Atriumfibrilleren…een kwestie van vocht?
Researchopdracht ter afronding van de opleiding tot Circulation Practitioner. 14 september 2011 Vera van der Velden
Wie is….. Vera van der Velden A-verpleegkundige sinds 1989 Oncologie en hematologieopleiding gevolgd en14 jaar werkzaam geweest in Daniel den Hoed kliniek IC-verpleegkundige sinds 2006, werkzaam op IC-Volwassenen 2 van het Erasmus MC
2
Inhoud presentatie Voorstellen ziekenhuis Geschiedenis slokdarmcarcinoom Motivatie Onderzoeksvraagstelling Onderzoeksmethode en resultaten Conclusie en aanbevelingen Rol Circulation Practitioner Literatuurlijst 3
Erasmus MC
Dijkzigt ziekenhuis Sophia kinderziekenhuis Daniel den Hoed kliniek
IC-Volwassenen = level 3 IC met traumafunctie. Totaal 40 bedden, verdeeld over drie units: 2 algemene units van 32 bedden en 1 unit in Thoraxcentrum met 8 bedden Aantal opnames 2010: 1284
4
Geschiedenis slokdarmchirurgie
Eerste slokdarmresectie succesvol uitgevoerd in November 1914 bij een 67-jarige vrouw. De operatie werd uitgevoerd door Dr. Torek.
Deze arts was een pionier op het gebied van de van de slokdarmchirurgie. Annals of surgery okt 1939
Franz J.A Torek (*1861- †1938) 5
Aantallen en oorzaken
jaar
1989
2009
geslacht
mannen
vrouwen
Diagnose
684
1966
incidentie
10:100.000
3:100.000
Precieze oorzaak slokdarmkanker onbekend maar veel risicofactoren bekend zoals leeftijd, geslacht, roken, overmatig alcoholgebruik, obesitas, chronische reflux enz. In Nederland 600 slokdarmoperaties per jaar. Sinds 2007 : 29 ‘hoogvolume-ziekenhuizen’. Erasmus MC verricht 75 operatie per jaar.
Oesofagusresectie met buismaagreconstructie
6
De oesofagusresectie met buismaagreconstructie De plaats van de tumor bepaalt de operatieve benadering: • transthoracale benadering (= TTE): tumor proximaal en midoesofageaal ( t.h.v. en boven de carina)
• transhiatale benadering (= THE): tumor gelegen onder niveau van de carina
7
Postoperatieve complicaties Algemene postoperatieve complicaties • trombose • wondinfecties • nabloedingen Specifieke postoperatieve complicaties na buismaagreconstructie • Longontstekingen • naadlekkage • Heesheid beschadiging stembandzenuw • Hartritmestoornissen>> atriumfibrilleren 8
Motivatie Postoperatief regelmatig atriumfibrilleren bij buismaagreconstructie Oorzaak atriumfibrilleren heel divers: overvulling, ondervulling, naadlekkage, infecties, trombo-embolieën, manipulaties in de thorax of …?
Op dit moment is binnen de IC-Volwassenen moeilijk te differentiëren waardoor dit atriumfibrilleren veroorzaakt wordt Invoering nieuw protocol goed moment om te onderzoeken of dit invloed heeft op ontstaan atriumfibrilleren 9
Onderzoeksvraagstelling Is, na invoering van de nieuwe circulatoire richtlijn* binnen het buismaagprotocol, de frequentie van optreden van atriumfibrilleren significant veranderd? Wordt de nieuwe circulatoire richtlijn van het buismaagprotocol nageleefd?
*deze circulatoire richtlijn is onderdeel van het medisch protocol: oesofagusresectie met buismaagreconstructie, auteur Dr. J.v. Bommel. 2010 10
Buismaagprotocol Aankomst op IC
Extubatie
Mits hemodynamisch stabiel, adequaat en pijnvrij. Overleg bij luchtwegprobleem.
Analgesie
EDA adequaat? Paracetamol voor halswond Opiaat iv 2e keus
Circulatie
MAP> 70mmHg: zie Appendix A algoritme Circulatie TV 2 ltr./ 24hr.: streef zo mogelijk naar 0-balans Atriumfibrilleren: rate control Nadroparine 5700 IE 6-8hr. postop (NB EDA!)
Voeding
Mobiliseren
Ontslag afdeling
Niets per os SV 21ml/hr. op dag 1 (behalve coloninterponaat) Cave reflux: elevatie torso 30-40°
Ademhalingsoefeningen met FT vanaf extubatie Mobiliseren vanaf dag 1 volgens schema
MAP> 70mmHg zonder medicatie. Goede analgesie EMV score maximaal Uit bed geweest
11
PiCCO-algoritme
12
Onderzoeksmethode (1) Retrospectief, eerste 48 uur postoperatief Inclusiecriteria: patiënten die slokdarmresectie met buismaagreconstructie hebben ondergaan • groep 1: patiënten geopereerd in 2008 • groep 2: patiënten geopereerd tussen april 2010 t/m maart 2011 en postoperatief behandeld volgens protocol Exclusiecriteria:
• patiënten met pre-excistent chronisch atriumfibrilleren • patiënten die pre-operatief al dialyse afhankelijk zijn
13
Onderzoeksmethode (2)
Groep 1: selectie 67 patiënten: 7 patiënten geëxcludeerd, totaal 60 overgebleven Groep 2: selectie 63 patiënten: 3 patiënten geëxcludeerd, totaal 60 overgebleven NB: in groep 2: 30 patiënten met PiCCO-data als subgroep bekeken.
14
Verzamelde data Hartfrequentie, hartritme pre- en postoperatief Vochtbalans en PiCCO: C.I, GEDVI, EVLWI Mean Arterial Pressure (laagste) Magnesium, Kreatinine, Kalium, Hb Temperatuur, leucocyten Amiodarone, lasix Operatietechniek Complicaties Alle parameters 1e 48 uur postoperatief
15
Verschil in ‘circulatoir’ handelen
Groep 1
Groep 2
MAP > 80 mmHg
MAP > 70 mmHg Nul balans gedefinieerd als VB: 0 - + 500 ml
Volumemonitoring m.b.v. PiCCO 16
Demografie Groep 1 N = 60 70
Groep 2 N = 60 70
62
59
60
60
50
50
40 30 20
64
61
28
40
TTE
30
THE
18 9
10
gem leeftijd
5
0
gem leeftijd TTE
27 21
THE
20
7 5
10 0
mannen
vrouwen
mannen
vrouwen 17
Gemiddelde vochtbalans per groep
18
Incidentie atriumfibrilleren
16,6%
18,3% 16,6%
19
Statistiek AF
Groep 1
Groep 2
Groep PiCCO
N
60
60
30
Aantal AF
10
11
5
ODDS ratio = 1 20
Gemiddelde laagste MAP per groep
21
Statistiek MAP en VB
N Map
VB
Mean SD 95% CI Mean SD 95% CI
60
60
30
69 11 (66.2 , 71.8) 1667 1302 (1338 , 1996)
66 11 (63.2 , 68.8) 1398 1818 (938 , 1858)
66 10 (62.5 , 69.5) 1350 1875 (1283 , 1417)
22
Eindconclusie 1 Er is geen significant verschil tussen de incidentie van atriumfibrilleren tussen de patiënten van de groepen 1 en 2
In de subgroep van groep 2, de groep met PiCCO monitoring, is ook geen verandering te zien in het optreden van atriumfibrilleren Ondanks de mogelijkheid tot nauwkeuriger volumemonitoring is er nauwelijks verschil tussen de vochtbalansen in beide groepen Op basis van de beschikbare gegevens kan niet geconcludeerd worden of PiCCO-monitoring van toegevoegde waarde is 23
Eindconclusie 2
Wordt het protocol nageleefd:
Nee
Een aanzienlijk aantal mensen heeft een MAP < 70 mmHg Gemiddelde vochtbalans is positief terwijl nulbalans nagestreefd moet worden Inzetten van de PiCCO monitor gebeurt niet consequent: meerdere oorzaken aan te wijzen Kennis van de PiCCO monitor bij IC-verpleegkundigen en IC-artsen lijkt onvoldoende te zijn 24
Eerste aanbeveling Verpleegkundig protocol buismaagreconstructie • betere monitoring van de vochtbalans: bij voorkeur 4 maal daags bepalen (PDMS) • EDA-blok • fraxiparine / TED-kousen • voedingsbeleid • PiCCO-algoritme
25
Tweede aanbeveling Kennisniveau PiCCO verbeteren door klinische lessen en bed-side teaching aan zowel IC-verpleegkundigen als IC-artsen
• eerste serie klinische lessen reeds gegeven • aansluithandleiding PiCCO gemaakt • tweede serie klinische lessen in ontwikkeling
26
Derde aanbeveling Aanpassen PiCCO-algoritme: • huidige algoritme is onhandig en omslachtig • begint met GEDVI maar ScvO2 is logischer • bloeddruk als uitgangspunt discutabel • behandeling slokdarmkanker is vastgelegd in zorgpad voorstel nieuw PiCCO-algoritme
27
Voorstel nieuw PiCCO-algoritme Aansluiten aan PiCCO streefwaarden: C.I > 2.5 EVLWI <10
AF: protocol AF (sluit naadlekkage uit!) Anemie: richtlijn transfusie
Circulatie probleem? - Hypotensie, oligurie - Lactaat ≥ 3.0 mmol/L ScvO2 <70%
ScvO2 > 70%
Toename SV> 10% na fluid challenge (250 ml vocht)
Slechte perifere circulatie
ja Meer vocht op geleide SV
nee
ja
Inotropie op geleide SV
Vasodilatator NTG
nee Expectatief
doel Streef MAP > 70 mmHg VB: nulbalans
MAP >70mmHg Hb≥ 4.3 mmol/L/ cardiale pat ≥ 6.2 Art Sat ≥ 92% Daling lactaat met 20% / 2 uur ScvO2 ≥ 70%
Herhaal flowchart iedere 2 uur als doel niet bereikt is
Vierde aanbeveling Meer research over dit onderwerp • In 2012 nogmaals zelfde data verzamelen en deze vergelijken met groep 1 • vochtbalans beter? • incidentie atriumfibrilleren verandert? • kennisniveau PiCCO verbetert? • inzet PiCCO 100%?
29
• Bedside-teaching
• Expert-user op gebied van (invasieve) monitoringsystemen
• Vertaalslag maken van medische protocollen naar verpleegkundige praktijk • Ontwikkelen van nieuwe protocollen • Evalueren • Evidence based Medicine en best practice als best verkrijgbare zorg
Research en innovatie
• Deskundigheidsbevordering dmv klinische lessen
Kwaliteitsbewaking
Educatie en vraagbaak
Rol Circulation Practitioner
• Verpleegkundig onderzoek initiëren en uitvoeren
• Implementeren van vernieuwingen en veranderingen op het gebied van de circulatie
30
Literatuurlijst 1. Ma JY, Wang Y, Zhao YF, Wu Z, Liu LX, Kou YL, Yang JJ. Atrial fibrillation after surgery for esophageal carcinoma: clinical and prognostic significance. World J Gastroenterol. 2006 jan 21;12(3):449-52. 2.Trappe HJ, Brandts B and Weismuller P. Arrythmias in the intensive care patient. Current opinion in critical care 2003, 9:345-355. 3. Oshima K, Kunimoto F et al. Evaluation of respiratory status in patients after thoracic Esophagectomie using PiCCO system. Ann Thorac vasc Surg Vol 14 No.5 (2008) 4. Malhotra SK, Kuar RP, Gupta NM, Grover A, Ramprabu K, Nakra D. Incidence and types of arrhythmias after mediastinal manipulation during transhiatal esophagectomy. Ann Thorac surg. 2006 jul; 82(1):298-302 5. Seely AJ, Ivanovic J, threader J, et al. Systemic classification of morbidity and mortality after thoracic surgery. Ann Thorac
Surg.2010 Sep;90(3):936-42; discussion 942. 6. van Heijl M, van Lansschot JJ, Blom RL, Bergman JJ, ten Kate FJ, Busch OR, Reitsma JB, Obertop H, van Berge Henegouwen MI. Outcomes of 16 years of oesophageal surgery: low postoperative mortality and improved long-term survival . NTVG. 2010;154:A11567.
31
Literatuurlijst 7. Kobayashi M, Koh M, Irinoda T, Meguro E, Hayakawa Y, Takagane A. Stroke volume variation as a predictor of intravascular volume depression and possible hypotension during the early postoperative period after esophagectomy. Ann Surg Oncol. 2009 May 16(5):1371-7. 8. Casado D, Lopez F, Marti R. Perioperative fluidmanagement and major respiratory complications in patient undergoing esophagectomy. Dis Esophagus 2010 sep;23(7):523-8 9. Camm AJ, Kirchhof P et al. Guidelines for the management of atrial fibrillation. European society of cardiologie. 2010. 10. Murthy SC, Law S, Whooley BP, Alexandrou A, Chu KM, Wong J. Atrial fibrillation after esophagectomy is a marker for postoperative morbidity and mortality. J Thorac Cardiovasc Surg. 2003 Oct;126(4):1162-7. 11. Kuppusamy MK, Chance FD, Helman JD, Deeter M, Koehler RP, Low DE. Assessment of intra-operative haemodynamic changes associated with transhiatal and transthoracic oesophagectomy. Eur J Cardiothorac Surg. 2010 jul 6. 12. Tisdale JE, Wroblewski HA, Wall DS, Rieger KM, Hammoud ZT, Young JV, Kesler KA. A randomized, controlled study of amiodarone for prevention of atrial fibrillation after transthoracic esophagectomy. J Thorac Cardiovasc Surg. 2010 jul;140(1):45-51. 13. Grotenhuis BA, Wijnhoven BP, Grune F, van Bommel J, Tilanus HW, van Lansschot JJ. Preoperative risk assessment and prevention of complications in patients with esophagal cancer. J Surg Oncol. 2010 Mar 1;101(3):270-8. 32
Literatuurlijst Protocollen Erasmus MC
Oesofagusresectie met buismaagreconstructie. Medisch protocol 2010. Auteur Dr. J. van Bommel.
New onset (<48 uur) atrium fibrilleren met hemodynamische gevolgen bij volwassenen. Medisch protocol 2010. Auteur Dr. D. Dos Reis Miranda.
Internet
www.mlds.nl: Maag, lever, darmstichting.
www.ikcnet.nl: Nederlandse kankerregistratie.
Boeken
Urden LU, Stacy KM, Lough ME. Critical Care Nursing, diagnosis and management 2010.
Higgins TL, Steingrub JS, Kacmarek RM, Stoller JK. Cardiopulmonary critical care 2002.
33
Bedankt… Begeleidend intensivisten Lucia Jewbali, Jasper van Bommel en Robert van Thiel voor hun expertise
Paul Rebers voor zijn tempo CTG: Hans Sloot, Rianne de Clerck en Marian van Pelt voor hun ondersteuning Jos, mijn man, voor alle hulp met de computer
34
Vragen ??
35
PiCCO-algoritme
36
Volumemonitoring PiCCO-groep
‘actie’waarde:
> 12
> 800
< 2,5
37
Opmerkelijke observaties Het percentage atriumfibrilleren, gemeten over alle 120 patiënten, is hoger bij de patiënten die een THE hebben ondergaan dan bij de patiënten die een TTE hebben ondergaan →THE 22% versus TTE 14%. Er bij 19% van alle 120 patiënten complicaties zijn opgetreden . Er is geen relatie tussen het optreden van AF en complicaties Ter correctie van de vochtbalans is er in groep 2 meer lasix gegeven dan in groep 1 38