ARCADIS NEDERLAND B.V. BESTEK Procesgasseninstallaties

VOORBLADEN

ARCADIS NEDERLAND B.V. BESTEK Procesgasseninstallaties Project

:

Projectnr Kenmerk Datum Status

: : : :

Petten, Noord-Holland Noordvleugel Gebouw 310, Procesgasseninstallaties Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek Joint Research Centre E01042.000113 073948857 1 oktober 2008 Definitief

Op dit bestek rust het STABU Keurmerk onder licentienummer: 86.50.10.E

Opdrachtgever:

Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek Postbus 2 1755 ZG Petten

Bestek ten behoeve van:

Noordvleugel Gebouw 310 Procesgassen installaties

Besteknummer:

E01042.000113

Datum:

1 oktober 2008

Adviseur:

Werktuigkundige installaties. ARCADIS Wonen en Werken Gevers Deijnootweg 93C Postbus 84319 2508 AH Den Haag tel.: 06-27061212 contactpersoon: F.W.J. Fraikin e-mail: [email protected]

ARCADIS Wonen en Werken - Den Haag Stabu Licentie 87.40.01.E

JRC Gebouw 310 Petten Procesgasseninstallaties

INHOUDSOPGAVE VOORBLADEN

00 00.01 00.02 00.03

OVERZICHT BIJLAGEN ALGEMEEN ALGEMENE OMSCHRIJVING ALGEMENE PROJECTGEGEVENS WERKZAAMHEDEN DERDEN

1 2 2 3 3

ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

5

01 01.01 01.02 01.05

6 6 6 8

VOOR HET WERK GELDENDE VOORWAARDEN VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORWAARDEN EN VOORSCHRIFTEN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN AANSLUITEND OP DE U.A.V. TEKENINGEN EN BEREKENINGEN

TECHNISCHE BEPALINGEN EN WERKBESCHRIJVING

11

09 09.00 55 55.00 55.11 55.12 55.31 55.51 55.53 61 61.00 61.11 61.12 61.32 61.43 61.52 61.60 68 68.00 68.11 68.95

12 12 19 19 19 26 26 26 27 28 28 32 34 35 36 36 36 38 38 39 40

UITGANGSPUNTEN, VOORSCHRIFTEN EN BEPALINGEN UITGANGSPUNTEN, VOORSCHRIFTEN EN BEPALINGEN GASINSTALLATIES ALGEMEEN FUNCTIONELE OMSCHRIJVING, INSTALLATIE-ONDERDELEN TEKENINGEN EN BEREKENINGEN METALEN BUISLEIDINGEN APPENDAGES IN LEIDINGEN APPENDAGES OM LEIDINGEN VENTILATIE- EN LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIES ALGEMEEN FUNCTIONELE OMSCHRIJVING, INSTALLATIE-ONDERDELEN TEKENINGEN EN BEREKENINGEN METALEN KANALEN VENTILATOREN BUITENROOSTERS EN DAKKAPPEN APPENDAGES REGELINSTALLATIES ALGEMEEN FUNCTIONELE OMSCHRIJVING, INSTALLATIE-ONDERDELEN SPECIFICATIE REGELINSTALLATIE

Project: E01042.000113 Bestek 1 oktober 2008, status: Definitief

Blad: I



Bij de beschrijving van het werk behorende tekeningen: KH engineering b.v. d.d. 24-09-2008 001 002 003 004 005

Typical lokaal gasdistributie systeem Typical centraal gasdistributie systeem Nieuwe gasdistributie systeem Typical afzuigsysteem kabinetten Kathode/Anode afgassysteem Typical gasdistributie H2/H2 reformer gasdistributie systeem

ARCADIS Nederland b.v. d.d. 01-10-2008 WB216009 Platte grond beganegrond, Gasseninstallaties Bestaand WB216001 Platte grond beganegrond, Gasseninstallaties Nieuw WB216011 Platte grond 1e Verdieping, Gasseninstallaties Nieuw Overige bijlagen: A: Construction Standard Specification Ultra High Purity gas distribution systems B: V&G-Plan Ontwerpfase Sloop en Nieuwbouw noordvleugel Gebouw 310 C: IE Veiligheidsvoorschriften D: Milieu vergunning


Blad: 1



00

ALGEMEEN

00.01

ALGEMENE OMSCHRIJVING

00.01.10

ALGEMENE OMSCHRIJVING VAN HET WERK 01. ALGEMENE OMSCHRIJVING De bestaand skeletconstructie in de noordvleugel van gebouw 310, gebouwdeel A van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek Instituut voor Energie te Petten, wordt gesloopt. Op dezelfde locatie wordt een nieuwbouw met 4 laboratoria gerealiseerd. De sloop en nieuwbouw is een apart aanbestedingstraject. Het in dit bestek omschreven werk omvat een nieuw aan te brengen installatie voor procesgassen voor de nieuw te bouwen laboratoria voor het testen van brandstof cellen. Aan deze gassen worden hoogst mogelijke eisen gesteld met betrekking tot de kwaliteit en zuiverheid (ultra high purity). De toegepaste gassen hebben de hoogste zuiverheid wat verkrijgbaar is. De aannemer functioneert als neven aannemer. De werkzaamheden dienen gelijktijdig te worden uitgevoerd met de bouwkundige werkzaamheden onder de coördinatie van de hoofd (bouwkundige) aannemer. De werkzaamheden volgens dit besteksdeel bestaan voornamelijk uit: - gasleidingen - appendages - ventilatie gassenflessen cabinetten, VMB/GIB panelen en testopstellingen - regeltechniek inclusief instrumentatie en procesbesturing - brand- e/o gasdichte doorvoeringen - de benodigde hulpconstructies De werkzaamheden hebben vooralsnog enkel betrekking op laboratorium 1 en 3 en deels laboratorium 2. Met de installatie dient rekening te worden gehouden met toekomstige uitbreiding. 09. AANPASSINGEN, C.Q. COMPLETERING VAN HET WERK De tekeningen vormen een onafscheidelijk geheel van het bestek; dit betekent dat hetgeen niet is beschreven in deze beschrijving en/of bijlagen maar wel staat getekend en/of omgekeerd, overeenkomstig door de directie te geven aanwijzingen moet worden uitgevoerd. Ondergeschikte leveringen en/of werkzaamheden niet genoemd hoewel integraal onderdeel van enig constructiedeel dienen te worden beschouwd als letterlijk omschreven. Indien in het bestek, bijlagen en/of tekeningen onjuistheden c.q. manco's bevat, die kennelijk het gevolg zijn van vergissingen, maakt de aannemer de directie bij het indienen van de offerte hierop attent. Bij nalatigheid in deze zal de aannemer de betreffende onderdelen toch in hun geheel maken, zoals uit de aard van het werk en/of uit de omstandigheden voorkomt, zonder recht op bijbetaling. Indien na de aanwijzing, nota's van wijzigingen en antwoorden op vragen


Blad: 2



nog tegenstrijdigheden door de aannemer worden vastgesteld, gaat hij steeds uit van de duurste uitgangspunten als basis voor de berekening van zijn offerteprijs. 19. STELPOST Voor het aansluiten van Full cell test equipment in lab 1 (3 stuks) en lab 3 (1 stuks) een stelpost opnemen van € 20.000,00

00.02

ALGEMENE PROJECTGEGEVENS

00.02.10

TERREIN- EN BODEMGEGEVENS 01. WERKTERREIN Als werkterrein is beschikbaar het op de tekening aangegeven werkterrein.

00.02.20

PEIL 01. PEIL Als peil P geldt: - de op de tekeningen aangegeven maten.

00.03

WERKZAAMHEDEN DERDEN

00.03.10

WERKZAAMHEDEN DOOR DERDEN 01. WERKZAAMHEDEN DOOR DERDEN Door derden worden uitgevoerd: - inrichting laboratoria. - bouwkundige voorzieningen. - coördinatie.

00.03.29

ALGEMENE WERKZAAMHEDEN 00. SPARINGEN De aannemer is verantwoordelijk voor het tijdig verstrekken van informatie aan de bouwkundige aannemer, t.b.v. de voor de installaties, te maken voorzieningen. Sparingen van ¢ 50 mm en kleiner dienen door de aannemer van de installaties te worden aangebracht. Grotere sparingen dienen door de bouwkundige aannemer te worden aangebracht/gehouden. De bouwkundige aannemer brengt de voorzieningen in het werk aan, in aantal en maatvoering, als opgegeven door de aannemer van dit bestek. De aannemer van dit bestek controleert in het werk het aantal, afmetingen en de juiste plaats van de voorzieningen. Is hij in deze nalatig dan zijn de kosten voor het veranderen van, of alsnog aanbrengen van voorzieningen, voor zijn rekening. 01. GRAAFWERKZAAMHEDEN Het graven van sleuven wordt uitgevoerd door, en voor rekening van, de bouwkundige aannemer. De bouwkundige aannemer is verantwoordelijk voor het aanwerken van de sleuven die voor de installaties nodig zijn. De aannemer is verantwoordelijk voor het tijdig verstrekken van informatie over de door de bouwkundige aannemer, t.b.v. de installaties, te maken voorzieningen.


Blad: 3


02.

03.

04.

05.

06.


De bouwkundige aannemer brengt de voorzieningen in het werk aan, in aantal en maatvoering, als opgegeven door de aannemer van dit bestek. De aannemer van dit bestek controleert in het werk het aantal, afmetingen en de juiste plaats van de voorzieningen. Is hij in deze nalatig dan zijn de kosten voor het veranderen van, of alsnog aanbrengen van voorzieningen, voor zijn rekening. BEVESTIGINGSMIDDELEN AAN BOUWKUNDIGE CONSTRUCTIES De in-op- of aan de bouwkundige constructies aan te brengen bevestigingsmiddelen behoeven de goedkeuring van de directie. MELDING AANVANG De aannemer moet de directie tijdig melden wanneer een aanvang wordt gemaakt met de werkzaamheden en wanneer de volgende bewerking plaats vindt. AANVANG WERKZAAMHEDEN VAN DE INSTALLATIES Installatiewerkzaamheden mogen in het algemeen slechts worden verricht indien de in het werk te brengen materialen in voldoende mate beschermd zijn tegen beschadiging en weersinvloeden. Een en ander ter beoordeling van de directie. AANVANG WERKZAAMHEDEN IN TECHNISCHE RUIMTEN Met de installatiewerkzaamheden in technische ruimten mag niet eerder worden aangevangen, dan nadat deze ruimten lucht- en waterdicht zijn. ONDERBREKING WERKZAAMHEDEN Installatieonderdelen moeten bij onderbreking van werkzaamheden, zolang deze niet bedrijfsvaardig zijn aangesloten, tijdelijk worden afgesloten ofwel zodanig worden omgeleid, dat geen overlast of schade in het complex of gebouw is te duchten.


Blad: 4



ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN


Blad: 5



01

VOOR HET WERK GELDENDE VOORWAARDEN

01.01

VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORWAARDEN EN VOORSCHRIFTEN

01.01.10

VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORWAARDEN 01. VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORWAARDEN Van toepassing zijn de standaardbepalingen, zoals deze zijn opgenomen in de STABU Standaard 2007, uitgegeven door de Stichting STABU te Ede.

01.02

ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN AANSLUITEND OP DE U.A.V.

01.02.01

AANDUIDINGEN, BEGRIPSBEPALINGEN 01. WERKTERREIN Onder werkterrein wordt verstaan het terrein of het water dat door de opdrachtgever aan de aannemer voor de uitvoering van het werk ter beschikking wordt gesteld, het terrein of het water waarop en waarin het werk wordt uitgevoerd daarin begrepen.

01.02.06

VERPLICHTINGEN VAN DE AANNEMER 10. BEPERKINGEN M.B.T. GELUIDNIVEAU Ten aanzien van het geluidniveau, veroorzaakt door materieel op het werk, gelden de volgende beperkingen: - Het sloopwerk van de staalconstructie door middel van " afbranden". - Het is niet toegestaan om een radio/audioapparatuur op het werk in gebouw 310 tijdens de werkzaamheden, die geluidsoverlast veroorzaakt voor het personeel van het GCO.

01.02.07

DATUM VAN AANVANG 02. DATUM VAN AANVANG Zie contract.

01.02.08

UITVOERINGSDUUR, UITSTEL VAN OPLEVERING 01. OPLEVERINGSTERMIJN De termijn waarbinnen het werk moet worden opgeleverd bedraagt in werkbare werkdagen: Zie contract.

01.02.10

OPLEVERING 02. INGEBRUIKNEMING INSTALLATIEWERK OF DELEN HIERVAN In paragraaf 10, lid 3 van de U.A.V. wordt in plaats van "opneming" gelezen "beproeving". 09. OPLEVERING AANVULLEND OP DE CONTRACTUELE BEPALINGEN GELDT: Voor de oplevering dienen de volgende, in het bestek nader omschreven, bescheiden aan de directie overhandigd te worden : - garantieverklaringen(in 3-voud); - attesten (met certificaat)(in 3-voud). Voor revisiedocumenten, onderhouds- en bedrijfsvoorschriften e.d., zie het gestelde in 01.05. In aanvulling op de U.A.V. § 10, lid 1 geldt dat het werk niet als


Blad: 6



opgeleverd wordt beschouwd indien bovengenoemde bescheiden niet zijn overhandigd. 01.02.15

WERKTERREIN 01. WERKTERREIN Als bouwkundig werkterrein is beschikbaar het terrein, zoals op de situatietekening is aangegeven. Gebruik van terreinen buiten het aangewezen bouwkundig werkterrein valt onder de verantwoordelijkheid van de aannemer en de eventuele gebruikskosten (precario) zijn voor zijn rekening.

01.02.19

EIGENDOM VAN BOUWSTOFFEN 02. EIGENDOM VAN BOUWSTOFFEN Bestaande installaties t.b.v. overige gebouwdelen, die zich bevinden in het werkgebied van gebouwdeel A tijdelijk ondersteunen en in nieuwe toestand op geschikte en degelijke wijze bevestigen en ondersteunen, i.o.m. directie/opdrachtgever. Bestaande W-, en E-Installatie en sanitaire toestellen van het her te bouwen gebouwdeel A afvoeren en verwijderen i.o.m. directie, zie ook installatiebestek.

01.02.22

GARANTIE VOOR EEN ONDERDEEL 09. GARANTIEVERKLARING (STA hb.ProRail) In aansluiting op de U.A.V. § 22, lid 1 vervalt het gestelde in de leden 2, 3 en 4 en wordt dit vervangen door de volgende bepalingen: 1. Met betrekking tot een onderdeel van het werk waarvoor een garantie wordt verlangd, dient voor de aanvang van de uitvoering van dat onderdeel een garantieverklaring overgelegd te worden, inhoudende: • dat de garant zich verbindt voor zijn rekening alle voorkomende gebreken op eerste aanzegging van de opdrachtgever zo onmiddellijk te herstellen, tenzij de garant aantoont dat de gebreken niet voor zijn risico komen; • dat de garantieverklaring zal gelden vanaf het gereedkomen van het onderdeel tot het einde van de onderhoudstermijn van het werk en in aansluiting daarop gedurende de in het bestek genoemde periode. 2. Bij elk onderdeel van het werk, waarvoor het geven van garantie wordt gevorderd, geldt dat de garantie zal worden gegeven door de aannemer en door de onderaannemers / leveranciers.

01.02.26

ALGEMEEN TIJDSCHEMA, WERKPLAN 06. ONDERTEKENING ALGEMEEN TIJDSCHEMA, WERKPLAN De aannemer zal het algemene tijdschema waarin zijn werkzaamheden zijn opgenomen en ingepast, na goedkeuring zijnerzijds, voor akkoord tekenen. Dit algemene tijdschema en gedetailleerde werkplan worden opgesteld door door de hoofdaannemer 39. WIJZIGINGEN ALGEMEEN TIJDSCHEMA/WERKPLAN Wijzigingen door de aannemer van het algemeen tijdschema / werkplan behoeven de goedkeuring van de directie.


Blad: 7



01.05

TEKENINGEN EN BEREKENINGEN

01.05.10

TEKENINGEN EN BEREKENINGEN 09. AANTALLEN Van de tekeningen en andere gegevens benodigd voor de uitvoering van het werk worden aan de nevenaannemers kosteloos kopieen verstrekt. Aantal: 6 Indien de nevenaannemers meer exemplaren wensen, komen de kosten hiervan voor hun rekening. . 19. VERANTWOORDELIJKHEID VOOR TEKENINGEN De nevenaannemer(s) blijft, ook na goedkeuring door de bouwcoördinator, verantwoordelijk voor de door hem gemaakte tekeningen betreffende de constructies, werkwijze, maatvoering en dergelijke. . De betreffende nevenaannemer mag slechts gebruik maken van tekeningen voor de uitvoering, waar met een specifiek stempel "uitvoering" op is aangegeven en die zijn ondertekend door de bouwcoördinator. Het gebruik van niet gewaarmerkte tekeningen en de eventueel daaruit voortvloeiende schaden, zijn voor rekening en risico van de betreffende nevenaannemer. . 29. WIJZIGINGEN IN TEKENINGEN Wanneer door de betreffende nevenaannemer wijzigingen in de door hem gemaakte tekeningen worden aangebracht wordt dit op het origineel bij het onderschrift aangegeven door middel van een nummer- en datumwijziging. De coördinerend aannemer c.q. bouwcoördinator registreert en distribueert deze tekeningen. Oudere versies van tekeningen komen daardoor te vervallen. Indien de betreffende nevenaannemer zich niet met door de bouwcoördinator gewenste wijzigingen kan verenigen, deelt hij dit de bouwcoördinator schriftelijk mede. Reproductie- en distributiekosten van of namens de aannemer vervaardigde documenten zijn niet verrekenbaar. 39. VERANTWOORDELIJKHEID VOOR BEREKENINGEN De betreffende nevenaannemer blijft, ook na goedkeuring door de bouwcoördinator, verantwoordelijk voor de door hem gemaakte berekeningen. 49. CONTROLE WERKZAAMHEDEN DOOR DE DIRECTIE Het controlewerk door de bouwcoördinator behelst een éénmalige controle op de technische uitwerking van de betreffende nevenaannemer op de esthetische uitgangspunten van de architect en constructieve uitgangspunten van de constructeur. . 59. AANVULLENDE BEPALINGEN Op de door of namens de betreffende nevenaannemer te vervaardigen tekeningen moeten alle relevante zaken aangegeven worden, zoals in te storten onderdelen, ankers, sparingen, lassen, bouten, wapening, enz.; ook ten behoeve van de werkzaamheden uit te voeren door derden. .


Blad: 8



69. GEHEIMHOUDING, INTELLECTUELE EIGENDOMMEN Door de betreffende nevenaannemer(s) aan de opdrachtgever geleverde of ter beschikking gestelde zaken t.b.v. de uitvoering van de overeenkomst mogen geen inbreuk maken op enig octrooi, licentie, auteursrecht, geregistreerde tekening of ontwerp, handelsmerk of -naam. De nevenaannemer(s) vrijwa(a)r(t)(en) de opdrachtgever van alle aanspraken van dien aard en is/zijn aansprakelijk voor alle daardoor veroorzaakte schaden. De nevenaannemers zijn gehouden in hun overeenkomsten met onderaannemers en leveranciers van hen de in dit artikel genoemde verplichtingen tegenover de opdrachtgever te bedingen. . 79. REVISIE BESCHEIDEN Bij oplevering revisiebescheiden en gebruiksvoorschriften van de in de werkbeschrijving genoemde onderdelen verstrekken met vermelding van: - objectnummer met adres - omschrijving van het werk - tekeningnummer met omschrijving van de tekening. Verstrekkingsvorm en aantal: - beschrijvingen: op papier in ordners; 3-voud. - tekeningen: afdruk in ordners; 3-voud. - beschrijving (pdf) en tekeningen (pdf + dwg): 1x op CD/DVD . 89. TEKENINGEN EN BEREKENINGEN DOOR DE NEVENAANNEMER(S); ROUTING De nevenaannemers zijn verplicht de goedkeuringsprocedure tijdig op gang te brengen en zullen voor aanvang van het werk een tekeningen-roulatie schema ter goedkeuring aan de bouwcoördinator overleggen. Tekeningen en berekeningen van de betreffende onderdelen, op basis van door de bouwcoördinator verstrekte (bestek)gegevens ter beoordeling bij de bouwcoördinator indienen. * Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na de datum waarop de betreffende nevenaannemer de tekeningen en berekeningen bij de bouwcoördinator heeft ingediend, stelt de bouwcoördinator de betreffende nevenaannemer van haar oordeel inzake de ingediende tekeningen en berekeningen in kennis. Voorzien van haar oordeel of opmerkingen zal de bouwcoördinator een stel tekeningen en berekeningen terugzenden naar de betreffende nevenaannemer. * De bijgewerkte stukken binnen 2 weken opnieuw ter controle verstrekken. Indien de betreffende nevenaannemer zich niet kan verenigen met de door de bouwcoördinator voorgestelde wijzigingen meldt hij dit schriftelijk. De betreffende nevenaannemer overhandigt naast de in de werkbeschrijving genoemde aantallen, indien vereist, de goedgekeurde documenten ook in bij Bouw- en Woningtoezicht. . 90. VERSTREKKEN DIGITALE GEGEVENS Ter beschikking gestelde bestanden dienen als onderlegger voor door de aannemer te verrichten werkzaamheden, uitsluitend ten behoeve van het in dit bestek omschreven werk. De aannemer dient alle kenmerken van de directie (tekeninghoofd etc.) te verwijderen en hieruit geproduceerde bestanden te voorzien van eigen bedrijfskenmerken. De directie vrijwaart zich van de navolgende zaken:


Blad: 9



- verschillen in 'getekende' manier en 'gemaatvoerde' maten. - voor latere wijzigingen in de bestanden ten opzichte van reeds verstrekte bestanden. - verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor alle gegevens die verstrekt worden aan derden of die met behulp van de verstrekte digitale bestanden gegenereerd zijn. Het auteursrecht blijft voorbehouden aan de directie. De directie is niet aansprakelijk voor problemen van welke aard dan ook, die kunnen ontstaan bij het kopieren, converteren en/of inlezen van de bestanden. De directie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor fouten in de bestanden. De geleverde bestanden mogen alleen met schriftelijke toestemming van de directie aan derden ter beschikking gesteld worden.


Blad: 10



TECHNISCHE BEPALINGEN EN WERKBESCHRIJVING


Blad: 11



09

UITGANGSPUNTEN, VOORSCHRIFTEN EN BEPALINGEN

09.00

UITGANGSPUNTEN, VOORSCHRIFTEN EN BEPALINGEN

09.00.11

MATERIAALVOORSCHRIFTEN 90. VOORSCHRIFTEN EN RICHTLIJNEN De voor het werk benodigde materialen moeten voldoen aan de op de datum van aanbieding geldende voorschriften en richtlijnen. 91. KEURINGSEISEN De materialen moeten voldoen aan de keuringseisen van de overheidsinstanties. 93. BIJZONDERE MATERIALEN Bij het toepassen van bijzondere materialen, waartoe ook kunststoffen worden gerekend, dient nauw overleg met de leverancier(s) plaats te vinden. Voorschriften voor de behandeling van deze materialen moeten nauwkeurig worden opgevolgd. 95. OCTROOIEN De aannemer is aansprakelijk voor alle gevolgen verbonden aan het gebruik van die materialen of toestellen waartoe hij krachtens aan derden verleende octrooien niet is gerechtigd. Hij moet zowel de hierboven eventueel aan de directie opgelegde boeten, schadevergoedingen en dergelijke, als de aan het monteren en vervangen van die materialen respectievelijk toestellen verbonden kosten vergoeden. 96. FABRIKATEN De toe te passen materialen, appendage en apparatuur dienen van gelijke kwaliteit te zijn als is toegepast in de reeds aangebrachte installaties. Wanneer een specifiek fabrikaat wordt omschreven dient hiervoor te worden gelezen "of gelijkwaardig" 97. WIJZIGINGEN FABRIKAAT Indien in de periode tussen de aanbesteding en aflevering door een fabrikant wijzigingen aan de voorgeschreven apparatuur worden aangebracht, dient de aannemer eerst toestemming van de directie te krijgen alvorens de gewijzigde apparatuur toe te passen. Wanneer de directie deze toestemming weigert en de apparatuur niet meer overeenkomstig de oorspronkelijke uitvoering kan worden geleverd, zullen eventuele financiële gevolgen als meer- of minderwerk worden verrekend.

09.00.12

VERFWERK EN OPPERVLAKTEBEHANDELING 90. OPSLAG MATERIALEN Alle te verwerken materialen moeten op een daarvoor geschikte (droge) plaats worden opgeslagen. 91. CORROSIEWERENDHEID Alle te verwerken materialen en apparaten moeten alvorens zij worden aangebracht van walshuid, bramen en roest worden ontdaan, worden gereinigd en deugdelijk worden behandeld. Draadstangen moeren en bouten moeten zijn verzinkt. Alle materialen welke in de buitenlucht zijn


Blad: 12



aangebracht dienen zeewaterbestendig te zijn behandeld. Alvorens deze materialen toe te passen dient dit aan de directie te worden aangetoond. 92. HERSTELLEN BESCHADIGINGEN Indien door vervoer of tijdens montage verfbeschadigingen zijn opgetreden moeten deze onverwijld worden hersteld en wel zodanig dat een even goede bescherming als voorheen wordt gegarandeerd. Beschadigde zinklagen moeten worden hersteld met zink compound met een laagdikte van 70 micrometer. 93. BESCHERMING TIJDENS DE BOUW Alle installatiedelen moeten tijdens uitvoering van het project afdoende worden beschermd tegen mechanische beschadigingen door vocht en verontreinigingen, totdat de ruimten, waarin deze delen zijn opgeslagen, opgesteld of aangebracht, zodanig ver zijn afgebouwd dat geen beschadigingen, zoals genoemd, meer kunnen optreden. 09.00.13

LASWERK 1 90. SPECIFACATIE VOOR HET LASWERK. Zie bijlage A, "Construction Standard specification Ultra High purity distribution systems"

09.00.14

CODERING 90. LIJST De aannemer dient een lijst in met naamplaatjes bij de directie ter goedkeuring. Indienen voor dat naamplaatjes worden aangebracht. 91. PLAATS NAAMPLATEN Naamplaatjes dienen te worden aangebracht op die onderdelen die voor de werking en bediening van de installaties van belang zijn alsmede daar waar de directie dit nodig acht. Op deze naamplaten moet onder andere worden vermeld het bouwjaar, de capaciteit, de functie, het fabrikaat, het type, het codenummer en andere essentiële gegevens. Alle apparaten die verbonden zijn aan een regel- of een voedingskabel moeten tenminste worden voorzien van een naamplaat waarop aangegeven de functie en het codenummer. De naamplaatjes uit te voeren in Resopal, zwarte letter op witte achtergrond en te bevestigen met parkers op een stalen strip, welke door middel van een aangelaste afstandhouder op of nabij het betreffende onderdeel moet worden aangebracht. Daar waar de mogelijkheid aanwezig is om de naamplaten op een vlakke ondergrond te bevestigen is dit toegestaan. De plaats van de naamplaten moet ter goedkeuring aan de directie worden voorgelegd. 92. AFMETINGEN Coderingsplaatjes voor alle regelapparaten moeten worden uitgevoerd in Resopal, zwart opschrift op witte achtergrond, formaat 35 x 10 mm met sjabloonschrift letters 4 mm hoog. De codering moet overeenkomen met de stroomkring- en instrumentatieschema's, waarbij onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters moet worden gemaakt. 93. KLEURCODERINGEN Na het gereedkomen van de installatie dient de aannemer gekleurde tapes aan te brengen, met nader op te geven kleurcoderingen.


Blad: 13



94. MEDIUMSTICKERS MET STROMINGSPIJLEN Al het leidingwerk te voorzien van stromingspijlen/mediumstickers blijvend en deugdelijk aangebracht. Stickers aan te brengen om de 10 meter, na elke richtingsverandering en bij elke wanddoorvoering. Medium stickers overeenkomstig EN NEN 3050 09.00.15

BOUWKUNDIGE VOORZIENINGEN 90. WERKZAAMHEDEN AAN BOUWKUNDIGE ELEMENTEN Het is zonder toestemming van de directie niet toegestaan gaten, uithollingen, sleuven of inkepingen te (laten) maken in kolommen, balken, vloeren, wanden, kozijnen, trappen en andere bouwkundige constructies. 94. FUNDATIES, OPSTORTINGEN ETC. Voor te maken fundaties, opstortingen, dakopstanden, dakdoorvoeringen en dergelijke dient de aannemer tijdig de nodige hierop betrekking hebbende werktekeningen te verstrekken. De apparaten waarvoor deze voorzieningen moeten worden uitgevoerd, mogen niet eerder op het werk worden aangevoerd dan nadat de voorzieningen zover gereed zijn, dat de opstelling van de apparatuur onmiddellijk kan plaatsvinden.

09.00.16

PLAATSBEPALING INSTALLATIES 90. OPSTELLINGSTEKENINGEN De plaatsen van de installatiedelen zijn op de Bestektekeningen bij benadering aangeduid. De eventueel aangegeven leidingmaten betreffende de genormaliseerde diameters. De juiste loop van de leidingen en de juiste plaatsen van de apparatuur moeten in overleg met overige bouwpartners, de architect en de directie worden bepaald aan de hand van de door de aannemer te vervaardigen uitvoeringstekeningen of volgens de aanwijzigingen van de directie op het werk. 91. ONDERHOUDSBEWUST ONTWERPEN De plaatsing en de aansluiting van installatiedelen dienen zodanig te zijn, dat deze goed bereikbaar zijn voor onderhoud en reparatie en tevens gemakkelijk verwisselbaar zijn. 94. OPNAME VAN HET WERK T.B.V. REVISIE Tijdens de uitvoering van het werk, dient de aannemer de juiste loop en ligging van leidingen, kabels, putten, tanks, afsluiters en andere essentiële onderdelen in tekening te brengen, voordat deze aan het oog worden onttrokken. Van de in de grond liggende leidingen, kabels en dergelijke dienen tevens de diepten ten opzicht van een door de directie aan te geven peil of ander vast punt te worden vermeld. De tekening zoals hierboven bedoeld, moeten ter keuring aan de directie worden gezonden voordat de genoemde onderdelen worden afgedekt.

09.00.17

INREGELWERKZAAMHEDEN ALGEMEEN 89. PROCESGASSEN Zie bijlage A, "Construction Standard specification Ultra High purity distribution systems" 90. INSPECTIE COMPONENTEN Elk onderdeel van de apparatuur, het systeem en/of installatie moet worden onderworpen aan een grondige inspectie en/of beproeving om er zeker van te zijn dat het overeenkomt met het betreffende ontwerp, de fabrikantspecificaties, -tekeningen en dat materialen en vakmanschap


Blad: 14



voldoen aan aanvaardbare kwaliteitsnormen. Het inspecteren, inbedrijfstellen, instellen en beproeven moet worden gecoördineerd door een daartoe bevoegde technicus in nauwe samenwerking met directie. De technicus moet volledig vertrouwd zijn met de te beproeven materialen, apparatuur en installatie. Zijn vakkundigheid is ter beoordeling van de directie. 91. TE VOLGEN PROCEDURES De inbedrijfstellingstechnicus moet van de directie goedkeuring verkrijgen voor de te volgen procedures alvorens te beginnen met inspectie, inregelen en beproeven. Door de aannemer moet een checklist worden overlegd waarop aangegeven op welke criteria de installatie-onderdelen moeten worden beproefd. De geconstateerde defecten en/of afwijkingen ten opzichte van de specificaties of algemene eisen, dienen terstond te worden gemeld aan de directie. 92. INREGELRAPPORTAGE Van alle inspecties, inregelen beproevingsactiviteiten dient een rapport te worden opgesteld welke binnen 10 dagen na beëindiging van de activiteiten ondertekend en overhandigd aan de directie moet worden ter goedkeuring. In de rapporten moeten zowel de ontwerp- als de gemeten waarden worden vermeld, alsmede de karakteristieken met werkpunten e.d. Bij afzuigventilatoren dienen te worden gemeten: - totale luchthoeveelheid; - toerental ventilator; - zuigdruk ventilator; - opgenomen amperage. Voor de inregeling van afzuigpunten dient te worden gemeten: - debiet over afzuigpunt. Indien te grote afwijkingen worden geconstateerd tussen ontwerpen gemeten debiet dient de installateur dit eerst te verhelpen, voordat de inregelraportages worden ingediend. De inregelrapporten dienen vergezeld te gaan van een duidelijk schema, waarop de meetpunten overzichtelijk staan aangegeven. Daarbij dient duidelijk te zijn in welke ruimte het betreffende maatpunt zich bevindt. Indien de directie dit vereist kunnen materialen en apparaten in de fabriek worden geïnspecteerd. 93. CONTROLE BIJ OPLEVERING De directie kan conform de paragraaf 8a uit de UAVTI verlangen dat de inregelfirma aanwezig is bij de oplevering en aan de hand van enkele controlemetingen de juistheid aantoont van het inregelrapport. 09.00.18

INSPECTIE, INREGELEN EN BEPROEVEN 89. PROCES GASSEN Zie bijlage A, "Construction Standard specification Ultra High purity distribution systems" 90. REGELTECHNISCHE SYSTEMEN IN BEDRIJFSTELLEN REGELKRINGEN Voor de regeltechnische installatie moeten per regelkring de functies worden uitgetest en ingeregeld.


Blad: 15



Het open- en dichtsturen van de regelkleppen moet worden gesimuleerd. Alle automatische overneemschakelingen moeten worden getest en alle storingen moeten worden gesimuleerd. SIMULATIETEST de methode van beproeven is een simulatietest, waarbij alle functies worden gecontroleerd. Deze moeten worden gevolgd door een bedrijfstest, waarbij de installatie onder gebruiksomstandigheden wordt gecontroleerd. - het tijdstip van beproeving moet vooraf tijdig aan de directie zijn gemeld - de resultaten van de beproeving moeten in een rapport worden vastgelegd In het rapport opnemen: - de gegevens van de motoren-, meet-, regelen beveiligende apparaten, alsmede de ingestelde waarden van de thermische beveiligingen, regelaars en beveiligende apparaten met vermelding van bestekscode, eventuele gebruikersadrescode, soort, fabrikaat, type, bereik, instelling, bandbreedte, integratietijd, dode zones enz.; - de wijze waarop deze informatie op schrift wordt gesteld dient, aan de hand van een door de aannemer te maken voorstel, in overleg met de gebruiker te gebeuren. TESTDRAAIBOEK De aannemer maakt tijdens de montage- en uitvoeringswerkzaamheden een inbedrijfsstellings- en testdraaiboek voor alle installaties. In dit draaiboek dient overzichtelijk te worden vermeld: - een overzichtslijst van alle schakelkasten en onderstations; - een overzichtslijst van installaties, waaruit blijkt op welke schakelkasten en onderstations deze eenheden zijn aangesloten; - een controlelijst per installatie, waarmee de functie van regelingen en besturingen kan worden gecontroleerd. De controlelijst dient te zijn opgebouwd met een kolom "oorzaak" en een kolom "gevolg"; - per installatie, een inventarisatie van alle toegepaste programma's met een voorstel van alle in te voeren parameters. - een controlelijst om alle programma's te controleren - een controlelijst waarop vermeld alle regelaars met, als voorstel, alle ingevulde instellingen; een controlelijst van alle hardware onderdelen; - bij iedere inbedrijfsstelling- en testfunctie een kolom waarin de paragraaf dient te komen van diegene die als gemachtigde van de Aannemer betrokken is geweest bij de inbedrijfsstelling en het testen. - na het gereedkomen van de montage, dient de aannemer, in overleg met de directie, de installatie in bedrijf te stellen en te testen volgens Het draaiboek. De directie zal hierbij aanwezig zijn. - de aannemer overhandigt de geparafeerde draaiboeken aan de directie ter controle. - de directie zal aan de hand van het draaiboek de installatie steekproefsgewijs testen en afnemen, verdeeld over een aantal van tevoren geplande dagen. - bij het testen en opnemen moet de aannemer aanwezig zijn. De directie stelt een restpuntenlijst op aan de hand, waarvan wordt bepaald of de installatie wordt opgeleverd; - indien de installaties onvoldoende functioneren, zal de directie de aannemer hiervan schriftelijk in kennis stellen. In overleg met de installateur wordt door de directie een nieuwe datum bepaald voor een hernieuwde beproeving. De kosten (extra uren en reiskosten)


Blad: 16



van de betreffende vertegenwoordiger(s) van de directie, die hierbij aanwezig dient (dienen) te zijn, zijn voor rekening van de aannemer. TESTPROCEDURE MEETINSTRUMENTEN EN MEETOPNEMERS De toegepaste meetinstrumenten en meetopnemers dienen op correct functioneren te worden gecontroleerd. Deze controle (referentiemeting) dient te worden uitgevoerd met behulp van een geijkt standaard meetinstrument (welke is gecertificeerd door een erkende instelling/bedrijf) zo dicht mogelijk bij het te controleren instrument/opnemer. De referentiemeting dient in kanalen te worden uitgevoerd met gebruikmaking van specifiek daartoe aangebrachte extra meetdoorvoeren. Voor de referentiemeting in vloeistofleidingen kan gebruik gemaakt worden van de aangebrachte dompelvoelerbuis. Van de gecontroleerde/gecalibreerde meetinstrumenten en meetopnemers dient een rapport te worden bijgevoegd. Het controle rapport dient minimaal het navolgende weer te geven: - onderneming die de controle uitvoerde; - testernaam en handtekening; - testdatum en geldigheidsduur; - opdrachtgever, adres etc. - gegevens instrument: . naam; . fabrikaat; . model; . serienummer; . doel; . schaalindeling (range); . afwijking; . diverse (indien van toepassing); - meetomstandigheden bij de test (indien relevant); - testgegevens; - referentie apparatuur. AANTONEN STABILITEIT/MEETRESULTATEN Na het inregelen van de installaties moet middels schrijvende temperatuurmeters en vochtigheidsmeters de stabiliteit van de regeling worden aangetoond. De laatste meetstroken waaruit blijkt dat de regelkringen stabiel zijn en op de juiste instelwaarden regelen moeten in het meetboek worden opgenomen. Alle instelpunten van de regelaars en andere apparatuur moeten in een rapport worden vermeld.

09.00.19

RICHTLIJNEN VOOR TEKENWERK 90. SYMBOLEN De symbolen vermeld in de normen NEN 3157, 2322, 3048, 5152 en 3347 dienen te worden gebruikt. 91. NIET GENORMALISEERDE SYMBOLEN Voor niet genormaliseerde symbolen moet van de op de schema's voorkomende symbolen en afkortingen een referentietekening worden gemaakt. 92. VOLLEDIG PRINCIPESCHEMA Per gas dient een volledig PI&D schema te worden gemaakt waarop aangegeven alle apparaten, kleppen, veiligheden, drukken, regelcomponenten, debieten etc. Voor alle hoofdcomponenten zoals


Blad: 17



dient eveneens het fabrikaat, type, de karakteristieke technische gegevens op het schema te zijn vermeld. 93. PLATTEGRONDEN EN DOORSNEDEN Tevens dienen volledig uitgewerkte kanalen- en leidingenplattegronden, met alle maatvoeringen, details en de benodigde doorsneden te worden getekend. Deze tekeningen moeten voldoende informatie bevatten zodat de aannemer de definitieve montage- en werkplaatstekeningen kan maken. Schachtindelingen en in-/uitgaande leidingen en kanalen ter plaatse van schachten dienen per verdieping geheel te worden uitgewerkt. 94. BOUWKUNDIGE VOORZIENINGEN De aannemer moet hierop alle benodigde sparingen, doorvoerhulzen, in te storten leidingen en/of installatie-onderdelen, ankerrails, opstortingen e.d. aangeven. De sparingen e.d. moeten worden gecodeerd met een cijfer. De sparingen moeten worden voorzien van maten, gerekend vanuit de systeemlijnen of vanuit het peil van de bouw.

09.00.40

GELUID 90. INSTALLATIEGELUID De maximale geluidniveaus buiten het gebouw ter plaatse van derden, veroorzaakt door technische installaties in, aan of op de nieuwbouw, dienen te voldoen aan de eisen volgens de Wet Milieubeheer. Het equivalente geluidniveau (LAeq) ter plaatse van woningen dient te worden gemeten overeenkomstig de handleiding IL-HR-13-01 (richtlijnen voor karakterisering en meting van omgevingsgeluid). Dit mag niet meer bedragen dan het referentieniveau (volgens de definitie in Circulaire Industrielawaai) aldaar. Het equivalente geluidniveau LAeq mag niet meer bedragen dan: dagsituatie (7:00 - 19:00 uur) : 50 dB(A) avondsituatie (19:00 - 23:00 uur): 45 dB(A) nachtsituatie (23:00 - 7:00 uur) : 40 dB(A) Rekening dient te worden gehouden met het mogelijke tonale of impulsachtige karakter van de geluidsbron. Een toeslag van 5 dB zal hierbij moeten worden aangehouden. 91. TRILLINGEN Ten aanzien van het voelbare trillingsniveau in vloeren dient de SBR richtlijn "Hinder voor personen in gebouwen door trillingen; meet- en beoordelingsrichtlijn" te worden aangehouden. Deze eis heeft betrekking op min of meer continu aanwezige trillingen veroorzaakt door zware machines en transportsystemen.


Blad: 18


55

GASINSTALLATIES

55.00

ALGEMEEN

55.00.09

LEVERINGSOMVANG 01. SAMENHANG EN INTERPRETATIE De artikelen zoals vermeld onder hoofdstuk 55, vormen een onderdeel van het gehele werk en kunnen niet als zelfstandige artikelen worden gelezen.


Niet in het bestek met name genoemde maar wel noodzakelijke componenten om de installatie te kunnen laten functioneren vallen binnen de leveringsomvang, alsof deze onderdelen in het bestek waren opgenomen. 02. INSTALLATIE BESCHRIJVING De installatie dient te voldoen aan standaard: SEMI F1-96 : Specification for leak intergrity of High purity gaspiping systems and components Construction Standard Specification Ultra High Purity gas distribution systems (bijlage A)

03. SYSTEEM PRINCIPE Als aangegeven op tekening 04. AANPASSINGEN, C.Q. COMPLETERING VAN HET WERK De tekeningen vormen een onafscheidelijk geheel van het bestek; dit betekent dat hetgeen niet is beschreven in deze beschrijving maar wel staat getekend en/of omgekeerd, overeenkomstig door de directie te geven aanwijzingen moet worden uitgevoerd. Ondergeschikte leveringen en/of werkzaamheden niet genoemd hoewel integraal onderdeel van enig constructiedeel dienen te worden beschouwd als letterlijk omschreven. Indien in het bestek en/of tekeningen onjuistheden c.q. manco's bevat, die kennelijk het gevolg zijn van vergissingen, maakt de aannemer de directie voor de ondertekening van het aannemingscontract hierop attent. Bij nalatigheid in deze zal de aannemer de betreffende onderdelen toch in hun geheel maken, zoals uit de aard van het werk en/of uit de omstandigheden voorkomt, zonder recht op bijbetaling.

55.11

FUNCTIONELE OMSCHRIJVING, INSTALLATIE-ONDERDELEN

55.11.19-a

OMVANG VAN DE WERKZAAMHEDEN 0. WERKZAAMHEDEN IN HOOFDZAAK 1. De verplichtingen voor dit besteksdeel omvatten in hoofdzaak het leveren, monteren, inregelen en bedrijfsvaardig opleveren van de complete gasinstallaties zoals aangegeven in de bijlagen.


Blad: 19


4.


TOT DE WERKZAAMHEDEN WORDEN MEEGEREKEND 1. Het dimensioneren en selecteren van appendages behorende bij de installaties. 2.Het bepalen van leidingmaten. 3.Het indienen van alle benodigde bescheiden ter verkrijging van goedkeuring door de directie op berekeningen voorafgaande aan de bestelling van apparatuur. 4. Het verzorgen en opstellen van de benodigde stukken voor het verkrijgen van goedkeuring op de uitvoering van de installaties door de betreffende instanties. 5.Het verstrekken van alle door de directie nodig geachte gegevens van de aan te kopen en/of op te stellen apparatuur enz. 6. Het vervaardigen van werktekeningen op tenminste schaal 1:50, alsmede detailtekeningen van opstellingen van centrale apparatuur op schaal 1:20. Op de revisietekening(en) moet zijn aangegeven: - het leidingloop met diameters; - het materiaal van de leidingen; - plaats en type van hulpstukken/appendages; - de maatvoering; 7.Het vervaardigen van sparingstekeningen. 8.Het vervaardigen van revisietekeningen, bedienings- en onderhoudsvoorschriften enz. van alle installaties waarop dit besteksdeel betrekking heeft. 9.De aannemer is verantwoordelijk voor het ontwerp, de berekeningen, de uitvoering en de goede werking van alle in dit besteksdeel genoemde installaties. 10. De aannemer dient vermeende onvolkomenheden in het ontwerp te signaleren en aan de orde te stellen.

5.

55.11.39-a

OMVANG VAN DE LEVERING EN SPECIFICATIES 1. Tot het werk behoren alle leveringen en werkzaamheden voor de bedrijfsvaardige oplevering in de bijlagen nader omschreven installaties. De specificaties van de toe te passen leidingen en apparatuur zijn voor een deel bepaald. Niet of minder volledig gespecificeerde apparatuur, die wel op de tekening is aangegeven of in de omschrijving is genoemd, behoort mede tot de levering als ware zij volledig omschreven. 2. Aantallen dienen uit de tekeningen te worden afgelezen.

OMSCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN 0. ALGEMEEN In de onderstaande paragrafen wordt eerst de bestaande situatie beschreven, vervolgens wordt de nieuwe situatie beschreven.


Blad: 20


1.


BESTAANDE INSTALLATIE In de laboratoria van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO (=JRC)) worden gassen gebruikt voor testen van nieuwe energiebronnen. De gassen worden op een centraal punt opgeslagen. Elk gas wordt vanaf de opslag gereduceerd naar 10 barg voor het distributienet. In het huidige gasdistributiesysteem worden de volgende gassen gebruikt: - Stikstof (N2) - from Liquid tank - Perslucht - from existing network Tie-in valve - Waterstof (H2) - from cylinder bundles in gas bunker (ø 1 ") - Waterstof reformed (H2) - from reformer room (ø ½ ") - Argon (Ar) - from cylinder bundles in gas bunker (ø ½ ") - Methane (CH4) - only gas panel and piping from gas bunker (ø ½ ") - Koolmonoxide (CO) / Waterstof (H2) - only gas panel and piping from gas bunker (ø ½ ") - Koolmonoxide (CO) / Stikstof(N2) - only gas panel and piping from gas bunker (ø ½ ") Bij de gebruikers wordt de druk lokaal gereduceerd naar de gewenste waarde.

2.

NIEUWE SITUATIE 0. Algemeen Elk onderdeel van het gasdistributiesysteem dient te voldoen aan de specificatie voor ultra hoge zuiverheid ("specification UHP gas") Als er in dit rapport een fabrikant of merk genoemd wordt dan wordt een gelijke of betere kwaliteit bedoeld. De leverancier dient deze kwaliteit aan te tonen. Bevestigingen, ondersteuningen, etc dienen door de leverancier vastgesteld te worden en ter goedkeuring voorgelegd aan GCO. In gebouw 310 wordt een nieuw brandstofcel laboratorium gebouwd. In het laboratorium komen 4 ruimtes. In deze ruimte op respectievelijk 4 (laboratorium 1) en 1 (laboratorium 3) posities voorzien in VMB (valve manifold box (GCE-DruVa)) panelen. Op elk paneel dienen meerdere gassen te worden aangesloten. In deze ruimte op respectievelijk 2 (laboratorium 2) en 1 (laboratorium 3) posities voorzien in gasdistributiekabinetten. Het leidingwerk uitleggen voor de hoogst mogelijke kwaliteit gassen die beschikbaar zijn volgens "Specification Ultra High Purity gas". De gassen zullen worden gebruikt voor het testen van onder andere PEMFC- en SOFC brandstofcellen. Ook zullen verontreinigingsstudies worden gedaan. De aansluitingen voor uitbreiding naar de andere laboratoria voorbereiden en vervolgens afdoppen. 1. Centrale gasdistributie De leidingen van de centrale gasvoorziening van de bestaande laboratoria loopt in het midden door het nieuwe laboratorium naar de bestaande gebruikers. Op deze leidingen moet nabij de centrale gasflessen opstelling/depot een tie-in worden gemaakt waarna distributie plaats vindt naar de VMB panelen (zie tekening 1). In de centrale header


Blad: 21



naar de nieuwe verbruikers een noodklep plaatsen. Op elk VMB paneel dient de druk met een reduceer ventiel ingesteld te worden op de gewenste waarde. Met een restriction orifice uit veiligheidsoverwegingen het debiet begrenzen. 2. Lokale gasdistributie Bij de lokale distributie in laboratorium 2 twee gasflessenkabinetten (A en B) plaatsen. In laboratorium 3 een gasflessenkabinet (C) plaatsen. Deze gasflessenkabinetten moeten afgesloten kunnen worden, dienen 90 minuten brandwerend te zijn volgens DIN-4102 en veilig volgens EN 14470-2. Gasflessenkabinet type Asecos of equivalent. Elk gasflessenkabinet bevat 4 gasflessen. De gasflessen hebben een maximale inhoud van 50 liter. Gaskabinet A bevat: CH4 diluted CxHy diluted CO diluted NH3 diluted Gascabinet B bevat: CO2 Helium SO2 diluted H2S diluted Gaskabinet C bevat: 13CO diluted in Argon CO diluted in Argon yyXX diluted in argon (isotopic labelled gas) XX diluted in argon De gascilinders hebben een werkdruk tot 200 barg. Op de gascylinder een spectropur MP3-E60 of equivalent aansluiten. De purge en waste gas leidingen aansluiten op het afgassysteem (zie 2.2.4.4). De druk met de spectropur reduceren tot 10 barg. Daarbij mag de druk niet onder de 7 barg komen. Met een restriction orifice uit veiligheidsoverwegingen het debiet van een gasdistributie systeem begrenzen. Op elk VMB paneel dient de druk met een reduceer ventiel ingesteld te worden op de gewenste waarde. Met een restriction orifice uit veiligheidsoverwegingen het debiet begrenzen. Bij gebruik van brandbare gassen, in de gasflessenkabinetten, in de leiding een vlamdover monteren. De levering van de gasflessenkabinetten, leidingwerk, kleppen en instrumenten behoort bij de aannemer van de gasinstallatie. 3. Laboratoria In de laboratoria zijn respectievelijk 4 (laboratorium 1, VMB A) en 1 (laboratorium 3, VMB B) VMB panelen geprojecteerd. In VMB A andere gassen aansluiten dan in VMB 2 (zie tabel 1 en 2). In laboratorium 3 een aftakking maken en afdoppen voor een toekomstige VMB aansluiting. Voor elk gas een afgedopte aftakking maken naar de laboratoria die nu niet aangesloten worden.


Blad: 22



In elke laboratorium zijn er nooddrukkers voorzien. Na activering van een nooddrukker in een laboratorium alle gastoevoeren sluiten en de elektra afsluiten (m.u.v. noodverlichting). De VMB panelen afzuigen om te hoge gasconcentraties in de panelen te voorkomen. De VMB panelen in de laboratoria tegen de muur te plaatsten. De gasleiding met een gasdichte doorvoering (type Roxtec) vanuit de servicegang door de muur te leiden naar de bovenzijde van het VMB paneel. De aansluitingen in de VMB zodanig plaatsten dat de aansluiting en bediening ergonomisch verantwoord is. Aan de voorzijde een kunstof deur aanbrengen die open kan voor bediening/aansluiting en dicht indien niet in gebruik. Aan de onderzijde van de deur een rooster aanbrengen voor ventilatie. Tabel 1: Gasaansluitingen VMB A GAS

Source

Flow (slm) 300

Size of RO Outlet (mm) size 1,5 10 mm

H2

Bunker gas

H2 ref.

Reformer unit 300

1,5

Perslucht B310 network 400

N/A

CH4

Bunker gas

100

1,5

Ar

Bunker gas

100

N/A

O2

Bunker gas

150

2,0

N2

Liquid tank

500

N/A

CO

Bunker gas

100

1,5

CO dil.

Gas cabinet A 10

0,6

CxHy dil

Gas cabinet A 10

1,0

CH4 dil.

Gas cabinet A 10

0,5

NH3 dil.

Gas cabinet A 10

0,5

CO2

Gas cabinet B 50

1,3

Helium

Gas cabinet B 10

N/A

SO2 dil.

Gas cabinet B 10

0,6

H2S dil.

Gas cabinet B 10

0,5

Exhaust 1 VMB A brandbaar Exhaust 2 VMB A overige

500 500

Piping Material 316L EP Ra 7µinch 10 mm 316L EP Ra 7µinch 10 mm 316L EP Ra 7µinch 10 mm 316L EP Ra 7µinch 10 mm 316L EP Ra 7µinch 10 mm 316L EP Ra 7µinch 10 mm 316L EP Ra 7µinch 10 mm 316L EP Ra 7µinch 6 mm 316L EP Ra 7µinch 6 mm 316L EP Ra 7µinch 6 mm 316L EP Ra 7µinch 6 mm 316L EP Ra 7µinch 6 mm 316L EP Ra 7µinch 6 mm 316l EP Ra 7µinch 6 mm 316L EP silica coated 6 mm 316L EP silica coated N/A 10 mm 316L N/A 10 mm 316L

Tabel 2: Gasaansluitingen VMB B


Blad: 23



GAS

Source

Flow (slm) 5

H2

Bunker gas

H2 ref.

Reformer unit 5

Perslucth B310 network 100 Ar

Bunker gas

5

O2

Bunker gas

5

N2

Liquid tank

50

CO

Bunker gas

5

13CO/Ar. Gas cabinet C 5 CO/Ar

Gas cabinet C 5

X

Gas cabinet C 5

Y

Gas cabinet C 5

Helium

Gas cabinet B 5

Exhaust 1 VMB A brandbaar Exhaust 2 VMB A overige 500

Size of RO Outlet Piping (mm) size Material 0,2 6 mm 316L EP Ra 7µinch 0,2 6 mm 316L EP Ra 7µinch N/A 6 mm 316L EP Ra 7µinch N/A 6 mm 316L EP Ra 7µinch 0,4 6 mm 316L EP Ra 7µinch N/A 6 mm 316L EP Ra 7µinch 0,4 6 mm 316L EP Ra 7µinch 0,4 6 mm 316L EP Ra 7µinch 0,4 6 mm 316L EP Ra 7µinch 0,4 6 mm 316L EP Ra 7µinch 0,4 6 mm 316L EP Ra 7µinch N/A 6 mm 316L EP Ra 7µinch 500 N/A 10 mm 316L N/A 10 mm 316L

De componenten en leidingen uitvoeren in metrische maten. Voor overige leidingspecificaties, componentspecificaties en testprocedures dient het document "Specifications UHP gas" gevolgd te worden 4. Gassen 4.1 Gassen via het lokale distributiesysteem Het lokale gasdistributiesysteem is weergegeven op tekening 1. De voeding van dit netwerk aansluiten op de lokale gasdistributie. De veerveiligheid dient afgesteld te worden op 15 barg. De diameter van de hoofdleidingen uitvoeren in 10 mm, de diameter van de aftakleidingen uitvoeren in 6 mm. Het materiaal van deze leidingen staat voorgeschreven in tabel 1 en 2. In de nieuwe laboratoria worden de gassen bij een werkdruk van 10 barg afgenomen. Het ontwerpdebiet is in tabel 1 en 2 weergegeven voor de verschillende gassen. Elke gasdistributieleiding in de centrale header voorzien van een noodklep die geactiveerd wordt bij calamiteiten. 4.2 Gassen via het centrale distributiesysteem Het centrale gasdistributiesysteem is weergegeven op tekening 2. De voeding van dit netwerk aansluiten op het centrale gasdistributie. De diameter van de hoofdleidingen (vanaf de tie-in) uitvoeren in 12 mm, de diameter van de aftakleidingen uitvoeren in 12 mm. Het materiaal van deze leidingen staat voorgeschreven in tabel 1 en 2.


Blad: 24



In de nieuwe laboratoria worden de gassen bij een werkdruk van 10 barg afgenomen. Het ontwerpdebiet is in tabel 2 weergegeven voor de verschillende gassen. Elke gasdistributieleiding na de tie-in voorzien van een noodklep die geactiveerd wordt bij calamiteiten. 3.

AFGASSYSTEEM Het afgassysteem is weergegeven op tekening 1 en 4. Maak één systeem voor brandbare afgassen en één systeem voor overige afgassen. Deze systemen mogen onderling niet verbonden zijn. De 2 schoorstenen dienen minimaal 7 m boven dakniveau af te blazen. De afstand tussen de schoorstenen van de brandbare afgassen en de overige afgassen dient minimaal 15 meter te zijn. De bedoeling van beide afgassystemen is om gassen uit de testunits, VMB's en uit de gasfleskabinetten gecontroleerd naar de buitenlucht af te voeren. De leidingen worden met stikstof geïnertiseerd om reacties in de afgasleiding te voorkomen. De stikstofpurge moet een snelheid hebben van >0,2 cm/s of een verversingsgraad van >2/uur om inert te blijven. De spoelleiding en de afblaas van de veiligheid van de gasflessenkabinetten aansluiten op de afgasleiding (per gas bepalen op welke afgasleiding volgens tabel 1 en 2). In elk laboratorium een afgasleiding plaatsten. Vanaf het eindpunt een aansluiting maken vanaf de stikstofleiding. In de stifstofleiding naar de afgasleiding een afsluiter en flowrator plaatsen. De stikstofflow instellen met de flowrator. Alle aansluitingen op de afgasleiding uitvoeren met een terugslagklep en handklep. De afgasleidingen van de laboratoria aansluiten op centrale headers. De centrale headers op een eveneens te plaatsen schoorsteen aansluiten. De levering van beide afgassystemen met kleppen, flowrators, leidingen en schoorstenen behoort bij de aannemer van de gasinstallatie.

4.

GASDISTRIBUTIE H2 EN H2 REFORMER Het gasdistributiesysteem voor H2 en H2-ref. is weergegeven op tekening 5. Deze twee systemen gaan gecombineerd naar de bestaande gebruikers. Beide kwaliteiten aftakken naar de distributie zoals beschreven onder 55.11.39a-2-3 laboratorium)

5.

KWALITEIT Voor leidingspecificaties , componentspecificaties en testprocedures dient het document "Specifications UHP gas" gevolgd te worden. De aannemer dient aan de geldende normen van het GCO te voldoen. Voor wet en regelgeving de relevante Europese wet en regelgeving toepassen. Voor overige systemen dient vooraf een specificatie aan GCO voorgelegd te worden. Na goedkeuring van GCO kan gestart worden met uitvoering.


Blad: 25



55.12


55.12.10-a

TEKENINGEN 0. TEKENINGEN GASINSTALLATIE Door de aannemer te vervaardigen tekening(en). Op de tekening(en) moet zijn aangegeven: Aantal te verstrekken exemplaren: - ter goedkeuring: 4 - goedgekeurde: 4

55.12.20-a

INSTALLATIE-BEREKENING 0. GASINSTALLATIE Door de aannemer te vervaardigen berekening. Aantal te verstrekken exemplaren: - ter goedkeuring (st.): 4 - goedgekeurde (st.): 4

55.31

METALEN BUISLEIDINGEN

55.31.10-a

AANLEG METALEN BUISLEIDING, STALEN BUIS 0. AANLEG METALEN MEDISCH/TECHNISCH-GASLEIDING Aanlegwijze: - voor montage van leidingen en hulpstukken deze ontdoen van verontreinigingen, scherpe kanten, bramen en in- en uitwendig vetvrij maken - na montage, fysische handelingen en mechanische bewerkingen doorspoelen Verbindingswijze: - lasverbinding Bevestigingswijze: - gebeugeld Beugelafstand maximaal 1,25 m Leidingen h.o.h. minimaal 80 mm 1.

STALEN BUIS Materiaal: RVS, Zie tabel 1 en 2 onder 55.11.39a .01 GASLEIDINGNET

55.51

APPENDAGES IN LEIDINGEN

55.51.90-a

ALGEMEEN 0. FABRIKATEN Voor nadere specificatie zie bijlage A


Blad: 26


55.53


APPENDAGES OM LEIDINGEN

55.53.10-a

LEIDINGDOORVOERHULPSTUK, MONTAGE DOORVOERHULPSTUK 0. LEIDINGDOORVOERHULPSTUK Fabrikaat: Roxtec Materiaal thermisch verzinkt stalen frame type G4x2 gevuld met RK 30 modulen Constructie: brand- en gasdichte afdichtingsplug Afmetingen (mm): behorend bij leidingdiameter 1. MONTAGE DOORVOERHULPSTUK Montagewijze: - volgens voorschriften fabrikant .01 GASLEIDINGEN T.b.v. brand- en gasdichte doorvoeringen


Blad: 27



61

VENTILATIE- EN LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIES

61.00

ALGEMEEN

61.00.09

LEVERINGSOMVANG 01. SAMENHANG EN INTERPRETATIE De artikelen zoals vermeld onder hoofdstuk 61, vormen een onderdeel van het gehele werk en kunnen niet als zelfstandige artikelen worden gelezen. Niet in het bestek met name genoemde maar wel noodzakelijke componenten om de installatie te kunnen laten functioneren vallen binnen de leveringsomvang, alsof deze onderdelen in het bestek waren opgenomen.

61.00.29

EISEN EN UITVOERING: AANVULLEND 00. ALGEMEEN Montage stalen luchtkanalensysteem c.a. volgens LUKA kwaliteitsnormen voor luchtkanalen. Het totale stalen kanalensysteem c.a. dient te voldoen aan LUKA norm voor dichtheidsklasse B. Buitenluchtaanzuigkanalen voorzien van voldoende isolatie ter voorkoming van condensatie en voorzien van condensatieafvoerpijp voorzien op het laagste punt. Luchtkanalen in technische ruimte ten behoeve van retourluchtafvoer naar buiten tot en met de bouwkundige constructie isoleren ter voorkoming van condensatie. Indien bij het passeren van brandscheidende constructies geen brandkleppen toegepast kunnen worden kan de vereiste brandwerendheid verkregen worden door toepassing van twee lagen steenwol isolatie (dikte conform brandweereisen) met versprongen naden. 01. EISEN AAN LUCHTKANALEN De aansluiting van luchtkanalen op de aansluitopeningen van het apparaat door middel van luchtdichte, flexibele verbindingen van voldoende lengte uitvoeren. Bij aansluiting op kanalen met onderdruk voorkomen, bijvoorbeeld door het aanbrengen van steunstrippen, dat de luchtdoorlaat meer dan 4 % wordt verkleind. Luchtkanalen, tenzij anders omschreven in deze technische omschrijving uit te voeren in sendzimir verzinkte staalplaat, overeenkomstig de tekeningen van het bestek. Bij kanaalverbindingen flexibele pakking aan te brengen en de verbindingsnaden af te dichten met tape, een en ander ter nadere goedkeuring van de directie. De aansluiting van ronde of rechthoekige kanalen dient te geschieden via een afgeronde conus. Kanaalbochten dienen als rechte bochten te worden uitgevoerd, voorzien van airturns.


Blad: 28



De aftakkingen van het hoofdtoevoerkanaal dienen te worden uitgevoerd als afschillers. De luchtornamenten moeten op de luchtkanalen worden aangesloten met tenminste 1 meter en maximaal 1,5 meter akoestisch flexibele luchtslang, diameter gelijk aan de aansluitmaat van het ornament. Voor alle in de kanalen te verwerken of aan te brengen onderdelen, zoals moerbouten, klinknagels, geleidingsschoepen, kleppen e.d., moet materiaal worden toegepast, dat ondermeer voldoet aan dezelfde eisen welke speciaal zijn te stellen aan het materiaal, waaruit de kanalen bestaan. Bij kanalen in verlaagde plafonds rekening houden met de tracering van centraaldozen, kabelgoten e.d. Ter beperking van trillingsoverdracht moeten beugels e.d., op hun raakvlakken met de kanalen volledig belijmd zijn met een 10 mm dikke viltlaag. In overleg met de directie moeten op een aantal plaatsen goed afsluitbare meetpunten worden aangebracht t.b.v. het inregelen. Beschadigingen aan de zinklaag, door welke oorzaak ook ontstaan, dienen zorgvuldig te worden bijgewerkt met roestwerende zinkcompound. In het kanaalwerk op te nemen, waar nodig, leidschoepen, instelkleppen met segmentvergrendeling op de buitenkant van het kanaal, pitotmeetbuis-, meetpunten e.d. Op de luchtkanalen moeten kanaalthermometers geplaatst worden als op de principeschema's is aangegeven. Bij alle kanaalaftakkingen en bochtstukken bestaat de voorwaarde dat de straal van de binnenronding niet kleiner dan 100 mm mag zijn. De splitsing van de hoofdtoevoerkanalen uitgevoerd met scheidingsschot en steltong, in verhouding van de luchthoeveelheden. Het kanaalwerk zodanig op plafondroosters of rozetten aankomend, dat met korte geluiddempende slangen van 1 m lengte zonder bochten kan worden aangesloten. Ter plaatse van brandscheidingen brandkleppen aanbrengen welke dezelfde WBDBO heben als de wand/vloer waardoor het kanaal wordt gevoerd. De brandkleppen dienen van een smeltpatroon te zijn voorzien, volgens de voorschriften te zijn aangebracht en goed bedienbaar te zijn en blijven. Buitenluchtaanzuigkanalen en andere kanalen (o.a. kanalen in kruipruimten) met een lage dauwpunttemperatuur voorzien van uitwendig dampdichte isolatie, ter voorkoming van condensatie op de buitenzijden. Het toevoerkanaalwerk inclusief de plenumdozen van de inblaasroosters thermisch te isoleren met mineraalwol dekens die aan één zijde zijn voorzien van aluminiumfolie.


Blad: 29



Het buitenluchtaanzuigkanaalwerk aan de binnenzijde voorzien van een corrosiewerende coating. Ten behoeve van inspectie en het schoonmaken van de verdeelkanalen, op onderlinge afstanden van ten hoogste 10 m, aan de onderzijde van het kanaal inspectieluiken aanbrengen. De dagmaat van deze luiken 400x300 mm of zoveel kleiner als mogelijk is met betrekking tot de kanaalbreedte. De inspectieluiken uitgevoerd met een deugdelijke afdichting alsmede een eenvoudige vergrendeling. 06. VOORKOMEN VERVUILING De installateur treft de nodige maatregelen ter voorkoming van beschadiging en inwendige vervuiling van de luchtbehandelingscentrale en het luchtdistributiesysteem. 07. BESCHERMING De installateur treft voorzieningen ter voorkoming van verontreinigingen die de werking van ventilatoren kunnen schaden. 11. VERBINDING Ronde kanalen onderling met elkaar verbinden door middel van goed passende insteekstukken in het kanaal; alle hulpstukken eveneens voorzien van goed passende insteekstukken. Daarna de verbindingen met bijv. treknagels en/of plaatschroeven borgen. Vervolgens de gehele verbinding luchtdicht afwerken met hardcast of gelijkwaardig. 12. AFTAKKING Bij aftakkingen in ronde kanalen moeten complete vormstukken worden gebruikt. 16. BESCHERMING KANALEN TEGEN VERVUILING Bij onderbreking van de montage openliggende luchtkanalen tijdelijk afdichten. 19. BEVESTIGINGSPUNTEN Definitieve verdeling en de plaatsen van de bevestigingspunten vaststellen in overleg tussen installateur en directie. 20. TRILLINGSOVERDRACHT Ter beperking van trillingsoverdracht kanaalondersteuningen, beugels e.d. op hun raakvlakken met de kanalen voorzien van geluidisolerend materiaal. 23. EISEN AAN VENTILATOREN Het opstellen van de ventilatoren gebeurt volgens de richtlijnen van de fabrikant. Bij geringe afwijkingen van de vereiste druk of opbrengst dient de aannemer het toerental in overleg met de direktie aan te passen, door wijziging van de overbrengingsverhouding van de aandrijving. Iedere ventilator dient te zijn voorzien van een werkschakelaar. Indien een ventilator in een ruimte vrij is opgesteld en de pers- en/of


Blad: 30



aanzuigopeningen niet zijn aangesloten op een kanaal, dan de niet aangesloten openingen van een veilig beschermrooster voorzien.

61.00.30

INFORMATIE-OVERDRACHT: ALGEMEEN 01. AANVANG WERKZAAMHEDEN Met de installatiewerkzaamheden in technische ruimten mag niet eerder worden aangevangen, dan nadat deze ruimten glas- en waterdicht zijn. 02. MELDING AANVANG De aannemer moet de directie tijdig melden wanneer een aanvang wordt gemaakt met de werkzaamheden en wanneer de volgende bewerking plaats vindt. 03. GOEDKEURING INSTALLATIES De aannemer zorgt voor de goedkeuring van de daarvoor in aanmerking komende installaties of delen hiervan door: - de brandweer - de dienst milieubeheer - directie De kosten van keuring zijn voor rekening van de aannemer. De kosten voor het verkrijgen van goedkeuring zijn voor rekening van de aannemer. 90. ALGEMEEN De routing van de kanalen zijn globaal op de tekeningen aangegeven. De definitieve routing van in het zicht lopende kanalen dient in nauw overleg met en ten genoegen van de directie en architect te worden bepaald. Eventuele wijzigingen ten opzichte van de tekeningen zijn niet verrekenbaar.

61.00.50

BIJBEHORENDE VERPLICHTINGEN: ALGEMEEN 01. BIJBEHORENDE VERPLICHTINGEN: AANVULLEND Door de aannemer te controleren kanaalverbindingen: Alvorens tot bestelling van luchtbehandelingskasten en/of ventilatieapparatuur over te gaan, de volgende gegevens aan de directie te verstrekken: - toerental, het stroomverbruik en het fabrikaat van de motor of de combinatie motor-ventilator. - een ventilatorgrafiek, waarin is af te lezen het totale drukverschil en rendement. - een maatschets van de samenbouw van de luchtbehandelingskasten, alsmede de fabrikaten van de installatie-onderdelen. - het geluidsvermogenniveau per octaafband van 63 tm 8 kHz in dB ten opzichte van 10E-12W met vermelding van gehanteerde rekenmethode.

61.00.60

BOUWSTOFFEN: ALGEMEEN 01. OPSLAG Ventilatie- en luchtbehandelingsapparaten moeten vrij van de grond en droog zijn opgeslagen. 90. EISEN BOUWSTOFFEN Alle in het bestek omschreven installaties, systemen en installatieonderdelen moeten voorzien zijn van CE markering of KEMAkeuringsmerk. 91. KWALITEIT VAN BOUWSTOFFEN Bouwstoffen moeten zijn voorzien van kwaliteitsverklaringen/certificaten, attesten e.d. van een door de Raad voor Accreditatie erkende certificerende en attesterende instelling of zijn voorzien van kwaliteit verklaringen, waarvan de gelijkwaardigheid met vorenbedoelde


Blad: 31



kwaliteitsverklaringen door de aannemer moet worden aangetoond. 92. AFWIJKING VOORGESCHREVEN BOUWSTOFFEN Indien de aannemer af wil wijken van de in dit bestek genoemde bouwstoffen of de verwerkingswijze dient hij hiervoor schriftelijk toestemming te hebben van de Directie. Hij dient hiertoe een voorstel in bij de directie met een omschrijving van de door hem voorgestelde systemen, producten of werkwijzen. Een schriftelijke toestemming van de Directie is eveneens vereist bij de keuze van de bouwstoffen welke gelijkwaardig zijn, waarbij de gelijkwaardigheid door de aannemer moet worden aangetoond. Ten behoeve van de beoordeling van deze gelijkwaardigheid dient de directie minimaal 3 weken de gelegenheid te hebben.

61.11


61.11.19-a

OMVANG VAN DE WERKZAAMHEDEN 0. ALGEMEEN Dit besteksdeel omvat het leveren, monteren, inregelen en bedrijfsvaardig opleveren van de ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties. 4.

TOT DE WERKZAAMHEDEN WORDEN MEDEGEREKEND 1. Het selecteren en dimensioneren van ventilatie-ornamenten met in achtneming van de behaaglijkheidscriteria in de leefzones en het verwerken van deze gegevens in een ruimtestaat. 2. Het berekenen van opvoerdrukken voor ventilatoren. 3. Het dimensioneren en selecteren van appendages behorende bij de installaties. 4. Het dimensioneren van alle kanaalmaten. 5. Het indienen van en het verkrijgen van goedkeuring door de directie op de berekeningen, voorafgaand aan de bestelling van de apparatuur of installaties. 6. Het verzorgen en opstellen van de benodigde stukken voor het verkrijgen van goedkeuring op de installatie-uitvoeringen van de betreffende instanties. 7. Het verstrekken van alle, door de directie nodig geachte gegevens van de aan te kopen of op te stellen apparatuur enz. 8. Het vervaardigen van werktekeningen op ten minste schaal 1:50, alsmede detailtekeningen van opstellingen centrale apparatuur op schaal 1:20. 9. Het vervaardigen van sparingstekeningen. 10. Het vervaardigen van revisietekeningen, inregelrapporten en bedienings- en onderhoudsvoorschriften.


Blad: 32



11. Het controleren op juiste functionaliteit en luchtdichtheid. 12. Het inregelen van de bestaande alsmede de nieuw aan te brengen installaties. 13. Het signaleren en tijdig aan de orde stellen van vermeende onvolkomendheden in het bestek. 14. Het dragen van verantwoordelijkheid voor het ontwerp, de berekeningen, uitvoering en de goede werking van de installatie. 15. Het zorgdragen voor een juiste afstemming van bovengeneoemde werkzaamheden op werkzaamheden van derden. 16. Het behandelen van de goedkeuringsprocedure door het bouw en woningtoezicht en de brandweer. 5.

OMVANG VAN DE LEVERING EN SPECIFACTIES 1. Tot het werk behoren alle leveringen en werkzaamheden voor de bedrijfsvaardige oplevering van de in de hierna volgende artikelen nader omschreven installaties. De specificaties van de toe te passen apparatuur zijn voor een deel bepaald. Niet of minder volledig gespecificeerde apparatuur, die wel op de tekening is aangegeven of in de omschrijving is genoemd, behoort mede tot de levering als ware zij volledig omschreven. 2. Aantallen van standaard apparatuur dienen uit de tekeningen te worden afgelezen. De dimensionering van deze apparatuur te bepalen als in de hierna volgende artikelen is omschreven.

61.11.39-a

OMSCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN 0. ALGEMEEN 1. Ten behoeve van de nieuwbouw dient een ventilatie-installatie te worden aangebracht voor afzuig van VMB/GIS panelen, gascabinetten en testapparatuur. 1.

VENTILATIE TEST OPSTELLINGEN CA In de laboratoria 1 (begane grond) en 3 (1e verdieping) worden diverse apparaten, panelen en kasten aangebracht welke dienen te worden geventileerd. Deze opstellingen aan te sluiten met een ventilatie kanaal ¢ 80 mm. Dit ventilatie kanaal aansluiten op een separaat afvoerluchtsysteem. De positie van het afvoerkanaal voor de testapparatuur te eindigen op 2,20 m boven de vloer. Per testapparaat voorzien in een constantvolumeregelaar. De ventilator op te stellen in de technische ruimte op de 2e verdieping. De ventilatoren dienen te voldoen aan veiligheidsklasse volgens ATEX zone 1. De ventilatoren te voorzien van een toerengeregelde explosievrije motor. De afblaas te realiseren met een verticaal uitblaaskanaal tot 3 m boven het dak. Het kanaal stormbestendig uit te voeren cq te bevestigen. Het afzuigsysteem is weergegeven op tekening 3. Op het afzuigsysteem de volgende equipment aansluiten:


Blad: 33


Aant. 4 1 1 1 1 4 1

equipment Flow per stuk (m3/h) VMB A 10 VMB B 10 Gasdistributiekabinet A 20 Gasdistributiekabinet B 20 Gasdistributiekabinet C 20 Test equipment cabinet 40 Test equipment cabinet 40


Locatie Laboratorium 1 Laboratorium 3 Laboratorium 2 Laboratorium 2 Laboratorium 3 Laboratorium 1 Laboratorium 3

In de centrale afzuigleiding een verschildruk meting aan brengen voor de controleren of voldoende afzuiging aanwezig is. Bij onvoldoende onderdruk dient er een alarm gegenereerd te worden naar het alarmsysteem. Tevens 8 aansluitingen voor gasdetectie metingen maken en afdoppen in de centrale afzuigleiding. 1 aansluiting voor een VMB kast in laboratorium 3 maken en afdoppen. Per VMB paneel een regelklep plaatsen zodat handmatig de individuele afzuiging kan worden ingesteld. Het interne volume van een gasdistributiekabinet zal niet groter zijn dan 1 m3.

In de afzuigleiding zal 310 m3/h afgezogen worden. Het systeem uitvoeren met twee gelijke ventilatoren met elk een capaciteit van 450% van het debiet. Beide ventilatoren uitvoeren met een nominale capaciteit van 310 m3/h met frequentie aangedreven motor. De regeling zo afstellen dat bij een hoge gasdetectie en/of een te hoge onderdruk de flow vergroot wordt. De levering van de afzuiging met onderdrukmeting, kleppen, ventilator en leidingwerk behoort bij de aannemer van de gasinstallatie. De levering van de gasdetectie valt buiten de scope.

9.

61.12

DOORVOERINGEN Alle kanaalsystemen voor de ventilatie-installatie dienen te worden voorzien van de benodigde doorvoeringen om de bouwkundige constructie gasdicht en brandwerend te houden.


61.12.10-b

TEKENINGEN 0. TEKENINGEN Door de aannemer te vervaardigen tekeningen. Principeschema's Aantal te verstrekken exemplaren: - ter goedkeuring (st.): 4 witdrukken - goedgekeurde (st.): 4 witdrukken .01 LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIE T.b.v. complete luchtbehandelingsinstallatie


Blad: 34



61.12.20-a

INSTALLATIE-BEREKENING 0. LUCHTKANAALBEREKENING Door de aannemer te vervaardigen berekening(en): Luchtkanalenberekening Berekeningsmethode: - VABI VA104 Aantal te verstrekken exemplaren: - ter goedkeuring: 2 witdrukken - goedgekeurde: 2 witdrukken .01 LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIE T.b.v. complete luchtbehandelingsinstallatie

61.32

METALEN KANALEN

61.32.11-a

METALEN KANAAL, STALEN BUIS 0. AANLEG METALEN KANAAL Aanlegwijze: - overeenkomstig LUKA-04 Verbindingswijze: - insteekverbinding, geschroefd Bevestigingswijze: - voetplaat 1. STALEN BUIS, GEFELST Oppervlaktebehandeling sensdzimir verzinkt Constructie: spiraal gefelst Vorm: rond Hulpstukken:

.01 LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIE T.b.v. ronde kanalen luchtbehandelingsinstallatie 61.32.21-a

METALEN KANAAL, CORROSIEVAST-STALEN BUIS 0. AANLEG METALEN KANAAL Aanlegwijze: - overeenkomstig LUKA-04 Verbindingswijze: - insteekverbinding, geschroefd Bevestigingswijze: - voetplaat - tui voorziening 1. CORROSIEVAST-STALEN BUIS Materiaal: RVS Vorm: Rond Toebehoren: - dakdoorvoer .01 MECHANISCHE AFZUIGINSTALLATIE T.b.v. afblaaskanaal afzuig testopstelling ca.


Blad: 35


61.43


VENTILATOREN

61.43.10-a

VENTILATOR 0. CENTRIFUGAAL VENTILATOR Fabrikaat: Rucon B.V. Kunststof centrigugaal ventilator. Type: Constructie: achterover gebogen waaier Debiet (m3/h): 310 (nominaal) Toerental (omw./min): 900 Materiaal: kunststof. Aandrijving: - wijze: direct. Elektromotor: - aansluitspanning (V): 230/400. Motor: IP55/EEx de II T4 Toebehoren: - trillingsdempers .01 MECHANISCHE AFZUIGINSTALLATIE T.b.v. afzuig testopstelling ca

61.52

BUITENROOSTERS EN DAKKAPPEN

61.52.21-a

DAKKAP 0. DAKKAP Constructie: bovendaks verticaal uitblazend met voorziening tegen inregenen Uitblaassnleheid: 8 m/s Materiaal: zeewaterbestendig aluminium Hulpstukken: - dakdoorvoerhulpstuk Toebehoren: - bevestigingsmiddelen .01 MECHANISCHE AFZUIGINSTALLATIE T.b.v. afblaas afzuig testopstelling ca

61.60

APPENDAGES

61.60.21-a

CONSTANT-VOLUMEREGELAAR 0. CONSTANT-VOLUMEREGELAAR Fabrikaat: Barcol Air Type: NROBOVO Constructie Rond Bediening: - wijze: mechanisch .01 LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIE T.b.v. testopstelling ca.


Blad: 36


61.60.31-a


BRANDKLEP 0. BRANDKLEP Fabrikaat: Barcol Air Type: AKWROOO Vorm: Rond

.01 LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIE T.b.v. brandwerende doorvoeringen luchtkanalen 61.60.90-a

TERUGSLAGKLEP 0. TERUGSLAGKLEP .01 LUCHTBEHANDELINGSINSTALALTIE T.b.v. afblaaskanaal


Blad: 37



68

REGELINSTALLATIES

68.00

ALGEMEEN

68.00.09

EISEN EN UITVOERING 01. ALGEMEEN Normen en richtlijnen De installaties dienen, naast het Bouwbesluit, tenminste te voldoen aan de van toepassing zijnde normen en richtlijnen, alsmede aan de in deze documenten opgenomen voorschriften. Expliciet voor de regeltechniek zijn de volgende normen van toepassing: NEN-EN 60204-1: Veiligheid van machines - Elektrische uitrusting van machines. NEN3157 : Symbolen procestechniek. NEN5158 : Principes tekeningen. NEN5152 : Technische tekeningen - Elektrotechnische symbolen. NEN3140 : Bepalingen voor veilige werkzaamheden, inspectie en onderhoud. ATEX 94/9/EC Presere equipment directive (97/23/E) EMC normering Alle apparatuur dient aan de elektromagnetische compatibiliteit normering te voldoen: Voor Emissie : EN50081-1 Voor Immuniteit : EN50082-2 ATEX 94/9/EC Overige normering SEMI F1-96 : Secification for leak intergrity of High purity gaspiping systems and components CE markering Alle apparatuur dient aan de voordat product geldende CE richtlijnen te voldoen. Niet gecertificeerde apparatuur mogen niet toegepast worden. Bij samenstelling van verschillende onderdelen tot een apparaat moet een IIB verklaring worden afgegeven.

02. SAMENHANG EN INTERPRETATIE De artikelen zoals vermeld onder hoofdstuk 68, vormen een onderdeel van het gehele werk en kunnen niet als zelfstandige artikelen worden gelezen. Niet in het bestek met name genoemde maar wel noodzakelijke componenten om de installatie te kunnen laten functioneren vallen binnen de leveringsomvang, alsof deze onderdelen in het bestek waren opgenomen.


Blad: 38



68.11


68.11.10-a

REGELINSTALLATIE 0. ALGEMEEN De regeltechnische installatie dient in nauw overleg te worden ontworpen en aangebracht met Kropman installatie techniek Berenkoog 29 Alkmaar telefoon 072-5673111 9. INSTALLATIE OMSCHRIJVNG Alle kleppen uitvoeren met pneumatische motoren met veerteruggang (NO/NC) op instrumentenlucht en solenoid voor aansturing. Vanuit het persluchtsysteem een aftakking maken voor een instrumentenluchtheader. Deze header reduceren tot 7 barg en voorzien van manometer en verdeelafsluiter per klep. Op deze header alle kleppen en instrumenten aansluiten die van instrumentenlucht gebruik maken. Alle gebruikte materialen en pakkingen dienen bestand te zijn tegen de gebruikte gassen. Leveren met certificaat waaruit dit blijkt. De afzuigleidingen worden bewaakt met gasdetectoren (buiten scope). Dit systeem moet communiceren met het bestaande gasdetectiesysteem. De acties bij detectie staan beschreven in de veiligheidsmatrix die wordt beheer door het GCO. De signalen (open- en dichtmelding) van de kleppen, instrumenten en metingen uitbedraden naar een nieuw te leveren LS-kast. Deze LS-kast plaatsen in de gang tussen laboratoria 1 en 2. De signalen worden via een PLC verwerkt. Bestaande alarmen indien van toepassing naar deze PLC doorlussen. Op de LS-kast een touchscreen paneel (beeldscherm) plaatsen. Het systeem uitvoeren met beeldplaatjes van het gasleidingnet compleet met appendages en instrumentatie. De bediening van de installatie dient plaats te vinden doormiddel van het aanraken van de beeldplaatjes op het beeldscherm. Bij de installatie dienen de software licenties en broncode te worden verstrekt. Alle alarmeringen vanuit het nieuwe brandstofcel laboratorium doorlussen naar het centrale brand/gasdetectie alarm&beveiligingssysteem en vice versa. De veiligheidssystemen aansluiten op een UPS die ten minste 4 uur operationeel is. Dit geldt onder andere voor PLC, gasdetectie, branddetectie en nooddrukkers. De regelkast uitvoeren met een reserveruimte van 100% De levering, montage en bedrijfsstelling van de bekabeling,Pneumatische slangen, LS-kast, ca. 150 I/O's, PLC, Touch screen paneel, UPS, Keylock, drukknoppen, signaallampen, noodstroomvoorziening


Blad: 39



68.95

SPECIFICATIE REGELINSTALLATIE

68.95.01-a

OMVANG VAN DE LEVERING 0. ALGEMEEN 1. Tot het werk behoren alle leveringen en werkzaamheden, montage en bedrijfstelling van de bekabeling,Pneumatische slangen, LS-kast, ca. 150 I/O's, PLC, Touch screen paneel, UPS, Keylock, drukknoppen, signaallampen, noodstroomvoorziening e.d. 2. De aannemer dient vooraf een standaardlijst ter goedkeuring in te dienen met algemeen toe te passen apparatuur, materialen, fabrikaten en produktseries Na goedkeuring dient deze lijst als algemene standaard te worden gebruikt om, alle in dit bestek genoemde regeltechnische werkzaamheden en aanvullende werkzaamheden, uniform uit te voeren.

1.

FABRIKAATKEUZE 1. De complete regelinstallatie, onder andere bestaande uit: de LS-kast, de digitale regelsystemen met de bijbehorende software (PLC), de regelapparatuur (incl. apparatuur "andere fabrikaten"), de I/O's,touchscreen, UPS, de volledige engineering (waaronder regelkastschema's, software omschrijvingen en kabellijsten), het inbedrijfstellen, het beproeven, het opleveren, het "verfijnd" inregelen, het optimaliseren e.d., dient voor rekening van de aannemer te worden uitgevoerd, door een van de volgende leveranciers. - Siemens - Honeywell

2.

NADERE SPECIFICATIE Op de headers dient het volgende te worden aangebracht: - filter/reduceer en smeertoestel combinatie 7 barg - per klep een koppelkraan en snelkoppeling - manometers met afsluiter - wandbevestigingsbeugel - aftapkraan (i.v.m. condens) De pneumatische apparatuur (zoals slangen) dienen zoveel mogelijk gescheiden van elektrische apparatuur en kabels te worden aangebracht. Pneumatische slangen in de LS-kast moeten in afzonderlijke bedradingsgoot worden aangebracht. De pneumatische leidingen voor zonderlinge verbindingen van toestellen moeten ononderbroken doorlopen. Voor aftakkingen en aansluitingen moet gebruik gemaakt worden van hulpstukken in handelsuitvoering, voorzien van snelkoppelingen. Extra aandacht dient te zijn voor de minimale buigstraal van persluchtleidingen. waar nodig ondersteuningensbeugels toepassen.


Blad: 40




Blad: 41

ARCADIS NEDERLAND B.V. BESTEK Procesgasseninstallaties

Recommend Documents