Arbocatalogus sector Waterschappen
Deel 2 Besloten ruimten Versie 1,1 6 november 2009
Deel 0
Hoofdrapport
Deel 1
Agressie en geweld
Deel 2
Besloten ruimten
Deel 3
Struikelen, uitglijden en vallen
Deel 2: Besloten ruimte Arbocatalogus sector Waterschappen
dossier : C0450-01.001 registratienummer : MD-MV20090293 versie : 1.1
A&O-fonds Waterschappen 6 november 2009 Definitief
ERRATA VERSIE 1,1 (6 november 2009)
Deze errata geeft een overzicht van de wijzigingen van de laatste versie van de Arbocatalogus (d.d. 0611-2009) ten opzichte van de Arbocatalgus (d.d. 15-06-2009). Deel 2: Besloten ruimte Paragraaf Wijziging § 2.1.1 Toevoeging bij installatiespecifieke risico’s: elektrocutie (nauw geleidende ruimte) § 2.1.4 Toevoeging bij repressieve maatregelen: middelen die nodig zijn om de noodprocedures uit te kunnen voeren zijn aanwezig. § 2.1.7
§ 2.1.9
§ 2.1.9 § 2.1.11 § 2.1.11
Bijlage 2 Bijlage 2 Bijlage 2 Bijlage 3
Toevoeging bij valgevaar toegang besloten ruimte: Bij een verticale ingang tot een besloten ruimte dient aandacht te worden besteed aan het minimaliseren van valgevaar bij het mangat. Oplossingen hiervoor kunnen zijn … bevinden. Aanpassing: Deze subparagraaf is compleet herschreven. Het onderwerp nauw geleidende ruimte is toegevoegd. Het aspect aarding is aangepast. Toegevoeging voetnoot: De meest recente NEN-EN 3140 publicatie geldt voor deze Arbocatalogus. Aanpassing: het dragen van een harnasgordel is verplicht (was aanbevolen) Toevoeging bij valbescherming: In situaties waar sprake is van een verhoogd risico op vallen dient valbescherming te worden gedragen. Dit is onder meer het geval bij een valhoogte van 2,5 of meer, openingen in de vloer, onbrekende relingen, etc. Toevoeging bij Vallen in de uitgegistslibbuffer door openstaand luik en valrooster: afscherming plaatsen Toevoegen bij risico: Onvoldoende verlichting in uitgegistslibbuffer: Verlichting buiten bereikbaarheid werknemers plaatsen i.v.m. elektrocutiegevaar. Aanpassing bij risico: Stroomdoorgang door het lichaam door nauwgeleidende omgeving: Compleet herschreven Aanpassing in voorbeeld werkvergunning, elektrische veiligstelling: De ”5” eisen zijn opgenomen ten aanzien van elektrisch veiligstellen. Borging, beveiliging tegen wederinschakeling en controle of de installatie spanningsloos is zijn toegevoegd.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 -1-
INHOUD
BLAD
1 1.1 1.2 1.3 1.4
DEFINITIE, WETGEVING EN AANPAK Definitie en toepassingsgebied Wetgeving Taken en functies Een integrale aanpak van besloten ruimten
3 3 3 4 5
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.1.7 2.1.8 2.1.9 2.1.10 2.1.11 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3
OPLOSSINGENBOEK BESLOTEN RUIMTEN Preventieve maatregelen Risico-inventarisatie V&G Ontwerp Activiteitgebonden risico’s en taakrisico-analyse Werkafspraken en werkvergunning Meten Beheersen van de atmosfeer Toegankelijk werkgebied Voorzieningen in besloten ruimte veilig stellen Veilig gebruiken van apparatuur Voorlichting en training Persoonlijke beschermingsmiddelen Repressieve maatregelen Toezicht houden, observeren en communiceren Blusmiddelen Noodprocedure
6 6 6 7 7 8 9 12 14 15 16 19 19 22 22 23 23
3
RELEVANTE LITERATUUR EN WEBSITES
24
4
COLOFON
25
BIJLAGEN 1 2 3 4 5 6
VOORBEELD OVERZICHT BESLOTEN RUIMTEN VOORBEELD TAAKRISICO-ANALYSE BETREDEN UITGEGISTSLIBBUFFER VOORBEELD WERKVERGUNNING VOORBEELD TRA INERTISEREN VAN GISTINGSTANK, GASHOUDER EN LEIDINGEN VOORBEELD LAST MINUTE RISK ANALYSIS VOORBEELD NOODPLAN
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 -2-
1
DEFINITIE, WETGEVING EN AANPAK
1.1
Definitie en toepassingsgebied
In deze Arbocatalogus wordt onder een besloten ruimte verstaan: “Een gesloten of deels open omgeving met een al dan niet vernauwde toegang, die niet ontworpen is voor het verblijf van personen, waar een gevaarlijke atmosfeer aanwezig kan zijn.”
Het toepassingsgebied beperkt zich tot werken die in beheer zijn bij het waterschap. Hierbij behoren bijvoorbeeld ook rioolgemalen van gemeenten die in beheer zijn bij het waterschap. Het betreden van besloten ruimten door heffingstechnologen bij bedrijven of het openen/betreden van rioolputten door handhavers valt niet onder het toepassingsgebied.
1.2
Wetgeving
In de Arbowet zijn onderstaande doelvoorschriften opgenomen ten aanzien van besloten ruimten: Artikel nr.
Doelvoorschriften in de (Arbo-)wet
Arbobesluit, art. 3.5c – 3.5f (Atex 137)
Identificatie van explosieve atmosferen Maatregelen om explosieve atmosferen te voorkomen Werken in explosieve atmosferen
Arbobesluit, art. 3.5g
Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie
Arbobesluit, art. 3.6
Vluchtwegen en nooduitgangen
Arbobesluit, art. 3.7
Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen
Arbobesluit, hoofdstuk 4, afdeling 1
Gevaarlijke stoffen
Arbobesluit art. 7.3
Geschiktheid arbeidsmiddelen
ATEX 95
Eisen aan apparaten en beveiligingssystemen die bedoeld zijn voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen.
ATEX 137
1) 2) 3)
Maatregelen voor verbetering van gezondheidsbescherming en veiligheid van werknemers. Criteria voor keuze van apparaten en beveiligingssystemen Waarschuwingsborden voor plaatsen waar een explosieve atmosfeer kan voorkomen
Dit hoofdstuk is relevant m.b.t. Arbobesluit art. 3.5g: gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging of brand.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 -3-
In dit hoofdstuk zijn voorschriften opgenomen die onderstaande beleidsregels vervangen: Beleidsregel 3.5g-1: Onderzoek in ruimten waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand Beleidsregel 3.5g-2: Maatregelen in ruimten waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand.
1.3
Taken en functies
In onderstaande tabel is een niet-limitatieve opsomming gemaakt van taken, functies en locaties waar gevaren met betrekking tot besloten ruimten kunnen kan optreden. De functies kunnen ook uitgevoerd worden door derden (bijvoorbeeld aannemers). De catalogus heeft geen betrekking op bezoekers of burgers.
Taken Inspectie
Reiniging Onderhoud Renovatie
Functies Zuiveringtechnicus Klaarmeester Operator Rayon(beheerder) Projectleider Onderhoudmonteur Onderhoudmonteur Onderhoudmonteur Medewerker staalen schilderbedrijf Lasser en fitters
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
Locatie
Tanks (Pomp)putten (Pomp)kelders Bassins Leidingwerken Waterstaatkundige werken waar kathodische bescherming is toegepast
06-11-2009, versie 1.1 -4-
1.4
Een integrale aanpak van besloten ruimten
In deze catalogus beschrijven we een integrale aanpak gebaseerd op de Arbo-wet, goede praktijken en inzichten van deskundigen. Deze integrale aanpak maakt onderscheid in preventieve en repressieve maatregelen.
Aanpak Preventieve
Aspect 1.
maatregelen
Inventariseer de installatierisico’s,
Verplicht volgens Arbowet
Verplicht volgens catalogus
Aanbevolen volgens catalogus
Uitwerking in paragraaf
Ja
Ja
-
2.1.1
Ja
Ja
-
2.1.2
Ja
Ja
-
2.1.3
maak een overzicht van besloten ruimten en markeer deze ruimten. 2.
Voorkom het ontstaan van besloten ruimten en minimaliseer risico’s door een goed ontwerp
3.
Leg de activiteitgebonden risico’s en beheersmaatregelen vast in een TRA of procedure
4.
Maak duidelijke werkafspraken
Ja
Ja
-
2.1.4
5.
Meet de atmosfeer en toets deze
Ja
Ja
-
2.1.5
Ja
Ja
-
2.1.6
Ja
Ja
-
2.1.7
aan vooraf vastgestelde criteria 6.
Zorg voor een veilige en beheerste atmosfeer
7.
Realiseer een goed toegankelijk werkgebied
8.
Stel voorzieningen veilig
Ja
Ja
-
2.1.8
9.
Zorg voor een veilige opstelling en
Ja
Ja
-
2.1.9
gebruik van apparatuur 10.
Geef voorlichting en instructie
Ja
Ja
-
2.1.10
11.
Gebruik persoonlijke
Ja
Ja
-
2.1.11
beschermingsmiddelen Repressieve
12.
Houd toezicht
Ja
Ja
-
2.2.1
maatregelen
13.
Pas geschikte blusmiddelen toe
Ja
Ja
-
2.2.2
14.
Stel een noodprocedure op
Ja
Ja
-
2.2.3
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 -5-
2
OPLOSSINGENBOEK BESLOTEN RUIMTEN
Dit oplossingenboek volgt de structuur van de integrale aanpak van besloten ruimten zoals hiervoor is beschreven. Dit betekent dat eerst wordt ingegaan op de preventieve maatregelen en daarna op de repressieve maatregelen.
2.1
Preventieve maatregelen
2.1.1 Risico-inventarisatie Het inventariseren, analyseren en schriftelijk vastleggen van de risico’s is vastgelegd in artikel 5 van de Arbowet. Oplossingen Besteed bij de risico-inventarisatie aandacht aan: maak een overzicht van alle besloten ruimten (zie bijlage 1); leg van de besloten ruimten de installatiespecifieke risico’s vast; markeer besloten ruimten.
Overzicht van besloten ruimten Elk waterschap moet een overzicht hebben van alle besloten ruimten. Voor elke besloten ruimte moet duidelijk zijn bij welke locatie deze ruimte hoort. Een locatie kan bijvoorbeeld een rioolwaterzuiveringsinstallatie, rioolgemaal of oppervlaktewatergemaal zijn. Dit overzicht dient actueel te worden gehouden. Aanleidingen om het overzicht aan te passen zijn: veranderende omstandigheden, inzichten, wetgeving, bedrijfsvoering, incidenten, ongevallen, etc. In bijlage 1 is een voorbeeld opgenomen van een overzicht besloten ruimten dat kan worden bijgehouden. Installatiespecifieke risico’s Van elke besloten ruimte dienen de installatierisico’s geïnventariseerd te worden. Onderstaande risico’s zijn leidend bij het aanwijzen van besloten ruimten: vergiftiging / verstikking (O2, H2S, etc); explosie; biologische agentia; elektrocutie (nauwe geleide ruimten) andere gevaarlijke stoffen. Afhankelijk van de installaties dienen ook andere installatiespecifieke gevaren te worden beoordeeld. Deze gevaren kunnen zijn: vallen (in diepte of van hoogte); uitglijden, struikelen, stoten; vallende voorwerpen; knel- en pletgevaar ; elektrocutie; verdrinken.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 -6-
Markering besloten ruimten / bebording Elke besloten ruimte moet als zodanig herkenbaar zijn met minimaal de tekst “Besloten ruimte”. Verder wordt aanbevolen om de van toepassing zijnde gevaarsymbolen te plaatsen.
2.1.2 V&G Ontwerp Conform artikel 3, lid 1b uit de Arbowet en artikel 4.4 uit het Arbobesluit is de werkgever in eerste instantie verplicht om gevaarlijke situaties te voorkomen. Voor besloten ruimten betekent dit dat ontwerpmaatregelen kunnen worden genomen zodat het gevaar kan worden weggenomen of geminimaliseerd. Oplossingen Minimaliseer de risico’s door ontwerpmaatregelen. Besteed hierbij aandacht aan: beoordelingsmethodieken om gevaren in een vroeg stadium te signaleren; het niet afdekken van ruimten; een veilige toegang van besloten ruimten; de aanwezigheid van ventilatiesystemen; de lay-out en uitvoer van apparatuur.
Bij nieuwe installaties of ingrijpende aanpassingen moet aantoonbaar worden gemaakt dat er naar gestreefd is om het ontstaan van besloten ruimten te voorkomen. Het is verstandig om al in de ontwerpfase een risicobeoordeling uit te voeren, voorbeelden van beoordelingsmethodieken die kunnen worden toegepast zijn een hazid (Hazard Identification Study) of hazop (Hazard and Operability study). Aspecten die in de ontwerpfase kunnen worden bekeken zijn: het voorkomen van besloten ruimten, bijvoorbeeld door het niet afdekken van ruimten (let op!!: dit is geen maatregel voor gassen die zwaarder zijn dan lucht en die zuurstof kunnen verdringen); het creëren van veilige toegang van de ruimte. In het geval van tanks dient bij voorkeur een toegang aan de zijkant gecreëerd te worden. Indien dit niet mogelijk is moet een extra groot toegangsluik aan de bovenzijde aangebracht te worden; ventilatiesystemen voor tanks; de lay-out van apparatuur; aan- en afkoppelingsmogelijkheden van leidingen en apparatuur.
2.1.3 Activiteitgebonden risico’s en taakrisico-analyse Ingevolge artikelen 3, lid 1b Arbowet en 4.1b, 4.1c en 4.2 uit het Arbobesluit is de werkgever verplicht doeltreffende maatregelen te treffen ter voorkoming of beperking van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Oplossingen Inventariseer de activiteitgebonden risico’s en stel beheersmaatregelen vast. Hiervoor kan een taakrisico-analyse (TRA) gebruikt worden (zie voorbeeld in bijlage 2) Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 -7-
Ter voorbereiding van de werkzaamheden dienen de gevaren van de locatie, installatie en de werkzaamheden te worden geïnventariseerd en zullen beheersmaatregelen moeten worden getroffen. In het algemeen zal dit plaatsvinden door middel van een taakrisico-analyse (TRA). Bij veel voorkomende werkzaamheden moeten de risico’s en maatregelen bij voorkeur worden opgenomen in een procedure of een andere schriftelijk vastgelegde werkwijze. Samen met de installatie-risico’s vormt de TRA een compleet overzicht van alle risico’s die gelden voor de besloten ruimte. In bijlage 2 is een voorbeeld van een taakrisico-analyse opgenomen van het betreden van een uitgegistslibbuffer.
2.1.4 Werkafspraken en werkvergunning Het is belangrijk dat de afspraken die gemaakt zijn voor iedereen duidelijk zijn. Om deze reden moeten werkafspraken worden vastgelegd. Oplossingen Leg werkafspraken vast, bij voorkeur in een werkvergunning (zie bijlage 3).
Voordat met de werkzaamheden in de besloten ruimte wordt begonnen, worden de te nemen en genomen maatregelen schriftelijk vastgelegd. Leg hierbij minimaal onderstaande zaken vast: algemene gegevens: o object: welk object / werk; wie is verantwoordelijk voor het object / de werkzaamheden; o uitvoering: onder wie zijn verantwoording van het waterschap wordt het werk uitgevoerd; contactgegevens van bedrijf en uitvoerder die de werkzaamheden daadwerkelijk uitvoeren; o duur afspraken: voor welke datum / data gelden de afspraken; wat zijn de werktijden; o omschrijving werkzaamheden: welke werkzaamheden worden uitgevoerd; welke risico’s / gevaren zijn met de omgeving, installatie en werkzaamheden verbonden; o repressieve maatregelen: noodprocedures is bekend middelen die nodig zijn om de noodprocedures uit te kunnen voeren zijn aanwezig werkafspraken: o gegevens over de atmosfeer: resultaten meting; afspraken over periodieke meting; bevestiging dat ruimte veilig betreden kan worden; o afzetting van het werkgebied; o elektrisch veiligstellen van de installatie; o mechanisch veiligstellen van de installatie;
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 -8-
o o
gebruik van PBM’s; gebruik van andere hulpmiddelen (bijv. gasmeters, blusmiddelen, gereedschappen, hulpapparatuur, Ex-apparatuur).
Het is wenselijk om bij werkzaamheden in besloten ruimten de werkafspraken vast te leggen in een werkvergunning. In bijlage 3 is een voorbeeld van een werkvergunning opgenomen.
2.1.5 Meten Conform artikel 3.5g uit het Arbobesluit mag een ruimte waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming, vergiftiging of brand niet betreden worden voordat uit een onderzoek is gebleken dat het gevaar niet aanwezig is. Oplossingen Besteed bij het meten van gevaarlijke stoffen aandacht aan: grenswaarden voor de te meten gevaarlijke stoffen; metingen voorafgaand aan de werkzaamheden; de deskundigheid van degene die de metingen uitvoert eisen aan de meetapparatuur. Gevaarlijke gassen Zuurstof, brandbare gassen, waterstofsulfide zijn de belangrijkste gassen waarmee waterschappen te maken krijgen. Waterschappen dienen de gevaren van de gevaarlijke stoffen te scheiden in acute gevaren en gevaren op langere termijn. De gassen waaraan personen in de besloten ruimte blootstaan zijn opgenomen in de installatiespecifieke risicobeoordeling en de TRA. Voor acute gevaren zoals explosiegevaar, brand, zware vergiftiging, zuurstofverdringing kan het chemiekaartenboek worden geraadpleegd. Voor lange termijneffecten kan de website www.intox.org worden geraadpleegd. Hoge concentratie H2S en methaan zijn voorbeelden van acute gevaren. Wettelijke grenswaarden voor blootstelling op lange termijn (bijvoorbeeld lasrook en zeer lage concentratie H2) kunnen worden geraadpleegd via Gas
Acute gevaren
Gevaren lange termijn
Zuurstof
Laag zuurstofgehalte: verstikking Hoog zuurstofgehalte: versnelde ontbranding Explosie Brand Hoge concentraties: explosie brand irritatie
-
Brandbare gassen Waterstofsulfide
Afhankelijk van de stof Aantasting: zenuwstelsel longen oogletsel
Meetcriteria Elk waterschap dient grenswaarden voor de atmosfeer vast te stellen waarbij zij het veilig acht de ruimte te betreden. Hierbij moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. Door het waterschap dient
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 -9-
voor kortdurende werkzaamheden naast de wettelijke grenswaarde bij een blootstelling van 8 uur ook een plafondwaarde te worden vastgesteld. Beide waarden mogen nooit overschreden mag worden. Indien er geen wettelijke grenswaarde is vastgesteld, dient het waterschap een grenswaarde vast te stellen. Op de website www.veiligwerkenmetchemischestoffen.nl wordt uitgelegd hoe u een grenswaarde kunt vaststellen. Voor alle werkzaamheden dient vooraf vastgesteld te worden aan welke gassen werknemers blootgesteld kunnen worden. Deze gassen dienen te worden gemeten en getoetst aan de grenswaarden. Voor samengestelde gassen (bijvoorbeeld biogas) geldt dat elk van de onderdelen van het samengestelde gas (bijvoorbeeld methaan, waterstofsulfide en kooldioxide) aan de grenswaarden moet voldoen. In onderstaande tabel zijn grenswaarden opgenomen waar minimaal aan voldaan moet worden. Gas Zuurstof Brandbare gassen Waterstofsulfide Kooldioxide
Meetcriteria 18 – 21 volumeprocent 1 Lager dan 10% van de onderste explosiegrens (LEL ) Lager dan 1,6 ppm (8-uurs blootstelling) 3 Lager dan 9.000 mg / m of 5.000 ppm (8-uurs blootstelling)
Wanneer niet aan de meetcriteria wordt voldaan, mag de ruimte alleen betreden worden met gebruikmaking van onafhankelijke ademhalingsbeschermingsmiddelen. Daarbij is de luchttoevoer onafhankelijk van de atmosfeer in de ruimte (zie ook paragraaf 2.1.11). Ruimten waar meer dan 10% LEL heerst mogen nooit worden betreden. Meet atmosfeer voorafgaand aan de werkzaamheden Voorafgaand aan betreding van de besloten ruimte moet de samenstelling van de atmosfeer in de ruimte worden gemeten. De meetresultaten voor deze stoffen moeten vastgelegd worden, bijvoorbeeld in de vorm van een meetprotocol, een meetrapport of als onderdeel van de werkvergunning. Met de meetresultaten moet minimaal aangetoond kunnen worden welk type metingen uitgevoerd zijn, met welk meetinstrument, waar de metingen zijn uitgevoerd en wat de meetresultaten zijn. Uit de risicobeoordeling dient naar voren te komen welke gevaarlijke atmosfeer kan worden aangetroffen. Op basis hiervan dienen metingen te worden uitgevoerd. In de atmosfeer bij besloten ruimten zijn met name onderstaande stoffen relevant: Waterstofsulfide (H2S); Zuurstof (O2); Brandbare of explosieve gassen (methaan, biogas). In voorkomende gevallen kunnen besloten ruimten andere stoffen bevatten zoals chloor of ammoniak. Een voor deze stoffen passende werkwijze moet door het betreffende waterschap zelf bepaald en vastgelegd worden. Meetbevoegde Degene die de gasmetingen uitvoert, moet hiervoor voldoende zijn uitgerust en opgeleid. Voorbeelden van geschikte opleidingen zijn: “gasmeten in riool en waterzuivering” en “basis gasmeten”. Verder dient de meetbevoegde bekend te zijn met de installatie. Het is verstandig dat hij vooraf minimaal de tekeningen en
1
onderste explosiegrens (LEL) te blijven. De LEL geeft een gas-lucht verhouding weer. Boven de LEL-waarde kan het
gasmengsel met behulp van een vonk tot ontsteking worden gebracht.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 10 -
de installatierisico’s heeft bestudeerd. Bij omvangrijke werkzaamheden en werkzaamheden met hoge risico’s, dient een meetprotocol opgesteld te worden. Indien duidelijk is dat metingen niet op een veilige manier kunnen worden uitgevoerd en het toch essentieel is dat de metingen wel worden uitgevoerd dan mogen deze alleen worden uitgevoerd onder gebruik van adembescherming.
Figuur 1: meten van de atmosfeer met gebruik van adembescherming.
Meetapparatuur Voor de meetapparatuur gelden onderstaande eisen: de apparatuur moet geschikt zijn voor de meetcriteria zoals die door het waterschap zijn vastgesteld; aanduiding wanneer de apparatuur voor de laatste keer is gecalibreerd; aanduiding wanneer de volgende calibratie moet plaatsvinden; de calibratiegegevens moeten worden vastgelegd.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 11 -
2.1.6 Beheersen van de atmosfeer Overeenkomstig artikel 4.1c dient de blootstelling aan gevaarlijke stoffen geminimaliseerd te worden. Artikel 4.5, van het Arbobesluit, gaat in op het ventileren van besloten ruimten. Verder geldt dat conform beleidsregel 3.5g-2, lid 3, alle leidingen die op de besloten ruimte zijn aangesloten, zijn afgeblind zodat geen gassen of vloeistoffen vanuit de leidingen in de ruimte kunnen komen. Oplossingen maak de installatie schoon; koppel leidingen af en blok ruimten in; beheers de atmosfeer tijdens werkzaamheden.
Schoonmaken van de installatie De werkmethode die wordt toegepast om het product uit de besloten ruimte te verwijderen en te ventileren, is erop gericht om een veilige atmosfeer te verkrijgen. Voordat de besloten ruimte wordt geopend, worden alle resten van vloeibare producten zoveel mogelijk verwijderd door het leegpompen en laten aflopen (drainen) van de ruimte. Daarna kan de ruimte worden gespoeld met water, waaraan zo nodig een reinigingsmiddel of desinfectiemiddel is toegevoegd. Reinigen met stoom wordt, in het bijzonder bij besloten ruimten die brandbare gassen of dampen kunnen bevatten, ten sterkste afgeraden. Er kan dan namelijk vonkvorming optreden door statische elektriciteit. Reinigen met vluchtige brandbare of giftige oplosmiddelen wordt eveneens sterk ontraden. Indien een besloten ruimte gevaarlijke gassen bevat, worden deze uitgedreven en zo nodig vernietigd. Gevaarlijke gassen en dampen (niet explosief) kunnen worden verwijderd door langdurig spoelen met lucht. Voor het uitdrijven van brandbare gassen dient de Atex 137 te worden gevolgd. Na het wassen, vooral bij besloten ruimten die sterk vervuild zijn, zal dikwijls langdurig (enkele uren) met lucht worden gespoeld om de concentratie gevaarlijke gassen en dampen beneden de toelaatbare grens te brengen. Ook een combinatie van wassen en spoelen is mogelijk; deze werkwijze kan de concentratie gevaarlijke gassen en dampen snel verlagen. Spoelen met lucht kan geschieden door afzuiging van de gassen en dampen of door inblazen van schone lucht in de besloten ruimte. Afhankelijk van de te verwachte gassamenstelling (onder meer het soortelijk gewicht) dient de locatie van de aan- en afzuiging te worden vastgesteld. In bijlage 4 is een voorbeeld opgenomen van een taakrisicoanalyse voor het inertiseren van een gistingstank, gashouder en leidingen. Afkoppelen van leidingen en inblokken van ruimten Na het ledigen worden alle op de besloten ruimte aangesloten leidingen afgesloten (bijvoorbeeld door middel van blind- of steekflenzen), gelocked en gelabeled. Het afblinden kan door middel van: goed zichtbare blind- of steekflenzen; zodanige loskoppeling dat geen gassen of stoffen vanuit de leiding in de ruimte kunnen komen. De losgekoppelde leidinggedeelten mogen niet op eenvoudige wijze weer vastgekoppeld kunnen worden; Wanneer afblinden of loskoppelen niet mogelijk is, kan een zogenoemd “double block en bleedersysteem” worden toegepast. Het afblinden en loskoppelen van leidingen gebeurt zo dicht mogelijk bij de besloten ruimte.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 12 -
Zoals in de procesindustrie gebruikelijk is, is het bij complexe leidingsystemen aan te raden gebruik te maken van een controlelijst waarop alle te plaatsen flenzen staan aangegeven. Op die manier wordt voorkomen dat één of meer flenzen over het hoofd worden gezien.
Figuur 2: veilig gestelde schakelkast
Bij het inblokken van ruimten ter voorkoming van instromend water (bijvoorbeeld oppervlaktewatergemalen) dienen daarvoor geschikte keermiddelen te worden toegepast. Een enkele kering is voldoende bij gebruik van stalen keerschotten. Indien schotbalken worden gebruikt, gaat de voorkeur naar een dubbele kering. Deze tussenruimte mag niet gevuld worden met andere materialen (bijvoorbeeld grond). Beheersen van de atmosfeer tijdens werkzaamheden Voordat iemand de ruimte betreedt, wordt gezorgd voor een doeltreffende luchtverversing. Indien geen zekerheid bestaat dat tijdens de werkzaamheden aan de criteria blijvend kan worden voldaan, worden er herhalingsmetingen uitgevoerd. De frequentie van deze metingen wordt zodanig gekozen dat een verandering in de atmosfeer wordt geconstateerd voordat deze een gevaarlijke waarde bereikt. In de volgende situaties in een besloten ruimte bestaat de mogelijkheid dat niet aan de gestelde criteria kan worden voldaan: het uitvoeren van las- of snijwerkzaamheden; het werken met vluchtige oplosmiddelen; het vrijkomen van gassen of dampen uit achtergebleven resten of uit roestlagen. Aanbevolen wordt minimaal één persoon in de besloten ruimte uit te rusten met persoonlijke gasdetectieapparatuur. Dat zijn kleine meetinstrumenten die bijvoorbeeld in de borstzak van een overall gedragen kunnen worden. Deze meetinstrumenten zijn uitgerust met meerdere sensoren zodat verschillende gassen en gassamenstellingen (bijvoorbeeld O2, LEL en H2S) continu gemeten worden. Het is belangrijk dat de
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 13 -
meetapparatuur is ingesteld op de meetcriteria die het waterschap hanteert. Bij het overschrijden van de meetcriteria wordt een alarm gegeven. In dat geval worden de werkzaamheden onmiddellijk gestaakt en verlaat iedereen de besloten ruimte. De bepaling welke gasdetectie-apparatuur gebruikt moet worden en welke personen uitgerust moeten worden met de apparatuur moet vastgelegd worden in de in hoofdstuk 2.1.3. van deze Arbocatalogus genoemde taakrisico-analyse. Ventilatie kan op twee manieren geschieden, namelijk: door via één van de toegangen verse lucht in de ruimte te blazen; door de verontreinigde lucht uit de ruimte af te zuigen. De ventilatie wordt zodanig ingericht dat de lucht in de gehele besloten ruimte zoveel mogelijk wordt ververst. Daarbij is het noodzakelijk de toegang waar het inblazen of afzuigen van de lucht plaatsvindt voldoende af te sluiten. Ook kan men gebruik maken van verplaatsbare luchtleidingen, die de lucht aanvoeren of afzuigen op de plaats waar wordt gewerkt.
2.1.7 Toegankelijk werkgebied In artikel 3.2 van het Arbobesluit is opgenomen dat arbeidsplaatsen veilig toegankelijk moeten zijn en weer veilig moeten kunnen worden verlaten. Verder dient u conform artikel 3.15 uit het Arbobesluit duidelijk aan te geven waar zich gevaren bevinden.
Oplossingen zorg er voor dat het werkgebied goed toegankelijk is voor hulpdiensten; minimaliseer het aantal personen in een besloten ruimte; zorg voor een goede toegang tot de besloten ruimte. Toegankelijkheid werkgebied De toegankelijkheid van het werkgebied moet worden gewaarborgd door middel van onderstaande maatregelen: Het werkgebied is afgezet; de toegangswegen en de omgeving van de besloten ruimte worden zoveel mogelijk vrijgehouden van materiaal, verplaatsbare apparatuur en voertuigen; Het werkgebied is toegankelijk voor hulpdiensten (toegang en opstelplaats); Geadviseerd wordt bij de ingang van het werkgebied een bord "Verboden toegang voor onbevoegden" te plaatsen; Het aantal personen dat in een besloten ruimte werkt is zo klein mogelijk; Het mangat is goed toegankelijk en vrij van obstakels. Bij tanks die in de grond zijn aangebracht, is het noodzakelijk dat het mangat wordt vrijgemaakt. Er worden voorzieningen getroffen om te voorkomen dat de weggegraven grond in de schacht valt of de taluds inkalven. Bij een verticale ingang tot een besloten ruimte dient aandacht te worden besteed aan het minimaliseren van valgevaar bij het mangat. Valgevaar is opgenomen in Arbocatalogus deel 3, §2.1.4. Oplossingen om het valgevaar te minimaliseren kunnen zijn: een railing rondom het mangat waarbij men alleen binnen de railing mag komen als men valbeveiliging draagt. Hierbij dient men aan een vast punt de valbeveiliging te borgen. Een andere optie is het plaatsen van een afzetting waarbij dezelfde uitgangspunten (o.a. veiligheidsafstanden tot het mangat) worden gehanteerd als bij het werken op platte daken. Brand- of veiligheidswachten dienen ook deze beveiliging te dragen als zij zich in de omgeving van een dergelijk mangat bevinden. Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 14 -
Figuur 3: zorg bij besloten ruimten voor een goede opstelplaats voor hulpdiensten
2.1.8 Voorzieningen in besloten ruimte veilig stellen In besloten ruimten zijn vaak permanente of tijdelijke voorzieningen aanwezig die tot extra gevaren kunnen leiden als de ruimte betreden wordt. Voorbeelden hiervan zijn roerwerken of klimsteigers in tanks. U dient de risico’s van deze voorzieningen te minimaliseren. Oplossingen Minimaliseer de risico’s van voorzieningen in de besloten ruimte. Besteed hierbij aandacht aan: het gebruik van veilige en gekeurde steigers, trappen en ladders; controle van hulpmiddelen op hun geschiktheid voor gebruik in de besloten ruimte; de borging van bewegende delen in de besloten ruimte. Steigers en andere hulpconstructies Steigers en andere hulpconstructies worden op de juiste wijze geconstrueerd en zijn gemakkelijk via een trap of ladder te bereiken. Steigers zijn gekeurd door een deskundig persoon en voorzien van een 2 steigerkaart. Trappen of ladders worden op een deugdelijke manier vastgezet. Vaste voorzieningen en bewegende delen Zowel de vaste voorzieningen als de hulpmiddelen worden voor hun gebruik op betrouwbaarheid gecontroleerd. Hierbij wordt rekening gehouden met mogelijke aantasting door producten die zich in de ruimte bevinden. Wanneer zich in een besloten ruimte roerwerken of andere bewegende delen bevinden, worden maatregelen getroffen, die met zekerheid voorkomen dat deze delen onverwacht in beweging kunnen komen. Dit kan worden bereikt door: het afkoppelen van bewegende delen en vergrendelen van de werkschakelaar(s) (met slot en sleutel); het ‘trekken’ van de smeltpatronen (zekeringen), voornamelijk bij oudere installaties; 2
Dit hoofdstuk gaat niet in op arbo-eisen van steigers, trappen en ladders. In deel 3 van de Arbocatalogus (Struikelen,
uitglijden en vallen) wordt hier wel op ingegaan. Verder zijn eisen opgenomen in het Arbobesluit artikelen 7.23, 7.23a, 7.23b en in de beleidsregels 7.4-4, 7.4-5 en 7.34.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 15 -
-
veiligstellen conform NEN-EN 50110-1 in combinatie met NEN 3140; blokkeren van aandrijven (bijvoorbeeld verwijderen van riemen of snaren).
2.1.9 Veilig gebruiken van apparatuur Het gebruik van apparatuur kan tot gevaren leiden binnen en buiten de besloten ruimte. Oplossingen Zorg voor veilig gebruik van apparatuur. Besteed hierbij aandacht aan: Elektrocutiegevaar bij nauwe geleidende ruimten: o Het gebruik van veilige spanning o De aarding en isolatie van apparatuur o De opstelling van voedingsbronnen; Vonkvrije (ex)-apparatuur bij een explosieve atmosfeer; Verwijderen van brandbare producten bij werken met open vuur; Maatregelen zodat bij defecte gas- / zuurstofslangen de aanvoer van gassen automatisch gestopt wordt. Gebruik van (mobiele) aardlekschakelaarapparatuur.
Elektrocutiegevaar in nauwe geleidende ruimten Een nauw geleidende ruimte is een ruimte die voornamelijk begrensd is door geleidende delen waarin de bewegingsvrijheid zo is beperkt dat personen voortdurend of vrijwel voortdurend in contact zijn met deze geleidende delen. Voorbeelden van nauwe geleidende ruimten zijn kleine tanks en kruipruimtes. Elektrocutie is een belangrijk gevaar bij nauwe geleidende ruimten. In de risicobeoordeling dient te worden nagegaan of de besloten ruimte een nauwe geleide ruimte betreft. Om het risico van elektrocutie te minimaliseren dienen onderstaande maatregelen te worden genomen ten aanzien van werkzaamheden in nauwe geleidende ruimten: in de ruimte mag vaste elektrische apparatuur alleen toegepast worden als deze op veilige spanning werkt. Verplaatsbaar elektrische materieel moet zijn uitgevoerd met een ingebouwde voedingsbron 3 (accu). Indien dit niet mogelijk is moet dit materieel zijn opgenomen in een SELV-keten . Is ook 4 dit niet mogelijk, dan moet het materieel worden opgenomen in een S-keten . Bij toepassing van S-ketens moet aan onderstaande voorwaarden worden voldaan: o In een keten mag slechts één verplaatsbaar toestel zijn opgenomen; 5 o Het toestel is van klasse II. Als klasse II toestellen niet verkrijgbaar zijn, mogen klasse I 6 toestellen worden gebruikt mits de handgrepen en bedieningsorganen van isolatiemateriaal zijn of met isolatiemateriaal zijn bekleed. Deze isolatie moet minimaal voldoen aan de eisen voor extra isolatie.
3
Safety Extra Low Voltage (veilige spanning) S-keten is een veiligheidstransformator waarbij de uitgangsspanning 230V is. 5 Klasse II toestel: dubbelgeïsoleerd toestel 6 Klasse I toestel: geaard toestel 4
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 16 -
-
Handlampen mogen niet worden opgenomen in S-ketens. Handlampen met gasontladingsbuizen zijn op een dergelijke manier uitgevoerd dat het voor het functioneren van de lamp noodzakelijk materieel in de handlamp is opgenomen. De voedingsbronnen van de SELV- en S-ketens zijn buiten de nauwe geleidende ruimte geplaatst. Elektrisch materieel dat vanwege de grootte van zijn vermogen niet in een SELV- of S-keten kan worden geplaatst, mag als klasse I worden uitgevoerd als wordt voldaan aan alle onderstaande eisen: o Het omvat geen elektrisch handgereedschap; o Het materieel maakt deel uit van een eindgroep, beveiligd door een aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30mA, van een TN- of een TTstelsel; o de aardlekschakelaar wordt dagelijks voor aanvang van de werkzaamheden met de testknop beproefd; o het materieel wordt uitsluitend in de spanningsloze toestand verplaatst. Aarding is verbonden met alle metalen gestellen en vreemde geleidende delen binnen de nauwe geleidende ruimte. Verplaatsbare leidingen mogen alleen deel uitmaken van SELV- of S-ketens. Deze bepaling geldt niet voor: o meetleidingen van meettoestellen; o leidingen van handlampen. Elektrisch aangedreven ventilatoren worden niet op de nauw geleidende ruimte gemonteerd maar kunnen door slangen of leidingen met de ruimte worden verbonden. 7 Meer informatie is opgenomen in de NEN 3140 publicatie (bepalingen 6.101) . Explosiegevaar binnen de besloten ruimte vanwege werkzaamheden waarbij vonken ontstaan Indien het gevaar bestaat dat in de besloten ruimten een explosieve atmosfeer aanwezig is, wordt er gewerkt met explosieveilige apparatuur, hulpmiddelen en PBM’s conform de Atex 95 -regelgeving. Dit geldt ook voor de verlichting en ventilatoren die bij mangaten worden geplaatst. Het is overigens niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren in een besloten ruimte waarvan bekend is dat er zich een explosieve atmosfeer in bevindt. Indien het gevaar bestaat dat brandbare of ontbrandbare stoffen in de ruimte vlam kunnen vatten door de werkzaamheden (bijvoorbeeld lassen of slijpen) worden deze stoffen uit de ruimte verwijderd. Indien blijkt dat dit niet mogelijk is worden deze afgedekt door bijvoorbeeld lasdekens, Verder dienen voor deze werkzaamheden altijd blusmiddelen aanwezig te zijn (zie paragraaf 2.2.2). Brand- en explosiegevaar binnen de besloten ruimte door gebruik van drukhouders (gasflessen) Gas- en zuurstofcilinders die bij autogene las- of snijwerkzaamheden worden gebruikt, worden buiten de besloten ruimte geplaatst. Dat geldt ook voor verdeelstukken bij centrale gas- en zuurstofsystemen. Indien in uitzonderlijke situaties hiervan wordt afgeweken dient dit expliciet te zijn vermeld in de TRA. Een te hoog zuurstofpercentage leidt tot zeer gevaarlijke situaties omdat brandbare stoffen (bijvoorbeeld kleding van de lasser) aanzienlijk sneller in brand raken. Om lekkage van zuurstof uit lekke slangen en koppeling aan de brander te voorkomen (andere koppelingen mogen niet voorkomen in zuurstofslangen) is het verstandig om aan reduceertoestel voor zuurstof te voorzien van een dubbele slang. Bij lekkage van zuurstof wordt dan de zuurstoftoevoer naar de brander automatisch afgesloten. Branders, slangen en slangaansluitingen dienen vooraf en buiten de besloten ruimte te worden getest. 7
De meest recente NEN-EN 3140 publicatie geldt voor deze Arbocatalogus.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 17 -
Wanneer bij het lassen of snijden gebruik wordt gemaakt van een injecteurbrander, wordt in de toevoerleiding van de brandbare gassen een vacuümventiel opgenomen. Dit ventiel zorgt ervoor dat bij het lek raken van de gastoevoerleiding de toevoer van gas onmiddellijk wordt gestopt. Bij het gebruik van een gelijkedrukbrander kan voor het brandbare gas aan het reduceertoestel eenzelfde toestel worden gemonteerd, zoals is beschreven voor het gebruik van zuurstof. Het toestel dient dan wel geschikt te zijn voor het door te voeren gas. Sluit bij onderbreking van de werkzaamheden zowel de brander als de gasflessen af. Verwijder bij voorkeur de brander met de toevoerslangen uit de besloten ruimte. Bij het stoppen van de werkzaamheden dient de apparatuur te worden uitgezet of veiliggesteld. Explosie buiten de besloten ruimte vanwege ontsteking explosieve dampen Bij de opstelling van apparatuur dient te worden voorkomen dat vonkvorming van apparatuur een explosieve damp uit de besloten ruimte ontsteekt waardoor een explosie kan plaatsvinden. Het is van belang dat elektrische en andere apparatuur, zoals ventilatoren, dieselmotoren en compressoren ten opzichte van de besloten ruimte worden geplaatst als aangegeven in de figuur.
Windrichting
Compressor Ventilator Dieselmotor
Besloten ruimte
Bij een dergelijke plaatsing is de kans dat een eventueel aanwezig brandbaar damp/lucht- mengsel wordt ontstoken het geringst. Ook bij besloten ruimten die giftige gassen en dampen bevatten en waarbij een compressor wordt gebruikt die de ademhalingsbeschermende middelen voorziet van ademlucht, is een dergelijke plaatsing noodzakelijk. Hiermee wordt voorkomen dat de compressor schadelijke dampen uit de besloten ruimte aanzuigt. De windrichting wordt tijdens de werkzaamheden gecontroleerd, bijvoorbeeld met een windvaan. Gebruik (mobiele) aardlekschakelaarapparatuur Een apparaat kan defect raken zonder dat kortsluiting optreedt. Een voorbeeld hiervan kan aantasting door vocht zijn. Het gevaar is dat de stop intact blijft (er is geen kortsluiting) maar het apparaat staat wel onder spanning. Een aardlekschakelaar controleert of stroom uit het elektriciteitscircuit lekt. Indien de gelekte stroom een bepaalde waarde overschrijdt, wordt de stroomkring verbroken.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 18 -
Om bovenstaande reden is het belangrijk om voorafgaand aan de werkzaamheden te controleren of de installatie waaraan of waarmee gewerkt wordt, is aangesloten op een aardlekschakelaar. Indien deze niet aanwezig is of de aanwezige aardlekschakelaar heeft een nominale aanspreekstroom hoger dan 30 mA, kan worden gebruik gemaakt van een mobiele aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA. Een mobiele aardlekschakelaar dient voor gebruik altijd getest te worden.
2.1.10 Voorlichting en training Het voorlichten, trainen en instrueren van werknemers is een verplichting conform Arbowet artikel 8. Oplossingen Geef voorlichting en instructie. Voer kort voorafgaand aan de werkzaamheden een laatste minuut risico analyse (LMRA) uit . Zie bijlage 5 voor een voorbeeld LMRA.
Het waterschap (zie ook paragraaf 2.2.2) zorgt ervoor dat alle werknemers die bij de werkzaamheden in besloten ruimten betrokken zijn, doeltreffend worden voorgelicht over de gevaren die aan deze werkzaamheden zijn verbonden. Ook zorgt het waterschap ervoor dat de werknemers voldoende zijn geïnstrueerd over de manier waarop het werk veilig uitgevoerd kan worden. Bovendien overtuigt het waterschap zich ervan dat zij op de hoogte zijn van de maatregelen die in geval van nood moeten worden getroffen. Geadviseerd wordt de werknemers die het werk uitvoeren een laatste minuut risico analyse (LMRA) uit te laten voeren. Deze LMRA dient uitgevoerd te worden op de werklocatie kort voorafgaand aan de werkzaamheden. Een voorbeeld van een LMRA is opgenomen in bijlage 5.
2.1.11 Persoonlijke beschermingsmiddelen In artikel 3b van de Arbowet is opgenomen dat doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm’s) aan de medewerker ter beschikking moeten worden gesteld als door bronen collectieve maatregelen het gevaar niet voorkomen kan worden. Oplossingen Besteed bij persoonlijke beschermingsmiddelen aandacht aan: standaard pbm’s die gedragen dienen te worden; adembescherming; valbescherming; opslag en schoonmaak van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 19 -
Standaard pbm’s Tijdens het werken in besloten ruimten zullen, afhankelijk van de specifieke risico’s, verschillende typen pbm’s toegepast moeten worden. Vaststelling van de pbm’s dienst plaats te vinden op basis van de in hoofdstuk 2.1.1. van deze Arbocatalogus uitgevoerde RI&E en op basis van de hoofdstuk 2.1.3 uitgevoerde taakrisico-analyse. De volgende algemene persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen tijdens het werken in een besloten ruimte worden gedragen: veiligheidsschoenen of – laarzen; speciale beschermende kleding / pakken ter bescherming van de huid tegen o.a. toxische stoffen en biologische agentia. In brand/explosiegevaarlijke ruimten dient antistatische en brandvertragende kleding te worden gedragen; handschoenen ter bescherming van de huid tegen o.a. toxische stoffen en biologische agentia; veiligheidshelm; oogbeschermingsmiddelen: afhankelijk van de situatie een veiligheidsbril of ruimzichtbril. Adembescherming Als uit de risicobeoordeling blijkt dat adembescherming noodzakelijk is, dient onafhankelijke adembescherming te worden toegepast. Filtermaskers mogen alleen worden toegepast als de gevaarlijke atmosfeer enkel wordt veroorzaakt door aerosolen en/of endotoxinen. Let op: in bepaalde situaties is onafhankelijke adembescherming, waarbij ademlucht door middel van slangen naar de besloten ruimte wordt gevoerd, lastig te gebruiken omdat er scherpe delen zijn of dat meerdere personen via eenzelfde mangat naar binnengaan waardoor slangen in de knoop kunnen raken. Valbescherming Alle personen die zich in de besloten ruimte bevinden zijn verplicht een harnasgordel te dragen. Een harnasgordel kan gebruikt worden om de betreffende persoon in geval van een incident uit de ruimte te takelen of trekken. In situaties waar sprake is van een verhoogd risico op vallen dient valbescherming te worden gedragen. Dit is onder meer het geval bij een valhoogte van 2,5 of meer, openingen in de vloer, onbrekende relingen, etc. Bij verticale betreding van een besloten ruimte kan een meelopende valbescherming (non-chute) worden toegepast. Deze dient bij voorkeur bevestigd te worden aan een hijsbalk of driepoot (redtakel moet altijd aanwezig zijn). Na de afdaling, als de werknemer zich horizontaal gaat verplaatsen, is het verstandig de valbescherming uit te haken omdat de werknemer verstrikt kan raken in de lijnen (de harnasgordel dient wel gedragen te worden). Boven een verticaal te betreden ruimte dient een afscherming te worden geplaatst. Indien dit niet mogelijk is, moet de mangatwacht valbescherming gebruiken (dus inclusief ‘verankering’). Opslag en schoonmaak Alle persoonlijke beschermingsmiddelen, de hierbij behorende apparatuur en gereedschappen worden na gebruik zorgvuldig schoongemaakt, gecontroleerd, eventueel gerepareerd en op een schone, droge plaats - gereed voor gebruik - opgeborgen. De uitrusting wordt beschermd tegen blootstelling aan uitzonderlijke omstandigheden (warmte, koude, inwerken chemicaliën, etc.).
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 20 -
Er wordt bijzondere aandacht geschonken aan het schoonmaken van maskers en oogbeschermingsmiddelen. Deze worden na gebruik grondig schoongemaakt met water en zeep en vervolgens gedroogd. Het is verstandig om bij het schoonmaken een desinfecterende zeep te gebruiken.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 21 -
2.2
Repressieve maatregelen
2.2.1 Toezicht houden, observeren en communiceren Conform artikel 8, lid 4 uit de Arbowet dient de werkgever toezicht uit te voeren op de naleving van de instructies en voorschriften. Oplossingen Besteed bij het toezicht houden aandacht aan: controle van de genomen maatregelen voorafgaand aan de werkzaamheden; toezicht tijdens de werkzaamheden ; communicatiemiddelen.
Het is de taak van het waterschap om voorafgaand aan de werkzaamheden te controleren dat alle maatregelen om de ruimte veilig te kunnen betreden en in de ruimte te kunnen werken zijn getroffen. Bij het werken aan of in besloten ruimten is één persoon belast met het toezicht op werkzaamheden. Het is mogelijk dat deze toezichthouder zijn taken delegeert aan een mangatwacht. Taken van de mangatwacht / toezichthouder zijn: nemen van maatregelen om de ruimte veilig te kunnen betreden en in te kunnen werken; controleren van de hulpapparatuur; zonodig assistentie verlenen bij het binnengaan en verlaten van personen / materialen; continu in contact zijn met personen die zich in de ruimten bevinden; het letten op alarmsignalen van de personen of apparatuur. Met de personen die de ruimte betreden dienen afspraken te worden gemaakt over alarmsignalen; waarschuwen in geval van nood. Maak vooraf afspraken wie geïnformeerd wordt in geval van een alarm. De mangatwacht mag nooit de besloten ruimte betreden. Technische maatregelen kunnen er voor zorgen dat de toezichthouder een deel van zijn functies “op afstand” kan verrichten. Permanente observatie is in ieder geval wel nodig als direct onherstelbare gezondheidsschade kan optreden in het geval een technische voorziening uitvalt, of een persoonlijk beschermingsmiddel niet goed functioneert of verkeerd gebruikt wordt. Er dienen communicatiemiddelen aanwezig te zijn om in- en externe hulpdiensten in te schakelen.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 22 -
2.2.2 Blusmiddelen Overeenkomstig artikel 15 uit de Arbowet is de werkgever verplicht om in geval van incidenten bijstand te verlenen. Dit houdt onder meer in dat brand beperkt en bestreden wordt en dat de gevolgen van incidenten worden beperkt. Oplossingen Besteed bij het toezicht houden aandacht aan: Het type blusmiddelen; Aanvullende maatregelen.
Uit de risicobeoordeling moet blijken of blusmiddelen noodzakelijk zijn en zo ja welke type en de hoeveelheid blusmiddelen. Bij voorkeur worden sproeischuimblussers toegepast. Verder kan uit de risicobeoordeling blijken dat aanvullende maatregelen nodig zijn zoals een veiligheidsdouche of branddeken.
2.2.3 Noodprocedure Redding uit besloten ruimten is vaak erg lastig. Door een noodprocedure op te stellen, denkt u systematisch na over een aantal aspecten die een rol spelen bij een noodsituatie. Overeenkomst Beleidsregel 3.5g-2 artikel 7 bent u verplicht om over een noodprocedure te beschikken voor werkzaamheden in besloten ruimte.
Oplossingen Stel een noodprocedure op. Zie bijlage 6 voor een voorbeeld van een noodprocedure. Noodprocedure Elk waterschap dient een noodprocedure te hebben waarin redding uit een besloten ruimte is opgenomen. In de noodprocedure moeten minimaal onderstaande aspecten naar voren komen: alarmeren hulpdiensten; beschikbaarheid reddingsmiddelen; oefening. Bij verticale betreding dient op locatie een redtakel aanwezig te zijn (bevestigd aan bijvoorbeeld een hijsbalk, driepoot of hijsdavit). In bijlage 6 is een voorbeeld opgenomen van een noodprocedure.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 23 -
3
RELEVANTE LITERATUUR EN WEBSITES
Literatuur: Arbo informatieblad-5, Veilig werken in besloten ruimten, 2004. Praktische handleiding voor de uitvoering van het toezicht en de eerstelijnsredding bij het werken in besloten ruimten, Departement Welzijn, Onderwijs en Veiligheid, Provinciaal Veiligheidsinstituut, 2006. Arbokennis dossier Verstikkingsgevaar werken in besloten ruimten, DHV, 2007 Diverse procedures en instructies van verschillende waterschappen.
Websites: www.aenowaterschappen.nl
A&O-fonds Waterschappen
www.veiligwerkenmetchemischestoffen.nl SER, site over informatie over vaststellen grenswaarden www.arbeidsinspectie.nl
Informatie over incidenten, etc.
www.minbzk.nl/onderwerpen/veiligheid
Site van het ministerie over veiligheid
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
melden
van
klachten,
melden
ernstige
06-11-2009, versie 1.1 - 24 -
4
COLOFON
Opdrachtgever Stichting A&O-fonds Waterschappen Secretaris/projectmanager Emma van Vliet Eindredactie DHV Amersfoort Met dank aan de leden van de begeleidingscommissie Arbocatalogus en de leden van de werkgroepen Concept, tekst en realisatie DHV, Amersfoort Vormgeving omslag Ruurd Heijting, Rotterdam Fotografie omslag Harry van der Liende, Waterschap Veluwe Drukwerk VNG Huisdrukkerij Oplage Te downloaden via de website www.aenowaterschappen.nl en te bestellen via emailadres
[email protected] Uitgave
Stichting Arbeidsmarkt- en Ontwikkelingsfonds Waterschappen Stichting A&O-fonds Waterschappen bevordert en ondersteunt vernieuwende activiteiten op het gebied van arbeidsmarkt en HRM beleid. Actuele informatie over de verschillende projecten treft u aan op www.aenowaterschappen.nl © Stichting Arbeidsmarkt- en Ontwikkelingsfonds Waterschappen, Den Haag, november 2009. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enigerwijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de Stichting A&O-fonds Waterschappen. Hoewel aan deze uitgave de grootst mogelijke zorg is besteed, kunnen de samenstellers niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
06-11-2009, versie 1.1 - 25 -
VOORBEELD OVERZICHT BESLOTEN RUIMTEN
code 111
Naam Besloten ruimte Voorbezinktank
ruimte 150 m
3
pompen/
Ankervoorz. t.b.v.
t.b.v.
mixers, hijsen
Hijsbevestiging
P&ID’s
valbescherming
betreding
materiaal
d.m.v.
P11-A
Ankerplaat
Driepoot
Mobiele hijsvoorziening
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
Hijsbeugel
bijlage 1 -1-
X
X
X
Verdrinken
besloten
Elektrocutie
Tag /
t.b.v. lichten van Ankervoorz.
Knel en pletgevaar
volume
Vallende voorwerpen
Naam /
Atexzonering
Hijsvoorziening Afmeting /
Struikelen / uitg;lijden
Aanwezige gevaren
Vallen
Kenmerken
Biologische agentia
Locatie / RWZI
Vergiftiging / verstikking
BIJLAGE 1
Opmerking
BIJLAGE 2
VOORBEELD TAAKRISICO-ANALYSE BETREDEN UITGEGISTSLIBBUFFER
Taak betreden uitgegistslibbuffer Risico
Risico omschrijving
Beheersmaatregel
Brand of explosie.
LEL > 10%
Controlemeting
Benodigheden uitvoeren
op
de
aanwezigheid LEL volgens meetprotocol
Voor
het
uitvoeren
Voorbereiding van
metingen
vierpuntsmeter gebruiken. Betredende personen dienen een driepuntsmeter mee te dragen. 3
Ventilatoren minimaal 3000 m per uur vierpuntsgasmeter met pompje en slang, 3x
driepuntsmeter
goedgekeurd) Het plaatsen van 1 of meerderen ventilatoren minimaal 3000 m3 p/uur ( inblazen en afzuigen Vrijkomen
van
gas
door slibtoevoer
Inblokken van de USB.
Ketting en hangslot
De afsluiters dichtzetten vanuit de CSI en gistingtanks.
Hoge concentratie H2S
Concentratie hoger dan
Tijdens
3
uitgegistslibbuffer dienen de luiken geopend
ppm,
of
over-
het
uitbedrijf
nemen
van
de
schrijden van de tgg 8
te worden voor goede ventilatie.
uur per dag, 5 dagen in
Plaats ventilatie om het zuurstofpercentage
de week van 1,6 ppm.
op het gewenste peil te krijgen.
Betreed
de
uitgegistslibbuffer
binnenzijde m.b.v.
van
de
Sleutel
Ventilator
Volgelaatsmasker
een
volgelaatsmasker. Dit mag gebruikt worden bij korstondige werkzaamheden onder de 100 ppm.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 2 -1-
(gekalibreerd
en
Uitvoering
Verantwoording
Betreed
de
binnenzijde
van
de
Perslucht
uitgegistslibbuffer m.b.v. perslucht. Perslucht mag alleen
gebruikt worden door
een
gecertificeerd persoon. Zuurstof tekort
Percentage zuurstof <
Tijdens
19% volume
uitgegistslibbuffer dienen de luiken geopend
het
uitbedrijf
nemen
van
de
Sleutel
te worden voor goede ventilatie. Plaats ventilatie om het zuurstofpercentage
Ventilator
op het gewenste peil te krijgen. Betreed
de
binnenzijde
van
de
Perslucht
uitgegistslibbuffer m.b.v. perslucht. Perslucht mag alleen
gebruikt worden door
een
gecertificeerd persoon. Biologische agentia
Ziekte, bacteriën.
virussen, Kans
op
Overall
laarzen, P3 stofmasker en handschoenen.
Laarzen
ziekte door inademing,
P3 stofmasker
contact met huid of via
Handschoenen
spijsvertering.
Vallen
Dragen van beschermende kleding. Overall,
Vallen
Vuilniszak
pauzes
Zeep en wasbak
kleding
verwijderen/weggooien,
handen wassen, douchen.
Douche
de
Zet plaatsen waar het hekwerk of de
Afzetlint
uitgegistslibbuffer door
afzetting is verwijderd af d.m.v. afzetlint of
Tijdelijk hekwerk
ontbreken van hekwerk
een tijdelijk hekwerk.
of afzetting.
Indien in de nabijheid van de rand moet
Vallen
van
Na afloop van de werkzaamheden of tijdens
in
de
worden gewerkt, dient valbeveiliging en een
Valbeveiliging
valharnas gedragen te worden.
Valharnas
Zorg dat het valrooster van de openstaande
uitgegistslibbuffer door
luiken
openstaand
noodzakelijk is.
luik
en
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
niet
langer
geopend
is
dan
bijlage 2 -2-
valrooster.
Afscherming plaatsen
Afscherming
Indien bij het luik gestaan wordt, waardoor
Valbeveiliging
de binnenzijde van de tank betreden wordt,
Valharnas
dient er valbeveiliging en een valharnas gedragen te worden.
Struikelen
Struikelen
over
Voorkom dat voorwerpen in het looppad een
Markeerlint
op
het
obstakel vormen; indien niet anders mogelijk,
Markeerplakband
over
de
Geef voor betreden van de afdekking aan
Bord met symbolen
ongelijke afdekking of
dat alleen op de looppaden mag worden
Vlakke vloerplaat
openstaande luiken.
gelopen. Zorg voor vlakke ondergrond bij
voorwerpen looppad. Struikelen
voorwerpen markeren.
werkplek. Uitglijden
Verdrinken
Gladde
ondergrond
Laat de binnenzijde van de tank reinigen. Draag
slib.
binnenzijde schoenen met een goed profiel.
Vallen
tijdens
het
betreden
van
Reinigen
door mogelijk aanwezig
de
in
Personen die de boven- of binnenzijde van
achtergebleven slib in
de uitgegistslibbuffer betreden dienen te
de uitgegistslibbuffer.
beschikken
over
Schoenen met goed profiel
voldoende
zwemvaardigheid. Om vallen in een volle uitgegistslibbuffer te voorkomen zie: “Vallen in de uitgegistslibbuffer door openstaand luik en valrooster
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 2 -3-
Moeilijke toegang Omdat het niet mogelijk
Geen vaste entree tot
De binnenzijde van de tank wordt betreden
binnenzijde
d.m.v. een manbak of silozit die via een
van
de
tank.
8
tank wordt gebracht.
de silo te betreden ,
(aandachtspunt is bij start werkzaamheden
wordt
de windsnelheid i.v.m met de kraan )
er
gebruik van
Kraan
kraan door het luik naar de bodem van de
is om met een ladder
gemaakt
Manbak
een
werkbak of silozit De
betredende
personen
dienen
een
valharnas te dragen.
Driepoot Valbeveiliging Valharnas
Onvoldoende
Het wegvallen van de
Zorg voor een tweede entree. Deze dient te
vluchtweg
hoofdentree.
zijn voorzien van een driepoot met lier.
mogelijkheden
(bij een storing van de
Driepoot lier
kraan bv. ) Onvoldoende
Onvoldoende
verlichting
in
uitgegistslibbuffer
zicht
Plaats in de uitgegistslibbuffer verlichting.
door weinig tot geen
Deze dient aangesloten te zijn op een
toetreding van daglicht.
scheidings-transformator
of
50
Verlichting 50 volt
volt
wisselspanning/ 120 volt gelijkspanning. Te allen tijde dient er extra accuverlichting meegenomen
te
uitgegistslibbuffer
worden veilig
om te
de
kunnen
ontvluchten bij stroomuitval. Verlichting
buiten
werknemers
Accuverlichting bereikbaarheid
plaatsen
i.v.m.
elektrocutiegevaar. Onvoldoende verlichting 8
Zon op
de
niet
Zorg voor voldoende verlichting op de
opgekomen of reeds
nog
werkplek op de uitgegistslibbuffer en op de
Verlichting
Eisen voor het gebruik van een manbak of silozit vallen buiten dit hoofdstuk van de Arbocatalogus. Eisen zijn opgenomen in ondermeer Arbobesluit artikelen 7.18b, 7.23d en
Beleidsregels 7.4-6, 7.5-1 en 7.23d. Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 2 -4-
uitgegistslibbuffer
ondergegaan
wegen
naar
de
Uitgegistslibbuffer.
Verlichting afstemmen op onder meer: -
vocht;
-
atex-zone;
-
transportmogelijkheden
naar
ruimte
(zaklamp, vaste opstelling) -
duur verlichting (vaste / verplaatsbare opstelling)
-
bereikbaarheid verlichting (hoe en door wie uitschakelen)
Slechte communicatie
Geen zicht hebben op
De communicatie tussen de betredende
of niet kunnen verstaan
persoon
van
geschieden d.m.v. portofoons.
de
betredende
en
de
mangatwacht
dient
Portofoons
te
persoon. Geraakt worden door
Het
worden
Zorg dat de mengers uitgeschakeld zijn door
bewegende delen
door een in beweging
geraakt
de werkschakelaars om te zetten en met
zijnde menger
sloten te borgen. Ook in het Scada zullen de nodige
handelingen
verricht
dienen
Sloten
te
worden. Laden trekken in de schakelruimte en borgen met sloten. Toevoer product
Het plotseling stijgen
Zorg
van
uitgegistslibbuffer vanuit de gistingtanks en
het
niveau
uitgegistslib in
de
uitgegistslibbuffer.
dat
de
toevoer
naar
de
Hangsloten
het CSI stop wordt gezet. Zorg dat de terugloop
vanuit
de
CP
ruimte
wordt
geblokkeerd. Doe dit door de toevoer te blokkeren
d.m.v.
de
werkschakelaar
Blindflensen
te
bedienen en te borgen met een hangslot. Elektrocutie
Het
ontstaan
van
sluiting in elektrische
Dit gereedschap dient gekeurd te zijn en in een goede staat te verkeren.
apparatuur.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 2 -5-
Stroomdoorgang
door
het
door
lichaam
nauwgeleidende
-
omgeving
alleen vaste elektrische apparatuur als
Handgereedschap
deze op veilige spanning werkt.
Elektrisch gereedschap
Verplaatsbaar moet
zijn
elektrische uitgevoerd
ingebouwde
materieel met
voedingsbron
een
Pneumatisch gereedschap Scheidingstransformator
(accu).
Indien dit niet mogelijk is moet dit materieel zijn opgenomen in een SELV9
keten . Is ook dit niet mogelijk, dan moet het materieel worden opgenomen 10
in een S-keten . -
Bij toepassing van S-ketens moet aan onderstaande
voorwaarden
worden
voldaan: o
In
een
keten
mag
slechts
één
verplaatsbaar toestel zijn opgenomen; o
Het toestel is van klasse II. Als klasse II toestellen niet verkrijgbaar zijn, mogen klasse I
11
mits
de
toestellen worden gebruikt handgrepen
bedieningsorganen isolatiemateriaal isolatiemateriaal
en van
zijn zijn
of
bekleed.
met Deze
isolatie moet minimaal voldoen aan de eisen voor extra isolatie. -
Handlampen
mogen
niet
worden
opgenomen in S-ketens. Handlampen met gasontladingsbuizen zijn op een dergelijke manier uitgevoerd dat het 9
Safety Extra Low Voltage (veilige spanning) S-keten is een veiligheidstransformator waarbij de uitgangsspanning 230V is. 11 Klasse I toestel: geaard toestel 10
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 2 -6-
voor het functioneren van de lamp noodzakelijk materieel in de handlamp is opgenomen. -
De voedingsbronnen van de SELV- en S-ketens
zijn
buiten
de
nauwe
geleidende ruimte geplaatst. -
Elektrisch materieel dat vanwege de grootte van zijn vermogen niet in een SELV- of S-keten kan worden geplaatst, mag als klasse I worden uitgevoerd als wordt voldaan aan alle onderstaande eisen:
o
Het
omvat
geen
elektrisch
handgereedschap; o
Het materieel maakt deel uit van een eindgroep,
beveiligd
door
een
aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom
van
ten
hoogste
30mA, van een TN- of een TT-stelsel; o
de aardlekschakelaar wordt dagelijks voor aanvang van de werkzaamheden met de testknop beproefd;
o
het materieel wordt uitsluitend in de spanningsloze toestand verplaatst.
-
Aarding is verbonden met alle metalen gestellen en vreemde geleidende delen binnen de nauwe geleidende ruimte.
-
Verplaatsbare leidingen mogen alleen deel uitmaken van SELV- of S-ketens. Deze bepaling geldt niet voor:
o
meetleidingen van meettoestellen;
o
leidingen van handlampen.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 2 -7-
-
Elektrisch
aangedreven
ventilatoren
worden niet op de nauw geleidende ruimte gemonteerd maar kunnen door slangen of leidingen met de ruimte worden verbonden. Fysieke belasting
Het overbelasten van
Voorkom
het menselijk lichaam,
maken van een extra mankracht of een
door
tilhulp
repeterende
overbelasting door
gebruik
te
Tilhulp
handelingen met lasten die zwaarder zijn de 23 kg, of lastig te hanteren zijn. Geen
communicatie
met
buitenzijde
uitgegistslibbuffer
Het
alleen
blijven
achter
in
de
Tijdens het aanwezig zijn van personen in een
besloten
ruimte
dient
er
uitgegistslibbuffer door
veiligheidswacht/mangatwacht opgesteld te
het
staan.
ontbreken
van
Veiligheidswacht/ mangatwacht
een
toezicht. Geen
contact
met
buitenwereld
Achterblijven
in
de
Plaats een mangatwacht die tijdens de
uitgegistslibbuffer, door
aanwezigheid
geen
Uitgegistslibbuffer toezicht en contact houdt
communicatie
met buitenwereld.
van
personen
in
Mangatwacht
de
met de aanwezige personen in de Uitgegistslibbuffer. Deze mangatwacht dient de juiste instructies
en
voorlichting
te
hebben
ontvangen. Leg dit vast Weersomstandigheden
IJzel
Voorkom gladheid op toegangspaden en werkplekken
door
het
strooien
Strooizout
van
strooizout. Extreme hitte, koude
Zorg
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
voor
voldoende
rusttijd
om
te
Werkschema, taakroulatie
bijlage 2 -8-
herstellen. Storm Overige
De
risico’s
Onderbreek werkzaamheden bij harde wind. die
werkzaamheden
de van
Het aanleveren van een Taak Risico Analyse
TRA
(TRA)
de aannemer met zich meebrengen.
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 2 -9-
BIJLAGE 3
VOORBEELD WERKVERGUNNING
Werkvergunning
Deel A
Naam / gegevens
Paraaf
Algemeen Invuller werkvergunning: Verantwoordelijke Installatie: Teamleider zuiveringsbeheer (of zijn gedelegeerde) Telefoonnummer: Verantwoordelijke werk: Projectleider, Teamleider (of zijn gedelegeerde) Telefoonnummer: C ontactpersoon / klusleider: (waterschap) Telefoonnummer: D atum aanmaak werkvergunning: Werkordernummer: Technisch werk: Installatiedeel: Omschrijving uit te voeren werkzaamheden:
Geldigheidsduur (max.5 dagen) Begin datum en tijd: Eind datum en tijd:
Derden N aam bedrijf 1: C ontactpersoon / klusleider: Telefoonnummer N aam bedrijf 2: C ontactpersoon / klusleider: Telefoonnummer
werkzaamheden (verguning plichtig) indien 1 vakje aangevinkt dan deel B ook invullen Werken volgens taak-risicoanalyse Onafgeschermd werken boven water Onafgeschermd werken op hoge locaties / boven diepten Werken in besloten ruimten N iet routinematig hijsen / heffen Werken met schadelijke stoffen Werken met onafgeschermde apparatuur Werken in / bij ruimten met explosiegevaar N iet routinematig elektrotechnische werkzaamheden Anders nl,
Gevaarlijke situaties, incidenten, ongevallen en bijna-ongevallen direct melden aan uw contactpersoon van Waterschap
calamiteitennummer 0XX XXX XXXX
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 3 -1-
Uit te voeren
Werkvergunning
Deel B
Opmerking
Afzetten werkgebied Bord “Werkgebied” Afzetlint (geel/zwart) Bord “Explosiegevaar” Afzetlint (verboden toegang) Pylonen Schrikhek Anders nl. :
Naam en paraaf akkoord afzetten werkgebied: Elektrisch veiligstellen installatie Installatie geïsoleerd (hoofdschakelaar uit / zekering getrokken bij hoogspanning ook vermogensschakelaar uitrijden Beveiligd tegen wederinschakeling (vergrendeld en gelabeld) Controle of installatie spanningsloos is Zorgen voor aarding en kortsluiting Zorgen voor bescherming van naastgelegen delen
Naam en paraaf akkoord elektrisch veiligstellen: Mechanisch veiligstellen installatie Afsluiters dicht, mantel(s) sluiten / labelen Leidingen afkoppelen / afblinden Doorspoelen leidingen (met water) Inertiseren leidingen Inertiseren ruimten Mechanisch ventileren van de ruimte Natuurlijk ventileren van de ruimte Doorvoer naar andere ruimten dicht Anders nl. :
Naam en paraaf akkoord mechanisch veiligstellen: Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen
(PBM)
Adembescherming (fijnstof) Adembescherming (lasdampen) Adembescherming (aërosolen) Adembescherming (onafhankelijk) Hoofdbescherming Valbescherming Gehoorbescherming Gelaatbescherming Oogbescherming Voetbescherming S3 Handbescherming Bescherming tegen chemicaliën Bescherming tegen hitte Bescherming tegen verdrinking Bescherming tegen koude Bescherming tegen elektrocutie
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 3 -2-
Gebruik hulpmiddelen Persoonlijke gasmeter Rollergliss 350 stand-by (redding) Rollergliss 350 (toetreding besloten ruimten) Werklijn (toetreding besloten ruimten) Back-up lijn 24-volt verlichting Veiligheidstrafo 230 V Verlichting EX Portofoon Portofoon EX Mobiele telefoon Blusmiddel A (= vaste stof) Blusmiddel B (= vloeistof) Blusmiddel C (= gasvormig) Blusdeken Waterscherm Speciaal gereedschap EX Speciaal elektrisch VDE gereedschap Anders nl. :
Naam en paraaf akkoord gebruik pbm en hulpmateriaal Naam en paraaf akkoord gebruik pbm en hulpmateriaal Naam en paraaf akkoord gebruik pbm en hulpmateriaal Beoordelen atmosfeer Standaard classificering van de ruimte. Classificering van de ruimte na aanpassing. Omschrijving genomen maatregelen om de ruimte op te waarderen:
Continu meten. De eerste meetwaarde vastleggen en ondertekenen voor betreding. Naam meetinstrument Code meetinstrument Datum /Tijd Zuurstof (min.20%) Expl./Brandbaar gas /damp. (! 10% LEL) H 2S (max 10 ppm) CO 2 (max 0,5 %)
Naam en paraaf akkoord betreding:
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 3 -1-
BIJLAGE 4 VOORBEELD TRA INERTISEREN VAN GISTINGSTANK, GASHOUDER EN LEIDINGEN
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 4 -2-
Taak, risicoanalyse RWZI : Versie:
0.01
Volgnummer:
Project:
Paraaf voor uitvoering
Inertiseren Gistingtank, gashouder en leidingen
Locatie
Start datum
Opgesteld door:
Gecontroleerd door:
Gecontroleerd door:
Gecontroleerd door:
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 4 -3-
Tijd van uitvoering
Dag van uitvoering
Datum van uitvoering
Omschrijving activiteit/taakstap
Risico/gevaar /blootstelling
beheersmaatregel
Sluit de stikstofslangen (twee stuks aan op de aansluitingen onder het mangatdeksel (gashouder zijde)
Blootsteling aan CH4 Risico op brand en explosie
Houd afstand Vonkvrij gereedschap
Controleer of de doorgang naar de gashouder vrij is (afsluiters, kleppen)
Blootsteling aan CH4 Risico op brand en explosie Blootsteling aan CH4 Risico op brand en explosie Blootstelling aan stikstof gevaar van bevriezing Blootsteling aan CH4 en stikstof Risico op verstikking, brand en explosie
Vonkvrij gereedschap Onafhankelijke adembescherming
Voorbereiding
Stel de stikstoftanks op binnen het werkgebied (tussen gashouder en gisting tank) Zet een werkgebied af met borden en afzetlint Zijn medewerkers op de locatie ingelicht Stop alle verbruikers wkk’s ,ketels, fakkel, gascompressors en vergrendel deze (lock en label) Sluit afsluiters (in overleg met de beheerder) Sluit condensaftappen (in overleg met de beheerder) Inertiseren gistingtank, gashouder en leidingen
Open het 'Beluchtingsproefpunt' aan de gashouder
Start de stikstof invoer (doseren uit twee tanks)
Voer metingen uit aan het gasmengsel uit het 'Beluchtingsproefpunt' aan de gashouder (vastleggen in het meetrapport) De gistingtank en de gashouder is inert
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
Houd afstand
Gelaatscherm handschoenen
Meten op afstand
bijlage 4 -4-
Sluit het 'Beluchtingsproefpunt' aan de gashouder (laat het Membraanplaat opkomen)
Blootsteling aan CH4 Risico op brand en explosie
Houd afstand
Blootsteling aan CH4 en stikstof Risico op verstikking, brand en explosie
Meten op afstand
Blootstelling aan stikstof gevaar van bevriezing
Gelaatscherm handschoenen
Plaats één ventilator op het dek van de gistingtank (mobiele kraan)
Vallen van last uit kraan
Hijsplan
Demonteer het eerste mangatdeksel op de gistingtank
Blootstelling aan stikstof
Onafhankelijke adembescherming
Plaats de ventilator (gisting) en sluit de aardkabels aan
Blootstelling aan stikstof
Onafhankelijke adembescherming
Demonteer het tweede mangatdeksel op de gistingtank
Blootstelling aan stikstof
Onafhankelijke adembescherming
Start de ventilator
Blootstelling aan aërosolen
Disposable P3 filtermasker
Demonteer het mangatdeksel aan de gashouder
Blootstelling aan stikstof
Onafhankelijke adembescherming
Plaats de aansluitplaat voor de ventilator slang
Blootstelling aan stikstof
Onafhankelijke adembescherming
Volg het slibniveau met de uitmonding van de ventilatorslang
Blootstelling aan aërosolen
Disposable P3 filtermasker
Open de verbruikers leidingen
Blootstelling aan stikstof
Onafhankelijke adembescherming
Voer metingen uit aan de luchtstroom uit de verbruikers leidingen (vastleggen in het meetrapport) Tijdens het aflaten blijft de beluchting gehandhaafd (twee ventilatoren)
Blootsteling aan stikstof Risico op verstikking,
Meten op afstand
Open de verbruikers leidingen (in overleg met de beheerder) Voer metingen uit aan het gasmengsel uit de verbruikers leidingen (vastleggen in het meetrapport) Verbruikersleidingen zijn inert Stop de stikstof invoer
Beluchten gistingtank, gashouder en leidingen
Plaats de ventilator (gashouder) en sluit de aardkabels aan
Start de ventilator Start de slibaflaat
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 4 -5-
Veiligstellen gashouder en gistingtank
Gistingtank is leeg Stop de beluchting van de gashouder Sluit de afsluiter aan de gasafvoerdom op de gisting Verwijder de aansluitplaat voor het mangat van de gashouder Meet de ruimte in de gashouder (betreden van de gashouder) en leg dit vast in het meetrapport
Blootstelling aan stikstof
Onafhankelijke adembescherming
Blootstelling aan aërosolen
Disposable P3 filtermasker
Blootstelling aan aërosolen
Disposable P3 filtermasker
Geef de gashouder vrij voor uitvoering van werkzaamheden Draai de beluchtingrichting van de ventilator om (gistingtank) Peil het niveau in de gistingtank
Open het mangatdeksel ter hoogte van het maaiveld als het niveau van het slib lager is dan het mangat Meet de ruimte in de gistingtank (twee metingen in de mangaten boven op de tank) en leg dit vast in het meetrapport Draag de installatie over d.m.v. de meetrapporten Beluchting blijft gehandhaafd
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 4 -6-
BIJLAGE 5
VOORBEELD LAST MINUTE RISK ANALYSIS
LMRA
“last-minute”- risicoanalyse
ALS HET NIET VEILIG KAN, DOEN WE HET NIET! WERKLOCATIE:
………………………………………………………....
Taak ……………………………………………………………………..………. Potentiële risico’s verbonden met
DATUM ……...…... /……...…… /………..…... WERKVERGUNNING, nr.
………….………...
………………………………………………………………………………………...……….
1. Evaluatie bij aanvang van de taak
ja
nee
nvt.
Is het tagnummer van het/de installatie(deel) identiek aan het tagnummer op de werkvergunning? Is de taakomschrijving duidelijk? Is de toegang tot de werklocatie/vluchtwegen vrij? Is er voldoende licht om veilig te werken? Weet ik de brandbestrijdingsmiddelen ( brandblusser, haspel, ...) de oog- en nooddouches, de brandmelder/ noodtelefoon staan? Zijn voldoende maatregelen genomen om alle valpartijen, uitglijden of misstappen te voorkomen? Zijn maatregelen genomen om val van voorwerpen te vermijden? Is alle gevaar om zich te stoten, te struikelen of geklemd te raken uitgesloten? Zijn maatregelen genomen om alle milieuverontreiniging te verkomen Zijn de nodige maatregelen genomen zodat op een veilige manier kan gewerkt worden in een besloten ruimte? Is alle mogelijk contact uitgesloten met: • warme/koude materialen/oppervlakten • producten • elektriciteit • scherpe voorwerpen Is het werkterrein voldoende afgebakend?
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 5 -1-
BIJLAGE 6
VOORBEELD NOODPLAN
Arbocatalogus sector Waterschappen / Deel 2: Besloten ruimte MD-MV20090293
bijlage 6 -1-
PRAKTISCHE HANDLEIDING
Praktische handleiding voor de uitvoering van het toezicht en de
besloten ruimten (versie 0.1)
Departement Welzijn, Onderwijs en Veiligheid
Provinciaal Veiligheidsinstituut Jezusstraat 28 | 2000 Antwerpen | T 03 203 42 00 | F 03 203 42 50 | www.provant.be/pvi
1
V.U.: Danny Toelen | Provinciegriffier | Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen
Provinciaal Veiligheidsinstituut
eerstelijnsredding bij het werken in
DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN ANTWERPEN
voorzitter: leden:
C. Paulus, Gouverneur L. Helsen J. Geuens F. Geudens M. De Graef M. Wellens C. Masson
2
Praktische handleiding voor de uitvoering van het toezicht en de eerstelijnsredding bij het werken in
besloten ruimten
(1)
(versie 0.1)
1 Deze praktische handleiding is het resultaat van de werkgroep 'Toezicht en Redding in Besloten Ruimten' binnen het PVI, met vertegenwoordigers van de industrie (opdrachtgevers en contractors), opleidingscentra en de overheid (FOD WASO, DCR). De redactie van versie 0.0 van deze handleiding werd afgesloten op 30 juni 2004. In overleg met de betrokken partners werden enkel wijzigingen/verduidelijkingen aangebracht (aangeduid met blauwe lijn in de marge). Dit resulteerde in versie 0.1 van deze handleiding (redactionele afsluitdatum: 1 januari 2006).
3
Inleiding
Definities
Deze tekst is een aanvulling op de brochure "Toezicht en redding bij het betreden van besloten ruimten"(2) - FOD Werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg. Hij heeft als doel een handleiding te zijn voor de uitvoering van het permanente toezicht en de eventueel noodzakelijke eerstelijnsredding van slachtoffers bij betredingen van en werken in besloten ruimten waar een gevaarlijke atmosfeer aanwezig is of kan zijn.
Om begripsverwarring te voorkomen formuleren we enkele definities van begrippen die in deze tekst regelmatig voorkomen.
De voorgestelde werkmethoden en te gebruiken hulpmiddelen zijn verzameld vanuit de kennis en ervaring van de werkgroep en worden door deze voorgesteld als voorbeelden van goede praktijk. Deze handleiding heeft echter niet de bedoeling om een volledig overzicht te geven van alle mogelijke manieren om toezicht en redding in te vullen. Afhankelijk van de situatie zijn het verzekeren van het toezicht en het uitvoeren van de eerstelijnsredding op andere manieren mogelijk. Het is belangrijk om hierbij op te merken dat de maatregelen ter voorbereiding van een eventuele redding van slachtoffers te beschouwen zijn als beheersmaatregelen voor het restrisico dat overblijft nadat alle andere nodige maatregelen getroffen zijn om ongevallen te voorkomen. Deze andere maatregelen, te treffen ter voorbereiding van een betreding van een besloten ruimte, worden hier niet besproken, maar zijn noodzakelijk om het restrisico te minimaliseren.
BESLOTEN RUIMTE
In de brochure "Toezicht en redding bij het betreden van besloten ruimten"(2), die aan de basis ligt van deze handleiding, luidt de definitie van een besloten ruimte als volgt: Een besloten ruimte is een ruimte: ! die niet bestemd is voor een continu verblijf van werknemers èn ! met een besloten karakter èn ! waar een gevaarlijke atmosfeer aanwezig is of kan zijn Beperkte of moeilijke toegangsmogelijkheden en een beperkte natuurlijke ventilatie wijzen op een besloten karakter van de ruimte. Een gevaarlijke atmosfeer is een atmosfeer die kan aanleiding geven tot: ! intoxicatie ! brand of explosie ! verstikking.
Door het voorafgaandelijk uitvoeren van een risicoanalyse of een "beslissingsboom", bij voorkeur met aanwezigheid van alle betrokken partijen, bepaalt de eigenaar van de installatie of de te betreden ruimte als een "besloten ruimte", m.a.w. conform bovenstaande definitie, moet beschouwd worden.
2 Deze brochure is gratis te verkrijgen bij: Directie chemische risico’s, FOD WASO, Ernest Blerotstraat 1, 1070 Brussel
II
We merken hierbij op dat de term "besloten ruimten" als dusdanig niet rechtstreeks in de Belgische arbeidswetgeving voorkomt. De hiervoor vermelde definitie spitst zich enkel toe op de risico's, die het gevolg zijn van een gevaarlijke atmosfeer en de daarbij horende nood aan het voorzien van een adequate eerstelijnsinterventie. Andere definities van besloten ruimten omvatten ook andere mogelijke risicodomeinen. Als voorbeeld geven we hier de definitie weer die doorgaans in Duitsland gebruikt wordt.(3) "Reservoirs en enge ruimten worden van alle zijden, of toch overwegend, omgeven door vaste wanden, zoals omgevingen met beperkte luchtverversing waarin uitgesproken gevaren bestaan of kunnen ontstaan op grond van de ruimtelijke beperktheid of ten gevolge van de aanwezige of ingebrachte stoffen, bereidingen, verontreinigingen of inrichtingen, waardoor zij het gevarenpotentieel dat eigen is aan arbeidsplaatsen duidelijk overstijgen.
EERSTELIJNSINTERVENTIE
Het onmiddellijk nemen van maatregelen om het slachtoffer te onttrekken aan de levensbedreigende omstandigheden waaraan het is blootgesteld. EERSTELIJNSREDDER
De persoon die instaat voor de eerstelijnsinterventie bij een ongeval in besloten ruimten. EVACUATIE
Acties die tot doel hebben om een slachtoffer uit de besloten ruimte te halen. Ze maken deel uit van de redding. REDDING
Het geheel van acties die tot doel hebben om een slachtoffer, dat zich in een besloten ruimte bevindt, te helpen. TOEZICHTER
De persoon die het toezicht uitvoert tijdens een betreding van besloten ruimten.
Ook omgevingen, die slechts gedeeltelijk door vaste wanden omgeven worden, maar waar ten gevolge van plaatselijke condities of door de eigen constructie gevaarlijke stoffen of zuurstofgebrek kunnen ontstaan, zijn besloten ruimten in de zin van deze regel."
TWEEDELIJNSINTERVENTIE
BETREDER
VEILIGHEIDSWACHT
Een persoon die de besloten ruimte betreedt. We merken hierbij op dat het hoofd in het mangat steken gelijk staat met betreden.
Als de functie van toezicht en eerstelijnsinterventie bij dezelfde persoon ligt, noemen we deze persoon veiligheidswacht.
3 Bron: Hauptverband der gewerblichen Berufsgenossenschaften, BGR 117: Arbeiten in Behältern und engen Räumen, versie mei 2003
III
Het evacueren van het slachtoffer uit de ruimte (indien dit nog geen onderdeel was van de eerstelijnsinterventie), het toedienen van eerste hulp en het afvoeren van het slachtoffer voor verdere verzorging.
Aangaande toezicht en redding bij betredingen van besloten ruimten zijn er verschillende stappen te onderscheiden , zowel voorafgaand aan de betreding, tijdens de normale uitvoering van de betreding als tijdens een eerstelijnsinterventie. We onderscheiden de volgende stappen:
01
Voorbereiding
02
Contact tussen toezichter en betreder(s)
03
Alarmering, oproep van de tweedelijnsinterventie
04
Eerstelijnsinterventie zonder betreding 04.1 Evacuatie van het slachtoffer 04.2 Toediening van eerste zorgen door de eerstelijnsredder aan het slachtoffer
05
Eerstelijnsinterventie met betreding 05.1 Betreding door de eerstelijnsredder 05.2 Toediening van eerste zorgen door de eerstelijnsredder aan het slachtoffer in de besloten ruimte 05.3 Evacuatie van het slachtoffer 05.4 Toediening van eerste zorgen na de evacuatie
Hierna worden de verschillende stappen uitgewerkt en voor elk van deze stappen worden werkmethodes en te gebruiken hulpmiddelen toegelicht. Bij de voorgestelde werkmethodes voor eerstelijnsinterventie gaan we in dit werk uit van een basissituatie met één te redden slachtoffer. Indien er een situatie te verwachten is met meerdere slachtoffers, moet je hiermee rekening houden tijdens de voorbereiding en moet je de te gebruiken hulpmiddelen en werkmethodes aanpassen om een adequate eerstelijnsinterventie te kunnen uitvoeren.
IV
VOORBEREIDING
01
De interventiestrategie die zal gevolgd worden, leg je op voorhand vast. Dit wordt schriftelijk gedocumenteerd, bv. bij of op het vergunningsformulier en wordt besproken met de betrokkenen. Tevens wordt geverifieerd of de betrokkenen over de nodige competenties beschikken om de vastgelegde werkmethodes met de gekozen uitrusting vakkundig toe te passen.
In deze fase leg je vast: hoe het contact tussen toezichter en betreder(s) gewaarborgd wordt; ! op welke wijze de tweedelijnsinterventie opgeroepen wordt in geval van nood; ! of er een mogelijkheid is tot eerstelijnsinterventie zonder betreding; ! hoe, indien mogelijk, een eerstelijnsinterventie zonder betreding wordt uitgevoerd; op welke wijze het slachtoffer geëvacueerd wordt en hoe de eerste zorgen toegediend worden. ! hoe, indien noodzakelijk, een eerstelijnsinterventie met betreding wordt uitgevoerd; op welke wijze de betreding door de eerstelijnsredder gebeurt, hoe de eerste zorgen aan het slachtoffer verstrekt worden en hoe het slachtoffer geëvacueerd wordt. !
01 |
Stap 01: Voorbereiding
De werkzone aan de ingang van de besloten ruimte moet voldoende ruim zijn voor: ! !
!
de opstelling van de interventiemiddelen; het klaar houden en aantrekken van de persoonlijke uitrusting van de eerstelijnsredder; de evacuatie van slachtoffers.
Het kan bv. nodig zijn om hiervoor een extra stelling te plaatsen. De werkzone moet ook voldoende verlicht zijn. Werkzone en evacuatieweg moeten vrij blijven gedurende de ganse duur van de werkzaamheden. Afspanning met markeerlint kan gebruikt worden om de werkzone vrij te houden.
02
CONTACT TUSSEN TOEZICHTER EN BETREDER(S)
De toezichter moet permanent de toestand van de betreder(s) opvolgen. Indien technisch mogelijk is direct visueel contact tussen betreder en toezichter de te verkiezen methode. Indien de toezichter vanuit het mangat de betreder(s) niet kan waarnemen, moet het permanente toezicht op een andere, adequate manier gewaarborgd worden.
Opmerking in verband met draagbare radio's: Bij het gebruik van draagbare radio's wordt meestal gebruik gemaakt van eenwegs- of simplex systemen. Je kan dus in tegenstelling tot een telefoonverbinding niet tegelijk zenden en ontvangen. Wanneer toch radio's gebruikt worden voor het permanente contact met de betreders moet bijgevolg met de volgende zaken rekening gehouden worden: !
er is een goede communicatiediscipline vereist om het kanaal niet te overbelasten;
Technische oplossingen genieten hierbij de voorkeur boven het werken met één of meerdere extra toezichthouders in de besloten ruimte. In toepassing van de algemene preventieprincipes moet immers het aantal betredingen en het aantal betreders tot een minimum beperkt blijven.
!
opgelet bij "voice activated" systemen. Teveel mensen op hetzelfde kanaal gaan dit vlugger overbelasten;
!
één zendkanaal moet voorbehouden zijn voor de werken in besloten ruimten;
Voorbeelden van technische hulpmiddelen zijn: ! Telefonische communicatie (via draad) ! Camerabewaking
!
simplex radiocommunicatie op zich is niet voldoende om een permanent toezicht te garanderen. Aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld camerabewaking) zijn nodig om het permanent karakter van het toezicht te verzekeren.
Telefonische communicatie via draadverbinding is betrouwbaarder dan draadloze communicatie die door de vorm en de constructiematerialen van de besloten ruimte gestoord kan worden. Men dient er wel op te letten dat de draden niet vast komen te zitten achter obstakels of in de war raken met draden gebruikt door eventuele andere betreders. Een bijkomend voordeel van communicatie met draadverbinding is dat constant tweewegcommunicatie mogelijk is en dat de communicatielijn continu open kan zijn.
Let op: ALTIJD moet de betreder met een eenvoudig signaal (fluit-, klopsignaal,…) kunnen aangeven dat er een probleem is. Als er geen visueel contact is en de betreder is om de één of andere reden niet meer in staat om zijn radio of telefoon te gebruiken, kan dergelijk signaal zijn leven redden. Het is daarom noodzakelijk duidelijke afspraken te maken hieromtrent.
Stap 02: Contact tussen toezichter en betreder
|02
Alhoewel het beperken van het aantal betreders het algemene principe moet zijn, kunnen er toch factoren zijn die de aanwezigheid van een interne toezichter noodzakelijk maken, zoals bv.: !
De grootte of complexiteit van de besloten ruimte die een tijdige interventie door een eerstelijnsredder van buitenaf onmogelijk maakt. Denk hierbij bv. aan de betreding van een besloten ruimte in een besloten ruimte.
!
De risico's eigen aan de uit te voeren werkzaamheden in de ruimte. Sommige werkzaamheden vragen, ook wanneer ze buiten een besloten ruimte worden uitgevoerd, de onmiddellijke nabijheid van een tweede persoon. Denk hierbij bv. aan het werken met hogedruklansen of bij koudsnijwerk waar de toezichter onmiddellijk de noodstop moet kunnen bedienen. Hierbij moet bepaald worden of deze toezichthouder de eerstelijnsinterventie moet kunnen uitvoeren.
De interne toezichters dragen uiteraard minstens dezelfde bescherming als de andere betreders en hebben de beschikking in de ruimte over dezelfde beschermingsmiddelen en - ingeval zij ook moeten optreden als eerstelijnsredders - interventiemiddelen als de externe toezichters.
03 |
Stap 02: Contact tussen toezichter en betreder
03
ALARMERING, OPROEP VAN DE TWEEDELIJNSINTERVENTIE
De alarmering zal meestal gebeuren door middel van radio of telefoon. Er is duidelijk vastgelegd, bv. op de werkvergunning, wie gewaarschuwd moet worden. Bij voorkeur wordt hetzelfde meldpunt gebruikt als voor andere noodoproepen. Een ongeval in een besloten ruimte moet immers één van de representatieve ongevallenscenario's zijn waarop het interne noodplan gebaseerd is. Het verwittigen van de tweedelijnsinterventie gebeurt op de plaats waar toezicht gehouden wordt (nabij de toegangsopening tot de besloten ruimte). De communicatiemiddelen moeten bij aanvang van de werken (en eventueel met regelmatige intervallen tijdens de werken) getest worden. Interferentie vanwege allerlei civiele structuren met draadloze communicatie is immers niet ondenkbeeldig. Deze test wordt geregistreerd, bv. op het werkvergunningsformulier. De toezichter beschikt over duidelijke instructies aangaande de inhoud van de melding. De melding omvat minstens: ! ! !
de plaats van het ongeval; het aantal personen dat betrokken is; de acties die hij zelf zal ondernemen.
Een mogelijk alternatief voor een mondelinge melding is de melding via een alarmknop. Deze knop moet net als de mondelinge communicatiemiddelen ter plaatse aanwezig zijn en deel uitmaken van een meldingssysteem waar men ook de plaats van het alarm kan aflezen. Een voordeel van een melding met een alarmknop is dat men eventuele problemen met mondelinge communicatie in situaties met grote stress omzeilt. Men verliest echter ook de voordelen van mondelinge communicatie, met name: !
het tweedelijnsinterventieteam kent onmiddellijk de ernst van de situatie en kan indien nodig reeds externe hulp inroepen (bv. een MUGdienst) waardoor tijd gewonnen wordt;
!
de tweedelijnsinterventie weet op voorhand waaraan ze zich kan verwachten en moet niet zelf ter plaatse starten met een diagnose van de situatie;
!
de eerstelijnsredder die zijn betreding start, heeft persoonlijk een bevestiging gekregen dat bijkomende hulp op komst is, en heeft de zekerheid dat hij zelf binnen afzienbare tijd back-up krijgt.
De toezichter vraagt steeds om de gemelde boodschap te herhalen zodat hij zich verzekert dat zijn boodschap goed werd begrepen.
Stap 03: Alarmering, oproep van de tweedelijnsinterventie
|04
EERSTELIJNSINTERVENTIE ZONDER BETREDING
04
04.1 EVACUATIE VAN HET SLACHTOFFER
Voorwaarden voor een evacuatie zonder betreding: we gaan ervan uit dat de betreder, het slachtoffer, een harnas draagt en tevens verankerd is aan een reddingslijn. Het is belangrijk in te schatten of de evacuatie op zich geen extra risico voor het slachtoffer vormt. Vormt de evacuatie een extra risico, dan zal moeten overgegaan worden tot betreding door de eerstelijnsredder. In functie van de constructie van de besloten ruimte worden vooraf de evacuatiestrategie en de daarbij te gebruiken evacuatiehulpmiddelen bepaald. We maken volgend onderscheid: !
Horizontale evacuatie Een horizontale evacuatie zonder betreding zal in de praktijk zelden voorkomen. Indien er zich geen hindernissen op de evacuatieweg bevinden en indien de evacuatie tot enkele meters beperkt is, kan een evacuatie d.m.v. een reddingslijn overwogen worden. Dit moet vooraf in de evacuatiestrategie worden vastgelegd!
Opgelet: Bij het uit het mangat helpen van het slachtoffer zal de eerstelijnsredder in de praktijk bijna altijd een (gedeeltelijke) betreding van de besloten ruimte uitvoeren. Het hoofd in het mangat steken is hierbij al te beschouwen als een betreding. Bijgevolg dient hij hier gebruik te maken van omgevingsonafhankelijke ademhalingsbescherming.
05 |
Stap 04: Eerstelijnsinterventie zonder betreding
!
Verticale evacuatie Wanneer voor deze evacuatiemethode gekozen wordt, is dit bij de voorbereiding van de betreding zo voorzien; er dient bijgevolg maximaal rekening gehouden te worden met de regelgeving betreffende persoonlijke valbeschermingssystemen (EN 363), bijlage 4 van de machinerichtlijn, en de richtlijn arbeidsmiddelen.
Het ontwerp van de besloten ruimte en de aard van de werkzaamheden moeten toelaten dat de betreder (= het mogelijke slachtoffer) constant bevestigd blijft aan zijn persoonlijk valbeschermingssysteem waarbij rekening gehouden wordt met de reddingsmogelijkheid zonder dat hij het risico loopt om gekneld te raken tussen de aanwezige obstakels. Eigen aan een ongevalssituatie is dat er een aantal onverwachte aspecten in voorkomen. Het kan gebeuren dat de evacuatie van het slachtoffer zonder betreding door de eerstelijnsredder werd gepland tijdens de voorbereidingsfase, maar dat deze om onverwachte redenen tijdens de ongevalssituatie niet lukt. Daarom verdient het de aanbeveling om bij elke betreding voorbereid te zijn voor een eerstelijnsinterventie met betreding door de eerstelijnsredder.
HULPMIDDELEN: De volgende tabel geeft een aantal mogelijke reddingshulpmiddelen weer die gebruikt kunnen worden voor een verticale evacuatie van een slachtoffer zonder betreding door de redder.
EN 795 type A
EN 795 type B
01
02
Driepoot
Davit type “Goliath”
03
04
te voorzien
Mogelijke middelen
verankering
!
!
! !
verbindingsmiddel/transport v/h slachtoffer
EN 795 type A: structurele verankering in muren, zuilen, daken (NB dit is geen pbm) EN 795 type B: verplaatsbaar verankeringspunt, bv. een driepoot, een davit EN 795 type C: horizontale flexibele ankerlijn EN 795 type D: starre horizontale ankerlijn
!
personenlier (conform machinerichtlijn bijlage 4) manueel of machinaal (4) touwladder vaste of losse ladder
verbindingsmiddel/valbeveiliging v/h slachtoffer
!
valstopblok/reddingslier conform EN 360/1496
verbindingsmiddel/evacuatie v/h slachtoffer
!
!
valstopblok/reddingslier conform EN 360/1496 reddingstakel reddingslier
!
harnasgordel conform EN 361
!
verbindingsmiddel/valbeveiliging: de valbeveiligingsmiddelen, die samen met de verbindingsmiddelen/transport moeten gebruikt worden verbindingsmiddel/evacuatie: het hulpmiddel dat gebruikt wordt om het slachtoffer verticaal te evacueren
!
!
!
lichaamsbevestiging v/h slachtoffer Toelichting bij de tabel: In de linker kolom zijn de te voorziene onderdelen van het reddingssysteem opgesomd, nl: ! verankering: hieraan worden de verbindingsmiddelen opgehangen ! verbindingsmiddel/transport: de hulpmiddelen die gebruikt worden om de verticale afstand te overbruggen
!
02 03 04
05 06 07
08
4 Deze personenlieren zijn bij voorkeur voorzien van een overlastbeveiliging door slipkoppeling. Deze zorgt ervoor dat de machinaal aangedreven lier niet blijft doortrekken als het slachtoffer ergens blijft achterhaken. Stap 04: Eerstelijnsinterventie zonder betreding
01
|06
Valstopblok
Valstopblok/reddingslier
Harnasgordel
Touwladder
05
!
06
lichaamsbevestiging: uitrusting waarmee de verbindingsmiddelen met het lichaam worden verbonden
Per onderdeel zijn in de rechterkolom één of meer mogelijke hulpmiddelen opgenomen die voor dit onderdeel kunnen gebruikt worden.
04.2 TOEDIENING VAN EERSTE ZORGEN DOOR DE EERSTELIJNSREDDER AAN HET SLACHTOFFER
De eerstelijnsredder (of zijn hulp): ! brengt het slachtoffer in een veilige, goed verluchte omgeving; ! legt het slachtoffer in een veilige houding; ! toedienen van zuurstof is een optie die het slachtoffer in vele gevallen kan helpen (bij ademnood/misselijkheid bij betreding van inerte atmosfeer). De toediener moet hiervoor wel opgeleid zijn; ! past andere levensreddende handelingen (CPR, shockpreventie, stelpen zware bloedingen) toe, indien nodig. De voorafgaande risicoanalyse zal uitwijzen hoever men daarin moet gaan. Wat telt, is dat de redding van de betreder gewaarborgd is, door een combinatie van eerste- en tweedelijnsinterventie. De praktische uitvoering zal afhangen van omstandigheden zoals de aard
07 |
Stap 04: Eerstelijnsinterventie zonder betreding
07
08
van het uit te voeren werk en de organisatie van het bedrijf. Voorbeelden: " Bij een ongewenst voorval tijdens de betreding van een stookolietank van een tuinder, kan men geen beroep doen op een hulpdienst van de opdrachtgever. Levensbelangrijke tijd zou verloren gaan door het wachten op de externe hulpdiensten! In dergelijke situatie is het aangewezen dat de eerstelijnsredder of een aanwezige extra helper levensreddende handelingen kan toepassen. Als het ongewenst voorval verschillende vormen kan aannemen (zuurstoftekort, intoxicatie, hevige bloedingen, …) dan zal het uiteraard aangewezen zijn dat de eerstelijnsredder of de extra helper opgeleid is in de levensreddende handelingen voor ieder van die voorvallen. " In bedrijven met een eigen interventieploeg (bv. professionele brandweerploeg), stelt bovenstaand probleem zich niet. Immers, de interventieploeg kan snel ter plaatse zijn en zelf de nodige tweedelijnsinterventie uitvoeren. In deze situatie kan de interventie van de eerstelijnsredder beperkt blijven tot het voorzien van ademlucht aan het slachtoffer, en kunnen eventuele andere handelingen (stelpen van bloedingen, CPR, e.d.) uitgevoerd worden door de bijgeroepen interventieploeg.
05
EERSTELIJNSINTERVENTIE MET BETREDING
05.1 BETREDING DOOR DE EERSTELIJNSREDDER
!
De eerstelijnsredder mag geen tweede slachtoffer worden! Daarom moet de eerstelijnsredder maximaal opgeleid en uitgerust zijn om zich te beschermen tegen die risico's waartegen hij zich kan beschermen (bv: toxische atmosfeer, valrisico).
!
Om op een voor zijn eigen veiligheid aanvaardbare manier de ruimte te betreden, moet hij daarenboven voortdurend vanuit zijn vakkundigheid alert zijn voor onveilige situaties die zich eventueel kunnen voordoen. Hij kan daaruit besluiten dat een betreding in een bepaalde situatie vanuit het oogpunt van zijn eigen veiligheid onverantwoord is.
VOORWAARDEN VOOR BETREDING !
In het geval de eerstelijnsredder alleen de ruimte betreedt, moet hij dit op een veilige manier kunnen doen. Wanneer het risico bestaat op een val van meer dan twee meter moet hij valbescherming gebruiken.
!
Wanneer hij de ruimte alleen betreedt (d.w.z. zonder aanwezigheid van een persoon buiten de ruimte), moet hij ook in staat zijn alleen de ruimte terug te verlaten. De eerstelijnsredder mag zich niet "in de val" zetten door de ruimte te betreden.
!
Indien hij de ruimte niet op eigen krachten kan betreden of verlaten, moet een extra persoon aanwezig zijn die hem bij het betreden of het verlaten van de ruimte kan assisteren. Een bedrijf kan ook oordelen dat een extra toezichter voorzien dient te worden bij elke kritieke situatie, of, meer nog, dat een eerstelijnsredder nooit zonder toezichter een redding met betreding mag uitvoeren. Die extra toezichter wordt vooraf reeds gepland en aldus ook voorzien.
!
Bij situaties waarbij er bij de voorbereiding beslist wordt dat een eerstelijnsinterventie sowieso een betreding door de redder impliceert en waarbij deze niet op eigen kracht de ruimte opnieuw kan verlaten, moet een tweede veiligheidswacht stand-by zijn.
BESCHERMINGSKLEDIJ !
De eerstelijnsredder draagt minimaal dezelfde basisbescherming als de betreder. Hij heeft deze ook effectief aan gedurende de ganse tijd van de betreding, ook als het gaat om chemicaliënpakken of gaspakken.
!
In functie van in de reddingsstrategie vastgelegde noodscenario's kan andere aangepaste beschermingskledij worden opgelegd voor de eerstelijnsredder.
ADEMHALINGSBESCHERMING De ademhalingbescherming van de eerstelijnsredder moet omgevingsonafhankelijk zijn en onafhankelijk van de ademhalingsbescherming die door de betreders gebruikt wordt voor het ongeval.
Stap 05: Eerstelijnsinterventie met betreding
|08
09 10
Autonoom ademluchttoestel
Ademluchttoestel met slangaansluiting
09
10
Verschillende ademluchtvoedingssystemen worden hier besproken: ! Ademluchtflessen op de rug; ! Batterij ademluchtflessen met ademluchtslangen; ! Ademluchtcompressor met ademluchtslangen.
Naast het probleem van beperkte autonomie bestaat ook het risico op beschadiging van de koppen van de flessen bij contact met interne delen van de besloten ruimte.
De autonomie van ademluchtflessen die op de rug gedragen worden, is erg beperkt. Bij een luchtverbruik van 60 à 80 liter per minuut (stress-situatie) heeft men met een fles van 6 liter volume en een werkdruk van 300 bar ongeveer twintig minuten. Er wordt dan verondersteld dat deze lucht niet moet dienen om het slachtoffer te helpen. Binnen deze tijdspanne moet de eerstelijnsredder zich toegang verschaffen tot de besloten ruimte, zich naar het slachtoffer begeven, hulp verstrekken en in staat zijn terug te keren voordat zijn luchtvoorraad uitgeput is. Het is duidelijk dat dit alleen mogelijk is in kleine besloten ruimten, met relatief eenvoudige toegangsmogelijkheden en wanneer de tweedelijnsinterventie voldoende snel ter plaatse kan zijn. Het is immers aangewezen dat de eerstelijnsredder bij het slachtoffer blijft tot de tweedelijnsinterventie aankomt.
09 |
Stap 05: Eerstelijnsinterventie met betreding
De batterij met ademluchtflessen (of flessenkar) staat buiten de besloten ruimte opgesteld en is via ademluchtslangen verbonden met de eerstelijnsredder. De autonomie van dit systeem is veel groter. Iemand moet toezicht houden op de goede werking van deze ademluchtvoorziening. De autonomie van een ademluchtgroep is in principe onbeperkt. Er is echter ook iemand aanwezig die deze groep bedient. In het geval de betreders reeds gebruik maken van een ademluchtgroep, dient men voor de redding een tweede voedingssyteem, onafhankelijk van de betreder, te voorzien.
Refinder
Immobiliteitsdetector “fire fly”
11
12
METHODEN EN HULPMIDDELEN
11 12 13
Horizontale betreding Bij een horizontale betreding heeft de redder doorgaans geen bijzondere hulpmiddelen nodig om zich toegang te verschaffen tot de besloten ruimte. Wel dient hij de nodige aandacht te schenken aan mogelijke risico's tot uitglijden, struikelen, stoten, in een diepte vallen, klemmen in smalle doorgangen,... Om in grote, complexe besloten ruimten, eventueel met slechte zichtbaarheid, de oriëntatie niet te verliezen, kan gebruik gemaakt worden van specifieke oriëntatiemiddelen of opsporingsmiddelen.
Verticale betreding De hierna volgende tabel geeft een aantal mogelijke betredings- en evacuatiehulpmiddelen weer die gebruikt kunnen worden bij de verticale betreding door de eerstelijnsredder en de evacuatie van het slachtoffer (zie 5.3.) .
13
Toelichting bij de tabel: In de linker kolom zijn de te voorziene onderdelen van het reddingssysteem opgesomd, nl: ! verankering: hieraan worden de verbindingsmiddelen opgehangen ! verbindingsmiddel/transport: de hulpmiddelen die gebruikt worden om de verticale afstand te overbruggen ! verbindingsmiddel/valbeveiliging: de valbeveiligingsmiddelen, die samen met de verbindingsmiddelen/transport moeten gebruikt worden ! verbindingsmiddel/evacuatie: het hulpmiddel dat gebruikt wordt om het slachtoffer verticaal te evacueren ! lichaamsbevestiging: uitrusting waarmee de verbindingsmiddelen met het lichaam worden verbonden Per onderdeel zijn in de rechterkolom één of meer mogelijke hulpmiddelen opgenomen die voor dit onderdeel kunnen gebruikt worden.
Stap 05: Eerstelijnsinterventie met betreding
|10
Reddingstakel
14
te voorzien
Mogelijke middelen
verankering
!
!
! !
verbindingsmiddel/transport eerstelijnsredder
!
! ! !
verbindingsmiddel/valbeveiliging van eerstelijnsredder en slachtoffer
!
verbindingsmiddel/evacuatie v/h slachtoffer
!
!
! ! !
lichaamsbevestiging van eerstelijnsredder en slachtoffer
!
EN 795 type A: structurele verankering in muren, zuilen, daken (NB dit is geen pbm) EN 795 type B: verplaatsbaar verankeringspunt, bijvoorbeeld een driepoot, een davit EN 795 type C: horizontale flexibele ankerlijn EN 795 type D: starre horizontale ankerlijn personenlier (conform machinerichtlijn bijlage 4) manueel of machinaal (5) touwladder vaste of losse ladder gebruik makende van industriële touwtechnieken (bv. conform irata) valstopblok/reddingslier conform EN 360/1496 gebruik makende van industriële touwtechnieken (bv. conform irata) valstopblok/reddingslier conform EN 360/1496 reddingstakel reddingslier gebruik makende van industriële touwtechnieken (bv. conform irata) harnasgordel conform EN 361
5 Deze personenlieren zijn bij voorkeur voorzien van een overlastbeveiliging door slipkoppeling. Deze zorgt ervoor dat de machinaal aangedreven lier niet blijft doortrekken als het slachtoffer ergens blijft achterhaken.
11 |
Stap 05: Eerstelijnsinterventie met betreding
14
Ademluchtvluchttoestel
Aanbrengen van ademlucht
15
16
De keuze van hulpmiddelen en werkmethode wordt bepaald door een aantal criteria, zoals: ! diepte: kan de redder nog zelfstandig terugkeren? ! obstakels in de besloten ruimte ! verankeringsmogelijkheden (bv. kan reddingstakel gebruikt worden of niet) ! verdere evacuatie vanaf het mangat naar begane grond ! type mangat ! aard van het werk (extra beschermingskledij) ! positie van het mangat (horizontaal, verticaal) ! de onderlinge compatibiliteit van de verschillende hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen. Een bijzondere situatie kennen we in besloten ruimten waar weliswaar de betreding horizontaal van beneden uit gebeurt, maar waar het best mogelijk is dat een slachtoffer zich op een hoger niveau bevindt (bv. ketels van elektriciteitscentrales). In deze ruimten zijn voor de gelegenheid doorgaans stellingen aangebracht. Bij de bouw van de stellingen dient voorzien te worden dat er eventueel slachtoffers langs moeten geëvacueerd worden (verankeringspunten, doorgangen).
05.2 TOEDIENING VAN EERSTE ZORGEN DOOR DE EERSTELIJNSREDDER AAN HET SLACHTOFFER IN DE BESLOTEN RUIMTE.
De hulp die de eerste lijnsredder in de besloten ruimte biedt aan het slachtoffer moet gericht zijn op het beëindigen van (vermoede) levensbedreigende situaties. !
De eerstelijnsredder voorziet het slachtoffer van ademlucht. In het geval het slachtoffer buiten bewustzijn is, kan je een probleem met de ademhaling veronderstellen en dus is het in die gevallen steeds aangewezen het slachtoffer van ademlucht te voorzien. Om snel en doeltreffend een slachtoffer van ademlucht te voorzien, wordt bij voorkeur in de besloten ruimte, in de buurt van de betreder een ademluchtvluchttoestel of een masker of kap met gekoppelde ademluchtslang stand-by gehouden. De ademluchtvoeding via de ademluchtslang kan gebeuren door een flessenbatterij (min. 1 fles 50 liter/200 bar) of een ademluchtcompressor, die buiten de besloten ruimte opgesteld staat.
Stap 05: Eerstelijnsinterventie met betreding
|12
15 16
Het masker of de kap wordt in een dunne scheurbare plastieken verpakking binnen handbereik van de betreder gelegd of gehangen; dit om het masker of de kap te beschermen tegen vuil, stof, enz. Indien de werkomstandigheden het "stand-by houden" van een masker of kap in de besloten ruimte niet toelaten, worden deze reddingsmiddelen aan de toegang van de ruimte gebruiksklaar gehouden. In dit geval zal de eerstelijnsredder deze met zich mee moeten dragen tot bij het slachtoffer. Opgelet bij het gebruik van een tweede aansluiting met slang en masker op het ademluchttoestel van de redder. Hieraan zijn belangrijke beperkingen verbonden: "
"
"
"
"
het masker of de kap moet "gebruiksklaar" beschikbaar zijn! de voedingsslangen moeten voldoende lang zijn om tot bij het slachtoffer te geraken! dit systeem is enkel te gebruiken bij een gezamenlijke evacuatie, vermits redder en slachtoffer vlak bij elkaar met elkaar verbonden zijn. omdat er in deze situatie door twee mensen van dezelfde ademluchtfles geademd wordt, is dit systeem enkel te gebruiken in kleine besloten ruimten met een eenvoudige en kortdurende evacuatie. niet alle onafhankelijke ademluchttoestellen zijn geschikt voor het aansluiten van een tweede masker.
13 |
Stap 05: Eerstelijnsinterventie met betreding
!
De eerstelijnsredder past andere levensreddende handelingen (CPR, shockpreventie, stelpen zware bloedingen) toe, indien nodig. Voor meer info: zie ook p.7, §04.2
05.3 DE EVACUATIE VAN HET SLACHTOFFER UIT DE RUIMTE
Iedere betreder moet een harnas dragen, ook indien dit niet nodig is voor een veilige betreding van de ruimte. Het harnas heeft als voordeel dat men bij interventie een betere greep ("pak") heeft op het slachtoffer. In de handel zijn ook gordels beschikbaar die door de redder aan een persoon in nood kunnen aangedaan worden. Deze systemen zijn echter niet optimaal om bewusteloze en eventueel gekwetste personen te verplaatsen. In de praktijk wordt hetzelfde harnas zowel gebruikt voor de persoonlijke valbescherming als voor de betreding van besloten ruimten en de eventuele redding. Het is raadzaam om voor die doeleinden geschikte harnassen te kiezen die voldoen aan de EN 361. In functie van de constructie van de besloten ruimte worden vooraf in de reddingsstrategie de evacuatiehulpmiddelen bepaald.
Rautekgreep
Redder bij het slachtoffer
17
18
We maken volgend onderscheid:
17
18
Horizontale evacuatie Bij een horizontale evacuatie zijn de inzetbare hulpmiddelen beperkt tot het gebruik van een draagberrie. De afmetingen en de vorm van de draagberrie moeten gekozen worden in functie van de toegang tot de besloten ruimte. In de meeste gevallen zal de toepassing van de "Rautekgreep" soelaas brengen. Anderzijds bieden de schouderbanden van de harnasgordel van het slachtoffer een goede greepvastheid voor de evacuatie. Het verplaatsen van het slachtoffer naar het mangat kan op verschillende manieren gebeuren: ! Als het slachtoffer zelf kan lopen, dan begeleiden naar het mangat; ! Als het slachtoffer zelf niet kan lopen, niet bij kennis is, dan met de Rautekgreep het slachtoffer naar het mangat slepen, (is bijna onmogelijk in een kleine of niet al te grote besloten ruimte); ! Als het slachtoffer zulke verwondingen heeft dat het niet verantwoord is om alleen met het slachtoffer in de weer te gaan, moet er gewacht worden op de tweedelijnsinterventieploeg.
Verticale evacuatie Een verticale evacuatie tijdens de redding van een slachtoffer waarbij de eerstelijnsredder de besloten ruimte betreden heeft, behoort in wezen tot de tweedelijnsinterventie. De taken inzake evacuatie van de eerstelijnsredder die zich bij het slachtoffer in de besloten ruimte bevindt, omvatten in dit geval: ! het verplaatsen van het slachtoffer tot onder het bevestigingspunt (rautekgreep); ! bevestigen van het slachtoffer aan de evacuatiemiddelen; ! assistentie van de tweedelijnsinterventie bij het bedienen van de evacuatiehulpmiddelen. Wanneer de eerstelijnsredder het slachtoffer bevestigd heeft aan de hijshulpmiddelen, kan hijzelf de besloten ruimte verlaten om mits bediening van de evacuatiehulpmiddelen het slachtoffer te evacueren. Dit scenario is echter eerder uitzondering dan regel en zal zich enkel voordoen wanneer de tweedelijnsinterventie nog niet opgedaagd is of wanneer een extra persoon voor assistentie (cfr. p.8) ontbreekt.
Stap 05: Eerstelijnsinterventie met betreding
|14
19
20 21
Verticale betreding
Verticale evacuatie
19
20
Het gebruik van een draagberrie, geschikt voor een verticale evacuatie, kan in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn (ook hier: afmetingen in functie van doorgang.) Een overzicht van de hulpmiddelen die gebruikt worden vinden we weergegeven in de tabel onder 5.1. Opgelet: Het snel evacueren van een slachtoffer uit een besloten ruimte gebeurt vanuit de motivatie om het slachtoffer zo snel mogelijk aan de levensbedreigende omgeving (gevaarlijke atmosfeer) te onttrekken. Wanneer er echter geen gevaarlijke atmosfeer heerst, maar er een andere ongevalsoorzaak is (mechanische impact, val, onwel worden door ziekte,…) mag het slachtoffer niet overhaast geëvacueerd worden uit de besloten ruimte. Ter plaatse worden de eerste zorgen toegediend, eerst door de eerstelijnsredder, daarna door tweedelijnsredding en medische hulpverlening, om het slachtoffer zo goed mogelijk te stabiliseren en voor te bereiden op het transport.
15 |
Stap 05: Eerstelijnsinterventie met betreding
Verticale evacuatie
21
5.4. TOEDIENING EERSTE ZORGEN NA EVACUATIE
De redders: (eerstelijns- en/of tweedelijns-) ! brengen het slachtoffer in een veilige, goed verluchte omgeving; ! leggen het slachtoffer in een veilige houding; ! dienen EHBO toe ; ! voeren het slachtoffer af voor verdere verzorging.
!
VERKLARENDE WOORDENLIJST
B ADEMLUCHTGROEP !
!
Geheel van ademluchtfles(sen) met ontspanner(s), slangen, longenautoma(a)t(en) en masker(s), doorgaans gemonteerd op een handkar of deel uitmakend van een safety unit. Ademluchtcompressor met toebehoren die ook deel kan uitmaken van een safety unit.
ADEMLUCHTVLUCHTTOESTEL
Compact omgevingsonafhankelijk ademluchttoestel met beperkte autonomie, te gebruiken als vluchttoestel.
BIJLAGE 4 VAN DE MACHINERICHTLIJN
In bijlage 4 van de machinerichtlijn (EG-richtlijn 89/392) is een lijst van "Gevaarlijke machines" opgenomen. In het kader van deze tekst zijn van toepassing de "hijs- en hefwerktuigen voor het heffen van personen waarbij een gevaar voor een vrije val van meer dan 3 meter bestaat". Voor de goedkeuring van deze machines moet een beroep gedaan worden op een aangemelde instantie.
CHEMICALIËNPAKKEN
Chemisch resistente pakken die de drager beschermen tegen spatten van chemicaliën in vaste of vloeibare vorm.
CPR
Cardio Pulmonaire Resuscitatie. In het kader van eerste hulp aan slachtoffers bedoelen we hiermee de handelingen die beademing en de uitwendige hartmassage omvatten.
DAVIT
"
Verklarende woordenlijst
| i
DRIEPOOT
GASPAKKEN
Chemisch resistente en hermetisch gesloten pakken die de drager beschermen tegen chemicaliën in vaste, vloeibare of gas/dampvorm.
HARNASGORDEL
Persoonlijk beschermingsmiddel, conform EN 361, waarmee de valbeveiligingsmiddelen en reddingsmiddelen aan het lichaam bevestigd worden.
INDUSTRIËLE TOUWTECHNIEKEN
Verplaatsings-, positionerings- en beveiligingstechnieken voor het uitvoeren van werken op hoogte waarbij gebruik gemaakt wordt van touwen en specifieke hulpmiddelen.
IRATA
Industrial Rope Acces Trade Association. Beroepsorganisatie met zetel in Groot-Brittannië i.v.m. industriële touwtechnieken. Irata heeft een opleidings- en kwalificatiesysteem uitgewerkt dat iemands deskundigheid aantoont om veilig en efficiënt industriële touwtechnieken toe te passen.
OMGEVINGSONAFHANKELIJKE ADEMHALINGSBESCHERMING
Ademhalingsbescherming waarbij de drager lucht inademt die onafhankelijk is van de omgevingsatmosfeer. Dit in tegenstelling tot omgevingsafhankelijke ademhalingsbescherming waarbij de omgevingslucht na filtering ingeademd wordt.
"
Verklarende woordenlijst
| ii
OVERLASTBEVEILIGING
Beveiliging bij lieren en takels die ervoor zorgt dat bij een overmatige belasting, bv. als de op te hijsen persoon ergens achter blijft haken, de hijsactie stopt. Doorgaans is dit een slipkoppeling.
PERSONENLIER
Arbeidsmiddel voor het hijsen van personen.
PBM
Persoonlijk beschermingsmiddel.
RAUTEKGREEP
Techniek om een (bewusteloos) slachtoffer te verplaatsen.
REDDINGSLIER
Lier om in reddingssituaties een persoon naar boven te hijsen of te laten zakken. Doorgaans ingebouwd in een valstopblok.
"
Verklarende woordenlijst
| iii
REDDINGSTAKEL
Takel om bij reddingswerkzaamheden een persoon naar boven te hijsen of te laten zakken.
SAFETY UNIT
Ademluchtvoorziening via een compressor en/of ademluchtgroep met daarbij de nodige monitoringapparatuur. De meer uitgebreide safety units bevatten tevens communicatie- en bewakingsapparatuur.
VALSTOPBLOK
Valbeveiliging met automatische lijnspanner waarbij de lijn (staalkabel of kunststofband) zich op een trommel op- en afrolt i.f.v. de verplaatsingen van de gebruiker. Bij een val blokkeert de lijn en verhindert zo het vallen.
!
Verklarende woordenlijst
| iv
3
LEDEN PVI-WERKGROEP ‘TOEZICHT EN REDDING IN BESLOTEN RUIMTEN’
Dirk Beerten, ABC-Opleidingen, Stabroek Gilbert Blockx, VOPAK, Antwerpen Hans Buitendijck, SIR BENELUX, Antwerpen Marc Cappaert, IREA, Antwerpen René De Backer, Atofina, Antwerpen Patrick De Maeyer, Siwha, Antwerpen Nathalie De Roeck, PVI, Antwerpen Ronny Dreesen, Safety & Rental Services NV, Dilsen-Stokkem Robby Faes, 3M, Antwerpen Chris Gentjens, Noord Natie Terminals, Antwerpen Ernst Overbosch, Ridderikhoff, Rotterdam (NL) Dirk Schelkens, ISEC, Antwerpen Patrick Slootmans, Monsanto, Antwerpen Luc Smets, Exxonmobil, Antwerpen Ronny Smeulders, HCI, Antwerpen Ivo Sontrop, Hits, Puurs Jan Swankaert, Aquafin, Antwerpen Patrick Truyts, Indaver, Antwerpen Geert Van Bortel, BASF, Antwerpen Jan Van Steenbergen, Petroplus, Antwerpen Peter Vansina, Directie Chemische Risico's - FOD WASO, Brussel Erwin Weststraete, Ridderikhoff, Zwijndrecht Jean Wils, Bayer Rubber, Antwerpen Liesbeth Fivez, voorzitter, PVI
20
A&O-fonds Waterschappen Postbus 30435 2500 GK Den Haag 070 373 82 99 [email protected] www.aenowaterschappen.nl