Gescand archief aatum p
1224101
2
B M l 2012
BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WWB, IOAW, IOAZ , en WIJ Artikel 1 - De rechtsgronden van het terugvorderingsbesluit
Het college maakt altijd gebruik van de bevoegdheid tot het herzien, intrekken of terugvorderen van bijstand zoals neergelegd: - in de artikelen 54 derde lid, en 58 tot en met 60 van de Wet Werk en Bijstand WWB), - in de artikelen 25 tot en met 31 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers IOAW), - in de artikelen 25 tot en met 31 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), met inachtneming van onderhavige beleidsregel. Artikel 2- Geheel of gedeeltelijk afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit
a. Het college ziet af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien hiertoe een dringende reden aanwezig is. Dringende redenen kunnen slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van sociale of financiële consequenties die de terugvordering voor belanghebbende heeft. Het gaat niet om dringende redenen ten tijde van het ontstaan van de vordering. b. Het college ziet af van terugvordering indien de vordering na verrekening met een eventuele vordering die de belanghebbende op de gemeente heeft, lager is dan € 100,00. Artikel 3 - Aflossing op vorderingen
a. Uitgangspunt bij terugvordering van ten onrechte verleende bijstand is dat dit in één keer moet worden terugbetaald. Dit gebeurt door verrekening met de uitkering, inhouding op de uitkering, of indien er geen sprake meer is van een uitkering, door terugbetaling. Indien wordt aangetoond door de belanghebbende dat door diens financiële positie terugbetaling ineens niet mogelijk is, kan een betalingsregeling worden getroffen, zoals beschreven in onderdeel b tot en met e. In haar besluit van 11 juni 2009 heeft het college een besluit genomen over de hoogte van de verlangde aflossingsbedragen. b. Voor personen die bij het vaststellen van de termijnbedragen in het kader van een betalingsregeling een uitkering ontvangen op het niveau van een uitkering krachtens de WWB, IOAW, IOAZ geldt dat de aflossingscapaciteit door de gemeente wordt vastgesteld op een bedrag gelijk aan 10% van de voor hen geldende uitkeringsnorm of grondslag inclusief de vakantietoeslag. c. Voor personen die geen bijstandsuitkering van de gemeente Delft ontvangen wordt het aflossingsbedrag vastgesteld op 10% van de uitkeringsnorm die van toepassing zou zijn als een uitkering zou worden ontvangen vermeerderd met een bedrag naar draagkracht. Deze draagkracht wordt op gelijke wijze vastgesteld als bij verstrekkingen in het kader van de bijzondere bijstand. d. Bij het vaststellen van het termijnbedrag ter aflossing van de vordering van de gemeente moet de belanghebbdende tenmiste de beschikking houden over een bedrag gelijk aan 90% van de voor hem of haar geldende bijstandsnorm (de
beslagvrije voet), als bedoeld in artikel 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. e. Het college stelt de draagkracht voor het voldoen van een periodieke betaling ter terubetaling van de vordering vast. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld. f.
Periodiek doet de gemeente een onderzoek naar de betaalcapaciteit. Hiertoe heeft zij termijnen vastgesteld. Het college is bevoegd deze termijnen te wijzigen. In bijzondere situaties kan het college besluiten van deze termijnen af te wijken.
g. Indien de betrokkene niet tijdig betaalt zal de gemeente aanmaningen versturen. De gemeente hanteert daarbij de termijnen zoals deze zijn genoemd in de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 4 - Rente en kosten Indien de belanghebbende in gebreke blijft bij het terugbetalen van de vordering en de gemeente hiertoe aanmaningen verzendt, kan de gemeente rente en kosten in rekening brengen. Artikel 5 - Verrekening en beslaglegging Indien de belanghebbende de schuld niet betaalt, niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een opgelegde betalingsverplichting niet nakomt, dan wordt de vordering ingevorderd bij dwangbevel door middel van beslaglegging of verrekening. Artikel 6 - Verlaging vordering In die gevallen dat de uitkering van de belanghebbende wordt beëindigd als gevolg van het aanvaarden van arbeid: a. dan wordt na 6 maanden het bedrag van de openstaande vordering (-en) verlaagd met een bedrag gelijk aan 1 maand uitkering. Voorwaarde is wel dat de belanghebbende gedurende deze 6 maanden overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 heeft afgelost op de openstaande vordering(-en). Het gehanteerde uitkeringsbedrag is het normbedrag (de norm inclusief de gemeentelijke toeslag of verlaging) zoals dit gold op moment van de beëindiging van de uitkering. Verlaging van de vordering(-en) vindt niet plaats als de vordering is ontstaan als gevolg van fraude of misbruik. b. onverminderd het bepaalde onder a kan belanghebbende na deze 6 maanden, zoals bedoeld onder a, ook kiezen voor het verlagen van de periodieke aflossing. Deze verlaging gedurende het restant van de aflossingsperiode is omgerekend maximaal gelijk aan 1 maand uitkering, zoals bedoeld onder a. Deze verlaging van de aflossing vindt niet plaats als de vordering is ontstaan als gevolg van fraude of misbruik. Artikel 7- Kwijtschelding openstaande vorderingen a. Het college besluit het restant van een vordering kwijt te schelden, met uitzondering van: o een vordering die ontstaan is als gevolg van fraude of misbruik, o een vordering die wordt gedekt door een krediethypotheek of pandrecht, indien de belanghebbende gedurende een periode van 60 maanden (5 jaar) volledig aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan, zoals bedoeld in artikel 3, onder b tot
en met e. De kwijtschelding wordt niet verleend indien de belanghebbende ter vaststelling van de hoogte van de aflossingsverplichting onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt of indien een verwijtbare achterstand is ontstaan bij de aflossing. b. In het geval van vorderingen als gevolg van fraude of misbruik, zoals omschreven in artikel 6 onder a, scheldt het college het restant van een vordering kwijt indien de belanghebbende gedurende een periode van 120 maanden (10 jaar) volledig aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan, zoals bedoeld in artikel 3, onder b tot en met e. De kwijtschelding wordt niet verleend indien de belanghebbende ter vaststelling van de hoogte van de aflossingsverplichting onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt of indien een verwijtbare achterstand is ontstaan bij de aflossing. c. Het kwijtschelden van een (restant) vordering als gevolg van fraude of misbruik geschiedt slechts eenmalig. d. In het geval de vordering wordt gedekt door hypotheek of pand op een goed of goederen, wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 8 - Kwijtscheldingen van leningen voor duurzame gebruiksgoederen a. De belanghebbende komt in aanmerking voor kwijtschelding van het restant van een lening voor duurzame gebruiksgoederen, als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: • er moet gedurende tenminste 36 maanden (3 jaar) naar draagkracht op de lening zijn afgelost; • de minimale maandelijkse aflossingsnorm is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, onder b het bedrag van de normaflossing voor personen met een periodieke bijstandsuitkering; • indien belanghebbende geen uitkering (meer) ontvangt dan wordt de aflossing op dezelfde wijze vastgesteld zoals bedoeld in artikel 3, onder c. • bij de vaststelling van de terugbetalingstermijn wordt rekening gehouden met andere aflossingsverplichtingen voor leningen voor als noodzakelijk aangemerkte duurzame gebruiksgoederen, zoals leningen die met dit doel zijn aangegaan bij een Gemeentelijke Kredietbank Bank. Hierdoor kan het werkelijke aflossingsbedrag lager zijn dan het genormeerde bedrag. Daarbij wordt rekening gehouden met het bepaalde in artikel 3, onder d. • als het werkelijke aflossingsbedrag lager is dan het bedrag van de normaflossing, anders dan de aflossingsverplichtingen van als noodzakelijke beoordeelde leningen, voor personen met een periodieke bijstandsuitkering, duurt de terugbetalingstermijn langer tot de som van het vastgestelde aflossingsbedrag over tenminste 36 maanden is bereikt. b. Geen kwijtschelding als bedoeld in onderdeel a wordt verleend indien: • geen, onvolledige of onjuiste informatie is verstrekt welke tot doel heeft de hoogte van de aflossingsverplichting vast te stellen; • er een verwijtbare achterstand in de betaling is ontstaan; • de belanghebbende verwijtbaar nalatig blijft binnen een bepaalde periode bewijsstukken te overleggen, waardoor de rechtmatigheid van de verstrekking niet kan worden vastgesteld; • de vastgestelde aflossingsbedragen over 36 maanden hoger of gelijk zijn aan het bedrag van de verstrekking.
Artikel 9 - Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek a. Het college zal besluiten, anders dan bedoeld in artikel 7 en 8, tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien: • daarvoor gelet op de omstandigheden van degene van wie wordt teruggevorderd, dringende redenen aanwezig zijn; • redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de onder b bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen. b. Geen kwijtschelding als bedoeld in onderdeel a, wordt verleend indien: • de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende; • de vordering wordt gedekt door hypotheek of pand op een goed of goederen, behoudens voorzover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden. c. Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering in het geval zoals bedoeld onder a, treedt niet in werking voordat een schuldregeling daadwerkelijk tot stand is gekomen. Een schuldregeling kan alleen tot stand komen indien de vordering van de gemeente ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de overige schuldeisers van gelijke rang. d. Het besluit tot het geheel of gedeeltelijk kwijtschelden zoals bedoeld in onderdeel a, of het (gedeeltelijk) afzien van verdere terugvordering, wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien: • niet binnen 12 maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen gesteld onder c; • de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; • onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid. Artikel 10 - Geen mogelijkheid tot incasso Wanneer gedurende 7 jaar niet op een vordering is afgelost en de debiteur naar verwachting niet zal gaan aflossen, kan besloten worden tot het afboeken van de vordering. Dit is aan de orde in geval dat: a. de debiteur niet traceerbaar is, en een regelmatig adres- en/of inkomensonderzoek niet tot terugvorderingsmogelijkheden heeft geleidt; b. de debiteur in het buitenland woont, en als gevolg daarvan incasso niet tot succes heeft geleidt. Artikel 11- Het afkopen van vorderingen In bepaalde gevallen bestaat de mogelijkheid om op basis van individuele gronden de vordering af te kopen. Hiervan kan sprake zijn als na toetsing geconcludeerd wordt dat de gehele vordering waarschijnlijk niet zal kunnen worden geïncasseerd binnen de in artikel 6 tot en met 8 genoemde termijnen, of de incasso zodanig lang zal duren dat dit leidt tot onaanvaardbaar hoge kosten, renteverlies en incassorisico. Uitgangspunt is dat bij afkopen van de vordering ten minste 60% van de totale vordering in één keer moet worden voldaan. De betaling moet plaatsvinden binnen 6 weken nadat de gemeente met het verzoek tot afkopen heeft ingestemd. Indien de betaling niet tijdig wordt ontvangen komt het besluit tot afkoop te vervallen.
Artikel 12 - Hardheidsclausule Indien de toepassing van deze beleidsregel leidt tot onbillijkheden van overwegende aard dan kan het college, ook in die gevallen dat de vordering een gevolg is van fraude en/of misbruik zoals bedoeld in artikel 7 en artikel 9 onder b, ten gunste van de belanghebbende van deze beleidsregel afwijken. Artikel 13- Bevoegdheid college Waarin deze beleidsregel niet voorziet beslist het college. Artikel 14 - Overgangsbepalingen a. Deze beleidsregel heeft onmiddellijke werking met uitzondering van artikel 3, lid b en lid c. b. Voor besluiten die betrekking hebben op het vaststellen van de hoogte van de aflossing zoals bedoeld in artikel 3 lid b en lid c geldt dat deze beleidsregel van kracht is voor vorderingen die zijn ontstaan na het van kracht worden van deze beleidsregel. c. Voor besluiten over de aflossing van vorderingen die al bestonden voordat deze beleidsregel van kracht werd, geldt de beleidsregel zoals deze voordien van kracht was. d. In die gevallen waarin toepassing van het bepaalde leidt tot onbillijkheden wordt het voor de cliënt meest gunstige besluit genomen. Artikel 15- Inwerkingtreding Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 17 april 2012. Artikel 16- Citeertitel Deze beleidsregel kan worden aangehaald als de Beleidsregel Terugvordering 2012.
Deze beleidsregel is na vaststelling door het college bekend gemaakt in de Stadskrant, dd. 21 april 2012.
4^
, burgemeester mr. drs. G.A.A. Verkerk secretaris - drs. T.W. Andriessen l.s.
Aldus vastgesteld
Toelichting Er zijn inwoners van Delft die bij de gemeente een schuld hebben, omdat zij te veel uitkering hebben ontvangen. In de meeste gevallen komt dit doordat: • een uitkering niet op tijd werd gestopt, of • een uitkeringsgerechtigde een inkomen ontving, dat de gemeente niet kon inhouden op de uitkering. • iemand een lening van de gemeente ontving die nog niet is terugbetaald. Soms is er een schuld als gevolg van fraude. Dat is oplichting door het niet geven van alle informatie en / of het vervalsen van gegevens. De schuld van de meeste personen die een schuld bij de gemeente hebben, is minder dan € 1000,00. Zo'n schuld bij de gemeente heet een 'vordering', De gemeente vindt dat alle schulden moeten worden terugbetaald. Echter, de gemeente weet ook dat het terugbetalen van deze schulden vaak heel moeilijk is. Soms weet de gemeente niet waar de persoon met de schulden woont. En de gemeente weet vaak ook niet of die persoon een inkomen heeft. Daarom heeft de gemeente regels waarin bepaald is wanneer de gemeente de rest van een schuld kan kwijtschelden. Kwijtschelden betekent dat die persoon een schuld niet hoeft terug te betalen. De gemeente kan dus een deel van de schuld kwijtschelden. Dat kan als een uitkeringsgerechtigde na een uitkeringsperiode aan het werk gaat. De gemeente kan in deze situaties na 6 maanden een deel van de schuld kwijtschelden. Vaak is de totale schuld daarmee afbetaald. Het (weer) aan het werk gaan, zorgt ervoor dat uitkeringsgerechtigden meer inkomen hebben. Deze regels staan in deze Beleidsregel Terugvordering 2010. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 - De rechtsgronden van het terugvorderingsbesluit Wanneer mag de gemeente terugvorderen (eisen dat geld terug wordt betaald) De gemeente verstrekt verschillende soorten uitkeringen. Elk soort uitkering is gebaseerd op een aparte wet. In elke wet staat precies wanneer de gemeente mag besluiten tot het terug laten betalen van (een deel van) de uitkering. Is een situatie niet beschreven in die wet? De gemeente mag dan niet besluiten tot het laten terugbetalen. Er zijn 2 soorten schulden waarin de gemeente geen kwijtschelding voor geeft. Dat zijn: • schulden voor leningen die de gemeente geeft voor het starten, behouden of ondersteunen van een eigen bedrijf; • uitkeringen die de gemeente geeft als een persoon een eigen huis heeft met een aanzienlijke overwaarde. Is er in die gevallen door de gemeente een extra hypotheek gevestigd (dat heet een: 'krediethypotheek')? Dan kan de persoon geen kwijtschelding krijgen.
Artikel 2 - Het geheel of gedeeltelijk afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit In welke gevallen zal de gemeente niets terugvorderen? De gemeente ziet af van het laten terugbetalen van een schuld als er een dringende reden is. Wat precies dringende reden zijn, laat zich niet omschrijven. Dit zal de gemeente per geval apart moeten beoordelen. In ieder geval moet het terugbetalen van de schuld geen nadelige gevolgen hebben voor de cliënt en/ of zijn gezin. Een persoon hoeft een schuld die lager is dan € 100,00 niet terug te betalen. De kosten van het laten terugbetalen van zo'n klein bedrag zijn hoger dan de opbrengst. NB: Dit geldt niet voor opgelegde boetes of maatregelen. Die moet een persoon altijd betalen. Artikel 3 - Het aflossen op vorderingen Hoe moet er worden terugbetaald? Het is de bedoeling dat een persoon de schuld in 1 keer terugbetaalt. Lukt dat niet? De persoon kan dan bij de gemeente vragen om een terugbetalingsregeling. De gemeente heeft regels voor welk bedrag de persoon ten minste elke maand moet terugbetalen. Deze regels heeft het college reeds eerder (11 juni 2009) vastgesteld Ontvangt de persoon een uitkering van de gemeente? De maandelijkse aflossing is dan 10% van de netto uitkering (de voor betrokkene geldende netto uitkeringsnorm of grondslag), inclusief het vakantiegeld. Heeft die persoon een ander (hoger) inkomen? De aflossing is dan: • een bedrag gelijk aan 10% van de uitkeringsnorm (of grondslag) die voor deze persoon zou gelden; • plus een bedrag naar draagkracht (het verschil tussen de uitkering en het werkelijke inkomen). De gemeente stelt de draagkracht op dezelfde wijze vast als bij de bijzondere bijstand. De draagkracht van iemand is de financiële last die iemand kan dragen. Als de gemeente besluit de draagkracht binnen de bijzondere bijstand anders vast te stellen, dan wordt dit automatisch ook van kracht bij het vaststellen van de bedragen voor de terugbetaling. Is de schuld ontstaan door fraude? Dan gaat de gemeente ook uit van de draagkracht. Die berekent de gemeente op dezelfde manier. Het percentage de persoon moet aflossen is echter hoger, namelijk: resp. 40%, 50% en resp. 65%. De gemeente is gebonden aan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In dit wetboek staat dat de betreffende persoon altijd een bedrag moet overhouden dat gelijk is aan 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Anders gezegd: de beslagvrije voet. Bij het bepalen van het aflossingsbedrag moet de gemeente dan ook rekening houden met andere aflossingen. Inkomens kunnen wijzigen. Schulden kunnen zijn afgelost of nieuwe schulden kunnen zijn ontstaan. De gemeente onderzoekt daarom regelmatig opnieuw of het nodig is om het aflossingsbedrag aan te passen. Dit kan leiden tot een hogere, maar ook tot een lagere aflossing.
Overigens kan ook de betreffende persoon de gemeente vragen om de aflossing opnieuw te laten vaststellen. Bijvoorbeeld door een wijziging in de omstandigheden van die persoon. Betaalt de persoon het bedrag niet dat is afgesproken? De gemeente kan dan een aanmaning sturen. De persoon krijgt dan een extra mogelijkheid om binnen een bepaalde tijd alsnog te betalen. De gemeente hanteert hiervoor de termijnen die zijn vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Betaalt de persoon nog steeds niet? De gemeente kan dan beslag leggen (zie artikel 5) op het inkomen of op goederen. Artikel 4 - Rente en kosten De gemeente kan rente en kosten in rekening brengen. De gemeente kan besluiten rente en kosten in rekening te brengen. Artikel 5 - Beslaglegging Als er niet wordt betaald dan kan de gemeente overgaan tot beslag Betaalt de persoon ook na aanmaningen nog niet? De gemeente kan dan overgaan tot het 'invorderen via een dwangbevel' (dat noemt de gemeente: 'vereenvoudigd derdenbeslag'). De gemeente kan dan beslag laten leggen op een deel van het inkomen van die persoon. Dat betekent dat de persoon niet meer vrij over het inkomen kan beschikken. De gemeente kan dit doen zonder een rechter in te schakelen. Artikel 6 - Verlaging van de vordering Na 6 maanden kan in sommige gevallen de schuld worden verlaagd. Wordt de uitkering gestopt omdat de persoon gaat werken? De gemeente kan dan de openstaande schuld verlagen. Voorwaarden zijn: - dat de uitkering van deze persoon na 6 maanden nog steeds is beëindigd; - en dat gedurende deze 6 maanden de persoon volgens de regels op de schuld heeft afgelost. De gemeente verlaagt daarna de nog openstaande schuld met een bedrag dat gelijk is aan een maand uitkering. De gemeente gebruikt daarbij de uitkeringsnorm die gold op het moment van de beëindiging van de uitkering. Deze verlaging van de schuld geldt niet voor schulden die een gevolg zijn van vastgestelde fraude of misbruik. De betreffende persoon kan ook kiezen voor een andere mogelijkheid. Dat is een verlaging van de maandelijkse aflossing. De verlaging geldt dan voor de resterende aflossingsperiode. Het totaal bedrag waarmee de gemeente de aflossing verlaagt, is ook maximaal een maand uitkering. Een voorbeeld: Er is een schuld waarvan de aflossingsduur nog 100 maanden is. Een maand uitkering is € 1.000,-. Dit betekent dat de gemeente de aflossing gedurende de resterende looptijd met € 10,00 per maand kan verlagen. Artikel 7 - Kwijtschelding van openstaande vorderingen Kwijtschelding van een schuld (geen fraudeschuld) na 5 jaar of na 7 jaar (fraudeschuld) De gemeente kan het restant van de schuld kwijtschelden. Dat zal de gemeente doen als de betreffende persoon gedurende 5 jaar (60 maanden) volgens afspraak heeft afgelost. Is de schuld ontstaan door fraude? Dan moet de persoon ten minste 10 jaar volgens de afspraak aflossen. De gemeente doet niet aan kwijtschelding als: • er sprake is van een achterstand in de betalingen;
•
de persoon bij het bepalen van de hoogte van de aflossing, onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven.
Ook als de terugbetaling plaats vindt door een beslaglegging zal de gemeente, als aan de overige voorwaarden is voldaan, het restant van de schuld kwijtschelden. Daarbij moet de gemeente tenminste het bedrag hebben ontvangen wat ook bij een vrijwillige aflossing zou zijn ontvangen. Daarbij worden de regels aangehouden die staan in artikel 3. De kwijtschelding van een vordering die een gevolg is van fraude gebeurt maar 1 keer. Is er voor een tweede of volgende keer sprake van fraude? Voor deze vordering geeft de gemeente geen kwijtschelding. Bij de aflossing geldt dat de persoon de oudste vordering als eerste moet aflossen. Tenzij een andere volgorde voordeliger is voor die persoon. Zoals al in artikel 1 is te lezen, zal de gemeente een schuld waarvoor een krediethypotheek is afgesloten, niet kwijtschelden. Immers, bij de start van de uitkering is er een vermogen aanwezig. Omdat het vermogen vastzit in een woning (of woonboot of woonwagen) kan de gemeente de uitkering niet weigeren. Daarom verstrekt de gemeente de bijstand als lening. Om de terugbetaling te garanderen wordt een hypotheek of pandovereenkomst getekend. Artikel 8 - Kwijtschelding van lening voor duurzame gebruiksgoederen (leenbijstand) Kwijtschelding van een lening voor duurzame gebruiksgoederen (huisraad etc.) Deze regels zijn er al heel lang, zeker sinds de jaren 80 van de vorige eeuw. Het Rijk betaalde toen de kwijtschelding van leenbijstand na 3 jaar aflossen. De gemeente Delft heeft dit beleid sindsdien aangehouden. De gemeente kan het restant van een lening voor duurzame gebruiksgoederen (leenbijstand) kwijtschelden. Dat kan na 3 jaar als de persoon volgens de afspraak heeft afgelost. Bij het bepalen van het aflossingsbedrag houdt de gemeente rekening met aflossingen van andere leningen die ook voor duurzame gebruiksgoederen zijn afgesloten, bijvoorbeeld bij de Gemeentelijke Kredietbank Ook hierbij geldt dat een kwijtschelding niet doorgaat als: • er sprake is van een achterstand in de betalingen; • de persoon bij het bepalen van de hoogte van de aflossing onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven. In deze gevallen verleent de gemeente geen kwijtschelding als de persoon niet kan aantonen dat hij het geld op de juiste manier heeft besteed. Hij heeft bijvoorbeeld geld ontvangen voor het kopen van een bed, maar in plaats daarvan is iets anders gekocht. Artikel 9 - Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek Als er (meer) schulden zijn waarvoor een regeling wordt getroffen. In de wet staat dat de gemeente mee moet werken aan een schuldregeling. In die gevallen zal de gemeente meewerken aan een (gedeeltelijke) kwijtschelding van openstaande vorderingen. Voonwaarden zijn dat: • een officiële instantie het verzoek tot een schuldregeling doet, zoals de Financiële Winkel van Delft of een Gemeentelijke Kredietbank • de schuldregeling binnen een periode van 12 maanden daadwerkelijk tot stand komt. • de gemeente binnen de uiteindelijke schuldregeling op de juiste manier wordt meegenomen. Hiervoor gelden bepaalde aparte spelregels. De gemeente moet ten minste net zo veel krijgen als andere, soortgelijke schuldeisers. 10
De kwijtschelding komt te vervallen als de betreffende persoon de afspraken van de regeling niet nakomt. De gemeente verleent geen kwijtschelding voor vorderingen die door een krediethypotheek of pand zijn gedekt. Artikel 10 - Geen mogelijkheid tot incasso Verblijfplaats onbekend De gemeente heeft ook een aantal schulden openstaan waarbij de verblijfplaats en het inkomen van de schuldenaar onbekend zijn. De gemeente probeert regelmatig de verblijfplaats en het inkomen van de betreffende persoon te achterhalen. In veel gevallen zonder succes. De gemeente zal deze schulden kwijtschelden: • als de verblijfplaats van de persoon nog steeds onbekend is, en • de persoon 7 jaar lang geen aflossing heeft gedaan, en • de gemeente ook niet verwacht dat er nog een terugbetaling zal komen. Artikel 11 - Het afkopen van vorderingen Het afkopen van een schuld Een persoon kan in sommige gevallen de mogelijkheid krijgen de openstaande schuld(-en) in een keer af te kopen. De betreffende persoon moet hier wel om vragen. De gemeente gaat alleen akkoord als de persoon de schuld niet kan betalen binnen de termijnen die zijn vastgesteld met deze regels. Als de schuld wel kan worden betaald binnen deze termijnen, dan gaat de gemeente niet akkoord met het afkopen van de schuld. Bij het afkopen geldt de voorwaarde dat de persoon in 1 keer ten minste 60% van de totale vordering moet betalen. De gemeente moet de betaling ontvangen binnen 6 weken nadat de gemeente akkoord is met het verzoek tot afkopen. Vindt betaling niet binnen deze 6 weken plaats? Dan komt het akkoord tot afkoop te vervallen. Artikel 12 - Hardheidsclausule Onoverkomelijke problemen In die gevallen dat het toepassen van deze beleidsregels tot onoverkomelijke problemen leidt, kan de gemeente besluiten hiervan af te zien. De gemeente zal dan een ander besluit nemen. Dit mag voor de burger niet slechter uitvallen. Artikel 13 - Bevoegdheid college Speciale bevoegdheden Het is mogelijk dat zich gevallen voordoen die niet passen binnen deze regels. Het college (de gemeente) zal dan een apart besluit nemen. Artikel 14 - Overgangsbepalingen Naar een nieuwe regeling Deze regels worden direct na de vaststelling van kracht. Er is slechts een uitzondering. Aflossing op nieuwe vorderingen (met een bedrag van 10% van de uitkeringsnorm) geldt voor vorderingen die na het van kracht worden van deze verordening zij ontstaan. Voor oudere vorderingen gelden de regels (6% van de aflossingsnorm) van de oude beleidsregel.
11
Voor het vaststellen van de mogelijkheid van het (gedeeltelijk) kwijtschelden van een vordering gelden altijd de nieuwe regels. Artikel 15 en 16 Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.
12