I.
Activiteiten preses, scriba en overige moderamenleden
Oktober 2010 Artikel Kerk en Theologie In oktober verscheen een artikel van de scriba in Kerk en Theologie (zie bijlage 1). Blad D66 De scriba schreef in oktober een kort stuk voor het blad van D66 (zie bijlage 2).
November 2010 Breed beraad Raad van Kerken Op 1 november participeerde okr. B. van Bokhoven in het tweede beraad, gericht op mogelijkheden en vragen betreffende een verdieping en verbreding van de wederzijdse doop(h)erkenning tussen de participerende kerken. Synodevergadering van de Verenigde Protestantse Kerk in België Direct aansluitend op de synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland bezocht okr. B. van Bokhoven op zaterdag 13 en zondag 14 november de synodevergadering van de Verenigde Protestantse Kerk in België en sprak een groet uit (zie bijlage 3). Gesprek werkgroep Genezing em Bevrijding Op woensdag 17 november hadden de preses en okr. B. van Bokhoven namens het moderamen en ds. E. Overeem namens de Dienstenorganisatie een gesprek met de werkgroep Genezing en Bevrijding van de Stichting Evangelisch Werkverband. Verkend zal worden of en hoe het “bevrijdingspastoraat” breder binnen de Protestantse Kerk in Nederland aan de orde gesteld kan worden. Er komt een vervolggesprek. Gemeenteavond te Naaldwijk Op 18 november was de scriba aanwezig op de gemeenteavond van de Protestantse Gemeente te Naaldwijk en hield een lezing met de titel ‘Spreken over God’. Bezoek classis Limburg Op donderdag 18 en vrijdag 19 november bezocht de preses de classis Limburg. Donderdag was er een gesprek met vertegenwoordigers van de gemeenten in de Ontmoetingskerk in Geleen. ‘s Avonds woonde de preses de classicale vergadering in Maasbracht bij en verzorgde er een Inleiding over ‘Spreken over God’. Vrijdagmorgen volgde er – ook weer in de Ontmoetingskerk in Geleen – een ontmoeting met de werkgemeenschap van predikanten. Symposium “Toekomstmuziek” Op 20 november bezocht ouderling mw. M. Lichtenbelt het symposium “Toekomstmuziek: de plaats van de Lutherse traditie in de Protestantse Kerk in Nederland” dat werd georganiseerd door de Protestantse Gemeente te Amersfoort. In ontvangst nemen boek van dr. A.H. van Veluw De scriba nam op 20 november het boek Waar komt het kwaad vandaan? van dr. A.H. van Veluw in ontvangst (zie bijlage 4). 25-jarig jubileum van de Pakistaanse Urdu-gemeente Op zaterdag 20 november was okr. B. van Bokhoven aanwezig bij de kerkdienst en feestelijke viering van het 25-jarig jubileum van de Pakistaanse Urdu-gemeente, een immigrantenkerk, en sprak een groet uit (zie bijlage 5). Het is de bedoeling dat deze gemeente als gemeente van bijzondere aard wordt opgenomen binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Landelijke Diaconale Dag Op 20 november was diaken B. Broekhuizen in Utrecht aanwezig op de Landelijke Diaconale Dag.
Afscheid dr. J.P. Balkenende Op dinsdag 23 november was de preses aanwezig bij het afscheid van dr. J.P. Balkenende in de Ridderzaal. Bij die gelegenheid ontving de voormalig minister-president de onderscheiding van Ridder Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau. Bezoek classicale vergadering Gorinchem Op 25 november hield de scriba voor de classicale vergadering van Gorinchem zijn lezing ‘Spreken over God’. Overleg met het OJEC Op donderdag 25 november voerden de preses, de scriba en okr. B. van Bokhoven overleg met een afvaardiging van het Overleg Orgaan Joden en Christenen (OJEC). In een constructieve sfeer werd de gang van zaken sinds het verschijnen van het Kairos-document besproken. CDA-congres te Utrecht Op zaterdag 27 november was de preses als gast aanwezig bij het CDA-congres te Utrecht. Toespraak bij opening gebouw Besturenraad en KBO/KBVO De scriba hield op 29 november een toespraak bij de opening van een nieuw gebouw van de Besturenraad en de Bond Katholiek Beroeps- en Voortgezet Onderwijs (KBO/KBVO) (zie bijlage 6). Toespraak studenten in kerkelijk album Op 29 november hield de scriba een toespraak tot studenten die zich voor het kerkelijk album hebben ingeschreven (zie bijlage 7). Landelijk Oecumenisch Platform “Samen Geloven? Gewoon Doen” Op dinsdag 30 november participeerde okr. B. van Bokhoven in het gesprek met afgevaardigden vanuit PhiladelphiaSupport, het Instituut voor Theologie en Sociale Integratie en het Landelijk Oecumenisch Platform. Mogelijkheden werden besproken hoe de gelijkwaardige positie van mensen met een verstandelijke beperking in de kerken kan worden bevorderd, en welk beleid daarvoor zou kunnen worden ontwikkeld vanuit de Protestantse Kerk in Nederland.
December 2010
Oecumenisch diner Op woensdag 1 december namen de preses, de scriba, okr. B. van Bokhoven, ouderling mw. M. Engelbert en ouderling mw. M. Lichtenbelt deel aan het diner dat door de Bisschoppenconferentie werd georganiseerd ten huize van de aartsbisschop. Verschillende gezamenlijke activiteiten en aangelegen aandachtspunten werden besproken, zoals de voorbereidingen van de Taizé-conferentie. Vergadering VGVZ Op donderdag 2 december waren preses en scriba aanwezig bij de vergadering van de Vereniging van Geestelijk Verzorgers in de Zorg (VGVZ). Bezoek classicale vergadering Amersfoort Op 2 december hield de scriba voor de classicale vergadering van Amersfoort zijn lezing ‘Spreken over God’. Presentatie Herziene Statenvertaling Op 4 december woonde de scriba de officiële presentatie van de Herziene Statenvertaling in de Oude Kerk te Dordrecht bij. Diës Natalis van de PThU De scriba was op 6 december aanwezig bij de Diës Natalis van de PThU te Kampen. Symposium “De Bijbel queer gelezen” Op donderdag 9 december was de preses in de Janskerk te Utrecht een van de sprekers bij het symposium “De Bijbel queer gelezen” (zie bijlage 8).
Nationale Synode Op vrijdag 10 en zaterdag 11 december waren de preses, ouderling mw. M. Lichtenbelt en okr. B. van Bokhoven aanwezig bij de Nationale Synode in de Grote Kerk te Dordrecht. De scriba was op 10 december ook aanwezig. 40-jarig jubileum SKG Op 11 december hield de scriba een lezing bij het 40-jarig jubileum van de Stichting Kerkelijk Geldbeheer (SKG) te Doorwerth (zie bijlage 9). Bevestiging tot predikant van JOP-medewerkers De scriba woonde op 12 december te Doorn de bevestiging van vijf JOP-medewerkers tot predikant bij. Bezoek delegatie CCC Op maandag 13 december ontvingen de preses en scriba een delegatie van de China Council of Churches (CCC). Gesprek met ds. Reinero Arce Op maandag 13 december had de preses een gesprek met ds. Reinero Arce, de preses van de Prebyterean Church of Cuba. Zitting Generaal College Bezwaren en Geschillen Op 15 december waren de preses, de scriba, okr. B. van Bokhoven en ouderling mw. M. Engelbert aanwezig op de hoorzitting betreffende het ingediende bezwaar tegen het besluit van de kleine synode betreffende het ontnemen van de (rest)bevoegdheden van een ontheven predikant. Bezoek aan Penetentiaire Inrichting Zoetermeer Op donderdag 16 december bezocht het moderamen de Penitentiaire Inrichting te Zoetermeer. Gesprekken werden gevoerd met de directeur, met geestelijk verzorger Wytze Plantiga en een van de vrijwilligers. Verder werd er gesproken met hoofdjustitiepredikant ds. J. Eerbeek en vertegenwoordigers van de werkgroep Justitiepastoraat. Ook was er een gesprek met de directeur van de Stichting Exodus en een bijzonder geloofsgesprek met vier gedetineerden. Prijsuitreiking preekopdracht De scriba deed op 17 december de prijsuitreiking voor de preekopdracht ‘wit licht’ aan scholieren te Meppel. Kerstfeest van JOP Ouderling mw. M. Engelbert is op 19 december 2010 aanwezig geweest bij het X-Massproof kerstfeest van JOP te Zwolle. Uitzenddienst familie B. Plaisier-Wendt Op Tweede Kerstdag was okr. B. van Bokhoven aanwezig bij de uitzend- en zegendienst van dr. Bas Plaisier in de Markuskerk te Den Haag. Na zijn vertrek als scriba van de Protestantse Kerk in Nederland hebben dr. Plaisier en zijn vrouw gedurende vele maanden voorstudies verricht ten behoeve van Kerk in Actie/PThU naar de situatie van de kerken in China. Tevens hebben zij gekeken naar de mogelijkheden tot samenwerking. Dr. Plaisier is als eerste Nederlandse docent missiologie en oecumene benoemd aan het Lutheran Theological Seminary in Hong Kong. Taizé aan de Maas De scriba was vanaf 28 december tot en 31 december aanwezig bij Taizé aan de Maas. Hij leidde daar een workshop (zie bijlage 10). Op donderdag 30 december waren ook preses en okr. B. van Bokhoven namens het moderamen aanwezig bij een bijeenkomst voor genodigden en de dagsluiting van Taizé aan de Maas.
Januari 2011 Afsluiting Taizé aan de Maas
Op 1 januari was de scriba aanwezig bij de afsluiting van Taizé aan de Maas. Intrede ds. E. De Fouw Op 2 januari 2011 was ouderling mw. M. Lichtenbelt aanwezig bij de intrede van ds. Erwin de Fouw in de Evangelisch-Lutherse Gemeente te Zwolle. Nieuwsjaarsreceptie te Hattum Ouderling mw. M. Lichtenbelt was op 5 januari aanwezig bij de nieuwjaarsreceptie van de “Hezenberg” te Hattum. Nieuwjaarsreceptie van Hare Majesteit de Koningin Op dinsdag 11 januari bezocht de preses de nieuwjaarsreceptie van Hare Majesteit Koningin Beatrix in het koninklijk paleis op de Dam in Amsterdam. Bezoek Evangelische Kirche im Rheinland Op 11 en 12 januari bezocht de scriba de synode van de Evangelische Kirche im Rheinland te Bad Neuenahr. Federatie van Diaconieën Op 13 januari heeft diaken B. Broekhuizen de bestuursvergaderingen van de Federatie van Diaconieën bijgewoond. Workshop studiedag Op Goed Gerucht Op 14 januari gaf de scriba een workshop op de studiedag van Op Goed Gerucht over ‘Kerk en Politiek’ (zie bijlage 11). Afsluitende viering Taizé De scriba was op 16 januari aanwezig bij de afsluitende viering van Taizé in de Sint-Laurenskerk te Rotterdam (zie bijlage 12). Week van Ggebed voor de Eenheid Op 16 januari was ouderling mw. M. Engelbert in Amsterdam aanwezig bij de opening van de Week van Gebed voor de Eenheid. Ontmoeting met de Evangelisch-Lutherse Kerk van Denemarken Op dinsdag 18 januari was er een ontmoeting tussen vertegenwoordigers van de Protestantse Kerk in Nederland en de Evangelisch-Lutherse kerk van Denemarken. De Deense delegatie bezocht Nederland om zicht te krijgen op hoe samenleving en kerk zich in Nederland verhouden tot de Islam. Bij de ontmoeting waren namens het moderamen preses en scriba aanwezig. Ook de schrijver van de nota ‘Integriteit en Respect’, prof.dr. Bernard Reitsma, nam deel aan het gesprek. Stichting Alpha-cursus Nederland Op 18 januari had het moderamen een gesprek met een afvaardiging van de Stichting Alpha-cursus Nederland om mogelijkheden te onderzoeken of deze cursussen breder onder de aandacht gebracht zouden kunnen worden binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Voortgangsrapportage Project Roerend Religieus Erfgoed Op 18 januari had het moderamen een gesprek over de voortgangsrapportage betreffende het door de overheid mede-gefinancierde project Roerend Religieus Erfgoed, dat eind april 2011 voltooid wordt. Nagedacht werd over de wijze waarop de gemeenten kunnen worden voorgelicht over een te ontwikkelen waarderingskader en een leidraad voor het afstoten van religieus erfgoed. Gesprek met Beraad Grote Steden (BGS) Op 19 januari hadden de preses, de scriba en okr. B. van Bokhoven een gesprek met een afvaarding van het Beraad Grote Steden (BGS), waarin verschillende beleidsmatige en kerkordelijke aangelegenheden besproken werden. Ontmoeting met N. Gumbel Op vrijdag 21 januari hadden de preses en de scriba een ontmoeting met Nicky Gumbel, predikant in Londen en initiator van de Alpha-cursus.
Oecumenelezing van Raad van Kerken Op 21 januari waren preses, okr. B. van Bokhoven en ouderling mw. M. Lichtenbelt aanwezig bij de oecumenelezing die in de Geertekerk te Utrecht verzorgd werd door prof.dr. James Kennedy, en waarbij deze nader inging op de vraag of kerken samen, in hun zoektocht naar eenheid, ook een contrasterende gemeenschap kunnen vormen. Afscheidsbijeenkomst ds. W. van Laar Op 21 januari was okr. B. van Bokhoven aanwezig bij de feestelijke bijeenkomst in de Vondelkerk te Amsterdam ter ere van het vertrek van ds. Wout van Laar als directeur bij de Nederlandse Zendingsraad. Radio-interview over The Passion Op 22 januari gaf de scriba een radio-interview over opkomend cultureel evenement The Passion te Gouda, een hedendaagse uitvoering van het verhaal van Jezus na het laatste avondmaal. Afscheidsdienst ds. S. Bloemert Ouderling mw. M. Engelbert heeft op 23 januari de afscheidsdienst van ds. Sophie Bloemert in Heerlen bijgewoond. Ontmoeting ECC Cameroun Op 26 januari had de scriba een ontmoeting met Pasteur Isaac Batome en Sadrak Djiokou van de ECC Cameroun. Conferentie van de Council for World Mission Op woensdag 26 en donderdag 27 nam de preses samen met oud-moderamenlid diaken mw. R. de Jong deel aan een conferentie van de Council for World Mission in Londen. Lezing “Nooit meer Auschwitz”-comité Op 27 januari was ouderling mw. M. Lichtenbelt aanwezig bij de lezing voor het “Nooit meer Auschwitz”-comité door Daniel Libeskind in het Tropenmuseum te Amsterdam. Ontmoeting met de United Reformed Church of England Op vrijdag 28 januari had de preses samen met de adjunct-directeur van de Dienstenorganisatie, ds. E. Overeem, in Londen een ontmoeting met vertegenwoordigers van de United Reformd Church of England. “Samen kom je verder” Op 28 januari was ouderling mw. M. Lichtenbelt in het Landelijk Dienstencentrum te Utrecht aanwezig bij de bijeenkomst ”Samen kom je verder” ter bevordering van het samenwerken door gemeenten. Jaarlijkse Auschwitz-herdenking Okr. B. van Bokhoven was op 30 januari aanwezig bij de jaarlijkse Auschwitz-herdenking bij het Nationaal Auschwitz Monument in het Wertheimpark te Amsterdam. Na deze indrukwekkende plechtigheid werd tijdens een lunchbijeenkomst een lezing gehouden door prof.dr. M. Schwegman, directeur van het NIOD.
Februari 2011
Bezoek aan Vrijheidsbeperkende Locatie te Ter Apel Op 1 februari participeerden de preses en okr. B. van Bokhoven in een bezoek namens de Raad van Kerken aan het Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) te Ter Apel, het grootste asieldorp in Nederland. Doel was de verdieping van kennis over de doelstelling van het VBL en de uitvoering van het regeringsbeleid. Tijdens gesprekken met zowel medewerkers als bewoners bleken de ambivalenties duidelijk. De delegatie heeft aan de orde gesteld dat als begeleide terugkeer niet mogelijk blijkt, een dagkaart van de NS toch geen passende oplossing mag heten. In contacten met de pers is duidelijk afstand genomen van de zich ontwikkelende wetgeving, waarbij hulp aan asielzoekers strafbaar wordt gesteld: ”Als barmhartigheid strafbaar wordt is dat een inperking van godsdienstvrijheid.”
Opening kerkgebouw De Regenboog Op vrijdag 4 februari was de preses aanwezig bij de feestelijke opening van kerkgebouw De Regenboog in de Harderwijkse wijk Drielanden (zie bijlage 13). Ontmoeting ds. J. Krey De scriba had op 4 februari een ontmoeting met ds. Jemima Krey, voorzitter van de Kerk van Papoea (GKI Papua). Conferentie van krijgsmachtpredikanten Op woensdag 9 februari was de preses als een van de sprekers aanwezig bij een conferentie van krijgsmachtpredikanten uit de Protestantse Kerk in Nederland op Hydepark (zie bijlage 14). ‘Dialoogwandeling’ met religieuze leiders De preses en de scriba namen op woensdag 9 februari samen met een groot aantal religieuze leiders uit Joodse, moslim en christelijke kring deel aan een ‘dialoogwandeling’, waarbij de Noer-moskee, de Jeruzalemkerk en de Sjoel Amsterdam-West werden aangedaan. Bezoek classicale vergadering Katwijk Op 9 februari hield de scriba voor de classicale vergadering van Katwijk zijn lezing ‘Spreken over God’. Afscheid de heer H. te Pas Op 9 februari was okr. B. van Bokhoven aanwezig bij de receptie waarbij de grote waardering werd vertolkt voor het vele werk dat Herman te Pas als hoofd HRM van de Dienstenorganisatie in soms complexe situaties heeft verzet. Kraambezoek vice-preses Arenda Haasnoot Op 13 februari gingen de scriba en diaken B. Broekhuizen op kraambezoek bij de vice-preses. Gespreksgroep ‘Religie en samenleving’ De scriba nam op 14 februari deel aan de gesprekgroep ‘religie en samenleving’, toegespitst op de islam; deze werd georganiseerd door het wetenschappelijk bureau van het CDA. Retraite “Wij kiezen voor eenheid” Op dinsdag 15 en woensdag 16 februari namen de preses en de scriba in Helvoirt deel aan een retraite van ‘Wij kiezen voor eenheid’. Televisieopname Door de Wereld De scriba had op 15 februari een televisieopname voor het programma Door de Wereld van de EO in verband met een retraite en eenheid tussen kerken. Bezoek Meppel Op 21 februari bezocht de scriba de algemene kerkenraad van de Protestantse Gemeente te Meppel in verband met de visienota. Bezoek Haaksbergen De scriba bezocht op 24 februari de Hervormde Gemeente en Gereformeerde Kerk te Haaksbergen in verband met de visienota.
II. Besluiten moderamen, benoemingen A. Bestuurlijke besluiten genomen door moderamen en kleine synode tussen 15 november 2010 en 15 maart 2011
Toepassing van ordinantie 3-23-1 (toetsing oordeel werkzaamheden predikant met een bijzondere opdracht) op verzoek van Algemene kerkenraad van de Prot.gem. te Doetinchem t.b.v. beroeping ds. K. Jansen-Oberink als geestelijk verzorger bij het Slingelandziekenhuis te Doetinchem
23.12.10
Algemene kerkenraad van de Prot.gem. te ‘s-Gravenhage t.b.v. beroeping dhr. A. Vastenhoud als missionair predikant vanuit de Bethlehemkerkgemeente te ’s-Gravenhage
27.01.11
Algemene kerkenraad van de Prot.gem. te ’s-Gravenhage t.b.v. beroeping dhr. A. Jonkman als geestelijk verzorger bij de Stichting Saffier De Residentiegroep te ‘s-Gravenhage
10.02.11
Toepassing van ord. 3-27-4 (beroepbaarstelling) Ds. P.B. van Reenen te Vuren (België)
22.12.10
Drs. G. Zijl te Zwolle
23.12.10
Toepassing van ord. 13-17-7, verlenging bevoegdheid om als proponent te staan naar het het ambt van predikant Dhr. J. Meinders te Amsterdam
16.02.11
Dhr. J. de Vries te Alkmaar
16.02.11
Verlenging van preekconsent krachtens overgangsbepaling 1 Gen.Reg. Preekconsenten Mw. B. Elenbaas te Arnhem
(met terugwerkende kracht)
01.10.09
Dhr. P.H. Rotteveel te Harderwijk
01.05.10
Dhr. A. Mulder te Ede
01.12.10
Mw. L.K. Smit-van den Berg te Baambrugge
07.12.10
Toepassing van Artikel 4 Gen.Reg. Preekconsenten (preekconsent in het kader van de opleiding) Dhr. L.L. van Berkel te Maassluis
25.11.10
Dhr. J. Boom te Sliedrecht
25.11.10
Dhr. M.U. Bondzio te Kampen
25.11.10
Dhr. J.N. den Toorn te ’s-Gravenhage
25.11.10
Dhr. G.W. van Wingerden te Hoogblokland
25.11.10
Mw. R. de Reus te Leiden
01.12.10
Mw. C.H.G. Schaap te Oosterbeek
01.12.10
Mw.drs. J.A.J. van Doorn te Tietjerk
03.01.11
Dhr. D.G.R.A. Beekman te Doornspijk
27.01.11
Dhr. J.P.E. Breure te Harderwijk
27.01.11
Mw. J.R. Hoogendam te Leiden
27.01.11
Dhr. R.J.F. Lock te Leiden
27.01.11
Dhr. A.J. Molenaar te Rotterdam
27.01.11
Mw. Y. de Ridder te Zwolle
27.01.11
Mw. G. Lubbersen te Zwolle
01.04.11
Toepassing van Artikel 5 Gen.Reg. Preekconsenten (preekconsent vanwege voltooide opleiding) Drs. C.G. Bok te Putten
01.10.10
Toepassing van Artikel 6 Gen.Reg. Preekconsenten (kerkelijk werker in gemeente) Dhr. J.H. Helfferich te Oude Bildtzijl
01.09.10
Mw. T.J. Huizing-Piersma te Veendam
01.10.10
Dhr. J.N. Dijkshoorn te Nij Beets
07.12.10
Mw. M.G. Kastelein te Emmen
07.12.10
Mw. F. Wesseling-Schilstra te De Tike
07.12.10
Dhr. S. de Jong te Joure
01.02.11
Mw. W.G. Jansen-Baltink te Doezum
08.02.11
Mw. A.F. Mekes te Roderwolde
08.02.11
Mw. A.M. Kruizenga-de Jong te Harkstede
01.03.11
Dhr. E. Vroom te Veendam
01.03.11
Mw. C.Y. van Zanten te Veenendaal
01.03.11
B. Benoemingen en afvaardigingen
In de verslagperiode zijn door het moderamen en de kleine synode geen benoemingen verricht.
Bijlage 1
Artikel verschenen in Kerk en Theologie in oktober 2010 dr. A.J. Plaisier
Esoterie en het kerkelijke spreken over God Er zijn vele vormen van esoterie. Het is daarom behulpzaam dat Kranenborg in zijn artikel een aantal gemeenschappelijke kenmerken van esoterie noemt. Er is zoiets als een esoterisch profiel. Daarbinnen is sprake van min of meer christelijke vormen van esoterie. Dit is bijvoorbeeld nogal uitgesproken het geval bij Rudolf Steiner en veel minder uitgesproken bij Fennie Kruize. Om duidelijkheid te scheppen begin ik met een korte behandeling van het profiel van het christelijk geloof. Dat christelijk geloof is opgekomen in een religieus bonte wereld. Het heeft daarin, bij alle diversiteit, een eigen identiteit gehad en behouden. Dit profiel is niet uniform. Het christelijke ‘paradigma’ laat een welhaast oneindige variatie aan vertalingen toe. Het is echter niet alle kanten op te buigen. Temeer omdat dit thema ten diepste opgegeven is: in het christelijk geloof leven we van ontvangst. Het zijn variaties op een gegeven thema. Er zijn dus ook variaties die het thema loslaten, 1 en die buiten het christelijke paradigma vallen. Ik noem in verband met het thema esoterie twee belangrijke aspecten van het christelijke thema. Ik sluit daarbij aan bij een tekst van Paulus: Er is één God, de Vader, uit wie alles is ontstaan en voor wie wij zijn bestemd, en één Heer, Jezus Christus, door wie alles bestaat en door wie wij leven (1 Kor. 8:6) 2
Paulus valt hier terug op catechetische overlevering. Hij brengt zijn lezers deze in herinnering, om op basis daarvan in te gaan op de vraag of offervlees dat aan afgoden is gewijd, gegeten mag worden. Het christelijk geloof wordt hier met twee korte, belijdende uitspraken verwoord. Het eerste, over God de Vader, heeft het christelijk geloof gemeen met Israël. Het is de God van Israël in wie christenen geloven. Dat is de God ‘uit wie alles is ontstaan’. Hij is de Schepper. Hij is de God in wie wij onze bestemming vinden. Het tweede is ontleend aan de specifieke belijdenis van de christelijke gemeente: ‘Jezus is Heer’ (1 Kor. 12:3). Beide uitspraken verwoorden gezamenlijk het onderscheidende profiel van het christelijk spreken en denken over God en mens, heil en werkelijkheid. De tweede belijdenis heeft nergens de eerste gerelativeerd of gedegradeerd. Jezus Christus kan alleen geplaatst worden in de context van het geloof in de ene God en Vader, Schepper van alle dingen. Historisch gezien kan Jezus Christus niet verstaan worden buiten de context van Israël en haar heilige geschriften. Omgekeerd: de Vader wordt gekend door de Zoon. Hij is de bemiddelende instantie, in de tekst hierboven uitgedrukt met ‘door’. De doorwerking van Christus Jezus is waarlijk mens. Hij komt op uit de concrete, aardse geschiedenis van Israël. Tegelijk is Jezus aanwezig in het heden. Hij is een presente werkelijkheid. Hij is de verhoogde Heer, Hij is de Zoon, die deel heeft aan het goddelijke leven van de Vader. Wij bestaan en leven niet door een stuk geschiedenis dat voorbij is. ‘Waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben ik in hun midden’ (Mat. 18:20). Alleen door een presente werkelijkheid kunnen wij leven en bestaan. Leven is hier bedoeld in pregnante zin. Wij leven naar onze bestemming toe, wij zijn ‘tot God’, ‘door’ Jezus Christus. Valt hij weg, dan komt onze bestemming ‘tot God’ op losse schroeven te staan. De wijze waarop Jezus present is, zodat wij bestaan ‘door Hem’, is een mysterie. Het gaat om leven uit en tot God door het ‘medium’ Christus. Dit medium is en blijft Jezus Christus die geleden heeft, gestorven en begraven is. Jezus als bemiddelende instantie kan niet worden losgekoppeld van
1
Vgl. o.a. H.U. von Balthasar, Pluralität der Theologie, in Homo Creatus est, Skizzen zur Theologie V, Einsiedelns, 1986, 301-311 2 Vgl. H. Conzelmann, Der erste Brief an die Korinther, Gòttingen 1969, 170, J.D.G. Dunn, Christology in the making, London 1980, 179v
zijn aardse leven. Omgekeerd: deze Jezus, met deze geschiedenis, bemiddelt permanent tussen God en mens. We bestaan immers ‘door’ Jezus Christus. Hoe kan een aardse figuur, die is gekruisigd en in een graf gelegd, een presente werkelijkheid zijn? Hoe kan deze presente werkelijkheid zo bemiddelen, dat we daardoor deel krijgen aan het leven 3 ‘uit God’ en ‘tot God’? Deze vraag is complex. De beantwoording ervan laat verschillen zien tussen diverse tradities in de kerk. Denk aan de discussie over de aanwezigheid van Christus in de 4 5 sacramenten. Denk aan de discussie over de relatie tussen Woord en Geest . Dat laat onverlet dat de gemeenschappelijke noemer is, dát Jezus Christus aanwezig is en zo bemiddelt tussen God en mens. Christelijke esoterie? Esoterie draait om het geestelijk leven van de individuele gelovige. Zij kan vele vormen aannemen, maar de constante is de idee van het goddelijke, dat in de mens sluimert en wakker gemaakt kan en moet worden. Daarmee breng ik de vier kenmerken van Kranenborg op een nog kortere noemer. Er is een vorm van ‘christelijke esoterie’, waarin Christus een min of meer duidelijke rol speelt. Valt deze christelijke esoterie in de kaders zoals hierboven geschetst? Om die vraag te beantwoorden verfijn ik de bovenstaande twee aspecten in een viertal punten die aan de beantwoording van deze vraag dienstbaar zijn. (1) God en mens blijven onderscheiden. Ook als de mens deel krijgt aan de goddelijke natuur, gaat hij niet op in God, maar blijft mens. Hoe mystiek ook de theologie, hoezeer ook het ‘in God’ wordt beleefd en benadrukt, de mens blijft schepsel, te allen tijde afhankelijk van God. (2) Het christelijk universum is er een van personen. De ander en ik zijn personen en daarom niet tot elkaar herleidbaar. Ook als wij beiden deel hebben aan het leven uit God, blijven we onherleidbaar verschillende personen. Dat blijven we tot in alle eeuwigheid. We gaan niet op in een oceaan van goddelijk leven waarin het onderscheid tussen mensen onderling en tussen mens en God wordt uitgewist. (3) Jezus is geen functie van Christus, maar Jezus en Christus zijn één. De Geest van Christus is de Geest die uit Jezus neemt en het ons verkondigt. Jezus werkt niet door als principe (Geest, moraal, inzicht) die losgemaakt kan worden van de persoon van Jezus zelf. Hij is de blijvende middelaar tussen God en mens. Wel werkt deze Jezus door ‘in de Geest’. De gestalte (Jezus) zwemt in het water van de Geest. Los van de Geest is Jezus als een vis op het droge en leeft hij niet in het hart en de levens van mensen. (4) Het leven van de mens is eenmalig: dit leven, deze eenheid van ziel en lichaam. Zoals de incarnatie eenmalig is (Jezus is eenmaal voor de zonde gestorven, dat gaat niet in de herhaling), is ook het menselijk leven getekend door de eenmaligheid. Ten diepste is reïncarnatie een relativering van de incarnatie. Deze vier punten zijn nadere concretiseringen van de bovengenoemde twee aspecten van het christelijk geloof, die ik formuleer met het oog op de discussie met de christelijke esoterie. Deze christelijke esoterie kent vele vormen: sommige staan ver af van het christelijk geloof, andere komen dichterbij. Met name de gedachten van Rudolf Steiner zijn intrigerend. In de weergave die John van Schaik ervan geeft, komt Steiner dicht bij punt (3), ook al laat hij de incarnatie van de Zoon, Christus, pas plaatsvinden bij de doop van Jezus. Fundamenteel is dat volgens deze weergave van Van Schaik de dood van Jezus Christus heilsbetekenis heeft. Het is dan spannend of de punten (1), (2) en (4) overeind blijven. Immers, zeker waar (1) en (2) wegvallen, komt de openbaring van Jezus Christus los te staan van het eerste geloofsartikel: God die de Schepper is, uit wie alles is en voor wie wij bestemd zijn. Christus wordt dan losgemaakt van de geschiedenis van God met Israël. Er zijn vormen van christelijke esoterie, die beduidend verder afstaan van het christelijke, zoals hierboven omschreven. Een voorbeeld is Fennie Kruize. Men krijgt de indruk dat Jezus voor haar slechts een marginale werking heeft. Hij is ook niet echt nodig. Het gaat immers om de weg van 6 zelfverlossing, waardoor de goddelijke vonk in de mens ontgloeit. Impliciet of expliciet lijken bij haar (1) (2) en (3) weg te vallen, en over reïncarnatie maakt zij geen expliciete opmerkingen. Daarmee 3
In elke dogmatiek wordt er mee geworsteld. Ik beschouw de wijze waarop Karl Barth dit in Kirchliche Dogmatiek IV,1 en IV,2 heeft gedaan nog steeds als de meest indrukwekkende. 4 Vgl. o.a. Jan Muis, ´de presentie van de Heer in het heilig avondmaa´ in Een lichte last, protestantse theologen over de kerk, Zoetermeer 2010, 221/234 5 Deze zijn ook heftig binnen het gereformeerd protestantisme gevoerd, toegespitst op de grond en betekenis van het testimonium Spiritus Sancti, vgl. o.a. H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek I, 555-570. 6 Fennie Kruizen, Goddelijke vrijheid, Deventer 2008, 95v
komt men in een ander paradigma dan het christelijke. Dat is niet een kwestie van scherpslijperij of dogmatische onhebbelijkheid, maar een kwestie van eerlijkheid. Wanneer het ‘christelijke’ zo opgerekt wordt, dat ongeveer alles er onder kan vallen, verliest het zijn betekenis. Het is mijns inziens een kwestie van fair play om dit duidelijk te zeggen. Een belijdende kerk De kerk is een belijdende kerk. Belijden is ja zeggen tegen de God die tegen ons ja zegt. Het is daarom ook nee zeggen tegen alles wat dat ja-woord van God verduistert. God heeft zich ons lot aangetrokken door Jezus Christus. Hij heeft ons bevrijd van machten die sterker zijn dan wij. Wie dat in zijn/haar kerkelijke dienst - ontkent, laat mensen in de kou staan. God komt ons te hulp en heiligt ons door de Heilige Geest. Wie dat laat vervagen of uitwist, laat mensen aan hun lot over. De verkondiging van de kerk geeft stem aan de God die de vernedering op zich heeft genomen om mensen te verhogen. Dat verdraagt geen compromissen. Vormen van esoterie die de weg van de zelfverlossing wijzen, kunnen niet als kerkelijke dienst worden aangemerkt. Ze gaan in tegen het hart van het christelijk getuigenis. In de kerkelijke dienst kunnen we niet zelf gaan verzinnen hoe verlossing geschiedt. We kunnen dan ook niet uit andere bronnen gaan putten. We zijn ambassadeurs van de God van Israël die ons aanspreekt door Jezus Christus. En dat niet om mensen te binden in systemen, maar om de stem van de bevrijding te laten klinken. Wat evenzeer waar is, is dat het geestelijk leven een leven is door de Geest die levend maakt. Dat geeft vrijheid. Dat verdraagt zich niet met een autoritair leergezag dat de vrijheid en creativiteit van de vertolker aan banden legt. Ik ben dan ook voor terughoudendheid als het gaat om het toepassen van leertucht. We hebben niets aan uniformiteit, en zogenaamde afwijkingen van reguliere vormen kunnen heilzaam zijn. We hebben vrijheid nodig van vertolking. We weten niet zomaar of een vertolking uit God is of niet. En zelfs ‘echte’ afwijkingen kunnen de kerk helpen het werkelijke thema van het geloof weer helderder in het zicht te krijgen. Dit laat onverlet dat er een moment komt dat de kerk afbuigingen van het ‘christelijke thema’ naar een wezenlijk ander thema moet weerspreken. In Barmen heeft de kerk een luid en duidelijk nee laten horen tegen de verbuiging van het christelijk geloof in de richting van een ideologie waarin bloed 7 en bodem werden verheerlijkt en als openbaringsbron werd gezien. Theologie die het van het eigen bloed verwacht, is geen christelijke theologie. Theologie die het van de eigen geest verwacht is evenmin christelijke theologie. Bloed en geest zijn scheppingen die verlost moeten worden. De goddelijke geest is even gevaarlijk als het goddelijke bloed. We zijn mensen. We zijn stof en as. We zijn zondaars en bedelaars, die leven van Gods onverdiende genade. Bij alle openheid voor de creatieve vertolking in de dienst van God ligt hier een grens. Bij alle ontvankelijkheid voor spiritueel leven maakt dit het verschil. Daarom ‘weert de kerk wat haar belijden weerspreekt’ (Kerkorde Protestantse Kerk, Artikel I, 11). Dit belijden is het ja zeggen tegen God die redt. Het mag van de kerk verwacht worden dat ze dit ja-woord staande houdt. Er is daarom terecht zoiets als ‘opzicht over de verkondiging en de catechese alsmede over de opleiding en vorming van predikanten’ (KO, Ordinantie 10, deel IV). Wie dit afdoet als gewetensdwang of autoritaire machtsuitoefening heeft niet begrepen wat een kerk is. Een kerk zonder dit opzicht verliest haar binding aan Jezus Christus. Met hem kun je nu eenmaal niet alle kanten uit. Het woord van God in hem is ‘ja’ (2 Kor.1:19) . Er is in de Protestantse Kerk niet een centraal leergezag. De verantwoordelijkheid voor de verkondiging ligt in eerste instantie bij de plaatselijke gemeente. Deze is mondig, samen met, maar ook ten opzichte van de voorganger. Dat is de kracht van het protestantisme. Vervolgens is er een verantwoordelijkheid voor classes. Immers, in de classes komen gemeenten bij elkaar tot wederzijdse opbouw. Uiteindelijk kan een zaak van gemeente en classes ook voorgelegd worden aan de generale synode (Ordinantie 10, artikel 13 en 14). Steeds ligt daarbij het accent op ‘pastorale samenspreking en vermaan tot verandering van gevoelen’. Feitelijk heeft deze bepaling in de Protestantse Kerk en de kerken die hier in zijn opgegaan na e de 2 Wereldoorlog nooit tot een schorsing geleid. Daaruit blijkt dat er uiterste voorzichtigheid wordt betracht waar het om personen gaat. Ik vind dit terecht. Men kan daaruit de conclusie trekken dat we met een papieren tijger van doen hebben. Dat betwijfel ik. Geschriften of uitingen die van vraagtekens zijn voorzien of tegenspraak oproepen, zijn aanleiding geweest voor de kerk zich op haar verkondiging te bezinnen. Daar heeft vaak tot waardevolle ‘producten’ geleid. Ook op die manier heeft de kerk haar verantwoordelijkheid voor de verkondiging genomen. Wat betreft de esoterie zal duidelijk moeten zijn 7
Vgl ‘De Theologische Verklaring van Barmen’, in Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland, Heerenveen 2009, 227-231
dat de weg van de zelfverlossing tegenover de verlossing door God staat, hoezeer de mens ook wordt meegenomen in de verlossing en daarbij wordt ingeschakeld. Wie Jezus alleen maar als een min of meer geslaagd exempel beziet van de verwerkelijking van het goddelijk leven dat in ons allen sluimert, bevindt zich in een ruimte, waar doopvont, avondmaalstafel en (de hele) bijbel zijn gerelativeerd of verdwenen. In die ruimte is nauwelijks meer plaats voor het liedgoed dat de eeuwen door gezongen is, het belijden van het geloof en het gebed om ontferming. Esoterie is een uitdaging, die de kerk ertoe brengt zich opnieuw op de betekenis van dit alles te bezinnen en zich daarover uit te spreken. Esoterie als protest tegen historisering Daarmee zijn we er echter niet. Esoterie is namelijk ook een protest tegen ontwikkelingen in de kerk. Een protest dat gehoord dient te worden. Dat laat zich goed aflezen aan Rudolf Steiner, die in opstand kwam tegen de christologie van Rénan en deze een keukenmeidenroman noemde. Jezus is daar teruggeplaatst in de geschiedenis. Het leven ‘door Hem’ valt weg. Hij wordt gekortwiekt. Hij is in handen van historici gekomen, die van hem een weliswaar opvallende, maar uiteindelijk niet meer dan een historische verschijning maken. Das war einmal. Hij kan mensen nu inspireren door zijn ideeën, door zijn boodschap, door zijn optreden, maar uniek is hij daarin niet. Jezus is in het vlees getrokken. We kennen Hem ‘naar het vlees’. Natuurlijk zijn daar ideeën uit te persen, zoals ze uit alle historische figuren te persen zijn. Wellicht dat hij op een bijzonder moment in de geschiedenis van Israël verschijnt, een kairosmoment, historische omstandigheden geven daardoor zijn boodschap vleugels. Zelf heeft hij die niet. Hij rust in het graf. En zelfs als hij zou zijn opgestaan, dan rust hij in de hemel. Het christendom heeft dan wel wat met Jezus, maar Jezus heeft niets met zijn volgelingen. Hij werkt niet zelf. Hij is zelf ‘dood’ materiaal. Tegen dit alles is esoterie een protest. Jezus is losgesneden van het ‘goddelijke leven’. Het gaat in de ‘christelijke’ esoterie om de Christusgeest als presente werkelijkheid. Het gaat immers om goddelijk leven. De historie is niet onbelangrijk, maar historie alleen is niet genoeg. Het gaat om het absolute, het leven uit God en door God. Het protest van de esoterie tegen een christendom dat de ‘Geest heeft gegeven’, is terecht. Het is een protest tegen een bepaalde, rationele vorm van Verlichtingschristendom. Het is het protest tegen een christendom zonder Geest die met onze geest getuigt, zonder eeuwig leven, zonder het ‘niet ik leef, maar Christus leeft in mij’ (Gal. 2:20). Dat kan overigens twee wegen opgaan: Jezus is exemplarisch of hij heeft een unieke rol. In het eerste geval is in de mens Jezus de Christusgeest tot ontwikkeling gekomen en worden we uitgenodigd hem hierin na te volgen. De Christusgeest kan ook in ons tot bloei komen. In het tweede geval is zijn missie uniek en onmisbaar voor ons om tot onze bestemming te komen. Ook dan gaat het om de Christusgeest in ons, maar die is niet los van de historische missie van Jezus verkrijgbaar. Esoterie als protest tegen institutionalisering Er is een tweede protest in de esoterie. Dat is dat tegen een vorm van christendom, waarbij het geloof vooral institutioneel en hiërarchisch is. Het is het protest tegen het institutionele omdat en voorzover het mensen vraagt om onderwerping of mechanische aanvaarding van wat de kerkleiding zegt. Esoterie komt op uit een diep verlangen naar geestelijk leven. Het is een pleidooi voor mijn geestelijke leven, voor mijn beleven van God of het goddelijke. Waar mijn geestelijke leven min of meer is uitbesteed aan en beheerd wordt door een instituut, zal mijn leven verkommeren of nooit tot ontplooiing komen. Dit protest is niet geheel uit de lucht gegrepen. Het is een protest dat niet per se individualistisch hoeft te worden verstaan, al kan het gemakkelijk in individualisme omslaan. Het kan echter ook gehoord worden als een verlangen zelf subject te zijn van geestelijk leven en te groeien in leven door de Geest. Tegen de veruitwendiging van het geloof is het een pleidooi voor het goddelijk leven in mijn leven. Het gaat ook om mijn geschiedenis met God. Esoterie als protest tegen vervlakking Het derde protest is tegen een christendom dat afgevlakt is en daardoor elk element van het enerverende en fascinerende mist. Het is wellicht een kant en klaar pakket geworden, dat zomaar beschikbaar is. Het is een schools systeem geworden van mededelingen die bijna op het vlak van die voor land- en tuinbouw liggen. Eventueel kan het ook omslaan in een vager conglomeraat van voorstellingen die echter niet prikkelen of tot de verbeelding spreken. Van inwijding is al helemaal geen sprake. Esoterie is feeling voor het enerverende en avontuurlijke van het bestaan. Het is het besef van een geestelijke werkelijkheid, waarin men kan worden ingewijd, en die tot een intenser
beleven van de werkelijkheid brengt. Soms leidt dit tot onwaarschijnlijke theorieën en speculaties, maar de hunkering naar het land aan de overkant ligt er zeker achter. Dit protest is evenmin ongerijmd. Het christendom is vaak saai geworden, gemakkelijk, plat en daardoor niet aantrekkelijk. De wijze waarop het wordt voorgesteld, is alles behalve adembenemend. In veel catechese wordt het interessante in alles gezocht, behalve in het universum van het christelijk geloof zelf. Het is niet prikkelend en voor jonge mensen daarom niet aantrekkelijk. Het vraag ook niet om een echte inspanning. Misschien wordt er nog wel iets over zoeken gezegd en wordt daarmee openheid gesuggereerd (er zijn segmenten waar christelijk geloof vooral een zoekontwerp is), maar een weg wordt niet gewezen en een inwijding wordt niet geboden. Zoeken is een ander woord voor vaagheid. Daar wordt geen mens warm van. Dat is alleen aangename kost voor mensen die op zekerheden zijn stukgelopen. Voor echte zoekers is het een slap aftreksel. Esoterie is wat dat betreft radicaler. Het is interessant, het wijdt in een nieuwe werkelijkheid in, die ik kan verwerven door een weg te gaan van meditatie, oefening, lering, etcetera. De protesten serieus genomen Esoterie is een vraag aan de kerk. Zij spreekt over de Christusgeest en stelt de kerk voor de vraag of ze in een dode Christus gelooft of in een levende. Zij spreekt over het leven van de vrijheid door de Geest en stelt de kerk voor de vraag of de Geest er zodanig aan de letter plakt, dat geloof iets uitwendigs en formeels blijft. Zij spreekt over een geheime leer waarin de gelovige wordt ingewijd en stelt de vraag aan de kerk of er nog wel een geheim is waarin moet worden ingewijd. Een uitsluitend defensieve benadering ten opzichte van esoterie is niet alleen onvruchtbaar maar ook zelfgenoegzaam. Esoterie is geen christelijk geloof, al zijn er grensgevallen. De kerk wordt echter uitgedaagd om meer te bieden dan de esoterie. Dat kan alleen door opnieuw te putten uit de bronnen van het christelijk geloof. Een aanpassing van het geloof aan de tijdgeest leidt onherroepelijk tot uitverkoop van datzelfde geloof. Een terug naar de bronnen om zo tot een vernieuwd verstaan van het christelijk geloof te komen, is wat anders dan compromis, aanpassing of relativering. Het vraagt echt ook om een open houding naar de tijdgenoten. Wie de neus ophaalt voor allerlei hedendaagse vormen van spiritualiteit hoort niet eens de vraag die gesteld wordt, laat staan dat hij of zij een relevant antwoord kan geven. Dit impliceert een open klimaat in kerk en universiteit, waarin vrijmoedigheid in denken en spreken gewaarborgd is. Reconstructie Esoterie is protest. Het is echter meer dan een protest, het is ook een alternatief voor het christendom. In dat verband slaat het protest meestal om in polemiek. Een polemiek die zich keert tegen het ‘katholieke’ christendom en in dat christendom de grote boosdoener ziet, die een oorspronkelijk christendom heeft verdrongen. Esoterie heeft kennelijk een reconstructie nodig om tot het ware christendom te komen. Nu begint er een procédé dat wel enigszins lijkt op dat van een extreme historisch-kritische theologie. Het gaat er om achter de bronnen te kijken om bij de echte Jezus te komen en het echte christendom. Het officiële christendom is een corruptie. Het wordt tijd dat de al snel ondergedoken ware geest van het christendom de kans krijgt om boven water te komen en het gewelddadige, masculiene, dogmatische en institutionele christendom ontmaskert en zijn monopolie op de waarheid ontneemt om plaats te maken voor een geweldloos, vrouwvriendelijk, vrij en ongebonden christendom. Er komt uiteraard een hele complottheorie aan te pas om de verdringing van het oorspronkelijke echte christendom te rechtvaardigen. In het artikel van Roukema wordt beschreven hoe dit toegaat. Een populaire versie van een dergelijke reconstructie is te vinden in de Da Vinci Code van Dan Brown. Wie wil geloven dat het esoterische christendom het oorspronkelijke christendom is, zal zich bediend weten. Serieus onderzoek kan dit niet genoemd worden. Daarmee is niet gezegd dat het christendom vrij is van corruptie, dwang en andere onhebbelijkheden. Dat is het helaas niet. Iets anders is om het ‘katholieke’ christendom resultaat te laten zijn van oplichterij, vervalsing en machtspolitiek. Een dergelijke voorstelling is tendentieus, dogmatisch, dwangmatig en onwetenschappelijk. Gestalte Helaas is het bon ton om negatief over de christelijke theologie en de christelijke kerk te schrijven. En dat niet alleen vanuit een esoterisch belang. Deze negativiteit heeft echter wel te maken met een merkwaardig soort docetisme, dat op afstand wel iets te maken heeft met de esoterie. En dat is de
huiver voor en scepsis ten opzichte van ‘gestalte’. Christelijk geloof is gestaltevormend. Dat kan ook niet anders. God werkt in de geschiedenis. Jezus Christus is een gestalte. Incarnatie betekent gestaltevorming. De kerk, als gemeenschap van broeders en zusters, is lichaam van Christus en dus ook gestalte. Gestalte heeft zelfs een institutionele kant, hoezeer dit voor sommigen ook gelijk staat aan de zondeval van het christelijk geloof. Een zichtbaar lichaam heeft nu eenmaal een bepaalde structuur en een organisatievorm, hoe licht die ook is. De kerk is een historisch lichaam rond een historische gestalte. De kerk is niet (alleen) een onzichtbare werkelijkheid. Het is evenmin een vrije beweging van een vrije geest. Het is een zichtbare realiteit, met alle schoonheid en ellende van dien. Er is daarbij steeds reden genoeg voor verootmoediging en nederigheid. De Geest wordt steeds weer bedroefd en elke keer wordt de kerk geroepen terug te keren naar de bron. Er is maar al te vaak dwang gebruikt en macht misbruikt, waarvoor ooit een keer een rekening moet worden betaald – en soms een letterlijke rekening. De gestalte is vaak vastgeroest en is eerder een belemmering dan een hulp voor de Geest geweest. Tegelijk is er reden tot dankbaarheid. De Geest schrijft wegen in de tijd. De Geest waagt het met mensen van vlees en bloed en schrijft op het grauwe papier van gewone gemeenten. Men kan met een röntgenblik naar de kerk kijken en dan alleen nog het kale staketsel van manipulators en machtswellustelingen zien. Wie heeft ons echter geroepen om met een röntgenblik te kijken? Het oog van de liefde ziet scherp genoeg. En als er met een röntgenblik gekeken moet worden, dan door de echte geneesheren, die houden van mensen van vlees en bloed. Uiteindelijk is de kerk in handen van de echte geneesheer. Die is radicaal en barmhartig. ‘Beneath the bleeding hands we feel the sharp compassion of the healer’s art.’ (T.S. Eliot)
Bijlage 2
Bijdrage aan het blad van D66 dr. A.J. Plaisier
‘Vrije wil is voor mij een wonder’ Ik heb wat te willen... Ik zeg dus nee tegen stelsels die zeggen: ‘Je hebt niets te willen. Je bent slechts een product van gisteren, van je geboorte, van je genen, van je (voor)ouders, van de oerknal.’ Dat ben ik (misschien) allemaal ook, maar ik ben meer. Ik heb wat te willen. Kan ik dat bewijzen? Nee. Ik kan ook niet bewijzen dat liefde bestaat. En toch bestaat het. Zeg maar: als een wonder. Het is stuitend wanneer mensen klein worden gehouden met woorden als: ‘Jij hebt niets te willen, je luistert maar.’ Ik ben liberaal in hart en nieren en ben tegen tirannie, van welke soort dan ook. Mooi, die regel in ons volklied: ‘De tirannie verdrijven, die mij mijn hart doorwondt.’ De overheid moet een dam tegen tirannie opwerpen. Er is ook een andere kant: alleen maar ‘ik wil’ is erg beperkt. Het wordt al snel een molen die in het luchtledige ronddraait. Er is zoveel dat mijn ik overstijgt. Waarheid, goedheid en schoonheid. Ik laat mijn wil erdoor aansteken. Ik wil dus wat mijn ‘ik’ te boven gaat. ‘De waarheid zal je vrijmaken’, staat ergens in de Bijbel. Vrij van je tunnelvisie, onverschilligheid en egoïsme. De vrije wil is trouwens niet alleen vrij van, maar ook vrij voor. Van Jezus heb ik geleerd dat het vooral gaat om vrijheid voor liefhebben: van anderen en van God. Volgens mij is dat het echte wonder van de vrije wil.
Bijlage 3 Groet namens het moderamen op de synodevergadering van de Verenigde Protestantse Kerk in België op 13 november 2010 okr. B. van Bokhoven
Mijnheer de Moderator, geachte synode, Graag wil ik u hartelijk dankzeggen voor uw uitnodiging aan het moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland om aanwezig te zijn bij uw vergadering, en daarbij een groet te mogen spreken. Ik vind het een voorrecht om die representatie te mogen doen: in het begin van mijn loopbaan was ik werkzaam bij de Nederlandse vestiging van het Belgische concern UCB Sidac te Gent, en gedurende 30 jaar was ik als controller bij de Gereformeerde Zendingsbond betrokken bij het Bijbelhuis en het evangelisatiewerk op de Linkeroever te Antwerpen. Fijn dus om die banden opnieuw te beleven. Met belangstelling heb ik het eerste gedeelte van uw besprekingen mogen volgen. Met name de verslagen vanuit de verschillende districten en die over de vele werksoorten een goed beeld geven van uw kerkelijk leven en de ontwikkelingen daarin. Ook bij u speelt het probleem hoe om te gaan met de terugloop in de gemeenten, waar u in een geest van inventiviteit mee omgaat. Dat uw synode kleiner van omvang is dan die van ons in Nederland blijkt ook voordelen te hebben door meer mogelijkheden tot interactie. Graag wil ik u enige impressies geven van de synodevergadering die wij de afgelopen twee dagen in Nederland hielden. In de eerste plaats noem ik u de pastorale handreiking “Spreken over God”. In de afgelopen tijd zijn er diverse discussies in onze kerk geweest over God. Te denken valt aan discussies rond het ietsisme, het bestaan van God en het zogenaamde esoterische spreken over God. Ook was er veel onrust in onze kerk naar aanleiding van een boek, getiteld Geloven in een God die niet bestaat, geschreven door een zich atheïstisch noemende predikant. Dit heeft geresulteerd in een richtinggevende nota, die tot doel had om het geloofsgesprek in de gemeenten te bevorderen. Hoewel de bespreking met enige spanning tegemoet werd gezien, mogen we u dankbaar melden dat er door de synodeleden allereerst een goed verlopend onderling geloofsgesprek werd gevoerd, en dat de handreiking na plenaire bespreking, en met verwerking van geplaatste opmerkingen, unaniem (!) werd aanvaard. Vrijdag stond op de agenda de nota “Integriteit en respect, een protestantse visie op de islam”. Er was in Nederland veel materiaal over de ontmoeting met moslims aanwezig, maar een theologische visie werd als een gemis ervaren. Uitgangspunt is dat de kerk bij een poging de islam te verstaan zich zal moeten bewegen in het spanningsveld tussen integriteit en respect. Enerzijds kan de kerk haar integriteit als gemeenschap van Jezus Christus niet opgeven, anderzijds zal zij er naar moeten streven anderen die Christus niet volgen als schepselen van God te respecteren en vanuit de liefde van Christus met hen te blijven werken aan de vrede voor de maatschappij. Na verwerking van een intensieve discussie kon ook deze nota unaniem worden aanvaard. Het bijzondere van bovengenoemde discussie is dat de synode niet polariserend bezig geweest is, waarin zekerheden en onzekerheden als karikaturen gingen fungeren, maar dat er gezocht is naar verdieping en verrijking. En is dat niet het bijzondere van ambtelijke vergaderingen? Individuele ambtsdragers komen met hun eigen opvattingen en meningen in vergadering bijeen. Er wordt gebeden om de leiding van de Heilige Geest, er wordt geluisterd naar argumenten, inzichten en overtuigingen. En soms tot ieders verbazing kan er tot een eenparige, en daarmee getuigende, besluitvorming gekomen worden. Dat geheim en die intentie wens ik ook u van harte toe! Voorts noem ik u een herstructurering van de theologische opleiding van aanstaande predikanten, een item dat ook u sterk bezighoudt. Na evaluatie van de eerste periode van vijf jaar van de Protestantse Theologische Universiteit bleek een ingrijpende reorganisatie noodzakelijk. Uitgangspunten hiervoor zijn de inbedding in een brede academische omgeving, de identiteit van de academische omgeving waarbij een eigenstandige faculteit Godgeleerdheid noodzakelijk geacht wordt, en de ontwikkelingsmogelijkheden en kwaliteitsbevordering van onderwijs, onderzoek, nascholing en dienstverlening. De voorgestelde wijzigingen waren ingrijpend: het verplaatsen van de
opleiding naar de VU te Amsterdam en naar de universiteit te Groningen. Dit betekent de sluiting van de kerkelijke opleidingen te Kampen, Leiden en Utrecht, locaties met zeer sterke historische en emotionele banden. De synode vond dit een zeer moeilijk besluit, maar het belang van de kerkelijke theologische opleiding in de toekomst oversteeg de persoonlijke gevoelens, zodat werd ingestemd met het voorgestelde besluit. Tenslotte meld ik u dat we bezig zijn met een evaluatief kerkordetraject, waarbij allerlei taken en zaken eenvoudiger en met minder belasting van mensen en vergaderingen zullen kunnen worden uitgevoerd. Achtergrond is dat het steeds moeilijker wordt om ambtsdragers te vinden, en dat deze dit vooral voor een bepaalde functie en bepaalde tijd willen verrichten. Op basis hiervan zullen bijvoorbeeld afvaardigingen naar classis en synode worden gehalveerd. Ook wordt bezien hoe kleine gemeenten door meer samenwerking van predikanten en kerkelijk werkers binnen pastorale teams optimaal kunnen worden gediend in de toekomst. Mijnheer de Moderator, synode, omdat genoemde zaken ook in uw Kerk actueel zijn meende ik er in het kader van de wederkerigheid goed aan te doen dit met u te delen. Ook uw moeiten en uitdagingen zijn groot, zo heb ik begrepen. Van harte wens ik uw kerk en met name ook de deze morgen geïnstalleerde en “ingezegende” leden van de synodale raad van harte Gods Zegen toe.
Bijlage 4
In ontvangst name van het boek ‘ Waar komt het kwaad vandaan?’ van dr. A.H. van Veluw op 20 november 2010 dr. A.J. Plaisier
Ik beschouw het als een eer het eerste exemplaar van het boek van Bert van Veluw ‘Waar komt het kwaad vandaan?’ te mogen ontvangen. Ik heb grote bewondering voor dit werk. De auteur heeft jarenlang met een grote vasthoudendheid een kluwen van draden willen ontwarren. Hij heeft getracht in de duistere rede van het kwaad toch licht te ontwaren. Hier staat een mens op en vraagt: waarom? waartoe? Hij buigt zich over de Schrift, hij heeft een karrevracht aan literatuur gelezen en zich daarin zelfs ver buiten de grenzen van de theologie bewogen. Er moet voor hem een bijzondere fascinatie van deze vraag uitgegaan zijn. Welke deze is, daar laat de schrijver zich in zijn boek niet echt over uit. Is het zijn pastorale hart? Is het de spankracht van de logica die hij wil beproeven op het meest onlogische dat er is? Dat laatste is het zeker ook en dat geeft aan het boek iets echt menselijks. De mens die niet in stomme deemoed voor het kwaad buigt als een onvermijdelijkheid, een duister noodlot, maar wil weten. Komen we er ver mee? Na een boek vol zwoegen en zweten hebben we veel gezien, over veel nagedacht, veel draadjes bloot gelegd, gewikt en gewogen, maar geen zekerheden verkregen. Daar is deze denker te genuanceerd voor. We krijgen het kwaad niet klein, en als we over de oorsprong denken, kunnen we wel over mogelijkheidsvoorwaarde iets op het spoor komen, maar niet over het binnenkomen van het kwaad. De overgang van goed naar kwaad krijgen we niet te pakken. Dat is eerder een pré van dit boek dan een nadeel. Eén ding is duidelijk: over het kwaad kunnen we alleen in strenge zin spreken, wanneer we ook van het goede weten. En wanneer we ons met het kwaad bezighouden, dan kan dat alleen wanneer we in het licht zijn. Wie in de afgrond kijkt, moet weet hebben van de hemel, zo niet dan trekt de afgrond ons aan. Langer in de afgrond kijken dan in de hemel, moet je niet moedwillig doen. Maar wat als de hemel is verduisterd door het kwaad? Als het licht nog slechts een vage schemering is, een herinnering aan beter tijden? Wat dan? Kijk naar het licht, hoorde ik een wijze man zeggen, blijf naar het licht kijken. En als het licht verduisterd? Het wonder van het evangelie is dat dan ín het duister het licht opgaat. Dat in de nacht van Golgotha een wonderlijk licht schijnt. Toen Iwan Karamazow zijn gruwelijke verhaal had verteld over de kinderen die doodgaan en zijn kaartje wilde teruggeven, zei zijn broer Aljosja: je bent hem vergeten. Dat zou wel mijn vraag zijn aan dit boek, mijn bescheiden vraag. Of dat perspectief misschien een markanter rol had kunnen spelen? Of we over het drama van deze wereld wel iets kunnen begrijpen zonder het drama van God. Van de drie-enige God. Ik heb het boek slechts scrollend kunnen lezen, en heb er misschien overheen gescrold, maar ik heb weinig over God gelezen als drieënige God. Misschien wordt dit methodisch tussen haakjes gezet (de auteur heeft zijn dissertatie over de verzoening geschreven). Dan moge hij mij toestaan hier minder als kritiek dan wel als aanvulling een enkele opmerking over te maken. God is de Vader, die zich in liefde wegschenkt aan de Zoon. De eeuwig zich wegschenkende God. Hij is de Zoon die voor deze gave dankzegt, de eeuwig dankzeggende God. De Vader en de Zoon, bijeen in de band van de liefde. In God is een weggeven en een teruggeven. Dit weggeven, die uitgaan, heeft zich naar buiten bewogen: God heeft geschapen uit liefde. Als dit ‘zich weggeven’ ook naar buiten uitbreekt, is er een schepping; en de mens is degene die voor deze gave dankzegt. Die de schepping als gave teruggeeft in dankzegging. Of niet: dat is de grote storing, waar liefde geen wederliefde meer oproept, maar een schepping zich krult in zichzelf en een negatief ontstaat. Waar liefde geweigerd wordt. Liefde kan geweigerd worden, want liefde dwingt niet. Daar ontstaat het negativum. En toch: de gave wordt wél teruggegeven, nu de
Zoon dit nee op zich neemt en het overtroeft door zijn ja. Nu het nee, daar waar het het hardst klinkt, wordt omvangen en gekeerd door het ja van de God in het vlees. Het eeuwige teruggeven van de Zoon wordt nu een teruggeven in de tijd, een ja midden in de nacht. Je bent hem vergeten, zei Aljosja. Hoe gemakkelijk kunnen we hem vergeten. Dat heeft de auteur niet gedaan, getuige ook de epiloog. De epiloog van de archeoloog. Deze archeoloog heeft een groot werk geleverd. En dit alles als dominee, die dit onderzoek bij zijn gewone werk heeft gedaan. De kerk kan zulke dominees alleen maar dankbaar zijn.
Bijlage 5
Toespraak bij het 25-jarig jubileum van de Pakistaanse Kerk in Nederland (Urdu-gemeente) op 20 november 2010 in de Maarten Lutherkerk te Amsterdam okr. B. van Bokhoven
Vooraf wil ik graag een persoonlijke opmerking maken. Toen ik hier vanmiddag kwam, voelde ik me direct thuis bij u. Zojuist heb ik een oorzaak hiervan begrepen: de geboorte van uw Kerk vond 25 jaar geleden plaats in de Bergsingelkerk in Rotterdam, zelf ben ik 40 jaar daarvoor in de directe nabijheid van deze kerk geboren. Geachte kerkenraad, ds. Eric Sarwar, Urdu-gemeente, broeders en zusters in Christus. Graag wil ik u van harte feliciteren met uw 25-jarig bestaan als Urdu-gemeente in Nederland. Ik ben blij dat ik namens het moderamen van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland deze felicitaties mag overbrengen en persoonlijk vind ik het erg fijn om samen met u dit feest te mogen vieren. In die 25 jaar hebt u veel gedaan. Er is een gemeente opgebouwd, die zondags bij elkaar komt in Amsterdam en Rotterdam. U hebt een predikant die samen met zijn vrouw en met grote toewijding en trouw zich inzet voor uw gemeente. U heeft een goed functionerende kerkenraad. Zo mag u samen als gemeente de lofprijzing gaande houden. Diegenen die pastorale zorg nodig hebben worden trouw bezocht. U verstaat als Urdu-gemeente bij rampen uw diaconale roeping om geld in te zamelen. Daarbij denken we op dit moment uiteraard ook aan de vele slachtoffers en hun nabestaanden van de overstroming in het zo zwaar getroffen Pakistan. U bent in eigen omgeving sterk gericht op vluchtelingen en daklozen. In al uw kerkelijk werk wordt zo in Woord en daad getuigd van de liefde van Christus. Ook in de Protestantse Kerk in Nederland is er de afgelopen 25 jaar veel veranderd. In het verleden hebben kerken in Nederland het evangelie gebracht naar alle uithoeken van de aarde. Via zendelingen en uitgezonden medewerkers zijn talloze relaties en contacten ontstaan. Daar zijn we erg blij mee en wij danken God dat hij mensen inschakelt in zijn dienst. Tegelijkertijd realiseren we ons als Protestantse Kerk ook, dat wij niet alleen de taak hebben om Gods verlossende Woord te verkondigen in de wereld. Wij hebben ook een verantwoordelijkheid voor die mensen die in Nederland zijn komen wonen, en met wie we verbonden zijn dank zij de vroegere relaties met de zending, zoals bijvoorbeeld de Urdu-gemeente. In het Nieuwe Testament wordt in het boek Handelingen het beeld van de verkondiging van het evangelie vanuit Jeruzalem tot aan de uiteinden van de aarde gebruikt. Nu beseffen we, dat dit beeld op z’n minst aangevuld moet worden met de daaraan tegengestelde beweging, namelijk gelovigen afkomstig vanuit verschillende volken, die samen op weg zijn naar Jeruzalem. Een beeld waarover in het Oude Testament in zeer beeldende taal wordt gesproken, zoals in Jesaja 2 vers 2: ”Alle volken zullen daar samenstromen.” Het is een hele bonte stoet van mensen en volken op weg naar Gods berg in Jeruzalem. Te midden van deze stoet lopen de Protestantse Kerk en de Urdu-gemeente dicht bij elkaar. Zo dicht dat er bij de Urdu-gemeente de wens is om een gemeente van bijzondere aard te worden binnen de Protestantse Kerk. Wij zijn hier blij mee en zullen proberen deze wens te realiseren, al zal er zowel van de kant van de Urdu-gemeente als van de kant van de Protestantse Kerk nog heel wat gedaan moeten worden om zo ver te komen. Kerkordelijke regelingen zijn nu eenmaal zware kost. Wat dat betreft gaan we samen een intensieve tijd tegemoet en we zullen elkaar vast nog regelmatig tegenkomen.
Maar laten wij hopen en er naar streven dit proces volgend jaar af te ronden, zodat het in 2012 een feit is dat de Urdu-gemeente een volwaardige gemeente van bijzondere aard is binnen het Protestantse Kerk. Zo’n structurele samenwerking zal wederzijds verrijkend zijn! Als Protestantse Kerk hebben we immers uw missionaire bewogenheid hard nodig om onze secularisatie-moeheid en verlamming te overwinnen en weer en meer gericht te zijn op de eer van de HEERE God en het heil van de naaste. Ten slotte wil ik u nogmaals van harte feliciteren met uw 25-jarig jubileum en iedereen een hele feestelijke viering toewensen. Geprezen zij de Heer!
Bijlage 6
Toespraak bij de opening van het nieuwe gebouw van de Besturenraad en de Bond Katholiek Beroeps- en Voortgezet Onderwijs op 29 november 2010 dr. A.J. Plaisier
Lezen: Matteüs 13:1-9 Ik maak bij deze gelijkenis zes korte opmerkingen: 1. Onderwijs als een vorm van zaaien. Ik weet het, je kan het ook anders definiëren, maar het is ook zaaien. Het is overdracht van woorden en van vaardigheden, die kunnen ontkiemen en de akker van mensen tot bloei kunnen laten komen. Overdracht is fundamenteel voor het onderwijs, ook als we praten over coaching en begeleiding mogen we dit mijns inziens niet uit het oog verliezen. 2. Zaaien doe je met de korrels van een eerdere oogst. Deze korrels worden weer een nieuwe oogst. Onderwijs is een brug tussen gisteren en morgen. Het is een inwijding in een cultuur, doordat de wijsheid van gisteren beschikbaar wordt gesteld om de wijsheid van morgen voort te brengen. Dat kan onder andere door verhalen te vertellen. Onderwijs is de manier waarop een beschaving zich ontwikkelt door de tijd heen. Onderwijs is afbraak wanneer de inwijding in een beschaving achterwege blijft. We praten tegenwoordig over integratie en de bijdrage die onderwijs daarin speelt. Ik spreek liever van inwijding in een beschaving, die niet vanzelfsprekend wordt gecontinueerd. 3. Christelijk onderwijs is het besef dat we leven van het zaad en niet van de eigen bodem. We moeten niet te provinciaal zijn. Er is import van zaad, van woorden. We zijn maar een klein stukje van de wereld. Er is op de wereldakker gezaaid en we nemen er van over. Als het gaat om christelijk onderwijs dan denken we aan een Boer die in een hoekje van de wereld heeft gezaaid en dat hoekje is Israël. We maken onze wereld groter, wanneer we wat van daar komt, ook nu ontvangen en doorgeven. Het beste wat daar gezaaid is, is de Zoon des Mensen, Jezus Christus. Hij die deze gelijkenis vertelt, is zelf het beste zaad, het beste woord, de beste oogst. Van die oogst leven we. Hoe kan het dat in het christelijk onderwijs dat zaad onder verdenking staat? Dat het niet wordt uitgestrooid? Dan onthouden we de akker het beste. Het lijkt wel alsof het zaad uit Israël, de verhalen uit de Bijbel en de christelijke traditie, en het beste Woord, dat vlees is geworden en onder ons heeft gewoond, zelfs in het christelijk onderwijs onder verdenking staat. Laten we eens royaler worden en de hand weer openen. De akker wacht er op. 4. Strooien is wat anders dan erin peperen. Het is een breed en wijds gebaar, een royaal gebaar, maar zaad dat er wordt ingestampt, gaat dood. We stellen licht ter beschikking en gaan niet over de oogst. We zijn maar dienaren van mensen, en als onderwijzer ben je de dienaar aller dienaren. De zielen zijn niet in onze hand maar in die van God. We verzetten ons tegen de stampers en walsen. Er gaan al genoeg walsen over de ziel. De tijdgeest is een wals, en daarom is de onderwijzer degene die haaks op de tijdgeest staat. We stampen niet en we manipuleren niet, maar verlokken de leerling en hopen en bidden om persoonlijke groei en ontwikkeling. 5. Zaaien is een reëel proces. Het is een stuk werkelijkheid. Korrels zijn stukjes werkelijkheid. Samengebald leven. Brokjes kennis. Stukjes informatie. Dat is belangrijk. We zijn niet met fake bezig. Niet met pure virtualiteit. Het gaat er om dat we mensen met realiteit in aanraking brengen. Ook in virtuele tijden moeten we dat wel staande houden. Welke middelen we ook gebruiken, het gaat om waarheid en werkelijkheid. Dat staat tegenover leugen en leegte. We zaaien, maar moeten ons bewust zijn dat het om ontkiemen gaat in de akker. Dat vraagt dus om liefde voor de akker. Er is christelijk gezien liefde voor de leerling, voor wat hij of zij aankan, en wat er kan ontkiemen. En geloof dat er wat kan ontkiemen en dat er wat van terecht komt. En ook al gaat de
boer voort al wenend, wenend om wat niet lukt, wenend om waar de woorden verloren zijn gegaan, toch mogen we ook lachen en de oogst binnendragen in de schuren. Omdat God zelf zich mengt en zich ontfermt over de boer en zijn akker, de leraar en zijn leerlingen.
Bijlage 7
Toespraak tot studenten die zich voor het kerkelijk album hebben ingeschreven op 29 november 2010 dr. A.J. Plaisier
Beste mensen, bij deze gelegenheid wil ik graag een paar woorden tot jullie richten. Met de inschrijving in het kerkelijk album zetten jullie een mogelijke stap in de richting van een beroepsuitoefening in de Protestantse Kerk in Nederland. Dat is goed nieuws. We hebben mensen nodig die het beroep van predikant willen gaan uitoefenen in onze kerk. We hebben predikanten nodig, die zich met hart en hoofd willen inzetten voor de voortgang van de verkondiging van het evangelie en de opbouw van de kerk als lichaam van Christus. Dat zijn grote woorden, maar voor minder gaan we niet. Inschrijven in een kerkelijk album is nu eenmaal geen niemendalletje. Wij hebben predikanten nodig. De ingeschatte uitstroom zal de komende jaren gelijke pas houden met de instroom. Jullie zijn dan ook meer dan welkom. Want de kerk heeft ook vandaag naast de hbotheoloog en de kerkelijk werker, die een eigen plaats in de kerk gaat innemen, academisch geschoolde predikanten nodig. De dienst aan Christus en zijn kerk vraagt om het beste, en daar hoort ook academische vorming bij. Ik kan jullie maatschappelijk gezien geen gouden toekomst aanbieden. Wat betreft een ‘living’, tot nu toe biedt de kerk aan predikanten een goed honorarium, en ze zal de inspanning blijven leveren dat te doen. Maar het aantal full-timers neemt af. En hoe dan ook, je zult je, als je uiteindelijk de keuze maakt je beroepbaar te stellen, verbinden aan een kerk die meer in de marge dan in het centrum van het maatschappelijk leven staat. De predikant is uit het rijtje dokter, notaris en predikant, als een soort burgerlijke drie-eenheid weggevallen, en staat enigszins op de tocht. Het aanzien is een stuk geringer. De papieren van een gevestigde kerk als de Protestantse Kerk zijn niet geweldig florissant. Voor het eermetaal kun je dus beter anders kiezen, alhoewel, er zijn meer bedrijfstakken in zwaar weer gekomen. Toch zijn we blij dat jullie je wellicht in de richting van het ambt van predikant bewegen. Dat je daartoe de moed hebt en dat je er ook voor voelt. Het is ook een prachtig beroep. Een beroep dat je hart en je hoofd kan bevredigen. Een beroep dat je als een geschenk mag aanvaarden. Je wordt op een bijzondere manier ingeschakeld in het werk van de Geest de eeuwen door. Je krijgt het vertrouwen van mensen, die je nabij mag zijn in Christus naam. Je wordt geroepen de goede woorden van God te vertolken en door te geven aan mensen van deze tijd. Je mag werkzaam zijn in gemeenten waar, mits je bereid bent er met liefde naar te kijken, geleefd wordt uit het Woord van God. Je mag collegialiteit ervaren in een instituut, waarin het niet gaat om winst en concurrentie, maar om waarheid en samenwerking. Je zult zeker ook de moeite en de last gaan dragen, ook de predikant verdient zijn brood in een aarde waar dorens en distels opschieten, en die plegen dat ook te doen in de tuin van de kerk. Maar is het erg je deel van het menselijk lot te dragen? En met een nieuwe generatie predikanten krijgt de kerk ook een kans de jeugd te vernieuwen als die van een arend. Jullie mogen je intuïties indragen in de kerk. Je mag je academische verworvenheden gaan inzetten in de missie van de kerk. Jullie zullen weer op een andere manier predikant zijn, met nieuwe feeling voor wat er in de lucht hangt, maar ook met een nieuw inzicht in de uitdagingen waar de kerk voor staat, en nieuwe wijsheid hoe aan deze uitdagingen gehoor te geven. Daarom hoop ik dat jullie met veel zin en overgave door zullen gaan met je studie, dat je je waar nodig in zult blijven schrijven in het kerkelijk album en dat je op de gegeven tijd beschikbaar zult zijn. God zegene jullie!
Bijlage 8
Symposium “De Bijbel queer gelezen” bij het verschijnen van het boek ‘Onder de regenboog’ op 9 december 2010 in de Janskerk te Utrecht ds. P. Verhoeff
De Bijbel is een boek voor mensen. Dat was de gedachte die het meest door mij heen ging bij het lezen van ‘Onder de regenboog’. De Bijbel is een boek voor mensen, en zo moet het ook gebruikt worden. Je moet de Bijbel lezen, je moet er soms het gevecht mee aangaan. Je kunt hem begrijpen en soms ook helemaal niet. De Bijbel is soms menselijk en herkenbaar. Maar hij is soms ook bovenmenselijk en tilt je boven jezelf uit. De Bijbel mag je nooit voor je karretje spannen en toch gebeurt het vaak. De Bijbel is dwars en zet je altijd weer op het andere been. Deze opsomming is zonder einde, maar het einde van het liedje is wel: de Bijbel is een boek voor mensen. Bedoeld om te lezen en om mee te leven. De auteurs van dit boek hebben dat hartstochtelijk gedaan. Gelezen, ermee geknokt, begrepen en soms ook weer helemaal niet. Ermee geleefd kortom. Een gemakkelijk boek heb ik ‘Onder de regenboog’ niet gevonden. Laat ik eerlijk zijn en zeggen dat sommige bijdragen me nogal verrast hebben. Soms ontroerd, maar soms ook geërgerd. Ik voelde herkenning op sommige plaatsen, maar op andere ook duidelijk verzet. Waarom deze keuze hier gemaakt? Waarom deze bril opgezet bij het lezen van dit verhaal? Lees je er niet teveel in op deze manier? Ik wist en weet ook wel waarom ik deze vragen stelde. Deze bundel is misschien wel een van de meest contextuele die ik gelezen heb. De samenstellers en de auteurs maken daar ook geen geheim van. Ze doen er niet geheimzinnig over dat zij ervoor gekozen hebben de Bijbel door hun hoogstpersoonlijke bril te lezen. De vraag die het boek dan ook al bij de opening stelt is: “Wat staat er nu precies? Er is alleen niemand die het Antwoord weet.” Wij gaan – zeggen Adriaan van Klinken en Nienke Pruiksma – er niet vanuit dat je erachter kunt komen wat er “precies” in de Bijbel staat over homoseksualiteit. Ik denk dat zij daarin gelijk hebben. De vrucht van de geschiedenis en van de theologie mag toch zijn dat Bijbellezen altijd contextueel bepaald is. Ieder mens die leest is iemand. Een mens met een geschiedenis en een toekomst. Met hoop en angst, met dromen en teleurstellingen. Met een traditie die hem of haar voortbracht. Christiaan Ravensbergen zegt: ”Iedere lezer voert vanuit zijn eigen achtergrond een dialoog met de Bijbelse tekst.” En zo is het. Je kunt jezelf niet uitschakelen, als je leest. Dat alles klinkt mee en bepaalt de kleur van wat je ziet. De geschiedenis van de kerk heeft geleerd dat de grootste ongelukken daar ontstaan waar mensen zichzelf boven deze onontkoombaarheid verheven achten. Waar mensen denken dat zij objectief de Bijbel kunnen lezen. Wat ik lees, geldt voor allemaal. Dat kan niet, en dat hebben de samenstellers van deze bundel goed gezien. Zij geven ruimhartig toe dat zelfs al de vragen die je als lezer stelt aan de tekst voor een niet onaanzienlijk deel bepalend zijn voor het antwoord. Het is goed om dat helder vast te stellen. Dit boek heeft niet de pretentie van universele geldigheid. Dit boek maakt een bewuste keus de Bijbel vanuit een bepaald perspectief te lezen. En een keuze maken, daar is niets mis mee. Wie dan met deze gedachte in het achterhoofd gaat lezen, komt toch nog wel voor verrassingen te staan. Ik gaf dat zojuist reeds toe. Maar dat hoort ook bij contextueel Bijbellezen. Vanzelfsprekend heb ik ook mijn eigen context en die kan onmogelijk samenvallen met de schrijvers van dit boek. Onontkoombaar is dan ook de verrassing van het volstrekte nieuwe. Soms ook – ook dat zei ik zoëven al – de schrik en de afweer. Ik wil het niet waar hebben dat je dit er ook in kunt lezen... Maar daarnaast ook de verwondering om de rijkdom van al die oude verhalen. Ik had niet kunnen denken dat ook dit mogelijk was... Nou, zo heb ik dus gelezen, zo heb ik me door dit boek mee laten voeren. Vele exegetische bijdragen, over Simson, over de honderdman en zijn slaaf. Over de Emmaüsgangers – waar ik afweer voelde. En over Lazarus – waar ik dat veel minder had. Gaandeweg werd mij steeds meer duidelijk dat dit een ‘bevrijdingsboek’ is. De bedoeling van feitelijk alle auteurs is om duidelijk te maken dat het nog maar de vraag is of de Bijbel wel zo afwijzend over homoseksualiteit is.
Adriaan van Klinken is daar in zijn bijdrage van allen misschien wel het eerlijkst over. Niet alleen immers vraagt hij zich af hoe afwijzend de Bijbel over homoseksualiteit is. Evengoed zegt hij: “Queer seks zou voor Paulus waarschijnlijk onbestaanbaar zijn geweest.” Niettemin, als je leest vanuit je context van homo zijn, kunnen zich perspectieven openen die een nieuwe blik mogelijk maken. Kunnen homo’s bevrijd worden van een wereld waarin homoseksualiteit niet mag? Marco Derks spreekt dan ook van zijn bijdrage als over een lezing vanuit homobevrijdingstheologisch perspectief. In dat opzicht is deze bundel te vergelijken met feministische theologie en de bevrijdingstheologie uit Zuid-Amerika. Het doel is om een bepaalde groep te bevrijden. Ook hierin maken de auteurs een heldere keuze. Ik zou die keuze vandaag ook graag legitiem willen noemen. Zoals gezegd, ook ik heb mijn eigen context tegen de achtergrond waarvan ik mijn Bijbel lees. En die van mij is dat tenminste een van de kernen van het evangelie bevrijding is. Jezus maakt ons vrij. Zo leest Adriaan van Klinken dan ook de eerste brief aan de Korinthiërs, en dan met name het bekende twaalfde hoofdstuk. Hij stelt zelf vast – ik herhaal wat hij eerder al zei – dat queer seks voor Paulus waarschijnlijk onbestaanbaar zou zijn geweest. Maar hij kan aan het einde van zijn artikel ook concluderen dat niet een natuurlijke orde de ethiek moet bepalen. Dat zou een radicale nieuwe werkelijkheid in Christus moeten doen. En dat ontkracht de religieuze argumenten tegen homoseksualiteit als iets dat tegen de bedoeling van de Schepper in gaat. Niet de vraag of seksualiteit hetero of homo is bepaalt of ze legitiem is, maar de vraag of ze bijdraagt aan het lichaam van Christus. Einde citaat. Daarmee ben ik bij de vraag die de organisatie van deze dag aan mij stelde voor mijn bijdrage. Die vraag was namelijk: hoe kan dit boek bijdragen aan de discussies over seksualiteit en homoseksualiteit binnen de Protestantse Kerk in Nederland? Dat is natuurlijk een vraag die niet gemakkelijk te beantwoorden is. Welk weg een boek gaat, ook door de kerk heen, is vaak onvoorspelbaar. Niettemin: ik denk dat dit boek op twee manieren kan bijdragen. Bijdragen aan homobevrijding en aan homo-emancipatie. Allereerst zal het zijn weg vinden naar de kenners, mensen die vertrouwd zijn met de materie en die dit boek als een aanvulling zullen zien. Ik hoop echter dat ook daarbuiten dit boek zijn weg zal vinden. Ik doel dan op mensen – theologen en niet-theologen – die minder vertrouwd zijn. Hun kan dit boek misschien de ogen openen. Ik reken mezelf ook daartoe. Niet voor de ultieme waarheid. Nogmaals, daarvoor is de exegese zeker ook in dit boek te contextueel. Maar dat het kan, dat het kan om ook op deze manier te lezen. Dat het kan, nieuwe tot nu toe niet voorziene perspectieven. Dat het kan, bevrijding door het evangelie, ook voor homoseksuelen. Binnen de Protestantse Kerk in Nederland is dat niet voor iedereen vanzelfsprekend, ik vertel daarmee niet nieuws. Bij het totstandkomen van onze kerk moest er een kerkorde komen. Ordinantie 5.3 spreekt daarbij over het huwelijk. Bedoeld is daarmee het traditionele huwelijk tussen man en vrouw. Ordinantie 5.4 maakt ook een zegening van andere levensverbintenissen mogelijk ‘tussen twee personen als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht’. Velen hebben dat niet een ideale oplossing gevonden. Voor sommigen was het te weinig, voor anderen veel te veel. En toch is het een groot goed dat het kan. De kerkenraad kan hiertoe besluiten en op heel veel plaatsen is dat ook gebeurd. Ik ben er blij mee dat voor deze zegen binnen onze kerk plaats is. Zoals gezegd, niet iedereen is daar blij mee. Ook dat is de realiteit binnen onze kerk. Ik werd daarom getroffen door een van de conclusies van het artikel van Adriaan van Klinken over het lichaam van Christus als queer gemeenschap. Ik lees daar: “Juist vanwege de gemeenschappelijke identiteit in Christus is er binnen de gemeente ruimte voor de unieke plaats en bijdrage van elk lid. Verscheidenheid is geen bedreiging voor, maar juist een versterking van de gemeenschap.” Het deed me denken aan afgelopen zomer. Toen mocht ik in Grand Rapids, Michigan, deelnemen aan de assemblee van de World Communion of Reformed Chrurches (WCRC). Er was in het gehele programma veel tijd ingeruimd voor indianen, per slot van rekening de oorspronkelijke bewoners van het land waar we te gast waren. Een van hen was Richard Twiss, zijn Idiaanse naam zal ik u besparen. Hij zei bij een van zijn bijdragen: “Uniformiteit is geen eenheid. Eenheid ontstaat pas daar waar er verschillen zijn en mogen blijven en je je toch door elkaar laat inspireren. Unity does not demand uniformity but honours diversity. Eenheid vraagt geen uniformiteit. Integendeel, eenheid waardeert verschillen.
Ik spreek als wens uit dat deze bundel aan die diversiteit in onze kerk zal bijdragen. Wij hoeven niet hetzelfde te zijn, ook homo’s en hetero’s niet. En wij zullen in de kerk over een onderwerp als seksualiteit en ook over homoseksualiteit vast niet allemaal hetzelfde gaan denken. Maar laten we de verschillen tussen ons niet zien als een bedreiging, maar juist als een verrijking en versterking. Laten we elkaar dat gunnen. Laten we gaan zien dat de kerk alleen maar compleet is als er voor iedereen – homo en hetero – een volwaardige plaats is. Laten we zo meebouwen aan het lichaam van Christus dat de kerk is. Een lichaam dat geen mens kan missen.
Bijlage 9
Lezing bij het 40-jarig jubileum van de Stichting Kerkelijk Geldbeheer op 11 december 2010 te Doorwerth dr. A.J. Plaisier
Kerk en Geld Jezus en het geld Kerk en Geld is een onrustig onderwerp. Onrustig omdat Christus en geld een onrustig onderwerp is. En omdat de kerk bestaat uit volgelingen van Jezus, slaat die onrust over op de kerk. Beroemd is het verhaal van de tempelreiniging. Jezus heeft geen bank opgericht maar er een paar laten vallen. Het is goed mogelijk dat dit de druppel is geweest die de emmer heeft laten overlopen en dat juist deze actie heeft geleid tot het ingrijpen van het establishment en de dood van Jezus. Het is volgens Jezus onmogelijk om naïef over geld te spreken. Geld is te vaak een manifestatievorm van de Mammon. Deze Mammon is dé afgod die tegenover het Rijk van God staat. Het is een verleidende macht, die mensen los wil maken van het vertrouwen in God. Het is een macht die liefde vraagt, en wel een totale liefde. Daarom het woord: je kunt niet twee heren dienen: God en de Mammon (Luc. 16:13). Geld trekt het hart aan. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn (Luc. 12:34). Kennelijk trekt een goed gevulde geldbuidel het hart aan. Wie daarentegen een schat in de hemel heeft, heeft zijn hart in de hemel. Volgens Jezus is het moeilijk een schat in de hemel te hebben als je er ook een op aarde hebt. Het meest demonische van het geld is, dat het niet alleen de bezitter ervan een verkeerd vertrouwen geeft, het maakt alles tot koopwaar. Jezus is zelf ook verkocht. Zijn prijs werd gesteld op 30 zilverlingen, een redelijk hoge prijs vergeleken met de arme die voor een paar schoenen werd verkocht (Amos), maar het was het establishment dan ook wat waard van Jezus af te zijn. Jezus is verkocht voor 30 zilverlingen. Het is onmogelijk om naïef over geld te spreken. Bloedgeld, werd het later genoemd, maar hoeveel geld is bloedgeld? Gebruik van geld Het is overigens evenzeer duidelijk dat Jezus zijn volgelingen niet uit de wereld heeft gehaald. In de wereld wordt gekocht en verkocht en in de wereld gebruiken we geld. Daar ontkomt niemand aan. Het is onmogelijk om geen geld te gebruiken. Wat Jezus heeft willen duidelijk maken is dat er een zuigkracht in geld richting de mammon zit. Geld moet daarom losgewrikt worden van deze afgod. Gemakkelijk is dat niet. Geld is immers macht, is koopkracht, is het paspoort tot de vervulling van alle verlangens, is de weg naar status. Het is de weg naar gelding, naar consumptie, naar verschijnen. Wie geen geld heeft, doet aan dat alles niet mee. Daarom is het niet niets om uit de zuigkracht van de mammon te komen. Wat we leren in de kerk De kerk is de plaats waar we leren leven door Jezus Christus. Het is dus ook de plaats waar we leren omgaan met geld. Jezus is zeer geïnteresseerd geweest in de juiste geldbesteding. Hij heeft zich ooit bij het offerblok gezet en heeft bijna onbeschaamd gelet op wat mensen in de offerkist hebben gestopt. Hij zag hoe de rijken van hun overvloed gaven en een arme weduwe van haar armoede (Luc. 21:2-4). Wat leert Jezus als het gaat om geld? 1. In de eerste plaats er niet van te houden. Dat kan alleen wanneer er een andere liefde is, die groter is, de liefde tot God en de naaste. Een mens kan niet zonder een liefde, en waar de liefde tot God en de naaste ontbreekt, is het geld – zeker in het Westen – de eerste kandidaat om deze liefde te zijn. Hoe desastreus deze liefde is, zien we in het groot en in het klein. Het is verslavende liefde, en Jezus is gekomen om ons daarvan vrij te maken. 2. Het tweede is dat we geven. Bij geld hoort geven niet, want geld betekent dat alles betaald moet worden. Geld is ‘voor wat hoort wat’. Het is ruilmiddel. Dat is op zich legaal, maar het brengt ons in het gebied van de mammon. We doorbreken deze macht door te geven. De kerk
is de plaats waar we leren geven. Er wordt gecollecteerd, er is een ‘dienst van de offerande’. Dit geven is een geven aan God en aan de naaste. Aan God, omdat we zo onze liefde tot God uitdrukken, juist met het middel van de wereld. Aan de naaste omdat we zo onze liefde tot de naaste uitdrukking kunnen geven. De naaste is hier vooral de behoeftige naaste. 3. Het derde is, dat we ervoor waken dat ons geld mensen schaadt of leven schaadt. Daarom is het nodig een verantwoorde geldbesteding te hebben. Ook al maken we deel uit van een onrechtvaardige wereld, en is elke geldhandeling daar een onderdeel van, toch kunnen we naar vermogen streven naar een geldbesteding, die zo weinig mogelijk schade aanbrengt. Geven als diaconale opdracht Ik ga nader in op het geven en begin dan met het geven aan de naaste. Dat wordt verwerkelijkt in de diaconale dienst van de gemeente. Ik pleit ervoor dat we als christenen geven in de context van de viering. De kern van de viering is het gedenken van de dood van Christus. Hij was rijk om armen rijk te maken (2 Kor. 8:9). Dat maakt ons tot geven bereid. Ik vind het prima dat er goede doelenacties zijn langs allerlei kanalen, ook tv-kanalen, maar het meest geëigende moment om te geven is in de gemeente. Het geven is hier ook gekoppeld aan het onderlinge gemeentelijke beraad waaraan te geven. Het is opmerkelijk hoezeer Paulus zich heeft ingespannen voor de diaconale collecte van de zendingsgemeenten voor de arme gemeente in Jeruzalem. En dat onder gemeenten die toch niet uit overwegend rijke mensen bestond. Mooi overigens dat er een link bestaat tussen SKG en Protestants Diakonaal Krediet Nederland (PDKN). Daarmee is SGK ook betrokken bij déze dienst. Geven aan God Geven is ook geven aan God. Ik wil niet twisten over de volgorde van collecte in de eredienst, maar ze horen wel bij elkaar. De kerkrentmeesterlijke collecte is geven aan God. Het is de bijdrage aan de dienst aan God. Deze dienst aan God krijgt concreet gestalte in de bijdrage aan het kerkelijk leven, de opbouw van het lichaam van Christus. We hoeven geen offers te brengen aan God, maar we geven onszelf als offer aan God en doen dat met inzet van onszelf en onze middelen. De kerk staat in de wereld en is gesitueerd in een geldhuishouding. De dienst aan de gemeente als dienst aan God is dus een dienst die te maken heeft met geld en geldbesteding. In ons geval heeft dat vooral van doen met gebouwen en mensen. De arbeider is zijn loon waardig, en daarom wordt aan hen die we vrijstellen van arbeid om in Gods kerk te werken, een honorarium. Evenzo maken we gebruik van gebouwen, omdat we eigen Godshuizen willen, waar de gemeente samenkomt. Dat zijn over het algemeen de twee grote uitgavenposten: personeel en steen. In Israël gaf men aan de tempeldienst de tienden. Sommigen onderhouden dit nog, anderen zullen zonder formeel met de tienden te rekenen er dicht bij in de buurt komen. Het gaat mijns inziens niet om de exacte maat van een tiende. Wel drukt een tiende uit, dat het niet om een schijntje gaat. Dat het ons een rib uit het lijf kost. Geven is niet gemakkelijk, op een of andere manier kleeft geld ons aan, maar het is wel vreugdevol, zaliger zelfs dan te ontvangen. Het valt mij op dat Paulus in een brief aan de gemeente te Korinthe maar liefst 2 hoofdstukken lang schrijft over de kunst van het geven en de bereidheid om te geven. Kennelijk ligt hier een zenuwcentrum van het kerkelijk leven. Geld maakt afhankelijk De kerk is dus de oefenplaats om te geven. Het is de plaats waar we de strijd tegen de afgod van deze wereld aangaan. We besteden een deel van ons geld voor de naaste, voor God, voor de kerk. Daarbij speelt geld een rol in het kerkelijk leven. Dat is zelfs de bedoeling. En toch is het niet verkeerd hier opnieuw een kritische vraag te stellen. Ook in de kerk kunnen we daarmee op geld vertrouwen. Strikt genomen is de kerk afhankelijk van wat we van God krijgen. Het woord uit Jesaja: ‘komt zonder geld en zonder prijs’ (Jes. 55:1) maakt dit duidelijk. Wij leven van een gave die kosteloos ter beschikking wordt gesteld. Het is niet voor niets dat deze boodschap de meeste impact heeft onder de armen. Dat de liefde van God in Jezus Christus het meeste oor vindt bij de have-nots. Zij hebben niets en kunnen daarom gemakkelijk hun hand openen om de gave van God te ontvangen. Dat het in onze verhouding tot God gaat om genade, geeft aan het kerkelijk leven een eenvoud. ‘Waar twee of drie in mijn naam aanwezig zijn, ben ik in hun midden.’ Christus heeft niet meer dan de twee of drie nodig om zichzelf te geven. Daar hebben we geen kerkelijk apparaat voor nodig. De kerk is, dat Jezus samen met zijn volgelingen verkeert. Dat is de kern van de kerk. Waar wij bijeen zijn, leven we van de gaven van de Heer. We eten van zijn tafel. Een stukje brood en een slokje wijn is voldoende.
Geld kan in de kerk een verduisterende werking hebben. Het geld dat in de tempel omging verduisterde de tempel als plaats om tot God te bidden. Het geld dat in de kerk van Rome omging verhinderde dat het evangelie van de vrije liefde van God werd verstaan. Is het niet bedenkelijk dat we soms net doen alsof het kerkelijk leven afhangt van de hoogte van de begroting. Een kerk kan een gevestigde kerk worden, een kerk die onderdeel is geworden van de structuren van deze wereld. Er zal soms moeten worden gekrompen. Minder fte. Een gebouw afstoten. Maar is een kerk dan begonnen met fte? Of met een gebouw? ‘Waar twee of drie in mijn naam…’ Er is vaak een afhankelijkheid van professionals die niet gezond is. De gemeente heeft het ambt nodig, en ook een plaats om samen te komen. Dat is uitgegroeid tot ons type kerkzijn, met hoog opgeleide professionals en mooie gebouwen. Dat is prachtig en zegt iets over geloof en inzet, maar de kerk staat of valt er niet mee. Wij spreken in de synode meestal wat klagerig over de kleine gemeenten en denken dan meteen aan noodfondsen. Is dat niet een teken dat we op geld zijn gaan rekenen en op geld zijn gaan vertrouwen? En heeft dat rekenen met geld ons niet verzwakt en de vreugde om wat ons niet geschonken wordt weggenomen? Ik hoop dat we eens wat minder met bezwaarde gezichten door de wereld lopen, de kerk leeft toch van de Heer die in ons midden is? Gaven goed besteden Er is natuurlijk ook een andere kant. Als we God liefhebben boven alles, dan zullen we zoals gezegd ook willen geven. Dan wordt er ook gegeven. En dan gaat het er ook om dat deze gaven goed worden beheerd. Als we mensen oproepen te geven, dan mag er met dat geld niet gemorst worden. Liefdegeld vraagt om goed beheer, liefdevol beheer, want je wilt dat de gaven optimaal voor de dienst van God gebruikt kunnen worden. Daarom zal een begroting op orde moeten zijn. Daarom mag er geen financieel wanbeheer worden gevoerd. In dat kader zal een gemeente goed over prioriteiten moeten nadenken. Daarbij zal meer moeten gebeuren dan de kaasschaaf te hanteren. Een begroting is ook een gelegenheid om als gemeente een beraad te hebben over wat voor gemeente je wilt zijn en hoe je daar de middelen voor bijeen wilt brengen. In dat opzicht is geld een geestelijke zaak. Het geld betreft de middelen, die de vraag naar de identiteit en het doel van ons kerkzijn op doet komen. Voorop staat wie je wilt zijn, wat je bent als kerk die lichaam van Christus is. Bij veel begrotingsbesprekingen wordt dat perspectief gemist. Dan is het soms pappen en nathouden en wordt kerkelijk leven het verhaal van de krimp. Hoe dan ook, er zal verantwoord met gelden omgegaan moeten worden. Dat betekent natuurlijk ook dat geld goed wordt weggezet. De heer in een van de gelijkenissen van Jezus opperde niet voor niets het idee om een talent naar de bank te brengen (Matt. 25:27). Waar niet alle geld meteen kan worden uitgegeven, is het niet goed het minder waard te laten worden door het in de grond of in een kluis te stoppen. Omgaan met gelden Dus is er een SKG. Een collectieve bank. Dat is een goede manier van doen. Geld wordt zo voordelig geparkeerd en het vermeerdert meer dan wanneer ieder naar een aparte bank loopt. Bovendien worden daarmee weer initiatieven ondersteund, die ook in het kader staan van de dienst aan de Heer. Leningen die plaatselijke gemeenten helpen. In dat opzicht is een collectieve bank ook een vorm van solidariteit. De manier waarop een bank werkt, is uiteraard aan regels gebonden. Het is een dienst aan de gemeenten en het is een dienst aan de kerk. Laat dat goed gebeuren. De manier waarop met geld wordt gewerkt, is niet waardevrij. We zijn op het gebied van de onrechtvaardige mammon. Als het bijvoorbeeld gaat om beleggingen bij kerkelijke stichtingen, dient daarmee rekening te worden gehouden. Ik refereer aan het beginsel dat geld geen praktijken mag ondersteunen die mensen of leven kapot maakt dan wel schaadt. Dat is een zware eis, die gegeven de interactie van dingen moeilijk kan worden vervuld. Toch zullen er ethische eisen aan de beleggingsportefeuille moeten worden gesteld. Geld kan ook goed doen, bijvoorbeeld waar ze belegd worden in Oikokredit. Verder ben ik van mening dat er in de kerk een behoudend financieel beleid moet worden gevoerd. Solide beleggingen is daarom geboden. Ik vind het bezwaarlijk wanneer we in de kerk voor de grote winst gaan. We weten na de kredietcrisis nog weer wat beter dat we als het om banken gaat, met een zieke bedrijfstak te maken hebben. Geld is een eigen leven gaan leiden, en is losgezongen van valide waarden en goederen. ‘Money breeds money’ (Shakespeare) en dat is een incestueuze verhouding. Die is doorgeprikt, maar nooit voorgoed. Daarom prijs ik het beleid van de SKG om voorzichtig te
beleggen en dat te doen bij solide partners. Ik zou dat voorbeeldig willen stellen voor alle kerkelijke stichtingen. Ik geloof niet dat er een zegen op rust wanneer we de run naar de grote percentages maken zonder ons af te vragen of we ook niet bezig zijn een luchtbel op te blazen. Solidariteit en quotum Ik wil ook nog iets zeggen over financiële solidariteit. De SKG verstrekt leningen en kan dat alleen doen van door andere kerken ingelegd geld. Ik vind dit een prima vorm van solidariteit. De lening is daarom de geëigende manier om gemeenten bij te springen. Solidariteit kan echter niet betekenen dat gemeenten jarenlang financieel afhankelijk worden van geld van andere gemeenten. Tijdelijke afhankelijkheid is een andere zaak. Daar is een solidariteitsfonds voor. Het idee is dat een lokale gemeente de begroting niet jarenlang moet dekken door hulpverlening van andere gemeenten. Dat werkt mijns inziens ondermijnend. Wel kan een regio of de landelijke kerk investeren in kerkelijk leven in missionaire situaties. Dat brengt mij op mijn laatste punt. Er is een afdracht aan de landelijke kerk, omdat we ook samen kerk zijn. We zijn geen congregationalistische kerk. Het is terecht dat er flink gesneden is in de begroting van de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland. Alleen dat wat niet plaatselijk kan worden gedaan, moet landelijk worden gedaan. Dat gebeurt ook. Het is de generale synode die hier beleid voor opstelt en de kleine synode die de begroting vaststelt. Met deze gelden zetten we met name in op gemeenteopbouw, jeugdwerk en missionair werk. Daarnaast is er de institutionele ondersteuning van gemeenten, een zorg voor het goed functioneren van gemeenten en classes, die vaak veel meer waard is dan we soms denken. De gemeenteadviseurs spelen in dit alles een belangrijke rol Ik sluit af. Het thema kerk en geld is wijd en diep. Ik ben dankbaar voor al diegenen in onze kerk die zich met bijzondere zorg wijden aan de middelen en dus het geld. Ik denk aan de kerkrentmeesters, de RCBB’s, de gemeenteadviseurs, de penningmeesters van de kerkelijke stichtingen en niet in het minst ook de SKG. Zij zijn met een eervolle zaak bezig: met het ontwringen van geld aan de mammon om dit een bestemming te geven voor de dienst aan God en de naaste. Ik wens hen en in het bijzonder de SKG daarbij Gods zegen toe.
Bijlage 10
Workshop ‘Belonging to Christ’ bij Taizé aan de Maas van 28 december 2010 tot en met 1 januari 2011 dr. A.J. Plaisier
What does it mean to be a Christian? What is the essence of being a Christian? As a matter of course, many answers are given to that question. I will not repeat them at this moment. Certainly you also have an idea about this matter. May be a very clear idea. May be only a vague glimmer of an idea. The title of this workshop gives an answer as well. The answer is ‘belonging to Christ’. A Christian is someone who belongs to Christ. The basic confession of a Christian is: I belong to Christ. That is the answer in the title of this workshop. It is my answer as well. For me, this is the essence. May be, the word belonging is the essence of life. I belong to you, you belong to me. There is a rite in which this essence becomes clear. That is the rite of marriage. A marriage is organised around the words: I belong to you, you belong to me. You and I. A relation between persons. In this respect, marriage doesn’t stand alone. Marriage makes explicit what is implicit in many relations. Relations of friendship, of commitment, I and thou. I for you, you for me. We live in a personal world. A world of names. We don’t live in an impersonal world, of anonym processes only, of businesses only, we live in a personal world, a world of I and thou, a world of belonging. The essence of Christianity is belonging. It starts with Christ. We have celebrated Christmas. Christmas is celebrating the belonging. God is a God who chose to belong to this world. The word was made flesh. In the cradle and on the cross. He came from far to knock on the door, and to ask permission to enter. He came from far, just to arrive at your door. He longs to belong: to you. It was the knock on the door of shepherds: for you a Child is born. A God, belonging to you, poor and lonely people in the darkness. The starting point is Christ. And the answer is by human beings. The answer is given by millions, but everyone is asked to say it by its own. It is the word of belonging. It is yes. Yes. It’s me o Lord. I belong to you, and I dedicate my life to you. I love and I belong. This is the answer, given by millions, this is the answer given one by one, my answer, your answer. The essence of Christian faith is the story of belonging. You know the fairy tales. It is the fairy tale of the prince who came and kissed The Sleeping Beauty. Hundred years she slept and then there was the kiss. And when she awaked, she recognised the real One, the Prince of peace.
Difference: no Belonging to Christ. That makes a difference. But what kind of difference? Is it the difference between the haves and the have-nots? Between the good people who believe and the bad people who don’t believe? Belonging to Christ makes a difference. That’s true. But if we think that Christ is our mascot, which we defend against others, then we missed the point. If you think that you are better than others, because you have succeeded to believe, whereas others have failed or refused, then you have missed the point. If Christ is used as an instrument to feel better or to condemn others, then again we have missed the point. I think all of this is contrary to Christ himself. He is not a mascot of Christian. He is not an instrument that you can use against others. Why not?
1. Christ means: you live through forgiveness. You are in need of forgiveness yourself. You are not a superior person. You are in need for forgiveness, in the beginning, in the middle and in the end. 2. Christ died for the sin of the world, he gave himself for the world, not for the church. He embraced the world, believers and non-believers. No better than others. There is a story, told by Jesus, about a Pharisee, who compared himself to a tax-collector. The tax-collector prayed: God have mercy on me. It was the tax-collector who got the mercy of God. The Pharisee went home with his religion, his justice, his feeling better than the taxcollector, but empty of God. Because God can only fill empty hands. Faith claim?? No better than others. But what about our faith? In the gospel of John it is written. Christ is the way, the truth, and the life. Christ as the truth. As a Christian you are not a relativist. You have committed yourself to Christ. It is Christ who was willing to bear the burden of this world. It is too easy to say: we don’t know the truth. The truth has manifested himself, and you are asked to acknowledge the truth. Truth is not a theme to discuss, truth is manifested and you are asked to answer. Discussing the truth is interesting. More important is opening yourself for the power and the life of the truth and living in this truth. Through Christ it is the truth about yourself that is manifested. It is the truth about God. There is truth enough. Enough to be enlightened by the truth. It is not necessary to deny other truths. There is much truth in the world, also in the world of religions. The truth of Christ is the truth of a God who wanted to belong to us. A God who embraced the hopeless and the ungodly. Opening yourself for this truth makes you a witness of this truth. Not out of arrogance, but out of love and compassion. Difference: yes Does it make any difference to belong to Christ? Yes. What difference? I will invite you to talk about that in the groups. You can think about: * The way you look to yourself. How do you know yourself? * The way you look to others and you behave towards others. * The priorities you have. * The sources that guide you in your life * The question what is the purpose of your life * The question about the future and the hope you have for the future.
Bijlage 11
Workshop ‘Kerk en Politiek’ op de studiedag van Op Goed Gerucht op 14 januari 2011 dr. A.J. Plaisier
De (Protestantse) Kerk en de Staat Tien stellingen over kerk en politiek 1. De Kerk heeft maar één Heer, en dat is Jezus Christus. Alle gezag in de kerk wordt ontleend aan Hem. Verder heeft niemand wat te vertellen in de kerk of over de kerk. Dat is hoogst irritant, vooral voor overheden die het liefst alles beheersen wat er in hun domein zich voordoet, maar daar kunnen we nu eenmaal niets aan veranderen. De overheid moet zich dus niet bemoeien met de orde en het leven van de kerk. Hoe dat zit met maatschappelijke organisaties die vanuit een christelijke overtuiging werken, is een andere vraag. Ook hier zal de overheid zo weinig mogelijk moeten ingrijpen. Het enige belang is dat van de openbare orde, die bewaakt moet worden. Hier ligt natuurlijk wel stof voor potentiële conflicten. 2. De kerk heeft de roeping het evangelie te verstaan en kenbaar te maken, in woord en daad, aan alle mensen. Dat is de corebusiness van de kerk. Alles wat ze zegt en doet, staat in dit kader. De kerk is niet een maatschappij tot nut van het algemeen, maar een christelijke gemeenschap met een van God gegeven missie. De kerk moet zich daarom niet opwerpen als een quasi overheid of als een maatschappelijke organisatie met religieuze oogmerken. En, als uitsmijter: kerstening is een hachelijk concept, binnen de kortste keren is niet de maatschappij gekerstend, maar de kerk geseculariseerd. 3. Aan Jezus Christus is de toekomst. Zijn rijk zal komen. De rijken van deze wereld gaan voorbij. Het is niet anders. De ware polis is Jeruzalem, die als een stad uit de hemel zal neerdalen. Dit nieuwe Jeruzalem licht in voorlopigheid nu al op. De ware mensengemeenschap is de gemeenschap rond Jezus Christus. Dat is de politieke relevantie van Jezus Christus en zijn gemeenschap. Binnen deze gemeenschap wordt gepreludeerd op het ware rijk en de ware polis. Het wordt beoefend. Vooral in nederige dienst en zelfverloochening. Maar ook in vreugde en dankbaarheid. 4. Waar hebben we een staat voor? De staat werkt in de nog niet verloste wereld. De staat is er daarbij niet voor om het heil te brengen. Een heilsstaat maakt het leven tot een hel. We kennen het model van de totalitaire heilsstaat. Die heeft sloten bloed doen vloeien. Er kan ook een idee van een heilsstaat door de verzorgingsstaat ontstaan. Die verzorgt het leven van de mensen van de wieg tot het graf. Veel commitment geeft deze verzorging niet. Het rijk van de verzorgingsstaat bestaat in toenemende mate uit losse individuen. De verzorgingsstaat werkt door overvloed en kweekt onbehagen. Nu zien we het einde van de verzorgingsstaat. De overheid trekt zich noodgedwongen terug. De mythe van de heilbrengende overheid is doorgeprikt, maar de verwachtingen leven voort. We leven daarom in de tijd van het onbehagen. 5. De taak van de overheid is noch om verzorgingsstaat te zijn noch om zich ‘terug te trekken’. De overheid is er te zorgen voor vrede, recht en gerechtigheid. Dat is niet niets. Dat is een verheven taak en roeping. Vrede: tussen de mensen, tussen groepen van mensen, maar ook tussen de volkeren. Dat betekent dat ze zich teweer moet stellen tegen alles wat de vrede bedreigt. Eventueel is daar de zwaardmacht voor. Denk aan de dreiging van terrorisme, maar denk ook aan optreden tegen vandalen en andere stammen. Het betekent anderzijds werken aan cohesie en integratie en het bevorderen van begrip en overleg. 6. Behalve vrede is er ook recht en gerechtigheid. Dat is concreet genomen vooral het onrecht en de onrechtvaardigheid een halt toeroepen. Ik zeg dit, omdat het niet zo is dat de overheid recht en gerechtigheid uitvindt. Die vindt zij voor, zoals er ook zoiets is als een common good,
dat niet wordt gecreëerd door een overheid, maar beschermt. Het betekent concreet beschermen wie zonder deze bescherming vermaald of beschadigd raakt. De armen, gehandicapten, ouderen etc. zijn de overheid een zorg. Vandaag betekent dit, dat niet alles aan de vrije markt wordt overgelaten. En evenmin alles aan marktwerking moet worden overgeleverd. Die vrije markt kan ook totalitaire trekken vertonen, verslavend werken en een verkokerde visie ten gevolge hebben. Het betekent dat de geldhandel niet vrijgelaten kan worden, want geld is een afgod die altijd beteugeling nodig heeft. Het betekent ook kansen geven om mee te doen aan de maatschappij, en kansarmen daarbij tegemoet komen. Arbeidsparticipatie is een lofwaardig doel, dat proactief moet worden bevorderd. 7. Volgens de Barmer thesen ‘herinnert de kerk aan Gods rijk, Gods gebod en Gods gerechtigheid en daarmee tevens aan de verantwoordelijkheid van regeerders en e geregeerden’ (5 these). Dat lijkt me een prima omschrijving. Dat moet natuurlijk wel in verband staan met de taak van de overheid, om te zorgen voor vrede en recht. De kerk moet er voor waken van de overheid toch weer een semi-heilsinstantie te maken. Ze moet zich daarom ook in haar spreken en handelen niet als een soort al bemoeial ontpoppen. In de tijd van de radenrepubliek dreigde dat wel te gebeuren. Dat laat onverlet dat overheden en mensen met een overheidsfunctie worden aangesproken. Niet belerend, en niet met maar steeds kanselboodschappen het land in te sturen, maar daarmee niet minder zelfbewust. Dat kan op landelijk niveau, dat kan op plaatselijk niveau. 8. De overheid is er niet voor een religie te begunstigen, maar ook niet om religie uit te sluiten. Als dat laatste gebeurt, komt er een seculiere religie voor in de plaats. De scheiding van kerk en staat betekent, dat er geen begunstigde religie is of staatsreligie. De staat moet de publieke ruimte open houden. Dat betekent enerzijds waken voor een overheersing van het publieke domein door een ideologie of een zich ideologisch ontpoppende religie. Dat gevaar dreigt altijd weer. Dat betekent anderzijds input mogelijk maken van kerken of aan kerken gelieerde organisaties. Ik heb de indruk dat er nieuwe kansen zijn voor een wat meer positieve interactie tussen kerk en overheden. Dat wordt dan ook wel tijd. 9. De Protestantse Kerk in Nederland participeert in het zogenaamde CIO, Interkerkelijk contactorgaan voor de overheid. Dat behartigt de belangen van kerken in de richting van de overheid. Dossiers die hier spelen zijn bijvoorbeeld de ANBI-regeling en de overheidssubsidies op de kerkgebouwen. Maar ook de zogenaamde categoriale pastoraten: in justitionele inrichtingen, in het leger, in de gezondheidszorg. Ook kan gedacht worden aan de taken van de kerk in het openbaar onderwijs. Verder participeert de Protestantse Kerk in de Raad van Kerken. Wanneer de kerken zich tot de overheden wenden, doen ze dat bij voorkeur in gezamenlijkheid. Zo is er een gezamenlijke verklaring van de kerken gestuurd aan de regering naar aanleiding van de voorgenomen korting op ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast zijn er ook eigen acties van de Protestantse Kerk. Zo schreven wij onlangs de minister van Buitenlandse Zaken aan over de toestand van christenen en andere minderheden in Irak, en eerder over antisemitisme in de eigen samenleving. Daarnaast is er ook vanuit KerkinActie regelmatig overleg met de overheid, en niet zelden ook kritische opmerkingen bij het overheidsbeleid. Het armoederapport dat nu al voor de tweede keer is aangeboden, is daar een voorbeeld van. In een internationale context kan het bij uitzondering gebeuren dat de kerk zich wendt tot een andere overheid. Omdat we als kerk een bijzondere band hebben met het joodse volk, dat nu eenmaal niet los te denken is van de staat Israël, en vanwege de op een andere manier bijzondere banden met Palestijnse christenen, heeft de kerk zich middels een schrijven gewend tot de Israëlische overheid. Dit is een grensgeval, maar ook grensgevallen horen bij de werkelijkheid.
Bijlage 12
Afsluitende viering van Taizé op 16 januari 2011 in de Sint-Laurenskerk te Rotterdam dr. A.J. Plaisier
Lezen: Lucas 9:10-17 •
De vermenigvuldiging van de broden: het wonder dat steeds weer gebeurt. Twee keer vertellen de evangelisten er over, twee keer een broodwonder. Twee keer delen, twee keer vermenigvuldigen. Jezus is niet gekomen voor de reductie maar voor de vermeerdering, niet voor de verarming maar voor de verrijking, niet voor het gebrek, maar voor de overvloed. Hij kwam en deelde brood. En omdat brood alleen niet verzadigt, deelde hij zichzelf. Van dat brood leven er meer dan 5000 tot op de dag van vandaag, en het raakt niet op.
•
Dit brood moet worden gedeeld. Er is een kerngemeenschap die het brood deelt. Die daarvoor geroepen is. Zonder deze kerngemeenschap gaat het niet. Wij hebben de broeders van Taizé, met de zusters, mogen ontvangen. Het is net als met de discipelen, de gemeenschap van Taizé heeft nooit op de grote schare gerekend, en was aanvankelijk verlegen met de opdracht: ‘geven jullie hen te eten.’ In het Koninkrijk van God overkomen ons de dingen. De vraag is of we ze ons willen laten overkomen.
•
In de loop van de jaren zijn velen op tijdelijke basis ingeschakeld bij het dienstwerk van Taizé. Mede-uitdelers, rond een biddende gemeenschap. Ook voor Taizé aan de Maas zijn we dankbaar voor al die helpende handen. Helpende handen, delende handen. Vrijwilligers van Taizé, maar ook de vele vrijwilligers uit de kerken en zelfs van daarbuiten. Zij allen hebben het gebod van Jezus gehoord: geef hen te eten.
•
Het gaat daarbij om de menigte, de schare, zoals dat in de oudere vertalingen werd genoemd. Waar ze vandaan zijn gekomen weten we niet precies. Lucas vertelt van 5000. Ook wij hebben ze gezien, de 5000, 4x, 5x, 6x. Wat dreef hen? Uit de Oekraïne, Albanië, Polen, Frankrijk, Nederland? We weten het niet, zoals we het van de mensen toen niet weten. Toch hebben ze mogen ontvangen. We zijn getuige geweest van het wonder. Het is ten diepste het wonder van Jezus, de opgestane Heer, het stille centrum van al ons doen, het stille centrum van Taizé aan de Maas.
Twaalf manden bleven over. Taizé in de Ahoy is voorbij, maar we zijn geroepen het ‘overschot’ te beheren. Er iets mee te doen. Het feest is voorbij, maar de erfenis blijft. Zo werkt het wonder door. Daar mogen we onze krachten aan geven in de tijd die komt. 12 manden, zeker genoeg voor de komende 12 maanden.
Bijlage 13 Lezing bij de feestelijke ingebruikname van kerkgebouw De Regenboog op 4 februari 2011 in de wijk Drielanden te Harderwijk ds. P. Verhoeff
Het is niet elke dag dat er in Nederland een nieuw kerkgebouw wordt geopend. Ik wilde maar beginnen met dit understatement van het jaar, in ieder geval tot nu toe. Een nieuwe kerk, dat is in deze tijd een zeldzaamheid. Toen uw uitnodiging dan ook in Utrecht bij ons op tafel kwam, verdrongen alle moderamenleden zich die op zich te nemen. Uit het feit dat ik hier ben mag u opmaken dat ik het pleit gewonnen heb. Of ik nu slimmer was, of dat ik gewoon wat harder duwde dan de anderen, dat houd ik maar geheim. Feit is dat ik uiteindelijk de uitnodiging in handen hield, en dat ik hier vandaag ben. Een nieuwe kerk, in deze tijd, daar wil ik bij zijn. Laat mij beginnen met u namens de generale synode geluk te wensen. Ik had uitgebreid de krant die ter voorbereiding op deze dag verscheen gelezen en geprobeerd mij een voorstelling te maken van dit gebouw. Ik moet nu ik hier sta constateren dat ik daarin niet geslaagd ben. Wat ik hier zie overtreft mijn stoutste verwachtingen en maakt wat mij betreft ook duidelijk dat uw krant te bescheiden is. Wie enig zicht wil krijgen op de schoonheid van dit gebouw, kan niet volstaan met de feestkrant maar moet zelf komen kijken. Dit gebouw is prachtig, sober maar niet somber, een echte protestantse kerk. Een hartelijke felicitatie is dus op zijn plaats. Natuurlijk vanwege de fraaiheid van het gebouw. Maar er is nog een reden dat dit gebouw bijzonder is. Deze kerk is een samenwerking van twee gemeenten geworden. Hier gaan straks kerken wijkgemeente Het Anker van de Hervormde Gemeente te Harderwijk en Protestantse Gemeente te Drielanden. Ook dat is het memoreren waard. Ik zou mij heel goed voor kunnen stellen dat het ook anders gelopen zou zijn. Ik kan u zelfs voorbeelden noemen van gemeenten waar het anders gelopen is, en er toch maar weer op twee verschillende gebouwen ingezet moest worden. Of beter gezegd locaties, want als de samenwerking wegvalt wordt nieuwbouw onbetaalbaar. Graag wil ik dan ook namens de landelijke kerk gelukwensen met het feit dat u er samen uitgekomen bent en samen zo’n gebouw neer hebt kunnen zetten. Toen de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland voor de vereniging ontworpen werd was dit de bedoeling. Niet dat alles in één gemeente geperst moest worden. Laat staan dat alle geloof binnen de Protestantse Kerk op één noemer moest worden gebracht. Allemaal hetzelfde geloven en dan allemaal in één gebouw. Dat mag een mooie ambitie zijn, het was en is niet realistisch. De kerkorde koos dus voor een haalbare optie. Binnen één plaats zouden meerdere gemeenten naast elkaar kunnen bestaan. De bedoeling was dat ieder zichzelf kon zijn, maar niet met de rug naar elkaar toe zou gaan staan. U in Harderwijk is dat gelukt. Deze nieuwe kerk is er het levende bewijs van. Elk kan zichzelf zijn, maar samen vorm je de Protestantse Kerk. Ik wens u daar dus geluk mee, en spreek de hoop uit dat u anderen tot voorbeeld mag zijn. Ik ga afsluiten. Ik doe dat met een raadsel. De juf van een zondagsschool – het was nog een beetje een klassieke gemeente waar ze nog een zondagsschool hebben – de juf zei: “Het is bruin, het zit in een boom en het heeft een lange pluimstaart.” Diepe stilte bij de kinderen. Niet omdat het raadsel zo moeilijk was, die kinderen wisten het antwoord net zo goed als wij. Nee, stil was het omdat het raadsel veel te eenvoudig was. Denkt de juf soms dat we niet goed bij ons hoofd zijn? Ten slotte was er één ventje dat zijn mond niet kon houden, die stak zijn vinger op. Nou juf, het klinkt natuurlijk erg als een eekhoorn... maar het zal Jezus wel weer zijn. Maar er zit ook een serieuze ondertoon in dit verhaal. Want had ik het zoëven over verschillende gemeenten die wij binnen de Protestantse Kerk kennen, daar ben ik blij mee. Dat is een groot goed. En toch is er ook één ding dat wij delen. Dat ventje uit het raadsel had het niet beter kunnen verwoorden. Of het nu wijkgemeente Het Anker is of wijkgemeente Drielanden, of welke andere gemeente binnen de Protestantse Kerk dan ook, hier wordt over Jezus verteld. Hij is het hart van de gemeenten en de reden dat wij überhaupt samen komen. Ik spreek namens de generale synode de wens uit dat ook in deze Regenboog de naam van Jezus zal klinken. Steeds weer opnieuw, opdat wij niet vergeten dat hij het geheim is dat God met ons heeft
willen delen. Moge dan zo deze kerk tot zegen zijn voor u en voor alle mensen in deze wijk.
Bijlage 14 Lezing bij de conferentie van krijgsmachtpredikanten van de Protestantse Kerk in Nederland op 9 februari 2011 op Hydepark ds. P. Verhoeff
Ik ben niet in dienst geweest. Ik vind niet dat ik het woord tot u kan gaan richten zonder dat ik dat eerlijk aan u bekend heb. Ik heb niet getijgerd, op de hei of in een ver buitenland gezeten. Ik heb geen opleiding gevolgd en met velen op een zaal gelegen. Ik ben wel goedgekeurd, zelfs voor de officiersopleiding. Maar toen kwam er wat tussen, het zal u niet onbekend voorkomen: ik ging theologie studeren. En vroeger – begin jaren ’80 – betekende dat nog wat. Je betaalde minder collegegeld dan voor andere studies en je kon louter op grond van het feit dat je deze studie volgde buitengewoon dienstplichtig worden verklaard. Buitengewoon dienstplichtig wegens het in de toekomst gaan bekleden van een geestelijk danwel menslievend ambt, zo heette het. Ik moet u eerlijk bekennen dat ik nog regelmatig aan die laatste formulering denk. Zij bestaat al jaren niet meer, zal wel met de dienstplicht verdwenen zijn. Maar ik vind zelfs dat ik ze allebei mijzelf wel toe mag rekenen. Als predikant bekleed ik een geestelijk en menslievend ambt. Ik veronderstel dat het u ook wel eens door het hoofd zal schieten, zeker in uw werk als krijgsmachtpredikant. Misschien gebruikt u er dan andere termen voor, maar dit is wel waar het op de keper beschouwd op neerkomt. Wij als predikanten bekleden een geestelijk en menslievend ambt. In kan mij niet anders voorstellen dan dat je dat als krijgsmachtpredikant een bijzondere plaats geeft binnen de organisatie waarin je je geestelijke en menslievende werk verricht. Daarmee ben ik ook beland bij het onderwerp voor mijn bijdrage vandaag. Want krijgsmachtpredikant bent u niet op grond van het feit dat u door de minister bent aangesteld. Natuurlijk speelt dat ook een rol, maar niet de enige. Krijgsmachtpredikant ben je tenminste ook doordat de kerk je daartoe gezonden heeft. Bij u als krijgsmachtpredikanten komen dus twee zaken bij elkaar, zoals de naam ook al aangeeft. Je werkt binnen een hele specifieke organisatie die krijgsmacht heet. En je doet dat als predikant die daartoe door de kerk gezonden is. Deze positie is binnen het predikantencorps tamelijk uniek. Ik zou eigenlijk niet goed weten waarmee zij te vergelijken is. Werkzaam zijn binnen een zo bijzondere organisatie als de krijgsmacht is, en dat doen als een door de kerk gezonden predikant. Het geeft u – ik kom daar later nog op terug – een hele bijzondere positie, zowel binnen de krijgsmacht als binnen de kerk. Naar ik begrepen heb is die positie niet alleen bijzonder, maar soms ook lastig. Aan twee kanten wordt er aan je getrokken. Allereerst door de organisatie. Dat is onontkoombaar. Predikanten die bij de krijgsmacht komen te werken krijgen vaak te maken met de zuigende werking van de organisatie. Dat is ook goed te begrijpen. Het zijn de mensen met wie je dagelijks omgaat, het is de organisatie die je betaalt en goed voor je zorgt. Je gaat met elkaar mee, je bent samen op stap. Je leeft en werkt intensief met je collega’s. Het is niet vreemd – eerder zou het tegendeel bijzonder zijn – dat krijgsmachtpredikanten de neiging bemerken zich met de organisatie te vereenzelvigen. Dat is dan ook de ene kant: de organisatie trekt aan u. Een tegenkracht is nodig, want anders vliegt u uit de bocht, maar gelukkig is die er ook. Die tegenkracht wordt gevormd door de kerk. Een krijgsmachtpredikant is een door de kerk gezonden ambtsdrager. Behalve werknemer van de krijgsmacht ben je ook in dienst van het koninkrijk. Je bent werker in de wijngaard van de Heer. In een apart hoekje van de wijngaard, daarvan hoef ik u niet te overtuigen. Maar theologisch gezien kan de krijgsmacht niet anders zijn dan een deel van de wijngaard. Ook de kerk trekt dus aan u. Niet altijd zo zichtbaar, en niet altijd tastbaar. En toch maakt het onlosmakelijk deel uit van uw leven en werken. Het bepaalt de aard en de inhoud van uw werk. U bent daar niet voor welke uitvoerende taak dan ook. U bent daar niet om te tijgeren of op de hei te overnachten, al zal ook dat voorkomen. U bent daar namens de kerk. Om – en ik wil daar een dikke streep onder zetten – om daar op de plaats waar u gesteld bent iets van het koninkrijk zichtbaar te maken.
Er zouden ook nog allerlei andere formuleringen mogelijk zijn, maar dit is waar het in de grond van de zaak op neerkomt. U maakt van de krijgsmacht deel uit als predikant niet anders dan om de Heer lief te hebben en uw naaste als uzelf. Ik realiseer mij dat vrome woorden spreken gemakkelijker is dan de dagelijkse werkelijkheid. De praktijk van alledag zal weerbarstiger zijn. Sommigen zullen in het spel van de krachten zich meer naar de kant van de organisatie getrokken voelen. Anderen zal het zo vergaan dat zij meer overhellen naar de overtuiging gezonden te zijn door de kerk. Nog veel vaker zal het voorkomen dat dit soort processen zich in u zelf afspeelt. Dat je de ene keer de neiging hebt volledig op te gaan in je werk als deel van de organisatie. Een moment later kan opeens het volle besef weer doordringen dat je binnen die organisatie een plek hebt die onvergelijkbaar is met welke andere dan ook. Dat je taak binnen de krijgsmacht voor een deel ook is: tegenover zijn. Soms – kan ik mij voorstellen – zullen het periodes zijn waarin nu eens het ene dan weer het andere de boventoon voert. Nu eens ben je meer de pastor, dan weer meer de profeet. Een en ander maakt wel duidelijk hoe bijzonder uw positie als krijgsmachtpredikant is. En misschien moet ik ook wel gewoon eerlijk zeggen: soms lijkt het me lastig. Ik kan mij voorstellen dat u daarbij de steun van de kerk meer dan goed kunt gebruiken. Ik denk genoeg te weten om te kunnen begrijpen dat je als krijgsmachtpredikant voor moeilijke afwegingen kunt komen te staan. Ook al heb je elkaar als krijgsmachtpredikanten, juist op die momenten is het goed om te weten dat er een kerk achter je staat. Laat mij op dit moment u daarvan dan ook van harte verzekeren. U mag rekenen op de kerk. En u mag rekenen op een kerk die volledig achter u staat. Wij doen dat, wij willen dat, u mag mijn aanwezigheid hier ook echt in die zin opvatten. Maar wij realiseren ons ook dat het niet bij mooie woorden mag blijven. Ik spreek ze graag uit, die mooie woorden. Want ik ben er ook van overtuigd dat het goed is om er helder over te zijn. De kerk staat achter u. Maar soms kan het ook nodig zijn dat mooie woorden verzilverd worden. Mijn vraag aan u is dus: hoe kunnen wij u als landelijke kerk van dienst zijn? Wat hebben wij u te bieden? Hoe kunnen wij de bijzondere positie die u in de samenleving inneemt waarderen en daar als kerk een bijdrage aan leveren? Er zullen zeker nog momenten zijn waarop we elkaar daarover straks nog kunnen aanspreken. De bottom-line kan ik u echter zo wel zeggen. Die is: wij zijn blij met u en willen u graag bijstaan waar dat mogelijk is. Ondertussen werkt u in een strakke organisatie en weet u dat voor niets de zon opgaat. Ik kom natuurlijk hier niet alleen maar naartoe om u iets aan te bieden. Ik wil graag ook iets komen halen. Voor wat hoort wat. Anders wordt het te dol. Wat ik kom halen, of waar ik bij u een beroep op wil doen is uw expertise. Ik vind dat lastig om toe te geven maar soms heeft de kerk ook iets van een licht wereldvreemde organisatie. Ik sprak laatst een emeritus-predikant en die vertelde mij: ik wou dat ik me 40 jaar eerder had gerealiseerd dat al die mensen die daar in de kerk zaten naast de kerk nog een heel ander leven hadden. Een leven buiten de kerk, onder andere een baan. Einde citaat. Wij als predikanten hebben de neiging om te denken dat de kerk het enige is waar mensen mee te maken hebben. Gek is dat natuurlijk ook niet, voor ons is de kerk ons opstaan en naar bed gaan. Maar al die mensen die daar zondagmorgen zitten, die hebben ook nog een ander leven. Ik vond de bekentenis van de emeritus-predikant van een ontroerende eerlijkheid. Want dit is wel wat soms gebeurt: in de kerk denken we dat alles om de kerk draait en kunnen we zomaar vergeten dat er ook nog een heel leven daarbuiten is. Juist u, meer dan wie ook, kunt, nee moet ons er onophoudelijk aan herinneren dat er een hele wereld is buiten de kerk. Waar van alles gebeurt, waar mensen wonen, werken en leven. Willen wij als kerk relevant zijn, willen wij niet over de hoofden van mensen heen spreken, dan zal dat besef nog veel meer bij ons door moeten dringen. Helpt u ons daarbij. Ik stel deze vraag aan elke vorm van categoriaal pastoraat, en zeker ook vandaag aan u. Wij hebben u nodig, uw input, uw ervaringen, uw leven in de echte wereld. U bent onze voorpost in de samenleving en ik vraag u uw ervaring in die samenleving voor de kerk dienstbaar te maken. Ook daar moeten we het straks nog maar eens over hebben, hoe we dat doen. Maar ik doe een dringend beroep op uw ervaring. Wij hebben die nodig, wij kunnen geen kerk zijn zonder dat. De kerk – dat is dus mijn conclusie – de kerk heeft heel wat bij u te halen. Ik wilde het daar – met uw goedvinden – maar bij laten. Ik zou er nog van alles aan toe kunnen voegen. Ik zou u kunnen vertellen hoe het er in de synode aan toegaat. Over ‘Spreken over God’ en
de Islamnota. We zouden het kunnen hebben over onze speerpunten jongerenwerk en missionair werk. Maar het zou allemaal erg veel worden, en verder ga ik ervan uit dat u predikant genoeg bent om op de hoogte te zijn van wat er in de kerk speelt. Laat mij op dit moment ermee volstaan dat ik u dank voor de uitnodiging om hier te zijn. Ik zou er vorig jaar al geweest zijn, ware het niet dat de conferentie toen ter elfder ure moest worden afgeblazen. Het spreekt van mij vanzelf dat ik hier ben. Het spreekt vanzelf omdat ik zeer hoge prijs stel op een goede band tussen ons. Wij hebben elkaar als krijgsmachtpredikanten en kerk echt iets te bieden. U ons uw ervaring als vooruitgeschoven post in de samenleving. En wij zullen u er altijd aan herinneren dat wij allemaal – ook krijgsmachtpredikanten – in dienst zijn van de Heer van de wijngaard. En dat wij samen werken aan het doorbreken van zijn koninkrijk.