Annelies Knoppers
Hoogleraar pedagogiek en didactiek van sport en lichamelijke opvoeding Universiteit Utrecht Vragen stellen bij schijnbare vanzelfsprekendheden is een basisvoorwaarde voor wetenschappelijk onderzoek. Maar Annelies Knoppers lijkt zelfs de axioma’s ter discussie te stellen. Dat sport goed is voor de gezondheid, dat stel je toch niet meer ter discussie? Maar wat betekent dat dan voor kinderen die in de ogen van hun meer sportieve leeftijdgenoten te dik zijn? En welke boodschap krijgen kinderen met een handicap als het lijf van de valide topsporter hun als ideaalbeeld wordt gepresenteerd? Zelf was de hoogleraar pedagogiek en coach in het Amerikaanse volleybal. In de VS ontwikkelde ook haar loopbaan als docent en onderzoeker. Dat maakt haar positie in Nederland bijzonder: vanuit een internationale wetenschappelijke achtergrond beschouwt ze de wereld van het Nederlandse sportonderzoek aan de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschappen (USBO).
63
sport_en_wetenschap_v1.indd 63
26-8-2010 13:01:44
Hoe is het vakgebied waarbinnen u werkzaam bent te omschrijven? ‘Ik ben bij mijn onderzoeken altijd bezig met de impliciete agenda’s van mensen’, zegt Annelies Knoppers. Wat leren ze impliciet van sport en welke invloed heeft hun sportachtergrond op de carrière waarin ze zich nu ontwikkelen? Dat is één van de maatschappelijke aspecten van sport die zich wel presenteren in de samenleving, maar waar nog weinig aandacht voor is.’ Ze noemt het een “verborgen curriculum”. Niet dat mensen hun omgeving bewust misleiden met grote verhalen over hun sportprestaties. Maar de ideeën waarmee ze in het leven staan, zijn vaak en soms onbewust ontleend aan de wereld van de sport. Dat is een wereld waarin mannen en vrouwen gescheiden opereren en mannen de boventoon voeren. En dat weerspiegelt zich op meerdere terreinen, zegt Knoppers. Ze noemt onderwijs en zorg als voorbeelden van haar onderzoek. ‘Daar werken veel vrouwen, maar op managementniveau zie je vooral mannen. Dat is bij sportbonden niet anders. In de interviews met deze managers zie je hoe hun visie op leiderschap en teamwork vaak aan een mannelijke visie op sport zijn ontleend.’ In het artikel “Giving meaning to sport involvement in managerial work” analyseerde Knoppers hoe deze managers teamwork vooral willen toepassen binnen een competitief model van samenwerking. Net zoals in de sport, moet het teamproces leiden tot een overwinning, zo zijn deze managers in hun werk minder uit op affectieve interactie en meer op resultaten. Knoppers gaat ook aan de andere kant van de sportcarrière staan. Een deel van haar onderzoekswerk betreft de manier waarop kinderen vaardigheden opdoen in het bewegingsonderwijs en wat ze impliciet leren. Hoe is dit gebied als onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek ontstaan en hoe heeft het zich in de afgelopen jaren ontwikkeld binnen uw universiteit? Knoppers wijst op het ontstaan van de moderne sport in de Angelsaksische cultuur. Met name Engeland zag hoe het onderwijs en de samenleving steeds meer gefeminiseerd raakte en was daar niet blij mee. Jongens kwamen op school nog vrijwel uitsluitend in aanraking met vrouwelijke leerkrachten. Onder dreiging van oorlogen moest een tegenkracht ontwikkeld worden: sportlessen op school moest de jongens kwaliteiten als leiderschap, stoer-zijn en doorzettingsvermogen bijbrengen. Meisjes kwamen daarvoor voorlopig niet in aanmerking. Heel plastisch zegt ze: ‘het belangrijkste orgaan van de vrouw was de baarmoeder. Opleiding en studie lieten zich daarmee niet combineren.’ Datzelfde gold voor sport: dat was bedoeld om stoere jongens te kweken. Bij meisjes en vrouwen stond de sport, als ze daar al aan deden, in het
64
Sport en haar professoren - Sportwetenschap in ontwikkeling
sport_en_wetenschap_v1.indd 64
26-8-2010 13:01:44
Veranderingen ‘Deze veranderingen klinken misschien allemaal zeer logisch, maar makkelijk is het niet, vooral voor de meerderheid van mannelijke leerkrachten en trainers. Hun eigen sportgeschiedenis en liefde voor sport houdt vaak in dat ze de gangbare vorm van mannelijkheid in sport als vanzelfsprekend zien; meestal zijn ze er zelf onderdeel van.’ Uit: Wat brengt sport teweeg?! teken van hun gezondheid. Niet voor niets bleven in de atletiek afstanden boven de 800 meter lange tijd taboe voor vrouwen. Wat is de aard en omvang van uw aanstelling en hoe is uw onderzoeksgroep samengesteld? Knoppers is in 2005 aangesteld als bijzonder hoogleraar pedagogiek en didactiek van de lichamelijke opvoeding en de sport aan het Departement Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Het sportonderzoek waar ze verantwoordelijk voor is, vindt voornamelijk plaats aan de USBO van diezelfde universiteit. ‘Binnen de vakgroep zijn elf mensen op het gebied van de sport werkzaam. Zelf begeleid ik vijf promovendi. Daarnaast ben ik betrokken bij het landelijk overleg over sportonderzoek. We bespreken elkaars publicaties intensief en dat voedt me ook. Ik zie dat er een steeds grotere drive is in Nederland om mee te doen aan de ontwikkeling rond internationale thema’s. Dat is waardevol en stimulerend.’ Van collega’s die zijn opgegroeid in de Nederlandse wetenschappelijke cultuur, krijgt ze soms te horen dat ze zo veel ambitie heeft en graag publiceert. Dat heeft ze meegenomen uit Amerika, zegt ze. Daar kun je je werk niet doen zonder te publiceren. Je moet minstens drie artikelen per jaar produceren om je aanstelling te kunnen behouden. Financiering in haar huidige baan komt grotendeels uit de eerste en tweede geldstroom. De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek financierde een onderzoek naar de invloed van sport en lichamelijkheid op hun manier van werken dat tussen 2002 en 2007 is uitgevoerd onder Nederlandse senior managers op vier non-profitterreinen. In 2008 startte een door de NWO gefinancierd onderzoek naar de betekenis die kinderen geven aan lichamelijkheid, gezondheid en sport. Op welke wijze en met welke motivatie bent u als wetenschapper zelf op dit terrein terechtgekomen? Knoppers vertelt dat ze in de jaren zeventig een aanstelling kreeg bij Michigan State University, waar ze onder andere het vrouwenvolleybalteam
65
sport_en_wetenschap_v1.indd 65
26-8-2010 13:01:44
coachte. ‘We speelden op hoog niveau, reisden met het team het hele land door. Dat gaat in je bloed zitten’, zegt ze. Het is gebruikelijk dat coaches hun tijd gelijk verdelen over het coachen van de universitaire sporters en sportploegen, en het lesgeven. ‘Sport en onderwijs zijn in de VS nauw verbonden en in die stroom ben ik meegegaan. Toen ik besloot te stoppen als coach ben ik verdergegaan als wetenschapper. Maar de overgang naar Nederland, waar onderwijs en sport juist twee verschillende werelden zijn, is dan wel groot.’ In haar oratie ging ze in op de relatie tussen sport en gezondheid. ‘Ik hoop dat de formule “sport = gezond” klopt. Maar is het allemaal zo simpel? Mijn aandacht gaat uit naar de gelaagdheid van deze formule. Is het koppelen van sport en gezondheid een gezonde praktijk? Ik stel dat de maatschappelijke en individuele betekenisgeving aan sport en gezondheid complex en gelaagd is en dat deze complexiteit en gelaagdheid relatief weinig aandacht in het Nederlands pedagogisch onderzoek en onderwijs krijgt. Er zijn veel vragen over wat sport teweegbrengt en nog weinig antwoorden.’
66
Sport en haar professoren - Sportwetenschap in ontwikkeling
sport_en_wetenschap_v1.indd 66
26-8-2010 13:01:48
Sport en Kennis
Deze preview is een gedeelte uit het boek: Sport en haar professoren Sportwetenschap in ontwikkeling Meer informatie
Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl