Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2010 – 2011
Analyse van de verduurzaming en samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen in Vlaanderen
Francis Desmet Promotor: Prof. dr. ir. Greet Van Eetvelde Tutor: Karel Moentjens
Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master na Master in de Milieusanering en het Milieubeheer
2
Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef milieusanering De auteur en de promotor geven de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperking van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie. The author and the promoter give permission to use this thesis for consultation and to copy parts of it for personal use. Every other use is subject to the copyright laws, more specifically the source must be extensively specified when using results from this thesis. 28 mei 2011
De promotor
De auteur
Francis Desmet Prof. dr. ir. Greet Van Eetvelde
Francis Desmet
3
4
“Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die tegelijk voorbije veranderingen opneemt en de toekomst creëert als een nieuwe mogelijkheid, zonder ze vast te leggen.” (RSV, 2004)
5
6
Woord vooraf Deze masterproef is het eindresultaat van een afstudeerperiode waarin onderzoek werd gedaan naar de samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen in Vlaanderen. Specifiek werd eveneens gekeken naar duurzame samenwerkingsacties en de graad van verduurzaming op de Vlaamse bedrijventerreinen. Vanwege het samenspel tussen enerzijds het ruimtelijk beleid, het economisch belang en de milieu-impact (volgens het People-PlanetProfit principe) heb ik deze problematiek ervaren als een zeer interessant onderwerp voor mijn masterproef. Het concept van maatschappelijk duurzaam ondernemen (MVO), in samenspraak met de actualiteit rond duurzaam ondernemen en de brede waaier aan aspecten waarbinnen de herstructurering van Vlaamse bedrijventerreinen kadert, waren voor mij een motivatie om deze masterproef aan te vatten. De voorliggende thesis kwam tot stand met het oog op het behalen van de graad Master in de milieusanering en het milieubeheer aan de Universiteit van Gent. Graag zou ik mijn promotor Prof. dr. ir. Greet Van Eetvelde willen bedanken voor het mogelijk maken van dit afstudeerwerk en de begeleiding die zij heeft gegeven bij deze masterproef. Haar begeleiding en feedback gaven mij nieuwe inzichten in het kader van duurzaamheid bij bedrijven en op bedrijventerreinen in Vlaanderen. Daarnaast wil ik ook mijn tutor dhr. Karel Moentjens bedanken voor zijn tijd, de gezelligheid en collegialiteit. Via zijn expertise, constructieve feedback en nieuwe ideeën wist hij mij altijd te motiveren om mijn masterproef in de juiste richting te sturen. Ik kon bij hem altijd terecht met eventuele vragen en tevens bracht hij mij in contact met tal van relevante mensen en informatie die ik nodig had om mijn masterproef tot een goed einde te brengen. Een bijzonder woord van dank gaat uit naar alle bedrijven, bedrijventerreinverenigingen, intercommunales, gemeente- en stadsbesturen en andere mensen die zo bereidwillig waren om mee te werken aan dit onderzoek. Hierbij wil ik ook het agentschap ondernemen (AO) en het Vlaams netwerk van ondernemingen (VOKA) bedanken voor hun ondersteuning en tijd die zij gespendeerd hebben in dit onderzoek. Een woord van dank gaat ook uit naar mijn ouders voor de mogelijkheid die zij mij geboden hebben om deze studie te starten en met succes af te ronden. Verder wil ik ook mijn familie en vrienden bedanken voor hun morele steun bij de realisatie van deze masterproef. Francis Desmet 10/06/2011
7
8
Inhoudsopgave Woord vooraf ......................................................................................................................... 7 Inhoudsopgave ...................................................................................................................... 9 Lijst van afkortingen .............................................................................................................10 Lijst van figuren ....................................................................................................................11 Lijst van tabellen...................................................................................................................11 Samenvatting .......................................................................................................................12 Inleiding ................................................................................................................................14 1.
2.
Probleemstelling, doelstellingen en methodologie.........................................................15 1.1
Probleemstelling .....................................................................................................15
1.2
Doelstellingen.........................................................................................................15
1.3
Hypothese ..............................................................................................................16
1.4
Methodologie..........................................................................................................16
Achtergrondinformatie ..................................................................................................19 2.1
Bedrijventerreinen in het algemeen ........................................................................19
2.1.1
Onderzoek ......................................................................................................19
2.1.2
Soorten bedrijventerreinen ..............................................................................22
2.1.3
Bedrijventerreinen in Vlaanderen naar de toekomst toe ..................................23
2.1.4
Soorten samenwerking....................................................................................26
2.1.5
Clusters en het mogelijk falen van clusters ......................................................28
2.2
Duurzame bedrijventerreinen .................................................................................29
2.2.1
Achterliggende gedachte .................................................................................29
2.2.2
De rol van parkmanagement ...........................................................................36
3.
Beleidskader .................................................................................................................41
4.
Resultaten ....................................................................................................................47 4.1
Resultaten West-Vlaanderen..................................................................................48
4.2
Resultaten Oost-Vlaanderen ..................................................................................63
4.3
Resultaten Antwerpen ............................................................................................72
4.4
Resultaten Vlaams-Brabant....................................................................................81
4.5
Resultaten Limburg ................................................................................................87
5.
Discussie ......................................................................................................................91
6.
Algemene conclusies ..................................................................................................106
7.
Ideeën voor verder onderzoek ....................................................................................109
8.
Referenties .................................................................................................................110
9.
Addenda .....................................................................................................................114 9.1
Bijlage 1 ...............................................................................................................114
9.2
Bijlage 2 ...............................................................................................................116 9
Lijst van afkortingen AGB: Autonoom gemeentebedrijf BT: Bedrijventerrein BTM: Bedrijventerreinmanagement BVBA: Besloten vennootsschap met beperkte aansprakelijkheid C2C: Cradle-to-Cradle EDPBW: Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk ENA: Economisch netwerk Albertkanaal ERSCP: European Roundtable on Sustainable Consumption and Production FV: Feitelijke vereniging IBA: Individuele Behandeling voor Afvalwater IGEMO: Intergemeentelijke vereniging voor ontwikkeling van gewest Mechelen en omgeving INTERREG: Interregionaal samenwerkingsproject van verschillende regio‟s of provincies IZ: Industriezone LRM: Limburgse reconversiemaatschappij MER: Milieueffectrapport NB: Niet Bepaald : de gegevens zijn onbekend voor de auteur NV: Naamloze vennootschap NVT: Niet van toepassing OVAM: Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij POM: Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij PPS: Publiekprivate samenwerking PIAV: Programma Innovatieve Acties in Vlaanderen RESOC: Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité REG: Rationeel energiegebruik RSV: Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen SLA: Service Level Agreement, ook wel bekend als Diensten Niveau Overeenkomst (DNO) VLI: Vlaamse Lokerse Industriëlen VMG: Veiligheid, milieu en gezondheid VZW: Vereniging zonder winstoogmerk WCED: World Commission on Environment and Development WIA: Werkgroep Industrie Arendonk WINH3: Werkgroep industrie Hulshout-Heultje-Herselt
10
Lijst van figuren Figuur 1: Spreidingskaart van bedrijventerreinen in Vlaanderen ...........................................20 Figuur 2: Spreidingskaart bedrijventerreinen Vlaanderen .....................................................21 Figuur 3: Ruimtebalans 2006-2021.......................................................................................25 Figuur 4: Vijfkrachtenmodel van Porter voor bedrijvenclusters. ............................................28 Figuur 5: People-Planet-Profit ..............................................................................................30 Figuur 6: People-Planet-Profit in theorie en praktijk ..............................................................30 Figuur 7: Proces van BT via IBS naar DBT...........................................................................31 Figuur 8: Oprichting van een bedrijventerrein in de tijd .........................................................36 Figuur 9: Overzicht grondgebied West-Vlaanderen ..............................................................48 Figuur 10: Interesse voor gemeenschappelijke initiatieven ...................................................54 Figuur 11: Overzicht grondgebied Oost-Vlaanderen .............................................................63 Figuur 12: Overzicht grondgebied Antwerpen .......................................................................72 Figuur 13: Overzicht grondgebied Vlaams-Brabant ..............................................................81 Figuur 14: Overzicht grondgebied Limburg ...........................................................................87 Figuur 15: Overzicht samenwerkingsacties Vlaanderen in een spinnenwebdiagram ..........102 Figuur 16: Overzicht samenwerkingsacties per provincie (in %) .........................................103 Figuur 17: Overzicht knelpunten bij samenwerkingsacties in Vlaanderen ...........................104 Figuur 18: Ervaring van samenwerking naar de toekomst toe ............................................105
Lijst van tabellen Tabel 1: Responsgraad per provincie ...................................................................................17 Tabel 2: Responsgraad van de gecontacteerde bedrijventerreinen ......................................17 Tabel 3: Overzicht van de ingenomen oppervlakte van bedrijfsruimte in Vlaanderen ...........25 Tabel 4: Overzicht besproken bedrijventerreinen West-Vlaanderen .....................................49 Tabel 5: Overzicht besproken bedrijventerreinen Oost-Vlaanderen ......................................64 Tabel 6: Overzicht besproken bedrijventerreinen Antwerpen ................................................73 Tabel 7: Overzicht besproken bedrijventerreinen Vlaams-Brabant .......................................82 Tabel 8: Overzicht besproken bedrijventerreinen Limburg ....................................................88 Tabel 9: Overzicht samenwerkingsacties West-Vlaanderen .................................................96 Tabel 10: Overzicht samenwerkingsacties Oost-Vlaanderen ................................................97 Tabel 11: Overzicht samenwerkingsacties Antwerpen ..........................................................98 Tabel 12: Overzicht samenwerkingsacties Vlaams-Brabant .................................................99 Tabel 13: Overzicht samenwerkingsacties Limburg ............................................................100 Tabel 14: Overzicht samenwerkingsacties Vlaanderen.......................................................101
11
Samenvatting Bedrijven in Vlaanderen werken vandaag de dag meer en meer samen op bedrijventerreinen. Er is sprake van een positieve doch trage opmars inzake samenwerkingsacties op de terreinen zelf. In vergelijking met 2007 werden er duidelijk meer acties gecoordineerd op bedrijventerreinen waarbij de samenwerking tussen bedrijven voornamelijk tot uiting komt op sociaal en ruimtelijke vlak. Zo ligt de nadruk van het beleid vaak op intensief ruimtegebruik, een goede ontsluiting en een uniforme bewegwijzering van het terrein. Op sociaal vlak wil men de bedrijventerreinen beter beschermen door te voorzien in collectieve bewaking. Daarnaast kunnen de bedrijven d.m.v. sensibilisering (infosessies) en netwerking hun bedrijvigheid verder uitbouwen. Het belangrijkste aspect waar men bij samenwerking naar kijkt is echter de verbetering van infrastructuur (wat ook zorgt voor een betere beeldkwaliteit van het bedrijventerrein). Van een echte verduurzaming op Vlaamse bedrijventerreinen is nog niet echt sprake, aangezien enkel in de basisbehoeften van bedrijven wordt voorzien en er nog niet spontaan voor een vorm van parkmanagement wordt gekozen. Echte duurzaamheidsaspecten zoals duurzaam energiegebruik of samenaankopen dalen lichtjes of blijven status quo. De samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen zijn eigen aan elk terrein en vallen of staan met het initiatief van de trekker(s). Vandaag de dag denken bedrijven nog te veel als individuele entiteit en zien ze nog niet duidelijk het belang in van collectieve samenwerking. Parkmanagement kent in Vlaanderen duidelijk een opmars, maar het blijft echter nog voor veel terreinen een relatief nieuw begrip. Vandaag de dag vindt parkmanagement veel ingang door ondersteuning van basisbehoeften op bedrijventerreinen, die zich uiten in ruimtelijke en logistieke acties. Aangezien er nog niet echt sprake is van vrijwillige samenwerking op bedrijventerreinen in Vlaanderen, wordt voor nieuwe bedrijventerreinen vaak een duurzaam achtergrondskader contractueel vastgelegd in de aankoopakte (bv. contractueel vastgelegd parkmanagement), zodat de trekkers niet meer afhankelijk zijn van de vrijwilligheid en goodwill van bedrijven. De praktijk leert immers dat de meeste bedrijven enkel samenwerkingsacties overwegen indien het voor hen economische voordelen oplevert. Het initiatief van bedrijven ligt vaak aan de lage kant, omdat ze beperkt zijn in tijd en middelen, waarbij de focus voornamelijk ligt bij het onderhouden van eigen bedrijfsactiviteiten. Dit onderzoek leert ons dat bedrijventerreinen in Vlaanderen voornamelijk voorzien in een goede ontsluiting van het terrein en dat er vaak intensief ruimtegebruik aan bod komt. De samenwerkingsacties specifiëren zich voornamelijk rond het verbeteren van de infrastructuur, uniforme bewegwijzering, infosessies en acties rond collectieve beveiliging. Samenwerking rond duurzame energie (zonnepanelen en windmolens) wordt steeds meer en meer afgewogen d.m.v. studies, maar de uitvoering laat vaak op zich wachten. Knelpunten bestaan voornamelijk uit een gebrek aan engagement (goodwill, solidariteit) en de afwezigheid van een trekker omtrent acties. Vaak zijn er op Vlaamse bedrijventerreinen eveneens vrij differentiële sectoren aanwezig, wat een samenwerking bemoeilijkt. De afwezigheid van een overkoepelende structuur of wetgeving en de monetaire aspecten rond samenwerking zijn eveneens triggers waar bedrijven afhaken bij samenwerkingen. De verduurzaming van bedrijventerreinen treedt voornamelijk op bij grote bedrijventerreinen (met duidelijke trekkers en onderbouwing van het beleid) of wetenschapsparken (waar de aspecten op juridisch, economisch, ruimtelijk, technisch en sociaal vlak goed worden opgevolgd). De toetredingsdrempel voor KMO‟s ligt vaak erg hoog, aangezien deze bedrijven vaak geen nood hebben aan de behoefte tot clustering door beperking van bedrijvigheid. Parkmanagement wordt meer en meer gepland en opgestart op Vlaamse bedrijventerreinen, maar is vandaag de dag slechts in beperkte mate aanwezig op bedrijventerreinen. Het valt 12
duidelijk op, dat de meeste bedrijven echter nog de kat uit de boom kijken en pas mee zullen doen aan het duurzaamheidsverhaal indien ze zien dat pioniers er wel bij varen. Het duurt echter even vooraleer er duidelijke resultaten zichtbaar zijn inzake parkmanagement. Veel bedrijventerreinen die sinds enkele jaren enige vorm van parkmanagement hebben geïntroduceerd, ervaren echter positieve reacties van de bedrijven. Er wordt dan ook verwacht dat het aantal bedrijventerreinen met parkmanagement de komende jaren sterk zal toenemen. Veel clusteracties zullen opgestart worden doordat stakeholders (gemeentes, AO, terreinontwikkelaar en -beheerder…) een trekkersrol vervullen en betrokken zijn bij ontwikkeling en het beheer van bedrijventerreinen. Individuele bedrijven nemen veel minder initiatieven en er is veel minder sprake van een vrijwillige toetreding bij deze bedrijven. Parkmanagement wordt voornamelijk opgelegd doordat duurzame bepalingen zijn vastgelegd in de verkoopaktes van nieuwe bedrijventerreinen. Op die manier staat een vorm van parkmanagement reeds gepland op veel terreinen die in uitbreiding zijn.
13
Inleiding Vlaanderen is één van de grote economische en logistieke knooppunten in West-Europa en fungeert als een economische poort naar de rest van Europa toe. De grote bedrijvigheid in Vlaanderen zorgt eveneens voor de basis van een goed draaiende economie, die op zijn beurt één van de belangrijkste hoekstenen van onze huidige welvaart vormt. Doorheen de fluctuerende economische conjunctuur trachten veel bedrijven hun processen op allerlei vlak efficiënter te maken en zo hun winst te maximaliseren. Sinds enkele decennia vindt het concept van duurzame ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) geleidelijk aan zijn weg naar de bedrijfswereld. De laatste jaren wint het begrip „duurzame ontwikkeling‟ steeds meer aan belang, ook in Vlaanderen. Duurzame ontwikkeling kadert eveneens in het maken van samenwerkingsverbanden tussen ontwikkelingsmaatschappijen, de overheid en bedrijven onderling. Concreet komt samenwerking tot uiting in acties op bedrijventerreinen. Het strategisch beleid in Vlaanderen ondersteunt een duurzaam beheer en inrichting van bedrijventerreinen. De basisdoelstelling van verduurzaming is het verbeteren van het bedrijfs-economisch resultaat door het stimuleren van „collectief ondernemen‟, private interbedrijfssamenwerking of publiek-private samenwerking. In duurzame industriezones wordt via bedrijfsclustering de realisatie beoogd van onder meer duurzame bedrijfsprocessen, duurzame terreininrichting en duurzaam facilitair en/of utilitair beheer. Gezamenlijk actie ondernemen vergt evenwel een juridische onderbouw, alsook kennis van de 'fundamenten van de samenwerkingsproblematiek'. Binnen deze masterproef zal getracht worden om de huidige vorm van samenwerking op de Vlaamse bedrijventerreinen te schetsen. Het gaat hier echter over een momentopname in een fluctuerende economische conjunctuur. Eveneens wordt er dieper ingegaan op de verduurzaming van deze acties door een vergelijking te maken met een voorgaande studie die plaatsgreep in 2007. Het eerste hoofdstuk geeft een overzicht van de doelstellingen en de problematiek die wordt behandeld in deze masterproef. Het tweede hoofdstuk schetst het achtergrondkader van duurzame bedrijventerreinen en bedrijvenclustering. Vooreerst wordt stilgestaan bij de rol die bedrijventerreinen spelen in de huidige tendens tot duurzame ontwikkeling. Nadien wordt er dieper ingegaan op de organisatie van samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen. Er wordt eveneens een overzicht gegeven van de problemen die clustering met zich meebrengt, om er dan de elementen uit te halen die onmisbaar blijken bij de oprichting van elk samenwerkingsverband. Er wordt ook dieper ingegaan op 2 modellen: namelijk het Porter model en het JERTS model. Het derde hoofdstuk schetst het beleidskader inzake wetgeving rond bedrijventerreinen. Het vierde hoofdstuk geeft de verzamelde resultaten weer gegroepeerd per gemeente of stad en per provincie. In hoofdstuk vijf wordt een vergelijkende studie gemaakt inzake verduurzaming van acties op bedrijventerreinen. Hiervoor worden acties die in 2007 werden geïnventariseerd, vergeleken met de situatie van vandaag. Na de vergelijking volgt een discussie van de resultaten. In hoofdstuk zes wordt afgesloten met een algemene conclusie van deze masterproef. Gelet op de steeds evoluerende economische conjunctuur zijn de weergegeven bezetting en samenwerkingsverbanden die aanwezig zijn op bedrijventerreinen uiteraard slechts een momentopname.
14
1. Probleemstelling, doelstellingen en methodologie Binnen dit hoofdstuk wordt het „waarom‟ achter deze masterproef toegelicht. Eerst wordt de probleemstelling geschetst, met een korte situering van de problematiek en vervolgens worden de doelstellingen geformuleerd.
1.1
Probleemstelling
Aangezien er in Vlaanderen geen eenduidig beeld is van hoe samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen verlopen, dringt de noodzaak zich op om hiernaar onderzoek te doen. Door de verscheidenheid van ontwikkelingsmaatschappijen die elk een verschillende beleidsaanpak toepassen op hun plaatselijke bedrijventerreinen, is er vraag van verschillende actoren hoe de situatie nu gesteld is in Vlaanderen. De trend van duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen vindt zijn weg geleidelijk naar de bedrijventerreinen in Vlaanderen. Duurzame bedrijventerreinen zitten in Vlaanderen duidelijk in de lift, maar het is echter niet duidelijk in welke mate deze trend zich manifesteert. Daarbij is er evenwel geen duidelijk en compleet overzicht van hoeveel duurzame bedrijventerreinen er reeds zijn in Vlaanderen. Bijgevolg zal deze masterproef nagaan in welke mate samenwerking op Vlaamse bedrijventerreinen plaatsgrijpt en hoe duurzaam deze samenwerking evolueert. Eveneens wordt er gekeken naar de graad van verduurzaming, de vorm van samenwerking en de mogelijke knelpunten die hierbij ervaren worden. Alle cijfergegevens worden vergeleken met een voorgaande studie uit 20071.
1.2
Doelstellingen
De doelstelling van deze thesis is om door middel van een bevraging aan de relevante actoren de huidige situatie en verduurzaaming te schetsen op bedrijventerreinen. Verschillende acties zoals collectief ondernemen, zorgvuldig ruimtegebruik, bedrijventerreinmanagement, (milieu)technische samenwerking etc. worden geconcretiseerd naar een globaal beeld van de huidige situatie. De informatie die verzameld werd uit de enquêtes kan een preliminair beeld genereren van de huidige situatie in Vlaanderen. Aangezien huidige samenwerkingsvormen voortdurend worden geconfronteerd met knelpunten, zowel bij het opstarten van de samenwerking als het uiteindelijke samenwerken tussen de bedrijven. Deze thesis hoopt dan ook om naast een momentopname van het collectief ondernemen, ook enkele belangrijke knelpunten te situeren opdat belanghebbenden (overheid, bedrijven…) in een algemene context hierop kunnen inspelen om tot een oplossing te komen. De doelstelling van deze masterproef is dus tweeledig: - De aard van samenwerking (anno 2011) op bedrijventerreinen in Vlaanderen analyseren door contact te leggen met relevante personen (parkmanagers, terreinontwikkelaars) die betrokken zijn bij samenwerkingsacties op terreinen en in de toekomst nodig zullen zijn om een idee te krijgen van realisaties. - Interpretatie van gebruikte duurzaamheidsprincipes (randvoorwaarden en kerngedachten) en het kwalificeren van de verduurzaming van samenwerkingsacties op Vlaamse bedrijventerreinen. De graad van verduurzaming op bedrijventerreinen wordt nagaan door de bekomen analyseresultaten van vooropgestelde enquêtes en bevragingen te vergelijken met cijfers van 2007. Hierbij worden ook mogelijke knelpunten in kaart gebracht. 1
Van Steelandt, W., & Van Eetvelde, G. (2007). Duurzame bedrijventerreinen in Vlaanderen: een analyse.
15
Deze studie zou als basis gebruikt kunnen worden voor verschillende Vlaamse diensten en agentschappen om verder acties uit te werken en een gericht beleid voor bedrijventerreinen verder te ontplooien. Belangrijk om te weten is dat de contactpersoonlijst inzake bedrijventerreinen (zoals geformuleerd werd in doelstelling 1) digitaal ter beschikking wordt gesteld aan de promotor. De lijst met samenwerkingsacties op Vlaamse bedrijventerreinen wordt in deze thesis kort weergegeven. De volledige lijst zal eveneens digitaal aan de promotor ter beschikking gesteld worden.
1.3
Hypothese
Omdat bedrijven steeds meer en meer de intentie geven om mee te stappen in het verhaal van duurzaam ondernemen, zal bedrijventerreinmanagement in Vlaanderen vermoedelijk een positieve trend kennen. Doordat ondernemingen inzake duurzame acties ondersteund worden door de overheid, kent het duurzaamheidconcept een opmars binnen Vlaanderen. Duurzaam ondernemen uit zich in tal van realisaties die zich zowel in als naast het bedrijf kunnen situeren. Doordat er in de afgelopen jaren sprake is van een waarneembare stijgende trend in Vlaanderen, wordt er als startscenario in deze masterproef ook verwacht dat er nog steeds sprake is van een positieve groei. In deze masterproef wordt concreet gekeken of deze trend in Vlaanderen zich ook laat vertalen in een stijging van het aantal waargenomen duurzame bedrijventerreinen of in een graad van verduurzaming van acties op reeds bestaande bedrijventerreinen.
1.4
Methodologie
Deze masterproef werd voorafgegaan door een korte literatuurstudie die inzicht geeft in de problematiek van samenwerkingsverbanden, clusteringsacties en het duurzaamheidsbeleid op bedrijventerreinen in Vlaanderen. In deze literatuurstudie worden enerzijds achterliggende begrippen rond duurzame bedrijventerreinen toegelicht (modellen etc...) en anderzijds wordt het huidige beleidskader geschetst. Daarna werd een enquête opgesteld die dieper ingaat op de duurzaamheidsaspecten die geschetst werden in het eerste deel van de literatuurstudie. Vervolgens wordt een enquête opgesteld die alles omvat rond duurzame bedrijventerreinen. Deze masterproef vertrok vanuit het oogpunt om interbedrijfssamenwerkingen na te gaan op Vlaamse bedrijventerreinen. Aangezien de afbakening van dit onderwerp veel te ruim was en er een tekort aan tijd geweest zou zijn om een sluitende studie te doen, werd de scope van deze masterproef wat aangepast. Vanuit de aangeschreven agentschappen (VOKA, AO en de POM‟s) was er eveneens een vrij lage respons. De uiteindelijke afbakening van deze thesis specifieert zich naar globale samenwerkingen op bedrijventerreinen in Vlaanderen i.p.v. specifieke interbedrijfssamenwerkingen. Eerst en vooral werd er per provincie een lijst opgevraagd met de bestaande bedrijventerreinen. Via het AO werden ook enkele bedrijvenlijsten verkregen voor de provincies Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen. Vervolgens werd er per gemeente en stad een contactpersoon gezocht die op de hoogte is van de lokale bedrijventerreinproblematiek. Voornoemde personen zijn vaak werkzaam op de diensten lokale economie of stedenbouw / ruimtelijke ordening. Alle Vlaamse steden en gemeenten werden aangeschreven met de vraag of er enige samenwerkingsverbanden gekend waren op de lokale bedrijventerreinen. De contactpersonen van de gemeenten en steden werd ook gevraagd om een kleine enquête in te vullen met specifieke vragen rond samenwerking, zodoende een globaal beeld werd verkregen van de bedrijventerreinensituatie in Vlaanderen. Indien er geen reactie kwam, werden sommige gemeentes of steden opgebeld.
16
De responsgraad per provincie is weergegeven in onderstaande tabel: Provincie West-Vlaanderen (64) Oost-Vlaanderen (65) Antwerpen (70) Vlaams-Brabant (65) Limburg (44) Totaal Vlaanderen (308)
Antwoord 55% 37% 51% 37% 30% 43%
Geen antwoord 45% 63% 49% 63% 70% 57%
Tabel 1: Responsgraad per provincie
Uiteindelijk werd een responsgraad van 43% bekomen voor heel Vlaanderen. De responsgraad zal in alle provincies hoger liggen dan in bovenstaande tabel werd aangegeven, aangezien de meeste intercommunales een intergemeentelijk grondgebied voor hun rekening nemen. Acties worden dus vaak uitgevoerd op verschillende bedrijventerreinen die zich situeren over het gehele werkingsgebied van de ontwikkelingsmaatschappij. Veel gemeenten en steden verwezen dan ook naar de intercommunale of de ontwikkelingsmaatschappij die het bedrijventerrein trekt. De aard van samenwerking op bedrijventerreinen in Vlaanderen werd nagegaan d.m.v. een grote elektronische enquête die werd opgestuurd naar zogenaamde „trekkers‟ van initiatieven zoals intercommunales, ontwikkelingsmaatschappijen en representatieve bedrijven op Vlaamse bedrijventerreinen die minstens 5 ha groot zijn. Uit voorgaand onderzoek (bv. bij het technologiepark Greenbridge) is immers gebleken dat samenwerking op bedrijventerreinen tussen bedrijven de beste resultaten boekt op terreinen van 10 ha of meer. Aangezien ruimte in Vlaanderen schaars is en er in dit onderzoek enkel algemene samenwerkingsvormen onderzocht worden, werden bedrijventerreinen met een grootte van 5 ha of meer geselecteerd. Via de enquête werd informatie ingewonnen over volgende aspecten: - Algemene informatie over het bedrijventerrein - Terreininrichting en ruimtebeheer - Terreinuitgifte - Terreinbeheer en parkmanagement - Clusteractiviteiten (mobiliteit, milieu, nutsvoorzieningen, faciliteiten, veiligheid, sensibilisering) - Sociale aspecten - Interbedrijfssamenwerking Het aantal bedrijventerreinen, waarvan een antwoord werd verkregen wordt procentueel weergegeven in onderstaande tabel: Totaal aantal bedrijventerreinen [samenwerking + reactie]
184
Totaal aantal bedrijventerreinen [geen samenwerking + reactie]
111
Totaal bedrijventerreinen in studie [reactie]
295
Totaal bedrijventerreinen in Vlaanderen [opp: > 5 ha]
1236
% bedrijventerreinen in Vlaanderen [reactie]
24%
Tabel 2: Responsgraad van de gecontacteerde bedrijventerreinen
17
Van de gecontacteerde bedrijventerreinen zijn er uiteindelijk 24% welke: - of bevestigd hebben dat er een samenwerking is, met de nodige informatie - of bevestigd hebben dat er nog geen samenwerking is, o.w.v. geen gekende samenwerkingsverbanden of omdat de bedrijventerreinen zich nog in een initiële fase (bv. aanlegfase) bevinden Van de andere 76% wordt er verondersteld dat bij gebrek aan de nodige aanwijzingen geen parkmanagement aanwezig is.
18
2. Achtergrondinformatie In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de achterliggende theorie en informatie i.v.m. bedrijventerreinen. Eerst wordt een algemeen beeld geschetst met verklaring van definities, waarna basismodellen zoals het Porter-model en de methodiek rond clusteracties (met aandacht voor juridische, economische, ruimtelijke, technische en sociale aspecten) d.m.v. de JERTS-methodiek verder worden uitgelegd. Op deze manier wordt getracht dat de lezer de achterliggende gedacht en het concept van bedrijventerreinen beter begrijpt en kan kaderen in het geheel van duurzaam ondernemen.
2.1
Bedrijventerreinen in het algemeen
2.1.1 Onderzoek Het onderzoek van bedrijventerreinen in Vlaanderen valt binnen het bestek van de wetenschap „ruimtelijke economie‟. In de ruimtelijke economie houdt men zich bezig met de spreiding en/of concentratie van de economische activiteiten over de ruimte en bestudeert men de wederzijdse relatie tussen ruimte en economie. Doordat ruimte in Vlaanderen schaars is geworden is het belangrijk om hiermee rekening te houden wanneer we bedrijventerreinen in beschouwing nemen. De term „bedrijventerrein‟ is in Vlaanderen nog een betrekkelijk nieuw begrip. Vroeger gingen bedrijven zich vestigen nabij grondstoffen of faciliteiten, waarbij de beschikbaarheid van goedkope grond en arbeidskrachten een belangrijke rol speelde. Ambachtelijke bedrijven die gelegen waren in stadskernen evolueerden tot grote industriële bedrijven, met een grote hinder naar de mens toe. Daardoor drong de noodzaak zich op dat bedrijven zich moesten vestigen op aparte terreinen. Deze evolutie werd versneld door de komst van het personenen vrachtvervoer en grote bedrijven trokken door hun bedrijvigheid andere bedrijven aan. Dit alles leidde ertoe, dat tegenwoordig de aanwezigheid van uitgestrekte bedrijventerreinen de planologie van vele regio‟s bijna domineert, een ontwikkeling die nog steeds aan de gang is. Een bedrijventerrein wordt door het subsidiebesluit van 2003 als volgt gedefinieerd: „een zone bestemd voor de vestiging van bedrijven actief in de handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie, met uitzondering van de zones die hoofdzakelijk bestemd zijn voor kleinhandelsactiviteiten, horeca en kantoren‟2. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) worden 156 van de 308 gemeenten in het Vlaams gewest geselecteerd als economische knooppunten. De bedrijventerreinen zijn geconcentreerd in deze economische knooppunten en omvatten een kwaliteitsvolle inrichting met ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven. De inrichting van bedrijventerreinen gaat gepaard met een gefaseerde ontwikkeling. Men onderscheidt bij het ontwikkelingsproces van een bedrijventerrein 5 verschillende fasen: - een voorbereidende fase waarin zoveel mogelijk gegevens worden samengebracht - een conceptie- of ontwerpfase waarin het bedrijventerrein wordt ontworpen - een uitgiftefase waarin de verkoop of verhuur aan bedrijven plaatsvindt - een exploitatiefase waarin ook het beheer van het terrein een aandachtspunt is - een handhavingsfase waarin het erop aankomt het nagestreefde kwaliteitsniveau op het terrein te bewaken. De eerder vormgegeven beheersmaatregelen dienen in deze fase ook geëvalueerd en indien nodig bijgesteld te worden a.d.h.v. feedback.
2
Bedrijventerreinen die in hoofdzaak bestemd zijn voor kleinhandelactiviteiten, horeca en kantoren komen dus niet in aanmerking voor subsidies.
19
Een belangrijk aspect doorheen alle fasen is dat de nodige partijen worden samengebracht en dat men rekening houdt met de duurzaamheidsaspecten. „Duurzaamheid‟ blijft echter dikwijls een bijzonder vaag begrip dat vaak niet in de juiste context wordt geplaatst. Hierop wordt dieper ingegaan bij de paragraaf over duurzame bedrijventerreinen. Onderstaande kaarten (figuur 1 en 2) geven de spreiding weer van alle bedrijventerreinen in Vlaanderen:
Figuur 1: Spreidingskaart van bedrijventerreinen in Vlaanderen (AGIV, 2007)
Er dient opgemerkt te worden dat industrieterreinen niet gelijk zijn aan bedrijventerreinen. Een industrieterrein is een zone die in het plan van ruimtelijke ordening aangemerkt wordt als geschikt voor grote bedrijven en (zware) industrie. Kleinere bedrijven worden gewoonlijk niet actief geweerd, maar infrastructuur en kavelgrootte zijn toegespitst op de eisen van grootschalige bedrijfsvoering. Industriegebieden liggen vaak aan grote verkeersaders om de aan- en afvoer van grondstoffen en producten te vergemakkelijken. Een bedrijventerrein, bedrijvenpark of handelspark is een gebied binnen of buiten de bebouwde kom van een stad of dorp dat in eerste instantie bedoeld is voor de vestiging van commerciële bedrijven. Veelal bevinden zij zich om logistieke redenen langs spoorwegen, waterwegen of autosnelwegen. In deze masterproef worden de samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen geschetst.
20
Figuur 2: Spreidingskaart bedrijventerreinen Vlaanderen (Agentschap Ondernemen, 2010)
2.1.2 Soorten bedrijventerreinen In Vlaanderen worden 2 soorten bedrijventerreinen onderscheiden: - Lokale (gemengde) bedrijventerreinen Lokale bedrijventerreinen hebben een lokaal karakter en zijn uitsluitend voor lokale bedrijven bestemd. Onder lokale bedrijven verstaat men: „een be- en verwerkend bedrijf (inclusief tertiaire dienstverlening) dat een verzorgend karakter heeft ten aanzien van de omgeving, dat wat schaal betreft aansluit bij de omgeving (schaal van de kern of van het stedelijke gebied,...) en beperkt is in omvang‟ (RSV, 2003). Een lokaal bedrijventerrein heeft doorgaans een oppervlakte van circa 5 ha, met bedrijfspercelen voor KMO of ambachtelijke bedrijven die vaak niet groter zijn dan 5000 m². Lokale bedrijventerreinen moeten aansluiten bij een kern of een bestaand bedrijventerrein en voorzien zijn van groene bufferzones. - Regionale bedrijventerreinen Regionale bedrijventerreinen zijn „uitgeruste terreinen die bestemd zijn voor de inplanting van economische activiteiten die de schaal van hun omgeving overschrijden‟ (RSV, 2003). Regionale bedrijventerreinen kunnen nog worden onderverdeeld naargelang de soort van bedrijvigheid die plaatsgrijpt op het terrein. Zo worden nog gemengde regionale bedrijventerreinen en specifieke regionale bedrijventerreinen onderscheiden (bijvoorbeeld: watergebonden bedrijventerreinen, luchthavengebonden bedrijventerreinen, bedrijventerreinen voor hoogtechnologische bedrijven, bedrijventerreinen voor multimodale transportbedrijven, etc...). Door de aard van bedrijvigheid zijn bedrijven die zich op regionale bedrijventerreinen vestigen beduidend groter dan lokale bedrijven. Bedrijfspercelen zijn meestal groter dan 5000 m², daar het bedrijventerrein varieert in grootte (van 5 ha tot 150 ha). De ontsluiting van het terrein gebeurt vaak op een primaire weg. Er wordt naar het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen van 11 april 2008 verwezen voor de verdere toespitsing op de soorten bedrijventerreinen. Een voorbeeld van bepalingen vindt u ter illustratie in bijlage 1. Bedrijventerreinen kunnen ook opgesplitst worden in oude en nieuwe bedrijventerreinen. Verouderde bedrijventerreinen (vb. bedrijventerrein Haasrode te Leuven) moeten herontwikkeld worden door het maken van een herinrichtingsplan. Het inrichtingsplan moet aspecten behandelen zoals de landschappelijke inplanting, de ecologische maatregelen, de veiligheid en beeldkwaliteit. Verouderde bedrijventerreinen kunnen zwaar vervuild zijn met door aanwezige bodemverontreiniging, waardoor ze niet meer gebruikt kunnen worden. Het gaat hier dan over zgn. brownfields, waarbij een sanering zich opdringt (vb. bedrijventerrein Willebroek-Noord te Willebroek). Nieuwe bedrijventerreinen (vb. Evolis businesspark te Kortrijk) worden aangelegd en voorzien van infrastructuur. Op deze terreinen zijn vormen van parkmanagement vaak opgenomen als duurzame principes in de verkoopsakte of beheersovereenkomst. Via deze weg leggen nieuwe bedrijven die zich willen vestigen op het terrein, zich vast aan de opvolging van terreinbeheer en het niet ontlopen van hun verantwoordelijkheden. Op die manier ontstaat een bindend contract tussen de bedrijven en de terreinbeheerder. Terreinbeheerders zijn zo niet meer afhankelijk van de goodwill van bedrijven wanneer er samenwerkingsacties op touw gezet worden.
2.1.3
Bedrijventerreinen in Vlaanderen naar de toekomst toe
Het strategisch beleid in Vlaanderen streeft naar een verzoening tussen economie en ecologie. De overheid stimuleert de duurzame uitbouw en inrichting van bedrijventerreinen onder meer via subsidies. Zo is er het regionaal Programma Innovatieve Acties in Vlaanderen (PIAV) 'Duurzaam beheer & duurzame inrichting van bedrijventerreinen', het besluit van de Vlaamse regering houdende subsidiëring van bedrijventerreinen, en talloze regionale impulsprogramma's. Basisdoelstelling van verduurzaming is steeds het verbeteren van het bedrijfs-economisch resultaat door het zgn. 'collectief ondernemen', hetzij via private interbedrijfssamenwerking, hetzij als publiek-private samenwerking met betrokken overheden. In duurzame industriezones wordt via bedrijfsclustering de realisatie beoogd van onder meer duurzame bedrijfsprocessen, duurzame terreininrichting en duurzaam facilitair en/of utilitair beheer. Gezamenlijk actie ondernemen vergt evenwel een juridische onderbouw, alsook kennis van de 'fundamenten van de samenwerkingsproblematiek'3. Ruimte is vandaag de dag zeer schaars in Vlaanderen. Eigen onderzoek4 van VOKA stelt zelfs vast dat er aan het huidige beleidstempo een tekort aan bedrijventerreinen zal zijn in Vlaanderen tegen 2021. Om de bedrijvigheid op te vangen, zou voorzien moeten worden in 11000 ha extra. Door het gebrek aan ruimte, maar eveneens door de aanwezige kwaliteit op bedrijventerreinen zelf, gaan bedrijven die zich willen vestigen op een bedrijventerrein heel wat factoren na. Zo zullen bijvoorbeeld de ligging en de nabijheid van logistieke infrastructuur (wegen, spoorwegen...), alsook de kwaliteit van het terrein zelf (aanwezigheid van nutsvoorzieningen, veiligheid...) allemaal een rol spelen bij de vestigingskeuze. Uit een BCI-studie5 bij 20000 bedrijven, bleek dat bedrijven een uitgesproken voorkeur hebben wanneer ze zich willen vestigen: ze zijn namelijk op zoek naar een professionele locatie, wat ze trachten te vinden op een bedrijventerrein. Een tweede algemene conclusie van de studie is dat bedrijven bovenal op zoek zijn naar terreinen die goed bereikbaar zijn met de auto en die voldoende parkeerruimte bieden. Uit Vlaams onderzoek6 is gebleken dat de hoeveelheid aan leegstaande en te herstructureren bedrijventerreinen tegen 2021 slechts een klein percentage (10-15%) vormen van de totale nood aan nieuwe bedrijventerreinen. Resultaten wijzen uit dat 4,6% van de gebruikte terreinen verouderd is en dat 23,5% van de gebruikte terreinen wel verouderd is, maar nog voldoet aan de verwachtingen van de bedrijven. Voor die 4,6% (ongeveer 1900 ha) is een acute herstructurering nodig, de 23,5% of (ongeveer 9600 ha) moeten verbeterd worden. De bijkomende vraag naar locaties is zo groot dat het nodig is om tegelijkertijd de bestaande terreinen te herstructureren én op zoek te gaan naar nieuwe terreinen. In tabel 3 wordt er een overzicht gegeven van de ingenomen bedrijfsruimte in Vlaanderen t.o.v. de niet-ingenomen oppervlakte in Vlaanderen. De cijfers dateren van 2009 en zijn 3
DBT website: http://www.dbt.ugent.be/index.php?page=onderzoek Voka. (2006). Op zoek naar bedrijventerreinen in Vlaanderen, Ruimte om te ondernemen 5 BCI. (2004). Enquête uitgevoerd in het kader van de onderzoeksopdracht naar het ruimtelijk-economisch functioneren van stedelijke regio’s en verdichtingsgebieden (in opdracht van het SPRE). 6 Cabus, P., & Vanhaverbeke, W. (2006). Ruimtelijk-economisch onderbouwde behoefteraming van economische ruimte in Midden-West-Vlaanderen tot 2020. In opdracht van RESOC Midden-West-Vlaanderen. 4
23
opgevraagd bij het Agentschap Ondernemen (AO). Figuur 3 schetst op basis van de standaard ruimtevraag, de ruimtebalans 2006-2021 voor Vlaanderen. Er wordt eveneens rekening gehouden met planprocessen van de overheid, waarbij getracht wordt om in verschillende regio‟s tot een voorraad van terreinen te komen die beantwoordt aan de norm van de IJzeren Voorraad7. De kaart wijst op een zware opgave voor de komende 10 jaar. In het grootste deel van Vlaanderen is immers een ernstig tekort van vijftien tot twintig jaar aan bedrijventerreinen. In centraal Limburg en ten zuiden van Oost- en West-Vlaanderen (Kortrijk, Gent en Mol) is dit tekort kleiner. Overschotten zijn er enkel in Lommel, Bilzen-Riemst en Sint-Truiden. Het is dus aan de overheid om nieuwe initiatieven te nemen om tegemoet te komen aan de vraag naar bedrijventerreinen op lange termijn.
7
Een permanente voorraad van bedrijventerreinen.
24
Tabel 3: Overzicht van de ingenomen oppervlakte van bedrijfsruimte in Vlaanderen (AO, 2009)
Figuur 3: Ruimtebalans 2006-2021, met 50% reductie van de bedrijfsreserves en planningsprocessen van overheid (VOKA, 2006)
25
2.1.4 Soorten samenwerking Op bedrijventerreinen kunnen verschillende soorten samenwerkingen plaatsgrijpen. De samenwerking wordt bij de aanleg van nieuwe terreinen vaak onmiddellijk in de verkoopsovereenkomst vastgelegd tussen de individuele bedrijven en de terreinbeheerder. Zo kan de terreinbeheerder de bedrijven wijzen op mogelijke verantwoordelijkheden die niet worden genomen, aangezien er sprake is van een soort binding tussen de terreinbeheerder en de eigenaar van het bedrijfsperceel. Zelfs wanneer er sprake is van parkmanagement (zie paragraaf 2.2.2) is er nood aan minimale afspraken tussen de betrokken partijen (die vaak bindend zijn vastgelegd in de verkoopsovereenkomst). De terreinbeheerder moet de bedrijven wijzen op hun verantwoordelijkheden die staan in de overeenkomst en mag indien nodig handhaving afdwingen. Het is mogelijk dat er sprake is van gedeelde verantwoordelijkheid (bv. onderhoud van groen). Sommige bedrijventerreinen bieden verschillende pakketten aan waarin verschillende gradaties van parkmanagement voorkomen. Tot op heden is het nog steeds niet gemakkelijk om als trekker van een bedrijventerrein te fungeren. Niet alleen neemt dit complex proces veel tijd en werk in beslag, ook moeten de bedrijven vandaag nog steeds overtuigd worden van de meerwaarde van parkmanagement en andere samenwerkingsvormen. Zolang samenwerkingsacties geen economische winst opleveren, zullen bedrijven geneigd zijn om niet in het samenwerkingsakkoord te stappen. Op bedrijventerreinen worden in samenwerkingsvormen onderscheiden:
het
kader
van
parkmanagement
volgende
Vereniging Een vereniging is een rechtsvorm die wordt opgericht met de bedoeling om de aangesloten bedrijven actief te betrekken bij de beleidsvorming op bedrijventerreinen. In een algemene ledenvergadering wordt de beleidsvorming bepaald. De leden kunnen bijvoorbeeld een een jaarlijkse bijdrage betalen waarmee de algemene werkingskosten van het parkmanagement worden gedekt. Er zijn ook ledencontracten mogelijk, waarin wordt bepaald dat de leden bepaalde diensten van de vereniging of van een door de vereniging ingeschakelde of opgerichte onderneming afnemen. Voor de juridische implementatie van parkmanagement of bedrijventerreinmanagement bestaan diverse mogelijkheden: - Contractueel: in de verkoopvoorwaarden worden principes ingeschreven - eventueel met het voorzien van de oprichting van een eigenaarvereniging - Oprichting van een aparte beheersvennootschap waarin bedrijven via aandelenparticipaties vertegenwoordigd zijn - Een systeem van privatieve delen en gemeenschappelijke delen (alleen verkoop van „footprint‟ waarna kan gewerkt worden met een systeem van „syndicus‟ die het beheer waarneemt) In België is er sprake van 2 soorten verenigingen8: - Verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid zoals de feitelijke vereniging - Verenigingen met rechtspersoonlijkheid zoals de vereniging zonder winstoogmerk Hieronder worden de meest voorkomende vormen op bedrijventerreinen kort besproken.
8
De wet op de verenigingen en stichtingen van 1921 maakt overigens een onderscheid tussen een private
stichting en stichting van openbaar nut.
26
Feitelijke vereniging Een feitelijke vereniging ontstaat volgens het Belgische recht zodra twee of meer personen het idee ontwikkelen om gezamenlijk een doel te verwezenlijken. Een feitelijke vereniging kan beschouwd worden als een ondernemersclub. Doordat de feitelijke vereniging geen juridische grond heeft, kan zij geen verbintenissen aangaan, geen eigendommen bezitten, geen schenkingen of legaten aanvaarden en zijn het de individuele leden die zich persoonlijk verbinden tot de verplichtingen van de vereniging. De leden zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk. Vereniging zonder winstoogmerk Een vereniging zonder winstoogmerk beschikt over rechtspersoonlijkheid (in tegenstelling tot een feitelijke vereniging) en daardoor over een afgescheiden vermogen dat los staat van het privévermogen van de aangesloten leden. In de eerste plaats is er een ideële doelstelling aanwezig en geen commerciële doelstelling. Een vereniging zonder winstoogmerk bestaat uit een algemene vergadering van leden, die als wetgevend orgaan functioneert, en een raad van bestuur, die als uitvoerend orgaan functioneert. In feite kan men stellen dat de algemene vergadering het beleid bepaalt en dat de raad van bestuur het beleid uitvoert. De statuten regelen op fundamentele wijze het reilen en zeilen van een vzw. Coöperatieve vereniging De coöperatieve vereniging is een speciale vorm van de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. In tegenstelling tot de gewone vereniging mag het doel van de coöperatieve vereniging gericht zijn op geldelijk voordeel voor de leden zelf. Besloten vennootschap Een besloten vennootschap is een rechtspersoon waarvan het maatschappelijk kapitaal verdeeld is in aandelen die niet vrij overdraagbaar zijn; de aandelen staan op naam. Het besloten karakter is gelegen in het feit dat de aandelen niet vrij overdraagbaar zijn, dit in tegenstelling tot de naamloze vennootschap waarvan de aandelen in beginsel vrij overdraagbaar zijn. De beperkte overdraagbaarheid is geregeld in de wet, maar de statuten van de vennootschap kunnen dit besloten karakter versoepelen of verstrengen. Informele contacten Informele contacten komen in praktijk weinig voor, daar ze alleen steunen op de vrijwilligheid en de bereidwilligheid van lokale ondernemers beogen. Vaak is de rol van een trekker nodig om bedrijven succesvol te ondersteunen en te laten samenwerken. De praktijk leert immers dat de gedrevenheid bij informele contacten immers snel verwatert en men ambitieus van start gaat, doch weinig resultaten behaalt en een beperkt aantal acties op poten zet. Openbare aanbestedingen Een openbare aanbesteding, is een wijze van het inkopen van producten of diensten, waarbij ondernemers die een dienst of product willen verkopen, een prijs of een prijs- en kwaliteitsbod kunnen doen. De inkopende partij, in veel gevallen een overheid of overheidsorganisatie (bv. POM‟s), stelt eisen vast waaraan het product of dienst moet voldoen. Publiek-Private Samenwerking (PPS) Een publiek-private samenwerking is een samenwerkingsvorm tussen een overheid en een of meer private ondernemingen. In tegenstelling tot de openbare aanbesteding, waarbij de aanbestedende overheid de uitvoering gedetailleerd vastlegt in een bestek en/of Programma van Eisen (PvE), bemoeit de overheid zich bij PPS-constructies niet met de inhoud en stuurt volledig op het gewenste einddoel (de 'output'). Op deze wijze hebben de marktpartijen alle vrijheid om naar eigen inzicht de uitvoering (de 'input') vorm te geven. Op die manier wil de overheid gebruikmaken van de denk- en innovatiekracht van de markt. 27
2.1.5 Clusters en het mogelijk falen van clusters Samenwerking op bedrijventerreinen kent enorm veel voordelen, maar toch faalt het clusteren van bedrijven vaak. Een basis-uitgangspunt om de oorzaken van het succes of het falen van bedrijfsclustering te achterhalen, kan men terugvinden in het vijfkrachtenmodel van Porter (geëxtrapoleerd naar een model voor samenwerkingsverbanden). Het model van Porter is een economisch en strategisch model, waarin de invloed van externe drukfactoren op mogelijke samenwerkingsinitiatieven nagegaan kan worden. Hierbij wordt de samenwerking centraal gesteld. Aan de aanbodzijde situeren zich de marktstructuur en de overheidsregulering als duwfactoren. De marktwerking aan de vraagzijde kan gezien worden als trekfactor. Daarnaast worden de clusters omgeven door substitutiekrachten onder de vorm van alternatieve producenten. Interne factoren in dit model kunnen bijvoorbeeld de druk van de overheid zijn inzake milieunormen die op hun beurt een invloed hebben op het al dan niet toepassen van een gemeenschappelijke waterzuiveringsinstallatie. De samenwerking moet immers aan een minimum efficiënte schaal gebeuren om rendabel te zijn. In dit model komt dus duidelijk naar voren dat de omgevingsfactoren een belangrijke rol spelen in het al dan niet succes hebben van mogelijke clusterinitiatieven9. Grafisch ziet het vijfkrachtenmodel van Porter (voor het bedrijf en de cluster)10 er als volgt uit:
Figuur 4: Vijfkrachtenmodel van Porter voor bedrijvenclusters.
Een andere invalshoek om het falen van sommige clusters te verklaren vindt men terug in het prisoners‟ dilemma. Kort samengevat komt dit sociaal dilemma erop neer dat de verscheidene spelers in een samenwerking hun eigen nut willen maximaliseren, waardoor de uiteindelijke situatie voor alle betrokkenen nadelig is. In praktijk vindt deze theorie vaak ingang door bijvoorbeeld vastgestelde coördinatieproblemen en het niet ingevuld geraken van de rol van een trekker, waardoor samenwerking stopgezet wordt of in verval geraakt. Ook zogenaamde freeriders blijken een frequent probleem te vormen. Dit concept wijst vooral het belang aan van communicatie (en duidelijke formele afspraken) tussen de bedrijven onderling. Deze is belangrijk om enerzijds het vertrouwen tussen alle partijen op te krikken en anderzijds iedereen zo getrouw mogelijke informatie te verschaffen11.
9
Van Eetvelde, G., Verstraeten, B., Schram, A., Gevaert, L. (2005). Groeiboek duurzame bedrijventerreinen. Economisch bekeken. UGent, Onderzoeksgroep Milieu- en Ruimtebeheer. pp.41-42 10 Van Eetvelde, G., Verstraeten, B., Schram, A., Gevaert, L. (2005). Groeiboek duurzame bedrijventerreinen. Economisch bekeken. UGent, Onderzoeksgroep Milieu- en Ruimtebeheer. pp.41 110
Van Eetvelde, G., Verstraeten, B., Schram, A., Gevaert, L. (2005). Groeiboek duurzame bedrijventerreinen.
Economisch bekeken. UGent, Onderzoeksgroep Milieu- en Ruimtebeheer. pp.43-46
28
Uit deze theoretische beschouwing kunnen drie basisvoorwaarden voor een gezonde samenwerking gedistilleerd worden: Een grondige en volledige informatie over het kostenaspect Openheid omtrent de intenties van de spelers Een degelijk juridisch kader met oog voor een evenwichtige startpositie tussen de spelers (zodat grote bedrijven niet alles naar zich toetrekken en kleine bedrijven kunnen profiteren zonder al te veel bij te dragen). Wanneer aan deze voorwaarden voldaan is, zal het samenwerkingsverband een evenwichtige structuur kennen.
2.2
Duurzame bedrijventerreinen
2.2.1 Achterliggende gedachte Duurzame bedrijventerreinen zijn sites waarop meerdere bedrijven samenwerken om duurzaamheid te realiseren inzake (inter)-bedrijfsprocessen, terreininrichting en het facilitair en/of utilitair beheer van de site. Ze beogen de gezamenlijke aanpak van milieu-, welzijns- en kwaliteitsprojecten, veelal vanuit een overkoepelende managementstructuur, en willen aldus bijdragen tot een grotere bewustwording van de omvang en diepgang van het duurzaamheidsdebat tussen diverse actoren. Zo raakt dit collectief streven naar duurzaamheid aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Interbedrijfssamenwerking op zich kan evenwel niet als maatstaf voor duurzaamheid op bedrijventerreinen worden beschouwd. Toch is clustering een hefboom gebleken om het duurzaamheidsstreven op bedrijventerreinen te introduceren. Verduurzaming van bedrijventerreinen is bovendien een proces dat wordt gekenmerkt door economische, ecologische en sociale responsabilisering. Het proces strekt zich uit in tijd en ruimte, streeft naar continue verbetering en ambieert -eerder dan bereikt- de status van ‟duurzaam bedrijventerrein‟. Bedrijfsexterne zorg betekent de facto dat ruimer wordt gekeken dan het eigen bedrijfsterrein. Verduurzaming van bedrijventerreinen is bijgevolg een grensoverschrijdende materie en geeft een nieuwe dimensie aan 10 jaar bedrijfsinterne (milieu)zorg. Algemeen kan gesteld worden dat het „verduurzamen‟ van bedrijventerreinen een proces is dat wordt gekenmerkt door bedrijfsgrensoverschrijdende samenwerking, waarbij een collectieve ecologische en sociale meerwaarde wordt beoogd naast economische groei. Interbedrijfssamenwerking (IBS) in tijd en ruimte voegt een mens- en milieudimensie toe aan ondernemerschap en draagt aldus bij tot het maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Duurzaamheid is afkomstig van het begrip 'duurzame ontwikkeling', dat voor het eerst in 1987 geïntroduceerd werd in het Brundtlandrapport (opgesteld door de Wereldcommissie voor Milieu en Ontwikkeling). De doelstelling van duurzame ontwikkeling wordt daar als volgt omschreven: '(..) to ensure the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs. The concept of sustainable development does imply limits, - not absolute limits - but limitations imposed by the present state of technology and social organisation on environmental resources and by the ability of the biosphere to absorb the effects of human activities (..)'. Sindsdien wordt de term 'duurzaam' steeds vaker gehanteerd voor milieu- en aanverwante initiatieven met een degelijk en blijvend karakter12.
12
http://www.dbt.ugent.be/index.php?page=onderzoek
29
Specifiek naar bedrijventerreinen toe, komt duurzaamheid tot uiting in het samen aanpakken van problemen door een cluster van bedrijven met aandacht naar milieu-, welzijns- en kwaliteitsmateries die een beduidende ecologische en sociale waarde hebben, doch evenzeer met een (in)direct gunstige financieel-economische impact. Interbedrijfssamenwerking (IBS) kan dus aanzien worden als hefboom naar verduurzaming overeenkomstig het People-Planet-Profit (PPP)-beginsel.
Figuur 5: People-Planet-Profit
In praktijk weegt het aspect „Profit‟ meestal het zwaarste door en werkt dit vaak als hefboom naar People en Planet. Bedrijven willen eerst hun economische stabiliteit verzekeren (primaire gedachte) om daarna kwalitatieve ondersteuning te bieden aan de menselijke aspecten en de milieu-aspecten. Eveneens is geld nodig om de menselijke en de milieuaspecten verder te ondersteunen.
People
Planet
Profit
Figuur 6: People-Planet-Profit in theorie en praktijk
Het People-Planet-Profit-beginsel (ookwel the triple bottom line) is een term uit de duurzame ontwikkeling met 3 elementen die op harmonieuze wijze gecombineerd dienen te worden13: People (menselijke aspecten): mensen binnen en buiten de onderneming Planet (natuurlijke aspecten): de gevolgen voor het (leef)milieu Profit (economische aspecten): de voortbrenging + economische effecten van goederen en diensten Wanneer de combinatie niet harmonieus is zullen de andere elementen hieronder lijden. Indien winst te veel prioriteit krijgt, dan zullen mens en milieu hiervan schade ondervinden, bijvoorbeeld door slechte arbeidsomstandigheden of door vernietiging van de natuur. Andersom ziet de slogan ook het winstkenmerk als essentieel onderdeel van ontwikkeling dat niet verwaarloosd dient te worden. De drie P's worden door veel ondernemingen geadopteerd als richtlijn voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze benadering levert langetermijnwinst op voor ondernemers en maatschappij. Het verruimt als het ware het 13
John Elkington, Cannibals with Forks: The Triple Bottom Line of 21st Century Business, 1999.
30
kader van de bedrijfsinterne milieuzorg tot totaalzorgsystemen en ambieert integrale zorg met een bedrijfsextern objectief. Ondanks het feit dat kan betwist worden of het concept van IBS in se garantie biedt op verduurzaming, bestaat er consensus over het hefboomeffect van bedrijvenclusters die op maatschappelijk verantwoorde wijze gemanaged worden. Aldus kan een bedrijventerrein dankzij IBS het proces van verduurzaming aanvatten.
Figuur 7: Proces van bedrijventerreinen via interbedrijfssamenwerking naar de ideale status van 14 duurzame bedrijventerreinen
Duurzame bedrijventerreinen (DBT) vormen een conglomeraat van individuele bedrijven die zich verenigd hebben rond duurzaam ondernemen. Vaak vormt financiële winst een eerste stap in het proces van bedrijfsclustering, met kostenefficiëntie door schaalvergroting en arbeids- en tijdsoptimalisatie als belangrijkste winpost. Kennisuitwisseling kan vervolgens leiden tot kwalitatieve clustering, zelfs tot creatieve collectieve acties die mens en omgeving dienen. De drijvende kracht in dit proces zit veelal vervat in een koepelstructuur met een parkmanager als katalysator. Vanuit deze visie biedt elke prille vorm van IBS een potentiële matrix voor synergieën, die steevast tot sterkere win-win situaties leidt dan interne bedrijfsvoering kan bereiken. IBS dient dan ook beschouwd als een concept met een hoog potentieel, weliswaar op voorwaarde dat de samenwerking is ingebed in een overkoepelende 15 managementorganisatie . Duurzaam Bedrijventerreinmanagement (DBTM) heeft als doel de kwaliteit van een locatie af te stemmen op de wensen van de betrokken bedrijven en overheden en deze kwaliteit op lange termijn te bewerkstelligen door blijvend samen te werken aan vernieuwing en verbetering. Door het collectief aanbieden en beheren van diensten en voorzieningen wordt het rendement aanzienlijk verhoogd. Dit economisch gegeven dient hand in hand te gaan met voordelen op gebied van milieu en ruimte. Het begrip „duurzame bedrijventerreinen‟ bestaat eigenlijk niet in de praktijk, aangezien er meestal sprake is van duurzame maatregelen i.p.v. duurzame bedrijventerreinen. Om echt duurzaam genoemd te kunnen worden, moeten verschillende aspecten van duurzaamheid vorm hebben gekregen op het terrein zelf. In deze masterproef wordt de term „duurzame bedrijventerreinen‟ echter wel gebruikt. 14 15
Van Eetvelde et al. (2007) MIRA-T, bedrijventerreinen (2010)
31
De achterliggende gedachte inzake duurzame bedrijventerreinen is terug te vinden in de fundamentele principes van duurzame ontwikkeling. Deze principes vindt men dan ook in de definitie van duurzame bedrijventerreinen. Bij het begrip duurzaam bedrijventerrein wordt in de eerste plaats gedacht aan het beleid van „overheden‟ (onder meer in de rol van terreinbeheerder) op bedrijventerreinen, gericht op de vermindering van de milieubelasting, een aangepast groen- en landschapsbeheer en een efficiënter ruimtegebruik, waarbij voornoemde zaken binnen een concurrentiële economische context gesitueerd moeten worden. Belangrijk hierbij is dat er aandacht besteed wordt aan integrale kwaliteitszorg, die in overeenstemming is met de typologie van het bedrijventerrein en van de gevestigde bedrijven. Bij het ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen tracht men dan ook deze principes zowel op het niveau van het bedrijventerrein (inrichting, uitrusting) als van het individueel bedrijf te integreren. Bijgevolg werden er 19 operationele principes voor duurzame kwaliteit geformuleerd, die een rode draad vormen voor duurzaam bedrijventerreinbeheer16. De principes kunnen grotendeels in 5 thema‟s ondergebracht worden: 1) Efficiënt ruimtegebruik o Collectief gebruik van functies Dit principe vertrekt van de samenwerking tussen verschillende bedrijven op één terrein voor de aanschaf, het gebruik en het onderhoud van allerhande bedrijfsfuncties. Vanuit het oogpunt milieu betekent dit minder ruimteverliezen en een betere benutting van de infrastructuur. Vanuit economisch oogpunt is een dergelijke samenwerking vooral interessant voor KMO‟s. Bijvoorbeeld: gezamenlijke laad-, los en overslagzones, gezamenlijke parkeerplaatsen, gemeenschappelijke waterbekkens of waterzuiveringsinstallatie (in combinatie met gescheiden riolering). o Stapelen van functies Het verzamelen van bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw is één van de mogelijkheden om stapeling te stimuleren. Bedrijfsverzamelgebouwen zijn vooral aangewezen voor KMO‟s. Een bedrijfsverzamelgebouw kan variëren van een gebouw met voordeurdelers tot een gebouw met een breed scala aan gezamenlijke voorzieningen (gezamenlijke receptie, reproductie, vergaderruimten,...). Bijvoorbeeld: meerlagig bouwen, verzamelen van bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw, ondergrondse voorzieningen (opslag, parkeren...). o
Intensief ruimtegebruik Horizontaal Rooilijnverplichtingen zijn een goed instrument om intensief ruimtegebruik te stimuleren. Er zijn verschillende mogelijkheden om via de rooilijn ruimtegebruik mogelijk te maken. Zo kan men in de stedenbouwkundige voorschriften bepaalde maatregelen opleggen. Bijvoorbeeld: verkavelingspatroon zonder restruimtes, bouwen tot tegen de perceelgrenzen, grote terreinen voorbehouden voor gebouwen van grote omvang. Tijdsdimensie Bij de herontwikkeling van een gesaneerd terrein moet rekening gehouden worden met de lokale draagkracht. Zo is het niet steeds mogelijk om gelijkaardige bedrijfsactiviteiten in te planten zoals die in het verleden plaatsvonden. Dit kan te maken hebben met aspecten zoals de historische milieubelasting, het imago van de streek, het ontbreken van bufferzones of het transport van en naar het terrein. Bijvoorbeeld: snel hergebruik van vrijgekomen panden of terreinen, flexibele gebouwen die gemakkelijk aanpasbaar zijn aan nieuwe functies, ontwikkelen van brownfields. 16
Facetten van West-Vlaanderen, Duurzame kwaliteit voor bedrijventerreinen, WVI, 2006.
32
2) Duurzame mobiliteit o Efficiënt gebruik van transportmiddelen Bedrijven kunnen hun transportmiddelen efficiënter gebruiken door hun vervoersstromen op elkaar af te stemmen en samen te werken op gebied van voor- en natransport. Bijvoorbeeld: combineren van vrachten van verschillende bedrijven, combineren van heenen terugladingen. o Gebruik van hoogwaardig (collectief) personenvervoer Eens het bedrijventerrein geëxploiteerd en beheerd wordt, kan de beheerder van het terrein via vervoersmanagement het gebruik van hoogwaardig personenvervoer aanmoedigen. Vervoersmanagement betekent dat bepaalde mobiliteitsaspecten door de beheerder georganiseerd en gecoördineerd worden (bv. carpoolsysteem, shuttledienst tussen station en terrein...). Essentieel is dat er een goed inzicht wordt verkregen in het aantal werknemers, hun werktijden en hun woonplaats. Vervoersmanagement kan ook gebruikt worden om het vrachttransport op het terrein beter te coördineren. Bijvoorbeeld: vlotte ontsluiting voor het openbaar vervoer, gebruik van trein, fiets, carpool... o Stimuleren van multimodaal transport Een ontwikkelaar kan multimodaal transport stimuleren door segmentering of zonering van het terrein in functie van goederenstromen. Dit betekent dat watergebonden bedrijven nabij bevaarbare waterwegen worden gelokaliseerd, bedrijven die gebruik maken van de spoorweg gesitueerd worden rond spoorwegen etc... Bijvoorbeeld: Voorzien van bedrijventerreinen nabij knooppunten van spoor-, weg- en/of waterwegen. o Concentratie van verkeersgenererende activiteiten Transportbedrijven met grote goederenstromen over de weg worden bij voorkeur gesitueerd in een zone met een vlotte bereikbaarheid naar de hoofdontsluitingsweg. Activiteiten met een minder grote verkeersaantrekking kunnen langs secundaire wegen op het terrein gesitueerd worden, terwijl de bedrijven met een beperkte tewerkstelling, weinig goederentransport of bezoekers gesitueerd worden in de minst bereikbare zones van het terrein. Bijvoorbeeld: bundeling van de bedrijventerreinen langs hoofdinfrastructuur, in de buurt van steden of economische kerngebieden. o Multifunctioneel ruimtegebruik Er moet steeds naar een evenwicht worden gezocht tussen functiemengeling en functiescheiding: scheiding waar nodig, menging waar mogelijk. Functiemenging of verweving van functies kan het aantal autokilometers beperken en wordt door sommige auteurs ook aangemoedigd omwille van sociale rechtvaardigheid en culturele diversiteit17. Bijvoorbeeld: waar mogelijk verweven van wonen en werken, voorzieningen (bankautomaat, postbus,...) op het terrein, sport- en recreatiefaciliteiten op het terrein. 3) Duurzame ruimtelijke inpassing o Aandacht voor beeldkwaliteit en bestaande structuur Het groen bepaalt in grote mate de beeldkwaliteit van een bedrijventerrein. De beheerder kan bijdragen tot een hogere beeldkwaliteit door groenaanleg en/of –onderhoud aan te bieden als onderdeel van het parkmanagement. Andere onderhouds- en beheerswerken kunnen ook deel uitmaken van het parkmanagement, bijvoorbeeld gevelreiniging, beheer van de private en gemeenschappelijke verlichting,... Bijvoorbeeld: vastleggen van principes met betrekking tot de kwaliteit van de openbare ruimte (groen, reclamezuilen,...), vastleggen van principes met betrekking tot de architectuur van de bedrijfsgebouwen (materiaalgebruik, vorm van de gebouwen,...). 17
Architecture Research Institue (2002): Handreiking ruimtelijke kwaliteit bedrijventerreinen, blz. 10
33
o Beperken van hinder naar omliggende functies „Hinder‟ is een vrj ruim begrip: geluidshinder, lichthinder, stofhinder, trillingshinder, verkeershinder, etc... zijn nog maar enkele vormen van hinder. Een belangrijk middel om de hinder naar omliggende functies te beperken, is het voorzien van een buffer. Bijvoorbeeld: op lokale bedrijventerreinen kavelgroottes beperken, inrichten van het bedrijventerrein zodat milieuhinder naar de omgeving maximaal beperkt wordt (zonering, hiërarchie in ontsluitingswegen,...). o Locatiebeleid Op basis van de kenmerken van een terrein en van de bedrijfsactiviteiten worden aan terreinen specifieke vestigings- en ontwikkelingsperspectieven toegekend, zodat aan ieder bedrijf de ruimtelijk meest geschikte terreinen kan worden aangeboden. Bijvoorbeeld: differentiatie van bedrijventerreinen, bedrijventerreinen inplanten langs routes openbaar vervoer of (waar mogelijk) langs woonwijken. 4) Duurzame bedrijfsprocessen o Cascades Hoewel duurzame processen hoofdzakelijk een opdracht zijn voor de bedrijven, kan de ontwikkelaar of de beheerder via bepaalde inrichtings- en beheersmaatregelen deze samenwerking tussen bedrijven bevorderen. Hoe meer bedrijven geclusterd worden, hoe meer mogelijkheden er bestaan op samenwerking. Geografische nabijheid is essentieel voor het slagen van mogelijke uitwisselingen: een kleine afstand betekent immers een beperking van transport- en energieverlies. Bijvoorbeeld: samenwerking tussen bedrijven met benutting van restwarmte of koude, benutten van proceswater voor koeling, voeding, spoeling, nuttige toepassing en hergebruik van afvalstoffen als grond- of hulpstof. o Gesloten kringlopen (Cradle to cradle: C2C) Duurzame processen zoals gesloten kringlopen en cascades zijn gemakkelijker te realiseren op bestaande terreinen. Het inzicht in de huidige stromen van de bedrijven is van groot belang voor het creëren van samenwerkingsverbanden. De haalbaarheid van initiatieven is gemakkelijker in te schatten als men reeds weet welke bedrijven zich op het terrein bevinden. Bijvoorbeeld: hergebruik van (gezuiverd) afvalwater (in plaats van grond- of drinkwater) als proceswater, gezamenlijk (her)gebruik van regenwater als spoelwater, hergebruik van reststoffen als grond- of hulpstof. o Vrije capaciteit van utilities18 benutten Verschillende bedrijven op een zelfde terrein kunnen gezamenlijk gebruik maken van utilities. Zo kan de vrije capaciteit van bestaande installaties worden verkocht aan verschillende bedrijven op hetzelfde terrein. Een dergelijk „overschot‟ aan capaciteit kan het gevolg zijn van efficiëntieverbeteringen in het productieproces, de inkrimping van productie, het sluiten van een fabriek of het niet aanspreken van reserves. Het benutten van deze overschot zorgt ervoor dat men geen andere bronnen moet aanspreken. o Gebruik van hoogwaardige utilities/nutsvoorzieningen19 met hoog rendement De standaard utilities en nutsvoorzieningen bieden vaak weinig mogelijkheden voor de optimalisatie van energie- en materiaalstromen. Voorzieningen met een hoog rendement kunnen hiervoor een alternatief bieden. Deze voorzieningen streven naar een zo groot
18
Met utilities wordt bedoeld: alle installaties voor de opwekking van electriciteit, de productie van stoom, proceswater of perslucht en de zuivering van afvalwater. 19 Met nutsvoorzieningen wordt bedoeld: alle voorzieningen van gas, water en electriciteit, rioleringen...
34
mogelijke reductie van de inzet van fossiele brandstoffen en van de emissie van schadelijke stoffen. Bijvoorbeeld: gebruik van warmtekracht-koppeling voor de levering van warmte, kracht en CO2, gebruik van biomassavergisting van organisch afval waarbij biogas als brandstof gebruikt kan worden, gebruik van zonne-, water- en windenergie voor warmtepompen, verlichting en reclame, gebruik van gescheiden rioleringen... o Afvalmanagement20 Gezamenlijk afvalbeheer is niet altijd even vanzelfsprekend: zo ligt samenwerking op dit vlak bij sommige bedrijven moeilijk omdat afvalproducten veelal een goede indicatie geven over de heersende processen binnen het bedrijf, en dus een mogelijke bron is van vertrouwelijke informatie. Bij deze samenwerkingsvorm is dus omzichtigheid van doen (bv. door geheimhoudingscontracten, het inschakelen van externe afvalverwerkers...). Naast afvalverwerking kan ook afvalpreventie een onderdeel zijn van het afvalmanagement. Het ondersteunen van de bedrijven bij het zoeken naar mogelijkheden om het ontstaan van afval te voorkomen, kan door parkmanagement georganiseerd worden. Een combinatie met andere duurzaamheidsprincipes kan ook tot afvalreductie leiden: hoe meer cascades en gesloten kringlopen er op het terrein aanwezig zijn, hoe minder afval in totaal geproduceerd zal worden. Bijvoorbeeld: het opzetten van preventieteams of –kringen, een collectief afvalcontract... 5) Duurzaam werk- en leefklimaat o Duurzaam werkklimaat Volgens de definitie van duurzaamheid kunnen ontwikkelingen pas duurzaam genoemd worden als ze op vlak van milieu, economie én sociaal-maatschappelijk positieve effecten genereren. Dit laatste thema behelst duurzame principes met een sociale dimensie: ze kunnen bijdragen tot het behoud en/of de verbetering van het kwaliteitsniveau en het leef- en werkklimaat op en in de omgeving van het bedrijventerrein. Een stimulatie van een duurzaam werkklimaat kan erin bestaan bij de inrichting van het terrein aandacht te besteden aan het creëren van een aangenaam werklandschap of functiemenging op het terrein. Bijvoorbeeld: aangepaste verlichting en collectieve bewaking op het terrein, zorgen voor goede arbeidsomstandigheden op het terrein, uitlenen van personeel aan andere bedrijven, opzetten en onderhouden van website, vacaturebank... o Duurzaam leefklimaat Voor de creatie van een duurzaam leefklimaat wordt er verwezen naar andere principes. Zo is de hinderbeperking van groot belang voor dit principe. Ook dient er aandacht besteedt te worden aan de beeldkwaliteit van het terrein. Bijvoorbeeld: communicatie met omwonenden, zorg voor sociale veiligheid en gezondheid, klachtmeldpunt oprichten... Duurzame bedrijventerreinen (DBT) zijn bedrijventerreinen waarop er samenwerking plaatsgrijpt tussen bedrijven onderling, ontwikkelingsmaatschappijen en overheden. Het doel van voornoemde acties is gericht op het verbeteren van het (bedrijfs-)economisch resultaat, de vermindering van de milieubelasting en een efficiënter ruimtegebruik.
Met de realisatie van duurzame bedrijventerreinen wordt een dubbele doelstelling nagestreefd. Enerzijds wil men een hoogwaardige, attractieve omgeving creëren voor ondernemers en werknemers en anderzijds dienen deze activiteitenzones in harmonie en overeenstemming te zijn met de functionele omgeving.
20
Afvalmanagement is de samenwerking tussen bedrijven ter voorkoming of vermindering van afvalstoffen.
35
2.2.2
De rol van parkmanagement
Parkmanagement is een samenwerkingsvorm tussen ondernemers onderling en de overheid (verenigingen/stichtingen/POM‟s), met als doel om een hoogwaardige uitstraling van de bedrijfsomgeving op lange termijn in stand te houden. De kerngedachte rond parkmanagement is dat organisaties gezamenlijk meer verantwoordelijkheid dragen met betrekking tot het beheer en de exploitatie van hun werkomgevingen. Doordat de betrokken bedrijven direct invloed hebben op beheer en exploitatie, kan het management doelmatiger, flexibeler en efficiënter worden uitgevoerd. Ten gevolge van de samenwerking kunnen eveneens kostenvoordelen bij inkoop worden behaald. Om de kwaliteit van een bedrijventerrein op peil te houden, is parkmanagement een handige tool tegen een mogelijk toekomstig verval van het terrein.
Figuur 8: Oprichting van een bedrijventerrein in de tijd (met en zonder bedrijventerreinmanagement)
Parkmanagement ondersteunt samenwerkingsacties van verschillende aard. Deze worden samengevat in het JERTS-model21. Het welslagen van (cluster)acties op duurzame bedrijventerreinen is gegrond op de juridische verankering en op de technische en ruimtelijke mogelijkheden naast de economische randvoorwaarde. De laatste jaren komt ook het sociale aspect inzake bedrijventerreinmanagement meer en meer op. Indien een initiatief kans wil maken op slagen, dan moet een geïntegreerde duurzame visie samen met deze vijf vermelde invalshoeken onderzocht worden. Het is belangrijk dat er inzake bedrijventerreinen een juridisch kader bepaald wordt22. Uit de praktijk blijkt immers dat initiatieven tot samenwerking tussen naburige bedrijven vaak stranden, ook al is er sprake van een positief totaaleffect. De oorzaak ligt veelal bij een gebrek aan juridische draagkracht die de bedrijven zekerheid en duidelijkheid verschaft
21
Van Eetvelde, G. Groeiboek Duurzame Bedrijven Terreinen (2007). Van Eetvelde, G. Deridder, K., Delange, E. & De Zutter, B. Duurzame Bedrijven Terreinen: juridisch bekeken (2007). 22
36
inzake financiële input, inzet van mensen en middelen en de duiding van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die het samenwerkingsvoorstel concretiseren23. Juridische duurzaamheid kan men omschrijven als de correcte en doeltreffende toepassing van de ruime wetgeving die bedrijfsexterne milieu-, welzijns- en kwaliteitsdoelstellingen omvat, opdat deze doelstellingen via samenwerking op bedrijventerreinen zouden worden gepotentialiseerd, ook op langere termijn. Inzake de juridische aspecten binnen bedrijventerreinen is het belangrijk dat er een identificatie en kwalificatie is van de diverse partijen (gaande van de gevestigde bedrijven op het bedrijventerrein, de terreinontwikkelaar, tot de overheid, omwonenden en alle andere stakeholders van het terrein). Hierbij speelt de communicatie tussen de verschillende partijen een grote rol en dienen de kanalen die dit bevorderen juridisch uitgeklaard te worden. Concrete samenwerkingsinitiatieven tussen bedrijven op een industrieterrein lopen meestal vast op de ventilatie van aansprakelijkheid en kosten24. Financiële, personele en juridische vraagstukken blijken steeds weer een pijnpunt te vormen waarop een eventuele wens tot samenwerking strandt. Het (juridisch) uitwerken van een samenwerkingsmodel dat tegemoetkomt aan deze problematiek blijkt een stap voorwaarts in de ontwikkeling van duurzame bedrijventerreinen. Ten grondslag van de duurzame uitbouw van bedrijventerreinen ligt echter de creatie van win-win situaties voor de betrokken bedrijven en het vergroten van de efficiëntie van de bedrijfsvoering. Deze economische stimulans is onmisbaar om de interesse van bedrijven te wekken en de slaagkans van samenwerkingsprojecten te bevorderen. Dé hefboom voor buurbedrijven om aan een gezamenlijk project deel te nemen is steeds economisch getint, weliswaar indien technisch haalbaar. De inspiratie voor bedrijfsclustering en parkmanagement is immers ingegeven door een tweeledig doel, meer bepaald het duurzaam of verantwoord ondernemen en het gebruikmaken van schaal- of keteneffecten. Enkele voorbeelden illustreren deze stelling. Het hanteren van solide ruimteregels bij de inrichting van bedrijventerreinen, bijvoorbeeld via hoogtebouw en ondergronds parkeren, laat toe de gebruiksruimte efficiënter te benutten en de groenbeleving te herwaarderen. Een andere belangrijke peiler inzake bedrijventerreinen is de economische meerwaarde25. Bedrijven zullen slechts vrijwillig deelnemen aan clusteracties indien een gunstig resultaat mag verwacht worden (aspect „profit‟ inzake triple bottom line), kort verwoord als potentiële win-win-situaties. Voorbeelden zijn directe baten op korte termijn, een betere competitieve positie op middellange termijn en een duurzame relatie met de stakeholders, inclusief de overheid, op langere termijn. Eveneens dienen de ruimtelijke randvoorwaarden getoetst te worden26. Terreinbeheer wordt in zijn meest concrete vorm vertaald als een efficiënte aanwending van de beschikbare ruimte. Zowel op regionaal niveau als wat betreft de gebruiksruimte op een bedrijventerrein is oog voor de alternatie van bouw- en groenzones, voor ketenbeheer, duurzame mobiliteit, etc. minstens aan de orde.
23
DBT Ugent website: http://www.dbt.ugent.be/index.php?page=onderzoek/management DBT-website: http://www.dbt.ugent.be/index.php?page=onderzoek/management 25 Van Eetvelde, G., Verstraeten, B., Schram, A. & Gevaert, L. (2007). Groeiboek Duurzame Bedrijven Terreinen: Economisch bekeken. 26 Van Eetvelde, G. & Matthyssen, D. (2007). Groeiboek Duurzame Bedrijven Terreinen: Ruimtelijk bekeken 24
37
De technische haalbaarheid op bedrijventerreinen dient eveneens reëel te zijn27. De techn(olog)ische onderbouwing van een clusterconcept wordt als toetsingscriterium bij uitstek beschouwd voor deelname aan een gezamenlijk project. De zogenaamde best beschikbare technieken (BBT‟s) dienen ook nagegaan te worden inzake samenwerkingsacties op bedrijventerreinen. Naarmate nieuwe technologiën zich continu ontwikkelen, ontstaan voor bedrijven meer alternatieven voor bestaande en bedrijfsinterne technieken. Algemeen kan gesteld worden dat het technisch draagvlak om bedrijventerreinen te verduurzamen voldoende aanwezig is, maar dat er enkel een gedegen beleidsmatig en competitief kader ontbreekt. Op beleidsvlak dienen instrumenten aangereikt die een toetsingskader scheppen dat gestoeld is op bedrijfsexterne zorg en dus verder reikt dan de grenzen van een bedrijfsterrein; dat bijgevolg kwaliteit en duurzaamheid nastreeft in tijd en ruimte. De rol die in dit proces voor de overheid is weggelegd, overstijgt de visievorming inzake beeldkwaliteit van bedrijventerreinen. Van de overheid wordt daadkracht verwacht op tal van vlakken, zoals ondersteuning voor gemeenschappelijke initiatieven op bedrijventerreinen via cofinanciering, steunmaatregelen, fiscale hefbomen en alternatieve voordelen voor clusterprojecten met sociaal-economische meerwaarde, flexibiliteit inzake samenwerking met lokale besturen, bijvoorbeeld inzake onderhoud van wegenis en groenassen op bedrijventerreinen etc. Een gebalanceerde taakverdeling tussen bedrijvenclusters en overheden wordt hierbij als synergie aanzien, al dan niet uitgewerkt via een publiek-private samenwerking. Daarnaast dienen clusterbedrijven en bedrijventerreinen een reëel (duurzaam) voordeel te halen uit samenwerkingsprojecten, opdat ze in competitiviteit zouden toenemen. Hier kunnen technische en operationele ingrepen een impuls betekenen voor de beoogde clusterinitiatieven door schaaleffecten uit te spelen en samenaanpak als lastenvermindering te aanzien. Dit vergt echter een terreinmanager of managementstructuur die een sturende en begeleidende rol speelt bij de implementatie van samenwerkingsacties. Slechts wanneer eerste positieve ervaringen worden gedeeld en een gunstige weerslag op de bedrijfs- en terreinuitstraling wordt ervaren, zullen bedrijven geneigd zijn verdere clusteractiviteiten aan te vatten. Een informeel clusterverband kan aldus evolueren naar een formele vorm van terreinbeheer, waarbij de beoogde competitiviteit in een correct technisch kader wordt ingebed. Het realiseren van technische duurzaamheid op bedrijventerreinen, namelijk met meerdere bedrijven samen een collectief antwoord bieden op product- en procesaangelegenheden die bedrijfsoverschrijdend zijn en aldus een gemeenschappelijke visie en missie ontwikkelen inzake terreinaangelegenheden, ligt in het verschiet mits wordt voorzien in de nodige (structurele) inspanningen én daadkracht. Een steeds meer opkomende trend is de verrechtvaardiging van sociale acties op bedrijventerreinen. Acties die het bedrijventerrein aantrekkelijker maken voor de werkgever, de werknemers en de omgeving zorgen voor betere contacten en een vlotter overleg met naburige bedrijven, omwonenden en lokale overheden. Ook zijn acties aan de orde op talloze andere domeinen, zoals jobbeurzen, ICT (websitebeheer), beveiliging en onthaal (collectief ontvangstgebouw, collectief restaurant, kinderopvang, strijkdienst etc...). Het evolutief proces dat zich heden onspint op bedrijventerreinen doorbreekt dus de grenzen van bedrijfsinterne procesvoering. Kwaliteitsvolle bedrijvigheid floreert met name wanneer bedrijven clusteren en gezamelijk materies aanpakken die een collectieve meerwaarde 27
Van Eetvelde, G. & Dierick, B. (2007). Groeiboek Duurzame Bedrijven Terreinen: Technisch bekeken
38
hebben én wanneer hiervoor een aanvaard (technisch) beoordelingskader bestaat. Dan ontstaan duurzame bedrijventerreinen in de meest ruime betekenis van dit concept. Ze dragen daadwerkelijk bij tot de verwezenlijking van de verduurzaamheidsgedachte op een terrein en genereren op termijn voor alle betrokken partijen een winstsituatie, zowel op ruimtelijk, economisch, juridisch, technisch als sociaal vlak. Algemeen worden veel voordelen ondervonden bij de toepassing van parkmanagement28 op bedrijventerreinen. Hieronder worden enkele principes en voordelen weergegeven. - Beter economisch klimaat De uitstraling van een bedrijventerrein is van groot belang voor de gevestigde bedrijven, hun werknemers en de directe omgeving. Kwaliteit is daarbij een sleutelfactor. Een kwaliteitsvol bedrijventerrein draagt immers op een positieve manier bij tot een beter economisch klimaat. - Samenwerking is essentieel Op een duurzame manier werken aan een kwaliteitsvol bedrijventerrein kan alleen wanneer alle neuzen in dezelfde richting wijzen. Samenwerking en een goede verstandhouding tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en de overheid is dus essentieel. Parkmanagement is immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven en de lokale overheid. Door zowel met private als met publieke belangen rekening te houden, kunnen problemen tijdig worden opgevangen. Op deze manier samenwerken creëert meerwaarde voor alle betrokken partijen. Bovendien helpt parkmanagement op langere termijn de bedrijven om kosten te besparen, de werkomstandigheden te verbeteren en de belasting op de leefomgeving te beperken. Welke voordelen biedt parkmanagement ? Economische voordelen: Positief bedrijfsimago door een goede beeldkwaliteit Meerwaarde voor bedrijfsgebouwen en –gronden Kosten- en tijdsbesparing door gezamenlijke initiatieven Gemeenschappelijk onderhandelingsplatform Sociale voordelen: Aantrekkelijke en veilige werkomgeving voor werkgever en werknemers Betere contacten met naburige bedrijven Vlotter overleg met de lokale overheden Betere verstandhouding met omwonenden Ecologische voordelen: Vermindering van energieverbruik Mogelijkheid tot gecoördineerd afvalbeheer en –preventie Optimale waterhuishouding en ruimtegebruik op het bedrijventerrein Mogelijkheid tot gecoördineerde aanpak om te voldoen aan milieuregels
28
POM Antwerpen: http://www.provant.be/ondernemen/bedrijfsvestiging/trends/parkmanagement/index.jsp
39
Mogelijke initiatieven: van groenonderhoud tot kinderopvang… Parkmanagement biedt veel voordelen. Deze samenwerking tussen bedrijven leidt immers tot win-win-situaties voor alle deelnemende bedrijven en overheden. Naargelang hun eigen behoeften en wensen geven de gevestigde bedrijven zelf hun samenwerking een concrete invulling. Voorbeelden van mogelijke initiatieven zijn: Gezamenlijk onderhoud van infrastructuur: Verkeerscirculatieplan en bewegwijzering Groen- en waterbuffers Parkeerfaciliteiten Bedrijfsgebouwen Collectieve aankoop van goederen en diensten: Consortiumbeveiliging en – bewaking (brand/inbraak) Afvalverwerking en –preventie Onderhoud privégroen Energie of water Voorzieningen voor bedrijven: Gezamenlijke weegbrug Vergader- en onthaalruimte Vrachtwagenwasplaats Bewegwijzering Voorzieningen voor werknemers: Betere verbindingen openbaar vervoer Bedrijfsfietsen Bedrijfsrestaurant Kinderopvang Organisatie van netwerkevents Bijscholing- en opleidingsinitiatieven In de praktijk is parkmanagement dus duidelijk een breed en rekbaar begrip. In de meeste gevallen beperkt het zich tot: de beeldkwaliteit van het terrein het onderhoud van wegen, gebouwen en (openbaar) groen veiligheid (security) Parkmanagement kan echter veel verder gaan en heeft raakvlakken met vele vormen van interbedrijfssamenwerking. Zowel de lokale overheden, de terreinbeheerders als de bedrijvenverenigingen kunnen hier een rol in spelen. Om deze reden is het belangrijk om bij diverse projectwerkingen steeds naar maximale samenwerking met alle betrokken organisaties te streven.
40
3. Beleidskader In dit hoofdstuk wordt het huidige beleidskader in Vlaanderen anno 2011 weergegeven zodat de lezer een goed idee krijgt inzake de achtergrond van het Vlaamse beleidskader en de Vlaamse wetgeving. Het strategisch beleid in Vlaanderen streeft naar een verzoening tussen economie en ecologie. De overheid stimuleert de duurzame uitbouw en inrichting van bedrijventerreinen onder meer via subsidies. Zo is er het regionaal Programma Innovatieve Acties in Vlaanderen (PIAV) 'Duurzaam beheer & duurzame inrichting van bedrijventerreinen', het besluit van de Vlaamse regering houdende subsidiëring van bedrijventerreinen, en talloze regionale impulsprogramma's. Basisdoelstelling van verduurzaming is steeds het verbeteren van het bedrijfs-economisch resultaat door het zgn. 'collectief ondernemen', hetzij via private interbedrijfssamenwerking, hetzij als publiek-private samenwerking met betrokken overheden. In duurzame industriezones wordt via bedrijfsclustering de realisatie beoogd van onder meer duurzame bedrijfsprocessen, duurzame terreininrichting en duurzaam facilitair en/of utilitair beheer. Gezamenlijk actie ondernemen vergt evenwel een juridische onderbouw, alsook kennis van de 'fundamenten van de samenwerkingsproblematiek'. Een procentuele steun voor de investeringen is nodig voor het bouwrijp maken van de individuele kavels op bedrijventerreinen. Deze investeringen kunnen enkel bestaan uit wegenis, riolering, verlichting, waterdistributie, buffers (water, groen), parkings, kades, spoor, enz... en hun ontsluitingen die bestemd zijn voor opneming in het openbaar domein. In ruil voor de steun wordt van de ontwikkelaars verwacht dat zij het bedrijventerrein op een duurzame manier aanleggen en onderhouden. De duurzame maatregelen moeten uitgewerkt worden in verschillende deelplannen betrekking hebbende op de inrichting van het terrein, de uitgifte van de verschillende bedrijfskavels en het beheer van het openbaar en privaat domein. De maatregelen om het beheer af te dwingen worden opgenomen in de overeenkomst tot verkoop, verhuur of ander gebruik van de bedrijfskavel. De jaarlijkse enveloppe bedroeg in 2009 40 miljoen euro zowel voor de steun aan bedrijventerreinen als aan bedrijfsgebouwen. De normering en regelgeving inzake duurzame bedrijventerreinen werd vastgelegd in diverse besluiten: Decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid van 31 januari 2003 Het decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid is de decretale basis voor de subsidies die verleend worden voor de aanleg van bedrijventerreinen en bedrijfsgebouwen. De basisregels in verband met de subsidiëring staan hierin opgenomen. Sinds 2005 worden Vlaamse projecten ondersteund door subsidies van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Dit fonds tracht de ongelijkheden tussen regio‟s te verminderen, het concurrentievermogen te vergroten, werkgelegenheid te creëren en de cohesie tussen de regio‟s te versterken.
41
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van bedrijventerreinen, wetenschapsparken en bedrijfsgebouwen van 5 september 2003 (zgn. Subsidiebesluit) Begin 2003 werd een nieuw decreet gestemd waarin de subsidies voor bedrijventerreinen worden geregeld. In september 2003 is het uitvoeringsbesluit goedgekeurd. Voorts is er ook een ministerieel besluit goedgekeurd dat de procedure in detail regelt. Dit besluit is van belang omdat het expliciet verwijst naar drie noodzakelijke instrumenten. Deze instrumenten moeten voorhanden zijn vóór subsidies kunnen worden aangevraagd. Er wordt in het subsidiebesluit van september 2003 onderscheid gemaakt tussen oude en nieuwe bedrijventerreinen29. Het Vlaamse subsidiebesluit dat de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen ondersteunt, voorziet dat nieuwe bedrijventerreinen CO2-neutraal moeten zijn op individueel bedrijfsniveau. Het Europees ondersteunde project 'Eco2profit' gaat hierop verder en wil de terreinontwikkelaars en de bedrijven in de grensregio Vlaanderen-Nederland stimuleren tot het nemen van CO2-reducerende maatregelen. De focus ligt op het benutten van potenties bij de terreinontwikkeling, tijdens bedrijfsprocessen en duurzame energieopwekking. Eco2profit wil, naast een positieve impact op het milieu, bijdragen tot een kostenbesparing en efficiëntieverbetering. Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 van 19 december 2003, hoofdstuk XXVI (bedrijventerreinen) Het decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 bevat in hoofdstuk XXVI een aantal regels met betrekking tot bedrijventerreinen. Dit decreet voorziet in de mogelijkheid om een onteigeningsmachtiging te verkrijgen voor de verwerving van de gronden in een te (her)ontwikkelen bedrijventerrein. Daarnaast vormt dit decreet de decretale basis voor de verplichtingen inzake lange termijnbeheer en zorgvuldig ruimtegebruik van bedrijventerreinen gekoppeld aan de onteigeningsmachtiging of het verkrijgen van subsidies. Deze elementen worden geregeld door de artikelen 73 tot 76 van het decreet. Meer bepaald stelt artikel 76 van het programmadecreet dat de verkoopaktes van gronden die met tussenkomst van het Vlaams Gewest (her)aangelegd werden of bij toepassing van artikel 73 werden verworven, clausules dienen te bevatten die de modaliteiten bepalen waaraan de grond kan worden teruggekocht indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Daarnaast verplicht het decreet in het kader van het beleid inzake zorgvuldig ruimtegebruik om in de contracten van terbeschikkingstelling een bouw- en exploitatieverplichting op te nemen binnen bepaalde termijnen. Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen van 11 april 2008 (zie bijlage 1). Dit besluit stelt de nadere regels vast m.b.t. de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, alsook dus bij de inplanting van bedrijventerreinen in de omgeving. Er wordt in het besluit onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van bedrijventerreinen.
29
Een nieuw bedrijventerrein is dan een bedrijventerrein dat voldoet aan bovenstaande definitie en dat
aangelegd of uitgebreid wordt op gronden die daartoe vroeger niet gebruikt werden. Een verouderd bedrijventerrein is een bedrijventerrein dat voldoet aan bovenstaande definitie van bedrijventerrein en dat al dan niet verlaten of onderbenut heraangelegd of heringericht wordt om economische, ruimtelijke, milieuwetgevings- of bodemsaneringsredenen; de infrastructurele heraanleg moet minstens 20 jaar opgeleverd zijn.
42
Zo worden in het RUP volgende bedrijventerreinen onderscheden: - Gemengd regionaal bedrijventerrein (GRB) - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren (K) - Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter (WA) - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor wetenschapspark (W) - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, -distributie en logistiek (T) - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor luchthavengebonden bedrijven (L) - Gebied voor zeehaven – en watergebonden bedrijven (Z) - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel (KH) - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor agro-industrie (AI) - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage (AR) - Bedrijventerrein voor een historisch gegroeid bedrijf (HGB) - Bedrijventerrein voor een bestaand regionaal bedrijf (BRB) Besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijvencentra en doorgangsgebouwen Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijfsgebouwen bepaalt de subsidiepercentages en –voorwaarden waaronder bedrijvencentra en doorgangsgebouwen kunnen ondersteund worden. Er worden subsidies voorzien voor bedrijvencentra, specifieke bedrijvencentra en strategische bedrijvencentra en doorgangsgebouwen, telkens gericht naar startende ondernemingen of doorgroeiende ondernemingen. Dit besluit kent verschillende provinciale uitvoeringsbesluiten. Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen bepaalt de subsidiepercentages en –voorwaarden waaronder de (her)aanleg van infrastructuur op bedrijventerreinen kan ondersteund worden. Er worden subsidies voorzien voor voortrajecten (studie- en proceskosten) en de (her)aanleg van infrastructuur op nieuwe bedrijventerreinen, brownfields, verouderde bedrijventerreinen en wetenschapsparken. Indien de ontwikkeling van een bedrijventerrein gehypothekeerd wordt door een uitzonderlijk hoge kost wordt hiervoor een specifiek steunregime voorzien. Een belangrijke vernieuwing van dit subsidiebesluit is dat voortaan ook subsidies verleend worden voor het voeren van een beheer op bedrijventerreinen. Deze subsidie komt toe aan de beheerder van het bedrijventerrein. Dit kan de oorspronkelijke ontwikkelaar van het bedrijventerrein zijn, maar ook een publieke instantie aan wie het beheer werd overgedragen door deze ontwikkelaar. Artikel 43 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring bedrijventerreinen bepaalt dat subsidies die toegekend werden onder het steunregime van vorige subsidiebesluiten verder worden afgehandeld volgens de procedureregels en de subsidiepercentages van die subsidiebesluiten.
43
Het Ministerieel Besluit van 1 oktober 2007 houdende de uitwerking van de CO2neutraliteit op de bedrijventerreinen (B.S. 15 oktober 2007) Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen verplicht ontwikkelaars van bedrijventerreinen die subsidie krijgen voor de (her)aanleg van infrastructuur op hun bedrijventerrein om een CO2-neutraal bedrijventerrein te (her)ontwikkelen. De verplichting heeft betrekking op de bedrijven die zich vestigen op de nieuwe kavels die uitgegeven worden na (her)aanleg van het bedrijventerrein. Artikel 1 16° van het subsidiebesluit definieert CO2-neutraliteit als: „het CO2-neutrale elektriciteitsverbruik van de bedrijven op het bedrijventerrein of de compensatie van hun CO2-emissies tengevolge van hun elektriciteitsverbruik‟. De minister bepaalt de wijze waarop deze CO2neutraliteit wordt gerealiseerd. Artikel 42 van het subsidiebesluit geeft de minister de mogelijkheid om specifieke regels uit te vaardigen m.b.t. de handhaving van deze verplichting. In uitvoering hiervan kwamen twee ministeriële besluiten tot stand die de verplichtingen inzake CO2-neutraliteit nader preciseren. Op 1 oktober 2007 werd het ministerieel besluit houdende de uitwerking van de CO 2neutraliteit op de bedrijventerreinen door de minister ondertekend. Het MB werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 15 oktober 2007. Dit ministerieel besluit werd gewijzigd door het ministerieel besluit van 5 juni 2009 tot wijziging van artikelen 5, 6, 8, 10 en 11 van het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 houdende de uitwerking van de CO2neutraliteit op de bedrijventerreinen dat op 8 juli 2009 gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad. In 2009 heeft de Vlaamse Regering een ontwerp voor een actualisatie van het RSV o.m. betreffende bedrijventerreinen vastgesteld. Dit ontwerp voorziet in een bijkomende taakstellingen (+ effectief bijkomende terreinen) in een planperiode tot 2012, wat de mogelijkheid biedt om zones voor bijkomende bedrijventerreinen aan te duiden. Vlaanderen in actie (ViA 2020) Vlaanderen in actie is het ambitieuze toekomstproject om Vlaanderen tegen 2020 naar de top vijf van Europese regio's te leiden op het vlak van geproduceerde en verdiende welvaart. Door een ondersteuning van het beleid stelt de regering alles in het werk om Vlaanderen te laten uitgroeien tot een competitieve polyvalente kenniseconomie die op een duurzame manier welvaart creëert. Concreet wil men volgende doelstellingen verwezenlijken: Meer welvaart en welzijn creëren met een ondersteuning van de huidige welvaart Een competitieve en duurzame economie (eco-efficiënt + energie) Meer mensen aan de slag, in meer werkbare jobs en in gemiddeld langere loopbanen Levenskwaliteit van hoog niveau Efficiënt en doeltreffend bestuur Dit toekomstproject heeft ook zijn weerslag op de ondernemerscultuur en dus ook op de samenwerking die plaatsgrijpt op de bedrijventerreinen. Door een sterke ondernemerscultuur te ondersteunen, stijgt het ondernemerschap en de waardering aanzienlijk, waardoor het Vlaamse Gewest meer ondernemingen wil aantrekken. In Vlaanderen zullen er belangrijke planningsinspanningen moeten gebeuren om de langetermijnvraag naar bedrijven te kunnen invullen. De ruimte die hiervoor nodig is, zal wetenschappelijk bepaald worden in het kader van RSV-2020. Een economisch activeringsbeleid en de filosofie van de ijzeren voorraad dienen tegen 2020 het aantal effectief bruikbare bedrijventerreinen te verhogen tot minimaal 95% van het totale aantal bestemde bedrijventerreinen.
44
Duurzame ontwikkeling heeft in de zoektocht naar meer welvaart en welzijn een strategische meerwaarde. De Vlaamse regering wil tegen 2020 werk van een „kringloop‟-economie met een zo laag mogelijk grondstof-, energie-, materiaal- en ruimtegebruik en een zo beperkt mogelijke impact op milieu en natuur, in Vlaanderen en de rest van de wereld. In de energiesector moet een verdere diversificatie van het energieaanbod komen met een groeiend aandeel hernieuwbare energie in het eindgebruik. Eveneens dient men te investeren in een versnelde modernisering van de distributienetten (kabels, transformatoren, elektronica) en in een aangepaste infrastructuur. In het kader van Vlaanderen in Actie wil de Vlaamse regering initiatieven en ontwikkelingen voor bedrijven verder te stimuleren. Ondernemingen kunnen een belangrijke en strategische rol spelen in de bevordering van duurzame ontwikkeling en de uitvoering van de hierop gerichte beleidsstrategieën. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is de invulling van deze rol. Het betekent dat ondernemingen een strategie uittekenen die de drie dimensies „maatschappij‟, milieu en economie in hun geheel beschouwt en evenwichtig benadert. Stakeholdersoverleg en transparantie zijn hierbij kernwoorden. Vlaanderen realiseert een sluitend, kwalitatief hoogstaand subregionaal aanbodbeleid van economische ruimte, zowel verweven als op bedrijventerreinen. Een actief verwevingsbeleid integreert brownfields die economisch nog inzetbaar zijn, en voorkomt veroudering van bedrijventerreinen. Er wordt ingezet op verweving en multifunctionaliteit, zowel in de stedelijke ruimte als op bedrijventerreinen. Een aangepast locatiebeleid stemt de locatie-eisen van de onderneming en de locatiekenmerken van de plek op elkaar af, ondermeer gebaseerd op een operationele segmentatie- en mobiliteitseffectrapportage. De overheid voert voor de activiteitenzones een gericht locatiebeleid voor het woonwerkverkeer. Dit houdt in dat bij de ontwikkeling van nieuwe (grootschalige) bedrijventerreinen of kantorenzones de bereikbaarheid via duurzame verplaatsingswijzen op voorhand wordt voorzien. Verder biedt men via gezamenlijke initiatieven (zoals bedrijfsvervoerplannen, telewerk…) alternatieven voor de wagen als woonwerktransportmiddel aan.
45
Vlaams Klimaatsbeleidsplan 2006-2012 Het Vlaams Klimaatsbeleidplan is een strategisch plan dat na een brede publieksconsultatie binnen de Klimaatconferentie definitief is goedgekeurd. De doelstelling van het plan is om de Kyotodoelstelling te halen. Vermoedelijk zal 80 % van de Kyotodoelstelling met binnenlandse maatregelen overbrugd kunnen worden. Naar bedrijventerreinen toe, is deze problematiek ook relevant, aangezien samenwerkingssynergieën m.b.t. duurzame en groene energie de CO2-uitstoot verder laten dalen. Ook het ontwerp Vlaams Toewijzingsplan inzake CO2-emissierechten werd na publieksconsultatie goedgekeurd. Hiermee zullen een 180-tal Vlaamse bedrijfsvestigingen rechtstreeks kunnen participeren aan de Europese emissiehandel in 2008-2012. Het klimaatplan is gebouwd op het principe dat binnenlandse maatregelen prioritair zijn. Nieuwe initiatieven zijn: Gezien de stijgende impact op het elektriciteitsverbruik van airco's, zal natuurlijke en hernieuwbare koeling gestimuleerd worden tijdens de bouwfase. Voor bestaande gebouwen moet een beleidsvoorbereidend onderzoek in kaart brengen welke maatregelen voor alternatieve koeling nodig en uitvoerbaar zijn. Er wordt voorzien in controles en opvolging. Aansluitend op de convenanten gericht op energiebesparing binnen bedrijven, zal ook ingezoomd worden op hun omgeving via duurzame bedrijventerreinen en het aanmoedigen tot analyseren van mobiliteitskeuzes van werknemers en voor producten en goederen. In samenwerking met de ondernemingen in de koelsector zullen heel specifieke sensibiliseringsacties op touw gezet worden op het vlak van onderhoud, alternatieven voor F-gassen en lekreducerende technieken. Bij de opleidingen van beroepen in de bouwsector wordt maar weinig onderricht gegeven over duurzaam bouwen en wonen, energieprestatie en energiezuinig renoveren. Om dit te verbeteren zal als eerste stap een studie de mogelijkheden op het vlak van opleidingen in kaart moeten brengen. Bij de regulering van de distributie zal onderzocht worden hoe men meer rekening kan houden met autonome elektriciteitsproductie op basis van hernieuwbare energiebronnen en desgevallend WKK. Naast de prioriteit op woon-werkverkeer zal voor bepaalde verkeersvormen, zoals recreatief verkeer, worden gezocht naar maatregelen op maat. In het kader van netmanagement bij De Lijn zal bijkomende aandacht gericht worden op attractiepolen met hoog reizigerspotentieel voor bediening door openbaar vervoer, zoals shoppingcentra, recreatiedomeinen en zwembaden. Aansluitend op de convenanten gericht op energiebesparing binnen bedrijven, zal ook ingezoomd worden op hun omgeving via duurzame bedrijventerreinen en het aanmoedigen tot analyseren van mobiliteitskeuzes van werknemers en voor producten en goederen.
46
4. Resultaten In dit hoofdstuk worden de eigenlijke resultaten besproken die verzameld werden uit de enquêtes. Daarbij komt dan nog de aanvullende informatie die werd ingewonnen via interviews en beschrijvende, informatieve websites eigen aan bedrijventerreinen. De resultaten worden opgedeeld per provincie en vergeleken in een tabel met een voorgaande studie30 die gemaakt werd door de Universiteit van Gent in 2007. Het vergelijken is noodzakelijk om inzicht te verwerven in de verduurzaming van de samenwerkingsacties. Per provincie worden de belangrijkste actoren inzake samenwerking op het terrein nog kort omschreven. Zo kan de lezer zich een beeld vormen hoe de samenwerking plaatsgrijpt en welke accenten de ontwikkelingsmaatschappijen leggen. Er wordt een onderverdeling gemaakt tussen sociale, technische, economische en ruimtelijke aspecten. De sociale aspecten omvatten samenwerking m.b.t. sociale actoren zoals: beveiliging, netwerking, infosessies, websites, evenementen, kinderopvang etc... De technische aspecten omvatten samenwerking rond infrastructuurwijzigingen zoals: grijsonderhoud, technische infosessies (bv. brandbeveiliging) en bepaalde realisaties zoals bijvoorbeeld de uitbating van waterzuiveringsinstallaties etc... De economische aspecten omvatten samenwerking rond milieu-aspecten zoals: collectief groenbeleid, groepsaankoopacties en acties rond energie etc... De ruimtelijke aspecten omvatten samenwerking rond ruimtelijke veranderingen zoals: bedrijfsgebouwen, aspecten rond bouwen, bewegwijzering, intensief ruimtegebruik etc... De samenwerking wordt ook gemarkeerd met een score op 5 . Het aantal sterren wordt bepaald door de aard van de acties die plaatsgrijpen op het terrein. Hoe hoger deze score, hoe meer samenwerkingsacties er gebeuren en hoe beter/vlotter de samenwerking op het terrein verloopt. Enkel de bedrijventerreinen die besproken werden in de voorgaande studie komen hier aan bod. Op die manier kan een vergelijking gedaan worden inzake de verduurzaming van samenwerkingsacties op bedrijventerreinen in 2007 en 2011. De acties die gekend waren in 2007 volgens de JERTS-methodologie, alsook de provinciekaarten werden overgenomen uit de vorige studie. Aangezien dit onderzoek meer bedrijventerreinen heeft geanalyseerd dan de voorgaande studie, wordt er voor de volledige lijst van behandelde bedrijventerreinen verwezen naar het afzonderlijk excel-bestand.
30
Van Steelandt, W., & Van Eetvelde, G. (2007). Duurzame bedrijventerreinen in Vlaanderen: een analyse.
47
4.1
Resultaten West-Vlaanderen
Figuur 9: Overzicht grondgebied West-Vlaanderen
48
Nummer 1 A B C D 2
A B C 3 A B C D E F G 4 A B C D E 5
Gemeente Bedrijventerrein ZUID-WEST VLAANDEREN Kortrijk/Kuurne Kortrijk-Noord Wevelgem Gullegem - Moorsele Anzegem Vichte - Jagershoek Zwevegem Esserstraat BRUGGE Blauwe Toren Herdersbrug Handelsdok Nijverheidsdok Waggelwater Haven Zeebrugge Damme Ex-Kazerne Torhout Noord Ichtegem Fabrieksweg MIDDEN-WEST VLAANDEREN Izegem Mandeldal Abele Roeselare Roeselare Haven Beveren Noord Tielt Tielt Noord Tielt Zuid Waregem Transvaal Menen Menen-Oost Lichtervelde Mortelput Wingene Verrekijker Hille WESTHOEK Diksmuide Heernisse Klaaskerke Ieper Ieper Business Park Ieperleekanaal Poperinge Sappenleen Veurne Veurne I + II Kortemark Voshoek OOSTENDE Plassendale Stene Zandvoordestraat Plassendale Beta
Opp.
Trekker / Entiteit
230 ha 170 ha 18 ha 11 ha
POM / Leiedal
90 ha 229 ha 58 ha 89 ha 69 ha 1900 ha 4 ha 29 ha 18 ha
POM / WVI
157 ha 98 ha 126 ha 74 ha 111 ha N.B. N.B. 35 ha N.B. 9 ha 51 ha
WVI
92 ha 27 ha 24 ha 253 ha 90 ha 190 ha 5 ha
POM / WVI
482 ha 69 ha 5 ha 15 ha
POM / WVI
Ugent / Hogeschool Brugge-Oostende
Tabel 4: Overzicht besproken bedrijventerreinen West-Vlaanderen
49
In West-Vlaanderen wordt het grootste deel van de bedrijventerreinen opgevolgd door de POM West-Vlaanderen en met ontwikkeling door de intercommunales Leiedal en WVI. Hierbij treedt de POM West-Vlaanderen op als stimulator (via subsidies) en kunnen de intercommunales gezien worden als uitvoerend orgaan (terreinbeheerder en trekker) op de bedrijventerreinen. Door een nauwgezet overleg tussen de provincie en de intercommunales worden de principes van parkmanagement stilaan geïntroduceerd d.m.v. lopende projecten of bindende vastlegging van parkmangement in verkoopovereenkomsten bij de invulling van nieuwe bedrijventerreinen. Het uiteindelijke doel is om door continue kwaliteitszorg een dure periodieke revitalisering en brownfieldsanering van bedrijventerreinen te vermijden31. 4 projecten rond verduurzaming dekken de provincie West-Vlaanderen: Verduurzaming van bedrijventerreinen in Zuid-West-Vlaanderen: verdere uitbouw geïnitieerde verduurzaming en disseminatie naar nieuwe terreinen Verduurzaming van bedrijventerreinen in het werkgebied van RESOC Brugge en RESOC Oostende via de uitbouw van samenwerkingsverbanden tussen bedrijven Verduurzaming van bedrijventerreinen in het werkgebied van RESOC Midden-WestVlaanderen via de uitbouw van samenwerkingsverbanden tussen bedrijven Verduurzaming van bedrijventerreinen in de Westhoek: verdere uitbouw geïnitieerde verduurzaming en disseminatie naar nieuwe terreinen Elk van deze vier projecten wil de verduurzaming van bedrijventerreinen realiseren door het opstarten van parkmanagement en door het uitbouwen van samenwerkingsverbanden tussen bedrijven onderling en andere betrokken actoren. Mogelijke vormen van samenwerking zijn onder meer collectief groenonderhoud, groepsaankoop elektriciteit, gezamenlijke afvalophaling, collectieve bewaking, gezamenlijk initiatief rond persluchtlekdetectie… Naast deze algemene doelstelling, wordt in elk van de vier projecten een lokaal accent gelegd. In de Westhoek is dit mobiliteit, in Midden-West-Vlaanderen beeldkwaliteit, in ZuidWest-Vlaanderen de uitbreiding van een aantal bestaande en een aantal nieuwe terreinen en in regio Brugge-Oostende wordt gewerkt rond de „poorten‟, namelijk de zeehavens en de luchthaven. Deze projecten krijgen steun van de Vlaamse Regering, de Provincie WestVlaanderen en de intercommunales wvi en Leiedal. Momenteel is het concept van parkmanagement in West-Vlaanderen reeds geïntroduceerd op volgende terreinen: - Bedrijventerrein Zone 1 Mortelput – Lichtervelde (4,98 ha) - Bedrijventerrein De Hille Zuid – Wingene (19,04 ha) - Bedrijventerrein De Hille Noord – Wingene (5,82 ha) - Bedrijventerrein Steengoed – Oudenburg (4,34 ha) - Bedrijventerrein Oude barriëre – Diksmuide (11,98 ha) - Wetenschapspark Ieper Business Park – Ieper (23,66 ha) - Bedrijventerrein Brugsesteenweg (Veurne 1) – Veurne (12,08 ha) POM West-Vlaanderen De POM West-Vlaanderen is het instrument waarmee de Provincie West-Vlaanderen haar sociaaleconomisch beleid uitvoert en ondersteunt. Zo worden projecten rond o.a. bedrijfsinfrastructuur, duurzaam ondernemen, innovatie en sociale economie. ‟Duurzaam Ondernemen‟ integreert op een evenwichtige manier economische, milieu- en sociale aspecten in het bedrijfsbeleid.
31
POM West-Vlaanderen website: http://www.pomwvl.be/site/index.php?p=/pages/56
50
Daarnaast is overleg met stakeholders een belangrijk aspect van „Duurzaam Ondernemen‟. De POM West-Vlaanderen sensibiliseert en ondersteunt bedrijven via zijn praktijkgerichte projecten om duurzaam te ondernemen32: het West-Vlaams Charter Duurzaam Ondernemen: een instrument om concreet werk te maken van een gestructureerd duurzaamheidsbeleid; coördinatie en organisatie van het overleg tussen organisaties, hogescholen, overheden en bedrijven actief rond duurzaam ondernemen; het stimuleren van ervaringsuitwisseling tussen bedrijven; via het Interregproject „Duurzaam is gewoon doen!‟, worden KMO‟s gestimuleerd en begeleid bij duurzaam ondernemen. Op vlak van parkmanagement worden volgende taken uitgevoerd: - Realisatie van projecten rond verduurzaming van bedrijventerreinen (start in 2003) - Sensibilisatie van bedrijven en bedrijvenverenigingen - De nadruk bij alle projecten ligt op bedrijfsgerelateerde aspecten Het provinciebestuur van de provincie West-Vlaanderen is een voorname schakel tussen de gemeentebesturen en de Vlaamse, federale en Europese overheden, waarbij het tevens ook een eigen beleid kan voeren op diverse vlakken. Op één van deze vlakken wil de provincie sociaal-economische ontwikkeling selectief bevorderen om zo tot een meer duurzaam en innovatief ondernemerschap te komen. Op vlak van parkmanagement voert de provincie volgende taken uit: - (Co)-financiering van projecten rond parkmanagement en interbedrijfssamenwerking in West-Vlaanderen - De uitvoering van projecten wordt gedelegeerd naar de POM In samenwerking met Agentschap Ondernemen worden volgende diensten aangeboden33:
De POM organiseert momenteel workshops m.b.t. energie en duurzaam ondernemen in Brugge, Oostende, Oostkamp en Zeebrugge. De workshops verduidelijken de werking en de acties van de POM op bedrijventerreinen.
32 33
POM West-Vlaanderen website: http://www.pomwvl.be/site/index.php?p=/pages/57 Bedrijventerrein-management website: http://www.bedrijventerrein-management.be
51
West-Vlaamse Intercommunale (WVI) De West-Vlaamse Intercommunale staat voor een gebiedsgerichte en geïntegreerde aanpak van de planning en projectontwikkeling in opdracht van 54 West-Vlaamse gemeenten en de Provincie West-Vlaanderen. WVI zorgt voor de ontwikkeling van bedrijfshuisvesting, het realiseren van woonprojecten en het leveren van studiewerk en advies op het vlak van ruimtelijke planning, mobiliteit, milieu en natuur34. Het werkingsgebied van WVI beslaat geheel West-Vlaanderen met uitzondering van het arrondissement Kortrijk. Op vlak van parkmanagement worden volgende taken uitgevoerd: - Als terreinbeheerder van een 100-tal terreinen wil WVI parkmanagement introduceren. WVI staat specifiek in voor bedrijventerrein gerelateerd parkmanagement (bewegwijzering, groenonderhoud, bewaking etc…) - Bij nieuwe terreinen wordt steeds parkmanagement geïntroduceerd afhankelijk van het ambitieniveau. Intercommunale LEIEDAL Leiedal is het intergemeentelijk samenwerkingsverband van 13 gemeenten in 1 regio (arrondissement Kortrijk), dat de socio-economische en ruimtelijke ontwikkeling van de aangesloten gemeenten en de regio begeleidt. Deze gemeenten zijn: Anzegem, Avelgem, Deerlijk, Harelbeke, Kortrijk, Kuurne, Lendelede, Menen, Spiere-Helkijn, Waregem, Wervik, Wevelgem en Zwevegem. Één van de kerntaken van de intercommunale LEIEDAL is het creëren van voldoende ruimte voor bedrijven. De intercommunale stelt alles in het werk om een voldoende gedifferentieerd aanbod aan kwaliteitsvolle, duurzame bedrijventerreinen uit te bouwen en te beheren voor de aangesloten steden en gemeenten. Op vlak van parkmanagement worden volgende taken uitgevoerd: - Bij nieuwe bedrijventerreinen voert men (net zoals WVI) sinds 10 jaar standaard parkmanagement in - Op oude bedrijventerreinen, tracht men parkmanagement te introduceren via projectwerking samen met de POM. De nadruk bij alle projecten ligt op terreingerelateerde zaken RESOC‟s De Regionale Sociaal-economische Overlegcomités (RESOC‟s) vormen een overlegorgaan op streekniveau voor het ondersteunen van ondernemingen. Het RESOC is samengesteld uit 8 vertegenwoordigers van de werknemersorganisatie, 8 van de werkgeversorganisaties en 8 (telkens 4) van de gemeenten en de provincie. Het RESOC beslist verder zelf over het eventueel toevoegen van bijkomende organisaties of personen. Er worden verschillende projecten uitgeschreven die in samenwerking met de POM‟s en intercommunales worden uitgevoerd. Het project „duurzame bedrijventerreinen in Midden-West-Vlaanderen‟ wordt gefinancierd door de Vlaamse Minister van Economie en uitgevoerd door de GOM WestVlaanderen, in samenwerking met WVI en de provincie West-Vlaanderen. Er zullen gedurende een tweetal jaren op meerdere bedrijventerreinen in de regio initiatieven ontwikkeld en begeleid worden rond interbedrijfssamenwerking (collectieve bewaking, groenonderhoud, groepsaankoop elektriciteit, bewegwijzering, industriële postbus, gemeenschappelijk initiatief rond afvalophaling…).
34
WVI website: http://www.wvi.be/nl
52
Hierbij is het de bedoeling samenwerkingsverbanden tussen bedrijven op te starten rond bijvoorbeeld verbetering van de beeldkwaliteit en reductie van de milieubelasting op de bedrijventerreinen, waaruit zowel economische, ecologische als maatschappelijke voordelen worden gehaald. Het RESOC heeft als doel het opstellen van een strategische visie op de sociaaleconomische ontwikkeling van de streek. Deze visie wordt telkens voor 6 jaar opgemaakt, het zgn. Streekpact. De opmaak van dit Streekpact zorgt voor een degelijke onderbouwing van en een noodzakelijke afstemming tussen de wensen van de verschillende sociaaleconomische partners van de regio. Volgende comités zijn werkzaam in West-Vlaanderen: - Brugge - Midden-West-Vlaanderen - Zuid-West-Vlaanderen - Oostende - Westhoek Universiteit Gent, onderzoeksgroep Milieu- en ruimtebeheer De onderzoeksgroep van de Universiteit Gent legt zich toe op het onderzoek tot het verduurzamen van bedrijventerreinen (DBT), bedrijventerreinmanagement (BTM) of parkmanagement (PM), en interbedrijfssamenwerking (IBS) op bedrijventerreinen. Het onderzoek van MRB verloopt grotendeels in het kader van projecten, die verduurzaming van binnen- en buitenlandse terreinen ondersteunen. De wetenschapsparken van de Universiteit Gent, Ardoyen (Technologiepark Zwijnaarde) en Greenbridge (Industrieterrein Plassendale) gelden als Vlaams schoolvoorbeeld bij uitstek voor de implementatie van parkmanagement. Plassendale nv (Oostende) Het merendeel van de beschikbare bedrijventerreinen in Oostende wordt beheerd en ontwikkeld door de NV Plassendale. Deze centrale aanpak maakt het mogelijk de diverse potentiële bedrijfsactiviteiten optimaal af te stemmen op de ligging van elk van de beschikbare bedrijventerreinen. De NV Plassendale beheert in totaal meer dan 150 ha beschikbaar bedrijventerrein en telt 5 deelzones : Plassendale I, II, III, IV en Plassendale Chemie. VZW Bedrijvig Brugge (Brugge) Bedrijvig Brugge is een vereniging voor en door ondernemers die zich richt naar bedrijfsleiders die gevestigd zijn in Brugge. De doelstelling van de VZW is drieledig, namelijk: netwerking, belangenverdediging en via gezamenlijke aankoop extra voordelen voor bedrijven te creëren. Kuurnse Bedrijvenclub (Kortrijk-Kuurne) In het jaar 1966 ontstond de Kuurnse Bedrijvenclub met de intentie om aanspreekpunt te zijn voor zowel de stad als voor bedrijven en beide op elkaar af te stemmen. Het doel van de bedrijvenclub is voornamelijk om in te staan voor een goeie communicatie tussen de bedrijven en het stadsbestuur. Ook wordt er getracht om advies te verlenen aan bedrijven inzake milieuproblemen. Tot slot houdt de bedrijvenclub zich nog bezig met het verzamelen van relevante informatie voor bedrijven en wordt er aan netwerking gedaan. In West-Vlaanderen wordt er getracht om via diverse projecten (Interreg, Resoc…) de triple bottom line (People-Planet-Profit) verder uit te werken. Zo wordt er voorzien in middelen om parkmanagers en studies te kunnen financieren. Er wordt gestreefd naar een optimale situatie waar meer bedrijfseconomische winst voor de bedrijven, minder milieubelasting, een aangename leef- en werkomgeving en een zorgvuldig ruimtegebruik hand in hand gaan. 53
Doelstelling is werken aan meer duurzaamheid door samenwerking tussen bedrijven te stimuleren en door het introduceren van een parkmanagement35. Algemeen kan men in West-Vlaanderen volgende belangrijke projecten onderscheiden: - Afronding project “verduurzaming van bedrijventerreinen”. Eind 2008 werden de RESOC-projecten rond verduurzaming van bedrijventerreinen afgerond. Drie jaar lang werkten de POM West-Vlaanderen en de terreinbeheerders wvi en Leiedal samen rond de verduurzaming van bedrijventerreinen. Dat gebeurde met steun van de Vlaamse overheid en de Provincie West-Vlaanderen en onder begeleiding van de WestVlaamse RESOC‟s. In het werkgebied van wvi ging het om de RESOC-gebieden Brugge en Oostende, Midden-West-Vlaanderen en de Westhoek. In totaal namen 22 bedrijventerreinen van wvi aan de projecten deel, in Ieper, Veurne, Diksmuide, Poperinge, Brugge, Oostende, Roeselare, Izegem en Tielt. De verduurzaming van bedrijventerreinen blijft dus evolueren36.
Figuur 10: Interesse voor gemeenschappelijke initiatieven (WVI, 2009)
- Wegwijs met BISY (WVI en LEIEDAL) BISY staat voor Bedrijven Informatie en Signalisatie sYsteem. Wvi en Leiedal hebben het systeem ontwikkeld om de wildgroei aan – vaak verouderde en onjuiste – wegwijzers op hun bedrijventerreinen tegen te gaan. Die wildgroei zorgt voor verrommeling, verkeersoverlast en onveiligheid en is allesbehalve overzichtelijk voor bezoekers en chauffeurs. Het zenuwcentrum van BISY is een centrale databank met bedrijfsgegevens die permanent actueel worden gehouden. Die databank is gekoppeld aan de Economische Kaart van de provincie West-Vlaanderen, waarvan de gegevens worden aangevuld en zo nodig gecorrigeerd. De locatiegegevens van alle bedrijven worden bijgehouden in het Geografisch Informatie Systeem (GIS). Door gegevensuitwisseling wordt terreinbeheer efficiënter. BISY wordt momenteel op 8 verschillende WVI terreinen geëvalueerd.
35
36
BTM-project, duurzame clusters op bedrijventerreinen WVI, infokrant april 2009 http://www.wvi.be/nl/over-wvi/publicaties
54
55
56
57
58
59
60
61
62
4.2
Resultaten Oost-Vlaanderen
Figuur 11: Overzicht grondgebied Oost-Vlaanderen
63
Nummer Gemeente Bedrijventerrein 1 LOKEREN A E17/3 Everslaar B E17/2 Bokslaar 2 SINT-NIKLAAS / TEMSE / TIELRODE A Sint-Niklaas Hoogkamerstraat Eigenlostraat B Temse-Tielrode TTS –Temse / Tielrode 3 BEVEREN Doornpark 4 KRUISHOUTEM A Kruishoutem Karreweg Bedrijventerrein Kruishoutem B Zulte Bedrijventerrein Zulte 5 MALDEGEM Gemeentelijk bedrijvenpark 6 ZELE Bedrijventerrein Zele 7 GENT A E40 Drongen - Nevele B N9 Kerkstraat Gentbrugge C Skaldenpark-Moervaart D Ardoyen 8 NAZARETH Eke 9
Opp.
Trekker / Entiteit
174 ha 19 ha
VLI
41 ha
TTS
192 ha 59 ha
Doornpark
95 ha 38 ha 52 ha
Zaubeek vzw
116 ha
BIM
N.G.
Gemeente Zele
52 ha 26 ha 430 ha 52 ha
Drongen I Gentbrugge II Vegho Vzw Ardoyen
70 ha
vzw Bedrijvenzone Eke
Prijkels deel Deinze Prijkels deel Nazareth
52 ha 61 ha
De Prijkels vzw
Aalst-Noord
N.G.
SO-LVA
DEINZE
10
AALST Tabel 5: Overzicht besproken bedrijventerreinen Oost-Vlaanderen
POM Oost-Vlaanderen De POM Oost-Vlaanderen is de uitvoerder van het sociaal-economisch beleid van de provincie. Door sociaal-economische projecten te ontwikkelen, te ondersteunen en uit te voeren, bevordert het de sociaal-economische ontwikkeling van de provincie OostVlaanderen. Momenteel lopen er verschillende acties voor bedrijventerreinen bij de POM:
37
-
Info over subsidiering van duurzame bedrijventerreinen
-
Bedrijventerreinmanagement „Duurzaamheid wint terrein‟
-
Actie duurzaamheid: Duurzaam is gewoon doen!37
-
Actie duurzame energie: „Vechten voor windmolens‟
Website: http://www.duurzaamisgewoondoen.be/activiteiten
64
Inzake de CO2-neutraliteit op bedrijfsterreinen neemt de POM volgende deeltaken op zich: GIS-pilootproject: CO2-monitoring op 3 bedrijventerreinen Haalbaarheidsstudie duurzame openbare verlichting Haalbaarheidsstudie duurzame materialen Onderzoek naar de potentie van duurzame energieproductie op slibstorten en deponies De POM heeft voor de uitvoering van deze deeltaken zich toegespitst op drie bedrijventerreinen, namelijk Eiland Zwijnaarde, bedrijvenpark Maldegem en de cluster Gentse haven. Inzake het Europees project Interreg IV werkt Oost-Vlaanderen ook verschillende acties uit. VLI Lokeren De bedrijvenvereniging Vereniging Lokerse Industriëlen E17 vzw werd in 2003 opgericht als een vriendenclub met de bedoeling elkaar beter te leren kennen door op geregelde tijdstippen samen te komen en informatie uit te wisselen. Met de provinciale subsidie wordt de samenwerking tussen de bedrijven bevorderd. De voornaamste doelstelling is het creëren van een draagvlak om voornamelijk sociale initiatieven (recepties, diners, infoavonden) uit te werken. Hierdoor krijgt elke bedrijf de gelegenheid om te netwerken en optimale samenwerkingen tussen bedrijven te onderzoeken en eventueel te benutten. Uiteraard tracht men de belangen te behartigen van de leden en de knelpunten bij de verschillende actoren (overheden, intercommunales…) aan te kaarten. De samenwerking verloopt op een informele, losse manier. TTS Temse/Tielrode/Sint-Niklaas De TTS ondernemingsclub vzw ging in 2005 van start en telt momenteel ongeveer 80 leden die gelegen zijn op de industriezone Temse/Tielrode/Sint- Niklaas. De ondernemersclub heeft in samenwerking met de lokale besturen, met VOKA en Unizo een aantal infrastructuuringrepen op en rond de bedrijventerreinen verwezenlijkt alsook de aanstelling van een KMO ambtenaar in de Gemeente Temse. Met de provinciale subsidie werden door de ondernemersclub en de Kamer van Koophandel een pendelbus ingericht tussen het SintNiklase station en TTS. BIM Maldegem De bedrijvenvereniging Bedrijven Industrie Maldegem (BIM) vzw werd in 1996 opgericht op initiatief van enkele bedrijfsleiders van het industriepark te Maldegem en bestaat momenteel uit meer dan 100 leden. De bedrijvenvereniging is voortrekker van een aantal initiatieven i.s.m. de gemeente zoals de bewegwijzering van het industriepark en de oprichting van een buurtinformatienetwerk voor zelfstandigen. De provinciale subsidie wordt aangewend voor beveiliging van het industrieterrein en bestijding wateroverlast door de aanleg van waterbekkens en vijvers. Op het bedrijventerrein werd door de POM een multifunctioneel bedrijfsverzamelgebouw opgericht. Bedrijvenzone Eke Midden 2005 stelden een aantal bedrijfsleiders uit de bedrijvenzone Eke op een informele manier vast dat de bedrijven naast elkaar werken maar dat de meesten elkaar niet kennen, laat staan samenwerken. In 2006 resulteerde dit in de oprichting van de Bedrijvenzone Eke vzw. Door de samenwerking van de vzw met de gemeente en met de terreinbeheerder VENECO werd de bereikbaarheid van het terrein met het openbaar vervoer verbeterd, werd 65
een snelheidsbeperking op het terrein ingevoerd en werden een infobord, signalisatie heftruckverkeer, vuilnisbakken en acties tegen zwerfvuil gerealiseerd. De provinciale subsidie wordt aangewend voor organisatie van collectieve afvalverwerking, identificatie en promotie groepsacties en de ontwikkeling van een website. Zaubeek vzw De Zaubeek vzw werd begin 2007 opgericht door een aantal dynamische bedrijfsleiders op het industrieterrein van Kruishoutem en van Zulte. De Zaubeek vormt de natuurlijke grens tussen beide gemeentes, vandaar de naam. Beide industriezones tellen ongeveer 100 bedrijven. De provinciale subsidie wordt aangewend voor de uitwerking van parkmanagement. Tijdens een eerste ledenvergadering was reeds 60% van de bedrijfsleiders op de bedrijvenzone aanwezig. Momenteel zijn de helft van alle bedrijven lid. De eerste prioriteit betreft de signalisatie. Verder werden er initiatieven ondernomen inzake de veiligheid en de netheid op de zone, de landschappelijke inrichting van zowel het publiek als het privaat domein, een personeelsenquête die de tewerkstelling in kaart moet brengen, netwerking via een website en ledenvergaderingen. De Zaubeek vzw organiseert tevens trimestrieel een overleg met lokale overheden en de nutsdiensten. Vegho vzw VZW Vegho is de Vereniging van Gentse Havengebonden Ondernemingen en heeft ondermeer als opdracht de verstandhouding en de samenwerking tussen de bedrijven gelegen in de Gentse havenzone te bevorderen, alsook actief bij te dragen tot het instandhouden en ontwikkelen van de Gentse havenregio als een duurzame gunstige economische omgeving. Als ledenvereniging richt Vegho zich enkel tot aangesloten bedrijven. In het kader van de projecten rond verduurzaming van bedrijventerreinen deed havenbedrijf Gent beroep op vzw Vegho om de uitvoering van het parkmanagement te regelen. Vzw Gentbrugge II Sinds 2005 wordt op Gentbrugge II met succes bedrijvenparkmanagement toegepast. Er werd een juridische structuur uitgewerkt die de samenwerking van de bedrijven concretiseert. Door de inplanting van het bedrijventerrein in een dichtbewoonde woonzone en het feit dat Gentbrugge II bestaat uit twee zones die ruimtelijk gescheiden zijn, zijn er een aantal specifieke knelpunten op het vlak van parkmanagement. Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt veel aandacht besteed aan „social returnprojecten' die de aanwezigheid van de bedrijven vertalen in een meerwaarde voor de buurt. Hiertoe worden met de bedrijfsleiders en de buurtbewoners en -organisaties verschillende bijeenkomsten gehouden die resulteerden in concrete acties: vergaderruimtes beschikbaar stellen, het aanbieden van computercursussen voor buurtbewoners op het bedrijventerrein, de organisatie van fietsactiviteiten en een boerenmarkt voor bewoners. Door de aanleg van een park zijn er eveneens bijkomende ontspanningsmogelijkheden voor de aangrenzende buurt. Vzw Drongen I In 2006 werd op initiatief van de Stad Gent, Dienst Economie, een kerngroep van bedrijven samengebracht die de onderlinge samenwerking tussen de bedrijven moest bestendigen en als gesprekspartner tussen de bedrijven en het stadsbestuur zou fungeren. Dit resulteerde in de oprichting van de vzw Drongen I. De Stad Gent ondersteunt de bedrijven verder in de vorm van een parkmanager, die extern werd aangesteld. De vzw ontving voor haar geplande projecten in het eerste werkingsjaar een provinciale subsidie. De rest van de middelen wordt samengebracht door lidgelden en 66
partnerships. Op het programma staan o.m. de organisatie van werkgroepen, groenaanleg in het terrein, samenwerking rond personeelsaanwerving, veiligheid, collectieve afvalophaling etc... Vzw De Prijkels In 2002 vormde het gevoel van onveiligheid de basis voor het ontstaan van bedrijvenvereniging vzw De Prijkels. Deze vzw heeft als doel "de samenhorigheid tussen ondernemers/bedrijven te bevorderen", door de organisatie van voordrachten ontspanning, en het behartigen van de belangen van de bedrijvenzone. Momenteel telt
de de en
de VZW meer dan 80 bedrijven. Dat betekent dat méér dan driekwart van alle bedrijven op het industriepark deel uitmaken van de VZW.
De vzw heeft een aantal zeer concrete activiteiten uitgewerkt rond het duurzaam beheer van het bedrijventerrein. Deze acties worden bewerkstelligd en voorbereid door een dynamische ploeg van vrijwilligers die zetelen in verschillende werkgroepen. De werkgroepen organiseren infosessies rond milieu, personeelsbeleid, financiën, veiligheid etc...
67
68
69
70
71
4.3
Resultaten Antwerpen
Figuur 12: Overzicht grondgebied Antwerpen
72
Nummer 1 A B C 2
Gemeente TURNHOUT Turnhout Beerse Oud-Turnhout ESSEN
3
ARENDONK
4 A 5
BORNEM
6
HULSHOUT
Bedrijventerrein
Opp.
Trekker / Entiteit
Alle terreinen Alle terreinen FRAC
482 ha 365 ha N.B.
Parkmanagement Turnhout vzw IOK
Alle terreinen
12 ha
Bedess
Alle terreinen
154 ha
WIA
Alle terreinen
255 ha
KMO Bornem
Meer transportzone
118 ha
LCHM
HOOGSTRATEN
Industriepark Hulshout Industriepark Heultje KALMTHOUT / KAPELLEN Kalmthout Bosduin Kapellen Bosduin MECHELEN Mechelen-Noord
62 ha 12 ha
Firma Jos Dejongh Firma Jos Dejongh
184 ha
Industrie MechelenNoord
9 A B
RANST / WOMMELGEM Ranst Oelegem – Ter Straeten Wommelgem Uilenbaan
71 ha 125 ha
Ter Straten vzw Wommelgem-Noord vzw
10
WESTERLO / OLEN
11
ZWIJNDRECHT
7 A B 8
Reme
12
NIEL
13
WILLEBROEK
14
DUFFEL
16
PUURS
18
7 ha
WINH3
IOK
Haven – Ineos
174 ha
Ineos
Waterfront
32 ha
Waterfront
De Veert Noord West 5 De Veert Noord West 7
105 ha
Parkmanagement Willebroek-Noord
Duwijck
14 ha
POM Antwerpen
Itterbeek
21 ha
IGEMO
89 ha
POM Antwerpen
N.B.
HIW Wilrijk
N.B.
IOK
LIER
15
17
81 ha 66 ha
Pullaar ANTWERPEN / WILRIJK Alle terreinen OLEN Portaal Lammerdries
Tabel 6: Overzicht besproken bedrijventerreinen Antwerpen
73
POM Antwerpen De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) Antwerpen is de organisatie die het sociaal-economische beleid van de provincie Antwerpen vorm geeft. In 2010 lanceerde het Agentschap Ondernemen (AO) een projectoproep om interbedrijfssamenwerking (IBS) in het kader van bedrijventerreinmanagement (BTM) te ondersteunen. POM Antwerpen kan hierdoor rekenen op 250.000 euro subsidie voor de uitvoering van projecten gedurende 2011-2015. Algemeen gaat het over projecten die de samenwerking tussen bedrijven zullen stimuleren zoals de oprichting van nieuwe bedrijventerreinverenigingen en de ondersteuning van de bestaande verenigingen. Eveneens worden acties uitgewerkt binnen volgende thema‟s: - Brand- en inbraakpreventie en beveiliging - Energie en afval - Mobiliteit en vervoer - Groepsaankopen en collectieve voorzieningen De stad Lier, de gemeente Boom, de gemeente Malle, de vzw Bedrijvenpark Malle en de vzw Bewora (bedrijvenvereniging Wommelgem-Ranst) tekenden al in op het project. Een paar andere gemeenten en bedrijvenverenigingen lieten hun belangstelling ook al blijken. POM Antwerpen heeft nog andere projecten lopen of in voorbereiding, waarbij er gefocust wordt op de bedrijfsvoering (o.a. energie, woon-werk mobiliteit, parkmanagement, kindercreche op bedrijventerrein…) of op de materiaalkeuze van de bouw van de weginfrastructuur (tweelagige beton, toevoeging TiO2, LED straatverlichting…). KOBRA Antwerpen KOBRA (Koepel Organisatie Bedrijven Regio Antwerpen) is een koepelorganisatie die verschillende bedrijvenverenigingen groepeert uit de regio rond Antwerpen: - Handel & Industrie Aartselaar - 65 bedijven - Handel & Industrie Wilrijk - 122 bedrijven - Vereniging Industriële bedrijven Hemiksem - 28 bedrijven - Vereniging Industrie & Nijverheid Hoboken - 63 bedrijven - Nijverheidskring Merksem-Deurne-Schoten - 80 bedrijven - Bedrijvenvereniging BEWORA – Wommelgem – Ranst – Oelegem – 103 bedrijven De koepelorganisatie werd opgericht in 1996 met de volgende intenties: - Het verbeteren van contact en samenwerking tussen bedrijven en verenigingen - Het verbeteren van onderlinge samenwerking tussen bedrijven en openbare besturen KOBRA organiseert 2 keer per jaar activiteiten rond actuele onderwerpen om het ontstaan en de instandhouding van de contacten tussen de leden van de verenigingen in stand te houden en te bevorderen. IGEMO IGEMO is een streekintercommunale met een ruime dienstverlening. IGEMO heeft tot doel haar werkingsgebied op een duurzame manier te ontwikkelen. Het werkingsgebied van IGEMO zijn de gemeenten Berlaar, Bonheiden, Bornem, Duffel, Putte, Puurs, Sint-Amands, Sint-Katelijne-Waver en Willebroek en de steden Mechelen en Lier. IGEMO plant de aanleg van zes bedrijventerreinen (in Sint-Katelijne-Waver, Koningshooikt, Berlaar, Puurs, Putte en Bornem) en één bedrijvencentrum (in Duffel) tussen nu en drie jaar, goed voor circa 114 bedrijfskavels en 570 tot 855 nieuwe arbeidsplaatsen. Het gaat om een investering van 34miljoen euro. Daarbovenop komt nog de heractivering van onbenutte bedrijfspercelen in Mechelen, Duffel en Sint-Amands, nog eens goed voor zo'n 22 hectare.
74
75
76
77
78
79
80
4.4
Resultaten Vlaams-Brabant
Figuur 13: Overzicht grondgebied Vlaams-Brabant
81
Nummer Gemeente 1 LEUVEN A Leuven B Tienen
2 A
HALLE Halle
B C D E
Londerzeel Kampenhout Asse Drogenbos
3
VILVOORDE
4
Bedrijventerrein
Opp.
Trekker / Entiteit
Haasrode Soldatenplein Grijpenveld Gallic
155 ha 155 ha 52 ha 5 ha
VOKA
Dassenveld Stroppen Alle terreinen Sas Zellik Researchpark Grote Baan Dorent
39 ha 49 ha 103 ha 38 ha 22 ha 20 ha 11 ha
Interleuven
Cargovil Het Broek Business & Mediapark Mechelse Steenweg Bedrijvencentrale MiMa
60 ha 70 ha 11 ha 39 ha 103 ha 43 ha
VOKA
HAACHT Wespelaar
9 ha
Interleuven
Tabel 7: Overzicht besproken bedrijventerreinen Vlaams-Brabant
POM Vlaams-Brabant De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) Vlaams-Brabant is de organisatie die het sociaal-economische beleid van de provincie Vlaams-Brabant vorm geeft. De provincie subsidieert voor het ogenblik één project rond parkmanagement. Het betreft een project rond mobiliteit op bedrijventerreinen in Aarschot, Diest en Tienen. Trekker van dit project is de Voka Kamer van Koophandel Leuven. Andere projecten in Vlaams-Brabant worden gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. De provincie subsidieert voor het ogenblik één project rond parkmanagement. Het betreft een project rond mobiliteit op bedrijventerreinen in Aarschot, Diest en Tienen. Trekker van dit project is de Kamer van Koophandel Leuven. Interleuven Interleuven zoekt sinds 1965 actief naar geschikte bedrijventerreinen en richt ze in. Hierdoor wordt de regio tot een grote economische bloei gebracht. Door de schaarste aan gronden kiest Interleuven nieuwe manieren om gronden ter beschikking te stellen aan nieuwe en toekomstgerichte bedrijven. Daarom wordt onderzocht hoe bestaande bedrijventerreinen gerecycleerd kunnen worden (verduurzaam) of verdicht. Op deze manier heeft Interleuven al verschillende bedrijventerreinen succesvol ontwikkeld en verder uitgebouwd d.m.v. bedrijfsverzamelgebouwen en collectieve benutting van faciliteiten. Interleuven streeft naar de ontwikkeling van een gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen, waarbij de klemtoon wordt gelegd op kwaliteit - duurzaamheid - en hoogwaardigheidsaspecten. VOKA Voka zorgt voor een ondernemingsvriendelijk klimaat en voor het algemeen belang van de ondernemingen. Voka verdedigt de belangen van de ondernemingen op lokaal, Vlaams, nationaal en internationaal vlak. Aan Vlaamse zijde is Voka decretaal vastgelegde partner in
82
het sociaal overleg. Voka heeft vertegenwoordigers in een groot aantal instellingen, commissies en projectorganisaties en overlegt met Vlaamse sectororganisaties. De missie van VOKA luidt als volgt: “Voka wil als het meest nabije, invloedrijke en professionele netwerk van ondernemers en als representatieve organisatie van ondernemingen in Vlaanderen een optimaal kader creëren voor succesvol ondernemen en wil aldus fundamenteel bijdragen tot welvaart en welzijn van zijn regio." Het VEV (Vlaams Economisch Verbond) en de acht Vlaamse Kamers van Koophandel (West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Halle-Vilvoorde, Limburg, Antwerpen-Waasland, Kempen, Mechelen en Leuven) vormen samen Voka, het Vlaams netwerk van ondernemingen. VOKA kan dus beschouwd worden als een belangrijke partner inzake het bedrijventerreinmanagement. Haviland Haviland is de actieve partner van gemeente- en OCMW-besturen en van de provincie Vlaams-Brabant in hun streven naar de verdere ontwikkeling van het arrondissement HalleVilvoorde. De intercommunale werkt met Voka en POM-Vlaams-Brabant aan een aantal projecten rond parkmanagement. Een van die projecten is Havi-GiBO (Halle – Vilvoorde geïntegreerde bedrijvenpark oplossingen). De intercommunale Haviland, de POM VlaamsBrabant en Voka Halle Vilvoorde hebben de krachten en de ervaring met betrekking tot bedrijventerreinen en bedrijventerreinmanagement gebundeld in het project Havi-GiBO. Dankzij de bijkomende steunmaatregelen van de Vlaamse Regering en de provincie VlaamsBrabant kon het project midden 2006 van start gaan. Havi-Gibo omvat de volgende terreinen: -
Londerzeel: Industriepark Londerzeel (50 ha) Kampenhout: Industriepark Kampenhout-Sas (45 ha) Asse: Researchpark Zellik (20 ha) Beersel-Huizingen: Industriepark Heideveld (25 ha) Halle: Industriepark Stroppen + Dassenveld ( 35 ha) Drogenbos: Industriepark “Grote Baan” + Dorent (31 ha)
Momenteel werd reeds parkmanagement ingevoerd op volgende bedrijventerreinen in Vlaams-Brabant: - Haasrode (Leuven) - Nieuwland (Aarschot) - Webbekom (Diest) - Molenstede (Diest) - Wingepark (Rotselaar). - MiMA (Vilvoorde) - Broek (Vilvoorde) - Cargovil (Vilvoorde) - Business & Mediapark (Vilvoorde) - Mechelsesteenweg (Vilvoorde) - Vilvoorde-Centraal (Vilvoorde) Momenteel wordt parkmanagement ondersteund op bedrijventerreinen in Aarschot, Diest en Tienen.
83
84
85
86
4.5
Resultaten Limburg
Figuur 14: Overzicht grondgebied Limburg
87
Nummer Gemeente 1 BREE 2
3
4 5 A B C 6 7 8
9 10
Bedrijventerrein
Opp.
Trekker / Entiteit
Alle terreinen
207 ha
Industriegroep BRES
Research bedrijfspark UCL
11 ha
Wetenschapspark
Bokt (Peer-centrum) Panhoven
20 ha 11 ha
POM Limburg POM Limburg
N.B.
VIG / POM Limburg
DIEPENBEEK
PEER
GENK Alle terreinen TESSENDERLO-BERINGEN-HAM Tessenderlo Ravenshout Beringen Ravenshout Ham Ravenshout HAM Zwarthoek OPGLABBEEK Opglabbeek HASSELT Researchpark Hasselt Hasselt-Kanaal OVERPELT Nolimpark LANAKEN Europark
821 ha
POM Limburg POM Limburg POM Limburg
77 ha
POM Limburg
220 ha
POM Limburg
28 ha N.B.
POM Limburg/ Hasselt POM Limburg / Hasselt
300 ha
IOG / POM Limburg
25 ha
AGB Lanaken / POM Limburg
Tabel 8: Overzicht besproken bedrijventerreinen Limburg
POM Limburg De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Limburg (POM Limburg) voert het sociaaleconomische beleid van de provincie Limburg uit: Uiteraard zet POM Limburg ook in op “duurzaamheid” op bedrijventerreinen. Aangezien dit is een zeer breed begrip is bevat dit verschillende elementen. De POM Limburg zet zich ondermeer in voor: - De verbetering van de mobiliteit op bedrijventerreinen: project lopend op Ravenshout - De signalisatie op bedrijventerreinen: update kaarten op alle regionale terreinen, invoering uniforme bewegwijzering “Poort Genk” - Revitaliseringstudies: projecten op Genebos-Ravenshout, Opglabbeek, Oude Bunders, Nolimpark en Jagersborg - Reduceren van CO2-uitstoot: Interrreg IV project lopend met verschillende acties rond CO2-reductie op bedrijventerreinen, Interreg project Sustainable Industrial Sites. De provincie Limburg ambieert om CO2-neutraal te zijn tegen 2020 (TACO2-plan), dit impliceert dus ook acties op bedrijventerreinen zoals acties rond Cleantech en groepsaankopen m.b.t. duurzame energie. BRES BRES wil als Breese Economische Stuurgroep een brug vormen tussen sleutelpartners in het economische weefsel van onze stad Bree. De partners in dit overlegorgaan zijn met name de grote bedrijven, de grotere KMO's, het stadsbestuur en het secundair onderwijs van Bree. 88
89
90
5. Discussie Wanneer we de samenwerkingsverbanden en acties van 2007 vergelijken met de huidige situatie anno 2011, kunnen we een onderscheid maken tussen enerzijds de duurzame bepalingen op bedrijventerreinen en anderzijds de verduurzaming van samenwerkingsverbanden en bedrijfsacties. Voor een duidelijke beschrijving van voornoemde termen wordt verwezen naar de tweeledige doelstelling van deze masterproef: 1) De aard van samenwerking (anno 2011) op bedrijventerreinen in Vlaanderen analyseren door contact te leggen met relevante personen (parkmanagers, terreinontwikkelaars) die betrokken zijn bij samenwerkingsacties op terreinen en in de toekomst nodig zullen zijn om een idee te krijgen van realisaties. Er werd een lijst opgesteld (Contactgegevens Bedrijventerreinen Vlaanderen.xlsx) die digitaal ter beschikking werd gesteld aan de promotor. 2) Interpretatie van gebruikte duurzaamheidsprincipes (randvoorwaarden en kerngedachten) en het kwalificeren van de verduurzaming van samenwerkingsacties op Vlaamse bedrijventerreinen. De graad van verduurzaming op bedrijventerreinen wordt nagaan door de bekomen analyseresultaten van vooropgestelde enquêtes en bevragingen te vergelijken met cijfers van 2007. Hierbij worden ook mogelijke knelpunten in kaart gebracht. Duurzame bepalingen op bedrijventerreinen Elementen inzake duurzame ontwikkeling worden steeds meer verweven in diverse beleidskaders38. Dat is nodig aangezien bedrijventerreinen beperkt zijn in oppervlakte en zodoende duurzame bepalingen nodig hebben om hun efficientie op peil te houden. Door het opnemen van voornoemde bepalingen in de juridisch structuur van het bedrijventerrein kan men ondernemers verplichten om hun verantwoordelijkheid inzake duurzaamheid niet te ontlopen. Op deze manier worden zogenaamde „freeriders‟ ontmoedigd en draagt iedereen zijn steentje tot een duurzaam bedrijfsbeheer bij. Uit bevragingen in het kader van dit onderzoek bleek dat deze problematiek op bestaande bedrijventerreinen (zonder invoering van diverse bepalingen) geen evidentie is. Alle bedrijven zijn namelijk niet verplicht tot het maken van samenwerkingsinitiatieven, zolang duurzame bepalingen niet zijn opgenomen in de juridische bepalingen van de overeenkomst tussen terreinuitbater en bedrijf. Verschillende terreinbeheerders (zoals WVI en LEIEDAL) zoeken momenteel nog naar een oplossing in deze kwestie. Trekkers op het terrein kunnen immers de bedrijven op het terrein niet verplichten om mee te stappen in bepaalde samenwerkingsinitiatieven, tenzij wettelijk vastgelegd. Anderzijds past men sinds enkele jaren het principe toe om duurzame bepalingen op bedrijventerreinen verplicht op te nemen in de verkoopsakte. Op die manier worden bedrijven gedwongen om zich te engageren voor het beleid op het bedrijventerrein. Door het opleggen van duurzame bepalingen, verplicht men bedrijven om mee te stappen in een collectieve ontwikkeling van het bedrijventerrein. De vraag is echter of er dan nog kan gesproken worden van „duurzaamheid‟, aangezien dit een vrijwillig karakter impliceert. Duurzame verandering van gedragspatronen impliceert vrijwilligheid. Met macht (vb. regelgeving) kan gedrag worden afgedwongen, maar zodra dit wegvalt, keert het oorspronkelijke gedrag bijna altijd terug. Het duurzaam veranderen van gedrag is een leerproces, beginnend met bewustwording door reflectie. Het is de taak van de terreinontwikkelaars om bedrijven warm te maken voor deze gedachtegang. 38
WVI. (2004). Duurzame kwaliteit voor bedrijventerreinen: onderzoek naar de bestaande documentatie en praktijkvoorbeelden (eindrapport), p. 11.
De duurzame bepalingen worden onderverdeeld in 5 gebieden (zie literatuurstudie). Onderstaande thema‟s zijn niet gerangschikt volgens belangrijkheid en bepaalde thema‟s kunnen elkaar overlappen of botsen met elkaar hun principes. Hieronder worden kort de belangrijkste praktijkervaringen uit dit onderzoek weergegeven.
Efficiënt ruimtegebruik Doordat ruimte steeds schaarser wordt in Vlaanderen dringt de nood zich op om efficiënter om te springen met het ruimtegebruik op bedrijventerreinen. Deze bepaling is één van de belangrijkste ruimtelijke aspecten die in de praktijk tijdens dit onderzoek werd waargenomen. COLLECTIEF GEBRUIK VAN FUNCTIES Veel bedrijven ontdekken het nut van collectief gebruik van functies en diverse infrastructuur. Zo ontstaan veel samenwerkingsacties rond het gebruik van collectieve (centrale) parkeermogelijkheden, bufferbekkens en opslagzones. Doordat er steeds meer bedrijfsverzamelgebouwen ontwikkeld worden, blijken gemeenschappelijke vergaderruimtes voor starters goed te scoren. Veel bedrijven werken ook samen werk van een gescheiden riolering (met koppeling aan WZI), om te voldoen aan de wettelijke bepalingen van IBA‟s tegen 2012. Het collectief gebruik van functies wordt bij veel nieuwe bedrijventerreinen ook opgenomen in het ontwerpplan voor een goede ruimtelijke inplanning. STAPELEN VAN FUNCTIES Het stapelen van functies wint dankzij de opkomst van bedrijfsverzamelgebouwen aan belang. Ook wordt er belang gehecht aan de bouwrichtlijnen inzake landschappelijke inplanting en verenigbaarheid met de omgeving. Op veel bedrijventerreinen wordt reeds een maximale bouwhoogte opgegeven. Meerlagig bouwen wordt eveneens aangemoedigd, maar kwam uit dit onderzoek niet erg naar boven. Wel wordt er advies gegeven aan bedrijven in de toekomst om rekening te houden met deze bepalingen (ook inzake energiebesparing). INTENSIEF RUIMTEGEBRUIK (HORIZONTAAL) Rooilijnverplichtingen (bv. tot perceelgrens bouwen) zijn ideale drukkingsmiddelen om ervoor te zorgen dat bedrijven hun intensieve ruimte benutten. Veelal wordt deze bepaling samen met bepalingen rond bedrijfsclustering en locatiebeleid (grote bedrijven op grote terreinen) opgenomen in de contractverplichting op nieuwe bedrijventerreinen. Voor oude bedrijventerreinen worden screenings voorzien om de restruimtes nuttig op te vullen. Elk bedrijventerrein heeft natuurlijk zijn eigen industrie en problemen die eigen zijn aan het terrein zelf. INTENSIEF RUIMTEGEBRUIK (TIJDSASPECT) In Vlaanderen bestaan nog veel brownfields die herontwikkeld worden na sanering (vb. BT WillebroekNoord). Door het bouwen op gesaneerde grond helpt men zo om duurzaam om te springen met de 92
schaarse ruimte die voorhanden is in Vlaanderen.
Duurzame mobiliteit Teneinde de problemen die gepaard gaan met de klimaatverandering (broeikasgas en CO2problematiek) te verminderen, kunnen verschillende maatregelen getroffen worden. De laatste jaren doen bedrijvenverenigingen en ondernemersclubs veel acties rond sensibilisering, fietsacties en de goede benutting van transportmiddelen om de verkeersafwikkeling te verbeteren en vervoersstromen op elkaar af te stemmen. Duurzame mobiliteit impliceert ook het nemen van infrastructuurmaatregelen, waarbij gedacht kan worden aan de aanleg van fietspaden of beter onderhoud van wegen. Zo kan men ook de beeldkwaliteit van het bedrijventerrein verbeteren. EFFICIENT GEBRUIK VAN TRANSPORTMIDDELEN Het efficient gebruik van transportmiddelen komt in Vlaanderen nog niet veel voor. Vaak zijn er op Vlaamse bedrijventerreinen vrij diverse sectoren aanwezig, wat het logistiek complex kan maken (zie knelpunten later). Sommige bedrijven kopen wel grondstoffen gezamelijk aan. GEBRUIK VAN HOOGWAARDIG COLLECTIEF PERSONENVERVOER Veel bedrijventerreinen in Vlaanderen stellen hun ontsluiting voorop als een belangrijke prioriteit. Door het openbaar vervoer goed af te stemmen op de locatie van het terrein wordt een duurzaam woon-werkverkeer gecreëerd. Bepaalde bedrijven voorzien zelfs in een eigen shuttledienst van en naar het station. Mobiliteitscampagnes komen vaak naar voor als een middel om bedrijven bewust te maken van de verschillende mogelijkheden op vlak van mobiliteit (bv. mobiliteitsacties op Drongen I te Gent). Carpoolsystemen (bv. E17/3 te Lokeren) kwamen uit de enquête minder naar voor. STIMULEREN VAN MULTIMODAAL TRANSPORT De meeste bedrijventerreinen in Vlaanderen situeren zich dichtbij mogelijkheden van multimodaal transport. Het zijn vaak logistieke knooppunten die onderzoek voeren en op zoek gaan naar transportmogelijkheden om wegtransport te verminderen. Zo worden treintransport en watertransport gestimuleerd in Vlaanderen bij de grote haventerreinen (Antwerpen, Gent en Zeebrugge), maar worden ook unieke andere mogelijkheden gecreërd (bv. bedrijventerrein Lanaken met transportspoorwegverbinding). CONCENTRATIE VAN VERKEERSGENERERENDE ACTIVITEITEN Vroeger hield men minder rekening met de impact van verkeersgenererende activiteiten die veroorzaakt worden door sommige bedrijvenzones. In het locatiebeleid van Vlaanderen wordt hiermee rekening gehouden voor de nieuwe bedrijventerreinen. 93
MULTIFUNCTIONEEL RUIMTEGEBRUIK Veel bedrijventerreinen stemmen hun voorzieningen af op de aanwezige bedrijvigheid. In Vlaanderen kent de organisatie van sociale voorzieningen op het bedrijventerrein veel succes (bv. overkoepelend restaurant, kinderopvangmogelijkheden, postbus, bankautomaat). Bedrijventerreinen die op sociaal vlak al erg ver staan, bieden zelfs mogelijkheden aan zoals soepbedeling en strijkdiensten (bv. Ardoyen Gent en Haven Gent). Sport- en recreatiemogelijkheden kennen in Vlaanderen nog niet zoveel ingang.
Duurzame ruimtelijke inpassing AANDACHT VOOR BEELDKWALITEIT (EN LOCATIEBELEID) EN BEPERKEN VAN HINDER Bij de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen in Vlaanderen worden principes m.b.t. de kwaliteit van de openbare ruimte, architectuur van het bedrijfsgebouw en inrichtingsprincipes vastgelegd. Op deze manier wordt een toekomstig duurzaamheidskader gemaakt. Aangezien groenaanleg de beeldkwaliteit van het terrein beïnvloedt in positieve zin, voorzien veel bedrijventerreinen in de aanleg van groene natuurzones of bufferzones. Een grote hoeveelheid van de bedrijventerreinen in Vlaanderen heeft oog voor de opvolging van groenbeheer. Beeldkwaliteit is eveneens zeer belangrijk voor het bedrijventerrein-imago. Om de mate van hinder te beperken naar de omgeving, wordt bij uitgifte van een bedrijventerrein goed gekeken naar de locatie. CASCADES EN GESLOTEN KRINGLOPEN Momenteel is er in Vlaanderen sensibilisatie rond Cleantech en cradle-to-cradle (C2C). Er zijn bijgevolg verschillende projecten lopende i.v.m. gesloten kringlopen (C2C). Uit de enquêtes kon niet worden afgeleid of er reeds samenwerking rond C2C plaatsgrijpt op bepaalde bedrijventerreinen. Hetzelfde geldt voor cascadevorming bij bedrijven. Bedrijven die samenwerken voor de benutting van restwarmte en proceswater komen voor, maar werden niet opgemerkt in deze masterproef (het zou ons ook te ver leiden). GEBRUIK VAN HOOGWAARDIGE UTILITIES MET HOOG RENDEMENT Veel trekkersentiteiten willen bedrijventerreinen warm maken voor de aankoop van zonnepanelen of investeringen in windenergie. Er zijn dan ook veel REG-studies rond dit onderwerp lopend. D.m.v. groepsaankopen kennen deze duurzame vormen van energie succes in Vlaanderen. Voornamelijk de keuze voor zonnepanelen en windenergie zitten in de lift. Het blijft echter wel een weloverwogen keuze. Er gebeurt eveneens veel sensibilisatie rond dit onderwerp (vanuit de POM‟s). Ook de
94
AFVALMANAGEMENT Afvalmanagement wordt steeds meer toegepast onder de vorm van afvalcontracten. Vaak gaat het hier ook om groepsaankopen voor meerdere bedrijven, zodat een gunstige formule bekomen wordt. Tot afvalmanagement kan men ook de zogenaamde preventieteams rekenen. Deze komen in Vlaanderen veel minder voor, maar ze zijn in opmars.
Duurzaam werk- en leefklimaat Volgens de definitie van duurzaamheid kunnen ontwikkelingen pas duurzaam genoemd worden als ze op het vlak van milieu, economie en sociaal-maatschappelijk vlak positieve effecten genereren. De aandacht voor duurzame werkomstandigheden is de voorbije jaren sterk gestegen. DUURZAAM WERKKLIMAAT Inzake duurzaam werkklimaat worden veel acties genomen, gaande van faciliteiten voor de werknemers, tot het oprichten van een bedrijventerreinwebsite die dienst doet als communicatiekanaal. Ook beveiliging van het terrein tegen ongewenst bezoek hoort hierbij. DUURZAAM LEEFKLIMAAT Steeds meer bedrijventerreinen voeren communicatie met de omwonenden over mogelijke acties die ze in de toekomst zouden nemen. Dit uit zich ook in het opstellen van klachtenmeldpunten en het inzetten van collectieve bewaking van het terrein.
Algemeen kan gesteld worden dat er meer oog is voor kwaliteit op het gemiddelde bedrijventerrein in Vlaanderen. Er wordt voornamelijk aandacht besteed aan een efficient ruimtegebruik, een duurzame ruimtelijke inpassing (beeldkwaliteit) en een duurzaam werken leefklimaat voor de werknemers op het terrein.
95
Verduurzaming van samenwerkingsacties Uit de resultaten werden verschillende samenwerkingsacties gefilterd en geanalyseerd. Er wordt een opdeling gemaakt volgens de JERTS-principes die voorheen in deze masterproef werd omschreven. Per provincie werd een spinnenwebdiagram gemaakt, zodat er een beeld gevormd kan worden van de omvang der acties op sociaal, technisch, economisch en ruimtelijk vlak. Om de resultaten dan te vergelijken werd de data van 2007 eveneens in het spinnenwebdiagram geplaatst. West-Vlaanderen De samenwerkingsacties op bedrijventerreinen in West-Vlaanderen situeren zich voornamelijk op sociaal en ruimtelijk vlak. Zo is er sinds 2007 een enorme opmars vooruitgang geboekt van sociale acties. Dankzij het ondersteunend beleid van de POM West-Vlaanderen en het uitvoerend beleid van WVI en Leiedal, werden er duidelijk vorderingen geboekt inzake bewegwijzering, verbetering van de infrastructuur en infosessies.
Tabel 9: Overzicht samenwerkingsacties West-Vlaanderen
96
Oost-Vlaanderen De samenwerkingsacties op bedrijventerreinen in Oost-Vlaanderen situeren zich voornamelijk op ruimtelijk, sociaal en economisch vlak. Op de bedrijventerreinen uit zich dit in acties rond de verbetering van infrastructuur en veel sociale samenwerkingsacties zoals netwerkmomenten en infosessies voor bedrijven. Op ruimtelijk vlak scoort bewegwijzering ook goed t.o.v. 2007.
Tabel 10: Overzicht samenwerkingsacties Oost-Vlaanderen
97
Antwerpen De samenwerkingsacties op bedrijventerreinen in Antwerpen situeren zich voornamelijk op sociaal en economisch vlak. Op de bedrijventerreinen uit zich dit in acties rond de verbetering van beveiliging op het terrein en uniforme bewegwijzering. Eveneens blijkt (net zoals reeds werd vastgesteld bij de andere provincies) de verbetering van infrastructuur een belangrijk samenwerkingspunt te zijn.
Tabel 11: Overzicht samenwerkingsacties Antwerpen
98
Vlaams-Brabant De samenwerkingsacties op bedrijventerreinen in Vlaams-Brabant situeren zich voornamelijk op sociaal en economisch vlak (net zoals de provincie Antwerpen). Op sociaal vlak uit zich dit in veel netwerkevents en een verhoogde beveiliging van de terreinen in de provincie. Op economisch vlak worden meer contracten rond afvalmanagement afgesloten en slaat collectief groenbeheer vrij goed aan bij de ondernemers.
Tabel 12: Overzicht samenwerkingsacties Vlaams-Brabant
99
Limburg De samenwerkingsacties op bedrijventerreinen in Oost-Vlaanderen situeren zich voornamelijk op sociaal, ruimtelijk en economisch vlak. Limburg is altijd al een groene provincie geweest in uit deze cijfers blijkt dit nog maar eens te kloppen. Samenwerking op Limburgse bedrijventerreinen impliceert op economisch vlak het collectief beheer van groen en afval (d.m.v. afvalcontracten). Verder steekt men veel energie in uniforme bewegwijzering en beveiliging van het terrein.
Tabel 13: Overzicht samenwerkingsacties Limburg
100
Algemene conclusie voor Vlaanderen
Vlaanderen Onderzoekscriteria
2007
%
2011
%
Duurzame energiebenutting
16
5
18
4
Verbetering infrastructuur
52
16
81
17
Bewegwijzering
43
13
55
12
Beveiliging
35
11
44
9
Samenaankoop
26
8
38
8
Netwerking
37
11
57
12
Groenonderhoud en afvalophaling
40
12
51
11
Grijsonderhoud
6
2
6
1
Verbetering en haalbaarheidsstudies
29
9
45
10
Infosessies en opleiding
41
13
69
15
Totaal
325
100
464
100
Tabel 14: Overzicht samenwerkingsacties Vlaanderen
101
Samenwerkingsacties op bedrijventerreinen in Vlaanderen 2011 (gewogen) Sociaal 40 35 30 25 20 15
Ruimtelijk
10
West-Vlaanderen
5
Oost-Vlaanderen
0
Technisch
Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg
Economisch
Figuur 15: Overzicht samenwerkingsacties Vlaanderen in een spinnenwebdiagram
Uit Figuur 14 en Figuur 15 is duidelijk te zien dat bedrijven inzetten op samenwerkingen die van ruimtelijke, economische of sociale aard zijn. Uit een evaluatie van Houthaeve en De Bosschere39 in 2002 bleek dat bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen in Vlaanderen de nadruk voornamelijk lag op de principes rond efficiënt ruimtegebruik (vooral principes 2 tot 4) en op de beeldkwaliteit (landschappelijke integratie, principe 10). Anno 2011 zien we dat het streven naar efficiënt ruimtegebruik nog steeds één van de belangrijkste ontwikkelingsparameters zijn waarmee men rekening houdt bij de ontwikkeling van een bedrijventerrein. Ook de uitstraling (beeldkwaliteit) en infrastructuur spelen een zeer belangrijke rol. Daarnaast wint groenbeheer aan belang, wat ook het geval is voor collectieve beveiliging en netwerkevenementen. In Figuur 15 worden de acties „gewogen‟, door ze op gelijke noemer te zetten. Op deze manier kunnen we de resultaten per provincie vergelijken. De acties op bedrijventerreinen in Vlaanderen die in Figuur 15 worden weergegeven situeren zich voornamelijk op volgende vlakken: o Ruimtelijk: uniforme bewegwijzering, intensief ruimtegebruik en een goede ontsluiting van het terrein o Economisch: groenbeheer en afvalcontracten o Sociaal: beveiliging, netwerking en infosessies We kunnen zien in figuur 15 dat alle samenwerkingsvormen ofwel de beeldkwaliteit van het terrein, ofwel de ondernemer rechtstreeks ten goede komen. De facetten liggen per provincie lichtelijk anders, maar het ondersteunend beleid is vrrijwel hetzelfde. Wanneer we de samenwerkingsacties in 2011 opdelen in ruimtelijke, sociale, economische (milieu) en technische vlakken, dan valt het duidelijk op dat voornamelijk in de eerste 3 gebieden veel acties ontspringen.
% van acties volgens JERTS per provincie 40
%
30
Sociaal
20
Technisch
10
Economisch Ruimtelijk
0 W-VL
O-VL
ANTW
VL-BR
LIM
Figuur 16: Overzicht samenwerkingsacties per provincie (in %)
In Figuur 16 wordt een overzicht gegeven van de samenwerkingsacties per provincie (in %). In bijna elke provincie scoren de sociale aspecten het hoogst, gevolgd door de ruimtelijke aspecten en de economische aspecten. De ruimtelijke aspecten scoren overal het laagst.
39
Houthaeve, R., & De Bosschere, D. (2002). Vergelijkende studie duurzame bedrijventerreinen, met toepassing op Vlaanderen. Werkrapport. AMRP, UGent, p. 104.
Knelpunten Bij het samenwerken komen er natuurlijk ook knelpunten voor. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van de knelpunten die op bedrijventerreinen naar boven komen. De resultaten werden afgeleid uit een bevraging van 45 respondenten (bedrijventerreinverenigingen, relevante trekkersentiteiten, parkmanagers of ambtenaren lokale economie).
Figuur 17: Overzicht knelpunten bij samenwerkingsacties in Vlaanderen
Het voornaamste knelpunt inzake samenwerking op bedrijventerreinen dat naar voor kwam was het gebrek aan engagement, solidariteit door afwezigheid van een trekkersentiteit. De praktijk leert ons namelijk dat samenwerkingsinitiatieven vaak stranden of verwateren in de afwezigheid van deze trekkersentiteit, doordat bedrijven zich voornamelijk concentreren op hun economische bedrijvigheid en minder tijd willen spenderen aan de opvolging van mogelijke samenwerkingscontracten. Daarnaast wordt samenwerking bemoeilijkt door de specifieke eigenschappen van een bedrijventerrein. Zo falen samenwerkingsinitiatieven indien er op het terrein een te differentiële sector aanwezig is. Bedrijven die geen gezamelijke activiteiten beoefenen hebben weinig aan samenwerking met andere sectoren. Het gebrek aan bindende kracht (voornamelijk door zogenaamde gaten in de wetgeving) op bestaande bedrijventerreinen vervolledigt de top 3 van knelpunten. Trekkersentiteiten blijven bij samenwerking vaak afhankelijk van de goodwill van bedrijven die willen meestappen in projecten. 104
Andere knelpunten die naar boven kwamen waren de (mis)communicatie (9%), de financiering van de samenwerking (9%), mislukte samenwerkingen van vroeger die leiden tot uitstel van nieuwe samenwerkingen (9%). Hierbij kan worden opgemerkt dat sommige samenwerkingen nooit historisch gegroeid zijn door bijvoorbeeld een te grote differentiatie van sectoren op het terrein of KMO-zones (te kleine bedrijven). Veel bedrijven zien ook op tegen de lange duurtijd van resultaten (7%). Bedrijven die reeds meegedaan hebben aan samenwerkingsacties ervaren dit als een potentie naar de toekomst toe. Een bevraging bij 45 bedrijventerreinen (in het kader van deze masterproef) gaf aan dat de meeste bedrijven (64%) wel voorstander zijn de samenwerking met een trekkersentiteit en een positief verloop ziet in toekomstige samenwerkingen die tot stand zullen komen. 18% van de ondervraagden zag een gelijke trend (status quo) en 4% van de bedrijven doet niet meer mee aan samenwerkingsacties o.w.v. negatieve ervaringen. 9% van de respondenten gaf hierover geen mening.
Figuur 18: Ervaring van samenwerking naar de toekomst toe
105
6. Algemene conclusies Het is duidelijk dat bedrijventerreinen in Vlaanderen veel meer samenwerkingsverbanden kennen dan ooit tevoren. De resultaten die bekomen werden uit deze studie zijn ver van volledig, maar kunnen de lezer een goed inzicht verschaffen in de huidige situatie van samenwerkingsacties op bedrijventerreinen. Duurzame voorwaarden en bepalingen die opgelegd worden inzake bedrijventerreinen Er is sprake van een positieve evolutie inzake het opleggen van duurzame randvoorwaarden. Bedrijventerreinverenigingen en terreinontwikkelaars geven meer aandacht aan duurzame voorwaarden bij de opstart van nieuwe bedrijventerreinen. Zo gaat er meer aandacht naar het opleggen van allerhande verplichtingen: - Duurzame kwaliteit (bv. groenvoorziening) - Duurzame bouwverplichtingen (bouwen tot aan perceelsgrens) - Afstemming van de bedrijvigheid op omgevingsprofiel (verenigbaar met de omgeving) - ... Op nieuwe bedrijventerreinen wordt op deze manier via contractuele binding het basiskader rond duurzaamheid voor een stuk vastgelegd. Zo zal men op nieuwe terreinen doordachter te werk kunnen gaan en streven naar bepalingen rond uniformiteit (ruimtelijk: gaande van architecturale aspecten tot bewegwijzering), wat de beeldkwaliteit gunstig beïnvloedt en de regio fysiek, maar ook economisch aantrekkelijker maakt. Samenvattend wordt er voornamelijk meer aandacht besteed aan bepalingen rond efficient ruimtegebruik, duurzame ruimtelijke inpassing (beeldkwaliteit) en een duurzaam werk- en leefklimaat op het terrein. De bindende kracht op bestaande bedrijventerreinen is helaas moeilijk wijzigbaar, aangezien men geen juridische poot heeft om op te staan. Men kan bedrijven bijgevolg niet verplichten om hierin mee te gaan. De trekker of bedrijventerreinorganisatie kan echter wel een grote rol spelen inzake het overtuigen van de bedrijven via bv. sensibilisering. Bedrijven moeten warm gemaakt worden voor duurzaam ondernemen, aangezien het voordelen biedt op diverse vlakken. Bedrijven in Vlaanderen ontdekken langzaam het nut van duurzaam ondernemen, maar zullen steeds eerst kijken naar het economische luik. Duurzame acties zijn echter investeringen op lange termijn, waardoor resultaten niet altijd direct zichtbaar zijn. De laatste jaren lopen er steeds meer acties met duidelijke resultaten van meerwaarde. Samenwerkingsacties op bedrijventerreinen, een meerwaarde? Er wordt in vergelijking met 2007 meer samengewerkt op bedrijventerreinen. Samenwerkingsacties op bedrijventerreinen kennen een stijgend verloop over de jaren heen. De duurzaamheid van de acties situeert zich echter nog op het basisniveau, al kan men wel stellen dat er sprake is van een kleine verduurzaming betreffende de acties. Bedrijventerreinen waar samenwerking reeds enkele jaren wordt toegepast, tillen zichzelf naar een steeds hoger niveau. Op veel terreinen in Vlaanderen is er echter sprake van een bloeiende opstartfase van samenwerkingsverbanden, waarna de meeste acties verwateren. Voor trekkers is het echter niet eenvoudig om steeds nieuwe acties uit te vinden of origineel uit de hoek te komen om bedrijven aan te spreken. Zo bestaan de meeste samenwerkingsacties uit realisaties om het terrein attractiever te maken zowel op technisch vlak (infrastructuur), ruimtelijk vlak (groenonderhoud, bewegwijzering) als op sociaal vlak (beveiliging van het terrein). Dit zorgt voor een algemeen betere beeldkwaliteit van het terrein zelf.
106
De trekkers hebben eveneens hoopvolle verwachtingen naar de toekomst toe, aangezien er een duidelijke meerwaarde wordt ervaren. De meeste acties rond samenwerking kaderen in volgende domeinen: - Sociaal vlak: netwerkevents, infosessies - Technisch vlak: verbetering infrastructuur terrein - Economisch vlak: groenonderhoud - Ruimtelijk vlak: bewegwijzering Veel bedrijventerreinen zijn hoopvol naar de toekomst toe en zien een positief verloop in toekomstige samenwerkingsvormen op het terrein. Vermoedelijk zal er zich in Vlaanderen een stijgende trend voordoen in parkmanagement, aangezien de eerste realisaties binnenkomen en positieve reacties uitlokken bij de ondernemers. Parkmanagement heeft zijn initiatiejaren vrijwel achter de rug en nadat veel ondernemers de kat uit de boom hebben gekeken hebben, zullen ze hopelijk weldra het nut inzien van collectief samen te werken en winst boeken op verschillende vlakken. We kunnen dus besluiten dat er sprake is van een kleine verduurzaming van acties op bedrijventerreinen, aar dat het voornamelijk gaat over basisbehoeften die het bedrijventerrein aantrekkelijker maken. De bedrijfswereld stapt nog niet vrijwillig mee in het duurzaamheidsverhaal en trekentiteiten blijven noodzakelijk om acties gecoördineerd en vlot te laten verlopen. Acties kaderen voornamelijk in sociale en ruimtelijke samenwerking. Bedrijven in Vlaanderen werken vandaag de dag meer en meer samen op bedrijventerreinen. Er is sprake van een positieve, doch trage opmars inzake verduurzaming op de terreinen zelf. De samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen zijn eigen aan elk terrein en vallen of staan met het initiatief van de trekker(s). Vandaag de dag denken bedrijven nog te veel als individuele entiteit en zien ze nog niet zo duidelijk het belang in van collectieve samenwerking. Parkmanagement kent in Vlaanderen duidelijk een opmars, maar het blijft echter nog voor veel terreinen een relatief nieuw begrip. Vandaag de dag vindt parkmanagement veel ingang door ondersteuning van basisbehoeften op bedrijventerreinen, die zich uiten in ruimtelijke en logistieke acties (bv. een goede ontsluiting en bewegwijzering). Ook hechten veel bedrijventerreinen belang aan een goede bewaking. Aangezien er nog niet echt sprake is van vrijwillige samenwerking op bedrijventerreinen in Vlaanderen, worden voor nieuwe bedrijventerreinen vaak een duurzaam achtergrondskader contractueel vastgelegd in de aankoopakte (bv. contractueel vastgelegd parkmanagement), zodat de trekkers niet meer afhankelijk zijn van de vrijwilligheid en goodwill van bedrijven. De praktijk leert immers dat de meeste bedrijven enkel samenwerkingsacties overwegen indien het voor hen economische voordelen oplevert. De trekkers van bedrijventerreinen zijn voornamelijk de POM‟s, regionale intercommunales en nationale agentschappen (VOKA, AO) en in beperkte mate lokale ondernemers. Het initiatief van bedrijven ligt vaak aan de lage kant, omdat ze beperkt zijn in tijd en middelen, waarbij de focus voornamelijk ligt bij het onderhouden van eigen bedrijfsactiviteiten. Dit onderzoek leert ons dat bedrijventerreinen in Vlaanderen voornamelijk voorzien in een goede ontsluiting van het terrein en dat er vaak intensief ruimtegebruik aan bod komt. De samenwerkingsacties specifiëren zich voornamelijk rond conforme bewegwijzering, infosessies en acties rond collectieve beveiliging. Samenwerking rond duurzame energie (zonnepanelen en windmolens) wordt steeds meer en meer afgewogen d.m.v. studies. Knelpunten bestaan voornamelijk uit een gebrek aan engagement (goodwill, solidariteit) en de afwezigheid van een trekker omtrent acties. Vaak zijn op Vlaamse bedrijventerreinen eveneens vrij differentiële sectoren aanwezig, wat een samenwerking bemoeilijkt. De afwezigheid van een overkoepelende structuur of wetgeving en de monetaire aspecten rond samenwerking zijn eveneens triggers waar bedrijven afhaken bij samenwerkingen.
107
De verduurzaming van bedrijventerreinen treedt voornamelijk op bij grote bedrijventerreinen (met duidelijke trekkers en onderbouwing van het beleid) of wetenschapsparken (waar de aspecten op juridisch, economisch, ruimtelijk, technisch en sociaal vlak goed worden opgevolgd). De toetredingsdrempel voor KMO‟s ligt vaak erg hoog, aangezien deze bedrijven vaak geen nood hebben aan de behoefte tot clustering door beperking van bedrijvigheid. Parkmanagement wordt meer en meer gepland en opgestart op Vlaamse bedrijventerreinen, maar is vandaag de dag slechts in beperkte mate aanwezig op bedrijventerreinen. Het valt duidelijk op, dat de meeste bedrijven echter nog de kat uit de boom kijken en pas mee zullen doen aan het duurzaamheidsverhaal indien ze zien dat pioniers er wel bij varen. Het duurt echter even vooraleer er duidelijke resultaten zichtbaar zijn inzake parkmanagement. Veel bedrijventerreinen die sinds enkele jaren enige vorm van parkmanagement hebben geïntroduceerd, ervaren echter positieve reacties van de bedrijven. Er wordt dan ook verwacht dat het aantal bedrijventerreinen met parkmanagement de komende jaren sterk zal toenemen. Veel clusteracties zullen opgestart worden doordat stakeholders (gemeentes, AO, terreinontwikkelaar en -beheerder…) een trekkersrol vervullen en betrokken zijn bij ontwikkeling en het beheer van bedrijventerreinen. Individuele bedrijven nemen veel minder initiatieven en is er veel minder sprake van een vrijwillige toetreding bij deze bedrijven. Parkmanagement wordt voornamelijk opgelegd doordat duurzame bepalingen zijn vastgelegd in de verkoopaktes van nieuwe bedrijventerreinen. Op die manier staat een vorm van parkmanagement op veel terreinen die in uitbreiding zijn reeds gepland.
108
7. Ideeën voor verder onderzoek Het is duidelijk dat in deze masterproef slechts een momentopname werd geschetst inzake samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen in Vlaanderen. Deze gegevens kunnen aanleiding geven tot verder onderzoek op tal van aspecten voor bedrijventerreinen: -
Onderzoek naar de verduurzaming van acties op bedrijventerreinen, met opsplitsing van clusteracties op juridisch, economisch, ruimtelijk, technisch en sociaal vlak per provincie.
-
Onderzoek (quick-scan) naar de behoeften van ondernemers op bedrijventerreinen
-
Onderzoek naar de rol van top-down en bottom-up benadering bij trekkersentiteiten
-
Onderzoek naar mogelijke scenario‟s m.b.t. schaarste van ruimte in Vlaanderen
-
Onderzoek naar toekomstperspectieven m.b.t. het aanbod van bedrijfsgronden (zgn. ijzeren voorraad)
109
8. Referenties E-bronnen Duurzame bedrijventerreinen en informatie bedrijventerreinen per provincie Website DBT Gent: www.dbt.ugent.be/groeiboeken Website AO: http://www.vlao.be/default.asp?page=search Website VOKA: http://www.voka.be/ruimtelijke-ordening Website POM West-Vlaanderen: www.pomwvl.be Website POM Oost-Vlaanderen: www.pomov.be Website POM Antwerpen: www.pomantwerpen.be Website POM Vlaams-Brabant: http://www.vlaamsbrabant.be/economielandbouw Website POM Limburg: www.pomlimburg.be Website POM Limburg en LRM: www.locateinlimburg.com West-Vlaanderen Website Leiedal: www.leiedal.be Website WVI: www.wvi.be Website Plassendale: www.plassendale.be Website VZW Bedrijvig Brugge: www.bedrijvigbrugge.be Website Kuurnse Bedrijvenclub: www.kbckuurne.be Website BTM-project: www.bedrijventerrein-management.be Oost-Vlaanderen Website VLI Lokeren: www.vli.be Website TTS – Temse Tielrode St-Niklaas: www.ttszone.be Website Doornpark Beveren: www.doornpark.be Website Zaubeek: www.zaubeek.be Website Zele: www.zele.be Website Drongen I: www.drongen1.be Website Gentbrugge II: www.gentbrugge2.be Website Ardoyen Gent: www.ardoyen.be Website Bedrijvenzone Eke: www.bedrijvenzone-eke.be Website De Prijkels: www.deprijkels.be Website SOL-VA Aalst: www.so-lva.be Website Interwaas: http://www.interwaas.be/projecten/bedrijventerreinen Antwerpen Website vzw Turnhout: www.turnhout.be/stadsregio/ Website Bedrijvenvereniging Bedess: www.bedess.com Website KMO Bornem: www.kmobornem.be Website Logistic Center Hazeldonk-Meer (LCHM): www.logisticcenterhazeldonk.nl Website Mechelen-Noord: www.industriemechelennoord.be Website Ter Straten vzw: www.terstraten.be Website IOK: www.iok.be Website Ineos Zwijndrecht: www.ineos.com Website Niel bedrijvenzone Waterfront: www.waterfront.be Website HIW Ondernemersclub Wilrijk: www.hiw.be Website Research bedrijfspark UCL: www.wetenschapsparklimburg.be Website Project grensverleggend parkmanagement: www.park-management.org
110
Vlaams Brabant Website Interleuven: www.interleuven.be Website Industriegroep Londerzeel: www.igl-londerzeel.be Website Haviland: www.haviland.be Website Limburgse Werkgeversorganisatie Limburg: http://www.vkw-limburg.be Website Ondernemersclub Groot-Beringen: www.ogb.be Limburg Website Industriezone Beringen/Tessenderlo/Ham: www.ravenshout.be Website Lommels Ondernemers Club: www.loc-vzw.be Website Ondernemersclub Opglabbeek: www.oco.be Website Ondernemersclub Tessenderlo/Ham: http://www.tessenderlo.be > Ondernemersclub Website netwerk collectieve beveiliging: http://www.collectievebeveiliging.be/vlaamsnetw.htm Website overzicht bedrijventerreinen: http://www.ocp.be/__template/main.asp? Website bedrijventerreinen Limburg: http://www.bedrijventerreinenlimburg.be Literatuur Allaert, G., & Verhoestraete, D. (2003). Wetenschapspark Plassendale: Visie, concept en eerste schets ruimtelijke inrichting. Cabus, P. & Vanhaverbeke, W. (2006). Ruimte om te ondernemen. Model voor implementatie van de IJzeren Voorraad en langetermijn behoefteraming 2006-2012. Cramer, J. (2002). Duurzaam ondernemen en praktijkervaringen: inleiding. Van Gorum, 7. European Environment Agency. (2006). Land accounts for Europe 1990-2000: Towards integrated land and ecosystem accounting. Report Copenhagen, N° 11. UGent, & WES Onderzoek & Advies. (2004). Duurzame kwaliteit op bedrijventerreinen. United Nations. (1987). Report of the World Commission on Environmental and Development. General Assembly Resolution 42/187. Van Eetvelde, G., Deridder, K., Segers S., Maes, T. & Crivits, M. (2007). Sustainability scanning of eco-industrial parks, 11th European Roundtable on Sustainable Consumption and Production (ERSCP). p. 20. Van Eetvelde, G. (ed), Deridder, K., Delange, E., & De Zutter, B. (2007). Groeiboek Duurzame Bedrijven Terreinen: Juridisch bekeken. UGent ARMP, p. 81. Van Eetvelde, G. (ed), & Dierick, B. (2007). Groeiboek Duurzame Bedrijven Terreinen: Technisch bekeken. UGent ARMP, p. 75. Van Eetvelde, G. (ed), & Matthyssen, D. (2007). Groeiboek Duurzame Bedrijven Terreinen: Ruimtelijk bekeken. UGent AfRMP, p. 81. Van Eetvelde, G. (ed), Verstraeten, B., Schram, A., & Gevaert, L. (2007). Groeiboek Duurzame Bedrijven Terreinen: Economisch bekeken. UGent ARMP, p. 75. Van Eetvelde, G. et al. (2005). JERTS-boekenreeks: Groeiboek duurzame bedrijventerreinen - juridisch / economisch / ruimtelijk / technisch / sociaal bekeken. UGent, ARMP, VandenBroele. p. 81.
111
Vanhaverbeke W., Cabus, P., & Lammens, E. (2005). Ruimte voor werk: bouwrijpe bedrijventerreinen, economische ontwikkeling en ruimtelijke planning in Vlaanderen. Tijdschrift voor Economie en Management, XLVII, 2, p. 227-265. Van Steelandt, W., & Van Eetvelde, G. (2007). Duurzame bedrijventerreinen in Vlaanderen: een analyse, p. 90. Vlaamse overheid. (2009). Voorbeeldboek Kwalitatieve bedrijventerreinen: 2009. p. 234. Waterwegen en Zeeknaaal NV. (2010). Weg van Water: jaarboek 2010, p. 95. WES Onderzoek & Advies, & Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - administratie Economie. (2005). Handleiding voor het beheer van bedrijventerreinen. World Commission on Environment and Development. (1987). Our Common Future. Annex to General Assembly document A/42/427. Development and International Co-operation: Environment. Oxford: Oxford University Press, ISBN 0-19-282080-X. WVI. (2004). Duurzame kwaliteit voor bedrijventerreinen – Onderzoek naar de bestaande documentatie en praktijkvoorbeelden (eindrapport). p. 5-11. WVI, LEIEDAL en POM West-Vlaanderen (2009). Praktijkfiches verduurzaming bedrijventerreinen, p. 76. Jaarverslagen LEIEDAL (2008). Jaarverslag LEIEDAL 2008, p. 166. LEIEDAL (2009). Jaarverslag LEIEDAL 2009, p. 173. Haviland (2007). Jaarverslag Haviland 2007, p. 143. Haviland (2008). Jaarverslag Haviland 2008, p. 165. Haviland (2009). Jaarverslag Haviland 2009, p. 167. Interleuven (2008). Jaarverslag Interleuven 2008, p. 156. Interleuven (2009). Jaarverslag Interleuven 2009, p. 147. IOK. (2008). Jaarverslag IOK 2008, p. 130. IOK. (2010). Jaarverslag IOK 2010, p. 123. POM West-Vlaanderen. (2007). Jaarverslag POM West-Vlaanderen 2007, p. 123. POM West-Vlaanderen. (2009). Jaarverslag POM West-Vlaanderen 2009, p. 154. POM Oost-Vlaanderen. (2007). Activiteitenverslag POM Oost-Vlaanderen 2007, p. 43. POM Oost-Vlaanderen. (2008). Activiteitenverslag POM Oost-Vlaanderen 2008, p. 42. POM Oost-Vlaanderen. (2009). Activiteitenverslag POM Oost-Vlaanderen 2009, p. 49. POM Antwerpen. (2009). Jaarverslag POM Antwerpen 2009, p. 70. POM Antwerpen. (2010). Jaarverslag POM Antwerpen 2010, p. 23. POM Vlaams-Brabant. (2007). Jaarverslag POM Vlaams-Brabant 2007, p. 75. POM Vlaams-Brabant. (2008). Jaarverslag POM Vlaams-Brabant 2008, p. 83. POM Vlaams-Brabant. (2009). Jaarverslag POM Vlaams-Brabant 2009, p. 82. POM Limburg. (2007). Jaarverslag POM Limburg 2007, p. 169. POM Limburg. (2008). Jaarverslag POM Limburg 2008, p. 164. 112
POM Limburg. (2009). Jaarverslag POM Limburg 2009, p. 156. SOL-VA. (2008). Jaarverslag SOL-VA 2008. p. 68. SOL-VA. (2009). Jaarverslag SOL-VA 2009. p. 68. WVI (2008). Jaarverslag WVI 2008, p. 170. WVI (2009). Jaarverslag WVI 2009, p. 169. WVI (2010). Jaarverslag WVI 2010, p. 172. WVI (2008). Infoverslag WVI januari 2008. p. 4. WVI (2008). Infoverslag WVI april 2008. p. 4. WVI (2008). Infoverslag WVI juli 2008. p. 4. WVI (2008). Infoverslag WVI oktober 2008. p. 4. WVI (2009). Infoverslag WVI januari 2009. p. 4. WVI (2009). Infoverslag WVI april 2009. p. 4. WVI (2009). Infoverslag WVI juli 2009. p. 4. WVI (2009). Infoverslag WVI oktober 2009. p. 4. WVI (2010). Infoverslag WVI januari 2010. p. 4. WVI (2010). Infoverslag WVI april 2010. p. 4. WVI (2010). Infoverslag WVI juli 2010. p. 4. WVI (2010). Infoverslag WVI oktober 2010. p. 4. WVI (2011). Infoverslag WVI januari 2011. p. 4. WVI (2011). Infoverslag WVI april 2011. p. 4.
113
9. Addenda
9.1
Bijlage 1: Bijlage bij het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de RUP’s (11 april 2008)
114
115
9.2
Bijlage 2: Overzicht bedrijventerreinen per provincie
116
117
118
119
120