Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld Wegwijzer voor en door gemeenten
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld Wegwijzer voor en door gemeenten
Inhoudsopgave Inleiding 04 Reacties op de geweldsspiraal 05 Wegwijzer voor bestuurders en professionals 05 Verantwoording 06 Leeswijzer 06 1
Wat is er aan de hand 1.1 De achtergrond 1.2 De invloed van het slavernijverleden 1.3 Instrumenteel geweld en expressief geweld
08 09 10 11
2 Omgevingsfactoren 2.1 Invloed van de woonomgeving 2.2 De rol van de moeder en de opvoeding 2.3 Machocultuur 2.4 De invloed van vrienden (peer pressure) 2.5 Schaamte-ervaringen
14 15 15 17 17 18
3
Mogelijke oplossingen voor de problematiek 3.1 Hulpverlening, preventie en repressie 3.2 Hulpverlening en preventie 3.3 Repressieve maatregelen
20 21 21 27
4
Handreikingen 32 4.1 Zorg voor een goede afstemming tussen instellingen 33 4.2 Zorg voor behoud van opgedane kennis 33 4.3 Aandacht voor specifieke kenmerken van Antilliaans-Nederlandse risicojongeren 34 Bronnen 39 Bijlage 1 Statistieken 42 Bijlage II Twee instrumenten ter overpeinzing 48
Inleiding
Arnhem, 21 augustus 2010; Amsterdam, 2 september 2010; Zoetermeer, 5 september 2010; Rotterdam, 2 oktober 2010. De Antilliaans-Nederlandse gemeenschap is door schietincidenten het afgelopen jaar regelmatig in het nieuws. Door de negatieve spiraal van geweld staat het thema geweld onder en door Antilliaans-Nederlandse risicojongeren weer hoog op de politieke-bestuurlijke agenda’s.
Reacties op de geweldsspiraal Buurtbewoners voelen zich onveiliger op straat, gemeenten formuleren beleid om de veiligheid op straat te vergroten en de politie houdt de doelgroep nog strenger in de gaten. Ook binnen de AntilliaansNederlandse gemeenschap woeden heftige discussies over hoe deze geweldsspiraal onder een deel van de jongeren kan worden gekeerd. Wat is er aan de hand? En wat kunnen partijen als de (lokale) overheid, politie, justitie en hulpverleningsinstanties doen om de risicogroep aan te pakken en de oververtegenwoordiging in de criminaliteitscijfers te reduceren? Wegwijzer voor bestuurders en professionals Deze wegwijzer is een bundeling van de inbreng van experts en de uitwisseling van praktijkervaringen door professionals van gemeenten, kennisinstituten en uitvoeringsorganisaties ten tijde van de themasessie ‘Subcultuur van geweld onder Antilliaans-Nederlandse risicojongeren’ die op 30 november 2010 plaatsvond. De wegwijzer speelt in op drie behoeften vanuit de gemeenten en de uitvoeringsprofessionals: 1) Kennis over de doelgroep, 2) Manier van hulpverlening, 3) Ketensamenwerking en inbedden van kennis binnen reguliere instellingen. De leidraad zal dieper ingaan op de omstandigheden die bijdragen aan de subcultuur van geweld waarbij ook mogelijke oplossingsrichtingen aan de orde komen.
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 05
Verantwoording De wegwijzer is geschreven door Nicis Institute in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beoogt (nieuwe) inzichten te verschaffen ten behoeve van de kwaliteit en effectiviteit van de aanpak en het beleid van uitvoeringsorganisaties en gemeenten. Leeswijzer
Het eerste hoofdstuk besteedt kort aandacht aan de achtergronden, zoals de historie, de verhouding tussen Nederland en de Antillen en geeft een beschrijving van het begrip geweld. Hoofdstuk twee behandelt de omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op het geweld dat door AntilliaansNederlandse risicojongeren wordt gebruikt. Vervolgens worden in hoofdstuk drie de maatregelen in kaart gebracht die kunnen bijdragen aan de aanpak van geweld. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen hulpverlening, preventieve en repressieve maatregelen. Deze wegwijzer sluit in hoofdstuk vier af met een aantal handreikingen.
06 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 7
1. Wat is er aan de hand?
8 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Hoe is de subcultuur van geweld onder Antilliaans-Nederlandse risicojongeren ontstaan? En wat houdt deze in stand? In dit hoofdstuk belichten we enkele achtergronden.
1.1 De achtergrond We spreken over Antilliaans-Nederlandse jongeren, maar de risicojongeren waarmee zich in Nederland problemen voordoen, zijn voor een belangrijk deel afkomstig van Curaçao en in veel mindere mate van de andere eilanden (Van Hulst, 2003). Bovenkerk (2001) concludeert dat Antilliaanse jeugdcriminaliteit in Nederland is te verklaren als voorzetting van een leefwijze en delictenpatroon op Curaçao. De situatie in de volksbuurten op Curaçao is sinds eind jaren tachtig verslechterd, met name door de slechte economische situatie. Daardoor heeft de criminaliteit er de laatste jaren een hoge vlucht genomen. Om diezelfde reden maken vanaf medio jaren tachtig alleenstaande moeders en kansarme risicojongeren, die op Curaçao in erbarmelijke omstandigheden verkeren, in toenemende mate de reis naar Nederland. Veel van deze Antilliaanse nieuwkomers zijn de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig. Combinatie van problematische factoren De problematische situatie van de Antilliaans-Nederlandse risicogroep kan
worden gekenschetst door: (jeugd) werkeloosheid, armoede, voortijdig schoolverlaten, een ‘vaderloze gezinsstructuur’ en tienermoederschap (Van Hulst, 2003; Bovenkerk, 2001). Deze factoren staan het opbouwen van een maatschappelijke carrière en financiële onafhankelijkheid in de weg. Daarnaast lijken veel Antillianen te stuiten op (te) grote verschillen tussen de eigen en de Nederlandse cultuur. Houding van de groep tegenover diefstal en geweld Antilliaans-Nederlandse risicojongeren legitimeren het plegen van diefstal en andere instrumentele delicten vanuit hun achterstandspositie. Ze verwijzen bijvoorbeeld naar hun slechte economische positie en het koloniale verleden (Van Hulst, 2003; Bovenkerk, 2001; Van San, 1998). Van San (1998) stelt dat moeders stelen vanuit deze motieven afkeuren, maar ze keuren geweldsdelicten (expressieve delicten) vaker goed, vanuit het oogpunt van gezichtsverlies. Het gaat dan bijvoorbeeld om het verdedigen van de familie-eer. Tevens concludeert Van San (1998) dat de al dan niet goedkeurende houding van de moeder tegenover het delinquent gedrag bepalend is voor de criminele activiteiten van hun zonen. Broek (2010) beschrijft in een recente publicatie een andere invalshoek die bij zou dragen aan crimineel gedrag: de invloed van de omgeving en schaamte-ervaringen uit het
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 09
verleden. Deze zouden vaak als legitimering gebruikt worden.
1.2 De invloed van het slavernijverleden Bij een aantal Antilliaanse-Nederlanders speelt het slavernijverleden een rol in hun leven en deze legitimeren hiermee het gebruik van geweld. In Nederland wordt nog steeds vreemd opgekeken als er vanuit de Antilliaanse gemeenschap gesproken wordt over het slavernijverleden. Maar uit onderzoek van OCaN (2007) blijkt dat een deel van de Antilliaanse-Nederlanders een collectief trauma vanwege het slavernijverleden ervaart. Dit kan zijn weerslag hebben op het onderlinge vertrouwen, het gezinsleven en de manier van opvoeden op de huidige Antillen. Een diepgeworteld gevoel van ongelijkheid en uitsluiting leidt bij sommige jongeren tot een gewelddadige houding tegenover de dominante ‘kolonisator’ Nederland. Glenn Helberg, Psychiater en voorzitter van OCaN, stelt dat het slavernijverleden iets doet met de geest van mensen: ‘Je schiet alleen maar iemand dood als je zelf pijn hebt. Deze mensen zijn nazaten van de slaven in de koloniën. Dat doet iets met de geest van mensen. Van slachtoffer wordt je gemakkelijker dader.’
Rol van de verhouding tussen Nederland en de Antillen Ook de moeizame verhouding tussen Nederland en de Antillen lijkt bij een aantal Antilliaanse-Nederlanders op de achtergrond een rol te spelen in het gedrag. Dat geldt niet alleen voor probleemjongeren, maar voor een groter deel van de Antilliaanse gemeenschap (WODC, 2008). Enerzijds is er een grote groep Antillianen die in veel opzichten sterk op Nederland is gericht. Anderzijds is er sprake van (potentiële) spanningen, vooral onder Antillianen afkomstig uit de lagere sociaal-economische klasse. Deze hebben hun wortels in het koloniale verleden en het verzet daartegen op Curaçao (WODC, 2008). De moeizame relatie uit zich onder andere in gevoelens van woede en ervaren achterstelling, discriminatie en gebrek aan respect van Nederlandse zijde. Wantrouwen en geweld binnen de groep In de jaren ‘90 van de vorige eeuw is onderzoek gedaan onder AntilliaansNederlandse jongeren met politiecontacten. Dit onderzoek wijst uit dat deze jongeren instrumenteel geweld legitimeren door te verwijzen naar onder andere armoede en onderdrukking (door Nederland als kolonisator) (WODC,2008). Ook in een discussie in het tv-programma Rondom 10 werd aangegeven dat het slavernijverleden nog steeds een rol speelt bij een aantal Antilliaans-Nederlandse
10 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
jongeren. De jongeren gaven aan dat het slavernijverleden ertoe geleid heeft dat er een mentaliteit van afgunst en elkaar niets gunnen is ontstaan. Doordat er nooit slachtofferhulp is geboden aan de slachtoffers van de slavernij komt dit terug in de opvoeding en worden de gevolgen van het slavernijverleden generatie op generatie meegegeven. Historicus James Schrils voegt hieraan toe dat er ten tijde van de slavernij een verdeel-en-heersbeleid werd gevoerd. De slaven werden ertoe aangezet om elkaar te wantrouwen: ‘Door dit wantrouwen kunnen wij niet samenwerken. Het heeft met geschiedenis te maken, dingen die zij deden, doen wij nu nog steeds.’ Afgunst en wantrouwen kunnen gezien worden als legitimatie van geweld binnen de eigen groep. Hier ligt dan de relatie tussen het slavernijverleden met het onderlinge geweld binnen de AntilliaansNederlandse doelgroep. Er is ook een tegengeluid te horen. Namelijk dat er niet teruggegrepen dient te worden naar de slavernij die twee eeuwen geleden heeft plaatsgevonden. Het is niet raadzaam en niet nuttig om op basis daarvan de slachtofferrol aan te nemen. Men kan er ook kracht uit putten, zoals hieronder wordt beschreven. Het belang van het kennen van de eigen geschiedenis Antropoloog Francio Guadeloupe gaf in het tv-programma ‘Tafel van Babel’ (2008) zijn visie op het meedragen van het
slavernijverleden. Het is volgens hem belangrijk dat bepaalde gebeurtenissen uit het verleden altijd herdacht blijven worden, opdat ze niet weer gebeuren. Guadeloupe stelt dat men moet inzien dat iedereen zowel slavenhouder als slaaf kan zijn: ‘Het is inherent aan de mens om heel vredelievend en soms heel wreed te zijn.’ Iemand moet eerst zijn eigen geschiedenis en cultuur goed kennen. Pas dan kan een persoon kiezen om als individu verder te gaan en zijn eigen leven te leiden. Niet vanuit de slachtofferrol, maar omdat hij trots is op zijn verleden. Omdat hij zijn eigen geschiedenis kent en zich hierover niet schaamt, maar juist verder is gekomen (liveincuracao, 2010). De kwestie is volgens Guadeloupe hoe iemand de historie herinterpreteert.
1.3 Instrumenteel geweld en expressief geweld Je kunt geweld grofweg onderverdelen in twee typen: instrumenteel en expressief geweld. Instrumenteel geweld wordt gebruikt om een doel te bereiken. Het is vaak berekenend. Instrumenteel geweld wordt bijvoorbeeld gebruikt om een vermogensdelict te kunnen plegen (WODC, 1999). Straatroven, overvallen en drugsgerelateerd geweld zijn voorbeelden van instrumenteel geweld (Van San, 2007). Onder expressief geweld verstaan we
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 11
impulsief geweld naar anderen. Het drukt woede of vijandigheid uit, (Block, 1977), is emotioneel (Berkowitz, 1986), ondoordacht en dient geen materieel doel (WODC, 1999). Oldenboom (2009) onderscheidt drie typen expressief geweld: • Geweld binnen de eigen groep, teneinde status te verwerven. • Geweld tegen een buitenstaander, namelijk naar iemand die de ander niet als gelijkwaardig beschouwd. • Geweld tegen de dominante cultuur, in dit geval de Nederlandse. Dit uit zich vooral in een gewelddadige houding.
Veel meerplegers en veelplegers Wanneer verdachten worden onderverdeeld in first offenders, meerplegers en veelplegers, dan blijkt uit de monitor Antilliaanse-Nederlanders 2010 dat de Antilliaans-Nederlandse verdachten zijn oververtegenwoordigd in de groepen meerplegers (51,7 procent) en veelplegers (22,1 procent), vergeleken met de totale groep verdachten (45,7 procent meerplegers en 14,7 veelplegers).
Misdaadcijfers Antilliaans-Nederlandse jongeren Het valt op dat Antilliaans-Nederlandse risicojongeren binnen alle misdrijfcategorieën (geweld, vermogensdelict, verstoren openbare orde, verkeersdelict en drugsdelict) de hoogste percentages scoren ten opzichte van andere groepen. Wat het soort misdrijf betreft komen vermogensdelicten en geweldsdelicten het vaakst voor onder de doelgroep (voor de cijfers, zie bijlage II). In 2009 werd in de 22 Antillianen-gemeenten 6,4 procent van de Antilliaans-Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder verdacht van een misdrijf, tegenover 1,7 procent van de totale bevolking van 12 jaar en ouder. In de leeftijdsgroep van 12 tot 24 waren deze percentages respectievelijk 8,5 procent tegenover 3,6 procent.
12 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 13
2. Omgevingsfactoren
14 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Ook omgevingsfactoren zijn van invloed op de subcultuur van geweld onder Antilliaans-Nederlandse risicojongeren. Het gaat dan onder andere om de woonomgeving, machocultuur, de rol van de opvoeding en de rol van de moeder en vrienden (peer pressure).
2.1 Invloed van de woonomgeving De zogenaamde subcultuur van geweld kan versterkt worden door de woonomgeving jongeren (WODC, 2008). De meerderheid van de allochtone gezinnen woont in grootstedelijke wijken waar veel problemen samen komen. Concentratiewijken als de Millinxbuurt, Crabbehof en de Bijlmer zijn hier voorbeelden van. Deze woonomgeving kenmerkt zich door een eenzijdige woningvoorraad en sociaal-economische multiproblematiek. Daarnaast leven de jongeren veelal buiten het gezin. Ze zijn vooral op straat en trekken op met leeftijdsgenoten. Daardoor lopen jongeren een grotere kans om in aanraking te komen met ‘vrienden’ die van het rechte pad zijn geraakt (WODC, 2008).
2.2 De rol van de moeder en de opvoeding Kijkend naar de rol van opvoeding, geeft het WODC (2008) aan dat er bij de Antilliaans-Nederlandse risicojongeren sprake is van gebrek aan bindingen. De risicojongeren komen vanuit de Antillen veelal zonder ouder(s) naar Nederland. Ze wonen tijdelijk in bij familieleden die ze niet altijd even goed kennen en die hen niet structureel kunnen opvangen. Dit leidt ertoe dat zij in zeer beperkte mate kunnen terugvallen op een ondersteunend netwerk, zoals ze gewend waren op de Antillen. Agressieve, vaak inconsistente opvoeding Wanneer de Antilliaans-Nederlandse risicojongere wél kan terugvallen op zijn netwerk of ouders dan wordt er - ten opzichte van de Nederlandse opvoedcultuur - weinig mét, maar vooral tégen kinderen gepraat, stelt het WODC. Er zou thuis sprake zijn van inconsistente disciplinering. Wanneer kinderen zich niet rustig en netjes gedragen, wordt er streng, agressief en vaak fysiek opgetreden. Daarbij komt dat de straf vaak niet in overeenstemming is met de ernst van het vergrijp, maar vooral afhangt van de emotionele gesteldheid op dat moment van degene die de straf uitdeelt. De straf heeft vaak een ritueel karakter en is ook eerder een ontlading van woede of angst van de ouder dan een gerichte poging het kind te corrigeren.
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 15
Straffen gebeurt bovendien niet consequent. Iets wat de ene dag met een standje wordt afgedaan, of geheel passeren mag, levert een andere keer een pak slaag op (Van Hulst, 1997). Geweldsdelicten worden naar verhouding dan ook veel gerelativeerd door Antilliaans-Nederlandse ouders van probleemkinderen. Het gebruik van geweld wordt gelegitimeerd als manier voor het oplossen van problemen (Oldenboom, 2010). Houding van de ouders ten opzichte van crimineel gedrag Uit onderzoek van het ISEO (2002) blijkt dat ouders gemiddeld de delicten als zeer ernstig beoordelen, maar uit hun toelichting en omschrijving van het delict is toch in een vrij groot aantal gevallen (42%) iets van vergoelijking, de neiging om schuld bij anderen te leggen en in enkele gevallen de ontkenning dat er sprake is van een delict. De zestig geïnterviewde respondenten in het onderzoek ‘Stelen en steken’ van Van San geven aan dat hun moeder vaardigheden mist die voor de opvoeding noodzakelijk zijn. Hun moeder liet oogluikend toe dat zij met hun gestolen spullen thuis kwamen en in zekere zin niet al te zwaar tilde aan het feit dat de zoon diefstallen pleegde (Van San, 1998). De moeders zien slechte vrienden en het vrije klimaat in Nederland als een belangrijke oorzaak van problemen. Zij voelen zich hierdoor
tegengewerkt in hun opvoedingsaanpak en menen ondanks al hun inspanningen de grip op hun zonen soms te hebben verloren (Van San, 1998). Rol van de moeder bij afwezigheid vader Veel Antilliaans-Nederlandse kinderen groeien op in een gezinssitatie waarbij de vader afwezig is of zich zeer weinig laat zien. Ook dit opgroeien in een zogenaamde matrifocale gezinsstructuur zou geweld in de hand werken. Uit onderzoek van Distelbrink en Hooghiemstra (2005) blijkt dat ruwweg de helft van de Antilliaanse kinderen opgroeit in een eenoudergezin. De grotere taaklast als alleenstaande ouder en het niet kunnen delen van opvoedingsverantwoordelijkheden, kunnen de opvoeding verzwaren. Jonge alleenstaande Antilliaans-Nederlandse moeders hebben over het algemeen de school voortijdig verlaten. Zij zijn vaker afhankelijk van sociale voorzieningen, raken vaker in de schulden en ervaren de opvoedingstaak als zwaar. Hun kinderen lopen vervolgens een verhoogd risico op marginalisering en komen dikwijls al op jonge leeftijd in aanraking met criminaliteit (zie wegwijzer AntilliaansNederlandse jonge moeders in beeld). Afwezigheid positief rolmodel Er wordt verband gelegd tussen een matrifocale gezinsstructuur en het slavernijverleden. Het gebruikte argument hiervoor is dat door de afzonder-
16 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
lijke verkoop van mannen, vrouwen en kinderen tijdens de slavernij kerngezinnen opgesplitst werden. Zo konden mannen geen verantwoordelijkheid meer nemen voor hun gezinnen (WODC, 2009). De onzekerheid, gekoppeld aan de overbodigheid van de man als kostwinner die hiermee gepaard gingen, ontmoedigde de vorming van kerngezinnen. Voor met name zonen kan het ontbreken van een positief rolmodel risico’s opleveren. De afwezigheid van een vader wordt hierdoor vaak gezien als risicofactor voor delinquent gedrag (WODC, 2008). In hoeverre huiselijk geweld hierbij nog een mogelijke rol speelt is niet expliciet naar voren gekomen tijdens de themasessie over geweld. Dat zou nader onderzoek vergen.
geld, seksuele veroveringen, geweld en criminele daden afgedwongen (Van San, 1998). In jeugdgroepen met AntilliaansNederlandse risicojongeren is sprake van hiërarchie. Hoe mannelijker iemand overkomt, des te hoger hij in de hiërarchie staat. Deze status kan verworven worden door het aantal en het soort overvallen dat iemand pleegt (instrumenteel geweld). Ook expressief geweld komt veelvuldig voor en ontstaat wanneer de dader zich beledigd voelt (wat leidt tot gezichtsverlies) of wanneer hij het gevoel heeft dat hij met geweld moet reageren wanneer hij wordt bedreigd (Van San, 2007).
2.3 Machocultuur
Eerder is aangegeven dat de AntilliaansNederlandse risicogroep in Nederland minder vaak kan terugvallen op een netwerk van familie. Ze moeten vaak zonder steun van hun ouders of vanuit wijdere informele kring hun weg in de Nederlandse samenleving vinden (WODC, 2008). Uit onderzoek van Pels en Nijsten (2003) blijkt dan ook dat zij zich sterk verlaten op de steun en voorbeelden van hun leeftijdgenoten.
Binnen de groep van AntilliaansNederlandse risicojongeren heerst een machocultuur. Uiterlijk vertoon (gouden kettingen, dure merkkleding) en de uitstraling dat je nergens bang voor bent, spelen hierbij een belangrijke rol en dragen bij aan het verkrijgen van respect binnen de groep (Van San, 1998). Bovenkerk stelt in zijn artikel: ‘Over de Antilliaanse criminaliteit in Nederland en haar bestrijding’ dat AntilliaansNederlandse jongeren veel waarde hechten aan het respect dat zij van hun omgeving krijgen. Respect binnen de vriendenkring wordt door middel van lef,
2.4 De invloed van vrienden (peer pressure)
Eer, respect en geweld
In sommige subgroepen van Antilliaans-Nederlandse risicojongeren heerst een eercultuur. Deze wordt in verband gebracht met de normalisering
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 17
van geweld. Door het gebruik van agressie en geweld wordt status en respect van leeftijdgenoten verkregen (WODC, 2008). Het hebben van status betekent dat je gerespecteerd wordt binnen je groep. De druk van de groep
Peer pressure en groepsdruk horen bij een normaal patroon in de socialisatiefasen van jongeren. Aangetoond is dat het van invloed is op de ontwikkeling van de jongere zelf en in welke omgeving je ‘vrienden’ zich begeven. Kwetsbare personen zijn meer gevoelig voor de verkeerde invloeden en kunnen eerder een ‘foute’ vriendengroep worden ingetrokken. Binnen een groep wordt druk uitgeoefend, waardoor individuele groepsleden tot acties worden aangezet. Groepsdynamiek
Binnen deze groepen is het gewoon om een wapen te hebben en deinst men er niet voor terug om het te gebruiken (Van San, 2007). De straf op afwijking van de groepsnormen leidt onvermijdelijk tot een verlaging van status (Miedema, 2002). Agressie en geweld(sbereidheid) geven niet alleen status maar tonen ook loyaliteit aan de groep als collectief. De groepsdynamiek is te zien als een constant proces van elkaar overtroeven en de ‘zwakkelingen’ hun plaats wijzen. Reputatiehandhaving blijft bedenkelijk en een weigering om mee te doen kan
uitstoting tot gevolg hebben (Miedema, 2002). Frank van Gemert (VU) stelt hierover: ‘Leden van jeugdgroepen betreden wel vaak het criminele pad, maar in de regel niet met de groep, eerder vanuit de groep.’
2.5 Schaamte-ervaringen Er is nog een ander perspectief voor het legitimeren van geweld door Antilliaans-Nederlandse risicojongeren, beschreven door de socioloog Aart Broek. Volgens hem vinden geweld en andere vormen van afwijkend gedrag hun oorzaak in ervaringen van schaamte: ’krenkende vormen van sociaalemotionele uitsluiting evenals de angst voor dergelijke uitsluiting’. Beschaamd vertrouwen kan uiteindelijk tot uiting komen in een vorm van geweld. Maar hoe komt het dat schaamte-ervaringen bij Antilliaans-Nederlandse jongeren zo hard aankomen en deze voor lange tijd meedragen? Volgens Broek komt dit door het gebrek of afwezigheid van geborgenheid. Hij geeft aan dat iedereen geborgenheid nodig heeft, het is een primaire behoefte. Wanneer deze niet vervuld wordt, is een tegenreactie te verwachten. Dit uit zich onder meer in agressie. Drie voorwaarden voor problematische schaamte
De kern van agressie en geweld ligt volgens Broek dus in schaamte.
18 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Schaamte-ervaringen komen onder druk te staan wanneer: • De persoon niet op maatschappelijk acceptabele wijze is geborgen in het heden (er is sprake van een gemankeerd gevoel erbij te horen). • Het ontbreekt de persoon aan een duurzaam toekomstperspectief. • De persoon kent een problematische (schaamte-)emotionaliteit.
Het betreft dus in feite een drievoudige schaamte-ervaring. Volgens Broek is het daarom van belang dat in de hulpverlening wordt ingespeeld op het vinden van geborgenheid, het creëren van een duurzaam toekomstperspectief en het kanaliseren van de door schaamte beïnvloedde emoties. De Gemeente Almere is met dit gedachtegoed aan de slag gegaan (zie het praktijkvoorbeeld in het kader). Zij richt zich in haar aanpak en casuïstiek binnen verschillende projecten op de drie criteria: geborgenheid, toekomstperspectief en evenwichtige emotionaliteit. De methodiek werkt volgens Almere goed omdat het professionals meer bewust maakt van het feit dat iemand met een andere culturele achtergrond ook anders reageert. Leestip: http://home.planet. nl/~broe1926/tekst. html?pagina=’Teksten/Schaamtelozen_ agbroek_carilexis_2010.pdf’
Praktijkvoorbeeld: pilot over schaamte bij Antilliaans-Nederlandse criminelen Almere is in 2008 gestart met een pilot over schaamte. Hulpverleners worden bewust gemaakt van de schaamte- en schuldgevoelens die een rol kunnen spelen bij het criminele gedrag van Antilliaans-Nederlandse risicojongeren. De pilot is gebaseerd op de theorie van socioloog en Antillendeskundige Aart Broek (‘De terreur van schaamte’): jongeren die zich buitengesloten voelen in de maatschappij compenseren hun schaamtegevoel daarover met gewelddadig gedrag om zo respect af te dwingen. Broek heeft een methode ontwikkeld om hulpverleners bewust te maken van deze gevoelens van schuld en schaamte en de rol die deze gevoelens spelen bij de problemen onder Antilliaans-Nederlandse jongeren. Hulpverleners kunnen daar rekening mee houden wanneer ze proberen de jongeren een toekomstperspectief te bieden en de zaken emotioneel weer op orde te krijgen. Dit lijkt bepalend voor de wijze waarop deze tot de risicogroep behorende jongeren hun gedrag weten aan te passen en zo op het goede spoor te komen. Het project is voor Justitie interessant, omdat het een methode is met als doel het voorkomen van recidive. Het veiligheidshuis gaat daarin een belangrijke rol spelen.
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 19
3. Mogelijke oplossingen voor de problematiek
20 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Om geweld onder en door AntilliaansNederlandse risicojongeren aan te pakken en terug te brengen, zijn de afgelopen jaren verschillende maatregelen in het leven geroepen. In dit hoofdstuk geven we een kort overzicht.
3.1. Hulpverlening, preventie en repressie De maatregelen hebben twee invalshoeken: hulpverlening en preventieve maatregelen aan de ene kant en repressieve maatregelen aan de andere kant. Onder hulpverlening verstaan we maatregelen die gericht zijn op zorg en het bevorderen van zelfstandig maatschappelijk functioneren van de Antilliaans-Nederlandse risicojongeren. De preventieve maatregelen spelen in op de omgevingsfactoren van geweld (zie hoofdstuk 2) en hebben tot doel het voorkomen en tegengaan van geweld. De repressieve maatregelen richten zich op de aanpak en reduceren van geweldsdelicten onder en door deze jongeren. In dit hoofdstuk geven we aanbevelingen over hoe geweld aan is te pakken vanuit de verschillende invalshoeken.
3.2 Hulpverlening en preventie Volgens MAAPP-voorzitter Raymond Labad zou elke aanpak een hulp- en
zorgaspect moeten hebben om jongeren weer op de rit krijgen, opdat zij actief deel kunnen nemen aan de Nederlandse maatschappij. Binnen de preventieve en repressieve aanpak is er in zijn visie dus behoefte aan beleid met een curatief aspect. Er is namelijk ook een groep die wél geholpen wil worden. Voor die groep is beleid nodig dat de mogelijkheid biedt tot herstel, genezing en verbetering van de situatie. Hier wordt volgens Labad tot op heden erg weinig of geen aandacht aan besteed. Preventief beleid begint met het kennen en vroegtijdig inspelen op ontwikkelingen die voorspelbaar zijn. Voorkomen is beter dan genezen geldt ook hier. Weten welke situaties en omstandigheden (risicofactoren) geleid hebben tot incidenten of kunnen leiden tot incidenten (signaleren). Preventief beleid omvat initiatieven die doelbewust en systematisch anticiperen op risicofactoren en jongeren die de fout in (dreigen te) gaan op het goede spoor krijgen of te houden (voorkomen en beheersen). In de praktijk worden hulp en preventieve maatregelen veelal gecombineerd. Inzet van de deskundigheid van de gemeenschap Overkoepelende Antilliaanse organisaties, zoals MAAPP en de Antilliaanse beraden kunnen ingeschakeld worden om een bemiddelingsrol te bekleden. Zij kunnen de risicojongeren begeleiden naar
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 21
reguliere en niet-reguliere instellingen. Ook kunnen maatschappelijke initiatieven, waaronder kerkelijke organisaties een rol spelen in de ondersteuning en empowerment van jongeren, in de vorm van rolmodellen. Door meer gebruik te maken van de deskundigheid van de eigen gemeenschap (waaronder specifieke kennis van de cultuur) zouden de resultaten positiever zijn, meent Labad. Dit dient wel op professionele basis te gebeuren. Nu wordt er nog veel gewerkt met vrijwilligers en op vrijwillige basis. De inzet van deze deskundigen verdient meer aandacht in de gehele aanpak van deze zware groep jongeren.
werkeloosheid, geen startkwalificatie) bijdraagt aan een verhoogd risico op het vertonen van delinquent gedrag (Van San, 2007; Van Hulst, 2003; Bovenkerk, 2001). De aanpak van multiproblematiek, waarbij de focus ligt op het bieden van kansen op het gebied van onderwijs en werken en het tegengaan van voortijdig schoolverlaten, draagt bij aan het verhogen van de kansen tot maatschappelijk succes. Ingezet wordt op het bieden van (leer/werk)stages, begeleiding, gedragsbeïnvloeding en vroeg- en voorschoolse educatie.
Hulpverlening in de PI’s en jeugddetentiecentra Zorg en hulpverlening dient in een zo vroeg mogelijk stadium te beginnen. Al in penitentiaire inrichtingen en ruim voor de geplande vrijlating zou er aandacht voor moeten zijn. Overleg en samenwerking met en tussen betrokken instanties en de Antilliaans-Nederlandse gemeenschap kan een helpende hand bieden. Een soortgelijke aanpak is te gebruiken in de jeugddetentiecentra. Wellicht dat hiermee het doorgroeien naar de status van meer- of veelplegers wordt voorkomen. Aanpak multiproblematiek Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het leven in slechte sociaal-economische omstandigheden (schulden, 22 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Praktijkvoorbeeld: De Rotterdamse aanpak De aard en omvang van de problematiek van een deel van de Antilliaanse Rotterdammers maken een persoonsgerichte aanpak noodzakelijk. Bij Antilliaanse Nederlanders met complexe en meervoudige problemen wordt intensieve begeleiding ingezet bij het weer onder controle krijgen van de problemen. De jongere wordt nadrukkelijk gewezen op de eigen verantwoordelijkheid om uit de problemen te komen. Maar ook samenwerking tussen de gemeentelijke partners en het hebben van specifieke kennis over de doelgroep blijken essentieel om deze aanpak te doen slagen. Na afloop van het persoonsgerichte traject is de probleemsituatie gestabiliseerd en wordt de begeleiding gereguleerd. Er is gekozen voor de inzet van specifieke ‘Antillianenregisseurs’, gedetacheerd vanuit de gemeentelijke diensten SoZaWe, JOS, GGD. Zij werken in teamverband en voeren regie op de samenwerkingspartners. Belangrijke aandachtspunten zijn huisvesting, schuldenproblematiek en zorg- en hulpverlening.
Pakket ‘Ouders van tegendraadse jeugd’ (JSO) Om jeugddelinquenten en risicojongeren perspectief te blijven bieden, stuurt het expertisecentrum Jeugd Samenleving en Opvoeding aan op intensieve samenwerking bij (opvoed)ondersteuning en nazorg. Zo biedt het JSO een preventieprogramma met opvoeding ondersteunende interventies voor ouders en uitvoeringsprofessionals. Ook verzorgt het de regie over de nazorg. Voor de aanpak van jeugdcriminaliteit heeft het JSO voor zowel ouders als hulpverleners een compleet pakket aan preventieve interventies ontwikkeld: ‘Ouders van tegendraadse jeugd’ (JSO, 2011). Het doel van het pakket is om de opvoedcompetentie van ouders te vergroten. Daarmee kan het aantal kinderen dat voor het eerst een strafbaar feit pleegt, verminderen en kan de recidive van kinderen die strafbare feiten plegen worden teruggedrongen. Zowel ouders als professionals krijgen trainingen die gericht zijn op het versterken van opvoedkundige vaardigheden. Het pakket bestaat uit lichte opvoedingsondersteunende interventies voor kinderen van acht tot en met zestien jaar. De lichtste interventies zijn inzetbaar voor kinderen met een verhoogd risico (bijvoorbeeld hanggroepen/ overlastgevende jeugdgroepen). De zwaardere interventies zijn direct gericht op ouders van jeugd met strafbaar gedrag
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 23
en vooral inzetbaar in de politionele/ justitiële keten. (JSO, 2011). Hulpverleningsprofessionals volgen trainingen en bijscholingstrajecten die gericht zijn op het werken met de interventies van ‘Ouders van tegendraadse jeugd’, pedagogische advisering, oudergericht werken en het begeleiden van coachingsgesprekken ten behoeve van ouders van jeugd met (bijna) delinquent gedrag (JSO, 2011). Leestip: http://www.jso.nl/1/Activiteiten/ OUDERS-van-tegendraadse-jeugd.html
Praktijkvoorbeeld: Traject ‘Nieuw perspectief bij terugkeer’
te voorkomen. Het traject bestaat uit drie fases:
Op de grens van preventie en repressie zijn twee vormen van aanpakken te noemen, die in allerlei uitvoeringsvarianten in het land worden uitgevoerd. Door de politie Amsterdam-Amstelland is in de gemeente Amsterdam het traject ‘Nieuw Perspectief bij terugkeer’ ingevoerd. Dit traject door een zorginstelling uitgevoerd, wordt ingezet wanneer de jongere nog vastzit en gaat door wanneer deze ontslagen wordt uit een instelling of justitiële inrichting. Het traject bestaat uit drie fasen en duurt in totaal negen maanden. Het is erop gericht voormalig delinquenten weer een plaats te geven in de maatschappij en terugval in oud gedrag
• • •
De eerste fase begint wanneer de jongere nog in de instelling verblijft. Drie maanden voor vertrek krijgt de jongere een begeleider aangewezen. In deze fase wordt het contact met de hulpverlener opgebouwd en worden de eerste afspraken gemaakt. Gezamenlijk wordt gekeken welke hulp nodig is om terugval te voorkomen. De tweede fase start na ontslag uit de instelling. In deze fase heeft de jongere intensief contact met de begeleider (twee tot drie keer per week). In fase drie wordt het contact met de begeleider afgebouwd tot ongeveer één contact moment per week (Spirit, 2010).
24 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Reclassering De doelgroep van de reclassering bestaat uit alle personen die met justitie in aanraking zijn gekomen, dus zowel daders als verdachten. Het doel van de reclassering is het voorkomen en terugdringen van crimineel gedrag (Reclassering, 2011). De reclassering draagt daarmee bij aan een veiliger samenleving. Dit doet zij op verschillende manieren. Een van de programma’s is: ‘Terugdringen van recidive’. Uitgangspunt is een persoonsgerichte aanpak. Ex-gedetineerden kunnen na hun straf om verschillende redenen terugvallen in crimineel gedrag. Soms gebeurt dit bijvoorbeeld vanwege een verslaving of door psychische problemen. Over het algemeen gaat het om een combinatie van problemen. Gedetineerden krijgen tijdens hun gevangenisstraf daarom een programma dat specifiek op hun persoon en problemen is toegesneden.
Vast contactpersoon van de gedetineerde is de trajectbegeleider van het gevangeniswezen. De reclassering adviseert en voert gedragsinterventies uit. De trajectbegeleider en reclasseringswerker hebben regelmatig overleg waarbij de trajectbegeleider verantwoordelijk is voor alle interventies binnen de inrichting. De reclasseringswerker is verantwoordelijk voor de begeleiding en toezicht buiten de inrichting (Reclassering Nederland, 2007). Voor beleidscoördinatoren binnen de gemeenten is het van belang dat de reclassering betrokken wordt in het preventieve (nazorg)proces.
Reclassering stelt dat bepaalde factoren (‘criminogene factoren’), recidive van crimineel gedrag veroorzaken. De reclassering brengt de risico’s voor recidive in kaart. Het gevangeniswezen en reclassering stellen vervolgens samen een re-integratieplan voor de gedetineerde op. De benodigde trainingen (gedragsinterventies) en begeleiding worden geregeld of er start een behandeling (Reclassering Nederland, 2007). Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 25
Aanpak ‘Terugdringen recidive’ • Een goede selectie maken op basis van detentieduur, factoren die de kans op recidive vergroten en welke interventies nodig zijn om deze kans te verkleinen. • Opstellen re-integratieplan. Hierin staat omschreven wat er met de gedetineerde gaat gebeuren. De trajectbegeleider is verantwoordelijk voor alle interventies binnen de inrichting en de reclasserings werker voor het gedeelte buiten de gevangenis.
Praktijkvoorbeeld: ‘Catch!’, Reclassering Nijmegen Het project ‘Catch!’, van Reclassering Nijmegen richt zich binnen het reguliere beleid specifiek op Antilliaans-Nederlandse risicojongeren die keer op keer kleine delicten plegen. Met behulp van intensieve trajectbegeleiding probeert ‘Catch!’ de jongeren een nieuw en geregeld bestaan te bieden. Opzet van het project Een duidelijke structuur, dagelijkse routine, emotionele stabiliteit, gezondheid, een zelfstandig huishouden voeren, een sociaal netwerk en arbeid of scholing komen
• Het inzetten van gedragsinterventies die zich in praktijk bewezen hebben. • Een goede nazorg. Gemeenten hebben weliswaar tot taak om te zorgen dat ex-gedetineerden weer een plek in de samenleving krijgen, de reclassering en het gevangeniswezen kunnen daar bij uitstek bij helpen. Zij kennen de mensen en weten hen te motiveren en te activeren.
bron: Reclassering Nederland, 2007
allemaal aan bod. Niet alleen straffen, maar ook kansen bieden aan jongeren is de insteek. De trainingen vinden nu voor en na detentie plaats. Het project duurt één à twee jaar waarbij motivatie van de deelnemer belangrijk is. Dwang- en drang maatregelen zijn mogelijk. Zaken die geregeld worden in de oriëntatiefase zijn schuldhulpverlening en woninginschrijving. Vervolgens krijgt de kandidaat trainingen in vaardigheden en gedrag. Daarna gaat de kandidaat op weg naar het zelfstandig functioneren. Het contact leggen met het CWI is hier een onderdeel van. Langzaam wordt de jongere weer losgelaten, waarbij zijn gedragsaanpassing terugval in oud gedrag moet voorkomen.
26 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
3.3 Repressieve maatregelen Onder repressieve maatregelen verstaan we maatregelen die gericht zijn op het naleven van regels, met als doel ongewenste situaties op te sporen. De repressieve keten bestaat uit partijen als de politie, justitie, reclassering en het Veiligheidshuis. De politie houdt toezicht in de publieke ruimte, handhaaft de openbare orde, spoort strafbare feiten op en verleent hulp in nood (Politie, 2011). Justitie (OM) houdt zich bezig met opsporing en vervolging van strafbare feiten en de uitvoering van opgelegde straffen (Ministerie van Justitie, 2011). De reclassering levert samen met partners uit de justitieketen een sluitende en effectieve aanpak. Het reclasseringsaanbod bestaat uit een integraal aanbod van diensten bestaande uit voorlichting, rapportage ten behoeve van de strafrechtelijke afdoening, begeleiding en toezicht, toeleiding naar zorg, re-integratieprogramma’s en taakstraffen (Ministerie van Justitie, 2004). De rol van de gemeente in de repressieve aanpak van de veelplegers richt zich op afstemming van de repressieve trajecten op bestaande preventieve en curatieve activiteiten (Ministerie van Justitie, 2004). Bovengenoemde partijen komen tegenwoordig veelal samen in het Veiligheidshuis. Wettelijke en bestuursrechtelijke mogelijkheden Bij de aanpak van geweld door Antilliaans-Nederlandse risicojongeren
kunnen gemeenten een beroep doen op verschillende wettelijke mogelijkheden. We gaan hier nader in op vier mogelijke wetten en bestuursrechtelijke maatregelen: 1) De wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, beter bekend als de ‘voetbalwet’ is op 1 september 2010 in werking getreden. Deze wet is bedoeld om groepen die in het algemeen overlast veroorzaken, beter aan te pakken. Burgemeesters en het OM kunnen hiermee preventief extra maatregelen nemen tegen mensen die herhaaldelijk overlast geven, door bijvoorbeeld het opleggen van een langdurig gebiedsverbod. Daarnaast krijgen rechters de mogelijkheid een wijkverbod als zelfstandige maatregel op te leggen om de overlast van probleemjongeren effectief te bestraffen. 2) In de Opiumwet wordt onderscheid gemaakt in hard- en softdrugs. In beide gevallen is het in beginsel verboden om middelen die op de lijst staan te smokkelen, telen, bereiden, verwerken, verkopen, af te leveren en te vervoeren, in bezit te hebben en te vervaardigen. De hoogste straf op een delict uit de Opiumwet is twaalf jaar gevangenisstraf en dat
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 27
is voor drugssmokkel (OM, 2010). Met behulp van deze wet kan ‘hosselen’ en de handel in (soft) drugs aangepakt worden. 3) In de Wet wapens en munitie wordt onderscheid gemaakt tussen het voorhanden hebben van een wapen en het dragen van een wapen. Onder het voorhanden hebben wordt verstaan het beschikken over een wapen. Dat is ook het geval wanneer het wapen opgeborgen is in een bergplaats waar iemand de sleutel van in het bezit heeft. Een wapen dragen betekent het voor het grijpen hebben van een wapen, terwijl iemand zich op een openbare plaats bevindt (Justitie, 2010). Het wapengebruik binnen de Antilliaans-Nederlandse risicogroep is hoog. Wapengeweld en wapenbezit onder de AntilliaansNederlandse risicojongeren is een kwestie die al een tijd hoog op de maatschappelijke en politieke agenda staat. Strenge naleving van deze wet is daarom gewenst. Een wapen wordt binnen de groepen echter vaak beschouwd (en gebruikt) als algemeen goed. Ze dragen het bijna nooit bij zich en het ligt vaak verstopt, bijvoorbeeld in bosjes. Hierdoor is de rechtmatige eigenaar van het wapen moeilijk te traceren.
4) De Wet investeren in jongeren (WIJ) is een preventieve wettelijke maatregel en is op 1 oktober 2010 in werking getreden. Deze wet verplicht instanties om jongeren van 16 tot en met 27 jaar, die niet werken of leren en die zich melden bij een hulpverleningsinstantie als SoZaWe of UWV, een werk/ leeraanbod te doen (Kamerbrief: kabinetsbeleid AntilliaansNederlandse probleemjongeren vanaf 2010, 2009). Deze kan bestaan uit een baan, scholing of een combinatie daarvan. De wet biedt mogelijkheden tot het financieren van trajecten die delinquent gedrag helpt te voorkomen en jongeren terug op het rechte pad brengt. Repressie door Justitie (OM) Het Openbaar Ministerie pakt het geweld door Antilliaans-Nederlandse jongeren binnen het reguliere beleid op twee bijzondere manieren aan: supersnelrecht en de shortlist-methodiek. 1) Snelrecht en supersnelrecht. Bij alle rechtbanken is zogenaamd ‘snelrecht’ mogelijk gemaakt, zo is afgesproken met de Raad voor Rechtspraak. Snelrecht is de mogelijkheid om zaken die zich daartoe lenen binnen de termijn van inbewaringstelling op zitting te brengen. Een zaak kan ook al binnen de termijn voor inverzeke-
28 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
ringstelling op zitting worden gebracht, het zogenaamde ‘supersnelrecht’. Deze mogelijkheid is er alleen bij (te verwachten) grootschalige openbare verstoringen of bij evenementen. Met dit repressieve instrument wordt geweld sneller aangepakt en kan daardoor werken als een afschrikmiddel voor het gebruik van geweld. Deze methode wordt genoemd als maatregel in ‘kamerbrief: Kabinetsbeleid Antilliaans Nederlandse probleemjongeren vanaf 2010.’ 2) De shortlist-methodiek, ook wel Beke genoemd. Met de shortlistmethodiek worden op lokaal niveau drie typen jeugdgroepen in kaart gebracht: ‘hinderlijk’, ‘overlastgevend’ en ‘crimineel’. Met de shortlist groepscriminaliteit wordt informatie verkregen over onder meer: • De locatie(s) waar de groep zich doorgaans ophoudt • De samenstelling van de groep (omvang, etniciteit, leeftijdsrange) • De dagelijkse bezigheden van de groepsleden (school- en arbeidsmarktparticipatie, spijbelgedrag) • Riskante gewoonten (drank- en drugsgebruik, justitiecontacten) • Recent delinquent gedrag (lichte én zware vormen van criminaliteit) bron: Ferwerda & Ham, 2009
Voor elke geselecteerde jeugdgroep wordt een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers van verschillende partijen. De geselecteerde groep wordt door de politie geanalyseerd en deze brengt individuen en netwerken in kaart. Op basis van een gedeeld beeld tussen de partijen wordt een plan van aanpak opgesteld, bestaande uit verschillende soorten maatregelen: groepsgericht, domeingericht en persoonsgericht (Ferwerda & Ham, 2009). Deze werkgroep inventariseert de leden van de groep, hun omgeving en hun delictgedrag. Met behulp van deze informatie worden passende maatregelen en hulpverleningstrajecten opgezet (bieden van maatwerk). Nadat de problematische jeugdgroepen in de lokale driehoek zijn geprioriteerd om te worden aangepakt, komt de gemeente nadrukkelijker aan zet. In de aanpak hebben diverse ketenpartners een rol (Ferwerda & Ham, 2009). De regierol in de shortlist-methodiek Om de aanpak te coördineren, is een regisseur nodig. De regierol ligt bij de gemeente voor zowel de hinderlijke, overlastgevende als criminele jeugdgroepen, waarbij opgemerkt wordt dat de regie over de opsporing vanuit een wettelijke taak bij het Openbaar Ministerie ligt (Ferwerda & Ham, 2009). Afstemming tussen opsporing en aanpak op lokaal niveau is daarbij van belang. De reden voor deze overall regierol van het OM is dat voor elke problematische
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 29
jeugdgroep een meersporenaanpak vereist is en elke aanpak gecoördineerd moet worden, onafhankelijk van welke partner de grootste rol heeft in het aanpakken van de problematische jeugdgroep. Bij de aanpak van hinderlijke groepen ligt de nadruk op de groeps- en domeingerichte aanpak (Ferwerda & Ham, 2009). De regie ligt primair bij de gemeente en gemeentelijke organisaties zoals het jongerenwerk. Bij criminele groepen ligt de nadruk op de persoonsgerichte aanpak. Binnen een casusoverleg worden maatwerktrajecten opgezet die zich richten op een combinatie van de inzet van hulp, zorg en strafrecht. De regie ligt vooral bij justitiële partners. Het Veiligheidshuis lijkt de geëigende plek om individuele probleemjongeren uit vooral overlastgevende jeugdgroepen en jongeren uit criminele jeugdgroepen via een casusoverleg aan te pakken (Ferwerda & Ham, 2009). Met de shortlist methodiek kunnen Antilliaans-Nederlandse risicogroepen gemonitord worden om zo preventief verdere escalatie naar gewelddadig gedrag te voorkomen en om het gebruik van geweld door deze groep te reduceren. Ook deze methode wordt genoemd als maatregel in ‘kamerbrief: Kabinetsbeleid Antilliaans Nederlandse probleemjongeren vanaf 2010.’
verschillende veiligheidspartners, gericht op een integrale, probleemgerichte aanpak van risicojongeren. In het Veiligheidshuis werken verschillende organisaties samen, zoals gemeenten, politie, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming, de reclassering, welzijnsorganisaties en onderwijsinstellingen. Hierdoor vindt vrijwel doorlopend informatieuitwisseling plaats over zorg- en risicojongeren (Veiligheidshuis, 2011). Op lokaal niveau worden goede ervaringen opgedaan met de samenwerking bij de aanpak van Antilliaans-Nederlandse risicojongeren in het casusoverleg van het Veiligheidshuis. In de casusoverleggen worden cliënten besproken en werkprocessen op elkaar afgestemd, zodat repressie en preventie van geweld elkaar aanvullen en dubbelingen in maatregelen voorkomen worden. Ingezet wordt op gedragsverandering, recidivevermindering en verbetering van de kwaliteit van leven van de delinquent (Veiligheidshuis, 2011). Het komt erop neer dat er binnen het Veiligheidshuis de juiste overlegstructuren tot stand komen om onder andere deze problematiek rondom risicojongeren aan te pakken. Door met de juiste partners zo veel mogelijk maatwerk te leveren. Het is niet alleen op repressie gericht.
De Veiligheidshuizen Een Veiligheidshuis is een lokaal of regionaal samenwerkingsverband tussen
Leestip: www.Veiligheidshuizen.nl
30 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Praktijkvoorbeeld: Veiligheidshuis Leeuwarden In de gemeente Leeuwarden is in 2005 gestart met het overleg Antillianen. Na een analyse door de politie is dit casusoverleg geïntegreerd in het Veiligheidshuis en omgedoopt tot het casusoverleg ‘Overlastgevende en criminele personen etnisch gerelateerd’. Werkwijze Het casusoverleg vindt een keer in de zes weken plaats en heeft als doel een inventarisatie van alle problemen binnen het gezin. Er wordt één probleemeigenaar aangewezen, er is één registratiesysteem en via zeer korte lijnen wordt een zorgtraject aangeboden. Informatiemakelaars zorgen ervoor dat er één regiehouder komt
voor personen die in meerdere casusoverleggen voorkomen (jeugd, huiselijk geweld, veelplegers, enzovoort). Dit voorkomt dubbelingen en gaten in de aanpak. Het Veiligheidshuis heeft een convenant met onder andere AMW (Algemeen Maatschappelijk Werk), BJZ (Bureau Jeugdzorg), GGD, Jeugdhulpverlening, scholen, Welzijnswerk, Sociale Dienst, waarin informatieplicht naar elkaar geregeld is. Van belang bij het organiseren van een casusoverleg is dat het ‘back office’ goed geregeld is: uitkeringen, woningen, zorg/school/ werktrajecten, maar ook de strafketentrajecten. Binnen het Veiligheidshuis is men geneigd naar een repressieve aanpak, maar de ervaring leert dat ook opvoedingsondersteuning, taalles en coaching hard nodig zijn.
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 31
4. Handreikingen
32 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
De hoofdstukken hiervoor laten zien dat het terugdringen van geweld binnen de groep van AntilliaansNederlandse risicojongeren geen sinecure is. Hoe is deze subcultuur van geweld onder de AntilliaansNederlandse risicojongeren succesvol aan te pakken?
Het vinden van de balans tussen streng optreden en preventie De meningen lopen uiteen. Enerzijds wordt een strenge en repressieve aanpak gepredikt. Anderzijds wordt gesteld dat ‘voorkomen beter is dan genezen’ en het juist van belang is in te zetten op preventieve of curatieve maatregelen. Uit de bijeenkomsten is gebleken dat er ook bij een zwaar onderwerp als geweld grote waarde wordt gehecht aan preventief beleid. Repressieve maatregelen zijn echter onontkoombaar waar de veiligheid van anderen in het geding komt. Curatieve maatregelen verdienen wellicht ook meer aandacht. Het is mogelijk deze in te zetten om aanvaardbaar gedrag van de jongeren een steuntje in de rug te geven. Professionele kennisuitwisseling en gedeelde praktijkervaringen op de bijeenkomsten zijn samen te vatten in een aantal aanbevelingen en tips. Deze bespreken we in de komende paragrafen.
4.1 Zorg voor een goede afstemming tussen instellingen Goede afstemming tussen gemeente, politie, justitie en hulpverleningsinstellingen/zorg & welzijnsinstellingen is een open deur, maar was toch een steeds terugkomend onderwerp in de themasessie. De gemeente wordt door alle betrokken partijen gezien als regisseur van de jeugdketen. Van belang is dat er sluitende samenwerkingsafspraken (in de vorm van een convenant) tussen alle samenwerkingspartners, zoals maatschappelijk werk, jeugdzorg, instellingen voor werk en inkomen, politie, OM en justitie gemaakt worden. Wezenlijk zijn afspraken over de coördinatie van de zorg, bijvoorbeeld wanneer er meerder hulpverleners bij een gezin betrokken zijn (Kamerbrief: kabinetsbeleid Antilliaans Nederlandse probleemjongeren vanaf 2010, 2009).
4.2. Zorg voor behoud van opgedane kennis De deelnemers van de themasessie gaven aan dat regulier beleid niet open lijkt te staan voor borging van opgedane kennis. Formaliseren en schriftelijk vastleggen van opgedane kennis en ervaringen binnen de specifieke maatregelen is dan ook een aandachtspunt. Dit om kennisverlies tegen te gaan. Ook overdracht van kennis en ervaringen aan de reguliere
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 33
instellingen door medewerkers binnen de specifieke projecten en maatregelen is belangrijk. Het bevorderen van de interculturele kwaliteiten van de hulpverleners en het toewerken naar een cultuuroverstijgend diversiteitbeleid zijn hier voorbeelden van. Een andere mogelijkheid is dat reguliere instellingen het personeel van specifieke projecten/ maatregelen overneemt. Zet ervaringsdeskundigen in die begrijpen in wat voor situatie de jongeren leven. Het doel is hierbij het effectief verlenen van zorg en toegankelijkheid van reguliere (zorg) instellingen ongeacht etniciteit.
4.3 Aandacht voor specifieke kenmerken van de Antilliaans-Nederlandse risicogroep Uit het onderzoek ‘Verslaafd aan een flitsende levensstijl’ van Van San blijkt dat de Antilliaans-Nederlandse risicogroep een groep is die bijzondere aandacht verdient, omdat zij op verschillende terreinen met problemen te maken hebben (multiproblematiek). Daarnaast komt naar voren dat deze jongeren moeilijk te bereiken zijn en zich in veel gevallen ontrekken aan hulp. Bezien vanuit het perspectief van de uitvoeringsprofessionals stelt Van San (2007) dat de werkwijze van reguliere instellingen en het aanbod van voorzieningen vaak niet aansluit bij de behoeften
van de groep. De volgende aandachtspunten kunnen helpen om het beleid te verbeteren: • (Vooral) de eerste generatie Antilliaans-Nederlandse risicojongeren is de Nederlandse taal onvoldoende of niet machtig. Van belang is dat hier in de hulpverlening rekening mee wordt gehouden • Omgaan met Antilliaanse mentaliteit: in Nederland is men direct, je wordt geacht te werken voor je eigen levensonderhoud. Om de problematiek en de Antilliaanse cultuur te begrijpen is het een aanbeveling om ervaringsdeskundigen in te zetten en daar van te leren. • Laagdrempelige hulpverlening is gewenst om toegang te krijgen tot deze doelgroep. Om de risicogroep te bereiken is het van belang dat hulpverlening laagdrempelig, inventief en persoonsgebonden is. Korte lijnen en individueel maatwerk zijn van belang. • Het maken van concrete afspraken werkt goed bij deze groep jongeren. Maak samen met de risicojongeren afspraken. Het is belangrijk om dingen na samenspraak te doen (dit doen we) en niet in samenspraak (wat vindt je van deze optie?) (Broek, 2010). Wees zeker van de slagingskans van de interventies.
34 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
• Vertrouwen en met name betrouwbaarheid zijn ook in de hulpverlening voor de AntilliaansNederlandse risicojongeren belangrijke elementen. • Vroege signalering -het in de gaten houden van gezinnen waar het waarschijnlijk is dat zich problemen (gaan) voordoen- is van groot belang. • Een belangrijk aandachtspunt in de gezinshulp is dat in sommige gemeenten het Bureau JeugdZorg gekoppeld is aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. Dit leidt er toe dat het CJG door de doelgroep omzeild wordt. Men leeft namelijk in de veronderstelling dat het BJZ de kinderen wegneemt (Van San, 2007).
Tip: Antillianenteam politie Binnen een aantal politiekorpsen (Dordrecht, Rotterdam) zijn er enkele agenten aangesteld die zich wijkgericht en specifiek richten op Antilliaans-Nederlandse risicojongeren. Kennen en gekend worden staat hierbij centraal. Er wordt persoonlijk contact met de wijkbewoners gezocht, waaronder met de overlastgevende Antilliaans-Nederlandse risicojongeren. De agenten kennen de jongeren en hun achtergrond, weten wat er speelt en hoe zij met de jongeren om moeten gaan. Dit leidt tot een grote informatiepositie. Deze informatiepositie levert veel informatie op, die wordt benut voor het oplossen van strafbare feiten.
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 35
Praktijkvoorbeeld: Antillianenteam politie Zuid-Holland-Zuid Binnen het Antillianenteam van de politie Zuid-Holland-Zuid (Dordrecht en Zwijndrecht) ligt de nadruk op kennen en gekend worden. Dit heeft binnen de politie geleid tot tijdwinst in grote onderzoeken waarbij Antillianen betrokken zijn, met name bij het oplossen van meer strafbare feiten en het herkennen van personen tijdens observaties. Opzet van het team Er zijn twee agenten aangesteld als vast aanspreekpunt voor de Antilliaans-Nederlandse gemeenschap in Dordrecht en Zwijndrecht. Niet alleen weet de gemeenschap de twee agenten te vinden; de agenten hebben ook zelf persoonlijk contact met de overlastgevende Antilliaanse-Nederlanders voor het behandelen van kleinere zaken, zoals het regelen van een
betalingsregeling voor openstaande geldboetes. Formeel maakt het team onderdeel uit van de recherche. Het team opereert niet in uniform, maar in burger, omdat zij op deze manier gemakkelijker in contact komen met de doelgroep. Praten met iemand in een uniform wordt gezien als verraad. Verdeling takenpakket Het takenpakket bestaat voor 70% uit politiewerk, specifiek gericht op de Antilliaans-Nederlandse doelgroep: ondersteuning op het gebied van opsporing en overlast, op verzoek horen van Antilliaans-Nederlandse verdachten/ getuigen en het zichtbaar aanwezig zijn bij Antilliaanse feesten. Voor de overige 30% bestaat het takenpakket uit het bieden van sociale ondersteuning en het leggen van contacten aan de Antilliaanse gemeenschap: bemiddeling in conflicten, het schrijven van brieven naar instanties en het doorverwijzen naar de juiste instanties.
36 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 37
Bronnenlijst
38 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Geraadpleegde bronnen (5 juli 1997) Wet wapens en munitie. Broek, A.G. (2010) Schaamte lozen: een protocol voor hulpverlening en interventies. Carilexis: Leiden. De Caribische cultuur in drie begrippen: geloof, muziek en geld, 23 December 2008. http://caribemagazine.nl/bloggen/literatuur/de-caribische-cultuur-in-drie-begrippengeloof-muziek-en-geld.html De tafel van Babel (week 26, 2008) De erfenis van de slavernij. Directie inburgering en integratie (02 oktober 2009) kamerbrief: Kabinetsbeleid Antilliaans Nederlandse probleemjongeren vanaf 2010. Den Haag. Ferwerda, H., Ham. T. van (2009) Problematische jeugdgroepen in Nederland. Omvang, aard en politieproces beschreven. Bureau Beke. ISEO (2002) Allochtone ouders en justitie. Vragen en behoeften van Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse ouders van jeugdigen die in aanraking komen met politie en justitie. JSO (2008) OUDERS van tegendraadse jeugd. Lezing van Guadeloupe, 5 mei 2009. http://liveincuracao.com/index.php?p=events&id=3193 Nicis Institute (30 november 2010) Themasessie Antilliaans-Nederlandse risicojongeren: ‘subcultuur van geweld’.
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 39
Discussienotitie Verslag Nieuwe perspectieven bij terugkeer http://www.spirit.nl/kinderenjongeren/wat-kunnen-wij-voor-je-doen/ kinderenjongeren-vanaf-12-jaar/nieuwe-perspectieven-bij-terugkeer/ NOS nieuws (1 september 2001) Voetbalwet treedt vandaag in werking. NRC Handelsblad (8 september 2010) Eer aangetast? Dan meteen schieten. OCaN (2007) Change the mind-set: ter bestrijding van bijzondere armoede en sociale uitsluiting onder Antillianen en Arubanen. Den Haag. OCaN (5 oktober 2010) Antilliaans-Arubaanse Stop the Violence mars succesvol! Oldenboom (2009) De Antilliaans-Nederlandse subcultuur van geweld. Rotterdam. Openbaar Ministerie (2 november 2000) aanwijzing opiumwet. Projectpartners INTERREG-IIIA-project SROI-Controlling en CMO Groningen (2008) Social return on investment. Maatschappelijk rendement van sociale investering. Reclassering Nederland (2007) Terugdringen van recidive Risbo (2010) Een nulmeting van hun positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit in 22 gemeenten. Rotterdam. Risbo (2010) Evaluatie bestuurlijke arrangementen Antillianengemeenten 2005-2008. Rotterdam Rondom 10 (30 oktober 2010) Antilliaanse straatcultuur. San, M. (1998) Stelen en steken: Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. RISBO: Rotterdam. San, M. van, et al (2007) Verslaafd aan een flitsende levensstijl. RISBO: Rotterdam. Wat is systeemtheorie? http://www.systeemtheorie.nl/systeemtheorie.php 40 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
WODC (1998) Geweld in vermogensdelicten: Een dieptestudie op basis van de WODCstrafrechtmonitor. Den Haag. WODC (2007) Allochtone en autochtone verdachten van verschillende delicttypen nader bekeken. Den Haag. WODC (2008) Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren. Deel IVa Aandachtspunten voor preventie van marginalisering van Antillianen. Den Haag. WODC (2009) Criminaliteit, leeftijd en etniciteit. Den Haag.
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 41
Bijlage 1 Statistieken
42 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
1. Verdachten 12 jaar en ouder per 1000 personen van de betreffende groep (2009) 6,4
ANTILIAANS 4,9
MAROKKAANS 4,0
SURINAAMS 3,0
TURKS 2,5
OV. NIET WESTERS WESTERS AUTOCHTOON TOTAAL
1,3 1,1 1,7
0,0
4,0
2,0
6,0
8,0
10,0
2. Verdachten 12 jaar en ouder en delicttype per 1000 personen van de betreffende groep (2009) ANTILIAANS MAROKKAANS SURINAAMS TURKS OV. NIET WESTERS WESTERS AUTOCHTOON TOTAAL 0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 43
44 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
OOST-AZIE
ZUIDOOST-AZIE & PACIFIC
AUTOCHTOON
WESTERSE LANDEN
OOSTEUROPA
LATIJNS AMERIKA
TURKIJE
MAROKKO
SURINAME
ZUID-AZIE
ARABISCHE LANDEN
SUB-SAHARA AFRICA
NED. ANT. & ARUBA
OOST-AZIE
AUTOCHTOON
ZUIDOOST-AZIE & PACIFIC
WESTERSE LANDEN
OOSTEUROPA
LATIJNS AMERIKA
ZUID-AZIE
TURKIJE
ARABISCHE LANDEN
SUB-SAHARA AFRICA
SURINAME
MAROKKO
NED. ANT. & ARUBA
3. Geweldsdelicten (inclusief bedreiging en geweld) per 1000 personen van de betreffende groep (2003) 25
20
15
10
5
0
4. Zedendelictenper 1000 personen van de betreffende groep (2003)
1,4
1,2
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0
2
1
0 WESTERSE LANDEN
LATIJNS AMERIKA
OOSTEUROPA
ZUID-AZIE
TURKIJE
SUB-SAHARA AFRIKA
ARABISCHE LANDEN
SURINAME
MAROKKO
NED. ANT. & ARUBA
OOST-AZIE
3
OOST-AZIE
4 AUTOCHTOON
5
AUTOCHTOON
6 ZUIDOOST-AZIE & PACIFIC
6. Vermogensdelicten met geweld per 1000 personen van de betreffende groep (2003)
WESTERSE LANDEN
ZUIDOOST-AZIE & PACIFIC
OOSTEUROPA
LATIJNS AMERIKA
TURKIJE
ARABISCHE LANDEN
ZUID-AZIE
SUB SAHARA AFRIKA
SURINAME
MAROKKO
NED. ANT. & ARUBA
5. Bedreiging per 1000 personen van de betreffende groep (2003) 7
6
5
4
3
2
1
0
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 45
7. Vernieling en verstoring van de openbare orde per 1000 personen van de betreffende groep (2003) 14 12 10 8 6 4 2
OOST-AZIE
AUTOCHTOON
WESTERSE LANDEN
ZUIDOOST-AZIE & PACIFIC
OOSTEUROPA
ZUID-AZIE
LATIJNS AMERIKA
TURKIJE
ARABISCHE LANDEN
SURINAME
SUB-SAHARA AFRIKA
MAROKKO
NED. ANT. & ARUBA
0
Bronvermelding Grafiek 1 t/m 2: Risbo (2010) Antilliaanse Nederlanders 2010. Rotterdam Grafiek 3 t/m 7: Vinne, H., van der (1999) Geweld in vermogensdelicten: Een dieptestudie op basis van de WODC-strafrechtmonitor. Den Haag: WODC. Jennissen, R.P.W. & Blom, M. (2007) Allochtone en autochtone verdachten van verschillende delicttypen nader bekeken. Den Haag/Voorburg: WODC/CBS. Pels, T. (2008) Aandachtspunten voor preventie van marginalisering van Antillianen. In: Brons, D., Hilhorst, N. & Willemsen, F. (red.) Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: WODC Jennissen, R.P.W. (2009) Criminaliteit, leeftijd en etniciteit: Over de afwijkende leeftijdsspecifieke criminaliteitscijfers van
46 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 47
Bijlage 2 Twee instrumenten ter overpeinzing: Social return on investment en Systeemtheorie
48 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
II.I Social Return On Investment (SROI) Hoe gaat men om met de paradox van korte termijnprojecten voor een langdurige problematiek? Het is belangrijk dat de meerwaarde van het project inzichtelijk wordt gemaakt, om te zorgen dat het project verduurzaamt. Een middel hiervoor is de Social Return On Investment-methode (SROI, 2011). Het uitgangspunt van SROI is de veronderstelling dat elke bijdrage van een subsidiegever, een fonds of overheid aan een sociaal-maatschappelijk project feitelijk een ‘investering’ is in dat project en als zodanig kan worden beoordeeld. Met SROI worden maatschappelijke resultaten zichtbaar en meetbaar gemaakt. Sociale doelstellingen worden meetbaar door de toepassing van bedrijfskundige meetinstrumenten en zo wordt inzicht verkregen in de sociale opbrengsten van maatschappelijke initiatieven. Ook wordt de impact op de maatschappij duidelijk en worden prestatieverbeteringen op sociale doelstellingen mogelijk (SROI, 2011). Een SROI-analyse bevat de volgende fasen (projectpartners INTERREG-IIIA-project SROI-Controlling en CMO Groningen, 2008): Fase 1: opzet SROI • Bepaal het onderwerp, doelgroep en organisaties die in de SROIanalyse worden meegenomen.
• Bepaal de direct betrokken stakeholders. • Definieer (maatschappelijke) doelstellingen. • Bepaal de omvang van de SROI-analyse. • Bepaal het doel van de SROIanalyse (een toekomstanalyse: prognose van resultaten – of een analyse van het verleden: de beoordeling van behaalde resultaten). Fase 2: de ontwikkeling van een impactmap Een impactmap geeft een overzicht van de betrokken stakeholders, welke input is geleverd, welke programma’s of activiteiten zijn uitgevoerd, wat er als output is gemeten in aantallen en wat de impacts (de maatschappelijke veranderingen) zijn. • Maak een overzicht van de stakeholders (persoon, groep, organisatie of instantie die input levert in geld, gebouwen, personeel, tijd in een organisatie of project en daarmee aanspraak maakt op de behaalde resultaten) • Bereken op basis van de input van de stakeholders de gezamenlijke investering. • Bepaal de indicatoren en gegevensverzameling. Fase 3: monetariseren & rapporteren Bij het monetariseren gaat het om de daadwerkelijke berekening van het
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 49
sociaal rendement ten opzichte van de investering (input). Het sociaal rendement wordt uitgedrukt in de SROI-coëfficiënt, waarbij een coëfficiënt van 1 gelijk staat aan de investering. Deze wordt berekend door het totale rendement te delen door de totale kosten. De fase van monetariseren maakt zichtbaar welke toegevoegde waarde het project of programma heeft geleverd. Maak een rapport waarin de SROI-analyse wordt samengevat. Het is belangrijk om de berekeningen van een SROI-analyse in hun context te plaatsen. Fase 4: continuïteit Voor de eerste keer een SROI-analyse uitvoeren is een arbeidsintensief proces, maar het kan een zeer waardevol instrument opleveren. Als de vereiste gegevens worden geïntegreerd in het registratie- of boekhoudsysteem van de organisatie, ontstaat de mogelijkheid dat er continu gegevens beschikbaar zijn om het management te informeren. Wordt er voortgang geboekt richting gewenste uitkomsten? Treden er onbedoelde effecten op? Deze managementinformatie kan leiden tot het tijdig bijsturen van in uitvoering om de gewenste uitkomsten te halen. Beleidsmakers kunnen door middel van SROI monitoren of de maatschappelijke doelstellingen samen met de ketenpartners behaald en nagekomen zijn. Leestip: http://www.sroi.nl/
II.II Systeemtheorie Een tweede instrument om de sociale omgeving van de Antilliaans-Nederlandse risicojongere in kaart te krijgen en te monitoren is de systeemtheorie. Dit instrument vooral bedoeld voor (het afstemmen van) de hulpverlening door uitvoeringsprofessionals. In het kort De systeemtheorie gaat er vanuit dat de mens pas werkelijk begrepen kan worden in de context van zijn relaties. Ondanks dat we denken dat iemand een vaststaand karakter heeft, gedragen mensen zich in verschillende contexten steeds anders. Mensen hebben een groot gedragsrepertoire en schakelen steeds per situatie over op ander gedrag. Dit betekent voor uitvoeringsprofessionals dat het van belang is om ook de sociale omgevingen te bekijken. Ook specifieke, individuele problematiek krijgt pas werkelijke betekenis in de relaties die de jongere onderhoudt (Systeemtheorie, 2011). Systeemtheorie toepassen op Antilliaans-Nederlandse jongeren Een Antilliaans-Nederlandse risicojongere krijgt hulpverlening om zijn gedrag te veranderen. In sommige gevallen wordt de omgeving, bijvoorbeeld moeder en vriendin, ook doorverwezen naar andere maatschappelijke instellingen. Dit vergt voldoende onderlinge afstemming. Het is van belang om het traject van de
50 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
kandidaat en van zijn omgeving parallel te laten lopen. Door een betere aansluiting is er een grotere winst te behalen. Het gaat om systeemdenken, niet alleen om het betrekken van de jongere zelf, maar van het geheel – het systeem – waarbinnen de jongeren verkeert.
Leestip: http://www.systeemtheorie.nl/
Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld | 51
Eerder verschenen Wegwijzers
Gezinsmanagers in Marokkaans-Nederlandse gezinnen
Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM Rijnstraat 8 | 2515 xp Den Haag | www.vrom.nl
Gezinsmanagers in Marokkaans-Nederlandse gezinnen Wegwijzer voor en door gemeenten
VROM 0198 | febRuaRi 2010
In samenwerking met:
281415_R04_OM 1
03-09-10 14:19
Antilliaans-Nederlandse jonge moeders in beeld Antilliaans-Nederlandse jonge moeders in beeld Wegwijzer voor en door gemeenten
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Aanpak van Marokkaans-Nederlandse 12-minners
Aanpak van Marokkaans-Nederlandse 12-minners Wegwijzer voor en door gemeenten
Stabiel wonen, stabiel leven?
Woongedrag en maatschappelijke problematiek Antilliaans-Nederlandse risicojongeren Wegwijzer voor en door gemeenten
Veiligheidshuizen en de aanpak van Marokkaans-Nederlandse risicojongeren
Dit is een uitgave van: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties/ Directie Inburgering en Integratie Postbus 20011 | 2500 EA Den Haag www.rijksoverheid.nl Maart 2011 | B-7706
Veiligheidshuizen en de aanpak van Marokkaans-Nederlandse risicojongeren Wegwijzer voor en door gemeenten
Stabiel wonen, stabiel leven? Woongedrag en maatschappelijke problematiek Antilliaans-Nederlandse risicojongeren
52 | Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld
Dit is een uitgave van: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties | Directie Inburgering en Integratie Postbus 20011 | 2500 EA Den Haag www.rijksoverheid.nl Fotografie omslag: Hella Matroos April 2011 | B-7707