Auf der schönen grünen Donau….(Roeiverhaal voor bij de centrale verwarming.) “Daar zou ik nog wel’s willen roeien” zei Tjitske Bouma een tijd geleden toen ze een artikel over de Donaudelta gelezen had. Ik ook wel. Dus toen ze vorig jaar op de website van de DRV (Duitse KNRB) zag dat er een tocht georganiseerd werd in dat gebied stuurde ze me een mail met info en de vraag : ”Ook iets voor jou?” Ja, absoluut! Het ging om een tocht over de 3 grote rivierarmen van de Donau en de watertjes daartussenin die 15 roeidagen zou duren. Althans, zo heette het eufemistisch want toen we de data in onze agenda blokten bleek het in totaal om 20 dagen te gaan. We hebben nog een tijdje aangehikt tegen de vraag of 3 weken in een roeigroep van 12-13 m/v wel leuk zou zijn en blijven maar we wilden allebei zo graag dat we besloten de gok te wagen en ons aan te melden.
Zo troffen we midden augustus in het Roemeense stadje Brâila onze ploeggenoten, met aan kop onze Fahrtenleiter (Fl) Rainer, een bolle, botte bullebak van zo’n 150 kilo, en zijn aardige secondant Jens. We bleven er een extra dag, een “bufferdag”, bedoeld om eventuele tegenslag bij het aanreizen op te vangen, en slenterden door de straten van de oude stad waar de grandeur van het Habsburgse verleden van het plaatsje nog door de afbladderende verf van de gevels schemerde. De volgende dag legden we de boten in het water, een loodzware vier, een iets minder zware drie en een zware twee; bagage erin, wij erin en de tocht kon beginnen. De noordelijke of Chilia-arm
De drie rivierarmen lijken op elkaar maar zijn ook verschillend. Al na een uur varen kregen we bij het grensplaatsje Galați te maken met een bijzonderheid van de noordelijke arm: in het midden loopt de grens tussen Oekraïne en Roemenië. Dat betekende angstvallig stuurboordwal houden en geen bochten afsnijden of de luwte opzoeken hoewel dat die dag goed van pas was gekomen. Bij onze middagpauze op een paardenweitje dook er een vriendelijke douanebeambte op die onze paspoorten wilde zien en onze gegevens in een beduimeld notitieboekje schreef. Even plotseling als hij gekomen was verdween hij ook weer. De dag erna werden we op het water aangehouden door een motorboot van de Roemeense grenspolitie (Poliția de Frontieră, PdF). Men wilde paspoorten zien, paperassen en o.a. doel van de reis weten en reisdoel van die dag. Dat was Izmail, aan de andere oever, in Oekraïne dus. Oei! Daar was een Stempel voor nodig en die hadden we niet. Die was te bekomen in de provinciehoofdstad Tulcea, 120 km stroomopwaarts, geen optie, of in Sulina, stroomafwaarts maar aan de middelste rivierarm. Ook geen optie want niet voor donker te bereiken. Er ontspon zich een eindeloze discussie (“Inwoners van EU hebben sinds ’04 geen visum meer nodig voor Oekraïne” ”Wij voeren alleen maar EU-regels uit”) maar uiteindelijk haalde onze Fl bakzeil en beloofde naar Sulina te varen. Vlak voor Izmail echter belde hij zijn contact ter plaatse met het plan de Oekraïense douane te vragen ons van het water te halen. Aldus geschiedde. Het duurde nog zeker 2 uur voordat die douaniers kans hadden gezien ons en onze bagage op hun aftandse sovjetcomputers in te klaren en al die tijd lag de motorboot van de PdF aan de overkant beteuterd in het riet. Daarna was het dus zaak om angstvallig bakboordwal te houden. Dat lukte uitstekend en zo bereikten we het dorp Vylkove waar we een paar dagen verbleven in een bijna paradijselijk vakantieparkje.
Vylkove ligt midden in een streek waar veel Lipovanen wonen, nazaten van Oudgelovigen die na een schisma in de Russisch Orthodoxe Kerk in de 18e eeuw door de
Tsaar vervolgd werden en een veilig heenkomen zochten aan de grenzen van het Russische rijk, tussen het water en het riet. Ze hebben de naam heel lekker te koken. Dat kunnen we volmondig beamen. En dankzij de Oost-Europese gastvrijheid en onze koelbox (Fresskiste) konden we de volgende dagen heerlijk picknicken met alle restjes die overbleven. Op onze tocht naar de Zwarte Zee bijvoorbeeld, naar het 0-km-punt van de Donau, of de tocht door een kanaal noordwaarts naar de Zwarte Zee, of de tocht door Vylkove, net Giethoorn maar dan op z’n Oekraïens…
Paradijselijk of niet, we moesten toch weer verder. Het plan was om de rivierarm over te steken, naar Periprava, en daar via binnenwateren in een paar dagen naar de middelste arm te varen. Maar aan de andere oever wachtte ons de Roemeense PdF. Weer paspoorten, paperassen, geen Stempel. Hetzelfde gepalaver nam een aanvang (“EUburgers hebben geen stempel nodig om EU binnen te komen””Wij voeren alleen maar EU-regels uit”), de chef werd gebeld, het Duitse consulaat, een hogere chef, maar er hielp geen lieve moedertje aan: die Stempel moest gehaald worden en wel in Sulina. De PdF, wijs geworden, liet ons niet meer uit het oog. Het was intussen hoog tijd voor onze lunch en de Fl vroeg deemoedig of we even konden pauzeren. Dat kon, en men wist een goede plek, het PdF-“station” want dat had (=bestond uit) een steiger. Verder stond er nog een grote gammele tafel en een roestig fornuis waarop een PdF-man meteen koffie voor ons ging koken. Een ander dook de achtergelegen velden in en kwam terug met een enorme watermeloen en handen vol tomaten. Zo werd het toch nog gezellig.
De PdF-mannen wisten dat het kanaal verderop smal was en dichtbegroeid en stelden voor ons een eindje te slepen. Uiteindelijk hebben ze ons helemaal naar Sulina gesleept. De middelste of Sulina-arm Het kostte onze Fl zeker nog een uur of 2 voor hij de Stempel te pakken had en in die tussentijd regelden enkele bemanningsleden onderdak voor ons en de boten. Een voorbijganger had een broer met een pension die ons kon herbergen en een ander wist een loods waarin we de boten konden stallen. Die moest de volgende dag gesloten blijven en dus konden we niet roeien. Tijd te over om het plaatsje te verkennen. Het eerste dat in het oog –en in de smaak- viel was de levendige kade met winkels, cafés, terrassen, fruitverkopers, grote Turkse schepen en vervallen maar elegante gebouwen uit de bloeitijd van het stadje rond de vorige eeuwwisseling. Toen was het een bruisend haven- en handelsstadje aan de Zwarte Zee, met een gemêleerde bevolking van Grieken, Engelsen, Joden, Russen, Armenen e.d.. Sporen daarvan zijn nog terug te vinden op een van de 3 toeristische attracties ter plekke, de internationale begraafplaats waar iedere nationaliteit zijn eigen perceeltje had. We hebben het, evenals de vuurtoren-annexmuseumpje en het strand, allemaal trouwhartig bezocht. Het bijzondere van Sulina is dat het niet over land, via de weg bereikbaar is maar alleen over water. Voor vervoer naar en van de provinciehoofdstad Tulcea zijn er veerboten, het overige transport gebeurt met motorboten. En die vormen dan ook het typerende van deze Donau-arm: er wordt veel en hard met die dingen rondgerausd. Ook op de binnenwateren. Onze Fl moest vanwege familieomstandigheden plotseling terug naar Duitsland en de leiding werd overgenomen door de -veel te- aardige Jens, bijgestaan door het efficiënte talenwonder Susanne, vloeiend in Russisch, Frans en Engels, en haar vriend Tom. Tom had gps op zijn mobiel en stippelde in het vervolg de routes uit. Voor de eerste tochten had hij mooie rondjes bedacht maar omdat we de zijkanalen die zijn gps aangaf niet konden vinden werden dat heen-en-weertjes. Geen probleem: mooi weer, schitterende natuur, lekker roeien, gezellige bemanning, niks aan de hand. Lastiger werd het toen we verder trokken, stroomopwaarts, en we vanwege de stroming via binnenwateren wilden varen. Ook daar raakten we verstrikt in de jungle van de Donau-delta. Dus dan maar over de hoofdarm tegen de stroom in trappen tot het zijkanaal naar Caraorman.
Dat is een bijzonder gebied van zandruggen en duinen die in de loop der eeuwen zijn opgeworpen door de steeds wisselende beddingen van de Donau. Het is zo’n strikt beschermd natuurgebied dat je er alleen met een gids kunt komen. Zo klommen we op een ochtend op een boerenkar achter een trekker en lieten ons er rondrijden en -leiden. Onderweg tekenden zich aan de horizon spookachtige staketsels af, betonnen restanten van een immense glasfabriek die Ceausescu in dit gebied had gepland, die een week heeft gefunctioneerd en na diens ontijdig einde meteen werd stilgelegd. Nu huizen er alleen nog ezels.
We moesten weer verder en afscheid nemen van de lekkerste ciorba (vissoep) van Roemenië die in ons pension in onuitputtelijke hoeveelheden werd geserveerd. Ook nu weer, hoe ezelig kun je zijn, zouden we via binnenwateren varen om de tegenstroom in de hoofdarm te vermijden en ook nu weer raakten we verdwaald. Gelukkig was er een visser -in motorboot- die ons een stukje verder sleepte naar een plek waar we onze weg weer konden vinden. Dat lukte prima, zij het dat we verrast werden door een paar varkens die knorrend in het riet opdoken en voor onze boten langs naar de overkant zwommen om zich bij hun maatjes te voegen. En we verderop stuitten op een dwars over het water gevallen boom waar we onze 3 boten met veel moeite langs konden manoeuvreren. Tot onze verbijstering werden we even later voorbij geracet door een motorboot. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.
Dat bleek ook toen we de hoofdarm weer bereikten. Daar zou aan de overkant ons pension moeten staan. Helaas, het stond er niet. Waypoints klopten niet. Bij onderling overleg dreven we in rap tempo weer richting Zwarte Zee. Twee vissende jongens op de wal wisten ons in het Engels te vertellen dat het pension 3 km stroomopwaarts te vinden was. Dat werden 3 hele zware kilometers. De volgende dag was het flink bikkelen om tegen de stroom in de laatste kilometers weg te trappen naar het kruispunt met de zuidelijke arm. De zuidelijke of Sfântu Georghe-arm Daar leek het wel vakantie: rustig en ontspannen meanderde de Donau door het groene landschap, wij lieten ons meevoeren en meanderden af en toe mee.
Na een paar dagen bereikten we het eindpunt van onze Donau-tocht, Sfântu Georghe. Dat is een vissersdorpje waar recentelijk een zak EU-penningen is leeggestrooid; het heeft een nieuwe en vrijwel lege jachthaven, een iets beter beklant restaurant en een informatiecentrum voor de Donaudelta dat altijd dicht is. Maar het heeft ook een prachtig strand aan de Zwarte Zee, doel van onze eerste roeitocht daar. Sfântu Georghe is ook het eindpunt van de TID (Tour International Danubien), een kanotocht over de Donau die jaarlijks gehouden wordt en die start in Ingolstadt, in Duitsland. De hele tocht duurt een week of 7 maar je kunt ook een of meer etappes meevaren, ook in roeiboten. De kanoërs arriveerden een dag later, troffen bekenden in onze ploeg en maakten de afspraak de volgende dag gezamenlijk een tocht om een schiereiland langs de kust te maken. Maar er stond zoveel wind dat 2 kano’s in moeilijkheden kwamen. Alleen door doortastend optreden van de burgemeester en de reddingsdienst werd een drama voorkomen. De kano’s dropen vervolgens af naar het dorp, onze twee had ook geen zin meer om de woelige baren op te gaan maar de loodzware vier maakte nog onverstoorbaar een afscheidsrondje op de Zwarte Zee. ’s Avonds legde de veerboot naar Tulcea aan, met vereende krachten werden de kano’s op de dekken geladen en met veel passen en meten ook onze 3 roeiboten. De volgende ochtend vroeg vertrok de boot, we vonden een plekje op het bovendek en bekeken de Donaudelta nu eens van bovenaf. Geleidelijk begon onze groep uit elkaar te vallen, ieder ging zijns/haars weegs en wij via Boekarest en Amsterdam weer naar huis. Nagenieten van een onvergetelijke tocht.
De Hunze bij 0-km punt van de Donau. Op de achtergrond de Zwarte Zee. Opmerkelijkheden
Van de strijd in Oost-Oekraïne hebben we vrijwel niets meegekregen; ook niet via de grote tv-schermen die in sommige gelegenheden aan de muur hangen. We werden uit Nederland via Whatsapp bijgepraat. We hadden ons geen zorgen hoeven maken, de sfeer in de bemanning is de hele tijd goed geweest. Ondanks de ingelaste rustdagen hebben we alle dagen geroeid, m.u.v. de bufferdag in Brâila en de toeristische dag in Sulina, toen de loods op slot was. En ook m.u.v. Tjitske die behept was met een hardnekkige diarree waarvoor ze zelfs een ochtend in het ziekenhuis in Sulina is opgenomen. Op rustdagen bleef ze aan de wal en op roeidagen stuurde ze veel. De arts die Tjitske weer in het pension afleverde vertelde dat we de (zij-)kanaaltjes op Toms gps niet konden vinden omdat die ’s zomers helemaal dichtgroeien met riet en andere groeisels. Tjitske is niet makkelijk kwaad te krijgen maar was verontwaardigd dat we met 𝐟𝐢𝐞𝐭𝐬kaarten onze weg moesten vinden in de delta. Goede waterkaarten van het gebied zijn er doodeenvoudig niet. Qua afstanden was het roeien soms wel afzien maar het meeste afzien zat ’m in de zere billen die zich vanaf dag 2 (t/m dag 20) manifesteerden. Vaak wist je niet meer hoe je zitten/roeien moest. Iedereen, M en F, had er last van. Jammer genoeg waren er geen vogelkenners in onze ploeg en zijn we het zelf ook niet. De enige bijzondere vogels die we gespot hebben zijn pelikanen. Grote aantallen zwerfhonden overal, zowel in Oekraïne als in Roemenië. Zitten rustig en lief te wachten tot ze iets krijgen. Opvallend veel Roemenen spreken een (klein) mondje Engels.