Anonimiteit-naamloos en privacy
1. In omzeggens alle sites over digitale burgerrechten duikt de vraag naar het “recht” op anonimiteit op voor internetgebruik. Deze vraag sluit aan bij het gevoel waarmee de digitale burger opgezadeld zit wanneer hij participeert aan de digitale wereld waarin hij zich meer en vollediger blootstelt dan bij eender welk ander maatschappelijk gedrag. Dit fenomeen had de vraag bij anderen reeds doen rijzen naar het recht op meerdere identiteiten1. Niet zozeer in België maar vooral in Angelsaksisch georiënteerde rechtsstelsels ligt dit als prioriteit voorop. De veralgemeende verspreiding van internet speelt in de verdere ontwikkeling van het gebruik van nick-names, anoniem en naamloos optreden een doorslaggevende rol. Het verzenden van een e-mail alleen ondertekend met een naam en een emailadres (al dan niet waarachtig) is niet ongebruikelijk, het gebruik maken van nicknames in een chatbox is legio. Kan dit? Mag dit? 2. Vooraleer het juridisch statuut van een dergelijk optreden te onderzoeken lijkt het wenselijk vooraf de begrippen duidelijk te definiëren.
A. BEGRIPSAFSPRAKEN 3. Met het oog op de gestelde problematiek lijkt de omschrijving van het begrip “anoniem” in Van Dale’s Groot Woordenboek van de Nederlandse taal niet aangepast: “1. zonder bekendmaking van de naam van de schrijver of spreker enz., zonder ondertekening ...”. In deze betekenis wordt anoniem niet gebruikt in de virtuele wereld: een anonieme re-mailer bijv. is een e-mailserver die zijn cliënten garandeert dat de identiteit onder geen enkel beding zal kunnen achterhaald worden. 4. Hierna wordt een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds “anonimiteit” en “naamloos optreden” anderzijds2. Tussen beide begrippen situeert zich soms een derde mengvorm: hij wordt aangeduid als “relatieve anonimiteit”.
1. Anonimiteit 5. Onder anonimiteit kan men verstaan het optreden van een persoon in een maatschappelijke context waarbij: — hij zijn identiteit verbergt (intentioneel aspect);
1 Het probleem van de meervoudige identiteit, onder meer erkend via de verkokering van het recht, blijft hier verder onbesproken. 2 Ph. TRAEST, Het bewijs in strafzaken, Mys & Breesch, 1992, nr. 741 maakt deze onderscheiden niet omdat ze in de door hem onderzochte materie van geen belang zijn.
anoniem.wpd
1
— door de inzet van normale middelen geen band kan gelegd worden naar een geïndividualiseerde fysieke persoon (resultaatsaspect). Anonimiteit wordt derhalve in een specifiek zin gebruikt, waarbij zowel de intentie (het verbergen van identiteit) als het resultaat (geen toegang tot de identiteit door inzet gewone middelen) deel uitmaken van de omschrijving. 6. In deze betekenis wordt anoniem gebruikt in de wet van 8 december 1992 WVP, waar het begrip ‘persoonsgegeven’ wordt omschreven (art. 1 §2): deze wet is niet van toepassing op persoonsgegevens die anoniem zijn gemaakt, het zijn dan immers geen persoonsgegevens meer1. De Raad van State heeft in arrest nr. 45.218 van 10 december 19932 terecht verwezen naar de realiteit: gegevens zijn slechts anoniem indien uit het geheel van de voorhanden zijnde gegevens (bijv. de gemeente, de leeftijd, de kliniek, de opnameperiode) in redelijkheid geen identificatie mogelijk is. 7. Zijn in de betekenis van deze wet evenmin anoniem de zgn. “gecodeerde gegevens”. Gecodeerde gegevens zijn data waarbij een scheiding is gemaakt tussen de inhoud van de data (die van een code voorzien zijn) en de identificatiegegevens (de identiteit, eveneens voorzien van die code). Deze techniek wordt veelal gebruikt bij wetenschappelijke enquêtes om de privacy-gegevens bij de behandeling en de verwerking van de enquête zoveel mogelijk te beschermen. De identificatie wordt in een afzonderlijk bestand, meestal ook op een afzonderlijke plaats, bewaard met het oog op een eventuele opvolgingsenquête enkele jaren later. Dergelijk gecodeerde gegevens zijn geen anonieme gegevens. 8. Het verzamelen van statisch materiaal en enquêtes uitgezonderd, heeft anonimiteit steeds een a-sociale connotatie: een anoniem telefoontje, een anonieme brief met verbijsterende onthullingen, ... worden nog steeds als maatschappelijk storend ervaren.
2. Naamloos optreden 9. Naamloos optreden is het optreden van mensen waarbij de identiteit niet wordt naar voor gebracht omdat er geen behoefte bestaat zich te identificeren. Het naamloos optreden verbergt geen identiteit, maar gebruikt ze evenmin, daar het maatschappelijk niet verwacht wordt. Wanneer men winkelt in de Nieuwstraat te Brussel is de identiteit van die persoon geen onderdeel van die activiteit, maar die persoon verbergt ze evenmin. Wanneer je op die wandeling een pakje sigaretten aankoopt identificeer je je niet. Niemand heeft er ook behoefte aan. Mocht iemand je staande houden en vragen “wie zijt gij?” zou je daar vermoedelijk niet op antwoorden, niet omdat je je identiteit wenst te verbergen, maar omdat je identiteit in die maatschappelijke context niet relevant is. Je identiteit kan wel relevant worden bijv. voor een politiepatrouille of voor een winkelier waar je een diamant van ettelijke miljoenen hebt gekocht en betaalt met je kredietkaart. In bredere betekenis is naamloos optreden het optreden zonder identiteitsaanduiding: in deze betekenis treedt een faillissementscurator bijv.
1
Een persoonsgegevens wordt als identificeerbaar omschreven wanneer het direct of indirect kan geïdentificeerd worden. 2 R.v.St. nr. 45.218, 10 december 1993, Vl. T. Gez. 1993-94, 281. anoniem.wpd
2
naamloos op, hij duidt niet aan voor welke schuldeisers hij optreedt, terwijl een mandataris in rechte niet naamloos kan optreden. 10. Aan het naamloos optreden kan een identificatieplicht gekoppeld zijn1. Deze is o.m. voorzien in de wet op het Politieambt2. Deze identificatieplicht is in de verschillende Europese landen sterk verschillend uitgewerkt. Zo hangt er bijv. in de Amsterdamse tram volgend bericht: “zwartrijders moeten een boete van x gulden betalen, doen ze dit niet dan moeten ze zich identificeren”. Identificatie is daar als een sanctie aangemerkt. 3. Relatieve anonimiteit 11. Naast anonimiteit en naamloosheid is er nog een derde vorm, aan te duiden als relatieve anonimiteit. Dit optreden dekt het gedrag waarbij men bijv. voor een krant of voor televisie een verklaring wenst af te leggen zonder dat de kijker of lezer je kan identificeren. De desbetreffende journalisten weten precies wie je bent, ze hebben je doopceel gelicht. Je bent slechts anoniem, je verbergt je identiteit, voor een bepaalde groep uit de bevolking: bijv. het gebruik van pseudoniemen bij kunstenaars en kloosterlingen. Een anonieme getuige voor de opsporingsambtenaar of voor de rechtbank3. Relatieve anonimiteit vertoont zowel aspecten van anonimiteit als aspecten van naamloosheid4. Het is verwant met anonimiteit omdat de betrokkene bewust zijn identiteit verbergt (intentie), langs de andere kant heeft het gemeen met naamloosheid dat bepaalde belanghebbende5 onmiddellijk in bezit gesteld worden van de identiteit (afwezigheid van resultaat). De redenen van “relatief anoniem”6 optreden kan zeer divers zijn: — men wil zich indekken tegen bepaalde maatschappelijke gevolgen die verband kunnen houden met de gedane bekendmaking: een persoon die informatie aan de media verstrekt, maar reactie van overheid, werkgever of omgeving vreest; — bewuste keuze om persoonlijke uit de actualiteit te blijven; — gevolgen van bekendheid vermijden In de regel is het zich “relatief anoniem” opstellen niet ongeoorloofd.
B. HET JURIDISCH STATUUT VAN EEN DERGELIJK OPTREDEN 12. De hierboven geschetste fenomenen zijn van alle tijden, hebben juridische spanningen gegeven in het verleden en worden nu actueler: wanneer de afzender van een e-mail enkel zijn e-mailadres vermeldt, hoe zit de rechtspositie tussen verzender en ontvanger in elkaar? De provider weet wie de titularis van het e-
1
Het bekendmaken van de naam van een getuige wiens verklaring anoniem is opgenomen is geen verplichting voor de opsporingsambtenaar (P. TRAEST, Bewijs in strafzaken, nr. 746 2 Zie arrest. Filip Reyntjens Cass.27 februari 1990, Arr. Cass. 1989-90, 848 dat vóór de invoering van de wet op het Politieambt de identiteitscontrole door politie en rijkswacht conform het bestaande recht bevond. Thans is deze aangelegenheid geregeld in art. 34 §1, lid 1 Wet Politieambt 5 augustus 1992. 3 Ph. TRAEST, Het bewijs in strafzaken, nr. 740 en volg. 4 In cognito wordt meestal gebruikt voor een feitelijk optreden van gekende personen, waarbij zij hun hoedanigheid van “gekende” persoon zoveel mogelijk verbergen. 5 met de verwachting van de identiteit naar buiten toe afgeschermd wordt. 6 de eerste toepassing is het zich identificeren via een postbus, ..... anoniem.wpd
3
mailadres is, de bestemmeling weet het niet. Kan de schuldeiser een ingebrekestelling via e-mail versturen, wanneer hij zijn debiteur alleen kent via zijn e-mailadres? Mogen de providers de identiteit vrijgeven? Kunnen zij, mogen zij anonimiteit beloven1?
Anonimiteit 13. Anonimiteit, in de hierboven omschreven betekenis, heeft het Belgisch rechtsstelsel nooit erkend2. Immers het optreden van mensen dien je te situeren in zijn maatschappelijke context, waarbij het individu, gebruikmakend van de door de gemeenschap ter beschikking gestelde middelen, ook in het maatschappelijk verantwoordingspatroon zijn plaats moet innemen. Recht op anonimiteit wil de burger het recht geven zich slechts voor de helft in te schrijven in het maatschappelijk gebeuren, de helft die hem interesseert, de helft van de voordelen. Hij wenst niet te participeren in de andere helft m.n. het belastend deel van zijn optreden. De domeinen waar het recht in aanraking kwam met deze problematiek, waren enkel gevallen van relatieve anonimiteit, waar de aansprakelijkheid kon worden afgewenteld (voor auteurs en voor geestelijken). In andere gevallen, zoals bij anonieme getuigen, zal een evenwicht moeten gezocht worden tussen het controlerecht op de ernst van de getuigenis langs de ene kant en de bijzondere omstandigheden waardoor de relatieve anonimiteit zich opdringt. 14. Met het oog op het staatsburgerlijke rechten en de rechtsbetrekkingen tussen de burgers werd een ganse regeling van identificatie van burgers ontwikkeld en is het onttrekken aan deze verplichtingen soms strafbaar. Dit gaat van de basisidentificatie via de akten van de burgerlijke stand, over de woonplaats zoals het Burgerlijk Wetboek oplegt, de inschrijving in het Bevolkingsregister tot het toekennen van een rijksregisternummer. 15. Moet nu een recht op anonimiteit in cyberspace worden erkend resp. toegekend? Tegen de geschetste achtergrond ligt het antwoord voor de hand, anonimiteit in de hierboven geschetste betekenis vervult slechts één functie: het zich onttrekken aan maatschappelijke verplichtingen opgelegd binnen een context waaraan men zelf actief wenst te participeren. Wanneer een New York’s rechter de KKK-leden verbiedt een betoging te houden met maskers voor het gezicht, lijkt dit geen aanslag op de vrije meningsuiting. Zelfs indien je van oordeel zou zijn dat de meningsvrijheid van sterk racistische groepen in een democratische samenleving moet geëerbiedigd worden, dan zal men moeten aanvaarden dat, indien men dit recht opeist op de openbare weg, niet de bescherming van de slaapkamer mag vragen. Gebruikmaken van openbare gemeenschapsgoederen heeft inderdaad consequenties. Naamloos optreden 16. Het probleem dat het internet heeft gecreëerd, is in wezen de erkenning en de
1 Art. 78,1 W.H.P. vermeldt het begrip “geografisch adres” dit staat dan in tegenstelling tot “virtueel adres” en “postbusadres”. 2 Luc BALLON, “Ik gaf mezelf (g)een naam”, T.P.R. 1981, 557-592.
anoniem.wpd
4
veralgemening van het naamloos optreden. Zonder twijfel kan men ervan uitgaan dat het deelnemen aan het internetgebeuren in de regel naamloos kan gebeuren en ook gebeurt. Alleen moet duidelijk zijn dat dit enkel kan voor zover er geen conflict ontstaat met de rechtsorde en voor zover derden geen rechtsaanspraken kunnen formuleren n.a.v. dit naamloos optreden. Naamloosheid op internet doet volgende problemen ontstaan: — erkenning en handhaving van de naamloosheid; — heeft een provider het recht de naam van zijn klant aan een derde mee te delen? — heeft de provider het recht anonimiteit te garanderen aan zijn klant? [1. Handhaving van de naamloosheid] 17. Door de inzetbaarheid van een aantal middelen kan het naamloos optreden op internet snel worden omgebouwd tot een privacy-schendende identificatie. De burger heeft het recht om deze naamloosheid erkend te zien, net zoals dat het geval is buiten het internet: dit betekent dat buiten het ontstaan van rechtsverhoudingen, d.w.z. in het niet-juridisch verkeer heeft elke internetparticipant het recht op naamloosheid. Het schenden van de naamloosheid is privacy-schendend.
[2. Mag de provider de naam van zijn klant bekendmaken?] 18. De vraag kan gesteld worden of een internetdienstverlener de identiteit van zijn gebruiker mag vrijgeven wanneer een derde bij hem aanklopt wegens een onrechtmatig en een schadeverwekkend gedrag van zijn gebruiker? Een derde laat aan de provider bijv. weten dat in een homepagina op zijn server voor hem schadeverwekkende gegevens aanwezig zijn of dat er zich een tekst bevindt waarvan de betrokkene het recht niet heeft deze openbaar te maken. 19. De provider heeft de persoonsgegevens van zijn klanten onder zicht krachtens een overeenkomst tussen hem en zijn gebruiker (art. 5, b WVP), zodat het vrijgeven van deze gegevens ook onder de wet van 8 december 1992 valt. Art. 4 WVP bepaalt in dit verband het gebruik van deze gegevens: ze mogen enkel worden gebruikt voor het uitdrukkelijk omschreven doel ... m.n. rekening houdend met de redelijke verwachtingen van het data-subject. Wanneer een provider aansprakelijk wordt gesteld door een derde omdat één van zijn klanten via het ter beschikking gestelde netruimte schade berokkent, valt het vrijgeven van het adres aan de schadelijder duidelijk binnen de contractuele sfeer provider-klant en dus onder art. 4 WVP. 20. Vooreerst zal de internetdienstverlener moeten nagaan of de vraag en/of klacht die hem bereikt voldoende ernstig is om de identiteit vrij te geven. Aan de aard van de klacht en de omschrijving zal hij moeten uitmaken of het doorgeven van het adres voldoende kadert in de contractuele verhouding tussen hemzelf en zijn klant. In twijfelgevallen kan hij voordien contact opnemen met zijn klant. Indien de vraag komt van een persoon of organisatie, waarvan men kan aannemen, dat de vraag enkel tot doel heeft een onrechtmatigheid te beëindigen (overtreding van auteursrechten, ....) lijkt er geen enkel reden te bestaan waarom providers, indien contractueel niets anders is voorzien, de identiteit niet zouden vrijgeven aan de klager. Tot zo lang dit niet gebeurt kan de potentiële schadelijder zich tot de provider richten. anoniem.wpd
5
21. Het recht om de naam van de eventueel aansprakelijke te mogen meedelen aan het eventueel slachtoffer betekent nochtans niet dat de aansprakelijkheid van de provider noodzakelijk eindigt met het ter beschikking stellen van de identificatie.
[3. Mag de provider anonimiteit garanderen?] 22. Hebben serviceverleners op het net het recht mechanismen uit te werken waarbij de identiteit onmogelijk kan worden opgespoord, waardoor anonimiteit van hun klanten kan worden gegarandeerd? Vanzelfsprekend is een dergelijke overeenkomst tussen provider en klant op zichzelf niet ongeoorloofd. De waarde van een dergelijke overeenkomst voor een derde is vanzelfsprekend problematisch. Bij het strafrechtelijk onderzoek beschikt de overheid over de nodige machtsmiddelen om een dergelijke afspraak naast zich neer te leggen, behoudens de wettelijke regeling van het beroepsgeheim en het respect dat ook de gerechtelijke overheid moet opbrengen voor de bronnen van de journalist. Totdat een betere regeling is uitgewerkt, kan een schadelijder een beroep doen op de oude rechtsregels met betrekking tot de pseudoniemen m.n. dat de dienstverlener de aansprakelijkheid draagt op grond van onzorgvuldig handelen totdat hij de identiteit vrijgeeft aan de derde, die zich geschaad voelt1. Rogier de Corte 29 november 1999
1
Arrondissementsrechtbank ‘s Gravenhage 9 juni 1999 Scientology / XS4all, met noot K.J. KOELAMI 1999,110.
MAN,
anoniem.wpd
6