Artikel Fort 2 voor Kempische Tijdinghen; FORT 2 in WOMMELGEM en de Antwerpse BRIALMONTOMWALLING
Willy Jacobs. 9 october 2007 De argeloze wandelaar, die door de Wommelgemse velden dwaalt, kan plots de weg worden afgesneden door een waterpartij midden in het groen. Niets doet vermoeden dat zich achter deze waterpartij een overblijfsel verschuilt van één der meest prestigieuze vestingbouwprojecten uit het Europa van de 19de eeuw: de Brialmontomwalling van de stad Antwerpen, tevens Nationaal Reduit van België. Goedgekeurd op 8 september 1859 onder Minister van Oorlog Chazal en toegewezen aan aannemer Pauwels, bestond dit project van kapitein Henri Alexis Brialmont oorspronkelijk uit een meer dan 15 km lange omwalling, vertrekkend van het oude Zuidkasteel, de voormalige dwangburcht van Alva, de voorsteden Berchem en Borgerhout omsluitend en eindigend aan een nieuw te bouwen bolwerk: het Noordkasteel. De omwalling werd doorsneden door 15 poorten in neobarok en -gotiek en werd beschermd op een gemiddelde afstand van 4 km door een gordel van acht vooruitgeschoven forten, die elk ongeveer 2 km van elkaar verwijderd waren. Later, na 1870 werden op de hoogte van Merksem en in Zwijdrecht en Brucht nog 3 forten bijgebouwd. Ze waren alle van het polygonale stelstel. Het Wommelgemse fort, fort nr 2 was één van deze vooruitgeschoven forten. Het is gesitueerd in het gebied, tussen de oude baan naar Herentals en de E 313 naar Hasselt, symbolisch dus tussen de historische, en de moderne poort op de Kempen vanuit de Antwerpse agglomeratie. Aan de westkant grenst het gebied aan de Autolei, de vroegere “Militaire baan” Een kleine voorgeschiedenis. Over de historische evolutie van de vestingen rond Antwerpen is een boeiend verhaal te schrijven, maar beperken we ons tot het relaas van de relatief korte periode uit de 19de eeuw waarin deze vesting tot stand gekomen is. Wanneer de grote mogendheden, met uitzondering van Nederland in 1831, tijdens de verdragen van Londen der XXIII en XVII artikelen de Belgische onafhankelijkheid erkennen, wordt een duidelijke voorwaarde gesteld: neutraliteit. Deze neutraliteit werd wel gegarandeerd door de grote mogendheden, maar de hulp van vreemde troepen mocht alleen worden ingeroepen wanneer effectief een agressor de grens overschreden had. Dit was een probleem, omdat België te weinig troepen had om alle 19 versterkte steden van de Wellingtonbarrière, die onder zijn beheer waren gekomen na de onafhankelijkheid te bemannen. De Wellingtonbarrière was ontstaan op aanraden van de hertog van Wellington na de nederlaag van Napoleon te Waterloo in 1815. Het was een reeks versterkte steden opgelijnd in drie “barrières”, waarvan 2 in België, die tegen Frankrijk waren gericht . Maar kort na de onafhankelijkheid leek er vanuit Frankrijk geen dreiging te komen. Het was toch het Franse leger van maarschalk Gérard dat ons geholpen had de Nederlanders te verjagen, en was Leopold I niet met de dochter van de Franse koning gehuwd? Maar dit veranderde drastisch in 1848 toen koning Louis Philippe in Frankrijk van de troon werd gestoten, en hij kort daarna vervangen werd door Napoleon III die geen geheim maakte van zijn imperialistische ambities. Toen moest dringend een werkbare oplossing gevonden worden. Onder invloed van de ideeën van Montalembert die het concept van grote kringvestingen met veel vuurkracht ingang had doen vinden, was men in België uiteindelijk gewonnen voor de bouw van één grote kringvesting, een nationaal Reduit, waar bij een inval, koning, regering en leger zich konden terugtrekken om de vijand te blokkeren tot er hulp uit het buitenland opdook; of van hieruit de tegenaanval te organiseren. Na heel wat discussies viel de keuze op Antwerpen, en dit resulteerde dan
uiteindelijk in de boven aangehaalde wet van 8 september 1859. Het hoeft geen betoog dat de vesting in Antwerpen niet populair was: enerzijds om de grootschalige onteigeningen die hiervoor nodig waren, anderzijds omwille van de gruwelverhalen over belegderde vestingen die toen de ronde deden. Sebastopol was nog niet zo lang geleden volledig verwoest tijdens de Krimoorlog. Dit gaf ontstaan aan de beruchte Meetingpartij, die met slechts één programma-punt: “ongedaan maken van de vesting” er in slaagde afgevaardigden te laten verkiezen tot in het nationale parlement. Een gigantische onderneming onderneming 13 Miljoen kubieke meter grond werden verplaatst, het metselwerk werd op 1 miljoen kubieke meter geschat en er moesten permanent ongeveer 13000 man aan het werk gehouden worden om de afgesproken planning te kunnen
respecteren. Omdat de prijs van de baksteen één van de voornaamste elementen was voor de totale kostprijs werd de volledige jaarproductie van 2 steenbakkerijen opgekocht, en werden zelfs eigen steenbakkerijen opgericht, zoals in Kalmthout. In 1865 was het merendeel van de werken achter de rug. Niet alleen vestingbouwkundig oogstte het project veel internationale bewondering. Ook architectonisch oogde het niet onaardig naar de normen van de tijd. De bouwwerken die onder de aarden wallen en versterkingen schuil gingen waren volledig in baksteen en veel gewelven getuigen ook nu nog van het vakmanschap van de bouwers. In de geest van de 19de eeuwse neo-stijlen, moesten de gevels een illusie geven van macht en weerbaarheid van de middeleeuwse burchten. Daarom zijn overal valse mezekouwen (*) en schietgaten aangebracht. In Fort 3, dat het eerst gebouwd werd vindt men nog heuse torens met kantelen terug.Voor de aannemer was het project minder succesvol: op 5 december 1866 ging de Compagnie Pauwels roemloos in vereffening. De aandelen noteerden toen nog 24 frank, in 1860 stonden ze nog op 630 frank. Hoe ging het verder?Niettegenstaande de verder? internationale lof voor het project, waren de vestingwerken zeer snel verouderd omwille van de voortschrijdende technologie die ook een snelle evolutie van de vuurkracht van de kanonnen tot gevolg had. Door de uitvinding van de brisantgranaat in 1885 kwam er een definitief einde aan het baksteen als materiaal voor vestingbouw . In 1907 werd de eigenlijke omwalling rond Antwerpen, mede door demografische druk, en wegens noodzakelijke uitbreiding van de haven doorstoken en militair gedeclasseerd. De forten van de oorspronkelijke bakstenen fortengordel werden met beton versterkt, en gingen deel uitmaken, samen met in de intervals gebouwde schansen of redoutes, van een nieuwe veiligheidsomwalling rond Antwerpen. Verder van de stad verwijderd
werd een nieuwe fortengordel van betonnen pantserforten verder afgebouwd. Het was deze vesting die de Duitsers in 1914 moest tot stand brengen. We weten hoe het afgelopen is: de belegering begon op 27 september, op 9 october capituleerde Antwerpen. De betonnen gewelven van de pantserforten, ontworpen tegen projectielen van 28 centimeter, werden verpulverd door het Duitse geschut van 42 cm. (Dikke Bertha) Van de omwalling van 1859 blijft haast niets meer over, de Antwerpse ring is hiervoor in de plaats gekomen. De bakstenen forten daarentegen zijn nog alle in meer of mindere mate intact met uitzondering van Fort 1 dat moest wijken voor de rechttrekking van de Turnhoutse baan.
Fort 2 : een korte beschrijving. Om niet te veel in een technische beschrijving te vervallen, is het beter om het fort te bekijken tijdens een geleide wandeling. Daarom hierbij slechts enkele hoofdkenmerken. Alles vertrekt van de primaire functie van dit fort. Gelijk van grondplan met de andere forten, en met uitzondering van fort 3 ook bijna identiek van indeling, maakt het deel uit van de vesting Antwerpen, en is bedoeld om de vijand de nadering van Antwerpen te beletten . Van het polygonale type, beschikt het fort dus over een lang hoofdfront, met een nuttige lengte van 360 meter, dat de basis van een vijfhoekig grondplan vertegenwoordigt. Boven op dit hoofdfront stond, op een aarden, niet-beklede wal een indrukwekkende rij kanonnen opgesteld in open lucht. Deze vertegenwoordigden de vuurkracht nodig voor de primaire opdracht. Op de zijfronten waren ook kanonnen die gericht waren op het interval tussen de forten en dienden dus om samen met fort 1 en fort 3 de vijand te beletten tussen de forten door te glippen. Samen met het hoofdfront stonden er in het totaal een dertigtal kanonnen. Om deze hoofdfunctie veilig te stellen, beschikte het fort over eigen verdedigingsmiddelen, die ervoor moesten zorgen dat de primaire vuurkracht overeind bleef. Er was in eerste instantie een natte gracht van 40 à 50 meter die het hele grondplan omsloot. In de gracht voor het hoofdfront ligt een gedetacheerde caponnière(*), met in elke flank zeven kanonkelders, van waaruit deze langs beide kanten onder schot kan gehouden worden, om de vijand te verhinderen de gracht over te steken. Halve caponnières (*) links en rechts van het hoofdfront, met telkens 6 kanonkelders hebben een gelijkaardige functie voor de bescherming van de zijgrachten. De keelzijde van het fort wordt beschermd door lage batterijen.(*) Onder dit hoofdfront is een gebouw voor kazernering en opslag. In halfronde gangen kan door paarden getrokken veldgeschut, ingespannen, schuilen voor zware beschietingen, en zonder keren de gang weer verlaten. In vredestijd worden hier de walaffuiten ondergebracht volgens hetzelfde principe. In analogie met de donjon of meestentoren van de middeleeuwse burchten, was het reduit van het fort de laatste wijkplaats van de verdedigers. Dit indrukwekkende gebouw heeft de vorm van twee halfcirkelvormige torens, respectievelijk met diameter 45 meter en 30 meter, verbonden met een recht stuk van 27 meter, rond een binnenplaats. Daar bereiken de muren een hoogte tot 14 meter. Met de aarden bedekking inbegrepen wordt dit 18 meter. Sommige muren zijn 2.5 meter dik. Boven op het dak is een gevechtsplatform waarop dezelfde kanonnen stonden als op het hoofdfront. Zelfs als de wallen van het fort waren ingenomen, kon het nog blijven vuren en zijn primaire functie vervullen. Het kwam er dus op aan om zo lang mogelijk in het reduit te kunnen standhouden. Voor elk fort was boven op dit gevechtsplatform nog een draaikoepel (*) voor twee 15 cm kanonnen voorzien, maar die werd om besparingsredenen enkel op fort
3 geïnstalleerd. In de staart van het reduit was nog een batterij die in het Verschanste Kamp kon vuren in geval van doorbraak van de vijand: de traditorebatterij. Het reduit zelf was van de rest van de vesting afgescheiden door een droge gracht, die slechts via een ophaalbrug toegankelijk was vanuit het buitenfort. De droge gracht was beschermd door een aaneengesloten rij fuselierskazematten met schietgaten in de contrescarp (*) en die het hele reduit omvatten. Ook vanuit het reduit kon de gracht beschoten worden. Het fort was trouwens zo opgevat dat een vijand van overal onder schot kon gehouden worden. Daartoe werden de oppervlakten volledig onbegroeid gehouden, en waren er bijna geen rechte hoeken. Een binnenglacis, bestreken vanuit het reduit bood een ongehinderd zicht en schootsveld op het lege terreplein (*). Het fort kon betreden worden langs 2 ingangen, langs een brug over de gracht via een bomvrije gang (poterne). De brug van de artillerie-ingang, was een draaibrug en was van zwaardere uitvoering dan deze van de reduitingang. Uniek in vesting Antwerpen is de uitvoering van de behuizingen voor het brugmechanisme in zandsteen. De artillerie-ingang werd beschermd door een grote traverse(*). In deze traverse, zal, met gevel naar de stad gericht, in 1875 een officierenpaviljoen worden ingebouwd. Aan de buitenkant van de gracht liep een bedekte weg (*), die in Wommelgem nog bijna helemaal intact is, en trouwens een zeer mooi wandelpad vormt met verrassende uitzichten. Gracht en bedekte weg zijn enkel onderbroken ter hoogte van een voetbalveld dat in de vijftiger jaren werd aangelegd op een stukje gedempte gracht. Huidige bestemming: Zoals hoger beschreven had het fort, zoals de hele vestinggordel, reeds zeer vroeg zijn verdedigingsfunctie verloren, maar het bleef militair bezit tot 1975. Na een vernietigende leegstand kon het domein door het gemeentebestuur van Wommelgem aangekocht worden op 29 november 1977. Sindsdien staat een deel van het fort ter beschikking van de Wommelgemse verenigingen. In het reduit (binnenfort) vindt men o.a. lokalen van een fotoclub, van treinminiatuurliefhebbers, een theater, een club voor andersvaliden, een vereniging voor kantklossen, KWB-lokalen en nog vele andere. Ook vindt men onder de gewelven van de oude traditorebatterij het regionaal Politiemuseum. Het buitenfort dat alleen maar onder begeleiding toegankelijk is, wordt onderhouden door de “v.z.w. Vriendenkring Gemeentelijk Domein Fort 2 Wommelgem”, die met de gemeente Wommelgem een beheerscontract heeft afgesloten. Zij hebben al heel wat verfraaiingswerken op hun actief, en onder hun impuls werden enkele kleine musea over WO I en WO II ingericht in het hoofdfrontgebouw. In datzelfde hoofdfrontgebouw, werd recent, in aanwezigheid van militaire en burgerlijke autoriteiten een permanente tentoonstelling geopend van 19de eeuws geschut. Basis hiervan zijn een aantal collectiestukken ter beschikking gesteld door het Koninklijk Leger Museum in Brussel. De tentoonstelling is een vaste halteplaats voor de historische rondleidingen in het fort,
verzorgd door de Werkgroep Gidsen van Fort 2. Zij maken dankbaar gebruik van dit tastbaar pedagogisch materiaal om de snelle evolutie van het geschut gedurende de 19de eeuw uit te leggen. Tijdens deze rondleidingen, die volledig gratis zijn, wordt uiteraard ook een bezoek gebracht aan de kazematten van hele en halve caponnières. Zij hebben plaats elke laatste zaterdag van de maand om 14h, met uitzondering van december. Vertrek aan het gidsenlokaal naast het voetbalveld. Groepen kunnen ook schriftelijk een aanvraag richten aan het Gemeentebestuur van Wommelgem, Kaakstraat 2, 2160 Wommelgem, fax 03/3534026 of e-mail
[email protected]. Ook wandelingen, gericht op de rijke natuur van dit domein van 33ha zijn mogelijk. (*)ENKELE VESTINGBOUWKUNDIGE TERMEN: - Batterij: opstelling van enkele vuurmonden die op hetzelfde doel vuren - Bedekte weg: weg aan de buitenzijde van de buitenste gracht, aan de veldzijde gedekt door het glacis - Caponnière: in het polygonaal systeem een flankeringsorgaan voor de wal in de gracht gelegen. - Contrescarp: grachtboord aan de veldzijde - Courtine: gedeelte van een muur of wal tussen twee torens of bastions - Escarp: grachtboord aan vestingszijde - Face: zijde van een versterking naar de vijand gekeerd - Flank: zijde van een versterking waaruit flankeervuur gegeven wordt - Flankeren: zijdelings beschieten - Fort: permanente versterking, kleiner dan een vesting, zonder burgerbevolking - Front: vestingsgedeelte tussen twee saillanten - Gedetacheerd: afgezonderd van een vesting - Glacis: aarden helling die de bedekte weg aan de veldzijde dekt - Halve caponnière: caponnière met slechts één flank - Hoofdfront: front aan de, naar de vijand gerichte voorkant van de vesting - Kazemat: Ondergrondse of binnen ingerichte kamer, meestal voor de opstelling van een wapen. - Keel: achterzijde van een versterking - Mezekouw: Stenen uitgekraagde weergang van waaruit de voet van de muur kan bestookt worden - Draaibare (pantser) koepel: Draaibare (gepansterde) opstelling voor geschut. - Polygonale stelsel: vestingbouwkundig stelsel waarbij de grachten geflankeerd worden vanuit caponnières - Reduit: zelfstandig verdedigingswerk dat dienst doet als laatste wijkplaats - Saillant: naar de veldzijde uitstekende hoek van een versterking - Schans: permanente versterking, kleiner dan een fort, meestal zonder eigen garnizoen - Terreplein: binnenste gedeelte van een versterking - Traditorebatterij: batterij die in de flank of de rug van de vijand vuurt - Traverse: aarden ophoging die de projectielen van de vijand moet onderscheppen - Vesting: permanente versterking waarin ook een burgerbevolking verblijft BIBLIOGRAFIE DE SCHRIJVER ir C., “De omwalling rond Antwerpen van 1859”, In Ingenieurstijdingen 15de jaargang 1966 nr 1. GILS Robert, Be-vestigd Verleden. België onder de Wapens 2, Tielt 1997. GILS Robert, “De Wellingtonbarrière”. In Vesting 1997-1..p2-11 Tijdschrift van vzw Simon Stevin. GILS Robert, Vesting Antwerpen. Deel 1.Bakstenen schoonheid 1830-1885. België onder de Wapens 5, Erpe1997. GILS Robert, Vesting Antwerpen. Deel 2.De Pantservesting 1885-1914. België onder de Wapens 7, Erpe 1998. GILS Robert, “Analyse van de Brialmontforten als onderdelen van de fortengordel en vesting Antwerpen”. In Vesting Antwerpen, de Brialmontforten, hoofdstuk 3, eindredactie Piet Lombaerde, s.l.1997 GILS Robert, De Belgische Vestingartillerie 1830-1914, Temse 1993. JACOBS Willy; Brochure Fort 2 te Wommelgem, Wommelgem 1975 JACOBS Willy: Fort 2 te Wommelgem. Van “Libertas castrensis Operis” tot Antitankgracht. Turnhout 2006. LE PAGE Hendrik, “Het ontstaan van het nationale reduit Antwerpen”; In Vesting Antwerpen, de Brialmontforten, hoofdstuk 2 eindredactie Piet Lombaerde, s.l.1997. POTTIER Werner, “De bouw van de fortengordel rond Antwerpen”. In Vesting Antwerpen, de Brialmontforten, hoofdstuk 3, eindredactie Piet Lombaerde, s.l. 1997. Plattegronden Antwerpen 1859 en Antwerpen 1914 met dank aan de vzw Simon Stevin. -