Opdrachtgever
Analyse Wajong en werk
RWI
Conclusie In opdracht van de RWI heeft het onderzoeksbureau SEO voor Economisch Onderzoek voor de Wajong-populatie een analyse gemaakt op basis van een Onderzoek Analyse Wajong en werk Einddatum – 1 april 2008
cliëntstromenbestand. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport "In en uit de Wajong: analyse van stromen en de samenloop met betaald werk" (Amsterdam, 2008). Het genoemde cliëntstromenbestand bestaat weer uit een groot aantal gekoppelde bestanden. Door die koppeling van bestanden kan
Categorie Kenmerken van klanten
bijvoorbeeld worden aangegeven wat de samenloop is tussen uitkering en werk is, wat de duur van de banen is en wat de herkomst (instroom) of de bestemming (uitstroom) is van personen met een bepaalde uitkering. De onderhavige analyse over Wajong en werk is gebaseerd op analyses van het cliëntstromenbestand en op aanvullende beleidsinformatie. In het eerste gedeelte van de rapportage wordt een analyse van de instroom en de uitstroom uit de Wajong-uitkering over de periode 1995-2005 gepresenteerd. Er wordt ingegaan op de ontwikkelingen van de instroom en de uitstroom en op achtegrondkenmerken zoals leeftijd, diagnose, opleidingsniveau, situatie voorafgaand aan de Wajong-uitkering en etniciteit. Vervolgens wordt een analyse gemaakt van de kans op een aanbod van een reintegratietraject en tenslotte wordt de focus gericht op de uitstroom en de arbeidsparticipatie van personen met een Wajong-uitkering. Bron: Bibliotheek SZW
Link naar bestand http://www.onderzoekwerkeninkomen.nl/rapporten/kd0rpx84
Analyse Wajong en werk
Raad voor Werk en Inkomen April 2008
Inleiding In opdracht van de RWI heeft het onderzoekbureau SEO Economisch Onderzoek (SEO) voor de Wajong-populatie een analyse gemaakt op basis van het cliëntstromenbestand dat in opdracht van de RWI is ontwikkeld. Via dit cliëntstromenbestand, dat weer bestaat uit een zeer groot aantal gekoppelde bestanden, kunnen diverse analyses worden gemaakt ten behoeve van specifieke expertise-producten van de RWI. Door het koppelen van bestanden kunnen uitsplitsingen en analyses worden gemaakt die een meerwaarde hebben ten opzichte van analyses op afzonderlijke bestanden. Hierdoor kan bijvoorbeeld worden aangegeven wat de samenloop tussen uitkering en werk is, wat de duur van de banen is en wat de herkomst (instroom) of de bestemming (uitstroom) is van personen met een bepaalde uitkering. Deze analyse over Wajong en werk is gebaseerd op analyses van het cliëntstromenbestand en op aanvullende beleidsinformatie uit de recente literatuur. In het eerste gedeelte geven we een analyse van de in- en uitstroom uit de Wajong-uitkering op basis van de gekoppelde bestanden 1999-2005. Er wordt ingegaan op de ontwikkeling van de in -en uitstroom en de achtergrondkenmerken zoals leeftijd, diagnose, opleidingsniveau, situatie voorafgaand aan de Wajong-uitkering en etniciteit. Vervolgens wordt een analyse gemaakt van de kans op het aangeboden krijgen van een re-integratietraject en tenslotte wordt ingezoomed op de uitstroom en de arbeidsparticipatie van personen met een Wajong-uitkering. Voor een verantwoording van het gebruikte cijfermateriaal verwijzen we naar de rapportage van SEO (april 2008) Lucy Kok, Peter Hop, In en uit de Wajong. Analyse van stromen en de samenloop met betaald werk. SEO, Amsterdam.
2
Ontwikkelingen in- en uitstroom Aantallen Uit de analyse van SEO blijkt dat niet alleen de instroom in de Wajong, maar ook de uitstroom van 1999 tot 2005 (met uitzondering van het jaar 2004) een groei heeft laten zien. De jaarlijkse instroom lag in die periode ongeveer twee keer zo hoog als de jaarlijkse uitstroom. Voor de jaren 2002 – 2005 is dit zichtbaar in tabel 1. Tabel 1 Jaar 2002 2003 2004 2005 Bron: SEO (2008)
Aantallen instroom en uitstroom Wajong, 2002-2005 Instroom 7325 7995 8334 9599
Uitstroom 3564 4003 3772 4678
Saldo 3761 3992 4562 4921
Voor het uitvoeren van de analyses heeft SEO gebruik gemaakt van gekoppelde bestanden. In verband met deze koppelingen zijn de bestanden opgeschoond. Hierdoor wijken de aantallen van tabel 1 enigszins af van de cijfers zoals het UWV die heeft gepubliceerd (UKV 2006-IV en UKV 2008-I). Wanneer beide bronnen worden gecombineerd ontstaat het volgende beeld: • vanaf 2006 neemt de instroom sterk toe (van 13.600 in 2006 tot 15.300 in 2007); • vanaf 2005 stabiliseert de uitstroom zich (rond de 4.700 per jaar). Het gevolg van deze trends is dat de totale Wajong-populatie in de afgelopen jaren fors is toegenomen. Eind 2007 bedroeg het aantal Wajongers 166.800. Het UWV verwacht voor de komende jaren een toename van de totale Wajong-populatie met 10.000 tot 12.000 personen per jaar (UKV 2008-I). Verdeling naar leeftijd Uit de bestandsanalyse van SEO blijkt dat iets meer dan 80% van de instroom in de jaren 1999 – 2005 jongeren zijn tussen de 15 en 24 jaar. Feitelijk gaat het hier overigens om 18 – 24 jarigen, omdat pas vanaf 18 jaar een uitkering kan worden verkregen. Uit gegevens van het UWV1 blijkt dat dit percentage voor deze leeftijdscategorie ook in 2006 en 2007 circa 80% bedroeg. Overigens blijkt uit de UWV UKV 2008-I dat het aandeel 18 en 19-jarigen binnen deze leeftijdscategorie in 2007 lager lag (63%) dan in voorgaande jaren, toen het aandeel circa 70% bedroeg. In figuur 1 is de ontwikkeling van de instroomcijfers van 2000 tot en met 2005, onderverdeeld naar leeftijd, weergegeven. Figuur 2 laat deze ontwikkeling voor de uitstroom zien. De toename van het Wajongbestand kan voor het grootste deel kan worden toegeschreven aan de toename bij de leeftijdscategorie tot en met 24 jaar. Keuring en eisen De toekenning van een Wajong-uitkering heeft plaats na een arbeidsongeschiktheidskeuring en wordt pas beëindigd wanneer niet meer aan de toelatingseisen wordt voldaan. De uitkering kan onder andere worden beëindigd vanwege het aanvaarden van betaald werk waarbij meer wordt verdiend dat het minimumloon, bij wijze van sanctie of vanwege een terugkeer naar school.
1
UWV Dossieronderzoek 2007 en UWV UKV 2008-I
3
Figuur 1 Instroom naar leeftijdcategorie 9000
7996
8000
7000
6951 6588
aantal Wajongers
6000
5860 5249
5169
5000
18-24 25-34 35-64
4000
3000
2000
1000
918
881
974
436
427
491
887 520
1056
867 516
547
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
jaartal
Bron: SEO bestanden UWV, bewerking RWI
Figuur 2 uitstroom naar leeftijdcategorie 3000 2844
2500
2110 aantal Wajongers
2000
2041
1839 1705 18-24 25-34 35-64
1532
1500 1383
1257
1257
1187
1166
1184
1000
650 500
636 485
538
650 565
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
jaartal
Bron: SEO bestanden UWV, bewerking RWI
4
Verdeling naar diagnose 2 Circa 80% van de nieuwe instroom in de jaren 1999 – 2005 kent psychische aandoeningen. Hoewel van de totale jaarlijkse uitstroom ongeveer de helft bestaat uit mensen uit de categorie met een psychische aandoening, is de toename van het Wajongbestand vrijwel volledig toe te schrijven aan de instroom van mensen uit genoemde categorie. De jaarlijkse instroom van mensen met psychische aandoeningen is namelijk 3 à 4 keer zo groot als het aantal mensen van deze categorie dat uitstroomt. In onderstaande tabel staan de saldi van de in- en uitstroom verdeeld naar de diagnose. Een positief getal betekent dat de instroom groter was dan de uitstroom, een negatief getal betekent dat de uitstroom groter was. Tabel 2
Saldo in- en uitstroom, 2002 - 2005
Diagnose Psychisch Bewegingsapparaat Overige aandoening Totaal
Saldo in- en uitstroom 2002 4016 137 -392 3761
naar diagnose 2003 2004 4303 4798 92 41 -403 -276 3992 4563
2005 5401 -31 -450 4920
Bron: SEO bestanden UWV, bewerking RWI
Verdeling naar opleidingsniveau De ontwikkeling van de jaarlijkse instroom laat qua verdeling naar opleidingsniveau een uniform beeld zien (zie figuur 3). Van de helft van de instroom ontbreekt gegevens over de opleiding. Onduidelijk is of deze groep, bijvoorbeeld vanwege handicap(s), geen opleiding heeft genoten of dat de opleiding niet is geregistreerd.
2
In de rapportage van SEO wordt uitgegaan van de drie diagnose-categorieën die het UWV tot voor kort hanteerde (resp. psychische aandoeningen; aandoeningen aan het bewegingsapparaat; overige aandoeningen). Recentelijk is het UWV overgegaan op een andere indeling met de volgende categorieën: verstandelijke beperkingen, somatische ziektebeelden, psychische ziektebeelden, autistische stoornissen en andere ontwikkelingsstoornissen.
5
Figuur 3 instroom naar opleidingsniveau 7000
6000
5788
5000 4567
Instroom
4237 basisonderwijs Vmbo Mbo/Havo/VWO Hbo WO Onbekend
3984
4000
3000
2000
1000
1839
1910
1833
1597
711
718
688 183 117
979
933
895
733
224
595 191 92
112
211 115
0 2002
2003
2004
2005
Jaartal
Bron: SEO bestanden UWV, bewerking RWI
Voor wat betreft de uitstroom ontbreken in 75 tot 80% van de gevallen gegevens over het opleidingsniveau. Het lijkt derhalve niet zinvol om aan deze cijfers conclusies te verbinden, behalve dan dat het wenselijk is dat voortaan beter wordt bijgehouden wat het opleidingsniveau is van de in- en uitstroompopulatie. Situatie voorafgaand aan instroom De grootste groep die instroomt in de Wajong (bijna de helft van de totale instroom) komt rechtstreeks van school of verblijft in een instelling. Iets meer dan 20% van de jaarlijkse instroom is afkomstig van een werksituatie. Oorzaken van dit laatste kunnen zijn dat het arbeidscontract afloopt zonder dat er een verlenging wordt aangeboden, maar ook dat de Wajonger niet langer in staat is om het werk te verrichten. Hier is echter nog geen informatie over beschikbaar. De percentages van genoemde categorieën zijn over de periode 1999-2005 redelijk stabiel gebleven. Een groep die relatief gezien een fors groter aandeel in de jaarlijkse Wajong-instroom voor zijn rekening neemt zijn de Nuggers (niet-uitkeringsgerechtigden; dit zijn personen die geen uitkering ontvangen maar wel staan ingeschreven bij het CWI als werkzoekend). De instroom van deze groep laat een stijging zien van 3,7% in 2000 tot 15,7% in 2005. Dit kan erop wijzen dat jonggehandicapten na hun schoolperiode zich meer dan voorheen direct aanbieden op de arbeidsmarkt, maar daar vooralsnog geen werk vinden. Verhouding allochtonen en autochtonen Uit de bestandsanalyse wordt ook duidelijk dat de verhouding autochtonen en allochtonen in zowel de in- als de uitstroom over de afgelopen jaren redelijk stabiel is gebleven. Circa 80% van de instroom bestond uit autochtonen. Als wordt gekeken naar de uitstroom is het aandeel autochtonen licht gedaald, van circa 83% in 2000 naar 80% in 2005.
6
Kans op re-integratietraject Uit de analyses van SEO komt naar voren dat de grootste kans op een trajectaanbod in het eerste uitkeringsjaar ligt. De kans op een traject blijkt sterk afhankelijk te zijn van persoonskenmerken en neemt af naarmate een Wajonger ouder is en naarmate hij/zij langer in de uitkering zit. Voor een Wajonger die jonger is dan 25 jaar is de kans op een traject binnen het eerste uitkeringsjaar 18%. Na 3 jaar uitkering ligt de kans dat hij of zij een traject aangeboden heeft gekregen op 21%. Voor een man van veertig jaar is de kans op een traject in het eerste uitkeringsjaar beduidend lager, namelijk 7%. Na 3 jaar bedraagt de kans dat hem een traject is aangeboden 9%. Gemiddeld over alle leeftijdsgroepen is de kans om in het eerste jaar een traject te krijgen 13%. Op basis van deze percentages lijkt de kans op deelname aan een re-integratietraject erg klein. Dit moet echter worden afgezet tegen het deel van het Wajong-bestand dat re-integreerbaar wordt geacht. Het UWV heeft dit door middel van dossieronderzoek in kaart gebracht (UKV 2008-I). Hiervoor is een participatieladder geconstrueerd met een hiërarchie van niveaus waarbij het uitgangspunt steeds plaatsing op het hoogst mogelijke niveau (trede) is. Er worden zes niveaus van participatie onderscheiden. Op basis van eerste resultaten van het dossieronderzoek levert dit de onderstaande tabel op. Tabel 3
Participatieladder, verdeling participatieoordelen Wajonginstroom 2002 - 2006
1. Begeleiding naar regulier werk 2. Begeleiding naar sociale werkplaats 3. Begeleiding naar dagbesteding of vrijwilligerswerk 4. Geen mogelijkheden op arbeidskundige gronden 5. Tijdelijk geen mogelijkheden (medische gronden) 6. Duurzaam geen mogelijkheden (medische gronden) Totaal Bron: UWV (2008) UKV 2008-I
Totaal 2002 - 2006 31% 13% 7% 13% 18% 19% 100%
Uit de tabel komt naar voren dat voor de nieuwe instroom in de jaren 2002 – 2006 in slechts 44% van de gevallen loonvormende arbeid haalbaar wordt geacht, hetzij in de vorm van regulier werk hetzij in de vorm van werk in de SW-sector. Hoewel de betreffende percentages niet helemaal op dezelfde periode betrekking hebben, biedt een vergelijking van de bovengenoemde 44% met de in het SEO-rapport genoemde kans op een traject na 1 jaar uitkering van 18% voor Wajongers tot 25 jaar een eerste indicatie voor het bereik van de re-integratiedienstverlening aan Wajongers. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat er nog te veel gegevens ontbreken om tot duidelijke conclusies te komen over het daadwerkelijke bereik van de re-integratiedienstverlening aan Wajongers. Naast de kans op een traject voor de nieuwe instroom is ook de kans op een traject voor het zgn. zittend bestand relevant. In een andere publicatie van het UWV wordt hier op ingegaan.3 Voor het benoemen van het re-integratiepotentieel onder Wajongers worden daarbij de volgende groepen buiten beschouwing gelaten: (a) Wajongers die al (gedeeltelijk) werken, (b) Wajongers die ouder dan 45 jaar zijn en (c) Wajongers die op medische gronden niet in staat zijn om te werken. De resterende groep wordt re-integreerbaar geacht. In omvang bedraagt deze groep 6,5 % (ondergrens) tot 11,6% (bovengrens) van de totale Wajong-populatie van eind 2006. In het rapport van SEO is gekozen voor het vermelden van één percentage, namelijk dat van 10%. 3
UWV (mei 2007) Kennismemo 07/05 Geactualiseerde raming van het re-integratiepotentieel UWV klanten
7
Uitstroom en arbeidsparticipatie Wajong Situatie na uitstroom In het rapport van SEO worden voor wat betreft de richting van de uitstroom uit de Wajong in totaal 7 verschillende situaties onderscheiden. Voor de gehele onderzoeksperiode 1999-2005 geldt dat de uitstroom richting non-participatie verreweg het grootst is (in 2005 57,4% van de totale uitstroom). De belangrijkste redenen voor non-participatie na beëindiging van de uitkering zijn pensionering, overlijden, detentie, herkeuring of een terugkeer naar het onderwijs. Daarna volgt in omvang de uitstroom naar regulier werk, die in deze periode is toegenomen van 18,3% in 1999 tot 26,2% in 2005. Zoals in het vervolg van deze analyse zal blijken dient hierbij te worden opgemerkt dat een onbekend maar substantieel deel van de uitstroom naar regulier werk uitstroom naar werk in de SW-sector betreft. Deze vorm van uitstroom moet nadrukkelijk worden onderscheiden van de uitstroom naar de WSW. Die laatstgenoemde vorm van uitstroom blijkt beperkt te zijn; in 2005 ging 5,3% van de totale uitstroom onder het WSW-regime werken. Vanwege de specifieke kenmerken van de Wajong-populatie moet worden opgemerkt dat het merendeel van de Wajongers die uitstromen naar werk de Wajong-uitkering of Wajong-status behoudt. Dat geldt veelal ook voor de uitstroom naar regulier werk. Leeftijd en uitstroom Van de totale uitstroom in 2005 valt bijna 61% in de leeftijdcategorie van 15 tot en met 24 jaar. Het zijn dus vooral jongeren die uitstromen. Dat geldt nog sterker voor de uitstroom richting regulier werk, daarvan behoort namelijk ruim 83% tot de 15-24 jarigen. Wie participeert waar? Op basis van de bestandsanalyse is door SEO in kaart gebracht hoeveel Wajongers onder het WSW-regime werken dan wel in de SW-sector werkzaam zijn. Ultimo 2005 gaat het daarbij in totaal om 24.222 personen. In eerdere publicaties (zie o.a. SER, 2007) is er altijd van uitgegaan dat al deze personen een WSW-dienstbetrekking hadden4. Nu echter blijkt dat lang niet al deze personen aanspraak kunnen maken op het WSW-instrumentarium. In totaal verrichtten in 2005 13.258 personen met een Wajong-uitkering werkzaamheden in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening. Dat betekent dat het resterend deel, namelijk 10.964 Wajongers, weliswaar werkzaam is binnen de SW-sector maar (nog) geen aanspraak kan maken op WSW-voorzieningen. Zeer waarschijnlijk gaat het hier om een groep die op de wachtlijst van de WSW staat en in afwachting van een WSW-plek een tijdelijke arbeidsplaats binnen het SWbedrijf invult met behulp van plaatsingsmiddelen van het UWV5 of extern is geplaatst waarbij het SW-bedrijf de intermediaire rol vervult. Ook is het denkbaar dat een beperkt aantal Wajongers binnen het SW-bedrijf een reguliere arbeidsplek vervult. De SW-bedrijven zijn immers ook normale (reguliere) werkgevers waar personen met een Wajong-uitkering kunnen worden geplaatst. Vanwege het ontbreken aan eenduidige gegevens op dit gebied, vindt de RWI het gewenst dat er een nadere analyse wordt verricht naar de banen die door Wajongers binnen de SW-sector worden vervuld en naar de contractvormen die daaraan gekoppeld zijn. Wanneer bovenstaande cijfers worden samengevoegd met de Wajongers die naar ‘echt’ regulier werk zijn uitgestroomd, ontstaat het volgende totaalbeeld (tabel 4).
4
SER (2007) Meedoen zonder beperkingen. Meer participatiemogelijkheden voor jonggehandicapten. SER, 07/06, p. 180. 5 Met ingang van 1 januari 2008 is hiervoor een wettelijke basis gelegd via een wijziging van de WSW.
8
Tabel 4
Werkende Wajongers, 2005 Aantal
Percentage
WSW-regime (WSW-dienstbetrekking)
13258
36%
SW-sector (geen WSW-dienstbetrekking))
10964
30%
Reguliere werkgevers
12591
34%
Totaal
36813
100%
Bron: SEO/SER bestanden UWV ultimo 2005, bewerking RWI
Uit de tabel volgt dat van alle werkende Wajongers 66% in SW-bedrijven werkzaam is, al dan niet met een WSW-dienstbetrekking. Dit hoge percentage is op zich niet verwonderlijk. In de missie van deze bedrijven is immers het bieden van arbeidsplaatsen aan arbeidsgehandicapten expliciet verankerd in de doestelling van deze bedrijven (zie ook: RWI, Buitenkans, 2006). Tenslotte kan worden opgemerkt dat het aandeel Wajongers met een WSW-dienstbetrekking als percentage van de totale Wajong-populatie in de jaren 2002 - 2005 is afgenomen van 10% naar 9,4%. Duurzaamheid van de dienstverbanden In een eerste verkenning van de duur van de dienstverbanden is nagegaan wat de duurzaamheid is van de WSW-dienstverbanden en de dienstverbanden bij reguliere werkgevers (hier opnieuw met inbegrip van het werk in de SW-sector zonder WSW-dienstbetrekking). Uit de analyse volgt dat met name de WSW-dienstverbanden zich kenmerken door een hoge continuïteit. Van de Wajongers die vóór 2001 zijn ingestroomd in de Wajong blijkt dat 76,9% van de personen die zijn ingestroomd in de WSW na 5 jaar nog steeds een dienstverband heeft. Van dezelfde groep van Wajongers (instroom vóór 2001) die regulier werk (opnieuw met inbegrip van werk in de SW-sector) hebben verworven, heeft slechts 16,9% een dienstverband van 5 jaar of langer. Dit onderzoeksresultaat sluit aan bij de aanbevelingen die de SER eerder heeft gedaan om de duurzaamheid van de participatie van Wajongers te verhogen (SER, 2007). Noodzaak voor verder onderzoek In de bovenstaande beschrijving is een verkennende analyse gemaakt op basis van gekoppelde bestanden. Dit heeft het inzicht in de kenmerken van de Wajong-populatie en de relatie tussen uitstroom en arbeidsparticipatie vergroot. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat er nog veel kennishiaten bestaan. De RWI vindt het met name relevant dat er meer inzicht komt in welke instrumenten voor de Wajong-populatie nodig zijn om een arbeidsplaats bij een (reguliere) werkgever duurzaam in te vullen. Om hiervan een goed beeld te krijgen overweegt de RWI een onderzoek te starten onder werkgevers (met en zonder Wajongers in dienst) en onder Wajongers (met en zonder baan).
9