ARCHEOLOGIE EN GESCHIEDENIS VAN DE GARNAAL - DE BETEKENIS VAN EEN KLEIN VOEDINGSPRODUCT Anton Ervynck', Nancy Fockedey2 en Frank Kinnaer3
1 Agentschap Onroerend Erfgoed Koning A lbert ll-laan 19 bus 5, 1210 Brussel E-mail: anton.ervynck@ rwo.vlaanderen.be
2 Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) W andelaarkaai 7, 8400 O ostende E-mail: nancy.fockedey@ vliz.be
- Stad Mechelen, Dienst Archeologie G rote M arkt 21, 28 00 Mechelen E-mail: frank.kinnaer@ m echelen.be Anton Ervynck
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
103
INLEIDING Over de econom ische betekenis van de garnalenvangst in de periode vóór de Franse Revolutie is b ijzo nd er weinig bekend. H istorische bronnen over deze kustvisserij zijn schaars voor Vlaanderen en archeologische vondsten van d it schaaldier zijn al even zeldzaam . Dat ondervonden ook de auteurs van het boek ‘Garnalen. Verhalen en recepten van vroeger en n u ’ toen zij in 201 2 een overzicht maakten van de culinaire en andere trad ities rond het tie np otig e dier. Toch slaagden ze er in betekenisvolle gegevens bijeen te kruien, inform atie die beknopt werd vervat in het boek (Vervaele en Fockedey, 2012). In w at volgt, worden deze data w at verder uitgespit, in de hoop een beeld te krijgen van de betekenis van garnalen binnen het vroegere consum ptiepatroon, zowel aan de kust ais in het Vlaamse binnenland. Het hoeft weinig betoog dat mariene voedingsproducten vo or mensen die leefden nabij de kust al van in de prehistorie een g ro o t belang hadden. De visvangst in het kustw ater stelde w einig problem en en het is dus aannem elijk dat ook garnalen al vroeg op het menu stonden. Archeologische vondsten om d it te bewijzen, zijn er echter niet. Het verhandelen van de vruchten van de zee naar het binnenland kwam pas vrij laat op gang, m et name in de Romeinse tijd , wanneer schelpdieren, vissaus en a f en toe een gezouten haring o f gedroogde pladijs in binnenlandse vindplaatsen opdoken. Het was echter pas in de volle m iddeleeuwen (10e to t 1 2e eeuw) dat zeevis op grote schaal werd verhandeld. De groeiende groep consum enten in de opkom ende steden, mensen die niet langer z e lf voor hun voedselproductie instonden, creëerde een econom ische vraag waaraan onder andere d oo r de im p o rt van vissen u it de estuaria en de kustw ateren werd voldaan (Van Neer en Ervynck 2007; Van Neer et a i 2010). Archeologische vondsten laten toe dat proces te reconstrueren. Hoe schaaldieren zoals garnalen zich in die ontw ikkeling e n ‘ position ee rde n ’, is echter slecht gekend.
OPGEGRAVEN GARNALEN Ais diersoorten een co m petitie zouden aangaan om via archeologisch onderzoek ‘o n td e k t’ te worden, dan start de g rijze garnaal (Crangon crangon) m et een serieuze handicap. Het uitw endig skelet van de dieren bestaat u it een organische stof, chitine, waarin een m inerale com ponent, ‘ ka lk ’, w o rd t opgenom en. En die com binatie bewaart niet goed in onze bodems. Waar het steeds w at zure regenwater doo rsijpe lt, w o rd t de kalk opgelost, en waar er z u u rsto frijke om standigheden heersen, vreten bacteriën de chitine weg. Bovendien verdragen de resten van het garnalenskelet slecht een afw isseling van droog en nat, net een kenm erk van veel van onze bodems. Het m aakt dat garnalenresten enkel worden aangetroffen in archeologische contexten die een beschermende om geving vorm en, zoals beerputten. Bovendien kunnen garnalenresten enkel worden teruggevonden wanneer er op een opgraving inten sie f w o rd t gezeefd, wanneer dus grote volum es sedim ent over zeven m et kleine m aaswijdtes worden gespoeld. Die p ra k tijk is nog maar sinds de jaren 1 990 g e b ru ik e lijk binnen de Vlaamse archeologie (zie Van Neer en Ervynck, 1 993), wat verklaart waarom garnalen in vroegere opgravingen een onbekende bleven. En ten slotte m oeten de m et veel geluk bewaarde, deskundig uitgezeefde stukjes garnaal nog herkend worden. Ook dat lig t niet vo or de hand. Het uitw endig skelet van de diertjes bestaat u it vele stukken, die op hun beurt nog eens gefragm enteerd raken in de bodem. Het z it de archeologische garnaal dus niet mee. Er zijn meer vondsten van vroege m ensachtigen in de Afrikaanse savanne dan van garnalen in de Europese archeologie. In de beerput van de 14e-eeuwse stadsgevangenis van Mechelen staken enkele resten van
104
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
de g rijze garnaal. Het is zow at de enige binnenlandse vondst in m iddeleeuws Vlaanderen, en bovendien een m o e ilijk te interpreteren co nte xt (Lentacker e t al., 2007; Troubleyn et al., 2009). In een laatm iddeleeuwse gevangenis moesten de gevangenen im m ers z e lf instaan voor hun voeding. Ze aten dus volgens hun stand en inkom en, w aardoor ook de resten van dure producten in de beerput terechtkwam en. O f garnalen een dure delicatesse o f gewone kost waren, kunnen de Mechelse vondsten dus niet vertellen. In het 1 5e-eeuwse vissersdorp van Raversijde werd ook garnaal gegeten, zij het dat jaren van opgraven slechts enkele vondsten opleverden (Ervynck e t al., 2 0 1 B). Dat is op zich een vreemde vaststelling w ant in het kustw ater waren de garnalen in grote hoeveelheden te vangen. W ellicht spelen de ongunstige bewaringskansen voor het skeletmateriaal van Crangon crangon weer een rol. Een beerput van een 1 7e-eeuwse w oning gelegen aan de Koolkaai, een van de toenm alige
F ig . 1 Archeologische garnalenresten (Foto: Hans Denis, Onroerend Erfgoed).
Antw erpse havendokken, verborg ook een aantal garnalenresten (Veeckman e t al., 2000). De sociale co nte xt van de vindplaats, de historische gegevens, en het spectrum aan aangetroffen vissenresten tonen aan dat het om een huishouden van vissers ging, dat in het estuarium van de Schelde zijn broodw inning vond. Naast de skeletfragm entjes van de g rijze garnaal werden ook de resten van steurgarnalen (Palaemonidae) u it de zeefstalen gehaald. Deze groep van schaaldieren ko m t voor in het estuarium van de Schelde, maar ook in de kustwateren, en werd d u id e lijk bevist. Dit is vo or het archeologisch onderzoek niet zonder belang w ant het w ijs t er op dat resten van kleine schaaldieren in binnenlandse vindplaatsen niet noo dza kelijk steeds van de g rijze garnaal komen. Bij archeologische vondsten is het onderscheid tussen de g rijze garnaal en de steurgarnalen gelukkig op enkele lichaam sdelen te maken: de ‘ klauw ’ van de g rijze garnaal is typisch, net zoals de vorm van het kopskelet bij beide groepen. Afgewogen tegenover het reeds grote aantal van Vlaamse archeologische vindplaatsen waar
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
105
goed werd ingezam eld (lees: gezeefd over kleine maaswijdtes), stellen de opgelijste vondsten van garnalen en steurgarnalen b ijzo nd er w einig voor. Opvallend is bovendien dat Raversijde en Antw erpen plaatsen zijn van w aaruit de aanvoer gebeurde, w at dus w einig o n th u lt over de betekenis van de garnalenvangst voor het voedingspatroon in het binnenland.
OPGESCHREVEN GARNALEN Waar de archeologische vondsten geen d uide lijkh eid scheppen over de culinaire status van de garnaal, leveren enkele adm inistratieve stukken meer s to f to t interpretatie. In de rekeningen die Harman Vincke, rentm eester van Zuid-H olland, voor de periode ‘ 1 350 Oct. 20 - 1351 Oct. 1 ’ bijhield, staat een beschrijving van goederen u it een schip dat werd aangehouden in de om geving van D ordrecht en waarvan de lading verkocht werd d oo r g rafelijke beambten (Niermeyer, 1968: 816):
"Van alrehande vastenspise, die ghe voe rt was voer N iem ensvrient o ver p o e rte r g oe t van D o rd re ch t ende d a t die rentm eester in t w aer vant, d a t dien van U trecht toebehoerde, d a t die rentm eester vercofte, ais hie rn a bescreven staet. In den eersten 50 p o n t am andelen, g h a u t etc p o n t 16 d. [H oll.], m aect 3 lb. 6 s. 8 d.; I b ro e t sukers, woech 8 pont, tp o n t 8 s., m aect 3 lb. 4 s.; 7 p o n t caneels, tp o n t 4 s., m aect 28 s.; 2 7 lb. ghenghebaers, tp o n t 5 s. 4 d., m aect 7 lb. 4 s.; I A p o n t sopheraens, tp o n t 4 8 s., m aect 3 lb. 12 s.; 3 vierendeel p o n t ghalighaens, g houden 28 s.; 3 vierendeel p o n t nag helen, g houden 28 s.; 25 p o n t rijs , tp o n t 4 d., m aect 8 s. 4 d.; 4 5 p o n t vetvisch, tp o n t 3 s. 4 d., m aect 7 lb. IO s.; I4 C bucklnx, ghouden 28 s.; I to nn ekijn g ha rn ae ts van o m tre n t 30 stopen: 4 lb. 16 s. ”
De ‘g h a rn a e ts ’ o f garnalen (zie Desnerck e t al., 201 2, voor de etym ologie van het woord), in een to nnetje verhandeld, werden net zoals een reeks van(dure)
specerijen en noten, zoals
amandelen, kaneel, gem ber, saffraan, galigaan en kruidnagel, apart o p g e lijs t en d uu r ingeschat. Dat leren de in de lijs t aangehaalde volum es en m unteenheden. Garnalen moeten dus een p roduct geweest zijn dat de moeite van het verschepen (en het verm elden) waard was, en waarmee men dus in het binnenland de kosten van het tra n s p o rt ruim terugverdiende. Een bevestiging daarvan is te vinden in de g rafelijke tolrekeningen van Rupelmonde, bijgehouden van 24 ju n i 1 385 to t 31 ja n ua ri 1 386, waarin vo or septem ber 1 385 verm eld staat: "Item re ch u it de variés del evesque de Liege de deus backes de g arna tse 6 s. de groz. ” (Peeters, 1 994: 289). De bisschop van Luik, een der m achtigste (en rijkste) mannen u it die tijd , liet dus twee ‘ bakjes’ garnalen aanvoeren, opnieuw een aanw ijzing dat deze handelswaar een hoge status had. De afstand van de kust, o f een haven langs de Schelde, naar Luik en het geringe g ew icht van de koopwaar duiden aan dat het om een delicatesse ging. Helemaal m ooi w o rd t het wanneer de rekeningen van de hofhouding van de Bourgondische
106
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
vorsten en hun Habsburgse opvolgers er bij worden genomen. In het archief te Rij se I bewaart men z o ’ n tienduizend perkam enten waarop, in een zo goed ais volledige reeks, tussen 1404 en 1 555, dag per dag de huishoudelijke kosten (het ‘h o te l’) van de hofhouding werden genoteerd. De consum enten zijn niet van de m inste: Filips de Schone, zijn echtgenote Johanna van Castilië, en later hun kinderen, w aaronder Karei die keizer werd. Garnalen komen voor op de aankooplijsten wanneer het h of te Brugge, Antw erpen, Mechelen en Brussel verbleef. Ze staan beschreven ais ‘g renats, grenades, g h e rn a rts, g re n a tz ’ o f ‘g e rg n a ts ’ (Finot, 1 895) en waren dus b ijzo nd er genoeg om een verm elding te krijgen in de boekhouding van de keuken. Regelmatig opgediend op de vorste lijke tafels, waren garnalen d u id e lijk een gesm aakt ing re d ië nt in de nu legendarische Bourgondische eetcultuur. O ngekookte garnalen bederven zeer snel, zeker op warme dagen (zoals die er zonder tw ijfe l waren in septem ber 1 385). De garnalen vervoeren o v e rg ro te afstanden (van Rupelmonde naar Luik is het al snel ongeveer 1 50 km) ve ronderstelt toch wel één o f andere bewerking van het rauwe product. Koken in w ater bevordert de houdbaarheid van garnalen in beperkte mate, maar w aa rsch ijnlijk kwam er bij het koken o ok z o u t e n /o f azijn aan te pas om het bederf w at langer u it te stellen (zie ook het recept bij Vorselman hierna). De recipiënten waarin de garnalen volgens de historische stukken werden vervoerd veronderstellen m og elijk de toevoeging van e xtra bewaarm iddelen: bestrooid m et zo u t (‘ bakskens’) o f ondergedom peld in pekelw ater o f azijnm arinade (‘to nn eke n s’). Hoe garnalen in de vroegere keuken verw erkt werden, b lijft grotendeels een raadsel. In de m iddeleeuwse en vroege postm iddeleeuwse culinaire lite ra tu u r komen de dieren nauwelijks voor. Er is maar één verm elding, in ‘Eenen nyeuwen coock Boeck’, in 1 560 te Antw erpen uitgegeven d oo r Gheeraert Vorselman (Cockx-lndestege, 1971). Na een beschrijving van het koken van kreeften ("Om creeften te coken o p t Rooms. De creeften m oeten gesoden w orde in w ater, a zijn ende vele souts, ende laten sieden d a tte t schuym v ir o ft v ijf mae! uuten ketel [kom t], Alsse ghecoockt z ijn , doemense in die schotel, ende men eetse m etten a z ijn .’), verm eldt het kookboek dat "Aldus cooctmen den g ra n a t ende die crabben”, op dezelfde wijze ais een kreeft dus. Dat garnalen in een kookboek opduiken kan op zich ook gezien worden ais een indicatie van
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
107
/"
3Jíer begint tenen
npfiiroeniooihiâoerbrîip* nopt nrbt plint «iftrcft gljrmctft. ©ergabcri uit i Prte OfnctrftfjcjSoccfccn.-alsrot lattin/ lOaifiij/cfiftötuang.'lmciiicöortiamtcualöM'ijmi
Î
ijcoiccftfi/nífíij/ítjfttnbtcñtDáneerííllefpijíeEriBJBtt
tot ïjartn beiten íe/eñná alDeiïjanüe fptjletním/mtie Ääiti troef tebebouöcn. <éñ alle maniere nan folaet te mafcen.
Vireia úit Cbantmerpen t o t -lam m er firme vnùm íllot.sSp öpc löcöm ur pan Tjetrrfth peeteefat.
3ini iaeroue lj«rcn,|tö, ©.cnOeTtie.
F ig . 2 Voorpagina van ‘Eenen nyeuwen coock Washington, Library o f Congress. L. J . Rosen w ald Collection
Boeck' uít 1560 (Beeld: Koninklijke Bibliotheek Nederland).
hun hoge status. Receptenboeken hoorden im m ers th uis in de meer gegoede huishoudens en verm eldden doorgaans vooral bijzondere bereidingen en niet de gewone, doordeweekse keuken.
ADRIAEN COENEN Een verdere bevestiging voor de status van garnalen w o rd t gegeven in het ‘V isboek’ van Adriaen Coenen, geschreven in de periode 1 577-1 580. Deze veilingm eester van de Scheveningse vism ijn vatte in zijn boek zijn kennis van de dieren u it de zee samen en w ijdde onder de tite l ‘ Den G arnoet’ een stuk aan de g rijze garnaal ( f 166 v°):
108
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
“Die garnoeten es een cleijn zee visken geen visghen g e lijc dan ghelijckenisse b ij / naest den creeften, het es spijse van andere visgen alsoo van C odt / alm ach tich ende die natuere daer van g eo rd in e e rt doer de m ilde gave Codts / die alle dinck z ijn speyse ende voetsel g ee ft w an t w ij ondervinden d it alle dage / van onse visghen ende van onse visgers to t Scheveninghe w an t onse vis/gers aesen m et dese g arno te n soe om kabbeljauw en ende soe om scelvissen/ mede te vanghen ende w ij sien alle dage den kabbeljauw en ende scelvissen / ende oock a n d e r visgen den g arno te n in h ae r roppen hebben. Dese g arno te n w orden / oock veel gegeten van die rijcke weeldighe lu ijd e op h ae r sa dt ende die nae d ra n c k /k e rs , ende som m ighe visgers ende visgersjongens lopen m et dese garno oten in de naeste steeden ais den Hage, D elft, R otterdam ende oock to t D o rd re ch t / a l noch levendich d ae r brengende ende oock gesoden, vercoopen s ij se, ende aise / gesoden zijn , sijn se ro e t anders ais s ij levendich z ijn w it graeu. Dese g a rn o o t/te n hebben veel voeten ende van lenckte een m atighe vin g h e r lanck ende de d ic k /te weynich m in dan een vingher, wel sm aeckelijcke viskens. Aen de cust van / Vlaendren ende V ra n ckrijck coecken die naest lan tluyd en wonende onder de d uijne n / b ij d e r zee ghesooden ende dan de vis vu t g epelt ende soe m et eyeren een struve a f gem aeckt. Aldus weet onse goede Codt ons te g e rijve n m et alle / lieffelijcke leckere spijsen, Hem z ij lof, eer, p rijs in ew icheyt Amen. " Coenen verm eldde dus dat de Hollandse vissers garnalen ais aas gebruikten om kabeljauw en schelvis te vangen, en dat de resten van de dieren e ffe c tie f in de maag (‘ ro b ’ in het vroegere Nederlands) van grote vissen werden gevonden. Belangrijker is dat de auteur de garnalen in verband bracht m et ‘rijcke weeldighe lu ijd e ’ die ze kochten van vissers en vissersjongens die ze va nu it Scheveningen (rauw o f gekookt) to t in Den Haag, Delft, Rotterdam en D ordrecht brachten. Door mensen die d ich tb ij de kust woonden, werden de garnalen echter meer ais dagelijkse kost gegeten, meer bepaald ais ingrediënt in een om elet (een ‘s tru v e ’). Coenen besprak eveneens de steurgarnalen (‘den stoerkrabbe’), die volgens hem nog beter smaakten dan g rijze garnalen ( f 167): “Die stoerkrabbekens hebben gheen ondersceijt van den gernooten. S ij sijn van / eender g ro ote dan dese. Stoerkrabbekens hebben een lan ck b a rt scarp / [saeksken] voer [...] op h ae r h o o ft staen. Het s c ijn t wel d a t dese viskens / een geslachte op hem selven es w a n t z ij en worden b ij ons onder de g a r/n o te n n ie t gevonden. Ende dese stoercrabbekens worden ghevan /g he n in de rievieren die in de zee loopen ende o n tre n t de Noortzee, s ijn / aise gesooden zijn , z ijn mede ro e t ais die g arnooten veel cla e rd e r ende lie f/lijc k e r ro e t dan die garnoten. Ende es beter, sm ake lijcke r [n a m ijn ]/ smaecke dan die garnooten. Dese krabbekens comen veel to t D o rd re ch t / noch m enichvoldelijcker ende m eer to t [A ntw erpen] d[ie] [h ie r] [o n tre n t]/[n a ] Zeelant [toe] gevanghen worden, lo f Codt a lt ijt van z ijn gaven / s ij sijn cleyn o f g ro o t [soe] [...] [z ijn ] som m ighe mensche [tevreden m et] cley/ne spijse [ais] som m ighe m et groote overvloedige spijse, es men C o d t/ d anckbaer va nt cleyne soe veel [...] wille [...] g e e ft H ij ons [...] H e m / s ij lof, eer, p rijs , danck in de ewicheyt to t allen tijden. Amen. A m e n.”
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
109
£
1«’^
-,y N :' nTfi t \ ~
3 qiw « a
F ig . B De grijze garnaal (boven) en de steurgarnaal (onder) in het 16de-eeuwse Visboek van Adriaen Coenen (Beelden: Koninklijke Bibliotheek Nederland).
110
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
GESCHILDERDE GARNALEN Dat garnalen to t in de 1 7e eeuw ais een luxe pro du ct aanzien werden, valt af te leiden u it hun verschijnen op stillevens, w aarbij ze deel uitm aken van com posities van dure o f exotische voorwerpen, o f ko ste lijk voedsel. Voorbeelden zijn te vinden op de schilderijen van Clara Peeters (1 594 - ca. 1657) maar ook A lexander Adriaenssen (1 587 - 1661 ) o f Maerten Boelema de Stomme (1611 - 1644) schilderden vergelijkbare taferelen. Opvallend is dat in de meeste gevallen enkel steurgarnalen worden afgebeeld, slechts éénmaal - op een w erk van Clara Peeters - is ook een schaal vol g rijze garnalen te zien. Het zaagvorm ig uitsteeksel op het kopskelet van steurgarnalen is op enkele van de werken d u id e lijk te zien en de algemene lichaam sbouw is (voor het getrainde oog) ook karakteristiek. Misschien kwam die voorkeur voor steurgarnalen vooral om dat Peeters en Adriaenssen in Antw erpen woonden, de thuishaven vo or de vissers op het Schelde-estuarium, waar steurgarnalen - naast g rijze garnalen - in grote aantallen voorkom en? Op een stilleven van Maerten Boelema de Stomme staat een bord van ongekookte steurgarnalen. De schilder had zijn atelier in Haarlem en kon dus m akke lijk aan het verse product geraken.
F i g . 4 Stilleven m et krab, garnalen en kreeft van Clara Peeters (ca. 1635 - 1640 Museum o f Fine Arts, Houston)
(Beeld: Wlkimedia).
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
BESLUIT Alles w ijs t er dus op dat garnalen, en ook steurgarnalen, in de late m iddeleeuwen en de daaropvolgende tijd een hoge culinaire status hadden. Dat m oet zeker zo geweest zijn bij de rijkere consum enten in het binnenland. O f dat echter ook het geval was bij de kustbevolking, is niet geweten. De beschrijving van Adriaen Coenen laat eerder verm oeden dat garnalen daar gewone kost waren. De conclusie is er een die voor nog meer d ie rlijke producten geldt: ‘gew oon’ op de plaats van vangst o f productie, waar grote aantallen voorradig zijn, en ‘e x c lu s ie f op een plek verder weg, waar de aanvoer beperkt en d uu r is (Ervynck e t al., 2003).
F ig . 5 Stilleven van Maerten Boelema de Stom me (1642-44, privécollectle) (Beeld: Wikimedia).
DANKWOORD Onze dank gaat u it naar Luc M uylaert (agentschap O nroerend Erfgoed, OE) die vele zeefstalen u it opgravingen uitsorteerde en zo de eerste archeologische garnalen op het spoor kwam, naar Wim Van Neer en Wim W outers (K o n in klijk Belgisch In s titu u t voor N atuurwetenschappen) die al jaren alle opgegraven Vlaamse vis vo or hun rekening nemen, Katrien Vervaele die mee het garnalenboek schreef, Jan Parmentier (MAS, Antw erpen) en Jan Moens (OE) die schilderijentips gaven, Geertrui Vlaem ynck (In stitu u t voor Landbouw en Visserijonderzoek) vo or inform atie over het bewaren van garnalen, en Thom as Vandriessche (OE), Daniel Lievois, Petra Van Dam (Vrije U niversiteit Am sterdam ), Dries Tys (Vrije U niversiteit Brussel), Magda Devos, Werner W aterschoot en Jacques Van Keymeulen (U niversiteit Gent) die de te kst van Adriaen Coenen hielpen lezen en interpreteren.
112
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
I
REFERENTIES Coenen A. 1 577-1 580. Visboek, h ttp ://w w w .k b .n l/b la d e rb o e k /v is b o e k /in d e x .h tm l Cockx-lndestege E. 1971. Facsimile uitgave van: ‘Vorselman G. 1560. Eenen nyeuwen coock Boeck, A n tw erp en ’, Pressler, Wiesbaden. Desnerck R., M. Devos, N. Fockedey, J. Haspeslagh, W. Lanszweert, J. Seys, J. Term ote, T. Term ote, C. Van Cauwenberghe, J. Parmentier, D. Tys en A. Zwaenepoel. 201 2. Zeewoorden: W ellekom bank; Garnaal. De Grote Rede 32: 29-32. Ervynck A., W. Van Neer, H. H usterP logm ann en J. Schibler. 2003. Beyond affluence: the zooarchaeology o f luxury. W orld Archaeology 34 (3): 428-441. Ervynck A., W. Van Neer en A. Lentacker. 201 3. Dierenresten u it het m iddeleeuwse vissersdorp: een synthese, p. 508-525. In: Het archeologisch onderzoek in Raversijde (Oostende) in de periode 1992-2005. Pieters M. et al. (red.). Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel. Finot J. 1895. Inventaire sommaire des Archives Départementales antérieures à 1 790, Nord. Archives Civiles, Série B, Chambre des Comptes de Lille, Nos 3390 à 3665, Tome huitième. Danel, Lille. Lentacker A., W. Van Neer, A. Ervynck en K. Desender. 2007. De d ie rlijke resten, p. 133-1 54. In: Het Steen en de burgers. O nderzoek van de laatm iddeleeuwse gevangenis van Mechelen. Troubleyn L., F. Kinnaer en A. Ervynck (red.). Stad Mechelen, Mechelen. Nierm eyer J.F. 1968. Bronnen voor de economische geschiedenis van het Beneden-Maasgebied. Eerste deel: 1104-1399 (Rijks Geschiedkundige Publicatiën, Grote Serie, 127). Nijhoff, ’s-Gravenhage. Peeters J.-P. 1 994. De oudst bekende gedetailleerde rekening van de g rafelijke to l van Rupelmonde (24 ju n i 1 385 - 31 jan ua ri 1 386). Handelingen van de K oninklijke Comissie voor Geschiedenis CLX: 259-31 2. Troubleyn L., F. Kinnaer, A. Ervynck, L. Beeckmans, D. Caluwé, B. Cooremans, F. De Buyser, K. Deforce, K. Desender, A. Lentacker, J. Moens, G. Van Bulck, M. Van Dijck, W. Van Neer en W. Wouters. 2009. C onsum ption patterns and living conditions inside Het Steen, the late medieval prison o f Malines (Mechelen, Belgium). Journal o f the Archaeology o f the Low Countries 1 (2): 5-47. Van N eerW . en A. Ervynck. 1993. Archeologie en vis (Herlevend verleden 1). In s titu u t voor het Archeologisch Patrim onium , Zellik. Van N eerW . en A. Ervynck. 2007. De zoöarcheologische studie van de ontw ikkeling van de exploitatie van de zee: een status quaestionis voor Vlaanderen, p. 45-54. In: Veen-Vis-Zout. Landschappelijke dynam iek in de zuidw estelijke delta van de Lage Landen (Geoarchaeological and Bioarchaeological Studies 8). de Kraker A.M.J. en G.J. Borger, (red.). Vrije Universiteit, Am sterdam. Van Neer W., A. Ervynck en P. Monsieur. 2010. Fish bones and amphorae: evidence fo r the production and consum ption o f salted fish products outside the Mediterranean region. Journal o f Roman Archaeology 23 (1 ): 161-1 95. Veeckman J., W.van Hoof, B. Cooremans, A. Ervynck en W. Van Neer. 2000. De Ínhoud van de a fvalput van de Groote Schaliën Loove: speuren naar de 1 7de-eeuwse bewoners, p. 11 5-1 90. In: Berichten en Rapporten over het Antw erps Bodem onderzoek en M onum entenzorg 4. Veeckman J. (red.). Stad Antwerpen, Antwerpen. Vervaele K. en N. Fockedey. 2012. Garnalen: Verhalen en recepten van vroeger en nu. Lannoo, Tielt. 1 98 pp.
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - SESSIE 3
113