ARTHUR RIMBAUD AFRIKAANSE BRIEVEN VERTAALD EN VAN EEN VOORWOORD VOORZIEN DOOR PER JUSTESEN UITGEVERIJ DE ARBEIDERSPERS . AMSTERDAM . ANTWERPEN
Deze uitgave is mede tot stand gekomen dankzij het Fonds voor de Kunst van de gemeente Amsterdam. Copyright Nederlandse vertaling © 2001 Per Justesen/ BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam Copyright voorwoord © 2001 Per Justesen Oorspronkelijke uitgave: Oeuvres complètes, Éditions Gallimard, 1972 Omslagfotografie: Hodent, Boulhaut, Marokko ISBN
90 295 3560 1 / NUGI 321 www.boekboek.nl
VOORWOORD De dichter Rimbaud heeft aanleiding geven tot een onafzienbare reeks geschriften. De papiermassa is zo ver uitgedijd dat de études rimbaldiennes naast proza en poëzie als een onderscheiden litterair genre worden beschouwd. De laatste jaren groeit het besef dat de brieven uit Afrika meer zijn dan handelscorrespondentie en opportunistische kattebelletjes en boodschappenlijstjes naar moeder en zuster, zijn chers amis. Vitalie Rimbaud, de moeder van de dichter, staat er algauw alleen voor met vier kinderen. In 1853 was ze getrouwd met de beroepsmilitair Frédéric Rimbaud, die een carrière in Algerije achter de rug had. Hij was een goede arabist en vertaler. Het garnizoen wordt verscheidene malen overgeplaatst en aanvankelijk brengt de kapitein zijn verloven door bij het gezin in Charleville. In 1860 heeft hij er zijn bekomst van en laat zich niet meer zien. Moeder Rimbaud wil haar man (doen) vergeten, maar er zijn talrijke aanwijzingen dat Arthur gefascineerd was door zijn vader. Mme Rimbaud doet haar zonen op de beste scholen van de stad. Ze is een overtuigd janseniste die dagelijks met de kinderen in de bijbel leest. Het geërfde boerderijtje in het gehucht Roche wordt aangehouden en de opbrengst na elk seizoen met kloppend hart geteld. Vitalie is een dominante vrouw die stijf staat van angst voor de wisselvalligheden van het leven, ze had twee broers in misère zien verkommeren en wil zichzelf en de haren tot in het derde geslacht daartegen wapenen. Geen van de kinderen is daar ooit van hersteld. Frédéric, de oudste, was als kind al opstandig en verwierp de opgedrongen ambitie om hogerop te geraken. Later zal hij het contact met de familie verbreken. Isabelle, de jongste, blijft tot op middelbare leeftijd bij haar moeder wonen en wordt net zo'n kwezel als zij. Tot ver in de twintigste eeuw zullen de dames Rimbaud te Roche bekendstaan als onuitstaanbare vrouwspersonen. Dochter Vitalie maakt het allemaal niet mee, zij sterft op zestienjarige leeftijd aan een botziekte. Arthur scheert zijn hoofd kaal. De ambitie van maman had zich al vroeg op de intelligente, dweepzuchtig godgelovige Arthur gericht, die zijn weerzin tegen tucht en orde niet openlijk durfde te uiten (`Les poètes de sept ans', een van zijn bekendste gedichten). Toen hij zestien was geworden en zich niets meer liet gezeggen bleef zij hem door dik en dun steunen, ondanks zijn ongebruikelijke strapatsen. Hij wordt bij gelegenheid voorzien van reis- en kleedgeld, en wanneer hij muziek wil leren, wordt er een gehuurde piano in huis gezet ondanks vreselijke ruzies met de buren. De discipline van de jongensjaren was in haar tegendeel verkeerd. De schooljongens van het naargeestige Charleville droomden van gedurfde ontdekkingsreizen. De geïllustreerde bladen van de jaren zestig staan vol prachtige kopergravures van de wonderen van de tropen en wekken imperialistische en escapistische fantasieën op. De opening van het kanaal van Suez brengt exotische gebieden dichterbij. Een reis langs de zuidzijde van de Middellandse Zee en het Midden-Oosten is een soort traditie onder intellectuelen. In 1866 zitten Jules Mary (toekomstig romancier), Paul Bourde (toekomstig sterverslaggever) en Arthur Rimbaud dikwijls over de kaart van Afrika gebogen. Ze maken plannen om de bronnen van de Nijl te ontdekken. Bourde zou Arabisch leren, Mary Portugees en Rimbaud Amhaars. Maar Rimbaud had het vooralsnog druk met het verdienen van een zakcentje door Latijnse opstellen te schrijven die hij in grote hoeveelheden aan medeleerlingen verkocht. Hij is altijd een driftkop geweest. Op zijn tiende gaat hij met andere jongens op de vuist wanneer ze met wijwater knoeien. Volgens een leraar was hij tot 1870 allesbehalve opstandig. Maar dan slaat hij definitief een eigen weg in. Elke ruzie met zijn moeder levert een gedicht op (volgens dezelfde leraar, Izambard). Schoolkameraden hebben zijn stugheid genoemd, zijn
eenkennigheid, maar ook zijn gortdroge humor. Precies de eigenschappen waardoor hij later in Afrika zal opvallen. De liefde tot geld en de hang naar zekerheid is Rimbaud met moeders paplepel ingegoten. Hij heeft als kind een rijmpje gemaakt waarin hij jubelt dat hij geld wil hebben om zich niet met zoiets als werk te hoeven bezighouden. Charleville is omgeven door natuurschoon, dat er 's winters luguber bij ligt. Rimbaud loopt over grote afstanden de `liberté libre' achterna, `par la nature, -- heureux comme avec une femme'. Verlaine noemt hem later `l'homme aux semelles de vent', de man met wind aan zijn zolen. Ernest Delahaye loopt vaak mee. Hij heeft het later over het stug volgehouden ritme dat dichtregels oproept, en over de vooruitgestoken linkerschouder. Die schouder weet Savouré zich in 1930 nog uit Afrika te herinneren, misschien is er al iets met die botten, zwakke botten zijn een familiekwaal. Het verlangen naar de andere zijde van de horizon zal Rimbaud bijblijven. In Charleville is Parijs het beloofde land, als het in Aden en Harar tegenzit wordt Zanzibar aangeroepen. En als hij een veelbelovend plan in zijn kop heeft is hij niet te houden van enthousiasme. In 1870 loopt hij verscheidene malen van huis weg. Zijn leraar Izambard, bij wie hij zijn toevlucht zoekt, stuurt hem terug naar zijn moeder, in het vervolg zal hij geen volwassen man meer zonder reserve bewonderen of vertrouwen, ook de toonaangevende dichters niet. In 1871 weigert Rimbaud zijn school af te maken hoewel hij een sensationeel goede leerling is zoals er maar enkele per generatie voorkomen. Hij zoekt naar oude volksliedjes en bizarre alchemistische geschriften, die zijn poëzie beïnvloeden. Het moordende bombardement van Mézières (tegenover Charleville aan de Maas gelegen) in de gruwelijke winter van 18701871 maakt grote indruk. Zijn gedichten zijn een pleidooi voor herschepping van de wereld. De nationale garde maakt korte metten met de Commune. Hij informeert bij Delahaye naar leerboeken voor de exacte vakken want `il faut être absolument moderne'. Maar per slot van rekening denkt hij dat hijzelf en de wereld beter af zijn met zijn poëzie. Toch heeft het ontzag voor techniek hem nooit verlaten. De gedichten die hij naar Parijs opstuurt resulteren in een uitnodiging van Verlaine. Daar zal hij in gezelschap van enthousiaste nieuwlichters de dichtkunst transformeren en vriend en vijand schofferen. Bevriende kunstenaars zamelen geld in voor zijn levensonderhoud. De pasgetrouwde Verlaine biedt zich aan als weldoener en levenspartner. Ze vertrekken naar Brussel en Londen, waar het wemelt van de Franse ballingen die aan het bloedbad van Parijs zijn ontsnapt. Wanneer ze het erfdeel van Verlaine erdoor hebben gejaagd geven ze taallessen. De affaire eindigt met het fameuze revolverschot in Brussel. Verschrikt haasten de wederzijdse moeders zich naar hun zonen. Rimbaud maakt een harde landing en vraagt zich af of hij wel `de wereld kan veranderen', naar het woord van Breton. Hij schrijft in Roche Une saison en enfer, een heldhaftige poging om de balans op te maken en zijn onlust te boven te komen. In 1873 of op zijn laatst in 1874 heeft hij zijn laatste kunstzinnig bedoelde tekst geschreven. Na zijn twintigste moet hij niets meer van kunst hebben. `Je ne m'occupe plus de ça'. In 1875 gaat hij voor het eerst op eigen houtje het onbekende tegemoet: het begin van een aantal lange zomerse zwerftochten. 's Winters kan hij schuilen bij zijn moeder, die niets van hem begrijpt, maar zeker een heimelijke bewondering koestert. In 1876 tekent hij voor het Koninklijk Nederlandsch Indische Leger. Het gaat uiteraard om een gratis reis langs Egypte, de Rode Zee en de Indische Oceaan naar Java, waar hij deserteert en aanmonstert op een Engels schip naar Europa. Vervolgens onder meer een uitstapje naar Scandinavië (in Hamburg solliciteert hij naar werk bij de marine van de Verenigde Staten). In 1878 bereikt hij Cyprus waar hij opzichter in een
steengroeve is, en het verlangen naar de Oriënt zal zijn verdere leven bepalen. Abessinië is van de kust gescheiden door de barre Somalische woestijn. De koning van Axum, de voorloper van de Ethiopische staat, laat zich in de derde eeuw tot christen dopen. Ethiopië is veruit de oudste nog bestaande christelijke natie. Een land van mythische allure dat pas in de jaren dertig van onze eeuw (kortstondig) door een Europese macht zal worden bezet. Het land is rijk aan grondstoffen die door de aan de kust gevestigde Arabieren per kameel worden opgehaald en verder naar het Midden-Oosten en naar India verladen. Zo ging het al aan het begin van onze jaartelling overal aan de oostkust van Afrika. In 1875 bezet de onderkoning van Egypte in naam van de sultan van Constantinopel een deel van Somalië, inclusief Harar, en na de opening van het Suezkanaal verschijnen Europese kooplieden in de regio. De Engelsen krijgen het in Egypte verregaand voor het zeggen en zij betwisten het Arabische monopolie op de handel in goud, ivoor en koffie. Bovendien willen zij de slaventransporten naar Arabië beëindigen. De toegang tot Abessinië wordt streng bewaakt door negus (keizer) Johannes en zijn voornaamste vazal, de koning van Sjoa. Harar is een der heilige steden van de islam en verboden gebied voor ongelovigen. Na de Egyptische bezetting strijken er Europese handelaren neer en Rimbaud is een van de pioniers. Met lede ogen zien de Abessijnen de machtsuitbreiding van de islam aan. Ze kopen graag vuurwapens van de zakenlui wier positie wordt gesteund door diplomatiek en militair vertoon van hun respectievelijke regeringen. De situatie wordt gecompliceerd door de rivaliteit tussen Tigre en Sjoa. De Engelsen steunen Johannes van Tigre en de Italianen koning Menelik van Sjoa. Frankrijk speelt een minder grote rol, Frankrijks zorgen zijn Elzas en Lotharingen, die het van het Pruisische juk wil bevrijden. Daarvoor is de steun van Engeland onontbeerlijk, en tegengestelde belangen in de Hoorn van Afrika worden niet op de spits gedreven. Een ander aspect van deze revanchistische politiek is de grootscheepse herbewapening, waardoor een macht aan oorlogstuig, dat in 1870 inferieur aan de Duitse artillerie was gebleken, op de markt komt, en door ondernemende lieden in ontwikkelingslanden wordt gedumpt. De onderkoning van Egypte, in naam een Ottomaanse kolonie, is rechtens de hoogste autoriteit aan de westoever van de Rode Zee. Maar door een lepe politiek van het verstrekken van oninbare leningen hebben Engeland, en in mindere mate Frankrijk, het in Egypte voor het zeggen gekregen. Engelse legers trekken steeds verder stroomopwaarts langs de Nijl. Aan de hand van de Afrikaanse brieven zijn de verdere ontwikkelingen te volgen. In de correspondentie met zijn familie schrijft Rimbaud weinig over zijn dagelijks leven. Hij vraagt om bietenzaad maar het lijkt onwaarschijnlijk dat hij is gaan tuinieren. De vraag naar de reeksen compendia over moderne ambachten en technieken doen een megalomaan verlangen vermoeden om het land naar zijn inzichten te herscheppen, maar hij is niet in de positie om voor Prometheus te spelen. Zijn spelling van Arabische en Amhaarse namen en begrippen is weinig consequent en dat is in vertaling gevolgd. Soms ontstaan daardoor foutjes, zoals meervoudsvormen die als soortnaam worden gebruikt, of het veritaliaanste `thalaris', dubbel meervoud, en daardoor te charmant om te veranderen. Getuigen beweerden dat Rimbaud alle inheemse talen sprak. Het is mogelijk dat weinig muzische zakenlui zich hebben laten imponeren door de handigheid waarmee Rimbaud bruikbare woordjes en uitdrukkingen oppikte. Hoe dan ook, zijn vermogen tot aanpassing in kleding, houding en gedrag staat buiten kijf. Naar aanleiding van de wapentransactie met koning Menelik in 1887 is dikwijls gezegd dat Rimbaud een zakenman van niets was. De brieven spreken dat afdoende tegen. Vanaf zijn vroegste jeugd was hij een uitstekend econoom die altijd inspanning en resultaat tegen elkaar
afwoog, vrijwel zonder geld geheel Europa bereisde, en hij heeft in weinige jaren een duizelingwekkend kapitaal vergaard, op zijn minst 40.000 frank in tien jaar, genoeg voor 40 jaar bescheiden levensonderhoud. En hij leeft beslist uitbundiger dan hij zijn chers amis wil doen geloven. Nog in 2000 is een foto opgedoken waar hij met andere mannen bij Aden grijnzend poseert vóór een jachtpartij. Rosa, een Italiaanse employé van de firma Bienenfeld in Harar, was lyrisch over de prachtige tochten te paard die hij met Rimbaud buiten de stad heeft gemaakt. Ook zal hij, die als adolescent graag hasjiesj consumeerde, zich niet hebben onttrokken aan het gebruikelijke qat-kauwen en marihuana-roken. Als de spanning hoog oploopt zoals tijdens de maanden te Tadjoura, vervalt hij weer in zijn Parijse mateloosheid (dixit de herbergier te Obock). Al met al is het leven hard, maar niet voor niets, hij heeft zeker een vleugje `liberté libre' opgesnoven, en het gevoel dat zijn handelingen betekenis en gevolgen hebben, houden hem in de Hoorn van Afrika vast. Het verwijt van een gebrek aan tact dat de Franse consul hem maakt naar aanleiding van reizigersverhalen (in de brief van 8 november 1887) is overgenomen door vele rimbaldiens. Maar de conclusie is te algemeen. Juist door zijn tact kon hij in de moeilijke omstandigheden van 1888 en 1889 met succes bemiddelen tussen de Europese handelaars en de autoriteiten, personeel aannemen en lastdieren huren, et cetera, et cetera. Savouré herinnert zich in 1930 dat zijn brieven tot algemeen vermaak in gezelschap werden voorgelezen. Ook Ilg prijst zijn schrijfkunst. Ze hebben gelijk en maken graag gebruik van zijn gastvrijheid. Rimbaud moet zich gespiegeld hebben aan de mannen die voortdurend in de correspondentie opduiken: Alfred Bardey en Ilg, net als hij in 1854 geboren. Borelli was een jaar ouder. Bardey kwam uit een textielfamilie en werd door een internationaal bedrijf in dienst genomen. Hij kreeg alle middelen. Ilg was ingenieur en werd door een relatie bij Menelik aanbevolen. Borelli monstert op zijn achttiende aan op de grote vaart, komt in de walvisvaart terecht, in Mauritius, India, overal. In 1883 gaat hij met een staatssubsidie Oost-Afrika verkennen. Rimbaud zal er wel eens aan hebben teruggedacht dat hij de gelegenheid niet heeft genomen om `absolument moderne' te worden. Zijn zoon zou een groot ingenieur zijn (brief van 6 mei 1883)! De running gag over de dienstplicht doet misschien aanstellerig aan. Maar na de verloren oorlog van 1871 sloeg de reactie hard toe en verzaking van de dienstplicht werd hoog opgenomen. Isabelle is zes jaar jonger dan haar broer. Hij moet voor haar een raadselachtige jongen zijn geweest die vaker weg was dan thuis. Wanneer hij doodziek met haar naar Marseille afreist is moeder Rimbaud onmachtig van vrees dat ze nu ook haar dochter kwijt is. Meteen na de dood van Rimbaud begonnen de controverses over zijn werk en zijn persoon (brieven van december 1891). Eind december 1891, nog geen twee maanden na zijn dood, was een gedichtenbundel (Reliquaire) gereedgekomen en ook Une saison en enfer en Illuminations werden herdrukt met een inleiding van Verlaine. De inleiding tot Reliquaires ontketende groot schandaal omdat de samensteller, Rodolphe Darzens, getuigenissen van artiesten uit Parijs had verzameld, die alle fratsen van de jonge jongen uit de Ardennen flink aandikten, omdat hij Verlaine in de nor zou doen hebben belanden. Een dankbare steun voor het romantische beeld van de `poète maudit', dat Verlaine eerder had gelanceerd. Isabelle stelde zich tot taak om haar broers naam van alle blaam te zuiveren. Zij werd bijgestaan door haar toekomstige echtgenoot, Paterne Berrichon, een schilder die gegrepen was
door de gedichten en op onderzoek uitging. De brave man komt de eer toe een schat aan getuigenissen en teksten te hebben bijeengebracht, maar hij heeft zich bij de openbaarmaking wel veel gelegen laten liggen aan de huiselijke vrede. Hij beperkte zich niet tot verbeteringen in de interpunctie, die soms hinderlijke accentverschuivingen en breuken in het ritme tot gevolg hebben, maar veranderde bijvoorbeeld de goedkope Franse gezondheidszorg in `betere' (brief van 30 april 1891). In de brief van 22 oktober 1885 spreekt Rimbaud over een mogelijke winst van 25.000 à 30.000 franc binnen één jaar, maar in het handschrift staat onweerlegbaar 7000 à 8000 franc. Het verzameld werk in de Pléiade-uitgave geeft de versie-Berrichon. Helaas zijn niet alle brieven in facsimile bekend maar aan de interpunctie is te zien dat de Pléiade de gladstrijkers heeft gevolgd. Andere (onvollediger) uitgaven doen dat ook. De originelen zijn dikwijls in particulier bezit en niet beschikbaar. De machinaties van Isabelle-Berrichon hebben succes gehad en werden gesteund door officieel goedgekeurde katholieke schrijvers. De biografie van Enid Starkie uit 1938 heeft het beeld van Rimbaud radicaal veranderd. Zij stelt hem voor als een woeste jongeman die vecht, drinkt, hoert, snoert, hasjiesj en tabak rookt, boerenknullen ronselt voor vreemde krijgsdienst, zijn vrienden uitvreet en op de leeftijd des onderscheids een ondergeschikte doodslaat, gestrande schepen plundert om deze zedeloze loopbaan te besluiten met een illegale handel in slaven en vuurwapens. Dat laatste was te vinden in de archieven van de Engelse buitenlandse dienst van 1880-1890. Iedere West-Europeaan die in die jaren een stap voorbij Suez zette kreeg een plaats in de rapportages van vier of vijf geheime diensten. Uit de brieven blijkt hoe nauwkeurig de weinige Europeanen elkaar in de gaten hielden. Het is dan ook ondenkbaar dat een van hen in slaven zou hebben gehandeld. Slaven waren de negotie van de familie Abou Bekr, en van pelgrims die met een weelderige harem naar Mekka vertrokken en zonder vrouw terugkwamen. In Abessinië was de slavernij streng gereglementeerd. Zo mochten christenen niet als slaaf worden gehouden en er waren waarborgen voor goede behandeling. Maar er waren Europeanen die slaven als huisbedienden hadden, maar van handel was geen sprake. Tijdens de gebeurtenissen van mei 1968 wordt de verbeelding, de imagination, als hoogste politieke en persoonlijke waarde gemunt. Rimbaud is dan de geniale dichter die tot het inzicht is gekomen dat Europa verbouwd moet worden en dat kunst flauwekul is; die aksie verkiest boven reflectie en de heersende moraal tart. Veel rimbaldiens zijn door mei '68 gevormd en grijpen graag terug op de Reliquaire, op Verlaines Poètes maudits en Starkie. Andere biografieën zijn verschenen en langzamerhand verschuift het beeld. Heel langzaam. De brieven zijn vrijwel allemaal in vliegende haast geschreven en de stijl draagt daarvan de sporen, lang niet steeds in negatieve zin overigens, in vele passages is het tempo van de ademhaling rechtstreeks in de tekst gevloeid. Vooral de handelsbrieven wemelen van de afkortingen, die in het verzameld werk niet terug te vinden zijn. Er staat bijvoorbeeld mises voor marchandises, koopwaar, expon voor expédition, et cetera, et cetera. Overigens moet steeds worden bedacht dat de retourbrieven beschikbaar zijn omdat Rimbaud ze het bewaren waard vond. Hij heeft veel weggegooid. Alle teksten zijn geschreven in negentiende-eeuws schrijfschrift. Door onderstrepingen worden sommige passages benadrukt. Hij moet zich zelfs dubbel onderstreepte aansporingen laten welgevallen (facsimile's uitgegeven door Textuel). Om esthetische redenen is in deze uitgave gekozen voor cursivering.
Savouré verklaart naderhand dat hij, toen hij een maand bij Rimbaud had gelogeerd, nog niet wist waar deze sliep omdat hij dag en nacht zat te schrijven. De administratie van alle handel is met de hand gedaan, carbonpapier bestond bij mijn weten niet. Michel Butor wees als een van de eersten op de syntactische rijkdom en op de surrealistische beelden die in de correspondentie voorkomen. Maar de man van na 1873 is niet meer de dichter die het leven met zijn taal transformeert, maar die het met het bestaan op een akkoordje heeft gegooid, op voorwaarde dat dit contract een korte looptijd heeft, zo is hij niet moe te herhalen. Er moest een keus gemaakt worden, en deze bundel is dan ook vooral een zeer uitgebreide bloemlezing. Maar vrijwel alle brieven van Rimbaud en de chers amis staan erin, en in deze is nauwelijks geschrapt. De correspondentie is op de brief van Bourde na (van 29 februari 1885) opgenomen in de Pléiade-uitgave van Gallimard, die traditiegetrouw overvloedig commentaar en woordverklaringen bevat. Verder is er de facsimile-uitgave van Jeancolas, waarin (delen van) 120 brieven zijn opgenomen. De Dictionaire Rimbaud van dezelfde geeft veel aanvullende informatie van Arabisch en Amhaars idioom. Achtergrondinformatie is onder meer te vinden in de biografieën van Starkie, Petitfils en Jeancolas. Ook Alain Borer heeft verscheidene lezenswaardige boeken over Rimbaud in Abessinië geschreven. Tijdens het persklaar maken van deze uitgave is een Engelse biografie verschenen van de hand van Graham Robb, die in nuchtere bewoordingen de laatste restjes valse romantiek wegborstelt. Het beeld van de geniale dichter en zakenman wordt daardoor niet minder fascinerend, noch minder raadselachtig. BRIEVEN 1880-1891 1880 Het is niet bekend waarom Rimbaud halsoverkop Cyprus verliet. Hij zou jaren later Ottorino Rosa, employé van Bienenfeld te Harar, hebben toevertrouwd dat hij in een ruzie een arbeider zou hebben gedood. Hij zoekt werk in Egypte en in de havens van de Rode Zee. In Hoheidah maakt hij kennis met een Franse koffiehandelaar, die hem een introductie geeft voor de handelsmaatschappij Viannay, Bardey et Cie. te Aden. Hij wordt daar ploegbaas in een sorteerloods voor koffie. De gepensioneerde generaal die hij noemt, is Dubar, kolonel b.d. De directeur, Alfred Bardey, is op reis naar Harar aan de overkant van de Rode Zee om de markt te verkennen. Op 23 mei had hij zijn cher amis gevraagd hem twee titels naar Cyprus op te sturen, over land- en bosbouw en een handboekje voor de timmerman. Rimbaud aan familie Aden, 17 augustus 1880 Chers amis Ik ben bijna twee maanden geleden van Cyprus weggegaan met 400 franc na ruzies met de betaalmeester en mijn ingenieur. Als ik was gebleven, dan had ik over een paar maanden een mooie positie gehad. Maar ik kan desondanks terugkomen. Ik heb werk gezocht in alle havens van de Rode Zee, in Djeddah, Souakim, Massouah,
Hoheidah, etc. Ik ben hier aangekomen nadat ik geprobeerd had of er in Abessinië iets te doen was. Toen ik aankwam was ik ziek. Ik ben in dienst van een handelaar in koffie, waar ik nog maar zeven franc krijg. Wanneer ik enkele honderden francs heb vertrek ik naar Zanzibar, waar naar verluidt veel nering is. Laat me horen hoe het met jullie gaat. Rimbaud Het posttarief is meer dan 25 centime. Aden is geen lid van de postunie. -- Nu ik eraan denk, hebben jullie die boeken naar Cyprus opgestuurd?
Rimbaud aan familie Aden, 25 augustus 1880 Chers amis Ik geloof dat ik laatst een brief aan jullie heb gestuurd, waarin ik vertelde hoe ik jammer genoeg van Cyprus moest vertrekken en hoe ik hier was aangekomen na een zwerftocht over de Rode Zee. Hier werk ik voor een vestiging van een koffiehandelaar. De agent van de onderneming is een gepensioneerde generaal. Ze doen redelijk goede zaken, en ze hebben grote plannen. Ikzelf verdien niet veel, het is niet meer dan zes franc per dag; maar als ik hier blijf, en ik moet hier wel blijven, want het is overal zo ver vandaan dat het wel een paar maanden duurt om alleen de paar honderd franc te verdienen om weg te kunnen als dat nodig is, als ik blijf, denk ik dat ze me een vertrouwenspost zullen geven, misschien een agentuur in een andere stad, en zo zou ik wat sneller iets kunnen verdienen. Aden is een gruwelijke steenklomp zonder één enkel grassprietje of een druppel drinkbaar water (ze drinken gedestilleerd zeewater). De hitte is niet te harden, vooral in juni en september, er zijn twee perioden hondsdagen. De constante temperatuur in een goed geventileerd koel kantoor is dag en nacht 35 graden. Alles is erg duur en zo kan ik doorgaan. Maar het is niet anders: ik ben hier als een gevangene, en ik zal er ten minste drie maanden moeten blijven voordat ik er een beetje bovenop ben of een betere baan heb gevonden. En thuis? Is de oogst al binnen? Laat van jullie horen Arthur Rimbaud