Appendix Bedrijfseconomie – Uitwerkingen
De Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens (‘de Associatie’) organiseert twee keer per jaar examens voor het in ons land erkende Praktijkdiploma Boekhouden (PDB). Voor het behalen van dit diploma moeten examens worden afgelegd voor de volgende modules: • Basiskennis Boekhouden (BKB). • Basiskennis Calculatie (BKC). • Financiële administratie. • Kostprijscalculatie. • Bedrijfseconomie. • Periodeafsluiting. Vanaf het studiejaar 2011-2012 kunnen mbo-studenten die een financieeladministratieve opleiding op niveau 3 of 4 volgen, op hun eigen school deelnemen aan de door de Associatie georganiseerde examens voor het Praktijkdiploma Boekhouden. Deze mogelijkheid is ontstaan door een samenwerking tussen de Stichting Praktijkleren en de Associatie. Om te komen tot een goede afstemming van de exameneisen van beide instellingen moesten de examenprogramma’s van deze instellingen worden aangepast. De wijzigingen die zijn aangebracht in het examenprogramma van de Associatie hadden tot gevolg dat ook de door Noordhoff Uitgevers ontwikkelde boeken voor de zes modules van het PDB-examen enigszins moesten worden aangepast. Daarom hebben de schrijvers van deze boeken een appendix bij elk boek samengesteld. Hierin zijn de wijzigingen in het examenprogramma van de Associatie opgenomen. Op de volgende bladzijde vindt u een handleiding waarin de wijzigingen voor het boek Bedrijfseconomie – Uitwerkingen– ISBN 978-90-01-80213-5 – per hoofdstuk staan vermeld. In het vervolg van deze appendix zijn alle uitwerkingen van de opgaven die in de handleiding staan vermeld bij Toevoegen achtereenvolgens opgenomen. Indien u vragen heeft over de zes boeken, deze appendix of anderszins kunt u altijd contact opnemen met de uitgever, via
[email protected]. Hoogstraten/Essen, zomer 2011 Henk Fuchs Sarina van Vlimmeren
App. 1 van 7
Handleiding appendix bij het boek Bedrijfseconomie – Uitwerkingen Hoofdstuk uit boek 1
Basisvaardigheden
2
Procenten en promillen
3
Kosten, opbrengst en winst
4
Enkelvoudige en samengestelde interest
5
Renten
6
Annuïteiten
7
Berekeningen aandelen en obligaties
8
Activiteitsratio’s
9
Liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit
Wijzigingen t.o.v. boek
•
Toevoegen aan paragraaf 9.4: - Rentabiliteit en hefboomeffect; - Cashflow in financiële analyse. Uitwerkingen van de opgaven 9.11 en 9.12.
•
Toevoegen na hoofdstuk 9: 9A, Resultaten- en liquiditeitsbegroting Uitwerkingen van de opgaven 9A.1 t/m 9A.5.
10 Tabellen en grafieken 11 Indexcijfers 12 Spreadsheets 13 Bedrijfseconomie – examentraining
App. 2 van 7
Handleiding appendix bij het boek Bedrijfseconomie
9 9.11
Liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit
a 1
Gemiddeld geïnvesteerd totale vermogen: € 1.850.000 + € 1.750.000 = € 1.800.000. 2
2
Gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen: € 650.000 + € 290.000 +
€ 90.000 + € 30.000* = 2
€ 650.000 + € 290.000 + € 60.000 = € 1.000.000. * De belasting over de winst 2010 wordt pas na 2010 betaald. In feite heeft het belastingbedrag van € 30.000 in 2010 dus ‘meegedraaid’ als eigen vermogen.
3
RTV =
=
4
Winst vóór belasting ⫻ 100% Gemiddeld EV
€ 120.000 ⫻ 100% = 12%. € 1.000.000
REV (na belasting) =
Winst na belasting ⫻ 100% Gemiddeld EV
€ 90.000 ⫻ 100% = 9%. € 1.000.000
Doordat REV vóór belasting (12%) groter is dan RTV (10%) kunnen we vaststellen dat bij Loomans BV in 2010 sprake was van een gunstig hefboomeffect.
Uitwerkingen hoofdstuk 9
App. 3 van 7
© Noordhoff Uitgevers bv
=
b
€ 120.000 + € 60.000 ⫻ 100% = 10%. € 1.800.000
REV (vóór belasting) =
=
5
Winst vóór belasting + Interest VV ⫻ 100% Gemiddeld VV
9.12
In 2010 was het gemiddeld geïnvesteerd totale vermogen:
a
€ 346.000 + € 304.000 = € 325.000. 2
RTV =
=
Winst vóór belasting + Interest VV ⫻ 100% Gemiddeld TV
€ 6.000 + € 20.000 ⫻ 100% = 8%. € 325.000
Om deze vraag te beantwoorden berekenen we voor 2010 de interest in procenten van het gemiddeld in dat jaar geïnvesteerd vreemd vermogen (IVV). De interest was € 20.000. Het gemiddeld geïnvesteerd vreemd vermogen was
b
€ 228.000 + € 199.000 = € 213.500. 2
IVV =
€ 20.000 ⫻ 100% = 9,4%. € 213.500
We zien dat RTV (8%) kleiner is dan IVV (9,4%), dus was er een ongunstig hefboomeffect. c 1
In 2010 was het gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen: € 118.000 + € 105.000 = € 111.500. 2
REV (na belasting) =
= 2
Winst na belasting ⫻ 100% Gemiddeld EV
€ 4.500 ⫻ 100% = 4,0%. € 111.500
Het belastingpercentage in 2010 was € 1.500 ⫻ 100% = 25%. € 6.000
REV (na belasting) berekenen we nu met de formule: REV (na belasting) = 75% van [RTV + (RTV – IVV) ⫻ © Noordhoff Uitgevers bv
= 75% van [8% + (8% – 9,4%) ⫻
VV ] EV
€ 213.500 ] € 111.500
= 75% van [8% + (1,4% ⫻ 1,9148)] = 75% van (8% – 2,68%) = 75% van 5,32% = 3,99% (wijkt door afronding iets af van het antwoord bij c1). d
App. 4 van 7
Cashflow = Winst na belasting + Afschrijving = € 4.500 + € 34.000 = € 38.500.
Uitwerkingen hoofdstuk 9
9A
Resultaten- en liquiditeitsbegroting
Premie voor verzekering inventaris/goederen: 4 ⫻ € 220 = 8 ⫻ € 240 = Premie voor verzekering bedrijfsauto’s: 5 ⫻ € 840 = 7 ⫻ € 880 =
9A.1
Opnemen op resultatenbegroting voor 2011
9A.2
€ -
880 1.920
-
4.200 6.160
€
13.160
a
Resultatenbegroting 2011 1e kwartaal
2e kwartaal
3e kwartaal
4e kwartaal
Totaal
Omzet lnkoopprijs omzet
€ -
270.000 € 180.000 -
330.000 € 220.000 -
360.000 € 240.000 -
420.000 € 1.380.000* 280.000 920.000*
Brutowinst
€
90.000 €
110.000 €
120.000 €
140.000 €
460.000*
Constante kosten Variabele kosten lnterestkosten
€ -
40.000 € 27.000 2.950 -
40.000 € 33.000 2.850 -
40.000 € 36.000 2.800 -
40.000 € 42.000 2.700 -
160.000* 138.000* 11.300*
Totale bedrijfskosten
€
69.950 €
75.850 €
78.800 €
84.700 €
309.300*
Nettowinst
€
20.050 €
34.150 €
41.200 €
55.300 €
150.700*
■ ■
■ ■ ■
■ ■
■ ■ ■
■ ■
■ ■ ■
■ ■
■ ■ ■
b
Als gevolg van de interest(betalingen) daalt de waarde van de bezittingen. Daardoor neemt het eigen vermogen af; dus moet de interest op de resultatenbegroting. Als gevolg van de aflossing(sbetalingen daalt de waarde van de bezittingen, maar nemen ook de schulden met een gelijk bedrag af. Aflossing heeft dus geen invloed op het eigen vermogen en daarom komt deze post niet op de resultatenbegroting. Uitwerkingen hoofdstuk 9A
App. 5 van 7
© Noordhoff Uitgevers bv
lnterestkosten = 2/12 ⫻ 6% ⫻ € 200.000 + 6/12 ⫻ 6% ⫻ € 190.000 + 4/12 ⫻ 6% ⫻ € 180.000 = € 11.300.
9A.3
a 1
2
b
1 2
9A.4
a
Begrote ontvangsten van debiteuren: 1 / 3 ⫻ € 225.000 + 2 / 3 ⫻ € 170.000 = € 188.333,33. Begrote uitgaven aan crediteuren: 2 / 3 ⫻ € 180.000 + 1 / 3 ⫻ € 220.000 = € 193.333,33. Per 31 december 2011 is het nog van debiteuren te ontvangen bedrag: 1 / 3 ⫻ € 240.000 = € 80.000. het nog aan crediteuren te betalen bedrag: 2 / 3 ⫻ € 190.000 = € 126.666,67.
Omzet: • op rekening € 190.000 + € 220.000 + € 240.000 + € 270.000 = • contant € 110.000 + € 140.000 + € 160.000 + € 190.000 =
€
920.000
-
600.000
€ 1.520.000 Brutowinst = 60 / 160 ⫻ € 1.520.000 = Begrote kosten: • Constante kosten € • Variabele kosten 20% van € 1.520.000 = -
© Noordhoff Uitgevers bv
App. 6 van 7
b
Van debiteuren ontvangen in 2011: 1 / 3 ⫻ € 240.000 + € 190.000 + € 220.000 + € 240.000 + 2 / 3 ⫻ € 270.000 = € 910.000.
c
Te vorderen van debiteuren op 31 december 2011: 1 / 3 ⫻ € 270.000 = € 90.000.
a
In het tweede kwartaal wordt ontvangen: • 30% (contant) van de omzet in het tweede kwartaal = 30% van € 540.000 = • 70% (op rekening) van de omzet in maart, april en mei = 70% van € 480.000 =
Uitwerkingen hoofdstuk 9A
570.000
-
504.000
€
66.000
€
162.000
-
336.000
€
498.000
200.000 304.000
Winstbedrag 2011
9A.5
€
b
In het tweede kwartaal wordt aan het personeel uitbetaald: • 3 x € 10.000 = € • vakantietoeslag over 12 maanden = 10% van 12 x € 10.000 = €
30.000 12.000 42.000
© Noordhoff Uitgevers bv
Uitwerkingen hoofdstuk 9A
App. 7 van 7