3385 Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over het rapport van de Israëlische organisatie Breaking the Silence over operatie «Cast Lead». (Ingezonden 17 juli 2009) 1 Bent u bekend met de inhoud van het rapport van de Israëlische organisatie Breaking the Silence, waarin 29 (oud-)militairen getuigenissen afleggen over de werkwijze van het Israëlische leger gedurende de recente operatie «Cast Lead» in de Gazastrook? 2 Welke verschillen kunt u aangeven tussen de geweldsinstructies die de betrokken Israelische militairen vooraf en tijdens de Gaza-oorlog volgens deze getuigenissen hebben mee gekregen en de geweldsinstructies die Nederlandse militairen tijdens briefings in ieder geval standaard altijd meekrijgen, voorafgaand aan hun inzet bij militaire missies? 3 Wilt u zich ervoor inzetten dat de (oud-)militairen uit dit rapport van Breaking the Silence ook zullen worden gehoord in het kader van het VN-onderzoek over de Gaza-oorlog dat wordt geleid door Richard Goldstone? Antwoord Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 3 augustus 2009) 1 Ja. 2 De Palestijnse Autoriteit (PA) heeft het Al Jazeera kantoor in de Westelijke Jordaanoever tijdelijk gesloten. Inmiddels heeft premier Fayyad, Al Jazeera op 19 juli jl. toestemming gegeven om de uitzendingen te hervatten. De PA zet de rechtszaak die zij heeft aangespannen tegen Al Jazeera wel door. 3 Het Zweeds EU-voorzitterschap heeft op 17 juli een verklaring doen uitgaan waarin zorg wordt uitgesproken over het besluit van de PA om het Al Jazeera kantoor in Ramallah tijdelijk te sluiten. In de verklaring wordt het belang van vrijheid van meningsuiting benadrukt en wordt er bij de PA op aangedrongen het besluit te herzien. Inmiddels heeft dit plaatsgevonden. Nederland is het eens met deze verklaring en ziet – in het licht van de herziening van het besluit door premier Fayyad – geen noodzaak voor verdere stappen. Zo nodig zal naar aanleiding van het verdere verloop van de juridische procedure tegen Al Jazeera Nederland in EU-verband bezien of nadere maatregelen gewenst zijn.
3274 Vragen van de leden Van Bommel (SP), Peters (GroenLinks) en Van Dam (PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over onderzoek naar de mishandeling van Mohammed Omer. (Ingezonden 1 juli 2009) 1 Herinnert u zich uw toezegging van 3 september 2008 om de Kamer te informeren over de behandeling van de Palestijnse journalist Mohammed Omer? Hebt u sindsdien informatie over de heer Omer van de Israëlische of andere autoriteiten ontvangen? Zo ja, bent u bereid die aan de Kamer voor te leggen? 2 Hebt u kennisgenomen van het artikel van Mohammed Omer van 26 juni 2009, waarin hij nogmaals uitlegt dat hij aan de grens is mishandeld door Israëlische agenten en dat de Israëlische autoriteiten een valse verklaring hebben afgelegd over zijn mishandeling? 3 Deelt u de mening dat straffeloosheid moet worden bestreden, ook van agenten in overheidsdienst? Indien nee, waarom niet? Zo ja, wilt er bij de Israëlische autoriteiten op aandringen de daders juridisch te vervolgen, zodat voor een rechtbank volledige duidelijkheid over deze zaak kan worden verkregen? 4 Bent u bereid de heer Omer te steunen in zijn pogingen tot juridische vervolging van de daders? Zo ja, op welke wijze? Indien nee, waarom niet? Antwoord Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 16 juli 2009) 1 t/m 3 Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel van Mohammed Omer van 26 juni 2009. De Israëlische regering heeft op aandringen van Nederland een onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek, zo is mij destijds schriftelijk medegedeeld, ontkent de Israëlische regering dat Mohammed Omer mishandeld zou zijn en zien de autoriteiten geen aanleiding om Israëlische beambten te vervolgen. De lezing van de heer Omer en die van de Israëlische regering over wat er precies is voorgevallen die dag lopen zeer uiteen. Ik heb Israël destijds gevraagd een nader onafhankelijk onderzoek in te stellen. Israël heeft in reactie hierop aangegeven het reeds uitgevoerde onderzoek als afdoende te beschouwen. Ik zag toen en nu geen mogelijkheden om de Israëlische autoriteiten ertoe te bewegen om nader onafhankelijk onderzoek te verrichten. Ik heb sindsdien geen nieuwe informatie ontvangen. 4
Dit is een zaak tussen de heer Omer en de Israëlische autoriteiten waar de Nederlandse regering zich niet in zal mengen.
3220 Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de verklaringen van twee officieren van het Israëlische leger over de mishandeling van onder andere minderjarige jongeren tijdens een militaire operatie op de Westbank. (Ingezonden 15 juni 2009) 1 Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bound, blindfolded and beaten – by Israeli troops» over de verklaringen van twee officieren van het Israëlische leger over de mishandeling van, onder andere, minderjarige jongeren tijdens een militaire operatie op de Westbank? 2 Hoe beoordeelt u de uitspraken van de twee officieren? Deelt u de mening dat de geuite verklaringen duiden op ernstige schendingen van de Conventie van Geneve door het Israëlische leger bij het uitvoeren van de betreffende operatie? 3 Hoe beoordeelt u de verklaring van kolonel Itai Virob over de gebruikte methodes door het Israëlische leger bij vergelijkbare militaire operaties, waarin hij stelt dat «Standing them against walls, pushing them, a blow that doesn’t cause injury. Certainly, these are things that are commonly used in an attempt to accomplish the mission»? 4 Heeft u meer aanwijzingen dat de in vraag 3 beschreven methodes normale procedures zijn voor het Israëlische leger bij het uitvoeren van vergelijkbare operaties? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken of dit het geval is? 5 Vindt u dat daders van dergelijke mishandelingen vervolgd moeten worden? 6 Bent u bereid hierover met Israël in contact te treden en hen aan te spreken op deze mensenrechtenschendingen? Zo ja, wanneer en hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet? Antwoord Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 10 juli 2009) 1 Ja. 2 en 3 Het is aan de Israëlische autoriteiten om vermeende misstanden die zich tijdens operaties voordoen te onderzoeken en te beoordelen, en om eventueel tuchtrechtelijke maatregelen te treffen tegen betrokken militairen. Zonder kennis van alle relevante feiten kan ik de uitlatingen en verklaringen van de officieren niet beoordelen. Een krantenartikel geeft daarvoor geen basis.
4 en 5 Ik heb geen aanwijzingen dat de in het artikel beschreven methodes normale procedures zijn. Evenmin is het aan mij om te onderzoeken of dat wel het geval is, dat is in beginsel aan de Israëlische autoriteiten. Blijkens het krantenartikel zijn zij daar ook toe overgegaan. Ik ben het met u eens dat daders van schendingen van de Conventie van Genève berecht moeten worden. Ik vertrouw erop dat Israël schendingen voor de rechter brengt en dat schuldigen gestraft worden. 6 In al mijn contacten met de Israëlische autoriteiten, zo ook recentelijk in de gesprekken die ik tijdens mijn reis in de regio voerde, stel ik mensenrechtenkwesties aan de orde. Ik kan echter geen kwesties opbrengen waarvan ik de feiten niet of niet volledig ken en waarvoor ik moet afgaan op beweringen en uitlatingen in de media.
1502 Vragen van de leden Van Dam (PvdA) en Diks (GroenLinks) aan de minister en de staatssecretaris van Financiën over het werk van het Joods Nationaal Fonds en de ANBIstatus van de Nederlandse Stichting Joods Nationaal Fonds. (Ingezonden 12 december 2008) 1 Is het u bekend dat het Joods Nationaal Fonds (JNF) grond opkoopt in Israel, bedoeld om deze eigendommen uit te sluiten van bewoning door niet-Joden? 2 Is het u bekend dat een aan het Israëlische JNF gelieerde organisatie, Himnuta, land in de Bezette Gebieden illegaal opkoopt en herverdeelt onder Joodse Israeli’s? Zo ja, deelt u de mening dat dit in strijd is met het internationaal recht? 3 Is het waar dat in Nederland de stichting JNF geld inzamelt dat door het JNF gebruikt wordt voor de genoemde doelen? 4 Bent u van mening dat het bestemmen van grond exclusief voor één bevolkingsgroep, en daardoor bewoning door andere bevolkingsgroepen uit te sluiten, discriminerend is? 5 Bent u van mening dat de stichting JNF, gelet op het bovenstaande, het algemeen nut beoogt? 6 Bent u derhalve van mening dat de ANBI-status voor deze organisatie terecht is? Antwoord Antwoord van staatssecretaris De Jager (Financiën), mede namens de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 10 februari 2009) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1156 1 Tot 2004 was het in beginsel niet mogelijk dat JNF-grond voor bewoning kon worden toegewezen aan niet-joodse Israëli’s. Dit beleid is in 2004 op aanwijzing van de Israëlische Procureurgeneraal gewijzigd. Sinds 2007 is een wetsvoorstel in behandeling, dat deze aanwijzing weer moet terugdraaien. De behandeling van dit voorstel is voorlopig aangehouden. Het verdere verloop van de aannameprocedure van het wetsvoorstel en de implementatie daarvan zullen moeten uitwijzen of er in de toekomst wederom sprake zal zijn van uitsluiting van niet-joodse Israëli’s. 2 Het is mij bekend dat Himnuta is opgericht door het Israëlische JNF en dat Himnuta land koopt op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem. Himnuta is in zowel Israël als de Palestijnse
Gebieden (PG) geregistreerd, waardoor het in beide gebieden zaken kan doen, in tegenstelling tot het Israëlische JNF, dat als NGO met een semi-publiekrechtelijke taak enkel binnen de Israëlische grenzen van 1967 actief is. Himnuta functioneert als een private onderneming, hetgeen inhoudt dat er weinig openbare informatie beschikbaar is over doel en werkwijze van Himnuta, incl. over de wijze van landherverdeling. Dergelijke grondtransacties zijn niet noodzakelijkerwijs strijdig met het internationaal recht. Daarvan zou wel sprake kunnen zijn indien de grondtransacties in de PG zouden geschieden door de bezettende mogendheid zelf. Op basis van de beschikbare informatie lijkt dit niet het geval te zijn. 3 De Nederlandse stichting JNF moet onderscheiden worden van de Israëlische organisatie. Navraag bij de Nederlandse Stichting leert dat zij de middelen die zij inzamelt niet aanwendt voor genoemde doelen. De stichting zamelt fondsen in ten behoeve van ecologische en publiekrecreatief geoormerkte projecten die het Israëlische JNF voordraagt, die zijn gelegen binnen «de groene lijn» van Israël en die voor een ieder toegankelijk zijn. De in Nederland bijeengebrachte fondsen werden onder meer aangewend voor: – de aanleg van het Holland Park in Eilat; – de aanleg van een fiets- en jogging route tussen Eilat en kibboets Elot; – het creëren van sportfaciliteiten in het zuiden van lsrael en de Arava; – de aanleg van waterreservoirs in «Neot Tmarim» in Zuid-Israël; – het Anne Frank Project in het «Hakdoshim» woud; – de aanplant van meerdere bossen en parken «op naam» inclusief picknickfaciliteiten; en – de renovatie van de weg tussen Mitspe Ramon (de grote krater) en Eilat. 4 Ja. 5 en 6 Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) kunnen kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of algemeen nut beogende instellingen zijn. Aanvragen om als ANBI te worden aangemerkt worden bij de Belastingdienst ingediend. De criteria voor het verkrijgen van de ANBI-status hebben onder meer betrekking op bestuur en beleid, administratie, functiescheiding en werkzaamheid in het algemeen belang. Hierbij dient de instelling zowel statutair als feitelijk het algemeen belang te dienen. In de jurisprudentie is beslist dat hieraan wordt voldaan indien de doelstelling en de activiteiten van de instelling voor 50% of meer het algemeen belang dienen. De Belastingdienst toetst of organisaties die de ANBI-status aanvragen voldoen aan deze criteria. De Belastingdienst houdt er toezicht op dat instellingen zich bij hun feitelijke activiteiten richten op het algemeen nut en zich houden aan de overige criteria van de ANBI-regeling. Hierbij maakt de Belastingdienst ook gebruik van informatie die verkregen wordt van of verstrekt wordt door
andere overheidsinstellingen. In voorkomende gevallen kan op grond van deze informatie besloten worden tot intrekking van de eerder afgegeven ANBI-beschikking. Ingevolge de geheimhoudingsplicht van de Belastingdienst (Artikel 67 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen) is het niet mogelijk om mededelingen te doen over de status en/of behandeling van individuele instellingen.
1188 Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking over de Israëlische aanval op Gaza. (Ingezonden 31 december 2008) 1 Herinnert u zich uw uitspraak luidende dat een Israëlische reactie op de aanhoudende raketbeschietingen vanuit Gaza «wordt gelegitimeerd door het Israëlische recht op zelfverdediging, op voorwaarde dat de genomen maatregelen proportioneel zijn in relatie tot de dreiging die van de beschietingen vanuit de Gazastrook uitgaat»? 2 Bent u van mening dat de Israëlische aanval op Gaza, die sinds afgelopen weekeinde plaatsvindt, voldoet aan de door u gestelde voorwaarde van proportionaliteit? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, wanneer en op welke wijze zult u dat standpunt overbrengen aan de Israëlische regering? 3 Bent u het eens met de verklaring van secretaris-generaal van de VN van afgelopen zaterdag, waarin ten aanzien van de raketbeschietingen door Palestijnse militanten het volgende stond: «While recognizing Israel’s security concerns regarding the continued firing of rockets from Gaza, he firmly reiterates Israel’s obligation to uphold international humanitarian and human rights law and condemns excessive use of force leading to the killing and injuring of civilians»? Zo ja, wanneer en op welke wijze zult u aan de Israëlische regering overbrengen dat de Nederlandse regering, net als de secretaris-generaal van de VN, zowel de raketbeschietingen door Palestijnse militanten als het excessieve gebruik van geweld door Israël veroordeelt? Zo nee, kunt u verduidelijken welke reden u heeft om te twijfelen aan het beoordelingsvermogen van de secretaris-generaal van de VN? Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden Van Bommel en Kant (beiden SP), ingezonden 30 december 2008 (vraagnummer 2008Z10358 / 2080908780) en van Van Baalen (VVD), ingezonden 31 december 2008 (vraagnummer 2008Z10378/2080908870). Antwoord Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken), mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 14 januari 2008) 1 Ja. 2 Ingevolge het oorlogsrechtelijke beginsel van proportionaliteit dient bij een aanval een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het verwachte, tastbare en rechtstreekse militaire voordeel en anderzijds het te verwachten bijkomend verlies van mensenlevens, verwonding onder burgers, schade aan burgerobjecten of een combinatie daarvan.
Het is een feit dat aan Palestijnse zijde veel burgerslachtoffers en gewonden zijn gevallen en Nederland betreurt deze, evenals de burgerslachtoffers en gewonden aan Israëlische kant. Nederland is geschokt door de berichten over de militaire actie waarbij een school in Gaza is geraakt en betuigt zijn oprechte deelneming met de slachtoffers. Bij twijfel over juiste toepassing van geweld zoals bij deze school, steunt Nederland het door de VN gewenste nadere onderzoek. Uiteraard beschikt Nederland niet over eigen of anderszins geobjectiveerde waarnemingen van de precieze Israëlische gevechtshandelingen of militaire instructies, maar de indruk bestaat dat Israëlische strijdkrachten zich wel degelijk beperken tot de uitgesproken doelstelling, te weten uitschakeling van het militaire vermogen van Hamas teneinde toekomstige aanvallen op Israëlische burgers te voorkomen. Dat hierbij toch burgerslachtoffers vallen is mede het gevolg van de omstandigheid dat Hamas bewust zijn militaire installaties en wapens positioneert en verbergt te midden van de Gazaanse burgers. De raketbeschietingen door Hamas zijn daarentegen bij uitstek gericht op burgers in Israëlische steden. Zij dienen geen legitiem militair doel. Zoals ook in de brief aan de Kamer is aangegeven kan deze beoordeling niet verder gaan dan deze indruk, daarvoor is de toestand in Gaza te fluïde en de informatie te beperkt. De regering blijft aandringen bij Israël om de allergrootste zorg te blijven uitoefenen en om uiterste terughoudendheid te betrachten. Alle partijen dienen het humanitair oorlogsrecht te respecteren. Het beoogde staakt-het-vuren is daarom des te urgenter teneinde meer burgerslachtoffers te voorkomen. 3 Ik deel deze mening van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Zoals ook is vastgesteld in mijn brief d.d. 7 januari 2008 met kenmerk DAM 003/09 over deze kwestie, is Israël in de periode voorafgaand aan 27 december bestookt met raketten en mortieren vanuit de Gazastrook. Israël heeft het recht hiertegen ter zelfverdediging militair op te treden. Dit optreden dient in overeenstemming met het internationale recht, proportioneel en noodzakelijk te zijn. Herhaald zij dat het maken van burgerslachtoffers daarbij vermeden dient te worden, conform het humanitair oorlogsrecht. Nederland verwacht van alle strijdende partijen dat zij zich in het conflict gedragen in overeenstemming met het oorlogsrecht. Dit oordeel draagt Nederland actief uit, zowel bilateraal jegens Israël als multilateraal in EU- en VN-verband. Dit standpunt is ook door de Minister-president en minister Verhagen in telefonische contacten nadrukkelijk onder de aandacht van hun respectievelijke Israëlische ambtgenoten gebracht.
732 Vragen van de leden Van Dam (PvdA) en Haverkamp (CDA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over Israëlische uitreisvisa voor Palestijnse acteurs van een Jeugdtheatergroep. (Ingezonden 11 november 2008) 1 Is het waar dat het Jeugdtheatergezelschap «Theatre Day Productions», bestaande uit jongeren afkomstig uit Gaza, een tournee gepland heeft langs theaters in Nederland van 18 november tot 20 december 2008 en dat het gezelschap van de Nederlandse overheid visa heeft gekregen voor het bezoek aan ons land? 2 Is het tevens waar dat desondanks de Israëlische autoriteiten de jongeren weigeren toestemming te geven om uit Gaza te vertrekken? Zo ja, welke redenen hebben de Israëlische autoriteiten daarvoor gegeven? 3 Is het waar dat het zogeheten «security clearance» zoals uitgevoerd door de Israelische autoriteiten vrijwel automatisch leidt tot een verbod om Gaza te verlaten voor ongetrouwde mannen van onder de dertig? Is een dergelijke algemene reisbeperking in overeenstemming met het internationale recht? 4 Deelt u het oordeel dat vrijheid van beweging op individuele basis dient te worden beoordeeld en niet collectief? 5 Is het waar dat u reeds pogingen hebt ondernomen om te bemiddelen, maar dat die helaas nog geen effect hebben opgeleverd? 6 Welke stappen overweegt u nog meer om Israëlische toestemming te verkrijgen voor de reis van het Theatergezelschap, zodat de jongeren hun voorstellingen kunnen uitvoeren en kunnen deelnemen aan het in Nederland breed ondersteunde culturele uitwisselingsprogramma in onder meer Rotterdam? 7 Bent u bereid zowel bij de Israëlische ambassadeur als via de Nederlandse ambassade in Tel Aviv bij de Israëlische autoriteiten erop aan te dringen dit Theatergezelschap alsnog toestemming krijgt naar Nederland af te reizen? 8 Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden in verband met de geplande afreisdatum van het Jeugdtheatergezelschap? Antwoord
Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken). (Ontvangen 20 november 2008) 1 Ja. 2 De theatergroep heeft geen toestemming gekregen Gaza te verlaten. Dit besluit hangt samen met de aanscherping van de Israëlische maatregelen tegen Gaza naar aanleiding van de ontdekking van een tunnel aan de Gazaanse grens met Israël. Deze zou volgens Israël gebruikt worden voor terroristische operaties tegen Israël en gaf aanleiding tot een inval door het Israëlische leger in de nacht van 4 op 5 november 2008. Bij daarop volgende gevechtshandelingen zijn zes Palestijnse militanten om het leven gekomen, en heeft Hamas tientallen Qassam-raketten op Israël heeft afgevuurd. Dergelijk geweld leidt steeds tot volledige afsluiting van de grenzen tussen Israël en Gaza. Enige versoepeling is de afgelopen dagen zichtbaar geweest bij de levering van brandstof voor de Gazaanse elektriciteitscentrale. Van opheffing van de reisbeperkingen is echter evenwel nog geen sprake. 3 en 4 Israël heeft – zoals elke soevereine staat – het recht om verzoeken om doorreis te beoordelen. Van een automatisch reisverbod voor ongetrouwde mannen onder de dertig is naar het voorkomt geen sprake. Israël voert wel een strikt «nee, tenzij»-beleid jegens ongetrouwde mannen jonger dan 28, omdat zij als potentieel gevaarlijk worden beschouwd. Uitzonderingen zijn mogelijk voor humanitaire doeleinden (medische behandeling) en ook hebben studenten uit Gaza met een studiebeurs in de EU of de VS in het verleden toestemming gekregen Gaza te verlaten. 5 t/m 7 Zodra bekend was dat dit gezelschap de uitreis geweigerd zou worden, hebben de Nederlandse vertegenwoordigingen in Tel Aviv en Ramallah de achtergronden van het uitreisverzoek nader toegelicht bij de Israëlische autoriteiten en aangedrongen op heroverweging van het besluit. Deze inspanningen zijn evenwel tenietgedaan door genoemde gevechtshandelingen en de daaropvolgende sluiting van de grenzen. Ik heb daarnaast een verzoek gedaan aan Egypte of het bereid zou zijn om dit gezelschap toe te staan via de grensovergang bij Rafah Gaza te verlaten. Deze grensovergang wordt zeer onregelmatig tijdelijk geopend door de Egyptische autoriteiten, voornamelijk voor pelgrims, uitreizende studenten en humanitaire noodgevallen. Over opening voor dit theatergezelschap is nog geen uitsluitsel ontvangen. De Israëlische ambassade is ook goed bekend met mijn opvattingen. De regering zal, via de EU en bilateraal blijven aandringen bij Israël op ruimere openstelling van de Gazaanse grenzen. 8 Ja.
1453 Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de Nederlandse opstelling inzake resoluties waarin Israël veroordeeld wordt. (Ingezonden 31 januari 2008) 1 Heeft u kennisgenomen van het artikel «Israel unfairly singled out by UN, says Dutch FM»? 2 Is het waar dat, zoals in het artikel wordt gesuggereerd, Nederland alleen resoluties steunt die schendingen van mensenrechten of internationaal recht door Israël veroordelen, wanneer in deze resoluties ook een veroordeling van acties van Hamas staat? Zo ja, wanneer hebt u de Kamer, conform uw actieve informatieplicht, geïnformeerd over deze nieuwe beleidslijn? 3 Zijn er in het buitenlands beleid of in het (internationale) recht voorbeelden van een dergelijke clausulering van veroordelingen van gedrag dat strijdig is met het recht? Zo ja, kunt u deze voorbeelden noemen? 4 Deelt u de mening dat mensenrechten altijd en overal en voor iedereen gelden en dat schendingen van mensenrechten dus altijd een veroordeling verdienen? Deelt u derhalve ook de mening dat de weigerachtigheid van sommige landen om bepaalde mensenrechtenschendingen aan de kaak te stellen geen reden mag zijn om andere mensenrechtenschendingen niet te veroordelen? Antwoord Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken). (Ontvangen 26 februari 2008) 1 Ja. 2 Nederland bevordert een evenwichtige benadering van partijen en ontwikkelingen in het vredesproces Midden-Oosten. Daarbij hoort evenwicht in veroordelingen. De Kamer is hiervan op de hoogte gesteld. Ik verwijs met name naar: de Kamerbrief met het verslag van de vierde zitting van de – VN-Mensenrechtenraad van 18 april 2007 (Kamerstuknummer 23 432, nr. 223): «Met betrekking tot het Midden-Oosten heeft Nederland zich uitgesproken tegen een eenzijdige gerichtheid op Israël». mijn interventie tijdens de vierde zitting van de Mensenrechtenraad – in Genève op 12 maart 2007 (zie bijlage 1 bij bovenstaande Kamerbrief): «The Netherlands believes that human rights are universal and that no country should be exempt from scrutiny of its human rights record. At the same time, it would be inappropriate to again and again single out a specific country or region. The attention the Council gives to human rights situations should always be proportionate to the violations committed, and its conclusions should be balanced».
de Kamerbrief inzake de zesde zitting van de VN-Mensenrechtenraad – van 3 september 2007 (Kamerstuknummer 30 800 V, nr. 118): «Volgens de agenda en het werkprogramma van de zesde zitting, zal de Raad zich buigen over de implementatie van twee resoluties over het MiddenOosten, te weten de resolutie over de situatie in Libanon en de fact-finding missie van de Raad naar de bezette Palestijnse Gebieden. Nederland zal zich inzetten voor een gebalanceerde benadering bij de bespreking van deze rapporten en resoluties en verzetten tegen een eenzijdige veroordeling van Israël». Naar deze beleidslijn wordt ook verwezen in de nieuwe mensenrechtenstrategie: «Van belang hierbij is dat de machtsverhoudingen binnen de Raad vanuit Nederlands perspectief beduidend minder gunstig zijn dan binnen de oude Commissie. Dit heeft er onder meer toe geleid dat er tijdens het eerste jaar van de Raad onevenredig veel aandacht werd besteed aan de situatie in het Midden-Oosten, veelal op ongebalanceerde wijze» (p. 17). 3 Ja, dergelijke clausulering komt vaker voor, bijvoorbeeld wanneer de regering van mening is dat zij met stille diplomatie meer bereikt dan met een expliciete veroordeling. 4 In beginsel geldt dat, maar er kunnen redenen zijn om veroordelingen van schendingen slechts uit te spreken als veroordelingen van andere schendingen ook uitgesproken worden.
1297 Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de volledige afsluiting van de Gazastrook door Israël. (Ingezonden 23 januari 2008) 1 Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Israël de Gazastrook volledig heeft afgesloten, inclusief voor hulpgoederen van de Verenigde Naties? 2 Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht dat de betreffende afsluiting van de Gazastrook een negatieve invloed heeft op de watervoorziening en op de mate waarin ziekenhuizen in de Gazastrook operationeel kunnen blijven? 3 Kunt u de inhoud van de beide berichten via uw eigen bronnen bevestigen? 4 Herinnert u zich de inhoud van uw brief aan de Kamer, waarin u stelt dat het stopzetten van leveranties van brandstof en elektriciteit voor de bevolking als geheel, geen geëigend middel is tegen de aanvallen op Israëlische doelen met Qassam-raketten vanuit de Gazastrook? 5 Deelt u de analyse dat bovengenoemde maatregelen nu in versterkte mate worden toegepast in de Gazastrook? Deelt u nog steeds de mening dat deze maatregelen geen geëigende middelen zijn? 6 Deelt u de mening dat de Israëlische maatregelen als disproportioneel moeten worden bestempeld? Stroken deze maatregelen met uw gevoel voor rechtvaardigheid? 7 Kunt u aangeven wat de invloed is van de afsluiting van de Gazastrook, of zal zijn, op de Nederlandse landbouwprojecten in de Gazastrook en het EU-grensovergangproject? Hoe beoordeelt u de afsluiting in het licht van de ontwikkeling van deze beide projecten? 8 Bent u bereid om het EU-standpunt met betrekking tot de afsluiting van de Gazastrook en de grote gevolgen daarvan nog tijdens uw bezoek aan het Midden-Oosten aan de orde te stellen bij de Israëlische regering? 9 Kunt u de bovenstaande vragen nog voor het einde van uw bezoek aan het Midden-Oosten, dus voor 24 januari aanstaande, beantwoorden? Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van Bommel (SP), ingezonden 23 januari 2008 (vraagnummer 2070809190). Antwoord Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken). (Ontvangen 12 februari 2008) 1 en 2 Ja. 3 Op basis van informatie verkregen van onder meer de VN-hulporganisatie UNRWA is vastgesteld dat de Gazastrook tussen vrijdag 18 en maandag 21 januari 2008 vrijwel volledig afgesloten is geweest voor alle goederenstromen, met uitzondering van elektriciteit. Israël nam deze maatregel in reactie op aanhoudende raketbeschietingen vanuit Gaza. Sindsdien laat het Israëlische leger de levering van dieselolie voor generatoren en van medicamenten weer gedeeltelijk toe. Door de blokkade zijn inderdaad problemen ontstaan met de veilige watervoorziening vanwege een groeiend tekort aan waterfilters en vanwege de uitval van waterpompen door gebrek aan brandstof of door onderbroken stroomvoorziening. Het laatste zou het gevolg zijn van een tekort aan brandstof voor de elektriciteitscentrale van Gaza-Stad. Deze dekt ca. 25% van de Gazaanse elektriciteitsbehoefte, de overige 75% van de elektriciteitsbehoefte wordt via kabels uit Egypte en Israël aangeleverd. Deze elektriciteitsleverantie is ook ten tijde van de blokkade doorgegaan. Vanwege het ontbreken van dieselolie heeft het Gazaanse nutsbedrijf de stroomlevering gerantsoeneerd en schakelt het volgens een van te voren gepubliceerd schema verschillende delen van het netwerk af voor een periode van minimaal acht uur (zgn. rolling black-outs). Ziekenhuizen beschikken weliswaar over eigen generatoren, maar hebben slechts geringe brandstofvoorraden daarvoor. Zij moeten tijdens de regelmatige onderbreking van de elektriciteitstoevoer het stroom- en waterverbruik dus zeer zorgvuldig doseren en verdelen over verschillende afdelingen en gebruikersgroepen, hetgeen hun functioneren zeer bemoeilijkt. 4 Ja. 5 en 6 Met de kanttekening dat Israël niet is overgegaan tot de stopzetting van de elektriciteitsleverantie, deel ik de mening dat de blokkade zoals Israël die heeft ingesteld, geen geëigend middel is om op te treden tegen de aanvallen die het dagelijks vanuit Gaza moet ondergaan en niet proportioneel is. 7 Voor de door Nederland gesteunde landbouwprojecten betekent de afsluiting dat de internationale afzet van de oogsten op dit moment stil ligt en dat de benodigde materialen niet kunnen worden ingevoerd. De regering meent dat de bevolking van Gaza een economisch perspectief moeten hebben. Ik heb daarom tijdens mijn bezoek aan Israël aangedrongen op de heropening van de grenzen van Gaza voor humanitaire en commerciële stromen, met inachtneming van Israëls gerechtvaardigde veiligheidszorgen. Voor het EU-grensovergangproject (EU-BAM Rafah) is de blokkade minder relevant, aangezien de uitvoering van dit project sinds de
machtsovername van Hamas in de Gazastrook opgeschort is. De EU missie kan pas weer functioneren wanneer het beheer en de controle aan de Gazaanse kant aanvaardbaar is geregeld. 8 Ik heb het EU-standpunt – dat ook het Nederlandse is – nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van mijn gesprekspartners in het Midden-Oosten. Ter nadere toelichting op deze antwoorden zou ik tevens willen verwijzen naar de antwoorden die ik heb gegeven op identieke vragen die de heer Van Bommel (SP) op 23 januari 2008. heeft gesteld over hetzelfde onderwerp (brief DAM043/08). 9 Dit bleek niet mogelijk te zijn, maar benadrukt zij dat ik de Nederlandse zorgen – zoals hierboven geformuleerd – tijdens mijn reis nadrukkelijk kenbaar heb gemaakt aan mijn gesprekspartners in de regio.
2597 Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken over betrokkenheid van het Nederlandse bedrijf Riwal bij de bouw van de Israëlische barrière. (Ingezonden 12 juli 2007) 1 Bent u, naast het aanspreken van Riwal op de betrokkenheid bij de bouw van de illegale barrière, ook bereid de mogelijke betrokkenheid van Riwal/Lima Holding bij de bouw van illegale nederzettingen of permanente checkpoints grondig te onderzoeken en aan te dringen op het stoppen van enige bijdrage aan als illegaal veroordeelde activiteiten van de Israëlische autoriteiten? 2 Op welke wijze blijft u alert en welke activiteiten bent u van plan te ondernemen om het nakomen van de afspraken met Riwal na te gaan? 3 Deelt u de opvatting dat het ook ongewenst is voor Nederlandse bedrijven om op welke wijze dan ook betrokken te zijn bij «moderne slavernij» in de industrieparken op de Westbank? 4 Hoe verhoudt zich dit tot het naleven van de OESO richtlijnen en bent u bereid de betrokken bedrijven te wijzen op de wenselijkheid tot naleven van deze richtlijnen, onder meer door de ILO arbeidsnormen op te volgen? Antwoord Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken). (Ontvangen 5 september 2007) 1 en 2 Bevordering van de bewegingsvrijheid van mensen en goederen in de Palestijnse Gebieden, naast gelijktijdige maatregelen van Palestijnse zijde op het vlak van veiligheid, is een essentieel onderdeel van de zogenoemde Agreement on Movement and Access. Gelet op de doelstelling te komen tot een vermindering van de checkpoints acht ik medewerking van een Nederlands bedrijf aan de uitbreiding van checkpoints niet de geëigende weg. Binnen afzienbare termijn zal een gesprek plaatsvinden tussen Riwal en ambtenaren van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken over de betrokkenheid van Riwal bij de bouw van de Israëlische afscheidingsbarrière. In dat gesprek zal tevens geïnformeerd worden naar eventuele directe of indirecte betrokkenheid van het bedrijf bij de bouw van Israëlische nederzettingen of checkpoints. Als blijkt dat van dergelijke activiteiten sprake is, zal ik het bedrijf vragen om deze te beëindigen. Overigens heeft navraag bij de Nederlandse ambassade in Tel Aviv en de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah geen aanwijzingen opgeleverd dat er inderdaad sprake zou zijn van directe of indirecte betrokkenheid van Riwal bij de bouw van nederzettingen en/of checkpoints. 3 en 4
Ik acht betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij activiteiten die in strijd zijn met de OESORichtlijnen ongewenst. Hoe de activiteiten die in het aangehaalde artikel worden beschreven zich verhouden tot deze richtlijnen valt niet afdoende te beoordelen zonder nader onderzoek naar aanleiding van een daarop gerichte vraag, in te dienen bij een Nationaal Contact Punt voor de OESO-Richtlijnen (NCP). Op grond van de in OESO-kader gemaakte afspraken zal een dergelijke vraag overigens bij het NCP in Israël moeten worden ingediend omdat de activiteiten waar het over gaat zich afspelen in door Israël gecontroleerd gebied. Vooruitlopend daarop kunnen bedrijven alleen in algemene zin worden gewezen op de wenselijkheid de OESO-Richtlijnen na te leven. Dit is een meer algemeen gerichte boodschap die regelmatig door de Staatssecretaris van Economische Zaken wordt afgegeven. Nederland onderschrijft de ILO arbeidsnormen en keurt praktijken zoals die worden omschreven in de door u aangehaalde publicatie af.