1
Anouska Brok
Flex in: Het mysterie van de paarse wolken
2
Hoofdstuk 1 – Die vreselijke kou Het was koud buiten. Ongelooflijk koud. De wind blies boosaardig tegen alles wat hij tegenkwam. De maan leek wel de enige die met dit weer haar gezicht durfde te laten zien.
Alle mensen van het dorp zaten binnen, voor de open haard. Eigenlijk was dat heel gezellig. Maar de mensen keken elkaar stilletjes aan en vonden het helemaal niet gezellig. Het was zo vreemd! Normaal omstreeks deze tijd van het jaar was het nu juist heerlijk weer, met temperaturen van wel minstens 25 graden!
3
Maar nu... het leek wel winter. Zelfs de weervoorspellers wisten niet wat er aan de hand was. De tijd verstreek langzaam verder. De maan keek droevig naar beneden, terwijl ze achter een grote paarse wolk verdween. Het leek plotseling nog kouder te worden. De mensen, binnen in hun knusse huisjes, merkten het niet. De mensen in het dorp hadden het de afgelopen tijd alleen maar over die raadselachtige gebeurtenis gehad. Eerst hadden ze Flex er de schuld van gegeven. Hij hoorde eigenlijk niet in het dorp. Nou ja, hij was er niet geboren. Hij was er letterlijk ingevallen! Flex kwam namelijk niet van de aarde, maar van een andere planeet. De planeet Jadex. Hij had daar al een flink aantal jaren gewoond. Totdat er op een keer iets ergs gebeurde...... Op een dag was hij op reis met zijn ruimteschip. Hij ging naar zijn moeder die op de planeet Zorza woonde. Maar zoals dat zo vaak gebeurde, sloeg zijn ruimteschip onderweg een flink aantal keren af. Als zijn moeder dat te weten zou komen! Dan zou het wel weer een gezellige middag worden..... Hij wist al precies wat zijn moeder ging zeggen: “Zie je nou wel Flex! Ik heb je al zo vaak gezegd dat je je ruimteschip eens grondig na moet laten kijken!
4
Of, nog beter, eindelijk eens een nieuwe moet kopen! Maar ja, zoals altijd wil jij natuurlijk weer niet luisteren....en bla bla bla...” Zo zou zijn moeder dan uren en uren doorgaan en steeds op hetzelfde onderwerp terugkomen. Hij besloot daarom om maar terug te gaan naar zijn eigen planeet. Hij was daar eigenlijk gaan wonen om van het gezeur van zijn moeder af te zijn. Maar misschien had hij die dag toch beter wel naar zijn moeder kunnen gaan. Hij zat in één van de twee kamertjes van zijn ruimtevaartuig. Hierin kon hij het voertuig besturen. Terwijl hij aan het stuur van zijn kleine ruimteschip draaide, hoorde hij een vreemd gebrom vanuit het andere kamertje. In dat kamertje zat de motor van zijn ruimteschip. Hij besloot om te kijken wat er aan de hand was. In zijn haast vergat hij om het stuur vast te zetten. Terwijl hij in het andere kamertje was, had hij niet gemerkt dat zijn ruimteschip uit de koers geraakt was. Het kwam recht op onze aarde af! Voordat hij ook maar in de gaten had dat hij door onze witte wolken vloog, klonk er een harde knal en was er een felle lichtflits. Flex kon zich alleen nog de harde knal herinneren. Hij was geland op onze aarde, alleen niet zoals het hoorde. Hij was neergestort!
5
Het eerste wat hij daarna zag, was een oude vriendelijke vrouw die over hem heen gebogen stond. Hij knipperde met zijn ogen; wat was er toch gebeurd? Het leek allemaal wel in orde. Ze gaf hem wat te drinken en sprak hem met vriendelijke woorden toe. Met haar ene hand hield zij zijn hoofd voorzichtig vast. Dat stelde hem gerust en hij viel in een diepe slaap. De oude vrouw – die Sarie heette – vertelde hem later dat hij wel drie volle dagen had geslapen. Hij was niet één keer wakker geworden. Flex wist niet wat ‘drie dagen’ betekende. Op zijn eigen planeet, Jadex, rekenden ze in bopen en één boop duurde hier op aarde wel zeker zes weken! Op Jadex hadden ze gelukkig erg goede uitvinders, bedacht hij zich later. Er woonden daar veel verschillende wezens van verschillende planeten. Iedereen sprak een andere taal en het was daarom erg moeilijk om een gesprek te voeren met iemand anders. De uitvinders op Jadex besloten om daar iets op te vinden. Ze bedachten een klein machientje; een vertaalmachientje. Dit apparaatje werd in het hoofd van de ruimtewezens ingebracht, in een ruimteziekenhuis. Het zorgde ervoor dat ze meteen gingen denken en spreken in de taal die ze nodig hadden. Dat was erg handig!
6
Flex was gelukkig snel hersteld van zijn val uit de ruimte. Sinds die dag was hij bij Sarie blijven wonen. In een heel klein huisje, midden in een klein dorpje ergens hier op aarde. Lang, lang geleden. Veel mensen in het dorpje vonden hem eerst maar een raar wezentje. Hij zag er ook wel een beetje vreemd uit. Zijn lijfje was helemaal donkerblauw en zijn hoofd had de vorm van een mislukt ei, met bovenop een vreemd kronkelig uitsteeksel. Ook had hij hele rare oren, een soort puntjes aan zijn hoofd. Sommige mensen waren eerst ook een beetje bang voor hem. Gelukkig was dat snel over. De mensen in het dorp leerden hem al gauw beter kennen en vonden hem allemaal erg aardig. Hij stond altijd voor iedereen klaar en was ook altijd vrolijk. Of de zon nu scheen, of wanneer het regende. Al snel was hij een echte inwoner van het dorpje geworden. De mensen hadden geen problemen meer met hem. Flex had al die tijd met steeds meer plezier in het dorp gewoond. Maar nu maakten de mensen in het dorp iets mee, waarvan ze toch iemand de schuld moesten geven. En wie konden ze daar beter de schuld van geven dan iemand die eigenlijk niet in het dorp thuishoorde? Een vreemdeling! Een indringer!
7
Hij wist wel wat de mensen in het dorp dachten. Dat het allemaal zijn schuld was. Dat hij er op de een of andere manier voor zorgde dat het zo bitter koud was. Hij begreep het wel, maar leuk vond hij het niet. Nog nooit was er zoiets vreemds gebeurd. Het ging hier in het dorpje zoals het al honderden jaren ging. En nu was hij er komen wonen en ineens gebeurde er iets wat nog nooit was voorgekomen. Wijze mensen hadden in alle boeken die ze konden vinden gezocht. Maar ze hadden niks kunnen vinden, niks wat er ook maar in de verste verte mee te maken zou kunnen hebben. Flex was niet boos op de mensen, hij was alleen maar erg verdrietig. Hij moest iets vinden of doen om te bewijzen dat het niet zijn schuld was. Dit geheim moest opgelost worden! Hij wilde dat de mensen weer gelukkig werden en dat ze hem weer behandelden als een inwoner van het dorpje, als een vriend.
8
Hoofdstuk 2 – Een stem in de nacht Op een avond liep Flex verdrietig buiten. Dat deed hij de laatste tijd wel vaker. Gewoon om maar even na te denken. Rond te dwalen. Het was nog steeds zo bar koud. Donker en koud. Hij was de enige die buiten was. Het leek ook wel of zelfs de dieren al hun winterslaap hielden, en misschien was dat ook wel zo. Het was zo stil buiten. De mensen en de dieren hier op aarde konden niet tegen deze kou. Hij liep door het dorpje. Bij geen enkel huisje waren de gordijnen open en uit alle schoorstenen kwamen dikke rookpluimen. Zeker weten dat alle families dicht tegen elkaar aangekropen voor de kachel zaten. Misschien dat ze naar een spannend verhaal aan het luisteren waren. Misschien waren ze vrolijk, misschien verdrietig. Misschien lagen ze te slapen. Ze hadden zich vast en zeker stevig ingepakt tegen de kou. Flex kon wel heel goed tegen deze kou. Op zijn eigen planeet was het ook zo koud. Toch was hij met deze kou niet zo blij. Hoe kon dit toch? Hij begreep er niets van. Ook hij had in boeken gelezen over het weer hier op aarde. Er was echt iets heel vreemds aan de hand. Maar ja, wat zou het toch zijn?
9
Hij wandelde het dorp uit en liep een pad op. In de ijzige stilte van de nacht knarsten de steentjes onder zijn voeten. Hij liep een beetje te dromen. Diep in gedachten verzonken, zijn hoofd gebogen naar de grond. Hij had niet in de gaten dat hij steeds verder van het dorp vandaan liep. Verder en verder. Nu lag er vlakbij het dorp een groot bos. De mensen uit het dorp kwamen liever niet bij dat bos in de buurt. Lang geleden was daar eens een klein meisje verdwenen. De mensen uit het dorp zeiden, dat als je ’s avonds bij het bos loopt, je de geest van het meisje hoort roepen om hulp. Het bos zag er ook echt angstaanjagend uit. Vooral die avond! Met die onbegrijpelijke stilte en kou! De dikke bomen tekenden zich dreigend af tegen de donkere lucht. Het waren grote, knoestige bomen. Ze stonden zo dicht bij elkaar dat zelfs het maanlicht niet kon doordringen. Het zag er bloedstollend eng uit. Er zou best wel ergens een open plek zijn in het bos. Maar vanaf het moment dat de mensen dachten dat het daar spookte, was er geen mens meer in het bos geweest. Iedereen bleef liever zo ver mogelijk bij het bos vandaan.
10
Ondertussen was Flex de bosrand tot op een paar meter genaderd. Hij had de hele weg verdrietig naar de grond gestaard en keek nu verbaasd op. Hij had niet in de gaten gehad dat hij al zo ver van het dorp verwijderd was.
11
Bah! En dan ook nog zo dicht bij dat verschrikkelijk enge bos. Het enige wat hij nu wilde, was zo snel mogelijk terug naar het dorpje, naar het huisje van Sarie. Gezellig nog een boekje lezen ofzo. Hij wilde zich net omdraaien toen hij plotseling een zachte stem hoorde. “Kom nou alsjeblieft! Help me nou!” riep iets of iemand. Hij schrok. Het was een meisjesstem. Zou het verhaal dat Sarie hem weleens had verteld dan toch echt waar zijn? Zou het echt een geest zijn? Het meisje dat verdwenen was, kon het niet zijn. Zij zou nu al wel bijna veertig moeten zijn: een vrouw dus. Hij luisterde nog eens aandachtig en spande zijn vreemde oren in, tot het uiterste. Maar hij hoorde niets meer. Het was weer net zo stil als daarvoor. Rrrrrrrrrrrrrrttttttttttssssssssssssssss..........rrrrrrtssssssssss..... opeens klonk er een gefladder. Een angstaanjagend geluid. Oorverdovend! Het leek wel alsof er duizenden vogels allemaal tegelijk opvlogen. Wat een herrie! Nu hoorde je het al helemaal goed. Maar na een tijdje was het ook ineens weer over en was het weer helemaal stil. Hij luisterde nog eens goed, maar hij hoorde niks meer.
12
De rillingen liepen over zijn rug. Wat moest hij nu doen? Hij wilde het bos wel ingaan, maar hij durfde niet zo goed. Het was zo donker. En alleen?! Hij zou wel gaan als het licht was. Misschien. Maar nu wilde hij gewoon weg. Hij rende in één ruk terug naar het dorp. Op één van de heuvels liet hij zich neervallen. Buiten adem. Langzaam maar zeker werd hij weer wat rustiger. Hij besloot eens diep na te denken over wat hij daar had gehoord. In de verte zag hij de grote bomen van het bos. Bomen die eruit zagen als bomen, in een bos dat eruit zag als een bos. Er was eigenlijk niets vreemds aan. Tenminste, als je zo keek. Hij luisterde nog eens, maar hoorde niets. Als er nog iets of iemand in het bos was die zou roepen, kon je het zeker horen. Of misschien ook niet, misschien zat hij toch te ver weg. Maar teruggaan? Nee, niet vanavond. Dat durfde hij niet. Hier op de heuvel zat hij veilig. Veilig, alleen met zijn ademhaling en het bonzen van zijn hart. Wat een stom geluid was dat eigenlijk en wat maakte dat nu een herrie! Maar hij was de enige die het kon horen. Op dat moment begon de wind weer boosaardig te blazen. Het geluid vulde de ijskoude stilte. Hij hoefde nu niet meer te proberen of hij iets kon horen.
13
Hij zat daar bovenop de heuvel en allerlei vragen spookten door zijn hoofd. Wie of wat zou het toch geweest zijn? Zo alleen in het donkere bos. Het leek toch echt een meisje. De stem klonk nog erg jong. Als het een mens was, moest toch iemand zijn kind zijn kwijtgeraakt? Als dat zo was, moest er toch iemand aan het zoeken zijn buiten? Maar er was niemand. En er waren ook al dagen geen mensen van het dorp buiten geweest.
14
Dan was het waarschijnlijk toch geen mens. Of had hij zich het misschien toch ingebeeld? Maar hij wist zeker dat hij wat had gehoord. Zacht maar duidelijk. Flex ging liggen en staarde naar de lucht. Hij zag niets behalve de maan. De maan boven in de lucht wist het wel, maar die kon niet praten. Die keek alleen treurig hoe er weer een paarse wolk voor haar langs schoof. Ineens viel hem iets op en hij kwam meteen overeind. “Hoe is dat nu mogelijk?” riep hij verbaasd uit. Hij had heel vaak naar de lucht gekeken. Nog nooit had hij een wolk gezien die paars was. Alleen grote witte wolken in een blauwe lucht. Of dikke donkere wolken als het ging regenen. Mooie gekleurde wolken wanneer de zon onderging. En ’s avonds laat hadden de wolken meestal de kleur van de lucht, donker en grauw. Soms verlicht door de maan die erachter verstopt zat. “Ach, dat zal wel door de kou komen.” Hij ging weer liggen en dacht er verder niet meer over na. Nagedacht had hij al genoeg vanavond, over vragen waar hij het antwoord toch niet op wist. Hij besloot om zijn ogen heel even dicht te doen. De wind waaide zo hard dat het zand omhoog stoof. Hij kreeg een heleboel zandkorrels in zijn ogen. Zijn ogen die deden er pijn van.
15
Hij merkte niet eens dat hij in slaap viel. Zo moe was hij. Daar lag hij dan, boven op de heuvel. In de nacht. In de kou. Helemaal alleen. Maar in zijn dromen was hij niet alleen. Daar liep hij door het bos op zoek naar een vreemd meisje. Een meisje met een zachte stem. Hij droomde van paarse wolken en bevroren spoken die alsmaar om hulp riepen. Als hij vlakbij hen was, werd hij door een ijskoude wind steeds weer terug het bos uitgewaaid. Maar hij gaf niet op! Steeds opnieuw ging hij in zijn droom weer terug het bos in. Zijn ogen brandden in zijn hoofd.
16
Hoofdstuk 3 – Op naar Sarie Het was alweer ochtend, toen Flex zijn ogen opende. Hij had niet goed geslapen, maar wel heel lang. Maar ja, wakker worden was dan ook wel een probleem, als er door de kou geen haan wou kraaien. “Die haan zit natuurlijk nog bij de kippen op stok.” Hij wreef nog eens in zijn ogen. Langzaam maar zeker werd zijn hoofd weer wat helderder. Goh, dat was weer een heel andere manier van wakker worden, boven op een heuvel. Waarom lag hij eigenlijk hier? Opeens dacht hij weer aan wat hij had meegemaakt. Hij klopte het zand van zijn lijf. Met kleine, snelle stapjes sprong hij van de heuvel en liep het dorp in. Hij besloot snel naar Sarie te gaan. Toen hij voor de deur stond van de vrouw die hem had geholpen, klopte hij aan. Zij was waarschijnlijk de enige die hem nog vertrouwde. Hij gaapte nog eens en wachtte tot de deur openging. Een beetje piepend ging de deur langzaam open. Een nog halfslapende gezicht keek hem aan. Plotseling zei ze lachend: “Hallo Flex. Waar ben jij vannacht geweest? Heb je bij iemand gelogeerd?”
17
Hij schudde zijn hoofd en liep zwijgend naar binnen. De vrouw keek verbaasd hoe hij somber in een luie stoel ging zitten. Ze sloot de deur en ging tegenover hem zitten. De vrouw begreep niet waarom hij zo vreemd deed. Normaal was hij altijd opgewekt en vrolijk. Ze besloot maar om af te wachten totdat hij begon te praten. Hij keek een beetje dromerig de kamer rond. Het was niet echt een grote kamer, maar wel een hele gezellige. Sarie had het kleinste huisje van het dorp.
18
Ze had ook geen groter huisje nodig. Ze had hier altijd alleen gewoond, totdat hij erbij kwam. Het was op zich ook nog groot genoeg voor twee personen. Ze had in de kamer twee oude stoelen en een klein tafeltje staan. Aan de muur hingen een paar planken met daarop boeken en geheimzinnige flesjes. De haard brandde nog steeds. Sarie moest zelfs midden in de nacht opstaan om er steeds wat hout bij te gooien. De vlammen dansten en maakten een mooi schaduwspel op de muren. De gordijnen waren nog dicht. Het maakte een gezellige indruk. Maar toch was het niet zo gezellig als het leek. Er hing een grote stilte. Ze zwegen allebei. Na een poosje zo te hebben gezeten, keek hij de vrouw aan en zei: “Sarie, ik moet met je praten.” Ze schrok een beetje toen zijn stem de stilte zo plotseling verbrak. Ze keek hem aan met vragende ogen. Hij vertelde het hele verhaal. Dat hij gisteravond per ongeluk bij het bos terechtgekomen was en wat hij daar had gehoord. Eerst die stem en toen dat luide gefladder. Daarna weer niks anders dan ijzige stilte. “Ik heb erover nagedacht, maar ik weet niet wat het was. Ik weet niet wat ik er van moet denken. Weet jij niet wat het kan zijn?” Even was het stil, toen antwoordde ze: “Nee, ik weet het ook niet. Ik vind het maar een vreemd verhaal. Het lijkt wel of er steeds meer vreemde dingen
19
gebeuren.” Sarie zette haar handen onder haar kin. Dat was iets wat ze altijd deed als ze ging nadenken. Opeens ging ze recht zitten en zei: “Weet je wat je eigenlijk zou moeten doen? Je zou vanmiddag het bos in kunnen lopen en er de boel verkennen. Het is er dan een stuk lichter en niet zo eng als ’s avonds. Of durf je het dan nog niet?” Hij keek haar recht in haar ogen om te kijken of ze het meende. Het was natuurlijk overdag niet zo eng als ’s avonds. Toch twijfelde hij of hij het wel durfde. Als het nou een geest was geweest, wat dan? Als zij met hem mee kon gaan, was het lang niet zo eng. Maar Sarie kon niet zo lang buiten blijven met deze kou. Als hij naar het bos wilde, moest hij dus echt alleen gaan. Sarie was een kruidenvrouwtje. Ze wist van elke plant en struik welke krachten ze hadden. Ze ging vaak aan de rand van het bos kruiden plukken. Hier maakte ze dan drankjes van. Als er mensen ziek werden, kwamen ze altijd drankjes halen bij haar. Eigenlijk was ze een soort dokter. Sommige mensen dachten dat ze een heks was, maar dan wel een goede. Toch waren sommige mensen in het dorp een beetje bang voor haar.
20
Sarie zag dat hij twijfelde en zei: ”Je weet dat ik overdag altijd kruiden ga plukken. Ik moet toegeven dat ik liever niet in de buurt van het bos wil komen en er liever helemaal niet inga. Maar nog nooit heb ik overdag daar wat gezien of gehoord. Als je echt wilt weten wat daar aan de hand is moet je gaan kijken. Anders zul je er nooit achterkomen!” Flex knikte. Hij wist dat ze gelijk had. Hij zou vanmiddag het bos ingaan, ook al vond hij het nog steeds erg spannend. Nu hij haar om hulp had gevraagd, was hij toch wat rustiger geworden. Het kwam niet door wat ze zei, maar door haar stem. Daarin hoorde hij dat zij vertrouwen in hem had. Het zou hem wel lukken. Hij wilde haar ook niet teleurstellen. En als het vanmiddag niet lukte, probeerde hij het net zolang totdat hij succes had. En de mensen uit het dorp zouden hem dan ook weer vertrouwen en trots op hem zijn. Hij zat alvast vooruit te dromen, maar Sarie wekte hem uit zijn dagdroom. “Je moet nu eerst wat eten voordat je naar het bos gaat,” zei ze lachend. Hij lachte nu ook en keek haar dankbaar aan.
21
Hoofdstuk 4 – Terug naar het spookbos Het was al wat later dan gepland, toen Flex het huis van Sarie verliet. Hij probeerde zijn tocht naar het bos zo lang mogelijk uit te stellen. Maar hij begreep ook wel dat hij op moest schieten. Anders was het alweer donker. En in het donker ging hij absoluut het bos niet in. Niet voordat hij wist wat hij precies had gehoord. Het was nog altijd stil op straat. Alleen de wind waaide nog steeds door de verlaten straten en over de uitgestrekte velden. Hij liep stevig door. Hoe eerder hij er was, hoe eerder hij er ook weer vanaf was. Hij keek naar de bomen die steeds groter en dreigender leken te worden. Ook al was het nu overdag. Hij begon nu toch wel een beetje bang te worden, maar sprak zichzelf moed in. “Wat moet Sarie wel niet denken, als ze je zo ziet lopen? Kom op, het is gewoon een bos en het is nog licht ook!” Hij zei dit wel tegen zichzelf, maar de angst verdween niet. Het was ook helemaal niet gewoon EEN bos. In welk bos hoor je nu ’s avonds iemand om hulp roepen? En dat rare gefladder en daarna weer die doodse stilte? Als hij nou maar twijfelde of hij wat gehoord had. Maar twijfel was er niet.
22
Daar stond hij dan voor de tweede keer voor het bos. Zijn benen trilden. Slap van angst stond hij daar. Hij wilde wel, maar zijn benen niet. “Nou Flex, ik wist niet dat je zo’n bangerik was! Je kunt hier wel blijven staan, maar daar schiet je ook niks mee op! Daar gaat ie dan!” Eindelijk zette hij zijn eerste stappen in het bos. Er bleek toch nog een pad door het bos te lopen, al was het in het begin wel moeilijk om dat te vinden. Het leek ook wel of de bomen niet meer zo dicht op elkaar stonden als in het begin. De bomen in dit bos hadden de vreemdste vormen. Het stond er vol met dikke, houten, kale woudreuzen. Ze zagen er ook allemaal zo oud uit! Het leek wel een sprookjesbos. Dat kwam misschien wel omdat er al zolang geen mensen meer geweest waren. Toen hij een tijdje aan het lopen was, voelde hij zich al wat meer op zijn gemak. Er was niks vreemds te zien of te horen. Het was alleen stil, uitgestorven leek het. Maar dat was in het dorp ook zo. Geen mens of dier liet zich zien. Er groeiden hier trouwens wel erg prachtige, paarse bloemen. “Wat vreemd, want bloemen bloeien toch alleen wanneer het warmer is? Ik zal er een paar meenemen voor Sarie.
23
Die weet vast wel wat voor bloemen dit zijn,” zei hij zachtjes tegen zichzelf. Voorzichtig brak hij er een paar bij het steeltje af en stopte ze snel weg. Hij wilde eigenlijk alweer terug naar huis lopen. Er was toch niks te zien in het bos. Misschien had hij het toch gedroomd. Hij was gisteren ook zo moe. Geen wonder dat hij in slaap gevallen was op de heuvel. Hij wilde zich net omdraaien, toen hij een eind verderop een vreemde schaduw zag. Eigenlijk meer een grote, donkere vlek. “Hé, misschien is daar een plek waar de bomen weer wat dichter op elkaar staan! Misschien wel het einde van het bos. Nou, daar ga ik nog even kijken. Dan heb ik het hele bos gehad en weet ik zeker dat er niks is,” zei hij vastbesloten. Hij was toch nog wel voorzichtig. Misschien was het wel een grote reus ofzo die daar stond! Het was zo’n grote donkere schaduw! Hij liep voorzichtig van boom tot boom. Van verbazing viel zijn mond open. Zag hij het wel goed? Dat kon toch niet? Een huis.... hier in het spookbos! En wat voor huis! Oud, somber, vast al honderden jaren oud! Daar had nog nooit iemand iets over gezegd. Misschien was nog nooit iemand zo ver het bos in geweest? Het was een groot, zwart houten huis met grote donkere gaten als ramen. De schaduw van de bomen viel over het dak heen.
24
Het zag er onbewoond en verlaten uit. Voorzichtig liep hij om het huis heen. Achter het huis zaten drie mensen. Drie mensen?! Het was dus wel bewoond? Waarom wist niemand in het dorp hiervan? Wie konden die mensen zijn? Hier in het bos, afgesloten van het dorp. Een man en een vrouw zaten aan een oud tafeltje. De stoelen waren meer kapot dan heel. De man en de vrouw waren druk aan het praten. Op de grond zat een klein meisje droevig te spelen met wat houtblokjes en takjes. Meteen gingen zijn gedachten terug naar gisteravond. “Een meisje,” fluisterde Flex zacht. “Zou zij het zijn die ik gisteren heb gehoord? Ja, dat moet haast wel! Toch geen geesten, gelukkig!” Het meisje was ongeveer een jaar of tien. Ze had oude kleren aan en twee staartjes van blond haar. Ze leek met haar gedachten niet bij haar spel te zijn. Af en toe keek ze het bos in. Dan bleef ze zo een paar minuten zitten, voordat ze weer verder ging met haar spel. Verveeld gooide ze de blokjes wat op en neer, bewoog de takjes en dat was het. Flex bleef nog een tijdje staan kijken. Toen draaide hij zich om en sloop voorzichtig weg bij het huis. Hij had het gevoel dat hij zich beter niet kon laten zien. Zeker niet bij die man; die zag er zo gemeen uit!
25
Onderweg plukte hij nog gauw wat extra bloemen voor Sarie. Hij kon niet wachten om haar te vertellen wat hij allemaal had gezien. Wat was dit vreemd allemaal! In ieder geval had hij besloten om dit verder uit te gaan zoeken. Zelfs al was het donker! Eerst naar Sarie; zij zou wel raad weten. Na een lange wandeling was hij weer bij de bosrand aangekomen. Hij kroop tussen de bomen en struiken door. Hij kon het dorpje al zien liggen in de verte. Gelukkig bijna thuis!
26
Hoofdstuk 5 – Paarse bloemen Flex had vanaf de bosrand de hele weg naar het huisje van Sarie gerend. Hij klopte aan, maar de deur was al open. Sarie had hem op een kier gezet, ze had hem al aan zien komen. Ze was erg nieuwsgierig of hij iets had gezien. Vlug ging hij naar binnen en plofte buiten adem op een stoel neer. De eerste minuten was hij niet in staat om ook maar één woord uit te brengen. Toen hij weer een beetje op adem gekomen was, zei hij lachend: “Hallo Sarie!” Haar ogen stonden vragend. Ze keek van zijn gezicht naar de vreemde paarse bloemen die hij in zijn hand had. “Hoe kom je aan die bloemen? Wat zijn ze mooi!” zei ze. “Oh ja, die was ik bijna vergeten. Die heb ik meegenomen uit het bos. Ik dacht dat jij wel zou weten wat voor bloemen dit zijn. Mooie bloemen hè?” “Ja, inderdaad! Maar ik moet je deze keer teleurstellen. Ik weet een heleboel van bloemen en planten, maar deze soort ken ik niet. Ze zijn wel erg mooi. Ik zal ze in een vaas zetten. Bloemen zie je met dit koude weer niet. Het is gezellig om weer eens een bosje bloemen in de kamer te hebben staan.”
27
Hij keek haar aan en zei: ”Dat waren dan wel hele vreemde mensen vanmiddag... buiten... in deze kou?” Nadat hij dat had gezegd, hield hij op met praten. In gedachten zag hij wat hij had gezien weer voor zich. Het oude spookachtige huis. Die gemene man en die vrouw, samen aan een tafel. Het eenzame meisje met haar takjes en blokjes. Haar twee vrolijke staartjes, haar ouderwetse kleding. “Welke mensen?” vroeg Sarie ongeduldig. Flex vertelde uitgebreid wat hij allemaal in het bos had gezien. Hoe langer ze erover nadachten, hoe vreemder het allemaal werd. Een vreemd oud huis midden in het bos. Mensen in deze vrieskou buiten. Vreemde paarse bloemen die zelfs Sarie niet kende! Ze besloten om eerst maar eens een kopje thee te drinken. Alles op een rijtje te zetten. Rustig te worden en na te denken. Sarie zou in haar boeken gaan zoeken wat voor soort bloemen hij had meegenomen. Ergens moest dat toch te vinden zijn. “Ik ga deze avond nog terug naar de plaats waar het huis staat,” besloot hij. “Misschien is het ook maar beter om dat in het donker te doen. Stel je voor dat die mensen me zien. Maar één ding is toch vreemd. Wat was dat rare gefladder dat ik heb gehoord?” Samen zaten ze die middag nog lang in gedachten verzonken.
28
Het werd tijd voor het avondeten. Sarie had een heerlijke soep gekookt. Ze dekten de tafel en schepten hun borden vol. Na het eten ruimden ze de spullen weer op en gingen nog even rustig zitten. Ze waren zo gezellig aan het praten, dat ze het vreemde voorval bijna vergaten. Sarie keek naar buiten door het raam.
29
“Het wordt zo tijd voor je om te gaan,” zei ze. “De lucht is al donkerder aan het worden. Als je opschiet, ben je bij het huis voordat het helemaal donker is. Wil je trouwens nog wat bloemen meebrengen? De bloemen van vanmiddag zijn al helemaal slap geworden. Het lijkt wel of ze niet tegen de warmte van het haardvuur kunnen. Ik snap er niets van! Ik zal je een grote zak meegeven, dan kan je er genoeg meenemen.” Flex knikte. Hij was nu gelukkig niet meer zo bang. Hij wist wat hij kon verwachten. Het leken gewone mensen. Alhoewel, gewoon? Misschien waren ze wel gevaarlijk. Hij kon niet stoppen met nadenken. Zijn gedachten gingen steeds hun eigen weg. “Sorry Flex, ik heb geen kleinere,” zei Sarie terwijl ze een grote zak uit de kast pakte. “Hier zal je het mee moeten doen.” “Oh, dat maakt niet uit. Als ik in het bos op de uitkijk zit, leg ik hem wel naast me neer. Zo zwaar zal hij niet zijn!” grapte hij. Hij moest nu wel haast gaan maken, anders wist hij in het bos de weg niet meer te vinden. Het zou toch al moeilijk zijn. Hij was er pas één keer geweest. En wat als hij de weg nu niet terug kon vinden in het donker? Dat zou verschrikkelijk zijn. Dan moest hij daar blijven slapen, totdat het weer licht was! Hij had ineens een geweldig idee. “Sarie, heb je een klos draad? Tijdens het lopen
30
kan ik dan de draad afrollen. En om de weg terug te vinden, hoef ik alleen maar de draad te volgen.” “Dat lijkt me een goed plan! Je weet nooit waar dat goed voor is. Het is toch een stuk enger in een bos als het donker is, hè! En wat gebeurt er als je in paniek raakt en de weg niet meer weet?” Hij knikte en stopte de klos draad, die ze voor hem had gepakt, in de zak. “Nou Flex, succes ermee! Ik zal meteen op zoek gaan in de boeken naar die vreemde bloemen. Vergeet je niet er een heleboel mee te brengen? Dan zal ik ze buiten in wat zout water zetten. Dat bevriest niet zo snel. Misschien dat ze dan wat langer goed blijven!” Hij deed de deur langzaam open en sloot hem achter zich. Met snelle passen liep hij het dorp weer uit. Weer op weg naar het bos. Op weg naar geheimzinnige dingen. Wat zou er gaan gebeuren? Wat zou hij deze keer zien? Hij keek omhoog waar de sterren met de donkere wolken verstoppertje aan het spelen waren. Boven het bos steeg een paarse wolk op. Hij dacht meteen terug aan die keer dat hij die andere paarse wolk had gezien. Het leek ook wel of het ook weer harder begon te waaien. De koude wind sneed in zijn gezicht. “Toch is er iets vreemds met die paarse wolken. Stom van me, dat ik het daar niet met Sarie over heb gehad,” zei hij hardop tegen zichzelf.
31
Hoofdstuk 6 – Paarse wolken uit de schoorsteen Hij was precies op tijd weggegaan. Het werd snel donkerder, omdat er nu zoveel wolken aan de hemel waren. Bij de rand van het bos aangekomen dacht Flex: ”Hmm, het is daar in het bos al wel een stuk donkerder dan hier in het open veld. Dat komt natuurlijk omdat de bomen veel licht tegenhouden. Maar ik zie nog net genoeg om te zien waar ik loop. Oh ja, die klos draad niet vergeten anders vind ik misschien straks de weg niet meer terug.” Hij pakte de klos uit de tas en bond het uiteinde vast aan een boom. Voor de zekerheid draaide hij de draad er drie keer omheen. De draad zat nu goed vast. Nu hoefde hij alleen nog maar naar het huis te lopen. Hopelijk kon hij het in één keer vinden. Anders was de draad misschien wel te kort.... “Toch wel een goed idee van mezelf. De draad volgt de weg die ik loop.” Maar zou hij nog wel terug naar huis kunnen straks? Wat als die enge man hem nou gevangen zou nemen? Daar probeerde hij maar niet aan te denken. Hij haalde eens diep adem en liep dapper verder.
32
Wat was het nu eng in dit bos! Het leek wel alsof er achter iedere boom iemand stond. Maar hij hoorde helemaal niets. Schaduwen zag hij wel. Heel veel. Dat kwam door de maan. Die scheen nu boven het bos. Het leek wel of de schaduwen bewogen, maar dat zou wel verbeelding zijn. Hij wilde zo snel mogelijk weg uit het bos en begon steeds harder te lopen. Zo snel als hij kon wilde hij bij het huis zijn. Hij plukte vlug alle bloemen die hij onderweg tegenkwam en had zijn zak al halfvol. Toen was het te donker geworden om de bloemen goed te kunnen zien. De maan was achter een paar wolken verdwenen. Het was nu bijna pikdonker, maar toch zag hij in de verte een donkere vlek tussen de bomen. Dat moest het huis zijn! Eindelijk! Hij liep zo zacht als hij kon naar het huis. Een takje kraakte onder zijn voeten. Wat een herrie maakte dat! Hij slikte een keer. Misschien had iemand hem gehoord. Hij besloot om zo dicht mogelijk bij het huis te gaan zitten, zodat hij alles goed in de gaten kon houden. Hij zat nu in de donkere schaduw van de muur. Hier konden ze hem niet zien. Hij verwachtte eigenlijk niet dat de mensen nu nog in de tuin zouden zitten. Daar was het te donker voor. Maar ja, je wist het natuurlijk maar nooit.
33
Toen hij bij het raam kwam, zag hij binnen een zwak licht branden. De dikke, donkere gordijnen waren dicht, zodat het licht bijna niet te zien was. Hier en daar zaten wat gaatjes in de gordijnen. “Die gordijnen zijn vast net zo oud als het huis zelf,” dacht hij. De gaatjes waren hel verlicht. Hij probeerde naar binnen te kijken. Jammer genoeg waren de gaatjes daarvoor te klein. De grotere gaten zaten net te hoog. Misschien dat er aan de andere kant van het huis iets te zien was. Voor de zekerheid liep hij eerst zachtjes naar de tuin om te kijken of er echt niemand zat. Hij tastte met zijn handen de muur af. Zo probeerde hij zijn weg te vinden door het donker. Er zaten veel scheuren in het verrotte hout. Binnen de kortste keren zaten zijn handen vol met splinters. Hij besloot zijn weg te vervolgen zonder de muur als hulpmiddel te gebruiken. Hij botste soms met zijn schouders tegen de muur, wat hem kleine schaafwondjes opleverde. Opeens zag hij weer een zwak licht branden en wist dat hij aan de achterkant van het huis was aangekomen. Hij keek en luisterde eens goed, maar zag en hoorde niemand. Zijn draad was opgeraakt toen hij bij de tuin aankwam. Dat maakte nu niets meer uit, want hij hoefde niet verder meer te lopen. Hij had de draad in zijn handen genomen en merkte hoe makkelijk
34
het was om de weg terug te vinden. Hij botste niet één keer tegen de muur aan. Hij moest een mooi plekje vinden waar hij kon gaan zitten. Gisteren had hij een grote, dikke boom gezien. Die moest hier ongeveer staan. Hij stak zijn handen vooruit. Voorzichtig probeerde hij op de tast de boom te vinden. Ah, hij voelde hout. Voorzichtig gleden zijn vingers langs de schors. Dit was een dikke boom, dik genoeg om zich achter te verstoppen. De zak legde hij naast zich neer. Nu begon het wachten...... Terwijl hij daar zat te wachten, dacht hij aan de verhalen die de mensen over dit bos vertelden. De verhalen die gingen over een meisjesstem die om hulp riep. Een geest. Maar hij had vanmiddag gezien dat het geen geest was. Het meisje bleek dus wel vaker buiten te komen als het avond was. Als hij geluk had kwam ze vanavond ook. En als ze kwam? Wat dan? Hij kon haar niet roepen. Hoe zou hij dan met haar kunnen praten? Hij mocht niet al teveel lawaai maken. Of hij nu wilde of niet, zijn hart bonsde weer in zijn keel. Na een lange tijd zo gezeten te hebben, werd hij weer wat rustiger. Het leek erop dat er niets zou gaan gebeuren. “Wat duurt wachten toch lang! Zeker als je niks te doen hebt. Het lijkt wel of ik hier al uren zit!” dacht hij. Opeens hoorde hij wat. Een soort gerommel. Het leek een beetje op on-
35
weer. Een koude wind streek langs zijn gezicht. Automatisch keek hij naar de lucht. Onbewust moest hij aan de paarse wolk van daarstraks denken. Toen werd het ook ineens bitter koud. Boven het huis hing een grote wolk. De maan was die avond niet meer helemaal vol en scheen dus ook niet zo helder als de vorige avond. Ook hingen er nu wat wolkjes voor. Toch tekende de wolk zich af tegen de lucht. Alweer zo’n rare paarse wolk! Hij volgde hem met zijn ogen. De wolk leek wel uit de schoorsteen van het huis te komen. Hij begreep er helemaal niets van. Een wolk drijft toch in de lucht? Ze komen toch niet uit een schoorsteen? Ja, misschien rook van de open haard, maar die was niet paars. Opeens hoorde hij een deur opengaan en zag een kleine gestalte voorzichtig het tuinpad aflopen. Dat moest het meisje zijn!
36
Hoofdstuk 7 – De tovenaarsdochter Doodstil zat Flex op zijn plekje achter de boom. Het meisje leek regelrecht zijn kant op te komen. Hij wist ineens niet meer hoe hij het aan moest pakken. Dadelijk stond ze vlak bij hem, en dan? Wat moest hij dan doen? Als hij iets tegen haar zei, zou ze waarschijnlijk heel erg schrikken. Stom dat hij daar niet eerder aan had gedacht! Maar ja, nu was het zover en moest hij snel iets bedenken. Het meisje was nu vlak bij het plekje waar hij zat. Takjes kraakten onder haar voeten. Ineens wist hij wat hij moest doen. Hij pakte de zak waarin de bloemen zaten en schudde hem snel en zachtjes leeg. Hij bekeek de zak eens goed. “Hmm, die past wel,” dacht hij. Hij hield zich doodstil. Het meisje liep op ongeveer een meter afstand langs hem heen. Nu of nooit! Hij moest snel zijn. Anders was ze alweer te ver bij hem vandaan! Snel en geluidloos kwam hij overeind. Voordat het meisje in de gaten had wat er gebeurde, had hij de zak over haar heen getrokken. Met zijn ene hand hield hij haar mond dicht, met de andere hield hij haar stevig vast. Hij voelde hoe het meisje verstijfde van angst. Hij voelde zich een beetje schuldig dat hij haar zo had laten schrikken. Maar het moest wel op deze manier.
37
Hij probeerde haar te kalmeren en zei: “Je hoeft niet
38
Hij haalde de zak van haar af. Het meisje keek hem met grote verschrikte ogen aan. Haar ogen schitterden in het weinige licht. “Wie ben je en wat doe je hier?” vroeg ze fluisterend. Hij gaf een kort antwoord op de vragen van het meisje. Hij wilde het meisje ook heel veel vragen stellen. “Ik kan nu niet teveel zeggen, als ze me horen zwaait er wat. Ik moet dit bos uit, maar ik weet niet hoe,” zei ze verdrietig. “Hoezo, je kan er toch gewoon uitlopen?” zei hij verbaasd. “Nee, dat is het nou juist. Mijn vader heeft in het bos zijn bewakers zitten. Als ze mij zien, dan sturen ze me terug. Er zijn er wel meer dan honderd!” “Meer dan honderd? Hoe kan het dan dat ik er niet één ben tegengekomen?” “Nou, ze zitten in de bomen. Ze reageren alleen als ze mij zien lopen. Bij alle andere dieren of mensen die hier lopen gebeurt er niks. Het zijn de vleermuizen van mijn vader, de tovenaar” “Vleermuizen... tovenaar.... het wordt hoe langer hoe gekker!” zei hij. “Als je me dit bos uitkrijgt zonder dat ze me zien, kan ik je alles uitleggen,” zei het meisje. “Ga dan maar weer in de zak, dan draag ik je het bos uit. Ik hoop dat die zak het de hele weg houdt. Dan lukt
39
het wel. De bloemen laat ik hier wel liggen. Dan krijgt Sarie die wel een andere keer. Weet je zeker dat je buiten het bos veilig bent? En je vader, mist die je niet? Stel dat die je achterna komt?” Maar het meisje schudde haar hoofd. “Nee, die heeft het echt te druk. Hij zal mij niet missen. En mijn moeder mist me ook niet. ’s Avonds zijn ze altijd samen bezig om wolken te maken. Daarom kan ik altijd even ontsnappen. Maar kom, laten we nu gaan. Dan zal ik je alles vertellen. Over wat mijn vader allemaal heeft gedaan.... en over wat hij nog van plan is.” Het meisje stapte voorzichtig in de zak. Flex bukte zich om de draad te pakken. Hij besloot om de draad nog niet op te rollen, maar te laten liggen. Hij zou hem straks nog nodig hebben als hij het meisje weer had teruggebracht. En misschien had hij hem na vannacht ook nog eens nodig. Hij wist in ieder geval zeker dat dit avontuur nog niet afgelopen was!
De weg die hij volgde, ging bijna helemaal zonder problemen. Af en toe bleef hij met de zak achter een tak hangen, maar hij scheurde gelukkig niet open. Hij wilde niet helemaal naar het dorp teruglopen, want dan zou er veel
40
kostbare tijd verloren gaan. Inmiddels was hij bij de bosrand aangekomen. Met veel moeite kreeg hij de zak met het meisje door de dichte bomen heen. Hij hoopte maar dat hij haar geen pijn had gedaan. Maar waar moesten ze nu naar toe? Hij dacht even na en toen wist hij het! Snel liep hij verder naar de heuvels waar hij eerder in slaap was gevallen. Daar waren ze veilig voor de bewakers van haar vader, zoals het meisje de vleermuizen noemde.
41
Hoofdstuk 8 – Het verhaal van Hera Het was een heel gesjouw geweest voor Flex en hij was dan ook blij dat hij eindelijk de zak kon neerzetten. Eindelijk waren ze bij de heuvels aangekomen. Het meisje kroop uit de zak. Ze was blij dat ze eruit kon. Flex ging achterover liggen om even uit te rusten. De lucht was nu weer helemaal helder met hier en daar een paar kleine wolkjes. Ze konden elkaar nu dus goed zien in het maanlicht. Het meisje keek hem aan en zei: “Jij bent geen mens hè?” “Nee,” zei hij en keek het meisje eens aan. Hij vertelde wie hij was. Hij vertelde over zijn planeet en over het ongeluk. Over hoe hij hier voortaan op aarde zou moeten blijven wonen bij Sarie. Maar dat hij dat helemaal niet zo erg vond. Hij vond het zelfs erg leuk hier op aarde! Al miste hij zijn moeder toch wel eens, zelfs haar gezeur. Hij vertelde de rare dingen die hij had meegemaakt bij het bos. De stem in de nacht. Het gefladder. De verhalen die de ronde deden over het spookbos. Het plannetje van Sarie en hem. Hoe hij weer terug was gegaan naar het bos. Tot het moment dat ze hier op de heuvels terecht gekomen waren. “Zo, nu heb ik mijn verhaal verteld. Nu is het jouw beurt!”
42
Hij hoopte dat het meisje met haar verhaal een hoop raadsels zou oplossen. Het meisje schraapte haar keel en begon te vertellen. “Het verhaal dat ik je nu ga vertellen, klinkt misschien een beetje ongeloofwaardig. Ik was, denk ik, een jaar of zes toen ik kon lezen. Mijn vader had mij dit geleerd. Toen ik eenmaal kon lezen, moest ik van hem zoveel mogelijk boeken lezen uit onze bibliotheek. Zo las ik over allerlei dingen. Afrika, Amerika, pinguins en olifanten, over schepen en.... ja, noem het maar op of ik heb erover gelezen. Helaas kwam ik er door het lezen van boeken ook achter dat mijn leventje niet zo gewoon was. Ik las over kinderen die fijn konden spelen met hun klasgenootjes, broertjes of zusjes. Ik had nog nooit andere mensen gezien, behalve mijn vader en moeder dan. Ik had alleen maar mijn boeken. Ik las over ouders die gewoon moesten werken. Mijn vader was een tovenaar en hoefde niet te werken. Ik wilde weten hoe het leven buiten het bos was! Maar daar werd niet over gepraat. En de bewakers zorgden wel dat ik het bos niet uitkon. Toch was ik niet ongelukkig. Ik vond het ook wel leuk in het bos. En mijn ouders hielden van mij en van elkaar. Tenminste dat dacht ik....
43
Op een dag wilde ik een boek van de bovenste plank gaan lezen. Ik had de grote ladder gepakt, die in de hoek van de bibliotheek stond. Ik mocht die eigenlijk niet pakken, omdat die erg oud was en ik er misschien doorheen zou zakken. Ik deed het toch. Ik had alle boeken al gelezen, behalve die van de bovenste plank. Ik stond op de ladder en pakte een boek met een leuke titel. Ik keek naar de open plek en zag dat daar een handvat aan de muur zat. Hier wilde ik meer van weten, dus haalde ik nog meer boeken weg. De open plek werd steeds groter. Tot mijn verbazing zat er een klein deurtje.
44
Ik maakte het deurtje open en daarachter zat een kleine ruimte. Ik zag niet zo goed wat er in lag, dus stak ik mijn arm erin. Ik voelde iets. Ik probeerde het te pakken, maar dat viel nog niet mee. Toen ik het eindelijk te pakken had, zag ik wat het was! Een heel oud boek, vol spinnenwebben. De bladzijdes waren dik en geel. De kaft was niet van papier, maar van dik groen leer. Misschien was het wel een boek met toverspreuken! Snel zette ik alle andere boeken en de ladder weer terug op hun plek. Niemand kon zien dat ik aan de boeken van de bovenste plank had gezeten. Ik stopte het boek onder mijn trui en pakte een ander boek, waarin ik zogenaamd ijverig ging lezen. Maar met mijn gedachten was ik natuurlijk bij het geheimzinnige boek. Wat zou er in staan? Als het toverspreuken waren, kon ik misschien leren om te vliegen. Dan kon ik wegvliegen uit dit bos. Net op dat moment kwam mijn vader binnen. “En Hera, ben je weer hard aan het leren?” vroeg hij. “Ja papa, ik ben nu een boek aan het lezen over Frankrijk.” Hij kwam wel vaker vragen wat ik aan het lezen was. Daarom kon ik het boek dus ook niet in deze kamer gaan lezen. Voor het eten ging ik eerst nog even snel naar mijn kamer en legde het boek vlug onder mijn kussen. Na het eten moest ik in bad. Daarna ging ik naar mijn kamer.
45
Het kwam wel goed uit dat ik in bad was geweest. Ik kon nu de deur van mijn kamer op slot doen en zeggen dat ik me aan het aankleden was. Ik sloeg het boek open. Wat ik toen las kon ik haast niet geloven! Het was een boek waarin mijn vader zijn hele leven had opgeschreven. Een soort dagboek. Hoe hij in het bos terecht kwam. Hoe hij leerde toveren van de man bij wie hij ging wonen. Hoe die man doodging en hij alleen achterbleef. Hij schreef over een meisje dat alleen in het bos liep. Hij voelde zich zo eenzaam. Hij zat al jaren alleen in het bos. Hij had al zolang niemand meer gezien. Hij had het meisje in huis genomen en besloot haar op te voeden. Het meisje was zo bang van hem, dat ze alles bij elkaar schreeuwde. Ze wilde absoluut niet blijven, maar wilde terug naar haar ouders. Soms ging ze ’s avonds stiekem het huis uit. Om hulp roepen. De bewakers waren er toen al. Het meisje kon dus het bos niet meer uit. Op een dag merkte mijn vader dat ze ’s avonds ontsnapte en om hulp riep. Hij heeft haar toen betoverd, zodat ze naar hem zou luisteren. Hij wilde alleen maar dat ze hem aardig zou vinden. Vanaf die dag bleef het meisje rustig en vond ze de tovenaar aardig. Het kleine meisje werd groter en werd een vrouw. Toen ze ongeveer 27 was besloten ze te trouwen. Dat gebeurde ook en na enkele jaren
46
werd er een kindje geboren. Een dochtertje. Ik dus. Al die tijd zijn we heel gelukkig geweest. Totdat ik het boek had gevonden. Zoiets zou mijn vader toch niet doen? Hij was zo lief voor ons. Maar ja, alles klopte. Alle namen stonden erin, de naam van mijn moeder.... Maria en die van mij... Hera. Ik wist dus dat hij ons deze gemene streek had geleverd. Het was erg moeilijk om vanaf die tijd mijn vader aardig te vinden. Ik heb vanaf die tijd ook een aantal keren geprobeerd te ontsnappen. Maar de bewakers zitten er altijd. Mijn moeder en ik kunnen het bos niet uit. Ik kan alleen roepen. Maar de mensen van het dorp durven niet meer hier in de buurt te komen. Ik wil er zo graag weg. Dus ik heb het maar geprobeerd en had de hoop eigenlijk al opgegeven. Maar toen kwam jij... Ik ben zo blij dat je teruggekomen bent! Ik hoop dat jij me kunt helpen!” Het meisje was even stil en staarde voor zich uit. Flex had tijdens haar verhaal vaak zijn adem ingehouden. Wat klonk het toch allemaal ongelooflijk. Hij vond het zo erg voor haar. Wat moest ze een rottijd hebben gehad. Toen keek het meisje naar boven, naar de lucht. Het leek wel of het al lichter begon te worden. En dat was ook zo! Het was alweer bijna ochtend!
47
Hera zag dit en zei tegen Flex: ”Ik kan nu niet langer blijven. Dadelijk gaan mijn ouders naar bed en dan merken ze dat ik er niet ben. Ik moet in bed liggen, voordat ze uit hun torenkamer komen. Alsjeblieft breng je me vlug terug?” Ze ging weer in de zak zitten en Flex liep snel terug naar het bos. Hij speurde de grond af en vond zijn draad snel. Hij volgde hem en zette Hera af bij haar huis. Vlug namen ze afscheid en Flex zei: “Morgenavond kom ik weer. Ik zal wachten bij dezelfde boom. Kan ik de draad laten liggen?” “Ja, mijn vader en moeder komen nooit aan deze kant van het huis. Alleen in de tuin en binnen in het huis. Je hoeft niet bang te zijn dat ze de draad vinden. Ik ga nu snel naar binnen! Echt, dank je wel!” Hij keek haar na. “Oh de bloemen,” zei hij. “Waar had ik ze ook alweer neergelegd? Ah, daar zijn ze! En nu weg hier!” Vlug pakte hij de draad en liep met de zak het bos uit. Zo snel en geluidloos als hij kon. Stel je voor dat de bewakers dachten dat hij Hera was. Wat dan? Dan zouden ze hem misschien wel meenemen naar de tovenaar. En wat er dan zou gebeuren.... Zijn voetstappen gingen steeds sneller.
48
Hoofdstuk 9 – Het raadsel van de paarse bloemen Eindelijk! Hij stond buiten het bos. Hij zuchtte eens diep en liep toen weer verder naar het dorp. Hij keek nog eens om. Hij was moe, heel moe. Toen hij bij het huisje van Sarie aankwam, legde hij de bloemen bij de achterdeur. Hij ging de keuken binnen en pakte een grote ketel waarin hij wat zout deed. Hij liep met de ketel naar buiten, naar de waterpomp. De pomp was wat vastgevroren door de kou, maar binnen enkele minuten had hij de hele ketel volgepompt. Hij pakte de bloemen uit de zak en zette ze erin. Met slaperige ogen stapte hij daarna weer naar binnen. In de kamer lag Sarie te slapen in een stoel. Ze had vast de hele nacht op hem gewacht. Hij besloot om haar maar te laten slapen en zelf ook naar bed te gaan. Hij lag nog niet in bed of hij deed zijn ogen dicht en sliep. Lekker in zijn eigen bedje. Hij droomde van de dingen die hij tot nu toe had meegemaakt. De volgende morgen werd hij wakker door de geur van vers brood. Sarie was dus al op. Vlug sprong hij uit bed en ging zich wassen. Daarna liep hij naar de keuken en ging aan de tafel zitten.
49
“Zo, jij was laat thuis zeker?” vroeg Sarie. “Ja, nogal. Volgens mij was het al tegen de ochtend. Het begon in ieder geval alweer licht te worden. Maar mag ik eerst wat brood? Ik heb zo’n honger! Ik zal je tijdens het eten alles vertellen.” Ze gaf hem een paar heerlijk geurende boterhammen. Hij smeerde ze vol met jam. Hij nam een paar grote happen en een slok melk. Daarna begon hij met zijn wonderbaarlijke verhaal.
50
Toen hij klaar was, keek Sarie hem aan en zei: “Tjee, wat een verhaal! Ja, net wat je zegt.... je moet vanavond terug! We moeten dat meisje helpen! Weet je wat... probeer haar vanavond hier naartoe te brengen. Dan vinden we wel een oplossing. Oh enne, wat betreft die bloemen. Ik heb er helemaal niets over kunnen vinden. Ze komen hier in deze streek niet voor. Ook bij andere landen heb ik er niks over kunnen vinden. Ik snap er niets van!” Nu schoot hem ineens te binnen dat hij nog een heleboel van die bloemen buiten in het water had gezet. Vlug ging hij naar buiten en probeerde de zware ketel op te tillen. Het lukte hem niet. Gelukkig kwam Sarie er aanlopen. Ze zag dat het hem alleen niet lukte. “Zal ik je helpen?” vroeg ze lachend. “Ja, graag!” zei hij hijgend en puffend. Samen tilden ze de ketel op en zetten hem binnen op de keukentafel. De bloemen waren nog net zo mooi als toen hij ze had geplukt. “Vreemd dat deze bloemen gewoon tegen deze kou kunnen. Ze lijken niet tegen de warmte te kunnen. We moeten ze straks maar weer buiten zetten.” “Inderdaad, nogal raar,” zei Sarie. “Vraag Hera ook eens wat voor soort bloemen dit zijn. Ze groeien volgens mij alleen daar in het bos. Zij zal het wel weten.” Flex dacht terug aan de vorige nacht.
51
Hij bedacht zich dat hij nog iets moest vragen aan Sarie, maar hij wist niet meer wat. ’s Middags gingen ze in de kamer zitten. Sarie vertelde zoals altijd weer een mooi sprookje. Hij vond het schitterend zoals zij vertelde en zat dan altijd een beetje dromerig voor zich uit te staren. Hij kon zich helemaal voorstellen hoe alles eruit zou zien. Hij keek naar buiten en fantaseerde de figuren die in het verhaal voorkwamen in de wolken. Ineens schoot het hem te binnen. “De wolken, de paarse wolken... Dat was het! Nu weet ik het weer!” riep hij opgewonden uit. Sarie keek hem eerst een beetje boos aan. Ze vond het niet leuk om tijdens haar verhaal gestoord te worden. Maar ze begreep wel dat Flex dat niet zomaar zou doen. Maar voordat ze kon vragen waarom hij dat deed, begon hij al te vertellen. Over paarse wolken in de lucht en de kou die daarna nog erger werd. Over paarse wolken uit de schoorsteen en dat hij vergeten was dat aan Hera te vragen. Dat hij ook vergeten was om het tegen haar te zeggen. “Zeg, is jou niet iets vreemds opgevallen?” Hij schudde zijn hoofd; er waren zoveel dingen die vreemd waren. “Paarse wolken, paarse bloemen. Dat kan toch geen toeval zijn?”
52
Plotseling hield ze stil. “Oh nee, de bloemen! Ze staan nog binnen, dadelijk zijn ze weer verwelkt!” Vlug liepen ze de keuken in, om te kijken of ze de bloemen nog konden redden. Maar helaas, het was al te laat. De bloemen waren zo verslapt dat ze allemaal op het water dreven. Alleen waren het geen paarse bloemen meer, maar witte! Het water was wel helemaal paars. “Hè! Die bloemen geven af!” riep Flex. Ook Sarie was vol verbazing. “Hoe is dat nu mogelijk, hoe is dat nu mogelijk,” mompelde ze. Ze haalde de witte bloemen uit het water en zei: ”Maar deze bloemen ken ik wel, dit zijn ijsbloemen. Ze groeien hierboven in de bergen. Ze zien er nu wel heel anders uit zeg. Veel kleiner, er moet wel een hele dikke laag van dat paarse spul op hebben gezeten! Als jij ze niet in de ketel had gezet, maar in een vaas, waren we er nooit achter gekomen!” Ze keek naar haar handen en schrok. Er zaten een aantal paarse vlekjes op. Vlug ging ze naar buiten om haar handen te wassen bij de pomp. Het leek wel een soort inkt. Gelukkig ging het grootste deel er vanaf. Je wist maar nooit wat voor rotzooi dat kon zijn. Als het van die tovenaar afkwam, was het vast niet veel goeds. Snel ging ze weer naar binnen en verbood Flex om nog bij de bloemen te komen. “We laten ze zolang wel op de keukentafel liggen.
53
De ketel tillen we voorzichtig weer naar buiten. Misschien is het wel vergif! Vanavond eten we wel in de kamer. Eerst maar eens kijken wat Hera hier over te zeggen heeft,” zei Sarie. Ze zaten nog een tijd in de kamer. Allebei waren ze stil en wachtten ze totdat het eten klaar was. Het eten was zo op. Flex kon meteen gaan. Het was al bijna donker. Ze hadden wat later gegeten vandaag. “Heb je een andere, schone zak? De oude is misschien vies van binnen door de bloemen. Daar kan ik Hera niet in laten zitten.” Sarie pakte een zak en gaf die aan hem. “Ik kom zo snel mogelijk terug!” “Wees alsjeblieft voorzichtig! Misschien hebben de bewakers je al gezien en vertrouwen ze het niet meer. Misschien hebben ze zelfs de tovenaar al gewaarschuwd. Je kunt nooit weten! Ik probeer wel iets te bedenken als je weg bent.”
54
Hoofdstuk 10 – Hera gaat mee naar Sarie Daar liep hij dan weer. Hij had voor alle zekerheid gewacht, totdat het bijna helemaal donker was. Dat had hij de eerste keer niet gedurfd. Hij moest nog lachen om zichzelf. Hoe bang was hij toen wel niet geweest? Maar nu wist hij dat er niks was om bang voor te zijn. Behalve dan de bewakers. Het was maar te hopen dat die geen alarm zouden slaan. Dan was hij natuurlijk in groot gevaar! Hij hoopte dan ook maar dat Hera’s ouders niet gemerkt hadden dat ze vannacht niet thuis was geweest. Anders zouden ze haar vast heel goed in de gaten gaan houden vanaf nu. Maar dat zou wel niet. Tenminste dat hoopte hij. Toen hij bij het bos aankwam, had hij zo de draad weer opgepakt. Hij besloot de draad straks weer op te rollen. Hij wist de weg voortaan wel. Het was misschien toch wel gevaarlijk om die draad daar te laten liggen. Hera zei wel dat haar ouders hier nooit kwamen, maar je kon nooit weten! Hij was nu bijna bij de plek aangekomen waar hij haar gisteren in de zak had gedaan. Vandaag zou ze er weer ingaan, maar nu vrijwillig. Nu zou ze niet zo schrikken. Plotseling werd hij van achteren vastgepakt. Een hand werd voor zijn mond gehouden. Hij schrok zich bijna dood!
55
Er ging van alles door hem heen. Hij wist zeker dat de tovenaar hem te pakken had! De bewakers hadden hen gisteren vast gezien of gehoord. Nu hadden ze hem aan zien komen en alvast de tovenaar gewaarschuwd. Hera zat vast opgesloten in haar kamertje. Alles was verloren! Toen hoorde hij opeens een vriendelijke stem: “Als je niet gilt, haal ik mijn hand voor je mond weg, ok?” Hij knikte. Gelukkig, het was Hera. Zij haalde haar hand weg van zijn mond en hij kon weer opgelucht ademhalen. “Pfff, je liet me wel schrikken joh!” “Die had je nog te goed!” zei ze zachtjes lachend. Maar Flex kon er niet om lachen. Hij was te erg geschrokken. Hij zuchtte eens diep en vertelde wat de plannen waren. “Je moet mee naar het huisje van Sarie! Er zit niks anders op,” zei hij. “Oké, laten we dan maar meteen gaan,” fluisterde Hera. Ze was het wel met het plan eens. Wat zou ze ook anders moeten? Ze kon hier toch op geen enkele manier zelf wegkomen. Ze was toch al een gevangene in het bos hier. Wat kon er nog meer misgaan? “Kom Flex, laten we snel gaan. Let je ook mee op dat het niet te laat wordt? Ik was gisteren nog maar net op tijd. Ik lag net in bed, toen mijn ouders naar boven kwamen. Als ik iets later was geweest, had ik flinke problemen gehad.
56
Dan was het spelletje uit geweest!” Ze keek hem aan. “Dat zal ik doen. Vinden de bewakers het niet verdacht als ik nu weer in het bos rondloop?” “Nee,” antwoordde ze. “De bewakers zitten alleen maar in de bomen rondom de bosrand. Om er zeker van te zijn dat mijn moeder en ik het bos niet verlaten. Ze zullen waarschijnlijk niet eens opkijken bij jou.” Snel stapte ze weer in de zak en Flex legde hem snel over zijn schouders. Hij bukte zich en probeerde met één hand de draad op te rollen. Dat was best moeilijk, maar het lukte. Langzaam maar zeker stapte hij het bos uit. Het was weer gelukt! Vlug liep hij naar het huis van Sarie. Ze stond alweer de uitkijk. Ze wist dat hij zo terug zou zijn, dus had ze al die tijd voor het raam staan wachten. Daar zag ze hem aankomen, met een zak op zijn rug. Ze deed de deur van haar huisje open. Hij liep snel naar binnen. Terwijl Sarie de deur dichttrok, stapte Hera uit de zak. Ze wilden haar een heleboel vragen stellen. Maar Hera was ze voor.
57
“Ik zal eerst mijn verhaal nog verder afmaken. Daarna kan je vragen stellen als die er nog zijn. Ik weet zeker dat een heleboel vragen beantwoord zullen worden tijdens mijn verhaal. Goed? Dan zal ik nu beginnen waar jullie graag zouden willen dat ik begin........ bij toen de kou begon.” Ze luisterden vol spanning.
58
“Je moet weten dat mijn vader zich ook best weleens verveelt in het bos. Geen mens durft er te komen. Het is er heel stil. Er zijn ook bijna geen dieren. Mijn vader zal ook nooit uit het bos weggaan. Als de mensen weten dat je een tovenaar bent, zullen ze je waarschijnlijk opsluiten. Hij besloot daarom de mensen in het dorp iets gemeens aan te doen. Hij zocht in zijn boeken naar spreuken. Spreuken waarmee de mensen van het dorp in zijn macht zouden komen. Na lang zoeken was het hem eindelijk gelukt, hij had een spreuk gevonden. Het bleek iets te zijn waarmee hij wolken kon maken, die zo’n afgrijselijke kou zouden brengen, dat de mensen binnen moesten blijven. Ze zouden maar heel even naar buiten kunnen, anders zouden ze bevriezen. In de wolken zit een stof die hij purpeldust noemt. Het is een paars goedje dat overal op gaat zitten. Als het ergens opkomt, zullen die mensen of dieren aan mijn vader gehoorzamen als hij dat wil. De wolken die mijn vader aan het maken is, zouden boven het dorp een lange purpeldustregen veroorzaken. Deze regen zou niemand zien, want hij maakt de wolken ’s avonds. De regen zou op de daken vallen, en na een tijd zou hij door de daken heentrekken. De mensen in de huisjes zouden dan in de macht
59
raken van mijn vader. Gelukkig zijn de toverspreuken van mijn vader nog niet helemaal perfect. De wolken die hij tot nu toe heeft gemaakt, stortten hun paarse regen al boven het bos uit, in plaats van boven de huizen. Een ander deel van het plan werkte wel. De bittere kou. Die is wel tot aan het dorp doorgedrongen. Dat was natuurlijk niet de bedoeling. Hij moet nu opschieten, anders zullen de mensen sterven van de honger en heeft hij niks aan zijn plannetje gehad. Daarom is hij nu, samen met mijn moeder, elke nacht aan het proberen een wolk te maken die de purpeldust boven jullie dorp verspreidt. Als dat gebeurt, is het met jullie allemaal gedaan. Dan zullen de dorpelingen allemaal moeten werken als slaven van mijn vader. Is dat niet verschrikkelijk?” eindigde ze haar verhaal. Flex en Sarie keken elkaar verschrikt aan. Dit kon alleen maar een boze droom zijn. Zoiets gemeens kon alleen een slechte tovenaar bedenken!
60
Hoofdstuk 11 – Het plannetje van Sarie Sarie sprong van haar stoel en riep: “Daarom waren die bloemen natuurlijk helemaal bedekt met zo’n laag paarse stof. Dat was natuurlijk die purpeldust! Maar Flex, heb je dan niet van dat spul op de grond zien liggen?” “Nee,” zei hij terwijl hij zijn hoofd schudde. ”Alleen paarse bloemen en paarse wolken. Dat is het enige wat ik heb gezien.” Hera keek geschrokken: “Bloemen? Heb je ze aangeraakt? Dan zou ik maar oppassen dat mijn vader er niet achterkomt! Ik weet zeker dat jij nu van dat spul in je bloed hebt zitten. Het is misschien niet veel, maar misschien net genoeg om hem te gehoorzamen!” Sarie knikte. Ze wist zelf al dat ze purpeldust in haar bloed had zitten. Op haar hand zaten immers nog een paar lichte paarse vlekjes van vanmiddag. Ze vertelde nu aan Hera wat er vanmiddag was gebeurd met die bloemen. “Goed dat jullie meteen je handen hebben gewassen. Dan is het meeste eraf. Na enkele dagen zal het uitgewerkt zijn. Het was maar een klein beetje. En mijn vader komt toch niet hier in het dorp.” “Hoe komt het dat Flex geen purpeldust op de grond heeft zien liggen?” vroeg Sarie.
61
“De grond is heel diep en de purpeldust trekt naar beneden. Pas wanneer een voorwerp helemaal bedekt is, zie je het goed aan de buitenkant. Dat kan bij de aarde dus heel lang duren. Op wat kleine plekjes na. Maar bij bloemen gaat dat natuurlijk veel sneller,” antwoordde Hera. Het was nu ook geen raadsel meer waarom die ijsbloemen in het bos groeiden. Het was er nu eenmaal ijskoud. Net zo koud als boven in de bergen. Het werd alweer laat. Het werd tijd dat Sarie haar plannetje ging vertellen. Ze had, toen Flex weg was, snel wat kruiden bij elkaar gezocht. Hier had ze in een schone ketel een drankje van gekookt. Daarna had ze de ketel buiten af laten koelen. Ze pakte een flesje van de plank en liep hiermee vlug naar buiten. Ze schepte het flesje vol. Ze liep naar binnen en keek het verbaasde tweetal aan. “Hera, ik heb dit drankje gemaakt. De rest moet jij doen. Flex brengt je straks terug naar huis. Je gaat naar binnen en loopt naar de keuken. Ga voor je ouders een lekkere warme drank maken. Chocolademelk of zoiets. Bij ieder doe je de helft van het flesje in hun drankje. Zeg dat je een verrassing voor ze hebt en geef ze de drank.
62
Na een tijdje zul je merken dat ze hun ogen dicht doen. Ze zullen neervallen op de plaats waar ze op dat moment zijn. Je moet hier niet van schrikken. Ze slapen alleen maar. Dan ga je Flex halen. Hij zal staan te wachten achter jullie boom. Je hebt zijn hulp hierbij hard nodig. Jullie stoppen samen de tovenaar in de zak. Dan moeten jullie snel het bos uitgaan. Voor jou heb ik wel een hoed, Hera. Dan zullen de bewakers je niet herkennen. Maar ook al herkennen ze je, dat maakt nu niets meer uit. Ze kunnen geen alarm meer slaan nu de tovenaar uit zijn huis is. Breng hem naar mijn huisje. Daar zal je verder zien wat mijn plannetje is. Ga nu maar snel!” Hera was wel nieuwsgierig geworden. Ze wilde zo snel mogelijk naar huis om het vreemde drankje op haar ouders uit te proberen. Wat zou er daarna gaan gebeuren? Zou het allemaal gaan lukken? En als het niet lukte? Plotseling moest ze aan haar moeder denken: “Wat gaat er met mijn moeder gebeuren? Moet ik die zo achterlaten?” “Leg die maar in een lekkere luie stoel of in bed. Die zal zeker slapen tot morgenmiddag! Er zal verder niks met haar gebeuren,” zei Sarie geruststellend. Ze gingen naar het rommelkamertje van Sarie. Hierin bewaarde ze allerlei kisten vol kleren en andere spullen. “Even een passende hoed vinden voor je, Hera.” In één
63
van de laatste kisten vonden ze een prachtig grote hoed. “Ah, deze lijkt me wel geschikt,” zei ze. Hera pakte de hoed en daaronder lag er nog een. Alleen was die iets kleiner. Flex zette hem voor de grap op. Daar stonden ze naast elkaar, een echte dame en een echte heer. Hij besloot om zijn hoed ook maar op te houden, dan leken ze net wandelaars in het bos. “Op de heenweg moet je toch maar voor de zekerheid in de zak, Hera. Kom, het wordt tijd om te gaan,” zei hij. En even later liep Flex voor de zoveelste keer naar het bos. Eenmaal bij het bos aangekomen, wilde hij de draad weer pakken. Toen herinnerde hij zich dat hij die al opgerold had. Hij had al zo vaak dezelfde weg afgelegd, het lukte hem wel zonder draad. Daar doemde het tovenaarshuis al op tussen de bomen. Hij zette Hera af bij de grote boom en ging erachter zitten. Nu zou het wachten beginnen. “Succes Hera!” riep hij nog zachtjes.Dat hoorde ze al niet meer. Ze was zo opgewonden over het plan dat ze vlug naar binnen wilde. Het waren spannende minuten. Op een gegeven moment zag hij een paarse wolk uit de schoorsteen komen. “Hmm, ze zijn dus nog niet klaar met hun getover. Als het hem nou maar niet gelukt is. Ooh, als ze nou maar opschiet!”
64
Hera had nog nooit in haar leven een warme drank gemaakt. Gelukkig had ze haar moeder dat wel vaak zien doen. Ze gooide wat chocoladepoeder in twee bekers en goot er wat warm water bij. Nu deed ze zoveel mogelijk suiker in elke beker. Haar ouders hielden allebei erg van zoet. Als het maar zoet genoeg smaakte, zouden ze het wel opdrinken. Vlug het drankje erbij.... klaar! Snel ging ze naar de torenkamer en klopte op de deur. “Pap... mam.... ik heb een verrassing voor jullie! Zijn jullie zo klaar?” riep ze. “Ja hoor kindje, we komen eraan,” antwoordde de tovenaar. Ze lachte in haar vuistje. Dit zou nog makkelijk worden! Na een tijdje kwamen haar vader en moeder de kamer in. Ze waren benieuwd wat voor verrassing ze kregen van hun dochtertje. Toen ze op de bank zaten, gaf ze hen de zoete chocolademelk. “Hmmm heerlijk,” slokte haar moeder. Hera’s vader vond het ook erg lekker. Maar dat kon hij al niet meer zeggen. Hij lag al te slapen. En daar ging ook haar moeder. Het leek wel een pop zoals ze in elkaar zakte. Ze legde haar moeder in een makkelijke houding op de bank. Daarna probeerde ze haar vader van de bank te slepen, maar die was helaas te
65
zwaar. Ze rende snel naar buiten en riep Flex. “Zo, dat duurde lang zeg!” zei hij. Meer tijd om te praten was er niet. Ze gingen vlug terug naar binnen. Flex keek zijn ogen uit. Wat een mooi huis van binnen! Helemaal niet zo vervallen als de buitenkant. Er was alleen geen tijd om alles op zijn gemak te bekijken. Ze stopten de tovenaar in de zak. Daarna zetten ze hun hoed op en sleepten hem het bos uit.
66
Hoofdstuk 12 – Bijna alles mislukt “Zo Sarie, dat ging goed! Niemand heeft ons gezien. Enne, hier is de slapende tovenaar!” zei Flex. “Goed gedaan! Geweldig! Dat het toch zo makkelijk zou gaan, hè?” antwoordde ze. “Ja, maar door jouw slaapdrankje ging het natuurlijk wel een stuk makkelijker. Maar eh, wat doen we nu verder?” vroeg Hera. Sarie legde de rest van haar plannetje uit. “Laten we hem eerst maar eens vastbinden op een stoel, zodat hij zeker geen kwaad kan aanrichten! Hij slaapt voorlopig wel, maar we kunnen beter het zekere voor het onzekere nemen!” Zo gezegd, zo gedaan en ze ging verder over haar plan. “Ik ga dadelijk een drankje maken waarvan de tovenaar wakker wordt, zodra hij de lucht ervan ruikt. Hij zit vastgebonden, dus we hoeven niet bang te zijn. Dan vragen we hem, hoe we jouw moeder weer normaal kunnen krijgen. Dat is natuurlijk het allerbelangrijkste. Hij zal het wel moeten vertellen als zijn leven hem lief is. Als de dorpelingen weten dat hij hier is en wat hij heeft gedaan - en wat hij allemaal nog van plan was - dan zouden ze hem zeker wegjagen uit het dorp. Of hem misschien zelfs opsluiten! Het is dus voor zijn ei-
67
gen bestwil dat hij meewerkt. Maar kom, dat zien we allemaal nog wel. Eerst het drankje!” Ze ging naar de keuken om een drankje te brouwen. Ze gebruikte hiervoor de kleinste ketel die ze had. Het moest natuurlijk snel afkoelen en dat ging nu eenmaal sneller in een kleine ketel. Alle kruiden die ze nodig had zaten erin, nu even laten borrelen, roeren en klaar! Vlug naar buiten....Flex en Hera zaten in de kamer een beetje te kletsen. Opeens kwam Sarie binnen. “Zo, het is bijna klaar. Nog even afkoelen, en dan zullen we die tovenaar eens laten ontwaken!” “Toch best spannend! Zo’n tovenaar in je huis hè? Maar goed dat hij vastgebonden zit! Misschien moeten we nog even controleren of hij wel echt goed vastzit? Stel je voor.... dat hij dadelijk wakker wordt en loskomt?” zei Flex. Gelukkig zat alles zo strak als het maar kon. Het werd tijd dat de tovenaar wakker werd. Dan was het ergste achter de rug. Sarie ging naar buiten om te kijken hoe ver het drankje afgekoeld was. Ze vond dat het drankje koud genoeg was en vulde een flesje. Vlug liep ze naar binnen. “Gaan jullie maar achter de tovenaar staan, zodat hij jullie nog niet ziet. Dat lijkt me het beste.” Ze deden wat Sarie zei. Ze liep met het flesje naar de tovenaar, hield het onder zijn neus, en kijk.... zijn ogen gingen langzaam open.
68
“Mmmm ... wwwaaar ben ik?” kreunde hij. De tovenaar had even tijd nodig om helemaal wakker te worden, maar nu schreeuwde hij naar Sarie. “Hé! Hoe kom ik hier? Jij vuile heks! Hoe heb je mij hierheen getoverd? En hoe komen die touwen om mijn lijf? Aaah! Stomme heks! Breng me terug!” Ze moest lachen. “Laten we zeggen dat ik twee kaboutertjes had die me hebben geholpen.” Ze keek even naar de twee, die hun handen voor hun mond hielden om niet in lachen uit te barsten. Op ernstige toon ging ze verder: ”Tovenaar uit het bos... ik weet alles van je! Alles wat je hebt gedaan. Je hebt ongeveer dertig jaar geleden een meisje gevonden hier in het bos. Je hebt haar daar gehouden en betoverd. Dat meisje is nu je vrouw en jullie hebben samen een kind. Maar ik weet ook wat je van plan bent! Je wilt de dorpelingen in je macht krijgen, met die paarse rotzooi! Is het niet?” Ze was even stil. De tovenaar was duidelijk onder de indruk van haar woorden. Hoe kon zij daar iets van afweten? Voordat hij ook maar kon reageren, ging ze verder: “Luister maar eens goed, tovenaartje. Als de mensen weten wat je op je kerfstok hebt, zullen ze woest op je zijn! Het lijkt me dus beter als je mij vertelt hoe de moeder van je kind weer normaal kan worden!”
69
Maar de tovenaar was niet van plan om dat tegen haar te zeggen. “Nooit, vuile heks. Bemoei je met je eigen zaken!” snauwde hij. Dit ging zo nog een hele tijd door. Hij was niet van plan zijn geheimen prijs te geven. Daar had Sarie niet op gerekend. Hoe moest ze dit nou aanpakken? Ze wist het niet meer. Van wanhoop pakte ze met haar handen haar hoofd vast. “Aaaah... kijk nou... purpeldust... op je handen,” zei de tovenaar verwonderd. Ze schrok, want daar had ze niet meer aan gedacht. “Kijk me aan vuile heks. Kijk me aan!” Ze voelde zich draaierig worden. Het spul werkte dus toch nog. “Ja, grote tovenaar,” antwoordde ze gehoorzaam. Flex en Hera hadden het hele tafereel gezien. Ze konden het niet geloven. Hoe had dit nou kunnen gebeuren? Hier hadden ze aan moeten denken. Nu zou alles verloren zijn. Sarie was in de macht van de tovenaar. Ze moesten iets bedenken! Hera trok Flex geluidloos mee naar buiten. Ze hoorden de tovenaar nog zeggen dat ze hem los moest maken. “Oh nee, nu is alles voorbij,” jammerde Flex. “Nee Flex. Geef de hoop niet zo snel op! Ik heb een plan!” zei Hera.
70
Ze fluisterde het plan in zijn oor. “Geweldig! Ja, dat moet lukken!” antwoordde hij verrast. “Kom op! Snel vuile heks! Nog twee touwen en ik ben los. Schiet toch op!” hoorden ze de tovenaar snauwen. “We moeten opschieten! Kom op tillen!” zei Hera. “Vlug, vlug en probeer niet te knoeien!” Samen liepen ze met de ketel naar binnen. Hierin hadden de bloemen met purpeldust gezeten. Het paarse water klotste alle kanten op. Omdat de tovenaar zo aan het schreeuwen was, had hij ze niet binnen horen komen. “Sarie wegwezen!” riep Flex hard. Ze ging dromerig opzij staan. Ze goten de inhoud van de ketel over de tovenaar heen. Eens kijken of hun plannetje werkte. Hera ging voor haar vader staan. “Zeg me, hoe ik mijn moeder weer normaal kan krijgen!” De tovenaar schrok! Zij was wel de laatste die de tovenaar hier had verwacht. Zijn eigen lieve dochtertje. Dat kon niet waar zijn! Zijn eigen kind had hem verraden. “Nee!” schreeuwde hij. Hij probeerde zich los te rukken. Hij zat nog maar met één touw vast. Als hij kracht genoeg zette, moest het lukken.Maar gelukkig begonnen na korte tijd de eerste paarse vlekken al te verschijnen. De tovenaar was al wat versuft. Hij kon zich er niet meer
71
tegen verzetten. Sarie kwam ondertussen weer een beetje bij haar gezonde verstand. Flex had steeds haar naam geroepen. Ze keken naar de tovenaar. Een paarse gloed lag over hem. Sarie ging voor de tovenaar staan. “Tovenaar, kijk me aan! Kijk me aan!” Zijn hoofd ging gehoorzaam omhoog.
72
Hoofdstuk 13 – De oude man De tovenaar keek haar een beetje schaapachtig aan. Ze lachte: “Zo tovenaar, nu zijn de rollen omgedraaid. Hoe voelt dat nu om door je eigen paarse rotzooi te zijn betoverd?” “Goed mevrouw,” antwoordde hij rustig. Hij leek helemaal onder de invloed van zijn purpeldust. Hier moesten ze gebruik van maken. Sarie keek Hera eens aan. Ze lachte naar haar en ging toen verder. “Vertel me dan nu maar eens hoe ik de moeder van je kind weer normaal kan krijgen. Hoe kan ik de betovering verbreken?” vroeg ze. “Het is heel simpel. Haar vader of moeder moet haar naam noemen. Als één van hen haar naam roept, is de betovering meteen verbroken,” zei de betoverde tovenaar. Hierna hield hij zijn mond. Er werd ook niks meer aan hem gevraagd. Alle drie staarden ze voor zich uit. Het leek dus allemaal vrij simpel. Maar wie waren haar ouders? Sarie besloot het morgen maar eens in het dorp te gaan vragen. Er waren vast wel mensen die dat wisten. Eerst gingen ze maar eens slapen. Dat werd de hoogste tijd. Morgenochtend moesten ze heel vroeg op. Ze hadden namelijk besloten om de moeder van Hera uit het
73
bos te halen. Nu de tovenaar in hun macht was, zou zijn vrouw niet veel kwaad meer aanrichten. Flex vroeg: ”Zeg tovenaar....Je hebt nu een hele ketel van die purpeldust over jezelf heen gekregen. Hoe lang ben je nu in onze macht, denk je?” De tovenaar moest hier een antwoord op weten, hij had het spul zelf gemaakt. Hij dacht er even over na en zei: ”Ik denk dat zoveel purpeldust voor een totale persoonsverandering zorgt.” “Wat bedoel je daarmee?” vroeg Flex. “Ik was, voordat ik de ketel over me heen kreeg, een heel slecht mens. In de ketel zat zoveel purpeldust, dat ik nu de rest van mijn leven een goed mens zal zijn,” zei de tovenaar. “Hmm, dat is goed nieuws,” zei Sarie. “Als het maar geen truc is van die tovenaar! Maar dat zal wel niet! En nu... echt naar bed!” Hera mocht in het bed van Sarie slapen. Voor de zekerheid wilde Sarie bij de tovenaar blijven. Ze vertrouwde het nog niet helemaal. Maar toen ze die ochtend wakker werd, lag hij nog lekker te slapen in de stoel. Snel ging ze de anderen wakker maken. Na het eten gingen ze met zijn allen naar het bos. Het was gelukkig niet al te ver, zodat Sarie ook meekon. Ze had eerst haar dikste jas aangetrokken en besloot het er op te wagen. Ze kon
74
zichzelf, in het huis van de tovenaar, dan weer opwarmen. Flex en Hera liepen samen voorop. De tovenaar liep rustig achter hen aan. Toen ze bij het tovenaarshuis aankwamen gingen ze naar binnen. De moeder van Hera lag nog lekker te slapen in haar luie stoel. Met het drankje van Sarie werd ook zij snel wakker gemaakt. Ze keek de tovenaar vragend aan. Ze snapte er niks van. Net toen ze wilde vragen wie deze vreemde mensen waren, begon de tovenaar het uit te leggen.“Maria, dit zijn onze nieuwe vrienden. Flex en Sarie. Ze willen ons graag helpen. Maar laten we nu eerst eens gezellig wat eten en drinken. Hera, gooi eens wat hout op het vuur. Het is hier veel te koud.” Hera keek Flex gelukkig aan. Wat was ze blij dat haar vader geen gemene tovenaar meer was. Nu moest haar moeder nog normaal worden! Na de gezellige maaltijd, gingen ze terug naar het dorpje. Het was nu niet moeilijk meer om Hera’s moeder uit het bos te krijgen. De bewakers zagen immers dat de tovenaar er zelf bij liep. Wisten zij veel dat hij zelf betoverd was! Wat later op de middag ging Sarie naar de oudste man van het dorp. Hij woonde er al zijn hele leven. Hij had het zelf meegemaakt dat er jaren geleden een meisje verdwenen was. Hij zou vast wel weten wie de ouders van Maria waren. En wat belangrijker was... waar ze woon-
75
den! “Kom snel binnen! Het is veel te koud met de deur open,” bromde de oude man. Hij zat in een rieten stoel met een kussen op zijn schoot, terwijl Sarie haar verhaal vertelde. Hij zuchtte een aantal keren diep tijdens het verhaal. Het klonk allemaal zo ongeloofwaardig, maar de feiten klopten. Wat ze vertelde, was echt gebeurd. Er was hier ooit een meisje verdwenen dat Maria heette. Maar van een tovenaar had hij nog nooit gehoord. De oude man streek eens met zijn handen door zijn grijze haar en begon te vertellen: “Ik kan me dat verhaal heel goed herinneren. Heel vreemd allemaal. Het meisje was verdwenen en de mensen van het dorp gingen haar zoeken. Een paar mensen zochten ook in het bos. Ik was daar ook bij. Het klopt dat daar een huis was. Maar dat zag er zo eng uit. We durfden daar niet naar binnen. We hadden geroepen, maar we hoorden niets. We schaamden ons ervoor dat we niet naar binnen durfden. Daarom hebben we nooit tegen iemand verteld dat daar een huis stond. Er ging een lange tijd voorbij.... en op een zekere avond hoorden wandelaars bij de bosrand, een meisje roepen in het bos. Niemand uit ons dorp durfde daar nog in te gaan. Zeker geen kinderen. Zou dat het meisje zijn dat toen verdwenen was? Dat meisje zou al lang dood zijn geweest. Zo zonder eten, zonder ouders.
76
Dan moest het wel een geest zijn geweest die ze hadden gehoord. Na deze gebeurtenis durfde niemand zelfs nog maar in de buurt te komen van het bos. Maar nu, na jouw verhaal is mij alles duidelijk.” De oude man hield even op met praten. Hij streek nog een keer met zijn handen door zijn haar en ging daarna rechtop in zijn stoel zitten. “Je vroeg me waar de ouders van Maria nu zijn. Haar moeder is kort na haar verdwijning ziek geworden van verdriet. Zij is enkele maanden daarna overleden, zo verdrietig was ze dat ze haar kind was kwijtgeraakt. Haar man, Maria’s vader, vond dit zo erg, dat hij besloot om nooit meer gelukkig te zijn. Hij is weggegaan. Ze zeggen dat hij helemaal alleen in onze bergen is gaan wonen. Niemand weet precies waar. Als hij nu nog leeft, moet hij wel te vinden zijn. Hij zal nu ongeveer zeventig jaar oud zijn. Het is alleen de vraag of hij met je wil spreken. Je moet Maria dan maar meenemen, misschien herkent hij haar. Ze lijkt erg veel op haar moeder. Ik denk dat hij dan wel wil luisteren.” Sarie bedankte de oude man en ze ging terug naar huis. Hoe moesten ze die man nu vinden? Er waren zoveel bergen. Als ze die allemaal moesten doorzoeken, waren ze maanden of misschien wel jaren bezig! Misschien wist de tovenaar er iets op.
77
Hoofdstuk 14 – Alles komt weer goed! Thuisgekomen vertelde Sarie het hele verhaal. Iedereen luisterde heel gespannen, totdat het verhaal was afgelopen. Wat een zielig verhaal. “Dus ik krijg misschien mijn opa te zien?” riep Hera blij uit. Haar moeder Maria bleef heel kalm. Zij snapte niet precies wat er aan de hand was. Sarie knikte. Hopelijk was de opa van Hera niet overleden. Alles leek nu wel goed te komen, maar ze moesten eerst maar eens die man in de bergen zien te vinden. Dat zou nog een hele klus worden. “Tovenaar, kan jij ons niet helpen die man te vinden?” vroeg Sarie. “Ja, ik kan wel helpen. Mag ik je kruiden gebruiken?” antwoordde hij. “Ja natuurlijk. Je pakt maar zoveel je nodig hebt!” zei ze vlug. De tovenaar verdween meteen in de keuken. De rest van de middag was hij in de keuken aan het werk. Hij liep op en neer met kruiden en ketels. Een heerlijke geur drong de huiskamer binnen. Het leek wel alsof hij soep aan het koken was. Eindelijk kwam hij de kamer weer binnen. “Zo, met dit mengsel moet het lukken. Ik heb nog één ingrediënt nodig. Maria, geef mij enkele haren uit je hoofd.”
78
Maria trok, zonder te vragen waarom, enkele haren uit haar hoofd en gaf die aan hem. Hij deed de haren in het geheimzinnige brouwsel. “Kijk nou!” riep Flex verbaasd uit. Het drankje werd langzaam dikker. Het werd een kleverige pasta. Langzaam maar zeker kreeg het de vorm van een bal. Ze keken elkaar vragend aan. “Zie hier, de bal die ons brengt naar de vader van mijn vrouw.” De tovenaar legde de bal op de grond en .... de bal begon uit zichzelf te rollen. “Trek vlug jullie jas aan, dan kan ik de deur opendoen,” zei hij. “We hoeven alleen maar de bal te volgen.” De tovenaar toverde voor Sarie een extra dikke jas en broek, anders zou het veel te koud zijn voor haar. Toen iedereen klaar was, maakte de tovenaar de deur zachtjes open. Daar ging de bal. En daar liepen ze dan met zijn allen. Ze vonden het wel vreemd om zo achter een bal aan te lopen. Het dorpje zag er nog steeds verlaten uit. Alle gordijnen waren ook nog steeds dicht, dus niemand zag hen lopen. Stilletjes liepen ze zo het dorpje uit. In de verte konden ze de enorme puntige bergen al zien liggen. Het was nog wel een eind lopen voordat ze daar zouden zijn. Na uren lopen kwamen ze eindelijk aan. Maar nu begon de zoektocht pas echt!
79
Na een lange tijd gelopen te hebben, kwamen ze bij een bouwvallig houthakkershutje. Hier stopte de bal. De man zou hier dus moeten wonen.
Sarie wilde bedenken wat ze nu moesten doen. Maar de tovenaar nam al het woord: ”Maria, ga hier maar naar binnen. En kijk wat er verder gebeurt.” De vrouw volgde zijn bevel op en ging naar binnen. Opeens klonk een harde schreeuw uit het huisje: ”Wat! Aaah .. Anna, hoe? Is dit een zieke grap? Ga mijn huis uit!”
80
Maria herkende haar vader niet en haar vader wist niet dat dit zijn dochter was. Hij zag alleen een vrouw die heel veel op zijn eigen vrouw leek. Die al jaren geleden was overleden. Hij was helemaal overstuur. Buiten hoorden ze hem hartstochtelijk huilen. Vlug gingen ze naar binnen en Sarie zei:” Rustig maar vadertje, dit is uw dochter Maria.” De oude man keek hen snikkend aan. “Maria?” zei hij zachtjes. Het was net genoeg om de betovering te verbreken. Maria werd weer normaal. Ze moest even nadenken en vroeg waar ze was. Flex vertelde het haar gauw en ook wat er eerder allemaal was gebeurd. Nu ze wist dat de oude man haar vader was, begon ze te huilen. Ze viel hem om zijn nek. Opeens kreeg ze de tovenaar in het oog en liet haar vader los. “Jij! Verdwijn uit mijn ogen!” zei ze witheet van woede. De tovenaar ging gehoorzaam naar buiten en ging daar verdrietig op een steen zitten. Nu hij een goed mens was geworden, vond hij het heel erg wat hij allemaal had gedaan. Sarie legde het hele verhaal uit aan de opa van Hera. Die begreep het nog niet helemaal. Ze zei:” Om hiermee in vrede te kunnen leven, zal je het de tovenaar moeten proberen te vergeven. Hij is nu voor de rest van
81
zijn leven een goed mens en zal geen kwaad meer aanrichten. Hij is echt veranderd.” “Dat zal moeilijk zijn, maar we zullen het proberen. Maar zijn vrouw wil ik niet meer zijn! Ik wil graag met Hera bij mijn vader gaan wonen. Als hij dat tenminste goed vindt?” antwoordde Maria. “Natuurlijk vind ik dat goed! Ik heb je al zo lang moeten missen. En nu, ben je er eindelijk weer! We moeten alleen wel het hutje opknappen, want dat is hard nodig!” lachte hij. “Vraag maar of de tovenaar binnen komt zitten, buiten is het zo koud. Het is zielig om hem daar te laten.” De hele middag zaten ze nog met zijn allen bij elkaar. Tegen het einde van de middag gingen Flex, Sarie en de tovenaar terug naar het dorp. Na de lange wandeling bleef de tovenaar bij hen eten. Daarna ging hij naar huis om te slapen. Een poosje later lag ook iedereen in het dorpje te slapen. Enkele dagen later brak eindelijk de zon door! Omdat er de laatste dagen geen purpeldustwolken waren gemaakt, kreeg de zomer eindelijk een kans. De temperatuur werd langzaam aan hoger. Nu de zon scheen, leek alles nog mooier dan het al was. De mensen konden weer naar
82
buiten. Iedereen was zo gelukkig. De mensen in het dorp hoorden wie de oorzaak van al deze ellende was geweest. Ze boden Flex hun excuses aan en besloten een feest te geven ter ere van hem. Hij vond het allemaal wel goed en was allang blij dat alles zo goed was afgelopen. Zelfs de tovenaar werd door iedereen vergeven. Hij mocht gewoon in zijn huis blijven wonen. De mensen in het dorp waren niet meer bang van hem. Ze wisten dat de tovenaar hen geen kwaad meer kon doen. De tovenaar had Sarie ook wat toverspreuken geleerd. En zij had hem wat kruidenrecepten gegeven. Ze besloten om voortaan samen te werken. Samen konden ze met hun krachten nu nog meer zieken beter maken. Wie had dat ooit kunnen denken? En Flex had er een nieuwe vriendin bij. Hera kwam vaak bij hem op bezoek. Pas geleden vertelde ze dat haar opa plannen had gemaakt om weer in het dorp te gaan wonen. Dat zou helemaal geweldig zijn! Dan konden ze elkaar voortaan elke dag zien!
83
Beste lezer van dit gratis E-book, Hopelijk heb je dit boek met net zoveel plezier gelezen als ik het heb geschreven! Stuur dit boek door naar iedereen waarvan je denkt dat ze het leuk zullen vinden. Zolang er niks veranderd of herschreven wordt, mag je dit boek digitaal weggeven, voorlezen, op je website zetten enzovoorts! Mocht je het leuk vinden om het boek echt in je handen te hebben en het overal te kunnen lezen, dan kan je het ,via de volgende link, bestellen bij unibook! http://www.unibook.com/nl/Anouska-Brok/Flex-in--Het-mysterie-van-de-paarse-wolken Binnenkort deel 2! Flex in: De vervloekte farao Wil je graag op de hoogte gehouden worden, stuur dan een mailtje naar
[email protected] Groetjes Anouska Brok
84