrong. Lange tijd nog glansden hun gezichten na van een vredige, voldane glimlach. Tegen de tijd, dat Lioe aan de overzijde kwam, waren de moeilijkheden nog niet overwonnen. Hij perste de tanden in de onderlip en stuurde de wagen woordeloos verder. Het was nu drie uur in de vroege ochtend en zij hadden nog een honderdvijftig kilometer voor de boeg. Om voort te kunnen komen en zich aan het drukke verkeer te ontworstelen, zwenkte Lioe weer een verlaten zijweg in, die hij goed kende. Langs die weg bevonden zich geen verkenners, die te394
gen luchtaanvallen waarschuwden en de wagen moest een hoge berg passeren, die al voor hen oprees. Terwijl zij door "een dal reden, liet Lioe de wagen stilhouden en vroeg de vrouwen, of zij ·de oren wilden spitsen tegen mogelijke vijandige vliegtuigen. Hij droeg Wang op, de tank opnieuw met benzine te vullen ... En daarna begon de klimtocht langs een hobbelige weg. "Laat mij sturen," zei Wang. Lioe schudde het hoofd. De koplampen doorboorden het duister van de vallei. De handen en voeten van de mannen waren als bevroren en zonder gevoel. Toen de weg omhoogkringelde tegen het gebergte, sloegen de vrouwen op het dak van de cabine. Zij riepen, dat zij vliegtuigen hoorden. Lioe doofde zijn lampen, reed nog een kort eindje door, bleef staan, luisterde en knipte de lichten weer aan. Door de wijdgestrekte schemering van de berghoogte worstelde zich de truck voort onder de barbaarse ijswind. Soms reden ze met de koplampen aan; soms tastten ze zich door het donker. Langzaam naderden zij de top van de berg. De lichten schenen nu eens op steile ravijnflanken, dan weer op kaarsrechte peppels, die zich spits en hoog in de hemel hieven. De vrouwen zaten in volslagen stilzwijgen. De jonge Wang hield de slapende baby in zijn armen. Zij waren hier bijeengebundeld, met al hun gedachten en al hun gevoelens, om deze worsteling te winnen. . Toen zij de andere kant van het gebergte bereikt hadden, breidde zich een breed en onduidelijk vergezicht voor hen uit. Zij zakten af naar de vlakte. Ver weg schenen hemel en aarde in elkaar over te gaan, maar op de vlakte zelf sputterden fijne autolichtjes hier en ginder als vuurvliegjes die aantoonden, dat dit hele in mist gedompelde gebied krioelde van leven. Hier was de wereld al wakker geworden. Waar op deze enorme vlakte maar koplampen lichtten, bevonden zich kameraden. En ook zij zagen zijn lichten, die hoog in de berghelling trilden. En nog verder noordwaarts, ver buiten de gezichtskring, lag China, het vaderland. Van de hemel vielen kleine brokjes wit, zij glansden, zij dansten behoedzaam terwijl zij door de brede bundel van autolicht vielen. Van lieverlede werden de nietige, witte greintjes dichter tot zij geruisloos dwarrelend, in één dikke vaste rivier door de koplichten leken te stromen. "Het sneeuwt," zei Wang opgetogen. "De eerste sneeuw van dit jaar." Sneeuw, dacht Lioe. Ja, het sneeuwt werkelijk. Een uitgeputte zachtzinnige glimlach gleed over zijn ijskoud gezicht. Ze hadden de afdaling van de berg nagenoeg volbracht. Lioe liet de wagen stilstaan, hij lei zijn hoofd op het stuurwiel; hij verloor het bewustzijn Wang riep zijn naam. Hij kwam pas traag weer bij. "Ajja, ik ben verdomd duizelig." Hij zei het vol opgewektheid. De weg was volkomen uitgestorven, de koplampen gedoofd. Het was hem, of hij het zachte vallen van de sneeuw kon horen. "Vooruit. Ik zal nu wel een poosje voor mamma spelen. De weg is voor jou." Lioe nam de baby over en Wang, die verrukt en gestreng tegelijk 395
uit zijn ogen keek, gleed achter hem langs op het chauffeursbankje. "In deze sneeuwstorm komen er geen vijandelijke vliegtuigen meer," mompelde Lioe als door een floers. "Zet de lampen vol aan!" De truck rolde verder. Lioe hield de baby vast, maar kon zijn ogen niet meer open houden. Hij voelde zich zwak en wee. Zijn gedachten werkten intussen nog steeds helder. Die vrouwen, dacht hij, vooral die oude vrouw ... ze zullen doodvriezen ... Hij kwam met een schok bij. Wang, geef mijn jas aan die oude oma." Wang wierp een welwillende blik op hem, zette onmiddellijk de rem op de banden, deed de deur open en stapte uit. Enkele ogenblikken later sprong hij, met sneeuw bedekt, weer in de cabine. Hij had de oude vrouw zijn eigen jas gegeven. De truck kwam weer op gang. "Lioe, hoe voel je je?" "Hm, ik was eventjes versuft. Maar niet ernstig ... Ik zat na te denken. Jij wordt nog eens een voortreffelijke chauffeur." "Maak je nergens bezorgd over. Ik speel het klaar." Wang's stem beefde. In zijn ogen stonden tranen van geluk. Jij wordt nog eens een voortreffelijke chauffeur! Wat een loftuiting! Wang trachtte ietwat sneller te rijden. Alles was prachtig in orde. In de lichtbundel van de koplampen leek de witbesneeuwde weg onder hen weg te vloeien als een rivier. De truck zelf scheen in het geheel niet te beweg~n. Het was de grote weg die achter hen weg race' de. Lioe zei niets meer. Hij voelde zich kennelijk beter, maar zijn ogen bleven strak vooruit gericht en hij hield het kindje stijf tegen zijn borst. Wang zag hem het hoofd voorover buigen en de baby kussen. Dit keer was het niet een van die half schertsende, half ernstige, speelse soort kussen. Er was een onmetelijk gevoel in. Lioe's gezichtsuitdrukking was nadenkelij k en vol ernst. Hij keek lange tijd naar het kalme kleine kindergezicht, veegde vluchtig zijn mond en kuste het kind nog eens. Wang voelde zich bovenmate verlegen als getuige van zulk een schouwspel. Lioe, een gedurfde dolle kerel van diep in de dertig! Wang deed net, of hij niets had gezien. De kleine begon te huilen. Lioe trok de jas dichter om hem heen. "Niet huilen, schat," zong Lioe vol ernst en beklopte het kind zoetjes. "'t Is koud, het sneeuwt. Maar het wordt weer voorjaar en dan gaat de tarwe van mamma kiemen!" Ze waren maar een kilometer of. tien meer van hun einddoel af. De vrouwen waren nu allen wakker. In lappendekens en oude kleren gewikkeld droegen zij zonder een woord de pijn van sneeuw en kou en staarden uit over de omtrek. Zij naderden hun nieuwe woonplaats. Een jonge vrouw begon te zingen; anderen vielen mee in. Alras zongen allen, de grijze oude vrouw en het meisje van zeventien incluis. De hele nacht was er geen kik uit de door en door verkleumde, uitgeputte vrouwen gekomen. Zij hadden vijandelijke aanvallen en snerpende kou zonder bukken doorstaan. En nu zongen zij. Zij 396
n
.
kwamen bij hun nieuwe tehuis. Zij verwelkomden de sneeuw - de eerste sneeuw van het jaar, die zoetjes op hun land viel. Zij zongen, terwijl zij luisterden hoe het kleine kind in de stuurcabine huilde. En het leek, of de hele vrachtauto de ijzeren beklemming brak, .die door ontbering en mismoedigheid om hen heen was gelegd. De motor hamerde met een voorjaarsmacht, die aan feesten en triomfen deed denken. De resterende handvol kilometers vlogen weg op wieken van zang. De truck rolde langs een groepje lage huizen en brokkelige, met sneeuw bedekte tuinmuurtjes, om voor de deur van het plaatselijke bestuur te rijden en daar te stoppen. Mensen kwamen uit het kantoortje hollen; er waren twee meisjes bij in de uniform van het Koreaanse Volksleger. Het zingen op de vrachtwagen ging onverminderd voort. De vrouwen begonnen van de auto te springen. De twee meisjes van het Volksleger stonden in de sneeuw, diep aangedaan. Zij omhelsden krachtig de twee eerste vrouwen, die van de truck stapten. Op dat ogenblik ging de deur van de cabine open en de chauffeur en zijn helper vertoonden zich, glimlachend door het gordijn van vallende sneeuw. In de armen van de chauffeur lag het kleine kind vast te slapen. Ze stonden allemaal zonder een woord in de wervelende sneeuwvlokken. Wang pakte de baby en tilde hem hoog op. Iedereen keek naar het wurm en vervolgens naar Lioe's met bloed bevlekte overjas en zijn bleek, glimlachend gezicht. De moeder van de baby snelde nader om haar kind over te nemen. De tranen stroomden langs haar wangen. Zij pakte Wang's hand en drukte haar gezicht tegen zijn schouder. Daarna holde ze op Lioe toe en drukte haar gezicht tegen zijn ongedeerd gebleven rechter arm. Het meisje met het geblokte hoofddoekje en de zware wenkbrauwen, die zelf gekwetst was, zag men de hevige ontroering aan. "0, kameraden, wat hebben jullie het moeilijk gehad!" riep ze. "Wel neen. Het had niets te betekenen," haastte Wang zich te antwoorden. Hij was vol opgetogen spanning, overmatig gelukkig en slechts bang voor één ding: dat hij onder de ogen van de vrouwen weer iets kinderachtigs zou doen. Hij haalde met een lichtelijk bevende hand een cigaret uit zijn zak. Toen liep hij ineens naar de moeder van de baby toe en vroeg: "Omoni - hoe heet het kind?" Voor de vrouw de kans kreeg om te antwoorden, antwoordden ettelijke stemmen, dat het kind Kim Kwi Joeng heette. "Kim Kwi Joeng. Dat zal ik onthouden!" zei Wang en zijn gezicht werd vuurrood. "Tot ziens, Kim Kwi Joeng," zei Lioe. Met de diepernstige, peinzende, vaderlijke gezichtsuitdrukking, die Wang eerder bij hem had opgemerkt, boog Lioe zich voorover en kuste het kind, dtlt in de armen van de moeder geborgen lag. De vrouwen stonden er rustig bij. Twee lange, donkere wagensporen, die zich achter de vrachtwagen strekten, werden reeds uitgewist door de geruisloze, dicht vallende sneeuw. 1953
397
I:
i
J
r
I
:I
Critische Notities
Economie geen hinderpaal voor
ontwapening ENKELE uitzonderingen daargelaten, is er geen verantwoordelijke staatsman en geen publicist in het Westen, die geen lippendienst bewij.;t aan het idee van ontwapening. Maar er zijn een hoop lieden, die zich "realisten" noemen en die betogen, dat algemene en totale ontwape.ning wel wenselijk is, echter - gezien de politieke verhoudingen en het heersende wantrouwen - een "onbereikbaar ideaal" blijft. Hierop gaan we thans niet nader in. Anderen ze.ggen, dat algemene en totale ontwapening onmogelijk is, omdat zulk een belangrijk deel van de wereldeconomie op de bewapeningswedloop berust, dat ontwapening - Iaat staan totale ontwapeing - een economische chaos zou scheppen, dat het middel dus erger zou zijn dan de kwaal. Dit is op zichzelf gezien een vreemd soort logica. Immers, de bewapeningswedloop is - afgezien van de politieke motieven - door de monopolies op gang gebracht, als middel tot het verkrijgen van maximale winsten. Dit had op zijn beurt weer tot gevolg, dat de economie van Amerika en de overige kapitalistische staten steeds meer op de oorlogsproductie ging steunen. Het argument komt er dus op neer, dat on'twapening onmogelijk zou zijn, omdat de bewapeningswedloop nu eenmaal aan de gang is gebracht. De meest reactionaire politici voegen daar dan meestal nog aan toe, dat de Sowjet-Unie en het socialistische kamp op ontwapening blijft aandringen, omdat men daar hoopt, tle kap'italistisohe landen aldus in onoverkomelijke moeilijkheden te brengen en zodoende de voorwaarden voor een greep naar de wereldheerschappij te scheppen. Indien het juist was, zou het op z'n hoogst afdoende
398
bewijzen, hoe rot het hele stelsel van het kapitalisme is. Maar juist al deze beweringen zijn voor ons aanleiding, om nog eens terug te komen op het in het voorjaar door de, secretaris-generaal van de UNO, Oe Thant, gepubliceerde rapport over de "Economische en sociale consequenties van ontwapening".
V erhelderende vergelijkingen
HET gaat hier om een diepgaand:l
studie, waaraan deskundigen uit de kapitalistische, de socialistische en de neutrale landen hebben meegewerkt. Tot hen behoorden o.m. het lid van de Sowjet-academie van Wetenschappen, W. Y. Aboeltin, de vooraanstaande Amerikaanse econoom w. w. Leontiew, prof. 0. Lange, minister van de Poolse Volksrepubliek, de Britse econoom A. J. Brown, deskundigen uit India, Frankrijk en andere landen. Het rapport heeft in de Nederlandse pers nauwelijks enige aandacht gehad, een feit dat op zichzelf al tekenend is. Het belang van het rapport wordt onderstreept door de omstandigheid, d'at de gehele inhoud, alsmede de conclusies, door alle leden van de studiegroep gesteund worden. Hun voornaamste conclusie was zoals men weet - dat algemene en totale ontwapening mogelijk is, zonder noemenswaardige nadelige economische gevolgen in de overgangstijd. De deskundigen berekenen, dat de totale militaire uitgaven in de wereld tegenwoordig in de orde van grootte van ongevee.r 120 miljard dollar ( 430 miljard gulden] per jaar bedragen. Volgens hen komt dit bedrag overeen met ongeveer acht of negen procent van de totale wereld-
·n~ .....: productie en diensten. Het bedrag komt verder overeen met ongeveer tweederde, of volgens andere deskundigen zelfs met 100 pct van het totale inkomen van alle onderontwikke1de landen. Het bedraagt bij na evenveel als de totale wereldexport en ca. 50 pct van alle gelden, die jaarlijks geïnvesteerd worden. Om een Nederlandse vergelijking te maken: de totale militaire uitgaven in de wereld komen overeen met het elfvoudige van het nationale inkomen van ons land. Verder wordt er in de studie op gewezen, dat tegenwoordig twintig miljoen mensen in actieve militaire dienst staan. Daarbij komen de mensen die militaire goederen produceren of indirect in de militaire productie betrokken zijn. Het gaat hier om naar schatting 30 miljoen, zodat dus in totaal 50 miljoen mens•en, waarvan het grootste deel hoog gekwalificeel'de werkers, aan de productie van nuttige goederen resp. de ontwikkeling van de verschillende takken van wetenschap ten dienste van de mensheid, onttrokken zijn.
Binnenlandse gevolgen
DE deskundigen vragen zich af, wat er bij algemene en totale ontwapening met de vrijkomende materiële hulpbronnen en mankracht zou kunnen gebeuren. Hiervoor geven zij aan, op binnenlands gebied: "- Verhoging van het peil van het verbruik en de diensten. Uitbreiding of modernisering van de productiecapaciteiten door beleggingen in nieuwe fabrieken en installaties. - Bevordering van de woningbouw, vernieuwing van de steden met krotopruiming en ontwikkeling van de landelijke gebieden. - Verbetering en uitbreiding van de instellingen voor opvoeding, gezondheid, sociale zekerheid, culturele ontwikkeling, wetenschappelijk onderzoek, enz. Deels zou de winst door ontwapening ook de vorm kunnen krijgen
van meer vrije tijd, bv. door verlaging van de arbeidstijd zonder verlaging van het reële inkomen of door verhoging van de betaalde vacantie". Als voorbeeld wordt op een rapport van de Nationale Plan-Vereniging van de Verenigde Staten van maart 1960 gewezen, waarin een schatting werd gemaakt van de aanvullende overheidsuitgaven die in dat land noodzakelijk zouden zijn. Hieruit blijkt, dat alle door de vereniging wenselijk geachte maatregelen (die de opvoeding, het wegennet, stedelijke vernieuwing, drinkwagezondheidsdiensten tervoorziening, en zie,kenhuizen, strijd tegen vervuiling van de lucht, enz. betreffen) extra-uitgaven van de Amerikaanse regering, de "egeringen der afzonderlijke staten •en van de gemeentebesturen ten bedrage van 30 miljard dollar jaarlij k~ zouden vergen. Hiermee zou reeds het grootste deel ler huidige militaire uitgaven van Amerika een .bestemming hebben gevonden.
Omschakeling in socialistische landen gemakkelijk
HET rapport houdt zich verder be-
zig met de invloed van ontwapening op de nationale productie en de werkgelegenheid. Er blijkt uit het stuk, dat ontwapening in de "planmatig geleide", dat wil zeggen in de socialistische landen de minste moeilijkheden zou veroorzaken. "Aangezien beslissingen betreffende de pi'oductie van militaire goederen evenals betreffende de investering f!n de verbruiksgoederen in het gehele nationale economische plan gecoördineerd zijn, veroorzaakt de vervanging van één soort uitgaven door een ander soort geen doorslaggevend probleem voor het instandhouden van koopkrachtige vraag". In de kapitalistische landen is het probleem gecompliceerder, omdat "de macht om economische besUssingen te nemen, verspreid" is. De betrokken regeringen zouden derhalve in hoge mate hun toevlucht moeten nemen tot ,.indirecte maat-
399
'
..
I
j
:.. I I
I
t t
'll
regelen". Deze maatregelen zouden kunnen bestaan in verlaging van de belastingen, voornamelijk die voor de groepen met lagere inkomens, verlaging van de omzetbelastingen, fiscale maatregelen tot bevovdering van de investeringen of verlaging van de openbare schuld. De samenstellers van het rapport brengen tot uiting, dat met het hanteren van deze middelen niet alle vraagstukken zijn opgelost; ze bespreken zeer uitvoerig zulke problemen als de directe achteruitgang van de koopkrachtige vraag door de verlaging van de uitgaven in de staatssector en aanver,wante problemen. Maar zij wijzen er ook op, dat ie indirecte middelen tot aanpassing, dte het staatsapparaat ter beschikking staan, "hoger ontwikkeld zijn en gemakkelijker toegepast kunnen worden alsmede doeltreffender zullen werken", hoewel er verschil tussen de diverse landen blijft bestaan ten aanzien van de uitwerking dezer middelen. "Wanneer men echter in gedachten houdt, dat een belangrijk deel van de m'litaire uitgaven in de meeste landen waarschijnlijk door andere regeringsuitga,ven vervangen zullen worden, mag... geconcludeerd worden dat het instandhouden van de koopkrachtige vraag bij ontwapening niet al te moeilijk zal blijken te zijn. Integendeel, het zou mogelijk moeten zijn, niet alleen het peil van de vraag (naar goederen] gedurende de overgangsperiode in stand te houden, maar vooruit te gaan naar een snellere ·groei van het totale reële inkomen, netgeen door verschuiving van de hulpbronnen van militair gebruik naar productieve investeringen materiëel mogelijk wordt gemaakt.
Hulp aan onderontwikkelde gebieden AFGEZIEN van de sociale consequenties van ontwapening en aanverwante problemen, speelt de hulp aan onderontwikkelde landen, die door ontwapening mogelijk
400
wordt, in het rapport een voorname rol. Hierbij dient men in het oog te houden, dat de "arme" landen iiJI venhouding tot de "rijke" volgens vele deskundigen na de oorlog armer zijn geworden dan ze waren. Prof. Tinbergen haalde op een bijeenkomst van de Maatschappij van Nijverheid in Haarlem (op 13 juni 1961) cijfers aan, waaruit zou moeten blijken, dat de onderontwikkelde landen in 1938 ongeveer een derde van het wereldinkomen hadden en thans nog slechts een kwart. "Het absolute verschil tussen het inkomen per hoofd der bevolking van de rijke en arme landen, wordt voortdurend groter", zeggen de rapporteurs en zij constateren verder, dat het reële inkomen in de onderontwikkelde gebieden gemiddeld per hoofd minder dan een zesde (in vele landen zelfs minder dan een tiende J bedraagt van het gemiddelde inkomen dat de bevolking van landen als Belgte, Denemarken, Noorwegen en Groot- Brittannië geniet. Het algemene groei-tempo in de arme landen is extreem laag. De samenstellers v,an het raport wijzen erop, dat deze landen een belangrijk ,groter bedrag aan productieve beleggingen zouden kunnen verwerken dan thans geschiedt, "vooropgesteld, dat de noodzakelijke nationale ontwikkelingsprogramma's en sociale en institutionele hervormingen doeltreffend in de praktijk zouden worden gebracht. Zij vragen zich af, wat er zou gebeuren, indien de betrokken landen de helft van de door ontwapening vrijgekomen bedragen voor productieve beleggingen zouden aanwenden en indien de ontwikkelde landen jaarlijks 15 miljard dollar naar deze landen zouden overmaken. (Dit laatste bedrag komt overeen met ongeveer één procent van hun gemiddeld nationale product en zou slechts een bescheiden groei van de hulp betekenen, gezien het feit dat thans gemiddeld 8 of 9 procent van het nationale product voor militaire doeleinden wordt bestemd.] Onder deze omstandigheden zou
men een jaarlijkse groei in de onderontwikkelde landen van 3 tot 5 pct kunnen verwachten, hetgeen ongeveer drie keer zoveel is als thans. Afgezien van de extra financiële hulp die bij ontwapening mogelijk wordt, zou ook de technische bijstand vergroot kunnen worden, .;ezien het feit, dat tal van wetenschapsmensen, ingenieurs en gekwalificeerde arbeiders, die thans voor militaire doeleinden tewerk zijn gesteld, vrij zouden komen. Een belangrijke kwestie is de vorm, waarin de financiële hulp moet worden verleend. De samenstellers van het rapport verklaren, dat officiële leningen en eredieten op nietcommerciële basis de . voorkeur verdienen boven particuliere leningen en staatsleningen op commerciële grondslag. "Het lijkt noodzakelijk, dat een groot deel van de economische hulp de vorm van schenkingen of van leningen op gemakkelijke voorwaarden krijgt". In hun slotconclusie wijzen de rapporteurs erop, dat het huidige peil van de militaire uitgaven niet alleen
een ernstig politiek gevaar inhoudt, maar ook zware economische en sociale lasten op de meeste landen legt. Zij verklaren, dat ontwapening gunstige uitwerkingen op de ontwikkeling van de internationale betrekkingen moet hebben, - een waarheid die niet voor critiek vatbaar is. Maar hun voornaamste conclusie is, dat het kán. Zij zijn "eensgezind van opvatting, dat alle vraagstukken P.n moeilijkheden van de overgangspee riode in verband met ontwapening door geëigende nationale en internationale maatregelen" opgelost kunnen worden. "Er kan geen twijfel aan bestaan, dat het gebruik voor vreedzame doeleinden van de hulpbronnen die nu voor militaire doeleinden worden gebruikt realiseerbaar is, tot zegen van alle landen en dat het zou leiden tot verbetering van de economische en sociale verhoudingen in de wereld. De verwerkelijking van algemene en volledige ontwapening zou een grote zegen voor de gehele mensheid zijn", aldus deze economische deskundigen van de Verenigde Naties.
401
n '
I
i
I
!
r
,,
Onvolledig beeld van een werelddeel QNLANGS heeft het katholieke dagblad De Tijdt] een artikel van de Chileense Jezuiet pater Cifuentes Grez gepubliceerd, waarin deze een beeld ontwerpt van de toestand in zijn werelddeel. Het stuk is voorzien van deze koppen: "Het Cuba van Fidel Gastra is een waarschuwing - Latijns-Amerika heeft een vreedzame revolutie nodig." De schrijver is dus van "onverdachten" huize. De beschrijving die hij van de toestanden in dit werelddeel geeft is echter zodanig, dat wij hem gaarne aan het woord willen laten. Hij wijst er o.m. op dat LatijnsAmerika honger lijdt, terwijl bv. in Houston [Ver. Staten] een aantal Liberty-schepen liggen, die tezamen zestien kilometer lang zijn en die een deel van de ontzaggelijke Amerikaanse voedseloverschotten · bergen. Zuid-Amerika beslaat 16 pct van de aardoppervlakte, maar zijn bevolking maakt slechts 6 pct van de wereldbevolking uit. "Vanuit dit gezichtspunt wonen wij iri het leegsta werelddeel", zegt hij. Voorts spreekt hij als zijn mening uit, dat dit werelddeel "door de voorzienigheid" met "alle mogelijke rijkdommen is begunstigd", misschien wel de meest overvloedi,ge in de wereld. "En toch lijdt er meer dan de helft van de bevolking honger. Honderddertig miljoen mensen lijden er honger (dit zijn cijfers van de FAO, de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties]; zeventig miljoen mensen zijn er analfabeet (volgens opgave van de UNESCO J. Deze cijfers, waaraan men die van de half-analfabeten moet toevoegen, zijn bevestigd tijdens en bijeenkomst, gehouden van 6 tot 19 maart in Santiago de Chili". Hij schrijft verder: Latijns-Amerika telt miljoenen wer,klozen en gedeeltelijk werklozen. De verwachte levensduur bedraagt er gemiddeld slechts veertig jaar, tert] De Tijd, 30 juni 1962.
402
wijl deze in de Verenigde Staten, In Europa en in Rusland zeventig jaar bedraagt. Wij weten niet, hoeveel kinde ren, levensvatbaar geboren van honger sterven voordat ze één jaar oud zijn. Maar we kunnen een kleine indruk geven: in Chili dat op de derde of vierde plaats komt bij de twintig landen van het werelddeel - sterven op de dertigduizend levensvatbaar gebo· ren kinderen twintigduizend voor hun eerste jaar de hongerdood. Dit wordt bevestigd door dr. Mardones-Restat, oud-minister van Gezondheidszoi1g en thans directeur van het grootste kinderziekenhuis van Santiago, een alleszins bevoegd specialist. Het inkomen per hoofd van de bevolking vertoont tussen 1950 en 1957 een toename van 10 dollar, terwijl het terzelfdertijd in de Verenigde Staten met 540 steeg, in Groot-Brittanni1! en West-Duitsland met meer dan 400, met 300 in Frankrijk, met 299 in Nederland". Hiermee bevestigt hij dus, dat de afstand tussen het "rijke" Amerika en de onderontwikkelde landen van het Zuiden na de oorlog groter is geworden dan hij gedurende vele tientallen jaren is ge.weest. De vraag is welke geheimzinnige ontwikkeling deze toestand veroorzaakt heeft. Daarop antwoord Grez: "Vorig jaar heeft de ECLA (de Economische Commissie van rle UNO voor Latijns-Amerika, red. P en C] tijdens een bij eenkomst in Santiago verkhard, dat Latijns-Amerika gedurende de periode 1950-1960 10 miljard dollar verloren heeft door hetgeen de economen noemen een "ongunstige ontwikkeling van de ruilvoet," waarmee bedoeld wo!'dt, in gewone woorden, het gemis aan evenwicht tussen de prijzen van de grondstoffen die wij uitvoeren, en de prijs van bewerkte producten, die wij invoeren."
Maar dit is een onvolledig antwoord. De achteruitgang van de "ruilvoet" is geen wonder der natuur en geen mystiek verschijnsel. De een· voudige waarheid - zorgvuldig omzeild door de schrijver - is immers, dat de prijzen van de grondstoffen als gevolg van de politiek der ma· nopolisten stelselmatig zijn gedaald, terwijl de prij zen van de invoerproducten, van de producten der industrielanden door dezelfde monopolisten opgedreven zijn. Het verlies van tien miljard dollar vindt zijn weerspiegeling in de honger en het· analfabetisme dat hij zo beeldend beschrijft, maar ook !n de gezwollen winsten van de Amerikaanse monopolies, wier representant Kennedy zich onlangs welwillend aan het hoofd van het "bondgenootschap van de vooruitgang" heeft geplaatst.
WIJ
Een ton geven . . . een miljoen nemen
rnaken van deze gelegenheid gebruik om op een van die merkwaardige tegenstrijdigheden te wijzen, waaraan ons stelsel zo rijk is: Vele ideëel denkende mensen in ons land hebben gehoor gegeven aan de "actie• tegen de honger" waarvoor De Tijd zich destijds zo heeft ingespannen. Maar in dezelfde tijd dat al deze mensen - en vooral jongeren - met kwartjes en guldens en veel enthousiasme enkele tonnen bijeenbrachten voor het goede doel, hadden de voornaamste weldoeners van Latijns-Amerika, de Amerikaanse monopolisten, zich a"weer van honderden miljoenen meester gemaakt. Honderden miljoenen, geperst uit het zweet der Zuid-Amerikaanse mijnwerkers, landarbeiders en kleine boeren ... Grez is wijs genoeg, op dit soort zaken niet in te gaan. Men praat niet over de huichelarij van de bourgeoisie ... Hij vertelt, dat het gemiddelde woningtekort in de Zuid-Amerikaanse steden 45 pct bedraa,gt en op het platteland zelfs 90 pct. Wanneer men alleen de bestaande behoefte aan woningen zou willen bevredigen, zouden
jaarlijks 500.000 huizen gebouwd moeten worden gedurende Hen tijd· vak van 30 jaar, niet gerekend de huizen die voor de bevolkingsaanwas nodig zouden zijn. Maar in werkelijkheid worden er thans op het hele continent jaarlijks slechts 66.000 gebouwd. Pater Grez en De Tijd kunnen zich afvragen, of tussen dit cijfer en de dalende grondstoffenprijzen alsmede de stijgende prij zen der ingevoerde industriegoe · deren enig verband bestaat. Hij wijst er verder op, dat tegen· waardig 15 rniljo.en kinderen in Latij ns-Arnerika niet naar school gaan. Hij vertelt, dat in 1955 de helft der beroepsbevolking in de landbouw werkzaam was, 20 pct in de mijnen en de industrie en 30 pct in de handel en de dienstverlenende beroepen. Deze laatste groep is na .de oorlog snel ge,groeid, maar volgens Grez betreft het hier "onechte werkzaamheid" en ,;halve werkloosheid", een .,rem op de productiviteit". En de landbouw? In Amerika en Canada produceert één persoon evenveel landbouwproducten als 20 in Latijns- Amerika. Daarbij komen de feodale verhoudingen op het platteland. Volgens de schrijver bezit 1,5 pct der grondeigenaren 50 pct van alle landbouwgronden en de "landarbeider wordt meer uitgebuit dan de grond". In Chili wordt slechts de helft van de beschikbare landbouwgronden bewerkt en bijna het totaal der braaklig-gende gronden is eigendom van de grote landeigenaars. Deze toestand heeft tot gevolg gehad, dat het land in de jaren 1944-56 voor 600 miljoen dollar aan voedsel moest invoeren, die in het land zelf geproduceerd had kunnen worden. Nog evger is - naar verfuouding dan - de toestand in het olieland Venezuela, waar in 1959 alleen voedsel ter waarde van 550 miljoen dollar moest worden ingevoerd, dat .,in het land zelf geproduceevd had kunnen worden". De katholieke schrijver heeft nog meer instructieve details verzameld. Hij wijst o.m. op de geweldige afstand tussen arm en rijk: in Venezuela verdi,enen de leden van wat hij
403
lI •
noemt de "vrije beroepen" gemiddeld per jaar 80.000 Bolivar [één Bolivar = ruim één gulden), terwij 1 een Jandarbeider gemiddeld 1100 heeft. In Chili strijken de grondbezitters en ondernemers 43 pct van het nationale inkomen op, hoewel zij slechts 9 pct van de bevolking uitmaken. In hetzelfde land bestaat 80 pct der belastingen uit indirecte belastingen, in Venezuela 77 pct, in Brazilië 75 pct. Daarbij komt, dat de bezitters belastingontduiking op grote schaal ple g.en - in Chili bv. 40 pct! De Chileense pater concludeert, dat er een "revolutie" nodig is, maar dan blij kb aar onder leiding van Washington, want hij kan geen woorden genoeg vinden om diens "bondgenootschap van de vooruitgang" te prijzen. Dit is op zichzelf al een absurditeit.
Het tijdperk der revolutie MAAR het is geen toeval, dat hij het huidige tijdperk het "langst en meest revolutionaire tijdperk" in de gesohiedenis van Latijns-Amerika noemt. Volgens de progressieve schrijver R. Arismendl uit Uruguay2) zegt men tegenwoordig, dat de Cubaanse revolutie het begin van de "tweede onafhankelijkheids-oorlog" van het continent gestart heeft. En dat is wat de Amerikaanse imperialist,en vrezen. Wat is dus eenvoudiger dan het woord "revolutie" te annexeren en voor de eigen neokoloniale bedoelingen te gebruiken? Arismendi komt met beter materiaal aandragen tot begrip van de algemene situatie in Latijns-Amerika. Hij wijst er bv. op, dat Amerika in totaal 9 miljard dollar in LatijnsAmerika heeft geïnvesteerd, maar zoals Grez toegeeft - de armoede is er alleen maar groter geworden. De totale winst die de Verenigde Staten jaarlijks uit het continent trekken 2) Rodney Arismendi, Problemen van de Latijns-Amerikaanse revolutie, Montevideo, besproken in "International Affairs", juni 1962.
404
[rente c.s. inbegrepen) bedraagt tegenwoordig jaarlijks één miljard dollar I In 1958 bedroegen de directe particuliere beleggingen van Amerikaanse ondernemingen 325 miljoen dollar, terwijl de totale winst uit de particuliere beleggingen in hetzelfde jaar 653 miljoen dollar bedroeg. In 1960 belegden zij opnieuw 95 miljoen dollar, terwijl hun winst uit de totale beleggingen 641 miljoen bedroeg. Hoe méér de Amerikaanse monopolies dus in Zuid-Amerika investeren - hoe armer wordt de bevolking. Daar komen nog andere zaken zij. In de eerste plaats is er de zorgvuldige poging om het systeem van de monocultuur te handhaven, waarbij een land afhankelijk blij ft van één of enkele uitvoerproducten, zoals Braz!li1! van de koffie. Dit is een van de scherpste wapens van het imperialisme, om de afhankelijkheid van de betrokken landen te bestendigen. Vandaar dan oo.k, dat Cuba snel een eind maakt aan de overheersende positie van de suiker-cultuur. Vandaar ook het toenemende binnenlandse verzet en de druk op de regeringen om de eigen hulpbronnen ten bate van het volk te mobiliseren voor de opbouw van een meer evenwichtige economie. Ten tweede zijn er de feodale verhoudingen, waaraan zelfs een goedprater van Amerika als Grez nieit voo11bij kan gaan. Arismenldi ge~ft de volgende cijfers: In Argentiniië is 40 pct van het onmeteiijke landbouw-areaal in handen van 5.000 grondeig,enaars. In Uruguay bezitten 600 families 58 pct van al het land. In Centraal-Amerika zijn het vooral de United Fruit Company en soortgelijke Amerikaanse monopolies die "tegelijkertijd het imperialisme en het grootgrondbezit" vertegenwoordigen. Ten derde - en dit is een van de meest kenmerkende tegenstell!ngen van het hele wankele stelsel - ex, porteren de binnenlandse grootgrondbezitters en grote handelaren een belangrijk deel van hun winsten naar het buitenland. Arismendi legt verband tussen de
crisis in de sociaal-economische structuur van de Latijns-Amerikaanse landen en de politiek van onderwerping aan Washington door de heersende groepen in Latijns-Amerika. Hij verklaart, dat de Cubaanse revolutie alle pogingen aan het wankelen heeft gebracht om aan deze politiek een ideologische basis te verschaffen. Wat heeft de katholieke geleerde er tegenover te stellen? Een verklaring van Kennedy, afgelegd in het jaar 1959 I In die verklaring, getiteld "Strategie van de vrede" verklaa11de hif: "Wij kunnen alsnog aantonen, dat we aan de kant van de vrijheid staan door een standpunt in te nemen, dat juist tegenover gesteld is aan het standpunt dat wij vroeger huldigden in onze relaties met de Latijns-Amerikaanse dicta toren". Grez vergat alleen na dit citaat erop te wijzen, dat Kennedy verval-
gens de mislukte invasie op Cuba organiseerde. En toen dit bewijs van zijn vrij heictsliefde eenmaal geleverd was, k<wam Washington met het plan van het "bondgenootschap van de vooruitgang" op tafel. Aan hoogdravende woorden is dus geen gebrek. Maar wie gelooft er nog in? Rest ons slechts eraan te herinneren, dat Kennedy in Punta del Este er niet in slaagde zijn plan voor economische sancties tegen Cuba aangenamen te krijgen, waal'mee tegelijkertijd de bedoeling van het "bondgenootschap. voor de vooruitgang" in het juiste licht is gesteld. Wij twijfel en er dan ook niet aan, dat Grez gelijk heeft, als hij een lange periode van revoluties voorspelt. Het is alleen de vraag, of zij zullen verlopen als hij hoopt. Cuba heeft een voorbeeld geschapen. Het is een ,.waarschuwing" voor zijn vrienden, maar het is de vraag of zij in staat zijn haar te begrijpen.
405
,,
Boekbesprekingen
Een interessante .sociologische studie EEN van de meest bekende verschijnselen in de moderne burgerlijke sociologie is de ontkenning en negering van het klassebegrip. Klassenstrijd, klassentegenstellingen, productieverhoudingen, dialectiek, het zijn evenzovele ketterse leerstellingen in burgerlijk sociologische oren. Het zal een marxist dan ook niet verbazen, dat, nu er geen wetenschappelijke basis voorhanden is, de moderne sociologie een schoolvoorbeeld is van begripsverwarring en vage, nietszeggende termen en definities. Sociologie is de wetenschap, die de gedragingen van de mens in groepsverband bestudeert. Maar wat wil dat vage begrip "groep" zeggen? Op dit ogenblik zijn er al tientallen definities bekend over de tel'm "groep", die allemaal van elkaar verschillen. Het is dui-delij.k, dat de sociologie op deze manier tot een vrij onvruchtbare wetenschap gemaakt wordt. Toch heeft deze gang van za•ken voor de heersende kringen in het Westen groot nut. Hier wordt op "wetenschappelijke" wijze afgerekend met het klassebegrip. Weliswaar zijn niet alle mensen gelijk, in de bestaande maatschappij is een hiërarchie van "sociaal ongelijkwaardigen, die zich onderscheiden door een verschil in prestige, bezit, rechten en plichten", maar iedereen kan op die ladder opklimmen, als hij er zijn best maar voor doet. Degenen die dan onder aan staan zullen het dan wel aan zichzelf te danken hebben ... Natuurlijk kan zo onmogelijk een wetenschap bedreven worden. Als men de objectieve omstandigheden uit de weg gaat, kan men natuurlijk in theorie een aardig resultaat boeken, maar in de praktijk gaat zo'n redenering niet op. Wil men een werkelijk wetenschappelijk sociologisch betoog opzetten, dan moet men zich houden aan de reële maatschappelijke verschijnselen; de verdeling van de maatschappij in klassen, de tegenstellingen tussen deze klassen en de daaruit volgende strij-d tussen de klassen. Men mag niet stilstaan bij een momentopname. Ook de sociologische begrippen veranderen, naarmate hun basis, de economische verhoudingen veranderen. Het zal een ieder wel duidelijk zijn, dat de Nederlandse sociologische gemeenschap op het boven omschrevene geen uitzondering maak.t. Nog erger, terwijl buitenlandse auteurs soms over een brede, veelomvattende zienswijze blijken te beschikken, schijnt die blik in Nederland geheel te ontbreken. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat Nederlandse auteurs die in Nederland op dit gebied nog enig gezag hebben - zoals Hofstra, Groenman, van Heek in het buitenland niet be·kend zijn, en dat de meerderheid der sociologische literatuur die op de Universiteiten aan de studenten wordt opgegeven, buitenlandse werken zijn. Niet, dat in Nederland niets gepubliceerd wordt op sociologisch/sociografisch terrein, integendeel: jaarlijks versehij nen er hier tientallen publicaties. Heel goede onderzoeken op zichzelf soms, met een hoop waarde·vol materiaal, uitstekend geschikt voor gemeentebesturen, bedrijven en zelfs voor het Rijk om er hun voordeel mee te doen, maar daar blij ft het dan ook bij. Materiaal verzamelen gaat uitstekend, conclusies trekken al moeilijker, maar werkel!j k elk versehij nsel interpreteren, zoals het uitgelegd moet worden, - het schijnt een heksentoer te zijn, die maar een enkele auteur lukt.
*
HET was dan ook haast een verademing het boekje "Sociale aanpassing, nietaanpassing, onmaatschappelijkheid -
406
een bijdrage tot de discussie over
n j';
11·
probleemgezinnen", van de Leidse socioloog dr. H. Ph. Milikowski te lezen.t) "Aanpassing" is Hen belangrijk sociologisch begrip. Groenman en König vinden het probleem der sociale aanpassing zelfs het centrale probleem der sociale wetenschappen. En hoewel andere auteurs er op gewe2len hebben, dat dit wel een wat eenzijdige probleemstelling is, kan toch geen socioloog zich aan de indruk onttrekken, dat er veel om dit begri'P draait. In een goedgefundeerd betoog behandelt Milikowski het probleem der sociale aanpassing, maar het verfrissende van dit boekje is vooral het feit, dat hij daarbij wegen bewandelt, die in de Nederlandse sociologie meestal angstvallig vermeden worden. In de eerste plaats vindt hij de term "aanpassing" te eenzijdig. Nietwaar, aanpassing heeft de betekenis van zich voegen naar een bepaalde druk. Maar d3 mens heeft zich in de loop der eeuwen hoe langer hoe meer ontworsteld aan deze druk en omgekeerd op zijn beurt het levensmilieu dat deze druk uitoefent vervormd: de mens past zich niet meer aan het milieu, maar het milieu wordt zelfs aan de mens aangepast - sociale "niet- aanpassing". Hoewel dit verschijnsel aan andere sociologen beslist niet voorbij gegaan is, werd dit kwalitatief zo verschillende begrip onder de noemer "aanpassing" gebracht. De mens streeft volgens Milikowski ernaar zijn leven steeds bt;ter te beschermen, en zijn levensomstandigheden steeds gunstiger te maken. Steeds wordt dit leven door problemen bedreigd, de mens zoekt een oplossing voor deze problemen, en ontwikkelt hiermede zijn denken. De technische evolutie is hier·van het gevolg, maar niet alleen een evolutie op technisch gebied, er vindt ook een evolutie op sociaal gebied plaats. De mens streeft ernaar het maatschappelijke stelsel steeds nuttiger te maken om zijn leven te beschermen en het eindresultaat moet een maatschappij zijn, waarin de volle ontwikkeling van de persoonlijkheid van een ieder gewaarborgd is. Milikowski noemt dit proces het menselijke emancipatieproces. Dit proces kan niet als een zoetvloeiende curve worden afgeschilderd. Waar andere burgerlijke auteurs met een grote boog omheen lopen, met welgekozen bewoordingen de zaak verdoezelen, wordt door Milikowski het probleem fors bij de staart gepakt. De maatschappij is hier geen homogeen geheel, waar ieder dezelfde kansen heeft, en dezelfde belangen. Deze maatschappij wordt verscheurd door tegengestelde klasse- en groepsbelangen. De partijen bestrijden elkaar, het is een strijd tussen voor- en tegenstanders van aan- en niet-aanpassing. De geprivilegeerden klemmen zich met handen en voeten aan hun bevoorrechte posities vast, proberen het menselij·ke emancipatieproces te stoppen, en de onderliggende klasse aan haar zienswij,ze "aan te passen", d.w.z. terwille van "de goede harmonie" in de samenleving verlangen zij van de leden der andere klasse, dat zij hun eigen opvattingen en gedragingen opgeven. Het is duidelijk, dat een beoef.enaar van de sociale wetenschappen onder deze omstandigheden niet "objectief", "van een afstand observerend" kan zijn. Hij staat voor de keus, de "aanpassing" aan de meningen der bourgeoisie te propageren, of het maatschappelijke emancipatieproces te ondersteunen, wat in h~t licht der historie wel de veiligste weg is. Milikowski waarschuwt nadrukkelijk voor de aanpassing van de sociale wetenschap "aan de situatie". Immers, zo'n "situatie" duidt op een statisch, onveranderlijk iets. Het is dus een rem voor het emancipatieproces. De realiteit kent echter geen stilstand. Al teveel sociale onderzoekers schijnen echter levende voorbeelden te zijn van het spreekwoord "wiens brood men eet, diens woord men spreekt", d.w.z. dat zij de bestaande situatie als iets vaststaands beschou-
IJ "Sociale aanpassing, niet-aanpassing, onmaatschappelijkheid - een bijdrage tot de discussie over probleemgezinnen" door dr. H. Ph. Milikowski. Uitgave Van Loghum Slaterus, Arnhem 1961.
407
II .
I' I
!
,,
'[I
wen en afwijkingen van dit "patroon" als "sociaa.l niet gezond", "sociaal-pathologisch" ( Gillin] doodverven. Dit is niet verwonderlijk, omdat de "broodgever", de opdrachtgever voor een bepaald onderzoek in 99 pct der gevallen een lid of organisatie der heersende klasse is, die alle belang bij het handhaven der huidige orde heeft.
*
MILIKOWSKI geeft de volgende richtlijnen voor werkeli}k sociologisch deaken in het vraagstuk der "aanpassing en niet-aanpassing". 1. De behandeling van het vraagstuk moet wetenschappelijk zijn, d.w.z. iedere studie moet zich beperken tot de waarneembare realiteit, dat is de realiteit, die met menselijke zintuigen, al of niet met behulp van technische hulpmiddel_en kan worden waargenomen. Een tip, die de burgerlijke sociologen in de zak kunnen steken, nu zij hun armoede aan constructieve ideeën zo vaak achter niets zeggende slagwoorden die een onafhankelijke rol in het maatschappelijke leven worden toebedeeld (mentaliteit, norm, geest, wil, etc), verbergen. Wetenschappelijk gezien kunnen deze begrippen niet een van de mens onafhankelijk bestaan voeren. 2. De maatschappij is voortdurend in beweging. Deze conclusie maakt het mogelijk om een visie te krijgen op de toekomstige ontwikkeling van de maatschappij, omdat in de sociale bewegingswet begrepen is dat ook de huidige maatschappijverhoudingen verdwijnen zullen en in andere verhoudingen zullen overgaan. 3. De veranderingen in de maatschappij zijn geen stuurloze wirwar. Zij worden gericht en gestuurd door de eigenschap van de mens zijn leven steeds beter te beveiligen. Op grond van de geschiedenis tot op heden kan men volgens de auteur het menselijke emancipatieproces definiëren als: Het maatschappelijke proces, waardoor steeds meer, gelijkelijk voor alle leden der samenleving steeds gunstiger voorwaarden worden ontwikkeld voor de ontplooiïng van de persoonlijkheid: biologisch, psychisch, sociaa)o en economisch. 4 De sociale krachten die werkzaam zijn in dit proces zijn de onderwerpen voor sociologische studies. 5. De ontwikkeling van de maatschappij wordt door de mens zelf tot stand gebracht in maatschappelijk verband. Mocht een marxist de terminologie wat vreemd in de oren klinken, de gedachtengang is logisch en juist, met dit voorbehoud, dat hier de ontwikkeling op lange tevmijn is bedoeld en de tegenstrijdige tendenties op "korte termijn", veroorzaakt door de reactionaire invloed van het monopolie-kapitalisme, door de schrijver buiten beschouwing worden gelaten. Wat vooral voor Milikowski inneemt, is het feit, dat hij niet schuwt Marx, Hegel en Engels te citeren, als dat nodig is, - namen, die de "vaderlandse" socioloog als evenzovele vloeken in de oren moet klinken. We zijn dit verschijnsel dan ook zelden of nooit (tenzij in vervalste of afbrekende zin) in onze literatuur tegengekomen.
*
WAT verstaat men onder het probleem der a-socialiteit? In de allereerste publicaties over ·dit onderwerp wordt dit eenvoudig· omschreven als "huisvestingsproblemen van gezinnen die wegens moeilijkheden die zij als huurders veroorzaakten als "ontoelaatbaar" werden beschouwd" wat dan tot gevolg had, dat er speciale buurten voor deze mensen werden aangewezen. Later heeft het begrip zich echter uitgebreid. Het merkwaardige is, dat het gezin steeds als eenheid en uitgangspunt werd
408
'1!': !1·.·'.:i gebruikt, de omgeving werd steeds te beperkt genomen. Zij eindigt niet bij het gezin. E'en gezin bestaat uit een aantal personen, die uit bepaalde ogen bezien misschien "onmaatschappelijke trekken" vertonen, maar onmogelijk alleen maar zulke trekken kunnen bezitten. Er zijn in Nederland verschillende rapporten en geschriften verschenen over a -socialiteit. Wij noemen slechts de gemeentelijke onderzoeken in Tilburg, Maastricht [Litjens) en in de provincie Utrecht, en oriënterende onderzoeken als "Rapport Onmaatsohappelijke Gezinnen" en "Rapport Sociale Intergratie Probleemgezinnen". Mogen deze geschriften op ondergeschikte punten van elkaar verschillen, zij hebben belangrijke trekken gemeen. In de eerste plaats beschouwen zij onmaatschappelijkheid als een "normatief begrip" d.w.z. aangezien een minderheid een bepaald gedrag heeft dat afwijkt van dat der meerderheid, e.en gedrag dat niet past in het "algemene levenspatroon", is dat gedrag onjuist, en moet gecorrigeerd worden. Door dit begrip te hanteren, gaat men ervan uit, dat de maatschappij een statisch begrip is, waarin het naleven van de sociale gedragsregels een gebied•ende eis is. Wij hebben hiervoor at betoogd, [ en Milikowski met ons) dat zo'n red,enering onhoudbaar is. Verder, men begint het onderzoek al met een vooroordeel. Immers, waar gaat men de onmaatschappelijken zoeken? Natuurlijk onder degenen, die op de laagste trap van de "sociale ladder" staan, dus de arbeiders. Als men met een wetenschappelijk onderzoek al van tevoren een discriminatie gaat invoeren, dan is het onderzoek al van tevoren waardeloos. De overheid streeft ernaar om de onmaatschappelijkheden te bestrijden. Dit is een bijzonder kwalijke zaak. Immers hiermee bepaalt de overheid wie onmaatschappelijk is, en zij tracht hiermee iedere verdediging voor maatschappelijke veranderingen, die haar niet bevallen, onmogelijk te maken. Denk niet, dat dat gevaar denkbeeldig is. Door uit te gaan van verkeerde uitgangs,punten, heeft men een aantal verkeerde criteria opgesteld volgens welke men onmaatschappelijkheid kan "vaststellen", zoals drankmisbruik, onevenwichtige uitgave van inkomsten, kwade trouw, luiheid, verwaarlozing van de opvoeding der kinderen, niet betalen van schulden en extreme {lees linkse} politieke opvattingen" Rapport Sociale Integratie Probleemgezinnen). Op grond van deze criteria zal het misschien binnenkort mogelijk zijn dat de regering gehele gezinnen aan een "heropvoeding" zal kunnen onderwerpen. Deze gezinnen zullen arbeidersgezinnen zijn, de rapporten zijn zo vooringenomen, dat ze dit als een vanzelfsprekend iets beschouwen. Onder onevenwichtige uitgave van inkomsten verstaat men b.v. de aanschaf van twee bromfietsen in één gezin. Eén bromfiets schijnt dan nog sociaal aanvaardbaar te zijn, twee niet meer. Hierin ziet men de opvatting weerspiegeld van de gezeten bourgeoisie. Laten wij echter eens een gezin onder de loupe nemen, waar de bovenstaande criteria op ~van toepassing zi]n. Het gezin heeft een inkomen van enige tonnen per jaar, een bedrag dat v.n. de moeite van het couponnetjesknippen eist. De kinderen worden opgevoed door betaalde krachten, terwijl de ouders meestal buitenshuis verkeren, óf bezig met het deelnemen aan een feest, waar op een avond meer wordt stukgeslagen dan een arbeider in een jaar verdient, óf met het genieten van een vacantie die enige maanden duurt. Onnodig te zeggen, dat het gezin woont in een enor:me villa, zoals er in Wass·enaar en Bloemendaal honderden te zien zijn, en wel geen twee bromfietsen, maar wel enige auto's [bij voorkeur voor elk lid van het gezin één) bezit. Extreme politieke gezindheid is vanzelfsprekend, als is het dan naar rechts.
409
I ~ .. I I'
Ii
Ook dat is volgens de criteria van het Rapport e'en a-sociaal gezin, maar het wordt met rust gelaten. Hun a-socialiteit berust op ihet feit, dat ze teveel geld hebben, de a-socialiteit" van de al.'beider berust over het algemeen op het feit, dat hij geld te weinig heeft. Het zijn de economische faktoren die de arbeider een a-sociaal stempel kunnen opdrukken, de slecihte woningtoestanden, het gebrek aan recreatie, de tekortkomingen van het onderwijs. En hiermee raakt men meteen aan de wortel vim het kwaad. Degene, die door het Rapport als a-socLaal gekwalificeerd wordt is dat niet, omdat hij dat zo leuk of zo gemakkelijk vindt, het is een gevolg van de druk die op hem uitgeoefend wordt, het opheffen van die druk, het verbeteren van de omstandigheden, dàt is de manier om het onmaatschappelijkheidsprobleem op te lossen. Mitikowski omschrijft het begrip "onmaatsohappelijkheid" als volgt: "Onmaatschappelijkheid is een sociaal verschijnsel, waarvan met wetenschappelijk zo verantwoord mogelijke methoden is vastgesteld, dat het in enigerlei opzicht nadelig is voor de voortgaande ontwikkeling van het menselijke emancipatieproces". En degenen, die dit proces juist willen stuiten zijn de heersende kringen. Het spreekt dus vanzelf, dat die kringen met het boekje van dr. Milikowski niet zo ingenomen zullen zijn. ' De lezer moet uit het voorgaande niet concluderen, dat dr. MiUkowski een marxistische studie heeft geschreven. Dit is beslist niet het geval. Maar wij waarderen zijn poging om de platgetreden paden der burgerlijke sociologie te verlaten en een frisse wind te laten ~waaien, daar waar het hard nodig ls. ' MAUT BOSHART Jr.
410
·n~·_··;,-1: -
i
r~
1
I'
. vertrouwen," maar geen " Rome zn vertrouwen in Rome
'
ll' ' i ;
i
.BIJ de uitgeverij Bernard Grasset te Parijs is een boek verschenen, dat in menig opzicht merkwaardig mag genoemd worden. Het is van de hand van Jean d'Hospital, correspondent van het Parijse blad Le Monde te Rome. Het heet "Rome en confidence" ("Rome in vertrouwen"]. Het eerste deel gaat over de stad en de mensen, over hun doen en laten, het derde deel over het openbare leven en het vierde deel over de zeden van de Romeinse burgers. Het tweede deel, waaraan wij in hoofdzaak een beschouwing willen wij den, gaat over het Vaticaan en omvat negen hoofdstukken. Het hele werk is vlot geschreven, bevat veel anecdotes, heeft in het algemeen milde critiek op toestanden en wantoestanden, maar heeft niet dáárdoor de grote aandacht getrokken, die het nu, in Frankrijk en daarbuiten geniet. In het deel, dat dus over het Vaticaan handelt, stapt Jean d' Hospita! af en toe af van zijn zachtmoedig oordeel over kardinalen, bisschoppen en pausen en geeft hij zijn visie op de politiek van de voorganger van de huidige paus. Vooraf zij gezegd, dat de schrijver gelovig katholiek is. In hoofdstuk 111 van deel 11 schrijft hij: "Voor de Romeinse burgers had Plus XII een grote deugd: hij was Romein. Hij heeft er zijn gehele leven doorgebracht met uitzondering van enige jaren, die gewijd waren aan diplomatieke missies te München en Berlijn." [blz. 85) [De paus heette toen nog Eugenio Pacelli en was kardinaal, red. P. en C.]. "De pauselijke waardigheid van Plus XII werd gekenmerkt door talrijke records. Geen andere paus heeft in achttien jaar en acht maanden van zijn regering zoveel encyclieken gepubliceerd, zoveel redevoeringen gehouden, zoveel boodschappen verspreid; niemand heeft aan zoveel heilig- en zaligverklaringen meegewerkt, zoveel kardinalen in één keer benoemd, zoveel privé- en openbare audillnties verleend. Toch heeft hij afgezonderd geleefd van de vreugde en het leed van zijn medemensen. Het leven in de steden en op het platteland kende hij niet. In zijn jeugd heeft hij enige keren de biecht afgenomen, maar uitsluitend van zondaars en zondaressen uit hogere kringen. Hij heeft nooit de sacramenten toegediend. Hij heeft de menselijke hartstochten slechts gekend door een scheef beeld van een keurige maatschappij, uit boeken, rapporten, verhalen. Op 25-jarige leeftijd werd hij diplomaat, twee jaar na zijn priesterwijding en hij is het gebleven, zelfs toen hij kerkelijk recht doceerde. Zijn geboorte, zijn opvoeding, zijn carrière hebben hem ver [cursief van ons, red. P. en C.) gehouden van het volk. Encyclopedielln waren voldoende om zijn weetgierigheid te bevredigen. E.en keer slechts heeft hij deze [openlijk] bevredigd. Tijdens een kort bezoek aan Parijs. Als vertegenwoordiger van de paus had hij de rang van vorst. Dat wil zeggen. dat hij dag en nacht "beschermd" werd. Hij was toen nog kardinaal Pacelli Gekleed als een eenvoudig priester en vergezeld door iemand uit zijn gevolg. had hij de waakzaamheid verschalkt ............ Waar was de kardinaal heen gegaan? Was hij ontvoerd? Eugenio Pacelli had zich incognito naar de ,Invalides' begeven om zich aan gPpeins over te geven ............ voor het graf van Napoleon." (blz. 87/88) "Drie belangrijke gebeurtenissen illustreren de regering van Plus XII; de totale veroordeling van het communisme als zijnde de leer van het atheistische materialisme, de proclamatie van het dogma van Maria Hemelvaart en de internationalisatie van het Heilige College (van kardinalen, red. P. en C.). Vóór hem hadden andere pausen en speciaal Plus XI [1937, "Divini Redemp·
411
:
i
·,
'~ r 'i
tor!s") het communisme veroordeeld. Niet op dezelfde manier. Zij hadden het veroordeeld zonder de bruggen naar de verdwaalde schapen af te breken, zonder de meest krasse middelen, zonder hen in het nauw te brengen, zonder hen voor het verschrikkelijke dilemma te plaatsen: ·gij of wij. Pius XII heeft de knoop doorgehakt. Men kan geen communist zijn of nauw of van verre verbonden zijn met de communisten en christen tegelijk. Alle communisten met enige verantwoordelijkheid zijn bij voorbaat in de ban gedaan." [blz. 89] Jean d' Hospita! merkt op: "Is Plus XII een grote paus geweest? Is hij een goede paus geweest? De geschiedenis zal het uitmaken. Zij zou wel eens streng tegenover hem kunnen zijn. De nagedachtenis aan Pius XII wordt omhuld door een onbehagelijk gevoel. Laten we klaar en duidelijk een vraag stellen die de waarnemers van alle naties - tot binnen de omheining van Vaticaanstad - op hun lijstje hebben staan: heeft hij geweten van sommige verschrikkingen van de door Hitier gewilde en geleide oorlog? Hij, die te allen tijde en overal beschikte over periodieke rapporten van de bisschoppen, die hun inlichtingen weer kregen van de priesters vanuit hun parochiën, die de biechten aanhoorden - het biechtgeheim is potdicht en beschermt formeel de persoon van de biechtelingen, maar niet hun zonden en nog minder hun gemoedsbezwaren, hun twijfel - wist hij niets af van de tragedie van de conc•entratiekampen, van de gedeporteerden, van de slachtpartij en van "dwarskijkers", de verschrikking van de gaskamers, waar miljoenen joden werden uitgeroeid? En als hij het heeft geweten, waarom is hij dan niet ter plaatse afgedaald in witte monnikspij, de armen gekruist en heeft hij zich niet als zoenoffer aangeboden, om deze misdaad zonder weerga aan de kaak te stellen? Waarom niet geroepen: neen!" [blz. 90/91] Verder schrijft Jean d' Hospita! over "de blijkbare tolerantie tegenover het rassisme" (blz. 92]. "Want", zo schrijft hij, "gelovige zielen kunnen nog zoveel snuffelen in encyclieken, redevoeringen, toespraken van de overleden paus, er is nergens een spoor te vinden over een veroordeling van de "religie van het bloed" door Hitler, de antichrist. Een paar strenge woorden ná de Duitse ineenstorting, dat is alles. De Osservatore Romano, het blad van het Vaticaan, heeft een keer in begin 1958, tijdens het leven van Pius XII, een hele pagina gewijd aan de teksten die zijn veelvuldige interventies ten gunste van "de vrede en gerechtigheid" zouden moeten vaststellen. U zult er niet vinden wat gij zoekt: het·brandmerk. Gij zult tevergeefs zoeken naar de veroordeling zowel naar de letter als naar de geest van de overduidelijke hoon die de rassentheorie was. Laten we het aan de grote geschiedschrijving over om dat naar waarde te sohatten." [blz. 92]
EEN
9
*
ander gedeelte uit de geschiedenis van het Vaticaan, dat handelt over Plus XII is het feit, dat Plus XII zich geplaatst heeft In de rij van heiligen. Of liever gezegd, "drie feiten bewijzen dat", zegt de schrijver. "Geen paus voor hem had gevraagd begraven te worden tegenover het mal'meren standbeeld van de heilige Petrus. Alsof hij de tweede zuil was van het ohristelijke gewelf rust hij daar." [blz. 92) Het tweede sensationele feit zou zijn dat in de namiddag van de 31-ste oktober 1950, aan de vooravond van de proclamatie van de leer van Maria Hemelvaart, Plus XII in de tuinen van het Vaticaan, tijdens regenweer, een herhaling meegemaakt zou hebben van het wonder van Fatima. Hij zou de zon plotselinJ door de wolken hebben zien breken. Zij draaide als een vurig wiel in duizelingwekkende vaart rondom haar as, terwij 1 ze in alle richtingen reusachtige bundels sprookjesachtig licht verspreidde.
412 11'
Tl~ I ' . I '
Het daarop volgende jaar heeft kardinaal Tedeschini het wonder onthuld "met toestemming van de heilige varder" aan ongeveer 500.000 bedevaartgangers, het veroorzaakte in de katholieke massa's nogal wat terughoudende en gegeneerde reacties. "Het derde feit is beklemmend. Wij zijn in 1954. Eugenio Pacelli is ernstig ziek. Men vreesde voor zijn leven. Hij heeft een verschijning. Aan zijn hoofdeinde ziet hij het liefelijke gelaat van Jezus. Hij "droomde" niet. Hij was "klaar wakker en helder." Een jaar later machtigt hij een Italiaans geïllustreerd tijdschrift dit nieuwe wonder te publiceren in een artikel, verlucht met foto's, waarvoor hij een uur en tien minuten geposeerd heeft op een van de terrassen van zijn buitenverblijf te Castelgandolfo. Ze tonen hem in witte soutane, terwijl hij voor èlie gelegenheid opgetrommelde kindertjes zegende, geknield aan zijn voeten, lammetjes strelende ........... . Pius XII door een mirakel bezocht? Goed. Maar men kan de eerste de beste katholiek niet beletten deze publiciteitsetalage te betreuren." (blz. 94) Geen wonder, dat de Romeinse burgerij er de spot mee drijft, want er zijn een aantal anecdotes over die verschijning van Jezus in omloop, zoals de volgende ..... . "Zuster Pasqualina die de kamer binnenkwam, om hem zijn ochtendkoffie te brengen juist op het ogenblik dat hij zijn visioen heeft. Hij bestelt er onmiddellijk twee. Dergelijke enormiteiten van dit genre hebben altijd het einde van een opperste herder vergezeld, of hij nu populair was of niet." (blz.95) Is het wonder dat rondom de verschijning van dit boek en ni•et alleen wegens de heftige aanvallen op paus Pius XII rumoer is ontstaan? Want zo hier en daar raakt de schrijver aan meer heilige huisjes. Bijvoorbeeld over de rijkdommen van de katholieke kerk. Jean d' Hospital schrijft daarover o.m.: "De aanzienlijke rijkdommen van de Kerk tellen niet mee (schr. bedoelt, in vergelijking met de zedelijke winsten van het Vaticaan, red. P. en C.]. Niemand kent de waarde ervan om de uitstekende reden, dat zij niet te schatten zijn. De financiële afdeling van rhet Vaticaan, geleid door een burger, beheert een kapitaal waarvan het bedrag onbekend is. Wat is dat seminarium, dat museum, dat weeshuis, die kerkelijke gift, die kapitale kerk, dat park, dat stuk grond, dat landgoed waard? Deze rijkdommen zijn niet verzameld in een of ander grootboek. Naast de goudreserves worden ook de goederen van het Vaticaan te Rome beheerd. Wat zeker is, zowel het een als het ander bewegen zich in stijgende lijn. De inkomsten ook. Die van de bank van het Vaticaan, die van de fondsen gedeponeerd bij andere banken, waardepapieren, aandelen en de commerciële en industriële beleggingen te Londen, New York en Bern en in mindere mate te Rome zelf ............ " (blz. 138/39). Ook geeft de schrijver hier en daar een vrij objectief beeld van de invloed van de Communistische Partij van Italië. Over de armoede schrijft hij o.m.: "Een miljoen gezinnen in Italië - 10 pct van de bevolking - zijn noodlijdend; 1 miljoen 100 000 andere verkeren in armelijke omstandigheden. Dit komt er op neer, dat tien miljoen inwoners van alle leeftij den tot die groep behoren, voor wie de levensstandaard de laagste is in West-Europa. 200 000 gezinnen leven in kelders; 85 000 in barakken of grotten; 600 000 gebruiken nooit vlees, suiker en wijn; een miljoen gebruiken deze levensmiddelen in slechts onvoldoende mate." (blz. 182] Neen, geen wonder dat Jean d' Hospita! bij het uitgeven van zijn boek moeilijkheden ondervond.
* 413 j
J
I I
DE VOLKSKRANT van 5 mei j.l. schrijft daarover en deelt o.m. mede, dat het boek eerst bij de uitgeverij Fayard te Parijs zou verschijnen. Maar: "Melchior Bonnet en Danilil Rops, beiden verbonden aan de uitgeverij Fayard, de eerste als letterkundig directeur, de tweede als adviseur in religieuze zaken, hadden geëist, dat Jean d' Hospita! twee grote coupures in zijn werk zou aanbrengen: één hoofdstuk over de figuur van Paus Pius XII en een ander over de werkwijze van de Congregatie van het Heilige Officie in de kwestie van de priesteraDbeiders in Frankrijk. Toen hij dit weigerde spraken de twee adviseurs hun veto uit." En verder schrijft de Volkskrant: "De ijver en angstvalligheid waarmee Melchior Bonnet en Daniël Rops elke critiek op het Vaticaan en op de figuur van de vorige paus hebben willen onderdrukken, heeft een averechts resultaat gehad." Overigens noemt de Volkskrant-correspondent te Parijs, van wiens hand de bespreking is, het boek "waardig maar openhartig" en vindt dat er "te veel angstvalligheid rond verantwoorde critiek" is. Maar, zo schrijft hij: "Jean d' Hospita! oordeelt waarschijnlijk harder over de vorige paus dan de feiten en omstandigheden kunnen wettigen." Waarna het blad aanhaalt, "dat Pius XII toen hij nog kardinaal was een werkzaam aandeel heeft gehad in de door zijn voorganger Pius XI uitgevaardigde encycliek ,Mit Brennender Sorge', die een onvoorwaardelijke veroordeling van het nationaal-socialisme inhield". Zeker, maar alleen nadat Hitier alle grenzen t.a.v. de Duitse katholieke massa's had overschreden, hen de ergste vervolgingen had doen ondergaan en dan nog gedwongen door de opstandige openbare mening. Jean d'Hospital schrijft in het begin over Pius XII, dat deze, toen hij nog kardinaal Pacelli was, diplomatieke functies had te München en Berlijn. Maar hij gaat niet in op de aard van deze functies. Welnu, wat deed deze vertrouwensman van Pius XI in de dertiger jaren? Toen Hitier na de capitulatie van de leiders van de Katholieke Centrum Partij, bij de verkiezingen van 1933, aan de macht kwam, zorgde hij ervoor, overeenkomstig zijn principes, de Duitse Katholieke Kerk te gebruiken in zijn anticommunistische kruistocht. Tussen twee haakjes, de Katholieke Kerk is in 1933 de machtigste grootgrondbezitster van het Reich, voor een bedrag van ongeveer 10 miljard Mark, met een opbrengst van ongeveer 300 miljoen Mark per jaar, zonder nog te rekenen de giften en collectes. Op 28 maart 1933 nodigen de Pruisische bisschoppen hun getrouwen uit te Fulda zich "eerbiedig, gehoorzaam en trouw" te tonen jegens "het wettig ontstane gezag". Op 20 juli 1933 tekenen de vice-kanselier Von Papen in naam van het Derde Rijk en kardinaal Pacelli, namens het Vaticaan een Concordaat, dat op 10 september 1933 geratificeerd werd in Vaticaanstad. Artikel 16 van het Concordaat luidt o.m. als volgt: "Voor God en op het Heilige Evangelie zweer en beloof ik te eerbiedigen en door mijn geestelijkheid te laten eerbiedigen de wettelijk tot stand gekomen regering, doordrongen, zoals het mijn plicht is, van het welzijn van de Duitse Staat; ik zal in de uitoefening van het mij toevertrouwde geheiligde ambt stelling nemen tegen iedere schade die haar zou kunnen bedreigen." En de encycliek "Mit Brennender Sorge" dan? Geen illusies! Ook daarna werd het door Pacelli opgestelde Concordaat door paus Pius XI, ondanks het feit dat Hitier regelmatig het overeengekomen pact schond, niet opgezegd. In zijn Pinksterboodschap van 1 juni 1941, op het ogenblik dat Hitier het westen onder de voet had gelopen en zich voorbereidde de Sowjet-Unie aan te vallen, werd de paus wel op bijzondere wijze geinspireerd. In deze radioboodschap (ook aangehaald en geroemd in de nieuwste encycliek van Joannes XXIII) zei hij dat "wij nu reeds zouden willen medewerken aan de toekomstige regelingen
414
'l;l:"'_ van dte nieuwe orde (cursief van ons red. P. en C.) die - zo verwacht en wenst de wereld - zal oprijzen uit de onmenselijke gisting van de hedendaagse strijd." Even verder sprak Pius XII over "het herstelwerk ener nieuwe sociale orde" De vaagheid der woordkeus is opvallend. Hij wilde Hitier niet kwetsen. Ieder· een kon zijn woorden uitleggen zoals hij wenste. In tegenstelling tot de Volkskrant is het eveneens katholieke blad "Oost-Brabant" w o e d e n d over de publicatie van Jean d' Hospital's boek. "Pausen weten alles, doen niets ..... :... " en "Frans journalist misbruikt legende-vorming voor boek ............... " staat er boven een beschouwing, die eveneens op 5 mei j.l. in dit blad verscheen. Wij moeten echter opmerken, dat "Oost-Brabant" de zaken op de kop zet. De schrijver in dat katholieke blad citeert in de eerste plaats onjuist wanneer hij schrijft: "Onze collega gaat zelfs zo ver dat hij openlijk de vraag stelt, waarom die paus niet in zijn witte toog is afgedaald tot midden in al die onvoorstelbare ellende en misdaden." Jean d' Hospita! heeft dat n i e t geschreven (zie ons citaat op bladz. 412 red. P. en C.). Wat de legendevorming betreft, heeft Jean d' H. inderdaad een aantal kwinkslagen in zijn boek verwerkt, maar ............ hij deed dat niet in de passages waar hiJ schrijft over de politiek van Paus Pius XII. Daar laat hij alleen de feiten - zij het o.i. dan onvolledig - spreken.
*
Het Is overbodig de vraag te stellen, waarom de auteur zulke felle aanvallen op Plus XII heeft gericht. Misschien om zijn bewondering voor diens opvolger duidelijker te doen uitkomen? In elk geval: Jean d' Hospita! heeft in zijn boek desondanks zo nu en dan de vinger gelegd op een paar zeer pijnlijke politieke wonden uit het jongste verleden. Daarom alleen al verdient het de aandacht.
J. DUVEEN
415
I
.,,
1:
. :
!'
}
I
I·
I.
Documentatie
Grondbeginselen van de internationale socialistische arbeidsdeling (Besluit van de vertegenwoordigers van de landen in de Raad voor wederzijdse Economische Hulp) I. De Gemeenschap van de socialistische landen en de internationale socialistische arbeidsdeling
HET
socialistische wereldstelsel is de sociale, economische en politieke gemeenschap van vrije, souvereine volkeren, die op weg zijn naar socialisme en communisme, verenigd door de gemeenschappelijkheid hunner belangen en doelstellingen, door de onverbrekelij,ke banden van de internationale solidariteit. De noodzakelijkheid van de nauwe aaneensluiting van de socialistische landen in één stelsel wordt bepaald door de objectieve wetten van de politieke en economische ontwikkeling. De gemeenschap van de socialistische staten is gegrondvest op de in ieder land geschapen, gelijksoortige, economische grondslag - de maatschappelijke eigen· dom van de productiemiddelen; op de overeenkomstige opbouw van de Staat de macht aan het volk met de arbeidersklasse aan de spits; op de overeenstem· ming in ideologie - het marxisme-leninisme. De verenigde inspanning van de volkeren van de socialistische gemeenschap is gericht op de opbouw van het socialisme en het communisme, op de machtige vooruitgang van de economie van elk land en daardoor van het stelsel als geheel, op de verdediging van de revolutionaire successen tegen de kuiperij en van de imperialistische reactie, op de verzekering van een blijvende vrede tussen de volkeren. Het socialistische wereldstelsel is een nieuwe fase van 7ij n ontwikkeling binnen getreden. De aaneensluiting van de socialistiscne staten tot een verenigd kamp, hun steeds sterker wordende eenheid en hun steeds toenemende macht stellen de volledige overwinning van het socialisme en het communisme binnen het gehele stelsel veilig. De gemeenschap van de socialistische landen bereikt zijn doelen door een alzijdige, politieke, economische en culturele samenwerking. Daarbij laten alle socialistische landen zich leiden door de strenge grondbeginselen van de volledige gelijkgerechtigdheid, de wederzijdse erkenning van elkanders onafhankelijkheid en souvereiniteit, de broederlijke wederzijdse hulp en elkaars wederzijds voordeel. Binnen het kamp van het socialisme heeft niemand bijzonderg rechten of privilegiën of kan die hebben. Het zich houden aan de grondbegin· selen van het marxisme-leninisme, van het socialistische internationalisme is een onmisbare voorwaarde voor de succesvolle ontwikkeling van het socialistische wereldstelsel. De landen van het zegevierende socialisme oefenen, zoals W. I. Lenin het voorzien heeft, hun beslissende invloed op het verloop van de maatschappelijke ont-
416
wikkeling in de wereld vooral uit door de economische opbouw. Dank zij de voordelen van de nieuwe maatschappelijke orde, de actieve deelname van de werkende massa aan de opbouw van het socialisme en communisme onder lei· ding van de communistische en arbeiderspartijen, de onverbrekelijke vriendschap en de broederlijke samenwerking, hebben de socialistische landen in een geschiedkundig kort tijdsbestek ongekende successen behaald op het gebied van de productie, de wetenschap en de techniek en de verhoging van de levensstan· daard van de werkers. In iedere socialistische staat worden nationale plannen voor de economische ontwikkeling uitgewerkt, uitgaande van de concrete voorwaarden in het land, de politieke en economische taken, die door de communistische en a!'beiders· partij en gesteld werden en met het in acht nemen van de behoeften en mogelijk· heden van alle socialistisohe landen. De nieuwe maatschappelijke orde maakt het mogelijk, de ontwikkeling van de nationale economie met de ontwikkeling en vestiging van de socialistische wereldeconomie als geheel organisch te verbinden. Van de bijdrage van ieder land hangen de successen van het gehele socialistische wereldstelsel af. De socialistische landen beschouwen het als hun internationale plicht hun energie te richten op het veiligstellen van een hoog groeitempo van de industrillle en agrarische productie van elk land, in overeenstemming met de aan· wezige mogelijkheden; op het geleidelijk op getij k peil brengen van de econo· mische ont·wikkelingsniveaus en op het succesvolle volbrengen van de taak het kapitalistische wereldstelsel in absolute omvang van de industrillle en agrarische productie te overvleugelen en daarna de in economisch opzicht hoogst ontwikkelde kapitalistische landen bij de productie per hoofd der bevolking en ten opzichte van het levenspeil van de werkende bevolking, voorbij te streven. Het volbrengen van deze taken vereist de maximale ontplooiïing van de scheppende gaven en initiatie-ven van het volk van ieder socialistisch land, de industrillle ontwikkeling van alle socialistische landen, de alzijdige verhoging van de productiviteit van de maatschappelijke arbeid, een ononderbroken tech· nische vooruitgang, een voortdurende verbetering van de praktijk van de plan· matige leiding van de economie, het benutten van de collectieve ervaring en de ve!lbreding en verdieping van de economische samenwerking tussen de socia· listische landen. De verbinding met de zorg voor de ontwikkeling van de natio· nale economie van elk land met de gemeenschappelijke zorg voor het vestigen en vel'breden van de economische samenwerking en wederzijdse hulpverlening, is de voornaamste weg naar de verdere vooruitgang van de socialistische wereldeconomie. Tussen de landen van het socialisme zijn verschillende vormen van economi· sche samenwerking en wederzijdse hulp ontstaan en worden verder verbeterd: het coördineren van de economisohe plannen, de specialisatie en samenwerking hij de productie, de internationale· handel, het toestaan van credieten, de tech· nische hulp en wetenschappelijk-technische samenwerking, de samenwerking bij de bouw van economische objecten, de ontsluiting van natuurlijke hulpbronnen, enz. De organisatorische grondbeginselen van de economische samenwerking worden ook steeds verbeterd: het collectie-ve orgaan voor het organiseren van de samenwerking - de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp [RWEH] - is versterkt. Het vestigen en verbreden van de economische betrekkingen van de landen van het socialisme, zal de ontwikkeling van de door W. I. Lenin aangetoonde objectieve tendentie naar de toekomstige schepping van een communistische wereldeconomie, die door de overwinnende arbeiders volgens een eenvormig plan geregeld wordt, bevorderen. In het proces van de economische en wetenschappelijk-technische samenwerking van de landen van het socialisme ontstaat een nieuw type van internationale samenwerking.
417
In tegenstelling tot de internationale kapitalistische arbeidsdeling, die de uitbuitingsverhouding van de zwakke door de sterke tot uitdrukking brengt, die spontaan ontstaat in het verloop van een scherpe concurrentlestrijd en de expansie van het kapitalistische monopolie; die de ongelijkheid van het peil van de economische ontwikkeling verdiept en leidt tot het ontstaan van een kreupele, eenzijdige structuur van de economie van de zwak ontwikkelde landen, - wordt de internationale socialistische arbeidsdeling bewust en planmatig, in overeenstemming met de levensbelangen en de taken van de harmonische en alzijdige ontwikkeling van alle socialistische landen, tot stand gebracht en voert tot de versterking van hun eenheid. De planmatige internationale socialistische a!'beidsdeling draagt bij tot het maximale gebruik van de voordeleJ;l van het socialistische wereldstelsel, tot het vastleggen van de juiste verhouding in de economie van elk land, tot de rationele standplaatsverdeling van de productieve krachten in het raam van het socialistische wereldstelsel, tot een effectief gebruik van de arbeids- en grondstoffenbronnen en tot versterking van de defensieve kracht van het socialistische kamp. De arbeidsdeling moet aan ieder land de afzet van zijn speciale producten garanderen en de voorziening met de vereiste grondstoffen, materialen, uitrustingen en andere goederen. Het doel van de internationale socialistische arbeidsdeling bestaat in de verhoging van de effectiviteit van de maatschappelijke productie, in het bevorderen van het bereiken van een hoog peil van het groeitempo en van de welvaart van de arbeiders in alle socialistische landen, van de industrialisatie 'en van het geleidelijk opheffen van de door de geschiedenis ontstane verschillen in het economische ontwikkelingspeil van de socialistische landen en het scheppen van een materiële basis van de min of meer gelijktijdige overgang naar het communisme binnen een historisch tijdperk. Daarbij draagt de socialistische internationale arbeidsdeling in iedere bisde economische betrekkingen met alle landen van de wereld, l Jggen de socialistisch land afzonderlijk en het socialistische wereldstelsel als geheel voor staan. De internationale socialistische arbeidsdeling wordt opgebouwd met inachtneming van de arbeidsdeling over de gehele wereld. Met de ontwikkeling van de economische betrekkingen met alle landen van de wereld, leggen de sociali'stische landen de grondslag voor de vreedzame coëxistentie van de twee sociaaleconomische stelsels. De communistische en de arbeiderspartij en van de socialistische landen treden op als initiatiefnemers en organisatoren van de internationale socialistische a!'beidsdeling. De ontwikkeling en de vervolmaking van de internationale socialistische arbeidsdeling is een bestanddeel van de wetenschappelijk gefundeerd?. economische politiek van de communistische en arbeiderspartijen van de sociali.stische landen. De socialistische landen hebben een belangrijke stap voorwaarts gedaan in de ontwikkeling van de internationale arbeidsdeling. Overe,enkomst!g de aanbevelingen van de RWEH wordt de internationale specialisatie en samenwerking bij de productie in de machinebouw, in de chemische industrie, in de productie van sommige producten der metallurgie -van ijzer en niet-ijzer metalen [ferro- en nonferro-metalen) en in andere takken van de industrie, uitgebrei-d. De omvang van de wederzijdse warenleveranties van de socialistische landen neemt in hoog tempo toe; in het jaar 1960 is deze in vergelijking met 1950 met het drievoudige toegenomen. Na de beraadslaging van de vertegenwoordigers van de communistische en arbeiderspartijen van de landen, die lid zijn van de RWEH (mei 1958), werd de coördinatie van de economische plannen als de hoofdvorm van de economische samenwerking verder ontwikkeld. Tegelijkertijd beschikt het socialistische wereldstelsel o-ver gunstige mogelijkheden voor het organiseren van een diepgaande arbeidsdeling tussen de aange-
418
r~-j·· l
sloten landen, in het bijzonder op het gebied van de specialisatie en de samenwerking bij de productie en het beter gebruik maken van de voordelen, die daaruit voortvloeien. Er ontstaan bijzonder grote mogelijkheden ten aanzien van het uitwerken van plannen op lange termijn voor de ontwikkeling van de economie van de socialistische landen. Het socialistische wereldstelsel bevordert in de praktijk van de internationale betrekkingen de handhaving van de beginselen van de souvereinHeit en van de gelijkgerechtigdheid, het wederzijdse voordeel en de vriendschap tussen de volkeren. De uitbreiding van de economische samenwerking van de socialistische staten met de landen van Azi!i, Afrika en Latijns-Amerika, die op deze beginselen gegrondvest is, dient als een belangrijke factor voor de zelfstandige economische en politieke vooruitgang van de nationale staten. Het socialistische were'ldstelsel oefent in de tegenwoordige tijd een machtige invloed uit op de totale ontwikkeling in de wereld en ontwikkelt zich tot da beslissende factor in de vooruitgang van de menselijke samenleving.
11. De coördinatie van de economische plannen - het belangrijkste middel voor de succesvolle ontwikkeling en het verdiepen van de internationale socialistische arbeidsdeling
DE ervaringen bij
de ontwikkeling van het socialistische economische wereldstelse'l tonen, dat het belangrijkste middel voor het planmatige verdiepen van de internationale socialistische arbeidsdeling en de steeds nauwer wordende vereniging van de profductieve arbeid van de larrden van het socialisme, in de huidige fase het coördineren van de nationale economische plannen is. Coördinatie van de plannen betekent de vrijwiNige, gemeenschappelijke, planmatige al.'beid van de socialistische landen, die op een maximaal gebruik van de politieke en economische voordelen van het socialistische werel·dstelsel gericht is, in het belang van het verzekeren van de zo snel mogelijke overwinning van het socialisme en het communisme. Coördinatie begunstigt het in praktijk brengen van de politiek van de communistische en arbeiderspartij en, die berust op de wetenschappelijke beginselen van het marxisme-leninisme,_ op het fun'dament van een diepgaande analyse van de mogelijkheden en de behoeften van de ontwikkeling van de economie. Zoals de ervaringen van de economische samenwerking van de leden van da RWEH tonen, moet de coördinatie van lde plannen gericht zijn op de volgend~ met elkaar samenhangende objectieve grondbeginselen van de ontwikkeling van de internationaie socialistische arbeids:deling: - het op de juiste wijze rekening houden met de objectief noodzakelijke verhouding tussen de economische ontwikkeling van ieder land en van het sociaHstisohe were,ldstelsel als geheel, wat er toe bijdraagt de economie van ieder afzonderlijk land evenwichtig te maken; - het verzekeren van een hoog economisch rendement van de internationale socialistische a11beidsdeling, wat tot uitdrukking komt in een snel tempo van de toename van de productie en van een zo groot mogelijke bevrediging van de behoeften van de bevolking in ieder land, bij een minimaa'l gebruik van maatschappelijke arbeid; - het geleidelijk te boven koonen van de door de gesehiedenis veroorzaakte verschillen in economisch ontwikkelingspeil van de verschiliende landen, in de eerste plaats door de industrialisatie van de landen met een betrekkelijk laag pei'l van economische ontwikkeling en op basis van het maximale gebruik van de binnenlandse mogelijkheden van ieder land, zowel als van de voordelen van het socialistische wereldstelsel. Coördinatie van de economische plannen maakt het mogelijk, om een voortdurende overeenstemming te verzekeren tussen de snel toenelmende en zich in hun structuur veranderende maatschappelijke behoeften en de ontwikkeling van
419
I !
de materiële productie in ieder land en in het gehele socialistische wereldstelsel. Het coör1dineren van de economische p'lannen moet in de eerste plaats de belangrijkste takken van de productie omvatten, waarin de internationale specialisatie en samenwerking in overeenstemming met de objectie,ve voorwaarden een toenemende rol speelt en zal spelen, zowel als het transportwezen, dat de internationale warenruN tot stand brengt. De coördinatie zal een steeds grotere betekenis krijgen voor het verbreden P.n verstevigen van de betrekkingen tussen de nationale econo!mieën van de socialistische land,en, voor de verzekering van de planmatig uitgebreide reproductie in ieder land afzonderlijk en daa11door in het socialistische stelsel als geheel. De wederzijdse betrekkingen tussen de economieën van de afzonderlijke landen, die door de a11beidsdel!ng ontstaan, moeten hecht en bestendig zijn, omdat het verstoren daarvan, zelfs slechts in één land, onvermijdelijk leidt tot het verstoren van het "economische rhythme in de andere socialistische landen. Bij het coördineren van de economische plannen moet zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de noodza,kelijkheid, om binnen het raam van het socialistische wereldste.Jsel de productie van de belangrijkste goederen te verzekeren, in zodanige hoeveelheden, als voor het bevredigen van de behoeften van de socialistische landen en voor de voortdurende ontwikkeling van bantlel met andere landen noodzakelijk is. De proporties en de richting van de internationale arbeidsdeling, waardoor het grootst mogelijke nuttige effect van de maatschappelijke productie in ieder socialistisch land en in het socialistische wereldstelsel bereikt wordt, verandert voortdurend onder de invloed van talrijke factoren, in de eerste plaats door de technische 'Vooruitgang. Het rekening houden met de voornaamste tendenties van de technische ontwi,kkeling en de economische resultaten daarvan, maakt het belangrijkste deel uit van het uitwerken van de toekomstplannen door die landen en van de coördinatie van die plannen. Een belangrijke methode voor het coördineren van de economische plannen, voor de specialisatie en de samenwerking in de productie tussen de socialistische landen is het gemeenschappelijk uitwerken van de gegevens over de productie en het verbruik van de belangrijkste producten in het gezamenlijke socialistische kamp of in een groep van de betrokken landen, het opstellen van samenvattende economische berekeningen, analysen en varianten van de oplossingen van diverse economische problemen. Bij het coördineren van de plannen voor de ontwikkeling van de economie is het ook noodzakelijk rekening te houden met het in evenwicht houden van de betalingsbalans. Een grote betekenis voor de succesvolle ontwikkeling van de internationale socialistische arbeidsdeling heb-ben de nationale, materi!!le reserves. De aanwezigheid van reserves maakt de economische betrekkingen tussen de landen hechter en sta•bieler. De voortdurende toename van de invloed van de coördinatie vooronderstelt dat deze: - zowel tussen twee, als tussen meerdere landen plaats heeft. Daarbij wordt er rekening mee gehouden, dat in de toekomst de betekenis van meerzijdige coördinatie zal toenemen; - zich in de eerste plaats met perspectief-plannen bezig houdt, wat het mogelijk maakt de nodig~e veranderingen aan te brengen in de structuur, in de productietechniek enz., in het belang van de verdieping en uitbreiding van de internationale ar:beidsdeling; - gedurende de opstelling van de plannen door ieder land wordt toegepast; - voorziet in maatregeien, die het vervullen van de op elkaar afgestemde verplichtingen met betrekking tot de hoeveelheden, de leveringstermijnen voor de wederzijdse IB'veringen, tot de kwaliteit en tot het technische peil van de te leveren goederen, enz. garanderen;
420
lf
I
- in gemeensahappelijke maatregelen van een reeks van landen bij de oplossing van grotere economische problemen voorziet. De steeds meer omvattende coördinatie van de economische plannen van de socialistische landen vereist het bereiken van overeenstemming over de methodologische grondbeginselen voor het uitwerken van indexcijfers van het plan en van de statistische bewerking in deze landen en op die grondslag de verzekering van de ver,gelijk:baarheid van deze indexcijfers.
DE
111. De hoofdrichting van de rationele arbeidsdeling in de belangrijkste bedrijfstakken
I
verdere verbetering van de internationale, socialistische arbeidsdeling op basis van de coördinatie van de plannen vooronderstelt de versnelde ontwikkeling van zulke vooruitstrevende vormen van de avbeidsdeling, als specialisatie en samenwerking bij de productie, binnen !het sociaHstische kamp. Specialisatie tussen de staten betekent: concentratie van de productie van gelijksoortige producten in één of respectievelijk i.n enige socialistische landen, om te voorzien in de behoeften van de betrokken landen en in verband daarmee de verhoging van het peil van de techniek en de organisatie van de productie, evenals het aanknopen van vaste economische betrekkingen en van samenwerking in de productie tussen die landen. De internationale specia\lisatie leidt tot verhoging van de opbrengst van de productie, tot verlaging van de kostprijs, tot verhoging van de arbeidsproductiviteit, tot verbetering van de kwaliteit en van de technische eigenschapen van de producten. Doordat de internationale specialisatie en samenwerking als een actieve factor van de technische vooruitgang optreedt, bevordert zij de snelle industritlle ontwikkeling van aHe socialistische landen. De internationale specialisatie en samenwerking hebben een grote economische betek,enis voor de ontwikkeling van alle takken van de economie, in het bijzonder voor de machinebouw, de ahemiscihe industrie, de metallurgie van de ferro- en nonferro-metalen. Op basis van de specialisatie kunnen nieuwe productiemethoden, die in overeenstemming zijn met het voortschrijden der techniek, snel toegepast worden. Een zeer belangrijk uitgang,spunt van de veel omvattende verdieping van de specia'lisatie en samenwerking, is de brede doorvoering van de normalisatie, typisatie en standaardisatie, zowel binnen elk land als op internationale schaal, en wel in de eerste plaats voor de materialen, onderdelen, bouwgroepen en eindproducten, voor wier productie het organiseren van de massaproductie en de serieproductie doelmatig is, ter voorziening in de beihoeften van meerdere landen. De belangrijkste vereisten voor de ontwikkeling van de meest rationele richtingen van de _internationale arbeidsdeling in de grondstoffen-, brandstoffen- en energiewinning, als ook voor het veiligstellen van een snelle groei van deze bedrijfstakken, zijn: - de uitbreiding van de eigen grondstoffen- en energiebasis, vooral door versterking van het' geologische onderzoek van de vindplaatsen en verhoging van de doeltreffendheid van dit werk, dat zo nodig, door gezamenlijke arbeid van meerdere landen op bepaalde objecten, die grote vooruitzichten bieden, tot stand kan komen; - de alzijdige ontwikkeling van het winnen van grondstoffen, waaraan in het socialistische kamp een tekort is, met inachtneming van de natuurlijke en economische voorwaarden; - het uitwisselen van progressieve technische ervaringen op het gebied van de winning en het spaarzame gebruik van de verschillende soorten grondstoffen, het opvoeren van de productiviteit bij het winnen van de bodemschatten, van de in exploitatie zijnde mijnen, evenals de verhoging van het peil van het winnen van de bruikbare delen van de grondstoffen;
421
'i'
• - de wederzijdse steun bij de uitbreiding van de takken van mijnindustrie!!n, in hlet
422
De arbeidsdeling in de metallurgische industrie wordt bepaald door de noodzakelijkheid, deze tak in alle socialistische landen in overeenstemming met de aanwezighei'd van grondstoffen, technische brandstoffen en energiebronnen of van de mogelijkheid om een doelmatige invoer van grondstoffen uit andere Janden te ontwikkelen. Uit een oogpunt van doelmatigheid moet de metallurgie vooral in die landen ontwikkeld worden, waardoor de aanwezigheid van grote hoeveelheden erts en technische brandstoffen of ten minste van èen van beide, de grondslag bestaat voor de opbouw van een volledige productiecyclus van grondstof tot eindproduct. Als resultaat van de ontwikkeling van de internationale, socialistische arbeidsdeling op het gebied van de ferro-metalen [met inbegrip van het winnen van metallurgische grondstoffen) neemt het aandeel van de halffabrikaten en eindproducten [ruw-ijzer, walsproducten, buizen enz.) bij de internationale uitwisseling van deze tak van industrie, tot een maximum toe. De arbeidsdeling in de metallurgische industrie moet uit een oogpunt van doelmatigheid zo ingericht worden, dat de toename van de concentratie en de verbetering van de technisch-economische kenmerken van de arbeid in de metallurgische ind4strie der socialistische landen, in de hand gewerkt wordt. Ten gevolge van de voortdurende uitbreiding van het sortiment van de eind· producten van de ferro- .en nonferro-metalen, zowel als van de uiteenlopende behoefte van de moderne industrie aan verschillen'de walsprofielen, staalsoorten en verschillende soorten van nonferro-metaal, is het echter doelmatig de grote metallurgische cambinaten zoveel mogelijk te ve11binden met bedrijven of afdelingen van middelbare of geringe capaciteit, die in overeenstemming zijn met de nieuwste stand van de techniek, voor het pro'duceren van eindproducten. Om de series zo groot mogelijk te maken en daardoor de uitrustingen van de walswerken zo effectief mogelijk te gebruiken, is het doelmatig om de productie van walsgoed volgens profielen te specialiseren en de benodigde walsgoe'dprofielen te ruilen. Om de voorwaarden te schep.pen voor het besparen van materiaal in de machinebouw en in andere takken moet, uitgaande van de internationale specialisatie, de productie van kwalitatief hoogwaardige staalsoorten, plaatijzer, buizen, gebogen en andere allermodernste walsprofielen belangrijk vergroot worden. c) De productie van chemische goederen, in het bij zonder plasticsoorten en andere synthetische materialen, zowel als van kunstmestsoorten moet op doelmatige wijze in alle socialistische landen in versneld tempo ontwikkeld worden. Ieder socialistisch land ontwikkelt de productie van chemische goederen bij voorkeur uit de eigen grondstoffen. Daarnaast wordt ook de productie ontwikkeld van producten, waarvan het gebruik, ondanks het transport over grotere afstanden, voordelig is en waarvan de verwerking, door hun veelvuldig gebruik, verzeke!'d is. De vergroting van het assortiment van de producten van de chemische industrie en de daarvoor benodigde bouw van grote productie-eenheden gaan uit van de internationale specialisatie en de economische samenwerking in deze tak en in het bijzonder voor de bedrijfstakken, die grote investeringen en speciale uitrustingen nodig maken, evenals het uitwisselen van de voortgebrachte sortimenten [verfstoffen, laboratorium-chemicaliën, pharmaceutische preparaten, enz.) d) De machinebouw ontwikkelt zich in alle socialistische landen met gebruikmaking van de voo11delen van de internationale specialisatie en samenwerking. Bij het tot stand komen van de specialisatie moet rekenning gehouden worden met de noodzakelijkheid van een versnelde groei van de machinebouw in die landen, waar deze nog betrekkelijk weinig ontwikkeld is. De toename van de omvang van de productie van de machinebouw bij het gelijktijdig ontstaan van nieuwe takken en soorten van de prolductie, bij voort-
423
durende uitbreiding van het assortiment en verhoging van het technische niveau van voortbrengselen vereist de voortdurende verdieping van de internationale specialisatie en samenwerking in deze bedrijfstak. Specialisatie en samenwerking zijn een belangrijke voorwaarde voor een snellere invoering van nieuwe technische procedés, voor de volle.dige mechanisatie en automatisering van de productie, voor de productie van moderne soorten machines in het socialistische kamp en hun voortdurende technische verbetering. De specialisatie van de productie van machines in de socialistische landen onderling, moet zich niet tot enige soorten of typen afmetingen beperken. In de toekomst is het doelmatig zich in hoofdzaak te concentreren op de specialisatie naar hoofdgroepen en -soorten van de producten van de machinebouw (constructief en technologisch gelijksoortige producten), zowel als op de specialisatie en samenwerking in de productie van complete uitrustingen van gehele productielijnen. Dat schept betere voorwaarden voor de concentratie van de productie, voor det invoeren van de modernste techniek en technologie en ook voor de verbetering van de organisatie van de productie en het gebruik van standaardisatie, typisatie en normalisatie. Een van de richtingen van de arbeidstieling in de machinebouw, die belangrijke perspectieven biedt, is ook de specialisatie en samenwerking bij bouwgroepen en onderdelen. Hierbij is het niet nodig om alle onderdelen, die vo Jf de afwerking nodig zijn, te produceren in het land, dat zich specialiseert op de productie van het eindproduct. De productie van onderdelen en bouwelementen moet bij voorkeur in gespecialiseerde bedrijven plaats vinden. Bij de specialisatie volgens producten moeten de landen, die bepaalde soorten van goederen voor andere landen produceren, garanderen, dat zij volledig in de behoefte van het land dat deze zaken nodig heeft, kunnen voorzien, met inbegrip van de onderdelen die nodig zijn voor de completering. Zij moeten garanderen, dat de geproduceerde machines en uitrustingen een hoog technisch peil hebben en dat reserve-onderdelen verkrijgbaar zijn. In de landen met een onvoldoende metallurgische basis is het doelmatig om in hoofdzaak de productie te ontwikkelen van goederen, die weinig metaal vereisen en veel arbeid. In de landen, die over een goed ontwikkelde metallurgische basis beschikken, moeten zowel de veel metaalgebruikende als de veel arbeid gebruikende soorten van de machinebouw ontwikkeld worden. Daarbij moet de specialisatie van de machinebouw in ieder land, in het bijzonder de productie van technologische uitrustingen tot stand gebracht worden, met inachtneming van de bestaande structuur van de verschillende takken van de economie van die landen en van de veranderingen in die structuur, die in de toekomst te verwachten zijn. De specialisatie van de machinebouw komt tot stanld met inachtneming van de alzijdige toename van het gebruik van nieuwe constructiematerialen, hoofdzakelijk van materialen, die in de chemische industrie geproduceerd worden. e) De specialisatie van de productie van massa-gebruiksgoederen is doelmatig, indien de totale behoefte aan bepaallde sortimenten of modellen in het betreffende land nu minder is, dan voor de meest rationele wijze van produceren bij het bestaande technische niveau vereist is en in de eerstkomende jaren blijven zal. De internationale specialisatie van de productie van verbruiksgoederen mo~t plaats vinden op basis van overeenkomsten tussen de betrokken landen met als doel de maximale bevrediging van de behoeften van de bevolking van deze landen, ev•enals op basis van de veDhoging van de grootte van de series producten en de alzijdige vergroting van de ruil van deze waren om het sortiment op de binnenlandse markt te vergroten. De levensmiddelenindustrie van elk land van het socialistische kamp wordt zo ontwikkeld en gespecialiseerd, dat de zo volledig mogelijke verwerking van de plaatselijke agrarische grondstoffen verzekertel is.
424
f] De verdere ontwikkeling van de landbouw in de socialistische landen wordt bepaald door de noodzakelijkheid, de hoogste levensstandaard in lde wereld voor de werkers te bereiken door de alzijdige verhoging van de productie van levensmiddelen en agrarische grondstoffen. Tengevolge van de verschillen in omvang van de voor landbouw geschikte oppervlakte per hoofd van de bevolking in de socialistische landen en van de verschillen in bodemgesteldheid en klimaat, blijft de uitwisseling van landbouwproducten tussen hen bestaan en worlllt verde10 ontwikkeld. Dat vereist noodzakelijk de coördinatie van de plannen, met inachtneming van de mogelijkheden van de verdere ontwikkeling van de specialisatie tussen de socialistische landen op het gebied van de landbouwproductie, uitgaande van de belangen en mogelijkheden van deze landen. Daarbij moet het probleem van de specialisatie van de landbouwproducten opgelost worden, met inachtneming van de maximaal mogelijke verhoging van de voortbrenging van graan en dierlijke producten in elk socialistisch land. De verhoging van de landbouwproductie en de verhoging van de effectiviteit vereisen ook het coördineren van de plannen en de samenwerking bij de productie van de socialistische landen op het gebied van de bouw van landbouw· machines, chemische hulpstoffen voor de landbouw, synthetisch veevoeder, evenals ·de toeneming van de uitwiisseding van kwaliteitszaden, enz.
IV. De garantie voor een hoog nuttig effect van de internationale, socialistische arbeidsdeling
DE internationale socialistische arbeidsdeling
garandeert de toeneming van de effectiviteit van de maatschappelijke productie en bevordert daardoor de succesvolle volbrenging van de door de communistische en arbeiderspartij en in iedere historische ontwikkelingsfase gestelde economisch-politieke taken. De effectiviteit van de maatschappelijke productie komt in het socialistische wereldstelsel tot uitdrukking in het onafgebroken stijgende tempo van de productiegroei, waardoor het mogelijk is de toenemende behoeften van de volkeren van alle socialistische landen steeds beter te bevredigen en de verschillen in hun economisch peil systematisch te overwinnen. Een voorwaarde voor een hoog economisch effect van de internationale arbeidsdeling in het socialistische wereldstelsel is het tot stand brengen van rationele verhoudingen in de productie door het coördineren van de plannen van de landen en ook door de doelmatige verdeling van de productiecapaciteiten voor de vervaardiging van gelijksoortige of uitwisselbare goederen. Het hoofdcriterium voor het economisch nuttige effect van de internationale, socialistische arbeirl1sdeling is de groei van de prolductiviteit van de maatschappelijke arbed, d.w.z. het bereiken van een productiewijze, waarbij een minimale hoeveelheid materiaal en arbetd nodig is voor de vervaardiging en het transport va.n een bepaald product. Het verminderen van de kosten wor'dt in alle landen bij het verdiepen van de internationale socialistische arbeidsdeling bereikt door specialisatie, optimale concentratie van de productie, verhoging van het technische peil, beter gebruik van de uitrustingen, van de grondstoffen, van de brandstoffen, van de arbeidskrachten en van de geschoolde kaders, door rationele verdeling van de productieve krachten, verbetering van de kwaliteit van de vervaardigde goederen, enz. De verhoging van het nuttige effect van de maatschappelijke productie, gebaseerd op de Ve!'betering van de internationale socialistische arbeidsdeling, is geheel in overeenstemming, zowel met de nationale, als ook met de gemeenSClhappelijke belangen van de lan'den van het socialisme. Het belang van ieder socialistisch land bij het verdiepen van de internationale arbeidsdeling, die van het standpunt van het socialistische wereldstelsel in zijn geheel effectief is, wordt zo dit nodig is, door passende vormen van samenwerking en behulp van
425
'i' r
de zij,de van an:dere socialistische lan!dl')n, verzekerd. De berekeningen van het vergelijkbare economisch nuttige effect van de in· vesteringen en van de productie in de socialistische landen, zowel als het economisch nuttige effect van de buitenlandse handel worden bij de coördinatie 'van de plannen van de lanlden als een belangrijk, hoewel niet enige criterium voor de tot standkoming van rationele wegen tot het verdiepen van de 'internationale socialistische arbeidsdeling gebruikt: . '·'. Een van de belangrijkste metlb.oden voor de beoordeling van varianten ván de sp_ecialisatie van de productie zijn berekeningen, zowel over de huidige kosten van de productie en het transport van de gespecialiseerde goederen, als ook van de speciale benodiglde rnvestering met inacb.tneming van de tijdfactor en de tijd, die nodig is om de investeringskosten terug te verdienen. Daarbij moeten de indexcijfers van de waarde door een systeem van vergelijkbare technisch· economische berekeningen en maten voor de voortbrenging aangevuld worden, waardoor het mogelijk wordt de verschillenlde varianten van de internationale specialisatie van de productie van het standpunt van het economisch nuttige effect alzijdig te kenschetsen. Omdat men er rekening mee moet houden, dat de maatregelen voor de specia· lisatle en samenwerking in de productie voor een langere tijldruimte moeten wor· den uitgewerkt, moet er bij het vergelijken van de indexcijfers van de waard~ en van techniscb.-economlische indexcijfers rekening mee gehouden worden, tlat er in de toekomst verandering in deze kencijfers kan komen, door de invloed van de technische vooruitgang. Behalve berekeningen van het economisch nuttige effect moet, bij de verbetering van de internationale, socialistische arbeidsdeling ook rekening gehouden worden met het veiligstellen van volledige werkgelegenheid, met het in even· wicht houden van de betalingsbalans, met de rol van de betreffende productie, in verband met de verhoging van de maatschappelijke arbe idsproductiviteit in de gehele economie en met het verzekeren van de toenadering van het ontwik· kelingspeil van de landen, met de versterking van de defensieparaatheid en andere factoren. · De voortdurende verhoging van het economische nut van de maatschappelijke productie in het socialistische kamp is van belang vopr de zich voortdurem:I uit· breidende wetenschappelijk-technische samenwerkling van de socialistische staten en specaal voor: - het overbrengen van de ervaringen en behaalde successen bij de vooruitgang op alle gebieden van de productie, van de wetenschap 'en de techniek alsmede yan de wederzijdse hulp bij de scholing van de kaders; - de specialisatie en coördinatie van de onderzoekings-, projecterings- en constructiewerkzaamheden als één van de belangrijkste delen van de rationele specialisatie van de productie zelf; - gemeenschappelijke onderzoekings- projecterings- en constructiewerkzaamheden en de verbetering van de organisatievormen van 'collectie·ve werkzaamheiden, de concentratie van de wetenschappelijk-technische krachten door !;ipecialisatie en coördinatie van de werkzaamheden bij het oplossen van de voor een snellere economische ontwikkeling belangrijkste problemen; - het uitwisselen van ervarlingen op het gebied van de productie-organisatie en de bedrijfsleiding in de bedrijven en de bestuursorganen. 1
v.
De verbinding van de internationale specialisatie van de productie met de alzijdige ontwikkeling van de economie der afZonderlijke socialistische landen
JN
het socialistische economische wereldstelsel zijn er gunstige voorwaarden aanwezig, niet alleen voor de con-sequente en planmatige verdieping van de arbei'dsdeling tussen de landen, maar ook voor de vorming van rationele, 'com·
426
plexe, onderHng vervlochten en elkaar wederzijds aanvullende takken van de economie in ieder land. Dat betekent de schepping van een economische structuur, die op meerdere bedrijfstakken in de socialistische landen berust, die de industrie en de landbouw, de mijnbouw en de verwerkende industr~e!!n, de productie van productiemLddelen en de productie van consumptiegoederen tot een optimaal complex verbindt en tot verhoging van het tempo en van de effectiviteit van de economische ontwikkeling bijdraagt. De internationale specialisatie, evenals de ontwikkeling van nationale complexen van bedrijfstakken in ieder socialistisch land, zijn wederzijds noodzakelijk. Alleen op basis van hun harmonische verbinding kan het meest volledige en meest economische gebruik van de productieve krachteJI van ieder socialistisch land en van het socialistische kamp als geheel gegarandeerd worden. De tendentie om een in zichzelf gesloten complex van de economie te scheppen, op kosten van de verdieping van een rationele, internationale arbeidsdeling of omgekeerd een eenzijdige internationale specialisatie van de economie, kunnen tot een vermindering van de effectiviteit leiden, tot verlangzaming v_an het tempo van de economische ontwikkeling, zowel in ieder socialistisch land, als ook in het stelsel als geheel. De econoniische complexen, evenals de internationale specialisatie van de productie, ontstaan geleidelijk, vanuit het standpunt van de aparte landen en van het gehele socialistische stelsel, op basis van het zo nuttig mogelijk toepassen van de volgende factoren: - de aanwezige en voor in bedrijfneming bestemde productiecapaciteit, de bronnen van arbeidskracht, de mogelijkheden van de groei en de kwalificatie van het kader; - van het bereikte peil van het nationale inkomen, van de accumulatie en de consumptie in de economie, van de mogelijkheden van ·de verhoging van het peil daarvan, en daarvan afhankelijk het opnemingsvermogen van de binnenlandse markt; - de natuurlijke rijkdommen evenals de toestand van de bodem en van het klimaat; - de geografische ligging van het land tegenover andere landen, de aanwezige internationale verbinding•swegen en de mogelijkheden om die verder te ontwikkelen; - de ontstane economische betrekkingen met de socialistische landen en met de andere, landen in de wereld, de mogelijkhe'den van de toekomstige uitbreiding daarvan en van het aanknopen van nieuwe betrekMngen. Daarbij mag de rol van de natuurlijke voorwaarden en van de historische tradities niet overschat worden; hun effectiefste en beste gebruik moet samengaan met het scheppen van nieuwe voorwaarden en tradities in overeenstemming met de taken van de socialistische en communistische opbouw. Het economische complex moet in ieder land zo doelmatig ontwikkeld worden, dat het economische peil daardoor voortdurend stijgt. Dat vereist voor dl!es in ieder land de zo groot mogelijke ontwikkeling uan de sociallistische industrie als de leidende tak van de economie en de ga.rantie, dat in de eerste plaats de ,productie van productiemiddelen de voorrang krijgt. De schepp•ing van een zo voordelig mogelijk economie-complex in ieder land vereist: - de ontwikkeling van de eigen brandstoffen-, energie- en grondstoffenindustrie op basis van het zo goed mogelijke gehruik van de eigen bronnen met inachtneming van het economisch nuttige effect vanuit het standpunt van het belang van het land en van het gez.amenlij ke socialistische kamp; - het verhogen van het aandeel van de economische takken, die de basis voor de technische vooruitgang in de economie vormen, in het bijzonder van de machinebouw en de chemische industrie; de ontwikkeling van de industrie van bouwmaterialen, evenals die van de
427
lichte en de levensmiddelenindustrle, die berusten op het gebruik van de eigen grondstoffen en in hoofdzaak in de eigen behoefte voorzien; - de ontwikkeling van een modern transport- en communicatiewe7Jen; - de ontwikkeling van de landbouw in een zaldanige omvang, dat die zoveel mogelijk in de belhoeften van het eigen land voorziet, ten aanzien van levens· middelen, veevoeder en grondstoffen voor de industrie; de tot dat doel vereiste verhoging van de intensiteit bij de voornaamste takken van de landbouwproliuctie in alle landen en het ontginnen van nog braakliggende gronden, die in de productie betrokken kunnen worden; - het volledig tewerkstellen van de gehele valide bevolking; - de versne'ide industriële ontwikkeling van die streken van het land, die op een laag economisch peil staan; - het alzijdig p!'ofiteren van de voordelen van de internationale specialisatie van de productie in het socialistische kamp en van de mogelijkhelden tot uitbreiding van de handel met de kapitalistische staten. In die productietakken, die in alle of in de meeste Janden ontwikkeld worden, is het doelmatig de specialisatie tussen de staten voor enkele soorten goederen te verdiepen. Bij de ontwikkeling van de specialisatie moet niet alleen gelet worden op de behoeften van de socialistische landen, maar ook op de mogelijkheden van de export over de grenzen van het socia1istische wereldstelsel. Naast de alzijdige ontwikkeling van de economie van ieder land draagt de internationale socialistische arbeidsdeling bij tot de vorming van productiecomplexen waarin meerdere socialistische landen betrokken zijn.
VI. Het overwinnen van de historisch ontstane verschillen in het economische peil van de socialistische landen
DE Janden van het socialistische wereldstelsel zijn hun opbouw
begonnen met een verschillend peil van ontwikkeling van hun productieve krachten. In het wezen van het socialisme ligt wetmatig de noodzakelijkheid van de nivellering van het economische pei1 van die landen opgesloten. De hoogste levensstandaard van de gehele wereld voor de volkeren van de socialistische staten en de min of meer gelijktijdige overgang naar het communisme, kunnen alleen door het scheppen van de daartoe vereiste productievoorwaarden in ieder land gegarandeerd worden. De materiële voorwaarden voor de opbouw van het communisme worden door de scheppende arbeid van de volkeren van elk der landen en de voortdurende verhoging van hun bijdragen voor de vestiging van het socialistische stelsel geschapen. De opheffing van de verschillen in het peil van de economische ontwikkeling heeft een betere gebruikmaking van de voordelen van de internationale socialistische arbeidsdeling tot gevolg en is tegelijkertijd één van de factoren voor de versnelling van het tempo van de economische ontwikkeling van het socialistische stelsel in zijn geheel. Deze bevordert de opbouw van de best mogelijke verhoudingen voor reproductie op vergrootte schaal binnen het socialistische wereldstelsel. In het verloop van de opbouw van het socialisme en het communisme worden de wezenlijke verschillen in het ontwikkelingsniveau van de productiekrachten, die samengaan met de historische voorwaarden van de economische ontwikkeling in die landen onder het kapitalisme, opgeheven. De socialistische landen zullen, wat betreft de omvang van het nationale inkomen en de industriële productie per hoofd van de bevolking en wat betreft de effectiviteit van de landbouwproductie, steeds dichter bij elkaar k•omen. Dat vereist de snellere ontwikkeling in die landen, die een minder hoog economisch peil hebben, in verhouding tot de andere socialistische landen. Het gelijktrekken van het peil van de economische ontwikkeling van de lan-
428
den betekent niet, dat daardoor alle verschillen, die voortvloeien uit de eigenaardigheden van de natuurlijke hulpbronnen, uit de klimatologische omstanld•igheden, de natuurlijke eigenaardigheden in de structuur van het ve1:1bruik en in de levenswijze van de bev
VII. Arbeidsdeling en warenruil tussen de socialistische landen
DE
internationale, socialistische aiJbeidsdeling is de basis voor de warenruil tussen de socialistische landen, die op het beginsel van 'de gelijkgerechtigdheid berust. Een overeenkomstige organisatie van de warenleveringen en een wijze van verrekenen op de socialistische wereldmarkt, die daaraan aangepast is, heeft tot taak om tot de planmatige verdieping van de arbeid•sdeling tussen de socialistische landen bij te dragen. In overeenstemming met de ontwikkeling van de arbeidsdeling is het noodzakelijk om de vormen van de verhoudingen tussen geld en waren steeds te verbeteren. De praktische tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de internationale
429
'I
~--~~~-~-~~-~~-~~~~---------------
\
specialisatie en samenwerking, die door de bevoegde organen van de landen zijn aangenomen, vereist het af,sluiten van langlopende bi- en multi-laterale handels- en andere verdragen, die de omvang en de voorwaal'den voor de levering van goederen van de gespecialiseeroe prülductie bepalen, evenals de verantwoordelijkheid van de partner voor het nakomen van zijn verplichtingen voor het leveren van de voornoemde producten, voor hun vereiste technische niveau, kwaliteit en levering,stermijn. Daarbij is het doelmatig geleidelijk de praktijk van de multi-laterale handels- en betalingsverdragen toe te passen. De multi-laterale coördinatie van de plannen en de daarop gebasee.rde aanbevelingen voor de specialisatie en samenwerking bij de productie moeten het in evenwicht brengen van de betalingsbalansen van elk der socialistische landen veilig stellen, in het bijzonder op basis van de steeds meer verbreide vormen van de multi-laterale verrekeningen. Daarbij moet er rekening mee gehouden worden, dat het in evenwicht brengen van de betalingsbalans niet het zelflde betekent, als het in evenwicht brengen van de betalingen voor de verschillende warengroepf'n en producten. Het nakomen van de verplichtingen, die in de handels- en andere verdragen zijn opgenomen, in het bijzonder ten opzichte van de overeengekomen hoeveelheden, de kwaliteit van de waren en de leveringstermijnen, moeten als voorname verplichtingen van de socialistische staten beschouwd worden. Het is noodzakelijk het systeem van de prijsvorming op de socialistische wereldmarkt steeds te verbeteren, in overeenstemming met de eisen van de planmatige verdieping van de internationale socialistische arbeidsdeling, met de voortdurende toename van de warenruil, met de versnelling van de ontwikkeling van de socialistische wereldeconomie, terwijl tegelijkertijd de voorwaarden voor een geleidelijke overgang naar een eigen prijsbasis geschapen worden.
DE grondbeginselen van
*
de internationale socialistische arbeidsdeling zijn de uitdrukking van algemene wetmatighetden van da ontwikkeling van het socialistische wereldstelsel. Ze vloeien voort uit het karakter van de betrekkingen tussen de socialistische staten, uit het door hun bereikte peil van ontwikkeling van de productiekrachten en de economische samenwerking. Ze houden rekening met de concrete economische en politieke taken, waar de verschillende landen en waar het gezamenlijke wereld,stelsel van het socialisme voor staan. In overe~enstemming met de verdere ontwikkeling en consolidatie van de economische samenwerking van de landen van het socialisme en met het opdoen van verdere ervaringen bij de verwerkelijking van de internationale specialisatie en samenwerking bij de productie, zullen de uiteengezette grondbeginselen op het gebied van de internationale, socialistische arbeidsdeling verbetero, aangevuld en gepreciseerd worden.
430
l
PARTIJ-DOCUMENTEN:
. '
' I
I
i
Mededeling van het Dagelijks Bestuur der CPN Het dageliJks bestuur van de CPN verzoekt ons het volgende mede te delen:
In "De Brug", het orgaan van de zogenaamde Socialistische Werkers Partij, is een verklaring van de redactie van dit blad over de uitslag der gemeenteraadsverkiezingen gepubliceerd. Naar aanleiding van de nederlaag van de SWP in Amsterdam, wordt daarin o.a., gezegd: "Vierduizend stemmen in Nederlands hoofdstad is een te smalle basis om partijpolitiek in de traditionele zin mee te maken." Zo wordt het bankroet van de groep Gortzak en Wagenaar ook door haar leiders bevestigd. Het. dagelijks bestuur van de CPN is van mening, dat deze verkiezingsuitslag slechts tot de conclusie kan leiden, dat de tegen de CPN gerichte aetivitcit moet worden beëindigd en dat de SWP ontbonden dient te worden. Tegenover het failliet van de SWP staat, dat het stemmental van de CPN in twee verkiezingen met meer dan 40.000 is toegenomen. Dit toont het toenemende vertrouwen dat in de Communistische Partij en haar politiek wordt gesteld. Voor hen, die een tijdlang de Bruggroep hebben gesteund, moet dit een les zijn. Wie voor de belangen van de avbe~dersklasse en de vrede wil optreden, kan dit alleen doen in de Communistische Partij. Het dagelijks bestuur is bereid hen, die niet als candidaat of indiener van de SWP-lijst bij de verkiezingen zijn opgetreden tegen de CPN, in de gelegenheid te stellen zich als lid van de CPN te melden. AMSTERDAM, 2 juli 1962.
•
431
'
Ontvangen boeken. Dr. H. M. van Hulten, De collectivisatie van de Landbouw in de Volksrepubliek
Polen, 1944-1960, Proefschrift, 1962. [De schrijver, die twee jaar in Warsjawa gestudeerd heeft, komt tot de voorwaardelijke conclusie, dat collectievisatie een passende oplossing biedt voor de Poolse landbouwproblemen.) E. K. van Fange, Creativiteit in het beroep, Prisma-reeks, Het Spectrum, 1962.
[Een poging van een Amerikaanse auteur om de rol van de wetenschappelijke en technische vooruitgang alsmede de remmen daarop te onderzoeken. De voornaamste oorzaken van de onbevredigende toestand: de rol van de monopolies, de koude oorlog, de sociale verhoudingen, worden niet onderzocht).
J.
Lunink Prak, Nederland wordt wakker! Critische beschouwingen over de Nederlandse welvaartsstaat. Uitg. Kosmos Amsterdam-Antwerpen, 1962. [Een verzameling voornamelijk in De Telegraaf verschenen artikelen, waarin hij o.m. vergelijkende cijfers over het loonpeil in Nederland en elders geeft, zich een voorstander toont van versnelde concentratie in de industrie en oproept om "de kansen" die de Euromarkt volgens hem biedt, te benutten.)
Dr.
LesZie Palmer, Indonesia and the Dutch, Oxford University Press, 1962.
[In dit boek geeft de Nieuw-Zeelandse auteur een overzicht over de diplomatieke geschiedenis van de Indonesische strijd voor onafhankelijkheid. Hij toont een duidelijke voorkeur voor figuren als Sjahrir en Natsir en verwijt de Nederlandse regering, dat zij de Indonesische "extremisten" in in de hand heeft gewerkt. Van belang is het hoofdstuk over het NieuwGu!nea-confl!ct.)
MEDEDELING AAN DE LEZERS!
Het eerstvolgend nummer zal
begi~
october verschijnen. Redactie P en C.
432
UNSER WELTBILD Een interessante pocket-reeks in de Duitse taal. Prijs per deeltje van f 1.80 tot f 4.15. Leverbare titels: •
Oktoberrevolution und Philosophie
•
Philosophie und Einzelwissenschaft
• Zur Geschichte der vormarxschen Philosophie • Wissenschaftliche Weltanschauung und religiöser Glaube •
Sozialismus und Humaaismus
•
Mikrosoziologie und Klassenkampf
•
Philosophische Probieroe der revolutionären Praxis
•
Philosophische Probleme des Uebergangs vom Kapitalismus zum Kommunismus
•
Ueber die Entwicklung sozialistischer Persönlichkeiten
•
Kurzer Abriss der Logik
•
Das Atom und die Philosophie
•
Die deutsche Philosophie von 1895-1917
• Die deutsche Philosophie von 1917-1945 •
Die deutsche Philosophie nach 1945
•
Geistige Wiederaufrüstung in Westdeutschland
•
Der Anti-kommunismus - Ideologie des Klerikalmilitarismus
•
Spektralanalyse
•
Der dialektische Determinismus in Natur und Geselischaft
"Unser Weltbild" is een uitgave van: VEB Deutscher Verlag der Wissenschaften te Berlijn. Voor Nederland: P E G AS U S
_,,.... ,.~, Leidsestraat 25
-
Den Haag, Hobbemastraat 57
-
Rotterdam, Hoogstraat 143.
Een vlotte roman, waarin de mensen echte mensen blijven, in wier verlangens en vreugde men van harte kan delen:
GABRIELA, passie en politiek door Jorge Amado 364 blz., geb. f 8,90
Jachtavonturen uit de oerwouden van Siberië:
IN DE TAIGA door lwan Aramiljow
285 blz., I 1,25