Artikel kritisch internetgebruik
Bovenbouwers en kritisch internetgebruik: feiten en zes tips Wat kunnen kinderen al en wat moeten ze nog leren?
Anja Rutgers van der Loeff Specialist taal en zaakvakken bij abc onderwijsadviseurs
Begrijpend lezen! Daar zijn de methoden vooral op gericht. Maar hoe zit het dan met begrijpend Internetgebruik, vragen leerkrachten. Kinderen oefenen tijdens Begrijpend Leesonderwijs vooral met voorgeselecteerde teksten. Daarnaast leren ze hun vaardigheden op een breder aanbod van teksten en bronnen toe te passen. Tot die bronnen hoort zeker ook Internet. Hoe kunnen scholen leerlingen leren om niet alleen met begrip te lezen, maar ook te internetten?Feiten en zes tips. Begrijpend Internetgebruik Een leergang Begrijpend Internetgebruik bestaat nog niet. Toch gebruiken kinderen juist deze bron steeds meer. Kunnen ze er het kaf van het koren scheiden? Weten ze nog wat ze zochten? Begrijpen ze de informatie? Kunnen ze de informatie plaatsen? En vooral: wat wilden ze ook al weer met de informatie gaan doen? Leerlingen zijn vaardige gebruikers van het Internet 1 Een deel van de kinderen van de e - generatie is vaardig gebruiker van het Internet. Veel kinderen zijn technisch handig. Ze kunnen goed zoeken op een pagina, ze gebruiken de structuur, de iconen en de kleuren van een pagina en navigeren handig in een website, ze hebben een onderzoekende flexibele houding. Ze gebruiken de links goed en weten strategieën te combineren. Ze proberen alle mogelijkheden uit: podcasts, weblogs, foto’s, forums en chatten. Sommigen verwerken de informatie in een eigen website, spreekbeurt met filmpje of demonstratie. Allemaal onthouden ze strategieën. Allemaal kunnen ze hun praktische kennis snel en efficiënt aan elkaar doorgeven. Dat is maar goed ook: niet alle kinderen hebben thuis evenveel mogelijkheden, en het is dan ook prettig dat ze hun praktische ervaring op school makkelijk met elkaar kunnen delen. Maar met praktische gebruiksvaardigheden zijn leerlingen er nog niet. In ieder geval niet binnen het onderwijs, en bij het gebruiken van Internet als kennisbron.
Niet iedere bron is bruikbaar Kinderen vinden het erg moeilijk om te beoordelen of websites bruikbaar zijn. Ze zijn eraan gewend dat de meeste informatie voor ze voorgeselecteerd is. Vol vertrouwen beginnen ze aan websites zonder verduidelijkende plaatjes of met te moeilijke teksten. Even vooraf beoordelen is er niet bij. Als ze halverwege moeten afhaken, zijn ze teleurgesteld. In de bibliotheek weten kinderen best dat ze een 1
Veen (2000) doet daar uitspraken over. Kuiper (2005) en Droop (2005) beschrijven praktijkervaringen en doen aanbevelingen. Het Expertisecentrum (Droop) maakte een cd-rom met praktijkvoorbeelden. Andere voorbeelden komen uit ervaringen met Digiwijzer (het abc 2004) en vanuit het project Dynamisch Werkstukonderwijs met Web 2.0 van de Kennisrotonde van Kennisnet Ict op school 2007) .
1
Artikel kritisch internetgebruik
boek even kritisch moeten bekijken voordat ze het gaan lenen. Maar als het om Internet gaat, hebben ze vaak het volste vertrouwen in de eerste de beste website, vooral als een zoekmachine die aanbiedt. Kritisch bronnen beoordelen moeten ze leren! Kennisstructuren en denkvaardigheden zijn voorwaarde Internetgebruik binnen het onderwijs vraagt naast internetvaardigheden ook om andere vaardigheden. Om te beginnen is er een stevig fundament van kennis en denkvaardigheden nodig. Die basis helpt om nuttige vragen stellen, antwoorden te begrijpen en informatie een plaats geven.
Als je als leerling wilt weten hoe giraffes leven , dan moet je niet alleen de kaart van Afrika begrijpen, maar ook kunnen omgaan met termen als leefgebieden en savannes. Je moet je daarbij iets kunnen of willen voorstellen, en bijvoorbeeld op zoek gaan naar foto’s, foto’s bekijken en beschrijven. Ook is het belangrijk dat je weet dat dieren aangepast zijn aan hun leefomgeving. Wat zou daar te eten en te drinken zijn, en waar? Waaraan is er misschien tekort? Wat is er genoeg? Wat is er daar anders dan bij ons, waardoor daar wél giraffes leven en hier niet?
Zonder dit soort noties, kennisstructuren, vergelijkvaardigheden en nieuwsgierigheid leidt een zoektocht al gauw tot losstaande brokjes informatie die niet bijdragen tot het uitbreiden van kennis en dus ook niet van woordenschat. Kennis is dus nodig om meer kennis te verwerven. Dat is geen cirkelredenering, maar een pleidooi voor een stapsgewijs integreren van informatievaardigheden in het onderwijs in taal en zaakvakken. Iedere leraar kent de presentaties met een letterlijke opsomming van alle facetten van het leefgebied van de giraffe. Iedere leraar herkent dat veel kinderen met veel overgave lettterlijk informatie reproduceren. Het zijn de meest onzekere kinderen die de informatie het meest letterlijk gebruiken. Wat begrijpen ze eigenlijk? Stellen ze zich er iets bij voor? Juist dat moeten ze nog leren. Wat is er nodig? Om informatie te verwerven en te verwerken hebben kinderen kennisnetwerken en denkvaardigheden nodig. Niets nieuws dus, want dat is met begrijpend lezen ook al zo. Maar het gaat bij geïntegreerd Internetgebruik wel om complexere toepassingen in een meer uitgebreide leeromgeving. De beste manier om hieraan te werken is door Internetgebruik stapsgewijs te integreren in thematisch onderwijs in taal en in de zaakvakken. Van tevoren kan in de klas een gezamenlijk kader van kennis in schema gezet worden, achteraf kunnen samen gegevens verwerkt worden. Ook houdt de leraar zicht op het proces van informatieverwerving. Hij kan sturen en hij kan zorgen dat begrijpend leesvaardigheden óók gebruikt worden als Internet de bron is. In tip 1 t/m 3 en in tip 6 gaat het om deze stapsgewijze invoering bij thema’s. Naast geïntegreerd gebruik is ook cursorisch oefenen van voorwaardelijke vaardigheden erg nuttig. Voor dat laatste verwijzen we naar de Internetlessen die binnen het project Dynamisch werkstukonderwijs met Web 2.0 zijn ontwikkeld. In tip 4 en 5 geven we daarvan voorbeelden. Tip 1: laat filmpjes bekijken die bij de thema’s passen die u behandelt Over de meeste thema’s bestaan geschikte filmpjes en soms, bijvoorbeeld bij technische onderwerpen, ook animaties. Als kinderen die op hun netvlies hebben tijdens themagesprekken, kunnen ze zich vaak beter voorstellen wat er verteld en gelezen wordt. Laat daarom vooral de kinderen die een minder rijke ervaringswereld mee naar school brengen, voorafgaand aan of tijdens
2
Artikel kritisch internetgebruik
de behandeling van thema’s filmpjes bekijken. Geef ze de opdracht en plaats de filmpjes op de computers, of kijk samen met de beamer. Tip 2: Laat kinderen regelmatig iets van hun vondsten demonstreren of presenteren! Als leerlingen het resultaat van hun internetwerk aan klasgenoten en aan hun leraar demonstreren of presenteren, snijdt het mes aan veel kanten. 1. Kinderen worden gedwongen om informatie op hun eigen manier te formuleren. Als een leerling een proefje dat ze op Internet gevonden heeft, en waarover ze op Internet de achtergronden gelezen heeft, aan klasgenoten demonstreert en daarna uitlegt, dan is de kans dat hij haar informatie met de neus in het papier gaat voorlezen kleiner. Hetzelfde geldt als een leerling een animatie, na voorbereiding en bestudering, in eigen woorden voor de klas toelicht. Alles wat in eigen woorden gezegd wordt, is winst! Ook het demonstreren van weblogs en podcasts is natuurlijk prima, zeker als kinderen erbij vertellen wat ze ervoor hebben moeten doen en hoe ze aan de informatie gekomen zijn. Een beamer is daarbij natuurlijk een prachtig instrument! 2. Kinderen die plezier hebben in presenteren steken andere kinderen aan 3. Als leraar houd je bij de demonstraties door leerlingen goed zicht op hoe kinderen gezocht hebben, of ze de rode draad hebben kunnen vasthouden en wat ze met de informatie hebben kunnen doen 4. Als leraar kun je gerichte en positieve feedback geven. Dat kan aanstekelijk en sturend werken voor de andere kinderen. Tip 3: Laat kinderen samenwerken Samenwerken biedt veel meer kansen om samen een voorstelling te maken van de informatie, en om aan elkaar te beschrijven wat je ziet en denkt. Over samenwerking vindt u meer in het artikel van Ineke Bakker (abc onderwijsadviseurs).
Tip 4: Sluit aan op informatie die past in thema’s Wat gaan jullie straks in de klas doen met de informatie? Hoe gaan jullie straks jullie materiaal in de klas presenteren? Gaan jullie daar schema’s bij gebruiken? Welke? Of gaan jullie juist een proefje demonstreren, of ons laten zien hoe de dieren in het regenwoud bewegen? Laten jullie ons straks een demonstratie zien van hoe de ridders in de middeleeuwen zich kleedden? Of van hoe de kastelen eruitzagen? Op welke vragen krijgen we van jullie straks een antwoord? Natuurlijk hoeft het niet altijd in groepjes of tweetallen. Ook individueel moet een leerling met bepaalde vragen uit de voeten kunnen Goed onderwijs in taal en zaakvakken legt de basis, en als de basis goed is, is het belangrijkste gebeurd. Maar het is ook erg belangrijk om de basis breed inzetbaar te maken en de flexibele, onderzoekende houding ook in het onderwijs te gaan gebruiken. Leerlingen hebben daar hun leraar hard bij nodig! Het beste kan dit thematisch en stapsgewijs aangepakt worden. In een traject waarbij bruikbare websites en webquests gebruikt worden, die goed aansluiten op de thema’s die u behandelt, kan telkens een stap verder gezet worden naar integratie van internetgebruik in het onderwijs en in de thema’s. Goede bronnen zijn daarvoor nodig. Een volgende stap is dat kinderen ook zelf steeds beter leren zoeken, en zélf bronnen gaan beoordelen op bruikbaarheid.
Tip 5: Leer kinderen om bruikbare bronnen te selecteren! Selecteren kunnen kinderen leren. En vooral door het ze veel te laten doen. Oefenstof met stapsgewijs steeds iets minder voorgeselecteerde bronnen kan daarbij helpen. Op de Website van Dynamisch Werkstukonderwijs met Web 2.0 vindt u onder Internetlessen voorbeelden van dit soort oefenstof. Deze lessen zijn zonder kosten te downloaden.
3
Artikel kritisch internetgebruik
Twee meisjes van 9 zoeken met Internetkaart 8 van Dynamisch Werkstukonderwijs met Web 2.0 informatie over wonen. De opdracht is om drie websites over wonen met elkaar te vergelijken. Wat vinden ze van de websites en waarom vinden ze dat? Wat zijn hun criteria? Ze beantwoorden de opdrachten van de Internetkaart. Ze beoordelen de websites daarop. Eén website heeft mooie tekeningen, gemaakt door een meisje van 8. De tweede website heeft mooie foto’s en geeft leesbare en begrijpelijke informatie, maar is als geheel niet echt mooi. De derde website, die over iglo’s gaat, is wel interessant maar bevat teveel tekst per kopje. Informatief is dat er een plattegrond van een iglo op staat. De meisjes vullen hun bevindingen in onder de criteria, en geven een eindoordeel. En passant oefenen ze ook praktische vaardigheden, zoals het snel wisselen van websites op het beeldscherm: ook dat is nodig als je websites vergelijkt.
In dit voorbeeld zie je hoe kinderen oefenen om het kaf van het koren te scheiden. Je ziet ook dat ze tegelijkertijd andere vaardigheden oefenen: ze lezen, gebruiken en vergelijken de teksten op de websites, beoordelen de informatie en de toegankelijkheid daarvan. In dit voorbeeld zijn de te vergelijken drie websites over wonen voorgeselecteerd. Op latere Internetkaarten zijn de opdrachten qua denkvaardigheden gemakkelijker, maar er zijn geen voorgeselecteerde links meer. Zo leren kinderen stapsgewijs om zelf bronnen te beoordelen. De Internetkaarten bevatten een korte cursorische leergang. Ze geven voorbeelden van het soort oefenstof dat voorwaardelijk is voor een zelfstandiger gebruik. Tip 6: Leer kinderen zoeken! Ook leren zoeken heeft een praktische en een inhoudelijke kant. De Internetkaarten geven praktische oefenstof. Kinderen oefenen met indexen, alfabetische lijsten, Control Find en “Zoeken”. Inhoudelijk gaat het erom de zoekvraag te formuleren die past bij je doel.
Ga je als groepje een toneelstuk maken over de tijd van Monniken en Ridders en wilt je weten hoe ridders zich kleedden, dan moet je een website met geschikt plaatmateriaal zoeken. Ga je een presentatie houden over olifanten, dan is het goed om het geluid met Internet aan je klasgenoten te demonstreren.
De Internetkaarten geven voorgestructureerde opdrachten om dit soort informatie te zoeken. Ze leiden de kinderen naar de meest geschikte vragen en de meest geschikte websites, zodat de kinderen later, als ze vrij informatie gaan zoeken, weten hoe en waar ze terechtkunnen. Tip 7: Vertel kinderen vooraf waarop ze beoordeeld gaan worden! In alle gevallen is het belangrijk en eerlijk om leerlingen te informeren waarop je ze gaat beoordelen. Lees over de aspecten die met samenwerking te maken hebben daarvoor het artikel van Ineke Bakker (abc onderwijsadviseurs). Goede voorbeelden van beoordelingscriteria vooraf vindt u bijvoorbeeld in de Webquests van de Verver Foundation. Als voorbeeld noemen we http://www.webquests.nl/matrix/wq083/ over de kringloop van het water. Een goede webquest vertelt vooraf wat er van kinderen verwacht wordt bij
4
Artikel kritisch internetgebruik
hun zoektocht op het internet. Goede webquests worden in toenemende mate in leermiddelen verwerkt. Wat doen leraren en scholen nu al Veel methoden bieden al geschikte stof om kinderen te leren kritisch met Internet om te gaan. Wie daar ervaring mee opdoet leert over de mogelijkheden. Een groot aantal geschikte webquests en websites per thema is gratis beschikbaar. Alleen op grond van ervaring kunnen leraren en scholen beleid gaan bepalen. Wat beginnende scholen nu in ieder geval al kunnen doen: 1. goed en up to date onderwijs geven in taal, begrijpend lezen en de zaakvakken 2. voorwaarden als hardware en systeembeheer nader verzorgen 3. deelvaardigheden inoefenen met lesmateriaal zoals de ontwikkelde Internetlessen van het project Dynamisch werkstukonderwijs met 2.0. 4. toepassingen als GIS en maps.google in zinvolle opdrachten 5. af en toe per thema goede webquests gebruiken als die van de Verver Foundation 6. per thema favorieten leveren aan kinderen, gecombineerd met opdrachten. Of die opdrachten nou geformuleerd zijn op papieren stickertjes naast Internet, of keurig door de beheerder op het menu worden weergegeven, maakt niet uit. Voor beginnende en voor gevorderde scholen bestaat er de mogelijkheid van verdere toelichting, begeleiding of hulp op school. Bijvoorbeeld bij het bepalen van beleid, het stapsgewijs invoeren van het gebruik van Internet als geïntegreerd onderdeel van thematisch onderwijs, of bij het nader selecteren van stof. www.hetabc.nl en www.edicta.nl
5