APV 1.1 begripsomschrijvingen APV Artikel 4.2.3 wildplassen APV Artikel 5.1.7 Aanhangwagens APV Artikel 5.1.9 Parkeren van grote voertuigen
APV Artikel 2.4.11 en 2.4.12 hondenpoep
APV Afdeling 4.3. (en de Boswet) kapvergunning
Algemene Plaatselijke Verordening (raadsbesluit) Bebouwde kom: het grondgebied dat gelegen is binnen de lijn, die op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart is aangegeven. Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats. 1. Het is verboden aanhangwagens of (landbouw)trekkers, anders dan bedoeld in artikel 5.1.6, eerste lid, langer dan op zeven achtereenvolgende dagen te parkeren op of aan wegen binnen de bebouwde kom. 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren binnen de bebouwde kom van de gemeente, omdat dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente dan wel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is. Het college kan onder nader te stellen voorwaarden toestaan, dat in nader aan te wijzen gedeelten van de bebouwde kom, mits onder voldoende toezicht, honden vrij mogen rondlopen. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet: a. binnen de bebouwde kom, uitgezonderd de aangewezen hondenuitlaatplaatsen; b. buiten de bebouwde kom; De gemeenteraad stelt bij besluit vast, welke de grenzen van de bebouwde kom of kommen der gemeente zijn. Dit besluit behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten. De APV en de Boswet zijn beide gericht op bescherming van bomen maar verschillen in de schaal en oppervlakte waar ze naar kijken. In de Boswet wordt alleen gekeken naar grotere eenheden bos en bomen (vanaf 10 are bos of 20 bomen in een rij) buiten de bebouwde kom. Verder kent de Boswet de wettelijke verplichting voor herplant van alle gekapte oppervlakten. De APV beoordeelt vooral individuele bomen en kleinschalige oppervlakten bomen. De te beschermen bomen zijn opgenomen in de zogeheten Groene Kaart. Voor bomen op deze kaart geldt een kapverbod met een ontheffingsmogelijkheid.
Conclusie: De gemeenteraad stelt, gelijktijdig met de vaststelling van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) ook de grens van de bebouwde kom vast. Een aantal voorschriften zijn juist wel of niet van toepassing binnen of buiten de bebouwde kom.
Omgevingsvergunningen/planologie (geen besluit) Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met Artikel 4 Categorieën gevallen waarin voor planologische gebruiksactiviteiten toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, een omgevingsvergunning als bedoeld van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in in artikel 2.12, eerste lid, onder a, o onder 2 van de wet kan worden aanmerking: verleend. 1. een bijbehorend bouwwerk: a. binnen de bebouwde kom, In gevallen beschreven in artikel 4, b. buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de bijlage II, hoofdstuk IV, Bor kunnen volgende eisen: burgemeester 1°. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een ka s of en wethouders ontheffing verlenen van bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een het geldende bestemmingsplan. De agrarisch bedrijf, opsomming 2°. de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en in artikel 4 is weliswaar limitatief, maar 3°. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aanslu itend de normstelling per geval is ruim dan terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de wel geheel afwezig. Is aan de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de voorwaarden voor ontheffing voldaan, beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt dan wil dat niet zeggen dat voor meer dan 50% wordt overschreden; burgemeester en wethouders de 2.het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang ontheffing ook moeten verlenen. Het met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de college is vrij een eigen beleid te volgende eisen: voeren bij de toepassing van de in a. binnen de bebouwde kom, en artikel 4 beschreven b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m². gevallen. Deze ontheffingsmogelijkheid Bij de interpretatie van het begrip bebouwde kom moet de komt bovenop de gemeente zelf bepalen wat zij onder bebouwde kom bebouwingsmogelijkheden verstaat. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van die het bestemmingsplan toestaat. State wordt de grens van de bebouwde kom bepaald door de feitelijke situatie en de aard van de omgeving. Van belang is waar de bebouwing feitelijk (nagenoeg) ophoudt en niet de Wegenverkeerswet. Wet geurhinder en veehouderij Het begrip bebouwde kom is niet gedefinieerd. De grens van de bebouwde kom wordt niet bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar evenals in de ruimtelijke ordening door de aard van de omgeving. De bebouwde kom wordt in de memorie van toelichting omschreven als “het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven”. De memorie gebruikt ook een andere omschrijving “binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur”.
Omgevingsvergunningen/planologie (geen besluit) Welstandsnota (Buitengebied) De categorie buitengebied herbergt alle bebouwing buiten de bebouwde kom. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen sportcomplexen, het duingebied, het agrarische gebied en cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Deze gebieden hebben allemaal een eigen specifieke bebouwing. Inbreiding: Nieuwbouw op een reeds bestaande open ruimte binnen de bebouwde kom. Met betrekking tot een aanvraag ten aanzien van een BOR Artikel 6.4. Monumenten activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de wet, worden als adviseurs aangewezen: gedeputeerde staten, indien het beschermde monument buiten de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom ligt. Conclusie: Het omgevingsrecht kent een ontheffingsmogelijkheid die wel of niet van toepassing is, afhankelijk of het bouwwerk zich binnen of buiten de bebouwde kom bevindt. De bebouwde kom wordt niet aangewezen, maar wordt bepaald door de feitelijke situatie en de aard van de omgeving. De welstandsnota van de gemeente maakt ook een onderscheid tussen binnen en buiten de bebouwde kom, zonder aanwijzingsbesluit. Dit onderscheid is geen juridisch bindend onderscheid. De Monumentenwet kent een adviesrol toe de provincie bij monumenten buiten de bebouwde kom. De definitie van de bebouwde kom is (vreemd genoeg) gekoppeld aan de Wegenverkeerswet.
Omgevingsvergunningen/planologie (provincie beslist) Landschapsverordening Noord-Holland 2010 Artikel 1 Begripsomschrijvingen Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: bebouwde kom: de bebouwde kom als bedoeld in artikel 27, lid 2 van de Wegenwet; Artikel 2 Toepassingsgebied Deze verordening van toepassing op het grondgebied van de provincie, dat ligt buiten de grenzen van de bebouwde kommen. Artikel 3 Verbod en omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een zaak te gebruiken voor het aanbrengen of doen aanbrengen van opschriften, aankondigingen, afbeeldingen, reclameobjecten of constructies, in welke vorm ook. Artikel 5 en 6 verbod woonschepen Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen en het is verboden ligplaatsvoorzieningen voor woonschepen aan te brengen. Conclusie: Op basis van de provinciale Landschapsverordening is buiten de bebouwde kom een omgevingsvergunning nodig voor (reclame)opschriften en woonschepen met voorzieningen. De grens van de bebouwde kom wordt bepaald in de Wegenwet (gekoppelde wetgeving). De gemeente is bevoegd gezag voor het afgeven van de omgevingsvergunning.
Wegenwet artikel 27, lid 2 Wegenlegger
Wegenwet artikel 27, lid 1 Wegenlegger
Artikel 34/35 Wegenwet
Wegenwet (provincie beslist) Gedeputeerde Staten stellen vast, welke voor de toepassing van deze wet de grenzen van de bebouwde kom of kommen der gemeente. De provincie kan overgaan tot herziening van de grenzen van een bebouwde kom wanneer aan van de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. de wegenlegger wordt herzien. 2. de bebouwde kom is verouderd ten aanzien van het bestemmingsplan; 3. bouwwerkzaamheden of voorgenomen bouwwerkzaamheden geven daartoe aanleiding. 4. herziening is nodig voor uitvoering van andere wettelijke regelingen, die gevolgen verbinden aan de vaststelling van de bebouwde kom op grond van de Wegenwet. De wegenlegger geeft een informatie over de openbaarheid en onderhoudsplicht van wegen buiten de bebouwde kom. Een weg, welke op den legger voorkomt, wordt aangemerkt als te zijn openbaar onder geen andere dan de uit den legger blijkende beperkingen in het gebruik. In iedere gemeente wordt van de buiten de bebouwde kom, of kommen gelegen wegen alsmede van de toegangswegen naar stations als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Spoorwegwet, ook al zijn deze binnen een bebouwde kom gelegen, een legger opgemaakt. Van wegen, welke deels binnen deels buiten de bebouwde kom of kommen der gemeente zijn gelegen, wordt ook het binnen een bebouwde kom gelegen deel op den legger gebracht, indien en voor zoover dat deel niet door de gemeente wordt onderhouden. Het ontwerp van den legger wordt door Burgemeester en Wethouders opgemaakt. Gedeputeerde Staten stellen den legger vast.
Conclusie: In elke gemeente moet er een wegenlegger zijn, waaruit blijkt welke wegen openbaar zijn en waarin wordt aangewezen wie de weg moet onderhouden. Alle buiten de bebouwde kom gelegen wegen moeten in de wegenlegger worden opgenomen. De provincie stelt de bebouwde kom vast.
Artikel 20a Wegenverkeerswet
Artikel 19 Wegenverkeerswet
Artikel 156a Wegenverkeerswet Wet vervoer gevaarlijke stoffen
Wegenverkeerswet (raadsbesluit) 1. De grenzen van de bebouwde kom of kommen van een gemeente worden vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad. 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels inzake de vaststelling van bebouwde kommen vastgesteld. 1. Gedeputeerde staten kunnen aan besturen van waterschappen en aan burgemeester en wethouders de aanwijzing geven om op buiten de bebouwde kom gelegen wegen, ten aanzien waarvan die organen bevoegd zijn tot het nemen van verkeersbesluiten, binnen dertien weken een verkeersbesluit van een daarbij aan te geven inhoud te nemen en uit te voeren. 2. Het eerste lid mag worden toegepast, indien: a. op een buiten de bebouwde kom gelegen weg, die bij meerdere organen in beheer is, naar het oordeel van gedeputeerde staten een of meerdere niet op elkaar afgestemde verkeersbesluiten van kracht zijn, die zodanige afstemming behoeven. Door burgemeester en wethouders worden op kosten van de gemeente de grenzen van de bebouwde kom of kommen aangeduid voor zover en op de wijze als bij ministeriële regeling bepaald. Degene die met een voertuig langs de weg gevaarlijke stoffen vervoert is verplicht de krachtens de Wegenverkeerswet als zodanig aangeduide bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is: a. ten behoeve van het laden of lossen, of b. omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is.
Conclusie: De raad moet de bebouwde kom vaststellen (50km limiet) en het college moet de grenzen aanduiden (borden plaatsen). De provincie kan voor het gebied buiten de bebouwde kom de gemeente en de waterschappen aanwijzingen geven tot het nemen van verkeersbesluiten, indien zij hun besluiten niet voldoende op elkaar hebben afgestemd. Kees van den Brink, 4 juli 2012
Gemeente Heemskerk