Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 853-856.
L5 1642, Leuven, Broederschap van de H. Jacobus Anoniem (? foutief toegeschr. aan Bloemaerts), De H. Jacobus de Meerdere omringd door negen broederschapsleden en twee kanunniken 1
Olieverf op doek, 215 x 270 cm. Gedateerd, links onderaan, op een vloertegel: A°. 1642. Opschrift (signatuur ?), beneden bijna in het midden, op een vloertegel: BLOVMAERTS. Leuven, St.-Jacobskerk (in bruikleen in museum M, inv. nr. S/67/B). HERKOMST: St.-Jacobskerk, Leuven; (na diefstal ?) overgebracht naar de kapel van het voormalige Augustinessenklooster, Leuven, en vervolgens naar het museum M, Leuven, september 1981 (daar voorlopig 2
onvindbaar).
ARCHIEVEN: Museum M, Leuven, Tableau général des objets d’art qui se trouvent en cette ville, 13-10-1825, (samengesteld door de Commission pour la Conservation des objets d’art en la Ville de Louvain nommée par arreté du Collège des Bourgmestres et Echevins de la dite ville en date du 27 août 1824), nr. 9. LITERATUUR: G. J. C. Piot, Histoire de Louvain, depuis son origine jusqu’aujourd’hui. 1. Histoire de la ville, Leuven, 1839: 108; Guide des étrangers à Louvain, Leuven, 1852: 29; Van Even 1860: 220 (als Hendrik (Henri) Bloemaerts); Van Even 1895: 390; J. de Borchgrave d’Altena, Notes pour servir à l’Inventaire des Oeuvres d’Art du Brabant. Arrondissement de Louvain, Brussel, 1940: 286 (als H. Bloemmaerts); A. Schillings, Oud en nieuw Leuven, Leuven, 1948: 115; André Smeyers, Leuven vroeger en nu, Leuven, 1948: 133; Marina Jordens, ‘De schilderkunst van de Contrareformatie in de Leuvense parochiekerken 1585-1700. Het voorbeeld van de Sint-Jacobskerk’, Brabantse folklore, 245 (1985): 28-29 nr. 3 (als anoniem); M Collecties schilderijen, Tielt, 2009: 119 (als Herman Bloemaerts).
BESCHRIJVING Elf mannen zijn in een halve kring op twee rijen weergegeven: aan weerszijden van de apostel Jacobus, die centraal in de diepte op een stoel zit en als pelgrim met een staf is getypeerd, zijn 1
Maten opgetekend naar aanleiding van de fotografie door het KIK in 1955 (negatiefnrs B157461 t/m B157463). Op de museumfiche van het schilderij is een hoogte van 220 cm genoteerd. Zie de volgende noot. 2 Naar aanleiding van vroegere pogingen om het schilderij persoonlijk te bekijken (september 2001 en oktober 2003), werd mij vanwege het stedelijk museum van Leuven meegedeeld dat het werk voorlopig onvindbaar was, maar dat het mogelijk in het volgestouwde “Fabota”-depot was ondergebracht (laatste schriftelijke mededeling, van Mevr. Nicole Neefs, d.d. 24-10-2003). Toen deze ruimte in het kader van de collectieregistratie van museum M recentelijk werd leeggemaakt, bleek het schilderij daar evenwel niet aanwezig. Dr. Peter Carpreau vermoedt dan ook dat het in de reserve van het museum ligt opgerold (schriftelijke mededeling d.d. 23-01-2009). Voorliggende bespreking gebeurt dus op basis van de zwart-witfoto’s van het KIK van 1955 (voetnoot 1).
http://balat.kikirpa.be/object/49984
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon
Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 853-856.
vooraan telkens twee heren -onder wie twee in superplie geklede kanunniken- al zittend, en achter hen resp. vier en drie mannen rechtstaande en ten voeten uit geportretteerd.3 Die op de voorste rij houden merkwaardig genoeg het hoofd licht schuin achterwaarts, als willen ze met de H. Jacobus en hun confraters in conversatie treden.4 De groep is in een binnenruimte gesitueerd, die sober is aangegeven door de zwart-en-wit getegelde vloer en twee stukken gordijn in de hoeken achteraan. DATERING EN AUTEUR Het schilderij is links beneden op een vloertegel 1642 gedateerd. Op de daarachter liggende rij tegels en meer naar het midden toe, is -onder een wapenschild dat in drie van de vier kwartieren een lelie bevat- de naam BLOVMAERTS geschreven. Dit opschrift is al door Van Even als signatuur gelezen; meer bepaald zette hij het werk op naam van Henri Bloemaerts.5 Het stedelijk museum spreekt van Herman Bloumaerts.6 In Saur komt evenwel geen schilder Hendri(c)k of Herman Bloemaert(s) voor die in deze periode in Leuven werkzaam zou zijn geweest.7 Gegeven bovendien de locatie van de naam op het schilderij, vlak onder het wapenschild, vraag ik mij af of ermee niet, eerder dan de kunstenaar, een van de zitters is aangeduid.8 IDENTIFICATIE VAN DE PORTRETTEN Van Even was de eerste die de geportretteerden identificeerde als leden van de broederschap van Sint-Jacob.9 Deze identificatie lijkt wel te kloppen, vermits de groep rond de apostel Jacobus is geschaard, en het schilderij sinds z’n vroegste vermelding in de Leuvense St.3
De man die -als het ware in een meer teruggetrokken positie dan de anderen- onmiddellijk achter de stoel van de H. Jacobus staat, omvat met zijn rechterhand een lang verticaal voorwerp, dat hij vóór zich houdt; voor zover op foto kan worden uitgemaakt (cf. voetnoot 2), zou dit een zwaard kunnen zijn, wat dan naar Jacobus’ marteldood zou verwijzen. 4 G. J. C. Piot, Histoire de Louvain, depuis son origine jusqu’aujourd’hui. 1. Histoire de la ville, Leuven, 1839: 108 beschreef de heilige als “racontant ses avantures [sic]” [terwijl die z’n avonturen aan het vertellen is], wat wel terecht uit diens spreekgebaar zou kunnen afgeleid worden. 5 “Près de l’entrée du nord de l’église et contre le mur de la tour se trouve une toile représentant les membres de la confrérie de St-Jacques. Cette peinture, exécutée, en 1642, par Henri Bloemaerts, est fort remarquable.” [Vlakbij de noordelijke inkom van de kerk [van Sint-Jacob] en tegen de muur van de toren hangt een doek met de voorstelling van de leden van de broederschap van St.-Jacob. Dit schilderij, dat in 1642 is vervaardigd door Hendrik Bloemaerts, is erg opmerkelijk.] Cf. Van Even 1860: 220. 6 Cf. de museumfiche van het schilderij. Bij de invoering van het schilderij in de databank van het KIK, werd per ongeluk nog een “-s” aan de voornaam toegevoegd (“Hermans” – op de fiche van de foto-opname in 1955, staat “Herman”). 7 Evenmin onder de naamsvarianten Blo(m)maert(s). Er is wel sprake van de Utrechtse kunstenaar Hendrick Bloemaert (1601/02-1672) en van een Herman Bloemaert geboortig uit Luik, die zich in 1613 in de Haagse schildersgilde inschreef. Cf. Saur, 11: 550-551. 8 Marina Jordens suggereerde reeds deze mogelijkheid, waarbij zij veronderstelde dat deze Bloumaerts de opdrachtgever of schenker van het schilderij was; cf. ‘De schilderkunst van de Contrareformatie in de Leuvense parochiekerken 1585-1700. Het voorbeeld van de Sint-Jacobskerk’, Brabantse folklore, 245 (1985): 28-29 nr. 3. 9 Zie voetnoot 5.
http://balat.kikirpa.be/object/49984
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon
Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 853-856.
Jacobskerk is geattesteerd10, waar de confrérie zeker van in 1400 actief was.11 In dit kader kan tevens de aanwezigheid van de twee kanunniken worden verklaard, te herkennen aan de koorpels die ze over de linkerarm dragen.12 St.-Jacob herbergde namelijk een kapittel, en het blijkt dat de bestuurders van de St.-Jacobsbroederschap niet alleen hun eigen recteur of rector maar ook de voorzitter van het kanunnikencollege bij belangrijke beslissingen betrokken.13 De meesters van sint Jacops aultaer, die ghecosen werden om heet[sic] broederschap te bedienen14, waren tenminste in 1638 met vijf (Doc. 1).15 Op het schilderij zijn dus nog méér leden uitgebeeld, die geen deel uitmaakten van het bestuur. Minstens twee van hen behoorden gelijktijdig tot een schuttersgilde, zoals de pallure op hun mouw aangeeft.16 Bij de man rechts vooraan is na z’n dood op de linkerhand een kruisje geplaatst.17 Opmerkelijk genoeg was er in 1638 bij de vijf broederschapsmeesters een Lambrecht Blommaerts († 1653) (Doc. 1).18 Het is dan ook verleidelijk deze te verbinden met de naam en
10
Cf. de Tableau général des objets d’art qui se trouvent en cette ville, op 13-10-1825 samengesteld door de “Commission pour la Conservation des objets d’art en la Ville de Louvain nommée par arreté du Collège des Bourgmestres et Echevins de la dite ville en date du 27 août 1824”, nr. 9: “un ditto représentant un pelerin assis entre des ecclésiastiques, et autres personnages” [idem, met voorstelling van een pelgrim gezeten tussen geestelijken, en andere personages]. Het schilderij is niet vermeld in Province de Brabant. Commune de Louvain. Tableau indiquant les Tableaux, Sculptures et autres Articles d’art, existant à Louvain en 1847. Beide handgeschreven inventarissen kon ik in kopie inkijken in het stedelijk museum M, Leuven. 11 Cf. Callewier 2005: 36. 12 De koorpels of “almucia” was oorspronkelijk een tot over de schouders reikende kap, veelal in pels, en evolueerde tot een schoudermanteltje; hij is een onderdeel van het koorgewaad van kanunniken, door wie hij, ten teken van hun waardigheid, ook wel over de arm wordt gedragen; cf. Paramente und Bücher der christlichen Kirchen. Systematisches Fachwörterbuch, uitg. door het Comité International d’Histoire de l’Art, München – New York – Londen, 1982²: 22-23 (afb. 10). 13 Zo op 11 juli 1638, toen werd beslist over de op te dragen requiemmissen naar aanleiding van een overlijden, cf. Doc. 1. 14 Cf. RAL, T 630, nr. 320 (Diet is dbock vande broederschap der heijlighe apostel S. Jacobs binnen Loeven), voorpagina. 15 Callewier 2005: 36 spreekt in het algemeen van minstens twee bestuurders en een rentmeester. 16 De man rechts op de eerste rij, was een kolvenier (z’n “pallure” bevat twee kruisgewijs geplaatste kolf- of haakbussen, en er hangt ook een kolfbusje onderaan); zie ook de volgende noot. Het insigne van de man achter hem, rechts op de tweede rij, is moeilijker te onderscheiden. Door z’n vierlobvorm -waarachter mogelijk kruisgewijs twee pijlen zijn geplaatst- laat het denken aan de borstplaat van een bewaarde koningsketen van de Leuvense Sint-Jacobsschuttersgilde (1553) (museum M, Leuven, inv. nr. B/VIII/4 – de borstplaat bevat in gedreven zilverwerk de figuren van O.-L.-Vrouw en Kind, St.-Jacobus de Meerdere en St.-Sebastiaan (foto aanwezig in het KIK, negatiefnr. A113765)). Deze gilde “bestond te Leuven sinds 1529 en was samengesteld uit liefhebbers die de schutterij als ontspanning beoefenden”, zonder enige officiële functie, cf. Leo Van Buyten in Stad in Vlaanderen. Cultuur en maatschappij 1477-1787, tent. cat., o.l.v. Jan Van der Stock, Brussel, Galerij van het Gemeentekrediet, 1991: 548, nr. 344 (afb.). 17 Marina Jordens vermoedt dat in deze persoon de “Van Meerbeeck” kan zijn gekonterfeit die, blijkens de rekeningen van de kolveniers, rond 1642 deken van de kolveniersgilde was (vergelijk met de vorige noot wat betreft het insigne) en in 1644 niet meer wordt vermeld; cf. ‘De schilderkunst van de Contrareformatie in de Leuvense parochiekerken 1585-1700. Het voorbeeld van de Sint-Jacobskerk’, Brabantse folklore, 245 (1985): 28 voetnoot 46. 18 Deze werd op 23 april 1653 in het koor van de St.-Jacobskerk begraven, cf. Ibidem: 29 voetnoot 51.
http://balat.kikirpa.be/object/49984
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon
Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 853-856.
het wapenschild op het doek, en meteen met het neergezeten tweede personage van links, bij wiens rechtervoet blazoen en opschrift zijn gezet.19 Rentmeester van de St.-Jacobsbroederschap was in 1642 Nicolaus vander Noot.20 Wellicht is hij hier in de groep gekonterfeit. Andere ledennamen zijn er niet voor dit jaar gekend.21
DOCUMENT 1 1638, 11 juli. – De meesters van de Sint-Jacobsbroederschap, in vergadering met meier Van Langendonck en kanunnik Britselius, treffen een overeenkomst in verband met de requiemmissen die bij hun overlijden dienen te worden opgedragen. Op heden den xien Julij 1638 vergadert wesende Jan van Langendonck meyer 22 Bernaert heustermans Lambrecht Blommaerts Joos van Dormael Christoffel vander Veken ende Jan nijs23 opde meyerije vanden voors. Jan van Langendonck alle als meesters van sint Jacops aultaer In sint Jacops kercke, hebben tsamender handt geresolveert ende gesloten gelyck sij resolveren ende sluijten mits desen dat soo verre eenige van hen oft hender huysvrouwe compt oft commen afflyvich te worden dat voor elck van hen sal gecelebreert worden eene singende misse oft wel vyff lesende missen van requiem tot laeffenisse hender zielen, welcke missen begeren de voors mrs dat se sullen betaelt worden vuyt hennen ordinarissen offer, met restrictie dat ter dyer tyt van eenigen afflyvigen hennen meyer (die alsdan sal wesen) schuldich ende gehouden sal syn dese voorschreven missen van requiem te besorgen metten Iersten, Aldus geresolveert ende gesloten ten daege maende ende Jaere voors ter presentie van
19
Het wapenschild zoals voorgesteld op het schilderij, met een lelie in drie van de vier kwartieren (het vierde kwartier is op foto onleesbaar), vond ik niet terug in Luc Duerloo en Paul Janssens, Wapenboek van de Belgische adel van de 15de tot de 20ste eeuw, Brussel, 1992, in het deel met illustraties, geordend op de uitgebeelde motieven. De familie “(de) Blommaert” komt er wel in voor (Ibidem, 1: 287) doch met een ander blazoen. De naam “Blo(e)m(m)aert(s)” verschijnt tenslotte niet in Jean-Théodore de Raadt, Sceaux armoriés des Pays-Bas et des pays avoisinants (Belgique – Royaume des Pays-Bas – Luxembourg – Allemagne – France). Recueil historique et héraldique, herdruk door het Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 153, 1, Brussel, 1999. Vergelijk eveneens met Marina Jordens, ‘De schilderkunst van de Contrareformatie in de Leuvense parochiekerken 1585-1700. Het voorbeeld van de Sint-Jacobskerk’, Brabantse folklore, 245 (1985): 28 voetnoot 48, waar zij al aangaf dat het wapenschild nog niet kon worden geïdentificeerd. 20 Cf. RAL, T 630, nr. 327 (Rekeningen St.-Jacobsbroederschap, 1642-1645). In de rekeningen van deze jaren komt er geen uitgave in verband met het groepsportret voor. De hieraan voorafgaande katern (Ibidem, nr. 326) bestrijkt de jaren 1598-1601; voor 1641 zijn er met andere woorden geen gegevens beschikbaar. 21 Nagekeken werd eens te meer het Broederschapsboek RAL, T 630, nr. 320. Zoals verondersteld voor Lambrecht Blommaerts, is het niet uitgesloten dat nog sommige andere van de in 1638 genoemde bestuursleden en de toenmalige rector Hermans van “sint Jacops aultaer” (Doc. 1), in 1642 mee geportretteerd werden. 22 Jan van Langendonck overleed op 12 februari 1674 in Leuven, cf. Marina Jordens, ‘De schilderkunst van de Contrareformatie in de Leuvense parochiekerken 1585-1700. Het voorbeeld van de Sint-Jacobskerk’, Brabantse folklore, 245 (1985): 29 voetnoot 52. 23 Een “Jan Nijs” was samen met de in voetnoot 17 genoemde Van Meerbeeck deken van de Leuvense kolveniersgilde, cf. Ibidem.
http://balat.kikirpa.be/object/49984
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon
Beatrijs Wolters van der Wey, Groepsvertoon Publieke groepsportretten in Brabant 1585-1800: studie vanuit maatschappelijk, typologisch en iconografisch oogpunt en kritische catalogus, doctoraal proefschrift, 3 (Kritische catalogus), KU Leuven, 2012: 853-856.
hre ende mr Petrus Britselius Canoninck van sint Jacops kercke ende president der Collegie pels ende my als recteur vande voors aultaer Quod Attestor [gesigneerd] J hermans
RAL, T 630, nr. 320 (Diet is dbock vande broederschap der heijlighe apostel S. Jacobs binnen Loeven), fol. 40.24
24
Het Broederschapsboek wordt door Marina Jordens ten onrechte aangehaald als het “Register van de SintJakobsgilde” [eigen onderstreping] (cf. ‘De schilderkunst van de Contrareformatie in de Leuvense parochiekerken 1585-1700. Het voorbeeld van de Sint-Jacobskerk’, Brabantse folklore, 245 (1985): 29); deze laatste was in Leuven een van de “kleine (schutters)gilden”, voor liefhebbers (cf. voetnoot 16 en cf. eveneens Alfons Meulemans, ‘Bijdrage tot de geschiedenis van de Leuvense schuttersgilden’, Eigen Schoon en de Brabander, 55, 3-4 (maart-april 1972): 90) doch mag niet met de St.-Jacobsbroederschap worden verward, cf. Callewier 2005: 36.
http://balat.kikirpa.be/object/49984
http://balat.kikirpa.be/groepsvertoon