Amiga DOS 1.3 Gebruikershandleiding Nederlands -
C:
Commodore
AMIGA Arniga DOS 1.3 Gebruikershandleiding Nederlands Met Workbenchversie 1.3 en Extrasversie 1.3 en Kickstart versie 1.3 (voor eigenaars van de Amiga 1000)
C:
Commodore
AUTEURSRECHTEN O 1988, Commodore-Amiga, Inc. Alle rechten voorbehouden. Deze documentatie mag niet, geheel of gedeeltelijk, worden gekopieerd, gefotokopieerd, gereproduceerd, vertaald of verwerkt in enig elektronisch medium of in machineleesbare vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CommodoreAmiga, Inc.
Alle in dit handboek beschreven software valt onder de auteursrechten O 1988, Commodore-Amiga, Inc. Alle rechten voorbehouden. De distributie en verkoop van deze producten zijn uitsluitend bestemd voor het gebruik door de oorspronkelijke koper. Wettelijke gebruikers van deze programma's zijn hierbij uitsluitend gelicenseerd de programma's van hun medium in het geheugen van een computer in te lezen, teneinde de programma's te kunnen uitvoeren. Het dupliceren of kopiëren voor andere dan backup doeleinden, of het verkopen of op een andere wijze distribueren van deze producten is een overtreding van de wet.
De volgende lettertypes zijn opgenomen in de inventaris van lettertypes op de Extras diskette en vallen onder de Auteursrechten O 1985, 1987, Adobe Systems, Inc.: AFWIJZINGEN DEZE INFORMATIE WORDT GELEVERD "ALS ZODANIG" ZONDER ENIGE REPRESENTATIE OF GARANTIE, OFWEL TE KENNEN GEGEVEN, OFWEL GEïMPLICEERD, INCLUSIEF ZONDER BEPERKING ,ENIGE REPRESENTATIE OF ENDOSSEMENT BETREFFENDE HET GEBRUIK VAN, DE RESULTATEN VAN, OF DE PRESTATIE VAN DE INFORMATIE, DE TOEPASSELIJKHEID, DE JUISTHEID, DE BETROUWBAARHEID, OF DE ACTUALITEIT HIERVAN. HET RISICO VERBONDEN AAN HET GEBRUIK VAN DEZE INFORMATIE WORDT GEHEEL GEDRAGEN DOOR DE GEBRUIKER. ONDER GEEN ENKELE OMSTANDIGHEID ZULLEN COMMODORE, DE HIERBIJ AANGESLOTEN BEDRIJVEN, OF DE WERKNEMERS VAN DEZE BEDRIJVEN, AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR ENIGE SCHADE, DIRECT, INDIRECT, INCIDENTEEL OF CONSEQUENTIEEL, ALS RESULTAAT VAN EEN FOUT IN DE INFORMATIE, ZELFS ALS COMMODORE OP DE HOOGTE IS GEBRACHT VAN DE MOGELIJKHEID VAN HET BESTAAN VAN DERGELIJKE SCHADE. DOOR DEZE AFWIJZINGEN ZULLEN ALLE VERBALE OF SCHRIFTELIJKE VERKLARINGEN, IN STRIJD MET HET HIERBOVEN VERMELDDE, WORDEN VERVANGEN.
ERKENNINGEN FastFonts (FF) wordt gebruikt met permissie van Charlie Heath en MicroSmiths, Inc. Hartelijk dank aan Matt Dillon voor de Pipe-Handler. BIX is de Electronic Information Exchange van Byte Magazine. Byte wordt uitgegeven door McGraw-Hill.
AmigaDOS Enhancer-Software Dit Enhancer-pakket bevat de benodigde software voor het uitbouwen van uw Amiga computer voor gebruik van het nieuwe 1.3 besturingssysteem. Het pakket bevat de volgende programma's: Kickstart diskette versie 1.3 (voor eigenaars van de Amiga 1000) Workbench diskette versie 1.3 Extras diskette versie 1.3 Programmalicentie-overeenkomst. Door uit te bouwen tot versie 1.3 zult u het vermogen van uw Amiga computer maximaliseren. Versie 1.3 verbetert bestaande technologie, vergroot de mogelijkheden van de Amiga en geeft een mogelijkheid tot het uitbreiden van vele software-applicaties. Om de software, versie 1.3, ten volle te kunnen benutten dient u de nieuwe Kickstart, versie 1.3, te gebruiken. Als u de eigenaar bent van een Amiga 1000 is dit erg eenvoudig: u gebruikt gewoon de nieuwe 1.3 Kickstart diskette in plaats van uw oude 1.2 Kickstart diskette bij het opstarten van het systeem. U KUNT DE KICKSTART DISKETTE NIET GEBRUIKEN OP DE AMIGA 500 OF DE AMIGA 2000. In plaats daarvan wilt u wellicht de Kickstart ROM in uw computer vervangen door de 1.3 Kickstart ROM. U kunt de 1.3 Kickstart ROM verkrijgen bij een geauthoriseerd Commodore Service-Centrum. De ROM zal bij het service-centrum worden geïnstalleerd. U dient te vragen naar onderdeelnummer 363188-01. U kunt de nieuwe software gebruiken zonder de 1.3 Kickstart ROM te laten installeren. De enige applicatie die niet beschikbaar zal zijn, is de functie "Opnieuw opstarten" van de herstelbare ramdrive.device, die verder in dit handboek wordt besproken. Tevens zullen de eigenaars van de Amiga 2000, die een A2090A kaart voor de besturingseenheid van de harde disk hebben, niet in staat zijn automatisch op te starten vanaf hun harde disk, totdat de 1.3 Kickstart ROM in de machine is geïnstalleerd.
AMIGADOS ENHANCER-SOFTWARE* Met Workbench TM versie 1.3 en Extras versie 1.3 en Kickstart TM versie 1.3 (voor eigenaars van de Amiga 1000) De software is compatibel met Kickstart ROM versie 1.2.
HANDELSMERKEN Amiga is een gedeponeerd handelsmerk van Commodore-Amiga, Inc. Amiga 500, Amiga 2000, AmigaDOS, Amiga Workbench en Amiga Kickstart zijn handelsmerken van Commodore-Amiga, Inc. Commodore, het Commodore logo en CBM zijn gedeponeerde handelsmerken van Commodore Electronics, Ltd. Alphacom is een gedeponeerd handelsmerk van Alphacom, Inc. Alphapro is een handelsmerk van Alphacom, Inc. Brother is een gedeponeerd handelsmerk van Brother Industries, Ltd. Canon is een gedeponeerd handelsmerk van Canon USA, Inc. CityDesk is een gedeponeerd handelsmerk van MicroSearch, Inc. ColorMaster is een handelsmerk van CalComp. Diablo en Xerox zijn gedeponeerde handelsmerken van Xerox Corporation. Epson is een gedeponeerd handelsmerk van Epson America, Inc. IBM is een gedeponeerd handelsmerk van International Business Machines Corp. Imagewriter is een handelsmerk van Apple Computer, Inc. LaserJet, LaserJet PLUS en PaintJet zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company. Microsoft is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corp. NEC en Pinwriter zijn gedeponeerde handelsmerken van NEC Information Systems. Okidata is een gedeponeerd handelsmerk van Okidata, een autonome sectie van Oki America, Inc. Okimate 20 is een handelsmerk van Okidata, een autonome sectie van Oki America, Inc. Pagesetter is een gedeponeerd hndelsmerk van Gold Disk, Inc. Proprinter XL is een handelsmerk van International Business Machines Corp. ProWrite is een handelsmerk van New Horizons Software. Publisher 1000 is een handelsmerk van Brown-Wagh Publishing. Qume is een gedeponeerd handelsmerk van Qume Corporation. Letterpro 20 is een handelsmerk van Qume Corporation. Tektronix is een gedeponeerd handelsmerk van Tektronix, Inc. Het is mogelijk dat in dit document wordt verwezen naar andere handelsmerken, die waarschijnlijk toebehoren aan de daarmee in verband gebrachte bronnen.
Inhoudsopgave
1-1
Inhoudsopgave
1. De Workbench.................................................................................................... 1-1 1 .1 De SHELL. NEWCON: en de CL1...................................................................... 1-1 1 .1 .1 Opstartbestanden........................................................................................... 1-1 1 .1 .2 TOOL TYPES (soorten hulpmiddelen) ........................................................... 1-2 1 .1 .3 Meervoudige iconen .......................................................................................1-3 1 .1 .4 Extra kenmerken van de SHELL ...................................................................1-4 1.2 De System Drawer (System Lade) ...............................................................1-7 1.2.1 NoFastMem .................................................................................................... 1-7 1.2.2FastMemFirst.................................................................................................. 1-8 1.2.3MergeMem ..................................................................................................... 1-8 1.2.4Format ............................................................................................................ 1-8 1.2.5SetMap ........................................................................................................... 1-9 1.2.6FixFonts........................................................................................................ - 1 0 1.2.7InitPrinter ...................................................................................................... - 1 0 1.3 De Prefs Drawer (Prefs Lade) .........................................................................1-10 1.3.1Het venster Main Preferences (voornaamste preferenties) ..........................1-11 1.3.2Het venster Change Printer (veranderen van printer)................................... 1-11 1.3.3CopyPrefs ..................................................................................................... 1-15 1-16 1.4 De Utilities Drawer (Utilities Lade) ................................................................... 1.4.1 ClockPtr ......................................................................................................1-16 1.4.2CMD .............................................................................................................1-17 1.4.3InstallPrinter.................................................................................................. 1-18 1.4.4MORE ........................................................................................................... 1-19 1.4.5PrintFiles....................................................................................................... 1-20 1-21 1.4.6GraphicDump ............................................................................................... 1-23 1.4.7De Clock (klok) ............................................................................................. 1-24 1.5 De twee RAM disks ......................................................................................... 1.5.1 De RAM-Handler .......................................................................................... 1-24 1.5.2De herstelbare Ramdrive.device ................................................................. 1-25 2. AmigaDOS en de C directory van Workbench ................................................ 2-1 2.1 Ongewijzigde opdrachten .......:.......................................................................... 2-2 2-2 2.2Nieuwe of herziene opdrachten......................................................................... 2.3 Formaten van ongewijzigde opdrachten.......................................................... 2-42
1-2
Inhoudsopaave
........................................................................
3.Andere Workbench directories 3-1 3.1 Eenheden ..........................................................................................................3-1 3.1 .1 De MountList ..................................................................................................3-2 3.1.2 Het clipboard.device .......................................................................................3-5 3.2 Keymaps (toetskaarten) .................................................................................... 3-5 3.3 Fonts (lettertypes)..............................................................................................3-6 3.4 Handlers ........................................................................................................... 3-7 3.4.1 Aux-Handler .................................................................................................... 3-7 3-8 3.4.2 Newcon-Handler............................................................................................. 3.4.3 Pipe-Handler................................................................................................... 3-9 3.4.4 Speak-Handler..............................................................................................3-11 3-12 3.5 SHELL-SEG .................................................................................................... 3.6 Scripts .............................................................................................................. 3-13 3.7 Bibliotheken..................................................................................................... 3-14
..........................................................
4.Aansturingsprogramma's voor printers 4-1 4.1 Grafisch afdrukken ............................................................................................ 4-3 4-3 4.1 .1 Snelheid.......................................................................................................... 4.1.2 Afdrukken in kleur ........................................................................................... 4-3 4-4 4.2 Mogelijke printers ..............................................................................................
.....................................................................
5. Wijzigen van uw opstartvolgorde 5-1 5.1 Openen van een initiële Shell ............................................................................ 5-4 5.2 Opzetten van extra zoekpaden en logische namen .......................................... 5-4 Opstellen van partities op de harddisk .............................................................. 5-4 5.3 5-5 5.4 Hernoemen van RAM ........................................................................................ 5-5 5.5 Resident maken van extra opdrachten.............................................................. 5.6 Instellen van omgevingsvariabelen ................................................................... 5-6 5.7 Toevoegen van persoonlijke opdrachtaliassen aan s:Shell-Startup ..................5-6 5-6 5.8 Instellen van een herstelbare ramdrive ............................................................. 5.8.1 Workbench Ramdrive - Voor Amiga's met maximaal 2MB RAM ....................5-7 5.8.2 Minimale Ramdrive voor het overbrengen van de controle naar een A2090 besturingseenheidvan de harddisk en hard drive ........................5-8 5.8.3 Kleine herstelbare Ramdrive voor 1 MB Amiga ............................................ 5-12
....................................................
6. Functieprogramma's op de Extras diskette 6-1 6.1 Tools (hulpprogramma's)...................................................................................6-1 6.1 .1 FED ................................................................................................................6-1 6.1.2 FreeMap .........................................................................................................6-6 6.1.3 IconEd ............................................................................................................ 6-6
6.1.4 IconMerge....................................................................................................... 6-6 6.1.5 KeyToy2000 ....................................................................... :............................ 6.8 6.1.6 Palette ........................................................................................... ...;.............6-9 6-10 6.1.7 PerfMon ........................................................................................................ 6.2 PC Utilities (PC functieprogramma's).............................................................. 6-10 6.2.1 PCCopy (PC kopiëren) ................................................................................. 6-11 6.2.2 PCFormat ..................................................................................................... 6-12 6-12 6.2.3 ToPCCopy (kopiëren naar PC) ..................................................................... 6.2.4 Filtering (filtreren) ......................................................................................... 6-13
.
.............................................................................................................
7 MEMACS 7-1 7.1 Notationele conventies en speciale terminologie ..............................................7-1 7.2 Openen van MEMACS ...................................................................................... 7-4 7-6 7.3 MEMACS menu's .............................................................................................. 7.4 Het Project menu ............................................................................................... 7-6 7.5 Het Edit menu .................................................................................................. 7-11 7.6 Het Window menu (venstermenu) ................................................................... 7-16 7-17 7.7 Het Move menu ............................................................................................... 7.8 Het Line menu ................................................................................................. 7-19 7.9 Het Word menu................................................................................................ 7-21 7.10 Het Search menu........................................................................................... 7-22 7.11 Het Extras menu ............................................................................................ 7-24 7.12 Niet in menu's geïnstalleerde opdrachten ..................................................... 7-30 7.13 Toevoegen van MEMACS opstartopdrachten ...............................................7-31 7.14 Functionele samenvatting van opdrachten .................................................... 7-32 7.1 5 Alfabetisch overzicht van opdrachten ............................................................7-36
A.Voor eigenaars van de Amiga 2000 met harddisks.......................................A-l A.l De A2090A ....................................................................................................... A-l A-l A.2 Het FastFileSystem .......................................................................................... B. Referentielijst van directorieslbestanden op Workbench ............................ B-1
.....................................C-l
C. Referentielijst van directorieslbestanden op Extras
1-4
Inhoudsopgave
Voorwoord Welkom tot de nieuwe AmigaDOS Enhancer Sofhvare versie 1.3. Dit handboek, waarin wordt verondersteld dat de lezer bekend is met de informatie in de handboeken "Kennismaking met de Amiga 500/2000",beschrijft zowel de Workbench versie 1.3 (hoofd stukken 1 tot en met 5) als de Extras versie 1.3 (hoofdstukken 6 en 7). De eerste hoofdstukken gaan over de veranderingen die zijn aangebracht in de programma's op de oorspronkelijke Workbench diskette. In deze nieuwe bijgewerkte versie van de Workbench diskette zijn vele van de kenmerken verbeterd die zijn opgenomen in versie 1.2. Er werden tevens meerdere nieuwe programma's aan toegevoegd, zodat u prettiger met uw computer kunt werken: SHELL - Dit werkt als een CLI, maar u kunt regels bewerken en teruggaan naar eerder ingevoerde opdrachten. FixFonts - Hiermee kunt u de lettertype directory van Workbench bijwerken nadat nieuwe lettertypes zijn toegevoegd. MORE - Hiermee kunt u ASCII tekstbestanden weergeven. CMD - Hiermee vindt herallocatie plaats van seriële of parallelle uitvoer naar een bestand. Er zijn verschillende nieuwe AmigaDOS opdrachten en sommige originele opdrachten zijn ontwikkeld en herzien. Tevens is een nieuw grafisch keuzescherm aan Preferences toegevoegd. Dit scherm ondersteunt uitgebreide grafische kenmerken voor printers. Al deze nieuwe informatie wordt in dit handboek besproken. Eerst zult u van component naar component worden geleid, terwijl de wijzigingen, aangebracht in de verschillende programma's, zullen worden uitgelegd. Vervolgens, voor gebruikers die bekend zijn met AmigaDOS, zullen de nieuwe opdrachten en programmadelen worden onderzocht en u zult instructies krijgen over het wijzigen van uw opstartvolgorden. Het verdere gedeelte van het handboek bevat documentatie over de Extras diskette. Het Extras venster geeft iconen weer voor AmigaBasic, BasicDemos, FD1.3, Tools en PCUtilities. De diskette bevat echter ook directories met aansturingsprogramma's voor printers, toetsenbordindelingen en lettertypes, aangezien deze niet op de Workbench diskette konden worden ingepast. De functieprogramma's in de Tools en PCUtilities componenten worden beschreven in hoofdstukken 6 en 7. Aangezien AmigaBasic, BasicDemos, en FD1.3 deel uitmaken van en karakteristiek zijn voor de Amiga Basic programmataal, dat een bewerking is van BASIC van Microsoft, speciaal ontwikkeld voor de Amiga, worden deze niet in dit handboek besproken. Nadere gegevens over Amiga Basic staan in het handboek "Amiga Basic", dat met uw computer is geleverd.
De Workbench
1-1
1. De Workbench
1.l De SHELL, NEWCON: en de CL1
Eén van de meest opvallende verschillen tussen Workbench 1.2 en Workbench 1.3 is de toevoeging van een SHELL programma in het Workbench venster. (Let erop dat de Demos lade verwijderd is). U kunt met behulp van zowel de SHELL als de CL1 (Command Line Interface = opdrachtregel interface in de System lade) communiceren met uw Amiga computer, door middel van AmigaDOS opdrachten. Alle programma's op de Workbench diskette kunnen worden uitgevoerd vanuit zowel de SHELL als de CLI. Het belangrijkste verschil tussen deze twee is dat de SHELL een uitgebouwde CL1 omgeving levert - d.w.z. dat de SHELL alles kan doen wat de CL1 kan doen en meer. Aangezien de SHELL en de CL1 in vele opzichten met elkaar overeenkomen, zullen eerst de functies worden besproken, die bij beide programma's behoren. Vervolgens zullen de extra mogelijk- heden van de SHELL worden onderzocht.
l.l .l Opstartbestanden
Bij het openen van de SHELL of CLI, door de icoon tweemaal aan te klikken, zal het functieprogramma de opdrachten in het opstartbestand uitvoeren. De naam van het SHELL bestand is s:SHELL- Startup en de naam van het CL1 bestand is s:CLIStartup. Beide opstartbestanden bevinden zich in de S: directory van Workbench. Een algemene opdracht in beide opstartbestanden is de PROMPT opdracht. De PROMPT opdracht specificeert de prompt die weergegeven wordt bij het openen van het SHELL of CL1 venster. Als de CL1 wordt geopend, wordt een eenvoudige numerieke prompt weergegeven - l > . De SHELL opent echter met de prompt 1.SYS:>. Deze prompt zal veranderen om wijzigingen in de huidige directory weer te geven. Als u bijvoorbeeld intypt: cd utilities
dan zou de prompt als volgt moeten veranderen: 1. Workbench
1.3:utilities>
De Workbench
1-2
Met behulp van de PROMPT opdracht kunt u de prompts voor de SHELL als volgt veranderen: PROMPT %N> PROMPT %N.%S> PROMPT %S.%N>
geeft uitsluitend het CL1 getal weer geeft het CL1 getal weer, gevolgd door een punt en vervolgens de huidige directory geeft de huidige directory weer, gevolgd door een punt en vervolgens het CL1 getal.
Als u bij het openen van het venster een andere prompt wilt laten verschijnen, moet u het opstartbestand s:Shell-Startup bewerken. U kunt hiervoor de AmigaDOS ED opdracht gebruiken, of het MEMACS functieprogramma, of een andere tekst-editor (opmaakroutine).
1.l .2 TOOL TYPES (soorten hulpmiddelen)
Als u een icoon selecteerl en INFO kiest op het Workbench menu, zal een venster verschijnen met nadere gegevens over het functieprogramma, dat door de icoon wordt weergegeven. U kunt een aantal variabelen, die van invloed zijn op de SHELL en de CL1 controleren met behulp van de optie INFO op het Workbench menu om TOOL TYPES van het functieprogramma te veranderen. TOOL TYPES van een functieprogramma is een groep karakteristieken waardoor het gedrag van het functieprogramma wordt bepaald. Bij het openen van het venster INFO kunt u de standaard TOOL TYPES veranderen met de AddIDelete (toevoegenlverwijderen) opties in de rechthoek TOOL TYPES.
U kunt de volgende TOOL TYPES toevoegen aan zowel de SHELL als de CL1 iconen: WINDOW = vensterspecificatie Met deze TOOL TYPES kunt u de plaatsing, de afmeting en de Handler besturen die de nieuwe SHELL of de nieuwe CL1 zullen gebruiken. Een volledige vensterspecificatie moet worden gebruikt. Bijvoorbeeld:
De Workbench
1-3
Het formaat voor een vensterspecificatie is: Handler:x/y/w/h/naam waarin:Handler = CON: of NEWCON: x =<# pixels van de linkerkant van het scherm tot de linkerkant van het venster>/ y =<# pixels van de bovenkant van het scherm tot de bovenkant van het venster>/ w =
/ h =/ naam = In het eerste bovenstaande voorbeeld zal een CON: venster openen tegen de linkerkant van het scherm en tien pixels onder de bovenkant van het scherm. Het venster zal 640 pixels breed zijn en 100 pixels hoog. NEWCLI zal verschijnen in de titelbalk van het venster.
U kunt kiezen uit de Handlers CON: en NEWCON:. CON: is het standaard Amiga venster, terwijl NEWCON: een nieuw alternatief venster is. Met NEWCON: kunt u de opdrachtregel bewerken. NEWCON: heeft tevens een historische buffer. De SHELL is een voorbeeld van een NEWCON: venster. (NEWCON: wordt verder uitgelegd in hoofdstuk 3 "Andere Workbench directories"). STACK = Met deze TOOL TYPES kunt u de eerste stapelafmeting bepalen, die door de CL1 of SHELL wordt gebruikt. De stapelafmeting is een hoeveelheid geheugen, die voor een bepaald hulpprogramma wordt gereserveerd. (Voor de meeste functieprogramma's is 4000 bytes de standaard hoeveelheid.)
1.l .3 Meervoudige iconen
Meervoudige iconen kunnen voor beide functieprogramma's worden opgezet door een willekeurig project TYPE icoon te kopiëren, zoals de SHELL, of zelfs de Pointer icoon in het venster Preferences. (U kunt aan de TYPE beschrijving in het venster INFO van de icoon zien of deze een projecticoon is.) Het op SYS:System/CLI instellen van het standaard hulpprogramma in het INFO venster en het invoeren van verschillende waarden bij WINDOW = en STACK =, maakt het gemakkelijk vensters op verschillende plaatsen weer te geven.
1-4
De Workbench
Als u bijvoorbeeld een extra SHELL, met de naam SHELL2, in de Utilties lade wilt hebben, dient u als volgt te werk te gaan: 1. De COPY opdracht gebruiken om een kopie van de Shell icoon te maken*: COPY Sys:Shell.info to Sys:Utilities/Shell2.info 2. Het venster Utilities openen 3. De TOOL TYPES van de Shell2 icoon controleren om ervoor te zorgen dat het standaard hulpprogramma is ingesteld op SYS:System/CLI 4. Het TOOL TYPES WINDOW = en STACK = desgewenst wijzigen
U kunt de icoon tevens kopiëren met de optie Duplicate op het Workbench menu.
1.l .4 Extra kenmerken van de SHELL
Een van de voordelen van het gebruik van de SHELL is dat het u erg veel typewerk bespaart. U kunt met de SHELL een opdrachtregel bewerken. Als u een typefout heeft gemaakt bij gebruik van de CL1 moet u met de Back Space toets teruggaan naar het verkeerde karakter, waarbij u alle getypte karakters wist. Met de SHELL kunt u de cursortoets pijl-links gebruiken om over de karakters naar het verkeerde karakter te gaan. U kunt vervolgens de fout corrigeren en Return indrukken. Het is niet nodig de hele opdracht opnieuw in te typen. De SHELL heeft een "geschiedenis", d.w.z. dat u met behulp van de cursortoets pijlomhoog de eerder ingevoerde opdrachten kunt doorlopen. In plaats van dezelfde regel in te moeten typen, die u drie of vier opdrachten eerder heeft uitgevoerd, kunt u met de cursortoets pijl-omhoog de eerder ingevoerde opdracht oproepen. U kunt tevens zoeken naar bepaalde opdrachten door een opdrachtregel gedeeltelijk in te typen en vervolgens Shift en de cursortoets pijl-omhoog in te drukken (of Ctrl-R). Als u bijvoorbeeld DIR intypt en de toetsen Shift en pijl-omhoog indrukt, zult u terugkeren naar de laatste opdracht om een DIR uit te voeren van een directory. Als u eenmaal een paar opdrachten bent teruggegaan, kunt u vooruit gaan met de cursortoets pijl-omlaag. Zo kunt u controleren wat u heeft gedaan, voor het geval u vergeten bent hoe u een bepaald resultaat of een bepaalde handeling heeft bereikt. Het indrukken van de toetsen Shift en pijl-omlaag (of Ctrl-B) brengt u naar het einde van de geschiedenisbuffer en op een lege opdrachtregel.
De Workbench
1-5
Verschillende manieren voor het bewerken van de opdrachtregel: De toets Delete De toets Back Space Ctrl-K
Ctrl-X Shift Pijl-links (of Ctrl-A) Shift Pijl-rechts (of Ctrl-Z) Ctrl-W
Wist de karakters bij de cursor. Wist het karakter links van de cursor. Wist alle karakters van de cursor tot het einde van de regel. Wist alle karakters van de cursor tot het begin van de regel. Wist de gehele regel. Verschuift de cursor naar het begin van de regel. Verschuift de cursor naar het einde van de regel. Verschuift de cursor naar de volgende Tab stop.
U kunt met de SHELL aliassen opzetten voor AmigaDOS opdrachten. Gebruik een alias als een verkorting van algemeen gebruikte opdrachten. U kunt een alias als volgt opzetten: ALIAS Als u bijvoorbeeld vaak een DIR van dfl : uitvoert kunt u een alias met de naam "dl" opzetten, waarmee dezelfde bewerking wordt uitgevoerd: ALIAS d l " D I R d f l : "
Wanneer de SHELL een alias tegenkomt, worden de volgende stappen automatisch uitgevoerd: 1) De alias wordt vervangen door de . 2) De rest van de door u ingevoerde opdrachtregel wordt toegevoegd. 3) De gehele opdrachtreeks wordt uitgevoerd.
Als u een bestandsnaam of een instructie in een alias wilt kunnen vervangen, dient u vierkante haakjes te gebruiken op de plaats waar deze vervanging zal plaatsvinden. Bijvoorbeeld: ALIAS Is "LIST [ ] NODATES"
1-6
De Workbench
In dit geval geven de vierkante haakjes de naam aan van het bestand of van de directory die moet worden ingevoerd. 1s dfl:
Deze opdracht zal bijvoorbeeld een lijst produceren van de directories en bestanden op de diskette in dfl :, zonder echter de datums of tijden weer te geven. Hieronder volgen een aantal speciale kenmerken van aliassen: Aliassen behoren bij een bepaalde SHELL. Aliassen, die zijn opgezet in de ene SHELL, zullen niet werken in een nieuwe SHELL. Het opstartbestand s:ShellStartup wordt automatisch uitgevoerd, telkens wanneer de opdracht NEWSHELL wordt gebruikt. U kunt algemeen gebruikte aliassen in het opstartbestand plaatsen, zodat u deze niet opnieuw hoeft op te zetten voor elke nieuwe SHELL die u opent. (Zie hoofdstuk 5 "Wijzigen van uw opstartvolgorde".) Het typen van "ALIAS" produceert een lijst van de huidige aliassen. U kunt een alias verwijderen door ALIAS calias> zonder reeks te typen. Een spatie wordt niet automatisch aan het einde van een reeks geplaatst. Als u een spatie nodig heeft, dient u deze in de reeks op te nemen. Met de SHELL kan tevens het nieuwe scriptprotectiebit worden gebruikt. De beschikbare protectiebits voor een bestand in versie 1.2 waren r (readable = leesbaar), w (writable = schrijfbaar), e (executable = uitvoerbaar) en d (deletable = wisbaar). Met versie 1.3 is het mogelijk een paar extra protectiebits te gebruiken script (script), archive (archiveren) en pure (puur). (De archive- en pure-bits worden besproken in hoofdstuk 2. Zie de verklaringen van de PROTECT en RESIDENT opdrachten.)
U kunt de PROTECT opdracht gebruiken om de scriptbit op een bestand in te stellen. De SHELL zal dat bestand dan uitvoeren als een EXECUTE scriptbestand in plaats van als een opdracht. Om de uitvoering van een scriptbestand te versnellen, dient u de EXECUTE opdracht "resident" te maken met behulp van de AmigaDOS RESIDENT opdracht. Dit wordt gewoonlijk gedaan in het opstartbestand StartupSequence van Workbench. Om zo effectief mogelijk gebruik te maken van deze functie, gaat u als volgt te werk: Zorg er met de PATH opdracht voor dat de S: directory in het Amiga opdrachtzoekende zoekpad is (het is mogelijk dit in het bestand StartupSequence te doen) enlof Kopieer de gehele S: directory of veelvuldig gebruikte scriptbestanden naar RAM: en zorg ervoor dat RAM: in het opdracht-zoekpad is geplaatst.
De Workbench
1-7
In de S: directory bevinden zich een aantal scripts die kunnen worden gebruikt met de ALIAS opdrachten van de SHELL om "joker" mogelijkheden te geven aan opdrachten, die hiervan nog niet zijn voorzien. Deze scripts zijn SPAT, die patroonovereenstemming mogelijk maakt voor opdrachten van een enkel argument en DPAT, die wordt gebruikt voor opdrachten met een dubbel argument. Bijvoorbeeld: a l i a s ren "execute s :dpat renarne [ ] " a l i a s pro "execute s:spat protect [ 1 "
Deze twee voorbeelden geven joker-mogelijkheden aan respectievelijk de RENAME en PROTECT opdrachten. (Zie het AmigaDOS handboek voor instructies over het gebruik van jokers. Voorbeelden van SPAT en DPAT worden in hoofdstuk 3 gegeven.) In de SHELL is zowel normale herallocatie mogelijk met gebruik van de < en > symbolen, als ook de extra vorm van herallocatie met gebruik van >>. Herallocatie verwijst naar de route van de invoer voor of uitvoer van een opdracht naar een bestand. Let erop dat >> niet een bestand opzet, maar gewoon informatie aan een bestaand bestand toevoegt. U kunt tevens opdrachten in de opdrachtregel opnemen door deze na een puntkomma (;) in te typen.
1.2 De System Drawer (System Lade)
Net als in versie 1.2 bevat de System lade de CLI, NoFastMem, DiskCopy, FastMemFirst, Format, SetMap en InitPrinter. Twee nieuwe functieprogramma's, FixFonts en MergeMem, zijn hier echter aan toegevoegd, terwijl het Say programma is verplaatst naar de Utilities lade en IconEd naar de Extras diskette.
1.2.1 NoFastMem
Sommige heel oude software programma's draaien misschien niet goed, als er ander geheugen dan CHIP RAM in het Amiga systeem aanwezig is, zoals de FAST RAM in de A2000, of de extra RAM, geleverd door desA501geheugencassette, in de A500. In dergelijke gevallen zal het dubbel aanklikken van het NoFastMem icoon Amiga dwingen uitsluitend de residente CHIP RAM te gebruiken. De icoon werkt als een aanluitschakelaar. Om het vergrote geheugen van het systeem weer te herstellen dient u de NoFastMem icoon nogmaals aan te klikken.
1-8
De Workbench
Als u met de CL1 werkt, kan het vergrote geheugen weer aangezet worden door een "onderbreking" naar het NoFastMem te zenden. U kunt dit doen ofwel met de BREAK opdracht, ofwel door Ctrl-C in te typen. Ctrl-C zal alleen werken als u het programma niet heeft opgestart met de RUN opdracht.
1.2.2 FastMemFirst Het programma "herarrangeert" de geheugenlijst van de Amiga, daarbij bepalend wanneer geheugen wordt toegewezen aan $C00000. Op deze manier kunnen programma's snel geheugen gebruiken, voordat het $C00000 geheugen gebruikt wordt, hetgeen resulteert in snellere systeembesturing. De Amiga gebruikt als standaard $C00000 RAM, FAST RAM en vervolgens CHIP RAM, tenzij speciaal is gevraagd CHIP RAM te gebruiken.
1.2.3 MergeMem U wilt misschien MergeMem gebruiken als u extra RAM expansiekaarten aan uw Amiga computer heeft toegevoegd. Als u deze icoon dubbel aanklikt, probeert MergeMem de MemLists (geheugenlijsten) van sequentieel geconfigureerde RAM kaarten samen te voegen. De RAM kaarten moeten dezelfde attributen hebben als het aangrenzende expansie RAM. Geheugen van aparte RAM kaarten wordt gewoonlijk in aparte geheugengedeelten gehouden. MergeMem probeert de aparte geheugengedeelten in één groot gedeelte te combineren, om toewijzing van grotere geheugenblokken door de programma's mogelijk te maken. MergeMem voegt uitsluitend geheugen met dezelfde attributen samen. Om MergeMem vanaf de CL1 uit te voeren, dient u uitsluitend MERGEMEM in te typen. Als het niet mogelijk is geheugengedeelten te combineren, zult u een bericht ontvangen met een lijst van de RAM configuratie en een verklaring dat combineren onmogelijk is.
1.2.4 Format Dubbel aanklikken van deze icoon resulteert in een prompt die u vertelt Initialize te selecteren op het Workbench Disk menu. Als u een disk wilt formatteren kunt u Initialize kiezen, of de FORMAT opdracht gebruiken, als u bekend bent met de CLI. Het formaat voor deze opdracht is als volgt:
De Workbench
1-9
FORMAT DRIVE NAME [NOICONS] [QUICK] [FFSINOFFS] Met de optie NOICONS wordt voorkomen dat een Trashcan icoon wordt toegevoegd aan de zojuist geformatteerde disk. De optie QUICK specificeert dat FORMAT uitsluitend het wortelblok (en het spoor) en het opstartblok (en het spoor) zal formatteren en opzetten en tevens de bitkaartblokken zal opzetten. Dit wordt gebruikt bij het opnieuw formatteren van een reeds eerder geformatteerde floppy diskette. De opties FFS en NOFFS behoren bij harddisks. Deze optie overschrijft de MountList sleutelwoorden. De optie FFS geeft aan dat de disk wordt gebruikt met het FastFileSystem. De optie NOFFS geeft aan dat de disk met het standaard bestandssysteem wordt gebruikt. Beide opties zijn beschikbaar, aangezien FORMAT controleert of een ander bestandssysteem wordt gespecificeerd in de MountList. Als het FastFileSystem wordt gespecificeerd, wordt automatisch de optie FFS gebruikt. Als een ander bestandssysteem in de MountList aanwezig is, wordt de optie NOFFS gebruikt. Als uw harddisk in partities is onderverdeeld, moet u het DosType sleutelwoord in de MountList instellen op de juiste waarde voor het bestandssysteem dat u gebruikt. (Er is een sectie over de MountList in hoofdstuk 3.)
1.2.5 SetMap
Met SetMap kunt u de juiste toetskaart voor uw toetsenbord selecteren. Een toetskaart vertelt de computer welk karakter geregistreerd moet worden voor elke toets op het toetsenbord. Als u een A2000 heeft, zal uw keuze usal zijn. De usal toetskaart is bedoeld voor gebruik met de A500 en de A2000, maar zal tevens werken op de A1 000. Usal maakt de nieuwe toetsen op het toetsenveld werkzaam. Extra toetskaarten zijn opgenomen op de Extras diskette (in de devs/keymaps directory). Deze kaarten kunnen naar uw Workbench diskette worden gekopieerd. (Zie de sectie "Toetskaarten" in hoofdstuk 3). De usaO toetskaart wordt gebruikt voor compatibiliteit met oude software met implicaties voor Kickstart versie 1.O. De usa2 toetskaart is bedoeld voor het Dvorak toetsenbord. De andere kaarten zijn internationaal, voor gebruik met de verschillende Europese en Scandinavische toetsenborden.
1-1O
De Workbench
1.2.6 FixFonts
Dit programma werkt de lettertypebestanden .font bij in de directory FONTS:. Het programma wordt gebruikt nadat lettertypes zijn toegevoegd aan, of gewist uit een van de subdirectories in de directory FONTS:. FixFonts corrigeert alle .font bestanden en zorgt ervoor dat deze bestanden de huidige inhoud van de subdirectories in FONTS: accuraat weergeven.
1.2.7 InitPrinter
Het kiezen van deze icoon initialiseert uw printer met de printerwaarden die zijn bepaald in Preferences (preferenties). InitPrinter stuurt Escape codes naar de printereenheid, waardoor de printereenheid de variabelen van Preferences leest. Deze opdracht kan zowel vanuit de Workbench als de CL1 worden gebruikt.
1.3 De Prefs Drawer (Prefs Lade)
Preferences bevindt zich in versie 1.3 in de Prefs lade. Bij het openen van de lade verschijnt een venster. U kunt vanuit dit venster kiezen uit vijf iconen: Preferences - opent het venster Main Preferences (voornaamste preferenties) Pointer - opent het venster Edit Pointer (bewerken van aanwijzer) Printer - opent het venster Change Printer (veranderen van printer) Serial - opent het venster Change Serial (serieel wijzigen) CopyPrefs - kopieert de systeemconfiguratie naar df0:devs (dit is handig voor het niet automatisch opstarten van systemen met een hard drive). Zelfs als u direct naar de vensters Pointer, Printer of Serial gaat, zult u toch terugkeren naar het venster Main Preferences bij het verlaten. U moet Save (archiveren) selecteren op het venster Preferences om in een ander venster aangebrachte veranderingen te archiveren. Na het kiezen van Save (archiveren), Use (gebruiken) of Cancel (annuleren) zult u terugkeren naar het Workbench scherm of het CL1 venster. U kunt nu ook opdrachtregelargumenten bepalen als u Preferences uitvoert vanuit de CLI. U dient hiervoor het volgende formaat te gebruiken: PREFERENCES [POINTERIPRINTERISERIAL] De optie specificeert welk venster moet worden geopend.
De Workbench
1-11
Een aantal veranderingen zijn aangebracht in het venster Main Preferences en het venster Change Printer. De vensters Change Serial en Edit Pointer zijn dezelfde als in versie 1.2.
1.3.1 Het venster Main Preferences (voornaamste preferenties) De enige verandering in het venster Main Preferences is dat de CL1 aanluit optie is verwijderd. Verder zullen de datum en tijd automatisch worden bijgehouden, indien uw systeem is uitgerust met een op een batterij lopende klok. Dit gebeurt steeds waneer u de optie Save kiest op het venster Main Preferences.
1.3.2 Het venster Change Printer (veranderen van printer) Het venster Change Printer is hetzelfde gebleven, behalve dat de optie Graphic Select (grafisch kiezen) is vervangen door twee nieuwe opties: Graphic 1 (grafisch 1) en Graphic 2 (grafisch 2). Verder is Generic (generisch) het enige printeraansturingspro- gramma op de Workbench diskette. Alle andere printeraansturingsprogramma's bevinden zich nu op de Extras diskette. U moet InstallPrinter in de Utilties lade gebruiken om printeraansturingsprogramma's te kopiëren naar de DEVS:printers directory van Workbench. Raadpleeg hoofdstuk 4 "Aansturingsprogramma's voor printers" om te bepalen welk programma met uw printer zal werken. Graphic 1 De nieuwe optie Graphic 1 is equivalent aan de optie Graphic Select in versie 1.2. De optie wordt gebruikt om de eerste van de twee printergrafische vensters Preferences op te vragen. Er is een nieuwe Print Shade '(afdruknuance) selectie: Gray Scale2 (grijsschaal2). Deze nuance wordt gebruikt voor het afdrukken van beelden die zijn ontworpen voor de A2024 monitor (die geschikt is voor maximaal vier nuances grijs).
Graphic 2
U kunt deze optie kiezen door Graphic 2 aan te klikken in het venster Change Printer. Dit nieuwe venster Preferences maakt uitgebreide printergrafische kenmerken mogelijk. Hieronder worden de verschillende opties nader uitgelegd. Smoothing (ONIOFF) (glad maken aanluit) - probeert diagonale lijnen glad te maken. Deze optie is het best geschikt voor gebruik met programma's die tekst grafisch dumpen (zoals ProWrite, Pagesetter, CityDesk, Publisher 1000, NotePad enz.). Deze techniek heeft als nadeel een vertraging van ongeveer 2:l bij het afdrukken. Opmerking: Floyd-Steinberg (F-S) Dithering (stippelen) kan niet worden gebruikt in combinatie met Smoothing. Als F-S in werking is gesteld wanneer Smoothing is aangezet, zal de modus Dithering automatisch in Ordered (ordenen) veranderen. (Dithering wordt verder in deze sectie nader verklaard.) De standaard waarde is OFF (af). Left Offset (linkse offset) - horizontale offset van het afgedrukte beeld. Deze optie stelt eigenlijk een linker kantlijn in. De offset kan worden ingevoerd in eenheden van 1/10 inch. De optie Center (midden) (zie hieronder) stelt de optie Left Offset buiten werking. De standaard waarde is 0,O inch. Center [ONIOFF] (midden aanluit) - plaatst het afgedrukte beeld horizontaal in het midden. Deze optie overschrijft de waarde van de optie Left Offset. De standaard waarde staat OFF (af). Density (dichtheid) 1 tot en met 7 - selecteert de grafische afdrukdichtheid. Hoe lager de dichtheid, hoe korter de afdruktijd (op printers die geschikt zijn voor meerdere dichtheden). Raadpleeg de specificaties van de aansturingsprogramma's voor printers van versie 1.3 voor een beschrijving van de soorten dichtheid, die op iedere printer mogelijk zijn (zie hoofdstuk 4). De standaard waarde is dichtheid 1. Color Correct R/G/B (kleur corrigeren RIGIB) - tracht de kleuren op het scherm meer in overeenstemming te brengen met de door de printer geproduceerde kleuren. Deze optie tracht selectief alle nuances rood (R), groen (G) en blauw (B) op het scherm in overeenstemming te brengen met de printer. Zonder kleurcorrectie kan een printereenheid alle 4096 kleuren, die door de Amiga worden weergegeven, op een kleurenprinter afdrukken. Als kleurcorrectie echter wordt toegepast, wordt het totale aantal afgedrukte kleuren gereduceerd tot slechts 3172 (308 nuances gaan verloren per gekozen kleur).
De Workbench
1-13
Dithering [OrderedlHalftonel-S] (stippelen [geordendlhalftintlF- S]) stelt de stippelmodus in. Met stippelen wordt bedoeld het afdrukken van punten van verschillende kleuren, die zo klein zijn en zo dicht op elkaar staan, dat het oog het geheel ziet als een enkele kleur. Zo kunt u afdrukken produceren met verschillende nuances, terwijl de printer slechts vier kleuren gebruikt. De standaard waarde is ORDERED (geordend). Opmerking: wanneer een combinatie van zwart en wit wordt geselecteerd (van het scherm Graphic 1) zal het veranderen van de stippelmethode geen invloed hebben op de afdruk. Ordered (geordend) - Kleurintensiteiten worden op de printer gevormd door middel van een geordende stippelmethode. Geordend stippelen produceert nuances op de printer door een geordend patroon stippels. Halftone (halftint) - Kleurintensiteiten worden op de printer gevormd door middel van een halftint stippelmethode. Deze techniek is te vergelijken met de techniek die gebruikt wordt in kranten en stripboeken. Deze methode werkt het beste op printers die geschikt zijn voor hoge dichtheid (hoger dan 150 stippels per inch). F-S - Kleurintensiteiten worden op de printer gevormd door middel van de Floyd-Steinberg foutdistributiemethode. Deze optie heeft als nadeel een vertraging van ongeveer 2:l bij het afdrukken. Opmerking: het selecteren van deze optie schakelt automatisch Smoothing uit, aangezien die twee opties niet in samenwerking kunnen worden gebruikt. F-S werkt het beste op printers die geschikt zijn voor hoge dichtheid (hoger dan 150 stippels per inch). Scaling [Fractionllnteger] (op schaal brengen [breukenlgehele getallen]) - kiest de methode op schaal brengen. De standaard waarde is FRACTION. Fraction - Normaal op schaal brengen wordt uitgevoerd. Integer - Elke punt op het scherm wordt gegarandeerd weergegeven als een even aantal stippels op de afdruk in zowel de x als de y richting. Als het bronbeeld bijvoorbeeld 320 x 200 is, dan zal de breedte van het afgedrukte beeld ofwel 320,ofwel 640 ofwel 960 stippels breed zijn enz. De hoogte zal ofwel 200,ofwel 400,ofwel 600 stippels hoog zijn enz. Deze optie dient u te gebruiken bij het afdrukken van een beeld met dunne verticale en horizontale lijnen (bijvoorbeeld een raster of matrix).
1-1 4
De Workbench
De werkelijke afmeting van het afgedrukte beeld is gelijk aan de ingestelde afmeting, die omhoog of omlaag op schaal is gebracht op het dichtstbijzijnde veelvoud van de breedte en hoogte van het beeld. Het op schaal brengen van gehele getallen overschrijft totaal het aspectkenmerk van de printereenheid. Het is dus mogelijk een iets verdraaid of vervormd (non-aspect ratio correct) beeld te krijgen. Deze optie is tevens nuttig voor het afdrukken van bit-beeldtekst (zoals in NotePad), aangezien de lettertypes niet verdraaid zullen worden door fractioneel op schaal brengen. Width Limit (breedtelimiet) - limiteert de breedte van het afgedrukte beeld. De breedte kan gelimiteerd worden in tienden van een inch, pixels of een vermenigvuldigingsfactor. De standaard waarde is O. (Zie "Limits", hieronder.) Height Limit (hoogtelimiet) - limiteert de hoogte van het afgedrukte beeld. De hoogte kan gelimiteerd worden in tienden van een inch, in pixels of een vermenigvuldigingsfactor. De standaard waarde is O. (Zie "Limits", hieronder.) Limits [Ignore~Bounded~Absolute~Pixels~Multiply](limieten [negeren~begrensd~absoluut~pixels~vermenigvuldigen]) - bepaalt hoe de breedte- en hoogtelimieten worden geïnterpreteerd. De standaard waarde is Ignore (negeren). c-
Ignore (negeren) - de limieten moeten worden genegeerd. (Deze optie is de standaard waarde en is opgenomen in het programma zodat dit compatibel blijft met de software voor versie 1.3). De afmeting van het afgedrukte beeld is de afmeting, opgevraagd door de applicatie. Deze afmeting wordt als volgt begrensd: breedte = (rechter kantlijn - linker kantlijn + 1)lkarakters per inch hoogte = regels per paginalregels per inch Bounded (begrensd) - de afmeting van het afgedrukte beeld wordt begrensd door Width Limit en Height Limit. Als het afgedrukte beeld bijvoorbeeld maximaal 4,Ox 5,O inch mag zijn (het mag dus kleiner zijn), dan dient u MaxWidth in te stellen op 40, MaxHeight op 50 en u dient Bounded te selecteren. Deze optie is aanwezig, zodat de tekstwaarden (kantlijnen, regels per pagina enz.) niet veranderd hoeven te worden, telkens wanneer een grafische afdruk wordt gemaakt. Absolute (absoluut) - Width Limit en Height Limit worden als absolute waarden geïnterpreteerd. De afmeting van het afgedrukte beeld wordt niet langer begrensd. Nu is echter de absolute afmeting gespecificeerd. Als het afgedrukte
beeld bijvoorbeeld precies 4,O x 5,O inch groot moet zijn, dan dient u MaxWidth in te stellen op 40, MaxHeight op 50 en u dient Absolute te selecteren. Dit zal het aspectkenmerk van de printereenheid totaal overschrijven. Het is nu echter mogelijk dat u een sterk verdraaid of veryormd (non-aspect ratio correct) beeld krijgt. Het is mogelijk dat u een afdruk wenst met een bepaalde breedte of hoogte en dat de aspect ratio correct is, zodat het beeld niet is verdraaid. In dit geval dient u de Width Limit of de Height Limit in te stellen op de gewenste dimensie en de andere Limit op nul. Als een dimensie is ingesteld op nul, zal de aspect ratio uitsluitend die dimensie corrigeren. Als Width Limit bijvoorbeeld is ingesteld op 40 en Height Limit is 0, dan zal het afgedrukte beeld 4,O inch breed zijn en zo hoog, dat de aspect ratio correct is. Als beide dimensies zijn ingesteld op nul, dan zal het afgedrukte beeld het maximum aantal stippels breed zijn, dat op de printer mogelijk is en zo hoog, dat de aspect ratio correct is. Pixels - De Width Limit en Height Limit worden geïnterpreteerd als pixels, in plaats van tienden van een inch. Verder zijn dezelfe regels voor de optie Absolute van toepassing. Multiply (vermenigvuldigen) - Width Limit en Height Limit worden gebruikt om de breedte en hoogte van het bronbeeld te vermenigvuldigen. Als u bijvoorbeeld de Width Limit heeft ingesteld op 2 en de Height Limit op 4, dan zal het afgedrukte beeld tweemaal de breedte van het bronbeeld hebben (in pixels) en viermaal de hoogte van het bronbeeld. Als dus het bronbeeld een afmeting heeft van 320 x 200, dan zal het afgedrukte beeld een breedte hebben van 640 (320 x 2) pixels en een hoogte van 400 (200 x 2) pixels. Wat betreft het op schaal brengen zijn dezelfde regels van toepassing als voor de optie Absolute (Width Limit = O en Height Limit = O). Verder zijn ook voordelen van toepassing, van het op schaal brengen van de optie Integer.
1.3.3 CopyPrefs
Door het tweemaal aanklikken van deze icoon zal een venster worden weergeven met het bericht "Copying devs:system-configuration to DFO:DEVSV (Kopiëren van devs:systeemconfiguratie naar DV0:DEVS). Dit is nuttig voor gebruikers die DEVS hebben toegewezen aan iets anders dan de devs directory van de opstartdisk, bijvoorbeeld gebruikers met systemen met een hard drive die niet automatisch, maar van een floppy diskette opstarten (nl. A2090 gebruikers). Als u Preferences op uw harddisk heeft gewijzigd en u wilt uw Workbench opstartdisk bijwerken, dient u
1-1 6
De Workbench
CopyPrefs te gebruiken. CopyPrefs zal het systeemconfiguratiebestand van de harddisk naar uw Workbench disk kopiëren. De juiste disk moet zich in dfO: bevinden als CopyPrefs gestart wordt. CopyPrefs is een scriptbestand dat u kunt bewerken om de COPY opdracht te wijzigen. U kunt bijvoorbeeld RAD: veranderen in DHO: als een herstelbare ramdrive.
1.4 De Utilities Drawer (Utilities Lade)
De Utilities lade is meer dan driemaal zo groot geworden sinds versie 1.2 werd uitgegeven. Say en GraphicDump zijn van de System lade naar de Utilities lade verplaatst, samen met het bekende Notepad, de Calculator en de Clock. Bovendien zijn hier vijf nieuwe programma's aan toegevoegd - ClockPtr, CMD, InstallPrinter, MORE en PrintFiles. ClockPtr -verandert de aanwijzer in een digitale klok CMD -stuurt seriële of parallelle uitvoer door naar een bestand InstallPrinter - kopieert aansturingsprogramma's voor printers van de Extras diskette naar de Workbench diskette MORE - laat u ASCII tekstbestanden in een Workbench venster bekijken PrintFiles - laat u meervoudige bestanden afdrukken.
1.4.1 ClockPtr
Het ClockPtr programma verandert uw Workbench aanwijzer in een digitale klok, telkens wanneer het Workbench backdrop scherm actief is. Om ClockPtr vanuit de Workbench uit te voeren, dient u dat icoon tweemaal aan te klikken. Verschuif de aanwijzer eerst uit het venster Utilities en klik vervolgens de muis aan. De aanwijzer zal dan in een klok worden veranderd. ClockPtr geeft de tijd weer in uren en minuten. Om minuten en seconden weer te geven, dient u de aanwijzer te verschuiven naar de hoek links boven op het Workbench scherm, waar vervolgens een interval tijdopnemer zal worden weergegeven. Om de datum weer te geven, dient u de aanwijzer te verschuiven naar de linkerkant van het Workbench scherm. Bij het opstarten van CL1 of Shell zijn vier opties beschikbaar voor 12/24 uur weergave en de volgorde van maand (mm) en dag (dd): de standaard (en Workbench) modus is de volgende: Run ClockPtr [l2mmddIl2ddmm124mmdd124ddmm]
De Workbench
1-17
U kunt ClockPtr afsluiten door de icoon tweemaal aan te klikken of door Ctrl-C in te typen als ClockPtr vanuit de CL1 is opgestart. Als ClockPtr wordt uitgevoerd vanuit de CL1 (met de AmigaDOS RUN opdracht), moet u afsluiten met de BREAK opdracht. U kunt de DATE of SETCLOCK opdracht gebruiken voor het instellen van de tijd (zie hoofdstuk 2)
1.4.2 CMD
Met CMD kunt u ofwel de seriële ofwel de parallelle eenheid CMD-WRITEs doorsturen naar een aangegeven bestand, waardoor u de printeruitvoer naar een bestand kunt sturen. (Een CMD-WRITE is een interne Amiga functie, waardoor het gedrag van de computer wordt bepaald. Als u een software programma of een CL1 opdracht gebruikt om informatie naar uw printer te sturen, dan wordt de Amiga van uw beslissing op de hoogte gebracht door middel van een CMD-WRITE.) Om CMD vanuit de CL1 uit te voeren dient u het volgende formaat te gebruiken: CMD cbestandsnaam [OPT sJmJn] is ofwel "serieel" ofwel "parallel" en
Sla alle korte begintekst over (gewoonlijk opnieuw instellen bij het doorsturen van een schermdump)'
m
Installeer MULTIPLE (meerdere) bestanden totdat een BREAK opdracht of Ctrl-C wordt ingetypt
n
Stel NOTIFY (bekend maken) in werking (nuttige progressieberichten).
De eerste CMD-WRITE bij een schermdump is gewoonlijk een opdracht voor het opnieuw instellen van de printer. De printereenheid zal vervolgens lang genoeg wachten om dit opnieuw instellen te voltooien. Op die manier wordt voorkomen dat opvolgende uitvoergegevens verloren gaan. Als CMD wordt gebruikt voor het doorsturen van uitvoer naar een bestand, zal deze pauze verloren gaan. Als uw
1-18
De Workbench
printereenheid opnieuw instellen uitvoert aan het begin van een dump, dient u de s optie te gebruiken om de eerste CMD-WRITE uit het bestand te houden. U kunt CMD tevens vanuit de Workbench gebruiken. U specificeert de naam van de eenheid, de bestandsnaam en de opties door middel van de TOOL TYPES van de icoon. Selecteer de CMD icoon en kies vervolgens INFO op het Workbench menu. CMD herkent de volgende parameters in het TOOL TYPES veld van de CMD icoon: DEVICE
instellen van parallel of serieel; standaard waarde is parallel
FILE
de naam van het uitvoerbestand; standaard waarde is ram:CMD-file.
SKIP
instellen op TRUE om korte begintekst over te slaan; standaard waarde is FALSE - slaat begintekst niet over.
MULTIPLE
instellen op TRUE om te installeren voor meervoudige bestanden; standaard waarde is FALSE - installatie vindt niet plaats.
NOTIFY
instellen op TRUE om progressieberichten te ontvangen; standaard waarde is FALSE - er worden geen berichten gestuurd.
Tweemaal aanklikken van de CMD icoon resulteert in doorsturen, zoals gespecificeerd in de TOOL TYPES.
InstallPrinter is een programma waarmee u een aansturings- programma,van een printer van uw Extras diskette kunt kopieëren naar uw DEVS:printer directory op de Workbench diskette, zonder dat u AmigaDOS opdrachten hoeft te gebruiken, of een SHELL of CL1 hoeft te openen. Tweemaal aanklikken van de InstallPrinter icoon geeft een venster weer met een lijst van de aansturingsprogramma's op de Extras diskette. Type de naam van het juiste aansturingsprogramma in bij de prompt en druk RETURN in. Het bestand van het aansturingsprogramma van de printer zal automatisch worden gekopieerd naar de DEVS: printer directory op de Workbench diskette en de naam van het aansturingsprogramma zal verschijnen in het venster Change Printer van Preferences. U kunt jokers gebruiken om meerdere programma's te kopiëren. Om InstallPrinter te verlaten zonder een programma te kopiëren dient u RETURN in te drukken.
De Workbench
1-19
1.4.4 MORE
MORE is een functieprogramma voor het weergeven van ASCII tekstbestanden. Er zijn twee manieren om MORE vanuit de Workbench uit te voeren. Als het tekstbestand verbonden is met een icoon kunt u de MORE icoon selecteren, waarna u, TERWIJL U DE SHIFT TOETS INGEDRUKT HOUDT, de icoon van het tekstbestand tweemaal aanklikt. Als het tekstbestand niet met een icoon verbonden is, klikt u gewoon de MORE icoon tweemaal aan. Een prompt voor de naam van het tekstbestand zal dan worden weergegeven. Let erop dat u het gehele zoekpad specificeert. Om MORE vanuit de CL1 uit te voeren dient u het onderstaande formaat te volgen: MORE Bij het bepalen van het weer te geven bestand dient u er op te letten dat u het gehele zoekpad specificeert, inclusief de naam van de disk(ette) (of het nummer van de drive), de directory en het bestand. Als u geen bestand specificeert, zal MORE een korte uitleg weergeven en u aansporen een bestandsnaam in te voeren. Bij het uitvoeren van MORE zal een bericht zoals "- More (48) -" onderaan het venster verschijnen. Dit geeft aan welk percentage van het bestand tot nu toe is bekeken. U kunt de volgende toetscombinaties gebruiken om door de weergave te bewegen:
> %n Ctrl + L /
geeft de volgende pagina weer geeft de vorige pagina weer* geeft de volgende regel weer geeft de eerste pagina weer' geeft de laatste pagina weer* geeft ongeveer n% in het bestand weer frist het venster op MORE zal zoeken naar een exacte kopie van de reeks karakters, gespecificeerd na 1 MORE zal een zoekactie uitvoeren naar een gespecificeerde reeks, ongeacht of deze reeks in hoofd- of kleine letters of een combinatie hiervan is uitgevoerd
1-20
De Workbench zoekt verder in de tekst naar de reeks help (geeft een lijst weer die hiermee overeenkomt) verlaten (ook Ctrl-C) bewerken met de in ENV: EDITOR ingestelde bewerker
* MORE accepteert tevens invoer van een PIPE. Aangezien de standaard invoer
van een Pipe-Handler een onbekende lengte heeft worden de opdrachten, gemarkeerd met een asterisk, uitgeschakeld wanneer de MORE invoer van een PIPE afkomstig is. (Zie Hoofdstuk 3 "Andere Workbench directories"). Een zoekactie volgens hoofd- en kleine letters wil zeggen dat MORE naar de reeks zoekt precies zoals deze werd ingevoerd. Als u de reeks in hoofdletters intypt zal MORE uitsluitend zoeken naar de reeks geschreven in hoofdletters. Een zoekactie ongeacht hoofd- of kleine letters wil zeggen dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen hoofd- en kleine letters bij het zoeken naar de reeks. Wanneer u de laatste pagina van de weergave bereikt zal het volgende bericht onderaan het scherm worden weergegeven: " - ~ e s s - " (minder). Bij het gebruik van MORE vanuit CL1 of de SHELL kunt u een bewerker oproepen voor gebruik met het bestand dat u aan het bekijken bent (type Shift-E), als de EDITOR omgevingsvariabele werd gedefinieerd. De EDITOR variabele zou het complete zoekpad naar de gekozen bewerker moeten bevatten, bijvoorbeeld Extras:Tools/MEMACS of C:ED. (Voor meer informatie over het gebruik van omgevingsvariabelenkunt u in dit hoofdstuk de sectie over RAM-Handler raadplegen en in Hoofdstuk 2 de GETENV en SETENV opdrachten). OPMERKING: Als u per ongeluk de Escape toets indrukt wanneer u MORE gebruikt, zult u worden onderbroken. Om verder te gaan dient u de "q" of de "h" toets in te drukken.
1.4.5 PrintFiles
Met PrintFiles kunt u bestanden kopiëren naar uw printer met behulp van de Workbench of de CLI. PrintFiles accepteert tevens meerdere bestandsnamen, zodat u een reeks bestanden kunt toewijzen om te worden afgedrukt. Als PrintFiles één van de bestanden niet kan vinden of openen, zal dit bestand worden overgeslagen en zal het volgende bestand worden afgedrukt.
De Workbench
1-21
Om PrintFiles uit te voeren vanuit CL1 dient u het volgende formaat te gebruiken: PRINTFILES [-fl cbestandsnaam> [[-f] [[-fl ] ... De vlag -f schakelt papier doorvoeren in, zodat een vel papier wordt doorgevoerd tussen de bestanden en aan het einde van het (de) bestand(en). Om deze modus te specificeren vanuit de Workbench, dient u de optie INFO te gebruiken op het Workbench menu om het venster PrintFiles INFO op te roepen. Vervolgens moet u "FLAGS=formfeedW(vlaggen = papier doorvoeren) toevoegen aan de TOOL TYPES van de icoon.
U moet ai.. ,Agt te werk gaan om Pririti-iles te gebruiken vanuit de Workbench: 1) De icoon kiezen van het eerste af te drukken bestand. 2) De Shift toets ingedrukt houden en de iconen kiezen van alle extra af te drukken bestanden. 3) De Shift toets ingedrukt houden en tweemaal klikken op de PrintFiles icoon.
1.4.6 GraphicDump
GraphicDump stuurt een dump van het eerste Intuition scherm naar de printer, ongeveer 10 seconden na het tweemaal klikken op de icoon. (Deze pauze van 10 seconden geeft u de gelegenheid uw schermen opnieuw te arrangeren, zodat het eerste scherm het scherm is dat u wilt afdrukken). GraphicDump is veranderd sinds versie 1.2: u kunt nu de afmeting van de afdruk specificeren. Om GraphicDump op te roepen vanuit CL1 dient u het volgende formaat te gebruiken: GraphicDump [TINY~SMALL~MEDIUM~LARGE~xdots:ydots] GraphicDump [HEEL KLEIN~KLEIN~MEDIUM~GROOT~xpunten:ypunten] Er zijn vijf opties die de afmeting van de afdruk bepalen: TINY
(heel klein) De breedte van de resulterende afdruk is ongeveer 114 van de totale breedte die de printer kan produceren. De hoogte is zodanig dat de originele aspect ratio van het scherm behouden blijft.
SMALL
(klein) De breedte van de resulterende afdruk is ongeveer 112 van de totale breedte die de printer kan produceren. De hoogte is zodanig dat de originele aspect ratio van het scherm behouden blijft.
1-22
De Workbench
MEDIUM
(medium) De breedte van de resulterende afdruk is ongeveer 314 van de totale breedte die de printer kan produceren. De hoogte is zodanig dat de originele aspect ratio van het scherm behouden blijft.
LARGE
(groot) De breedte van de resulterende afdruk is de volle breedte die de printer kan produceren. De hoogte is zodanig dat de originele aspect ratio van het scherm behouden blijft. (Wanneer u GraphicDump uitvoert vanuit de Workbench is LARGE de standaardafmeting van de afdrukj. (xpunten:ypunten) U kunt xdots gebruiken voor de absolute breedte in punten en ydots voor de absolute hoogte in punterl. Op deze manier kunt u als gebruiker alle dimensies specificeren binnen de mogelijkheden van de printer.
Om GraphicDump in staat te stellen de opties TINY, SMALL, MEDIUM en LARGE te herkennen moeten de waarden van Limits in Preferences worden ingesteld op Ignore (de standaard optie). Als een andere optie wordt gekozen in Limits, zal de afmeting van de resulterende afdruk worden bepaald door de gespecificeerde optie. In de volgende voorbeelden wordt verondersteld dat Limits is ingesteld op Ignore. 1) Om een afdruk van het voorste scherm te produceren die ongeveer half zo breed is als de totale breedte die de printer kan produceren, dient u de volgende opdracht in te voeren: l> GRAPHICDUMP SMALL 2) Om de exacte dimensies van de afdruk te specificeren voor bijvoorbeeld een afdruk van 640 pixels bij 200 pixels, dient u de volgende opdracht in te voeren:
l> GRAPHICDUMP 640:200
De Workbench
1-23
1.4.7 De Clock (klok)
Bij het openen van de Clock zal een analoge klok van 170 x 90 pixel worden weergegeven. Als de klok in de Analog modus staat kunt u de optie Size (afmeting) gebruiken om de klok te verkleinen of te vergroten. Dit is de enige modus waarin u de afmeting van de klok kunt veranderen. Als u liever een digitale weergave heeft, heeft u nu een keus: Digital 1 of Digital 2. Digital 1 geeft de klok in een rechthoekig venster weer, met twee regels: een voor de tijd en een voor de datum, indien gewenst. Digital 2 is een kleiner venster, dat in de titelbalk verschijnt, zodat het niet in de weg staat van de informatie op het scherm. Als de optie Date (datum) is aangezet, worden de tijd en de datum afwisselend in het venster weergegeven. De wekker werkt precies als voorheen, met een kleine verandering. Als het wekkervenster wordt weergegeven, blijft de klok zelf werken. In versie 1.2 werd de klok op non-actief gesteld wanneer de wekker werd weergegeven. Denk er echter om, dat u de Clock niet kunt afsluiten als de wekker is gezet. Als u de Clock vanuit de CL1 opstart kunt u opdrachtregelargumenten gebruiken om aan te geven welk type klok u wenst. U dient hiervoor het volgende formaat te .gebruiken: CLOCK [ANALOGIDIGITALIIDIGITAL2][= [, , ]] [12HOUR124HOUR] [SECONDS] [DATE] Hieronder volgt een verklaring van de opties: ANALOG, DIGITALI of DIGITAL2 - stemmen overeen met het type menu van de CLOCK, zoals hierboven beschreven; standaard waarde is ANALOG. = cx>, - hiermee kunt u de plaats van de klok bepalen. Het getal, toegewezen aan <x> is gelijk aan het aantal horizontale pixels vanaf de linkerkant van het scherm, terwijl gelijk is aan het aantal pixels vanaf de bovenkant. De , optie heeft betrekking op de afmeting van de analoge klok, in pixels. Als deze optie voor een digitale klok wordt gegeven, dan wordt die genegeerd. Bij het intypen van deze optie dient u erop te letten dat u geen spatie intypt tussen het woord ANALOG en het "is gelijk" teken. Standaard waarde is 10,15.
1-24
De Workbench
12HOUR of 24HOUR - u kunt ofwel een 12 uur klok (AMIPM) kiezen, ofwel de spoorwegklok van 24 uur; standaard waarde is 12 uur. SECONDS - geefî de seconden weer; standaard waarde is dat de optie voor seconden is uitgeschakeld. DATE - geeft de datum weer; standaard waarde is dat de optie voor de datum is uitgeschakeld. Een voorbeeld: l > Run Clock ANALOG=10,20,600,160 12HOUR DATE
Deze opdracht zal een analoge klok op het scherm weergeven, op positie 10,20. De klok zal 600 pixels breed zijn en 160 pixels hoog. Dit is een 12 uur klok (AMIPM indicator) en de datum is weergegeven.
1.5 De twee RAM disks De nieuwe Workbench bevat twee RAM disks. De eerste is de standaard RAMHandler (RAM:); hiervoor wordt automatisch een diskicoon weergegeven op het Workbench scherm. De tweede is de nieuwe herstelbare ramdrive:eenheid (RAD:).
De RAM-Handler, in de L: directory van Workbench, is de standaard RAM: disk, die altijd al deel heeft uitgemaakt van Amiga. Dit besturingsprogramma wordt weergegeven in de hoek rechts boven op het Workbench scherm als de RAM DISK icoon. De Amiga herkent deze "disk" als RAM:, net zoals disk in uw interne drive herkend wordt als dfO:. De RAM grootte verandert met de hoeveelheid informatie die wordt opgeslagen. Dit is de reden dat het altijd 100% vol is. Bij het toevoegen van bestanden wordt RAM: groter en bij het wissen van bestanden, kleiner. Alle welbekende tekortkomingen in de RAM-Handler van versie 1.2 zijn nu opgelost in versie 1.3. De meest opvallende verschillen zijn de volgende: De RAM-Handler staat nu bekend als de "RAM DISK De RAM-Handler kan nu worden hernoemd met de optie RENAME op het Workbench menu.
De Workbench ~
1-25
-
Bij het opstarten van Workbench worden verschillende directories opgezet in RAM: deze krijgen dan de logische namen T, ENV: en CLIPS: toegewezen. De T directory van RAM: wordt gebruikt voor scripts, terwijl' CLIPS: een nieuwe, alternatieve directory is voor het opslaan van clips van het Clipboard. U kunt deze drie directories in RAM: laten staan, of u kunt deze desgewenst elders onderbrengen. ENV: is bedoeld voor het opslaan van omgevingsvariabelen, die zijn opgezet met de SETENV opdracht. U kunt SETENV gebruiken om een waarde aan een variabele toe te wijzen. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs een wiskundige of numerieke waarde te zijn, maar zal eerder een variabele reeks zijn. Als u bijvoorbeeld de optie Editor van het MORE programma wilt gebruiken en u wilt MEMACS gebruiken als het verwerkingsprogramma, dan kunt u het volgende intypen: SETENV EDITOR "Extras 1.3 :Tools/MEMACS"
In dit geval bestaat de variabele reeks uit de naam en het zoekpad naar het verwerkingsprogramma. Als u de ENV: directory bekijkt, nadat u SETENV heeft gebruikt, dan zult u een bestand met de naam EDITOR vinden. In deze versie gebruiken MORE en de IF opdracht omgevingsvariabelen. In de toekomst zullen andere opdrachten deze ook gaan gebruiken. Als u een variabele met SETENV heeft opgezet en u wilt dan controleren welke reeks u aan de variabele heeft toegewezen, dan kunt u de GETENV opdracht gebruiken. U hoeft alleen GETENV in te typen, gevolgd door de naam van de variabele en het systeem zal antwoorden met de waarde, of de reeks, die aan die naam is toegewezen.
1.5.2 De herstelbare Ramdrive.device Met een herstelbare ramdrive kunt u toegang verkrijgen tot de inhoud van de ramdrive.device, nadat u uw systeem opnieuw heeft opgestart. Zelfs als u uw systeem opstart van een andere diskette dan de Workbench diskette (bijvoorbeeld van een tekstverwerkingsprogramma), dan zal de herstelbare ramdrive nog steeds aanwezig zijn en de eigen inhoud zal bewaard zijn gebleven. De inhoud zal pas verloren gaan als u de Amiga uitzet, of als u de REMRAD opdracht oproept.
1-26
De Workbench
De ramdrive moet, net zoals een harddisk of een andere uitbreidingseenheid, voor gebruik worden ingesteld. Een voorbeeld van een MountList invoerwaarde (RAD:) is opgenomen in het MountList bestand in de DEVS: directory van Workbench. Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van een CL1 sessie die deze bewerkingen uitvoert:
Deze opdracht controleert of de waarde voor RAD: ook inderdaad aanwezig is. De standaard waarde heeft de hoge cilinder ingesteld op 21. Ter vergelijking: een standaard Amiga disk heeft 79 cilinders. Als u de afmeting van de eenheid wilt vergroten, dient u het getal te vergroten dat de waarde van de hoge cilinder vertegenwoordigd. l>MOUNT rad:
Dit vertelt de Amiga dat de herstelbare ramdrive.device in gebruik is. Om te controleren of u de RAD juist heeft ingesteld, moet u de INFO opdracht gebruiken: l>RELABEL DRIVE Rad: NAME MyRad
U kunt de eenheid elke gewenste naam geven, behalve RAM. U wilt natuurlijk verwarring voorkomen met de andere RAM disk van Workbench. l>DISKCHANGE Rad:
Informeert Workbench over de met RELABEL ingestelde verandering van naam. Als u uw computer nog niet heeft uitgebouwd op Kickstart versie 1.3, ofwel door de nieuwe Kickstart diskette versie 1.3 in uw A1 000 te gebruiken, ofwel door de nieuwe Kickstart ROM versie 1.3 in uw A500 of A2000 te laten installeren, dan zult u de opdracht MOUNT RAD: moeten uitvoeren, telkens wanneer u opnieuw opstart. Als u RAD: wilt verwijderen zonder het gehele systeem af te sluiten, kunt u de REMRAD opdracht gebruiken. U dient hiertoe bij de CL1 prompt REMRAD in te typen en de RAD: eenheid zal verkleinen. Als u vervolgens uw machine opnieuw opstart, zal RAD: niet herstellen. Bij het gebruik van Kickstart versie 1.3 is het mogelijk direct van RAD: op te starten, zonder daarbij een Workbench of een andere opstartbare diskette in de disk drive te plaatsen. (Zie hoofdstuk 5 "Veranderen van uw opstartvolgorde".)
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-1
2. AmigaDOS en de C directory van Workbench
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van alle wijzigingen en toevoegingen die zijn aangebracht aan de opdrachten in de C: directory van Workbench. In deze sectie wordt ook een aantal nieuwe opdrachten besproken. Voor meer informatie over AmigaDOS dient u het AmigaDOS handboek te raadplegen. Dit handboek is gepubliceerd door Bantam Books en is verkrijgbaar bij vele computer dealers en boekwinkels. De C: directory van Workbench bevat 64 opdrachten: ADDBUFFERS ASK ASSIGN AVAIL BINDDRIVERS BREAK CD CHANGETASKPRI COPY DATE DELETE DIR DISKCHANGE DISKDOCTOR ECHO ED
EDIT ELSE ENDCLI ENDIF ENDSKIP EVAL EXECUTE FAILAT FAULT FF FILENOTE GETENV ICONX EF INFO INSTALL
JOIN LAB LIST LOADWB LOCK MAKEDIR MOUNT NEWCLI NEWSHELL PATH PROMPT PROTECT QUIT RELABEL REMRAD RENAME
RESIDENT RUN SEARCH SETCLOCK SETDATE SETENV SETPATCH SKIP SORT STACK STATUS TYPE VERSION WAIT WHICH WHY
Veel van deze opdrachten worden uitsluitend gebruikt door programmeurs en ervaren gebruikers. Een groot aantal "redelijk deskundige" gebruikers vindt AmigaDOS zeer waardevol voor het organiseren van de informatie op hun diskettes. Daarom zullen alle nieuwe of herziene opdrachten hier worden besproken, zodat alle gebruikers deze informatie ter beschikking hebben.
2-2
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2.1 Ongewijzigde opdrachten
Onderstaande opdrachten zijn niet gewijzigd met het uitgeven van versie 1.3. U kunt een volledige uitleg van deze opdrachten vinden in het AmigaDOS handboek. BREAK CD ED EDIT ELSE ENDIF FA1LAT FAULT LAB MAKEDIR QUIT RELABEL RENAME S 0 RT STACKSTACK WAIT WHY
Instellen van attentie-vlaggen in het gespecificeerde proces. Instellen, veranderen of uitlijsten van de huidige directory. Bewerken van tekstbestanden (een schermbewerker - screen editor). Opmaken van tekstbestanden door middel van het op volgorde bewerken van het bronbestand (een regel bewerker - line editor). Alternatieve mogelijkheid in een voorwaardeconditie in een scriptbestand. Beëindigen van een IF blok in een scriptbestand. Instellen van de storingsconditie van een scriptbestand. Afdrukken van het (de) bepaalde foutbericht(en). Specificeren van een label in een scriptbestand. Opzetten van een nieuwe directory. Verlaten van een scriptbestand met een gespecificeerde foutcode. Wijzigen van de volumenaam van een disk. Wijzigen van de naam van een bestand of een directory. Sorteren van kleine bestanden. Weergeven of instellen van de grootte van het stapel geheugen van de huidige CLI. Ervoor zorgen dat AmigaDOS een gespecificeerde tijd wacht. Afdrukken van een foutbericht ter verklaring van het mislopen van de vorige opdracht.
2.2 Nieuwe of herziene opdrachten
Veel AmigaDOS opdrachten werden sinds de uitgave van versie 1.2 herzien en andere opdrachten zijn nog niet geheel gedocumenteerd in het beschikbare referentiemateriaal. Deze opdrachten worden hieronder gegeven in de standaard AmigaDOSvorm: Formaat, Sjabloon, Doel, Zoekpad en Specificatie. Hieronder staan een aantal tekstconventies waar u van op de hoogte dient te zijn. COMMAND
AmigaDOS opdrachten worden in hoofdletters weergegeven, zodat er duidelijk onderscheid bestaat tussen de opdrachten en de rest van de tekst.
AmigaDOS en de C directory van Workbench c>
2-3
Pijlhaakjes staan om argumenten heen die u dient te specificeren. Voorbeeld: cbestandsnaamz betekent dat u met de AmigaDOS opdracht een bepaalde bestandsnaam moet invoeren. Vierkante haakjes staan om opties heen. Opties zullen door AmigaDOS worden geaccepteerd, maar deze zijn niet vereist. Accolades staan om punten die een willekeurig aantal keren (of helemaal niet) kunnen worden herhaald. Voorbeeld: {<arg>} betekent dat een aantal argumenten gegeven kan worden, maar dit is niet vereist. Drie punten geven een serie aan waaraan kan worden toegevoegd. Een verticale lijn wordt gebruikt om opties te scheiden die op een lijst staan waar u er een uit kunt kiezen. [OPT RISIRS] betekent bijvoorbeeld dat u de optie R, de optie S of de optie RS kunt kiezen.
cargument>lA
Het argument moet worden gespecificeerd, zodat de opdracht kan worden uitgevoerd.
/K
Het sleutelwoord van de optie moet worden gespecificeerd, zelfs als andere parameters ook worden gegeven. Een van de opties van de DIR opdracht is bijvoorbeeld [OPT AIIIAIID]. Het sjabloon is "OPTIK". Dit betekent dat u het woord OPT moet intypen bij het specificeren van de gekozen optie. Type ofwel OPT A, OPT I, OPT Al of OPT D. U kunt niet alleen A, I, Al, of D intypen.
coptie>/S
De optie werkt als een schakelaar. U moet de naam van de optie intypen om die optie te speciferen. De DIR opdracht heeft bijvoorbeeld een ALL (alle) optie. U moet het woord ALL intypen als u van deze optie gebruik wenst te maken.
Meerdere opdrachtverklaringen verwijzen naar conditievlaggen binnen een opdracht. Een conditievlag wordt ingesteld als een opdracht op een of andere manier niet voldoet. Een conditievlag 5 geeft weer dat er ergens iets niet goed is gegaan maar, dat de fout niet ernstig genoeg is om de procedure te beëindigen. Opvolgende opdrachten zullen worden uitgevoerd. Dit wordt nader uitgelegd in de sectie over de FAILAT opdracht in het AmigaDOS handboek.
2-4
AmigaDOS en de C directory van Workbench ADDBUFFERS
Formaat:
ADDBUFFERS :
Sjabloon:
ADDBUFFERS "DRIVE/A,BUFFERSlA"
Doel:
Opdracht aan het bestandssysteem om cache- buffers (voorgeheugen-buffers)toe te voegen.
Zoekpad:
C:ADDBUFFERS
Specificatie:
ADDBUFFERS voegt buffers toe aan de lijst sector-voor- geheugens (caches) van . Bij gebruik van het standaard bestandssysteem kunnen extra buffers de toegang tot de disk aanzienlijk versnellen. Elke extra buffer vermindert het geheugen echter met ongeveer 500 bytes. Als algemene regel mogen maximaal 25-30 buffers worden toegevoegd. De tijd die nodig is voor het verkrijgen van toegang tot de disk zal niet aanzienlijk worden verkort door het toevoegen van meer dan 25 of 30 buffers. U zult alleen waardevol geheugen verbruiken. Bij het gebruik van het FastFileSystem met een harddisk zal het toevoegen van extra buffers toegang tot de disk altijd versnellen. (Voor nadere gegevens over het FastFileSystem dient u bijlage A te raadplegen). Het aanbevolen aantal extra buffers varieert afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid extra geheugen. Voorbeeld: l> ADDBUFFERS d f l : 2 5
Deze opdracht voegt 25 buffers toe aan de sector-voorgeheugens(caches) voor disk drive df l:.
ASK Formaat:
ASK <prompt>
Sjabloon:
ASK "PROMPTIA"
Doel:
Verkrijgen van invoer door de gebruiker bij het uitvoeren van een scriptbestand.
AmigaDOS en de C directory van Workbench
Zoekpad:
2-5
C:ASK
Specificatie: ASK schrijft de <prompt> reeks naar de huidige uitvoerstroom en wacht vervolgens op informatie die de gebruiker via het toetsenbord invoert. Geldige antwoorden zijn Y (yes = ja), N (no = nee) en RETURN (hetzelfde als N). ASK stelt vervolgens een conditievlag in op 5 (= WARN = waarschuwing) als een Y antwoord wordt ingetypt en O als een N antwoord wordt ingetypt. Deze opdracht heeft gewoonlijk alleen nut in scriptbestanden.
Zie tevens:
IF, EXECUTE
ASSIGN Formaat:
ASSIGN [[:] ] [LIST] [EXISTS] [REMOVE]
Sjabloon:
ASSIGN "NAAM,DIR,LIST/S,EXISTS/S,REMOVE/S"
Doel:
Toewijzen van een logische drive naam aan een directory van een bestandssysteem.
Zoekpad:
C:ASSIGN
Specificatie: ASSIGN zal nu in versie 1.3, namen van eenheden juist afdrukken die langer zijn dan drie letters. Als het sleutelwoord LIST wordt gegeven samen met de naam van een logische eenheid, zal ASSIGN de ASSIGN lijst afzoeken naar die naam en deze vervolgens uit de lijst verwijderen. Als het sleutelwoord EXISTS wordt gegeven samen met de naam van een logisch eenheid, zal ASSIGN de ASSIGN lijst afzoeken naar de gevraagde naam en vervolgens de eenheid en de directory, toegewezen aan die eenheid, weergeven. Als de eenheid niet wordt gevonden, dan wordt de conditievlag ingesteld op WARN. De optie REMOVE maakt een volume of eenheid los van de lijst met ingestelde eenheden. Er worden geen hulpbronnen vrijgemaakt, uitsluitend de naam wordt van de lijst verwijderd. DEZE OPTIE WORDT VOORNAMELIJK GEBRUIKT TIJDENS DE ONTWIKKELING VAN DE SOFTWARE. ZORGELOOS GEBRUIK VAN DEZE OPTIE KAN RESULTEREN IN EEN GURUSTORING.
2-6
AmigaDOS en de C directory van Workbench
Voorbeelden: l> ASSIGN fonts: EXISTS FONTS: Workbench 1.3:fonts
l> ASSIGN fonts: LIST Volumes : RAM Disk (Mounted) Workbench 1.3 (Mounted) Directories: CLIPS: RAM D1SK:clipboards ENV: RAMD1SK:env T: RAM D1SK:t S: Workbench 1.3:s L: Workbench 1.3:l C: Workbench 1 . 3 : ~ DEVS: Workbench 1.3:devs LIBS: Workbench 1.3:libs SYS: Workbench 1.3:sys Devices : SPEAK NEWCON DF2 DFO PRT PAR SER RAW CON RAM
Let erop dat de toewijzing "FONTS: Workbench 1.3:fontsUvan de ASSIGN lijst is verwijderd. AVAI L
Formaat:
AVAIL [CHIPIFASTJTOTAL]
Sjabloon:
AVAIL "CHIP/S,FAST/S,TOTAUS"
Doel:
Weergeven van de beschikbare hoeveelheid CHIP en FAST geheugen
Zoekpad:
C:AVAIL
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-7
Specificatie: De AVAIL opdracht geeft een overzicht van het RAM systeemgeheugen, zowel CHIP als FAST. AVAIL geeft voor elk type geheugen de totale hoeveelheid weer: hoeveel beschikbaar is, hoeveel in gebruik is en het grootste doorlopende geheugenblok, dat nog niet is toegewezen. Door de CHIP, FAST enlof TOTAL opties samen te gebruiken zal AVAIL uitsluitend het aantal vrije bytes weergeven van het beschikbare CHIP, FAST of TOTAL RAM, in plaats van het gehele overzicht. Deze waarde kan worden gebruikt voor vergelijkingen in scripts.
Voorbeelden: l> AVAIL Type Available In-Use (beschikbaar) (in gebruik) chip 233592 282272 182896 £ast 341384 total 574976 465168
Maximum (Maximaal) 515864 524280 1040144
Largest (Grootste) 76792 197360 197360
l> AVAIL CHIP 233592
Zie tevens:
EXECUTE, IF
BINDDRIVERS Formaat:
BINDDRIVERS
Sjabloon:
BINDDRIVERS
Doel:
Aansturingsprogramma's van eenheden verbinden met hardware.
Zoekpad:
C:BINDDRIVERS
2-8
AmigaDOS en de C directory van Workbench
Specificatie: BINDDRIVERS maakt gewoonlijk deel uit van een opstartvolgorde. Het wordt gebruikt om aansturingsprogramma's van eenheden, gevonden in de SYS:Expansion (expansie) directory, te verbinden met extra hardware, die automatisch is geconfigureerd door de expansiebibliotheek. Dit betekent, dat als aansturingsprogramma's voor expansie-hardware zich in de Expansion Drawer (expansie lade) bevinden, de hardware automatisch zal worden geconfigureerd bij het opstarten van het systeem.
CHANGETASKPRI Formaat:
CHANGETASKPRI <prioriteit> [<proces>]
Sjabloon:
CHANGETASKPRI "PRIORITY/A,PROCESS/K
Doel:
Veranderen van de prioriteit van de processen, gestart vanaf de CLI.
Zoekpad: Specificatie: Aangezien de Amiga een machine is waarop meerdere taken kunnen worden uitgevoerd, worden prioriteitnummers gebruikt om te bepalen welke taken in welke volgorde moeten worden uitgevoerd. De meeste taken hebben gewoonlijk een prioriteit O en de tijd en instructiecyclussen van de CPU worden gelijk verdeeld. CHANGETASKPRI wijzigt de prioriteit van een bepaald CL1 proces. (Als geen proces is gespecificeerd zal worden verondersteld dat het huidige CL1 proces zal worden gebruikt.) Alle taken die vanuit <proces> starten, hebben dezelfde prioriteit. De reeks acceptabele waarden voor <prioriteit> is -128 tot 127. U mag echter geen waarden boven +5 invoeren, om te voorkomen dat belangrijke systeemtaken worden onderbroken. Procesnummers van CLI's kunnen worden bepaald met de STATUS opdracht. Voorbeeld: l> CHANGETASKPRI 5
AmirraDOS en de C directorv van Workbench
2-9
De prioriteit van de huidige CL1 taak wordt veranderd in 5. Alle taken die van deze CL1 zullen worden gestart, zullen tevens prioriteit 5 hebben; hoger dus dan alle andere gebruikerstaken die zijn opgezet zonder CHANGETASKPRI (deze taken zullen prioriteit O hebben). Zie ook:
STATUS
COPY Formaat:
COPY [[FROM] ] [TO] [ALL] [QUIET] [BUFIBUFFER = ][CLONE] [DATE] [COM] [NOPRO]
Sjabloon:
COPY "FROM,TO/A,ALL/S,QUIET/S,BUF=BUFFER/K, CLONE/S,DATE/S,COM/S,NOPRO/S"
Doel:
Kopiëren van een bestand of een directory.
Zoekpad:
C:COPY
Specificatie: U kunt COPY gebruiken om meervoudige bestanden naar een eenheid te kopiëren. U kunt ofwel de ALL optie gebruiken voor het kopiëren van een gehele directory, ofwel patronen vergelijken om bestanden te kopiëren die een overeenkomend stel karakters of symbolen hebben. U kunt bijvoorbeeld patroonovereenkomst gebruiken, om alle bestanden in een directory te kopiëren, door de naam van de directory te specificeren als het patroon. (Zie het AmigaDOS handboek voor nadere uitleg van patronen). Opmerking: de 31 karakterbeperkingop het gebruik van jokers is opgeheven. De optie BUF = wordt gebruikt om het aantal 512 byte buffers in te stellen die worden gebruikt tijdens het kopiëren. (De standaard waarde is 100K of 200 buffers.) Het is vaak handig het aantal buffers te beperken bij het kopiëren naar een RAM: disk. De optie CLONE vertelt COPY de datum, commentaren en beschermingsbits van het originele naar het bestemmingsbestand te kopiëren. De DATE en COM opties geven COPY instructies om de datum van opzetten en de commentaren van het originele bestand te kopiëren. COPY behoudt als standaard de beschermingsbits van het originele bestand bij het maken van een kopie. Dit kan overschreven worden met de NOPRO optie.
2-1O
AmigaDOS en de C directory van Workbench
Als in het verleden een directory, die gespecificeerd was als de bestemmingsdirectory niet bestond, dan werd die ook niet door COPY opgezet. Met versie 1.3 zal COPY nu een nieuwe bestemmingsdirectory opzetten. U kunt tevens een stel aanhalingstekens gebruiken ("") om bij het specificeren van een bestemming te verwijzen naar de huidige directory.
DATE Formaat:
DATE [] [] [TO=VER cbestandsnaam>]
Sjabloon:
DATE "DATEmTIME,TO=VER/K"
Doel:
Weergeven of instellen van de systeemdatum enlof tijd
Zoekpad:
C:DATE
Specificatie:
Met DATE wordt nu een eerste nul of een enkel cijfer opgenomen in de datumspecificatie. Vroeger moest u die eerste nul steeds intypen.
DELETE Formaat:
DELETE * [ALL] [QIQUIET]
Sjabloon:
DELETE "NAME(S),ALUS,Q=QUIET/SU
Doel:
Wissen van maximaal 10 bestanden of directories.
Zoekpad:
C:DELETE
Specificatie:
U kunt patroonovereenkomst gebruiken voor het wissen van bestanden. Als u dit doet moet u erop letten dat de 31 karakterbeperking op het gebruik van jokers opgeheven is. (Zie het AmigaDOS handboek voor een verdere verklaring van patronen).
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-11
DIR Formaat:
DIR [] [OPT AIIIAIID] [ALL] [DIRS] [INTER] [FILES]
Sjabloon:
DIR "NAME,OPTlK,ALUS,DIRS/S,INTER/S,FILESlS"
Doel:
Weergeven van een gesorteerde lijst van bestanden in een directory.
Zoekpad:
C:DIR
Specificatie: ALL, DIRS en INTER zijn nu synoniemen voor de respectievelijke opties A, D en I. Bovendien is er een optie COMMAND= in de interactieve modus (opgeroepen door OPT I of INTER), waardoor bijna elke AmigaDOS opdracht kan worden uitgevoerd tijdens de interactieve directory-uitlijsting. Als u een algemene opdracht in interactieve modus wilt geven dient u C (of COM) in te typen bij het promptvraagteken. DIR zal u vragen de opdracht in te typen. Type de gewenste opdracht in en druk vervolgens RETURN in. De opdracht zal worden uitgevoerd en DIR zal verdergaan. U kunt tevens de C en de opdracht op één regel combineren, door de opdracht tussen aanhalingstekenste plaatsen, gevolgd door de C. Een voorbeeld hiervan is het volgende: C "type prefs-infohex". De optie FILES geefi uitsluitend de bestanden in een directory weer. Subdirectories worden niet weergegeven. DISKCHANGE Formaat:
DWKCHANGE :
Sjabloon:
DISKCHANGE "DRIVEIA
Doel:
De Amiga op de hoogte brengen van het feit dat u van diskette bent veranderd in een 5 114" disk drive.
Zoekpad:
C:DISKCHANGE
2-12
AmigaDOS en de C directory van Workbench
Specificatie:
U moet de DISKCHANGE opdracht gebruiken als u 5 114" floppy diskettes gebruikt met uw Amiga systeem. Telkens wanneer u de diskettes in de 5 114" drive verwisselt, moet u DISKCHANGE gebruiken om het systeem van de verandering op de hoogte te brengen. Deze opdracht is tevens nuttig om Workbench op de hoogte te brengen van namen van diskettes die zijn veranderd met de RELABEL opdracht. Voorbeeld: Als een aanvraagprompt verschijnt, om een nieuwe diskette in uw 5 114" drive df2: te plaatsen, dan moet u de diskette laden en vervolgens het onderstaande typen: l> DISKCHANGE d f 2 :
AmigaDOS zal de nieuwe diskette dan herkennen en u kunt verder gaan.
DISKDOCTOR Formaat:
DISKDOCTOR :
Sjabloon:
DISKDOCTOR "DRIVEIA"
Doel:
Trachten een corrupte diskette te herstellen
Zoekpad:
C:DISKDOCTOR
Specificatie: DISKDOCTOR tracht een verminkte floppy diskette zodanig te herstellen, dat u uw bestanden hiervan kunt opvragen en naar een goede diskette kunt kopiëren. Als AmigaDOS een verminkte diskette ontdekt zal een bericht worden weergegeven dat de diskette niet gevalideerd kan worden. Met behulp van DISKDOCTOR kunt u proberen de bestandenstructuur van de diskette te herstellen. Na het uitvoeren van DISKDOCTOR dient u de herstelde bestanden naar een andere diskette te kopiëren en vervolgens de verminkte diskette opnieuw te formatteren. U kunt DISKDOCTOR gebruiken op zowel het standaard bestandssysteem, als ook het FastFileSystem. AIS u DISKDOCTOR echter met het FastFileSystem wilt
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-13
gebruiken, MOET U ERVOOR ZORGEN DAT HET DOSTYPE SLEUTELWOORD IN DE MOUNTLIST IS INGESTELD OP OX444F5301. Gebruik DISKDOCTOR NIET op een FastFileSystem partitie als het DosType sleutelwoord niet juist is ingesteld. (Zie bijlage A voor nadere gegevens over het FastFileSystem). DISKDOCTOR zal in versie 1.3 controleren of er voldoende geheugen is voordat bewerkingen worden gestart. DISKDOCTOR zal het opstartblok tevens veranderen in type DOS. Voorbeeld:
Als u één van de volgende berichten ontvangt kunt u DISKDOCTOR gebruiken om de bestanden van de diskette op te vragen: "Volume Workbench is not validated" (Workbench volume is niet gevalideerd) of "Error validating disWDisk is unreadable" (Fout bij valideren van disWDisk is onleesbaar). Als de corrupte diskette zich bijvoorbeeld in dfl: bevindt, moet u het volgende intypen: l> DISKDOCTOR d f l :
AmigaDOS zal u vragen de te corrigeren diskette in de drive te plaatsen en RETURN in te drukken. DISKDOCTOR leest vervolgens elke cilinder van de diskette. Als er een fout is, zal het volgende bericht worden weergegeven: "Hard error Track xx. Surface xx" (Harde fout spoor xx. Oppervlakte xx). Als elk bestand en elke directory vervangen is, wordt de bestandsnaam op het scherm weergegeven. Als DISKDOCTOR klaar is zal het bericht worden weergegeven: "Now copy files required to a new disk and reformat this disk." (Gewenste bestanden nu naar een nieuwe diskette kopiëren en deze diskette opnieuw formatteren).
ECHO Formaat:
ECHO [NOLINE] [FIRST crin>] [LEN ]
Sjabloon:
ECHO "STRING,NOLINEIS,FIRSTIS,LEN/S"
Doel:
Afdrukken van een reeks.
Zoekpad:
C:ECHO
2-14
AmigaDOS en de C directory van Workbench
Specificatie: Versie 1.3 heeft de optie NOLINE geïntroduceerd. Als de optie NOLINE wordt gespecificeerd, zal ECHO niet automatisch een nieuwe regel uitvoeren na het afdrukken van de reeks. Met de opties FIRST en LEN kunt u een echo maken van een tweede reeks. FIRST geeft de karakterpositie aan waar u de echo wilt beginnen. LEN geeft het aantal karakters aan, beginnend met het eerste karakter, van de subreeks waarvan een echo moet worden gemaakt., Als de optie FIRST wordt weggelaten en alleen het LEN sleutelwoord wordt gegeven, zal de afgedrukte subreeks bestaan uit de rechter karakters van de hoofdreeks. Als uw reeks bijvoorbeeld 20 karakters lang is en u specificeert LEN <4>, zal een echo worden gemaakt van de 17de, 18de, 19de en 20ste karakters van de reeks.
ENDCLI Formaat:
ENDCLI
Sjabloon:
ENDCLI
Doel:
Beëindigen van een interactief CL1 proces of een SHELL proces.
Zoekpad:
C:ENDCLI
Specificatie: ENDCLI kan worden gebruikt om een CL1 proces of een SHELL proces te beëindigen.
ENDSKIP Formaat:
ENDSKIP
Sjabloon:
ENDSKIP
Doel:
Beëindigen van een scriptblok en een script bestand.
Zoekpad:
C:ENDSKIP
2-15
AmigaDOS en de C directory van Workbench Specificatie:
Als een ENDSKIP wordt tegengekomen tijdens een SKIP, zal de uitvoering van het scriptbestand verder gaan op de regel na de ENDSKIP. (De conditievlag wordt ingesteld op WARN). EVAL
Formaat:
EVAL <waardel> <waarde2> [ T 0 ] [LFORMAT=ireeks>]
Sjabloon:
EVAL "VALUE1,OPERATION,VALUE2,TO/K,LFORMAT/K
Doel:
Voorzien in een methode voor het bepalen van de waarde van eenvoudige uitdrukkingen.
Zoekpad:
C:EVAL
Specificatie: De opdracht EVAL wordt gebruikt voor het evalueren en afdrukken van het antwoord van eenvoudige (argument 1 en 2) gehele uitdrukkingen. <waardel> en <waarde2> kunnen worden weergegeven in decimale, hexadecimale en octale getallen. Decimale getallen zijn standaard. Hexadecimale getallen worden aangegeven door OX of #X. Octale getallen worden aangegeven door O of # (gevolgd door andere cijfers). Alfabetische karakters worden aangegeven door een apostrof (l).
Hieronder volgt een lijst van de mogelijke bewerkingen en de daarbij behorende symbolen: Optellen Aftrekken Vermenigvuldigen Delen Mod en of
+ +
/ mod &
Niet Shift links Shifi rechts Niet-bewerking Exclusief of bitsgewijs equivalent
<< >>
xor eqv
I
Het standaard uitvoerformaat is decimaal. U kunt echter een ander formaat selecteren met het LFORMAT sleutelwoord. Het LFORMAT sleutelwoord specificeert de formaatreeks die wordt gebruikt voor het afdrukken van het antwoord. U kunt %X
2-16
AmigaDOS en de C directory van Workbench
(hexadecimaal) gebruiken of %O (octaal) of %C (karakter). Vergeet niet dat de opties %X en %O een specificatie van het aantal cijfers vereisen (bijv. %X8 geeft 8 cijfers hexadecimale uitvoer). Met het LFORMAT sleutelwoord kunt u specificeren dat een nieuwe regel moet worden afgedrukt door een *N in uw reeks op te nemen. EVAL kan in scripts worden gebruikt als een lussenteller. In dat geval is de optie T 0 erg nuttig, aangezien hiermee de uitvoer van EVAL naar een bestand wordt gestuurd. Voorbeelden:
l>EVAL O x 4f / 010 LFORMAT Het antwoord is 9
=
"Het antwoord is %X4*Nf'
Voorbeeld in een script:
;demo a loop using eval and skip .bra( .ket} echo>env:loop (loop} lab start echo "Loop#" noline type env:loop eval < env:loop >NIL: to=t:qwe($$} value2 type ? env:loop t:qwe($$} IF val $loop GT O skip start back endif echo "done"
=
1 op
=
- ?
AmiaaDOS en de C directory van Workbench
2-17
EXECUTE Formaat:
EXECUTE <argumenten>
Sjabloon:
EXECUTE "COMMANDFILE,ARGUMETNS"
Doel:
Uitvoeren van een opdrachtbestand met argumentvervanging
Zoekpad:
C:EXECUTE
Specificatie:
EXECUTE gebruikt nu de logische naam T: als die is toegewezen met ASSIGN, anders wordt de :T directory gebruikt. Aangezien scriptbestanden de EXECUTE opdracht aanroepen, is het een goed idee deze opdracht resident te maken bij het gebruik van de SHELL. U kunt met de karakters <$$> verwijzen naar het huidige CL1 getal. Dit is nuttig bij het opzetten van unieke tijdelijke bestanden, logische toewijzingen en PIPE namen. Zie tevens :
ASSIGN en de SHELL.SEG sectie van hoofdstuk 3.
Formaat:
FF [-O] [-N]
Sjabloon:
FF "-O/S,-NIS"
Doel:
Versnellen van tekst op de Amiga.
Zoekpad:
C:FF
Specificatie:
FF (FastFonts) is een programma geschreven door Charlie Heath van Microsmiths, Inc. FF versnelt de weergave van tekst op de Amiga. Om de FastText routines aan te zetten dient u de optie -O te gebruiken. Om de FastText routines af te zetten dient u de optie -N te gebruiken. FF kan ook worden gebruikt om het standaard systeemlettertype te vervangen met een normaal 8 x 8 pixel lettertype. U kunt hiervoor de opdracht FF clettertypenaam> gebruiken. FF wordt gebruikt met toestemming van Microsmiths, Inc.
2-18
AmigaDOS en de C directory van Workbench FILENOTE
Formaat:
FILENOTE [FILE] COMMENT
Sjabloon:
FILENOTE "FILE/A,COMMENTlK
Doel:
Een opmerking bij een bestand maken.
Zoekpad:
C:FILENOTE
Specificatie:
De lengte van is beperkt tot 79 karakters. GETENV Formaat:
GETENV
Sjabloon:
GETENV "NAMEIA
Doel:
Verkrijgen van de waarde van een omgevings variabele.
Zoekpad:
C:GETENV
Specificatie:
GETENV wordt gebruikt om de waarde van een omgevingsvariabele te verkrijgen. Omgevingsvariabelen worden in het ENV: Handler opgeslagen. (Dit wordt momenteel gesimuleerd door de RAM: disk te gebruiken).
U kunt vele AmigaDOS opdrachten gebruiken met het ENV: Handler zoals DIR, LIST, ASSIGN, enz. Dit geeft de gebruikers een grote flexibiliteit bij het werken met omgevingsvariabelen. Zie ook:
SETENV
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-19
ICONX Formaat:
ICONX
Sjabloon:
ICONX
Doel:
Uitvoeren van een AmigaDOS scriptbestand vanuit Workbench.
Zoekpad:
C:ICONX
Specificatie: Met ICONX kunt u een scriptbestand van AmigaDOS opdrachten uitvoeren vanuit de Workbench. ICONX verandert de huidige directory in de directory met de projecticoon, voordat de script wordt uitgevoerd. Een invoer/uitvoer venster voor het scriptbestand wordt op het Workbench scherm geopend. U kunt de TOOL TYPES van de icoon gebruiken om de afmeting van het venster (WINDOW=) te bepalen. Met DELAY = TOOL TYPES zal een korte pauze worden ingelast nadat de uitvoering van het bestand is afgerond, zodat de uitvoer kan worden gelezen. Als O wordt gespecificeerd voor DELAY= zal ICONX voor het verlaten (exit) op een Ctrl-C wachten. Om ICONX te gebruiken dient u een scriptbestand op te zetten (een ASCII bestand met AmigaDOS opdrachten) en hieraan dient u een projecticoon te hechten. (Notepad kan voor dit doel worden gebruikt, als u geen stijlen en meerdere lettertypes in uw document gebruikt). U kunt het standaard hulpprogramma van de icoon veranderen in c:ICOPJX met behulp van de optie INFO op het Workbench menu. U kunt desgewenst de WINDOW= en DELAY= TOOL TYPES specificaties toevoegen. Archiveer vervolgens de veranderde info. Om het script uit te voeren dient u de icoon tweemaal aan te klikken. U kunt door de Workbench werken en uitgebreide selectie (extended selection) gebruiken om Workbench bestanden naar de script door te geven. De script zal deze bestanden als sleutelwoorden zien. Om deze faciliteit te gebruiken moet het sleutelwoord .key ,zich aan het begin van de script bevinden. In dit geval wordt de AmigaDOS opdracht EXECUTE gebruikt om het scriptbestand uit te voeren. Het toevoegen van een .key "" of .<spatie> maakt het gebruik van opdrachten mogelijk, die invoer van een ICONX script vereisen. (Zie het AmigaDOS handboek voor meer informatie over het uitvoeren van scriptbestanden). Zie tevens:
EXECUTE
2-20
AmigaDOS en de C directory van Workbench IF
Formaat:
IF [NOT] [WARN] [ERROR] [FAIL] [ EQIGTIGE ] [VAL] [EXISTS ]
Sjabloon:
IF "NOT/S,WARN/S,ERROR/S,FAIL/S,,EQ/K,GT/K, GE/K,VAUS,EXISTS/K"
Doel:
Omgaan met conditionele bewerkingen in scriptbestanden.
Zoekpad:
C:IF
Specificatie:
In een EXECUTE scriptbestand voert IF alle volgende opdrachten uit, totdat een ENDIF of ELSE opdracht wordt aangetroffen. IF maakt nu de vergelijkingen GT (greater than = groter dan) en GE (greater than or equal to = groter dan of gelijk aan) mogelijk. Deze vergelijkingen worden gewoonlijk uitgevoerd als reeksvergelijkingen. Als de optie VAL echter is gespecificeerd, is de vergelijking een numerieke vergelijking. De IF opdracht kan de waarde bepalen van omgevingsvariabelen. Om een omgevingsvariabele te specificeren moet aan de naam van de variabele een $ teken voorafgaan. OPMERKING: U kunt NOT GE gebruiken voor LT en NOT GT voor LE. Zie het AmigaDOS handboek voor nadere gegevens over de IF opdracht.
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-21
INFO Formaat:
INFO [<eenheid>]
Sjabloon:
INFO "DEVICE"
Doel:
Geven van informatie over het(de) bestands systeem(en).
Zoekpad:
C:INFO
Specificatie:
De uitvoer van INFO wordt nu aangepast zodat langere volumenamen mogelijk zijn. INFO leest gereserveerde blokken van de omgevingsvector van de gespecificeerde eenheid. De optie DEVICE maakt mogelijk dat INFO informatie levert aan slechts één eenheid of volume.
INSTALL Formaat:
INSTALL DRIVE eDFOIDF1 IDF21DF3>: [NOBOOT] [CHECK]
Sjabloon:
INSTALL "DRIVE/A,NOBOOT/S,CHECK/S"
Doel:
Omgaan met een opstartblok van een geformatteerde disk.
Zoekpad:
C:INSTALL
Specificatie:
INSTALL maakt nu geheugen leeg dat werd gebruikt voor het bouwen van een opstartblok. De optie NOBOOT maakt van de disk een DOS disk, maar deze disk is niet opstartbaar. De optie CHECK controleert of de opstartcode geldig is. INSTALL geeft aan of een disk opstartbaar is of niet en of de standaard Commodore-Amiga opstartcode op de disk aanwezig is. De conditievlag is ingesteld op O als de opstartcode standaard is. De INSTALL controle geeft 5 weer voor geen opstartblok en 10 voor opstartblokken die niet standaard zijn. OPMERKING: De optie NOBOOT van INSTALL zal het opstartblok naar een nietDOS disk schrijven.
2-22
AmigaDOS en de C directory van Workbench
JOIN Formaat:
JOIN * AS(T0
Sjabloon:
JOIN "NAME(S),TO=AS/K
Doel:
Samenvoegen van maximaal 15 bestanden tot een enkel bestand.
Zoekpad:
C:JOIN
Specificatie: T 0 is nu een synoniem voor AS.
LIST Formaat:
LIST [] [PIPAT <patroon>[ [KEYS] [DATES] [NODATES] [ T 0 ] [SUB <2e reeks>] [SINCE ] [UPTO ] [QUIICK] [BLOCK] [NOHEAD] [FILES] [DIRS] [LFORMAT ]
Sjabloon:
LIST "DIR.P=PAT/K,KEYS/S,DATES/S,NODATES/S, TO/K,SUB/K/SINCE/K,UPTO/K,QUICK/S,BLOCK/S, NOHEAD/S,FILES/S,DIRS/S,LFORMAT/K"
Doel:
Overzicht geven van bepaalde informatie over directories en bestanden.
Zoekpad:
C:LIST
Specificatie: LIST geefi nu de volgende nieuwe protectiebits weer: s (script), p (pure = puur - dit wordt gebruikt met de opdracht RESIDENT) en a (archive = archiveren). Bij het zoeken naar een patroon kunt u een bepaalde zoekreeks specificeren binnen een directory. Om bijvoorbeeld te zoeken naar een patroon in de C: directory kunt u het volgende intypen: LIST C:l'?. Dit resulteert in een weergave van de namen van alle bestanden in de C: directory, beginnend met de letter I.
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-23
LIST bevat de volgende opties: QUICK
- er worden geen extra spaties toegevoegd na een bestandsnaam.
BLOCK
- LIST geeft de afmeting van bestanden weer in blokken
in plaats van in bytes. NOHEAD
- onderdrukt het afdrukken van de informatie in de kop.
FILES
- beperkt LIST tot het weergeven van uitsluitend bestanden (directories worden niet weergegeven).
DIRS
- beperkt LIST tot het weergeven van uitsluitend directories (bestanden worden niet weergegeven).
LFORMAT past de uitvoer van LIST aan en kan worden gebruikt als een snelle methode voor het genereren van scriptbestanden. Wanneer LFORMAT is gespecificeerd worden de opties QUICK en NOHEAD automatisch geselecteerd. Bij het gebruik van LFORMAT dient u een "uitvoerformaatspecificatiereeks"te bepalen. Deze reeks wordt in het scriptbestand verwerkt. Als u wilt dat de uitvoer wordt gearchiveerd, dient u dit te herleiden naar een bestand met behulp van de > opdracht. Het uitvoerformaat voor de specificatie-reeks (hierna "reeks" genoemd) is LFORMAT = "reeks". Om de uitvoer van LIST in deze reks op te nemen kunt u een %S
vervanging specificeren. Het zoekpad en de bestandsnaam kunnen ook onderdeel van deze rreks uitmaken. Het aantal keren dat %S voorkomt bepaalt het type uitvoer dat in de reeks opgenomen moet worden, zoals hieronder uiteengezet: Aantal %S
Uitvoer Uitsluitend bestandsnaam Zoekpad, bestandsnaam Zoekpad, bestandsnaam, zoekpad Zoekpad, bestandsnaam, zoekpad, bestandsnaam
AminaDOS en de C directory van Workbench
2-24
Voorbeeld: l> LIST >FiAM:qwe * ? LFORMAT="protect %S -d"
Een nieuw scriptbestand "qwe" wordt gecreëerd in RAM:. De inhoud zal een lijst bevatten van alle bestanden in de huidige directory. Wanneer "qwe" wordt uitgevoerd zal dit de bescherming tegen wissen van elk bestand verwijderen. Hieronder staat een voorbeeld van de inhoud: protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect protect
E x p a n s i o n . i n f o -d Trshcan -d . i n f o -d c -d C l o c k . i n f o -d P r e f s -d Clock -d Systern -d
L -d S h e l l -d d e v s -d
s
-d
S h e l l . i n f o -d T -d f o n t s -d l i b s -d Empty -d U t i l i t i e s . i n f o -d D i s k . i n f o -d P r e f s . i n f o -d Systern.info -d Empty.info -d T r a s h c a n . i n f o -d U t i l i t i e s -d Expansion -d
AmiciaDOS en de C directory van Workbench
2-25
LOADWB Formaat:
LOADWB [DELAY] [-DEBUG]
Sjabloon:
LOADWB "DELAY/S,-DEBUGS"
Doel:
Opstarten van Workbench
Zoekpad:
C:LOADWB
Specificatie: De opdracht LOADWB wordt gebruikt voor het opstarten van de Workbench. Dit wordt normaal gesproken alleen gedaan bij het opstarten door de LOADWB opdracht in het opstart-volgordebestandte plaatsen. Workbench klikt de huidige zoekpaden in werking wanneer de LOADWB opdracht wordt uitgevoerd. Deze zoekpaden worden gebruikt voor elke CLI, (of SHELL) die vanuit de Workbench wordt opgestart. Als de optie DELAY wordt gekozen, wacht LOADWB drie seconden voor de uitvoering, zodat de diskactiviteit kan ophouden voor de uitvoering verdergaat. De -DEBUG optie vertelt Workbench een verborgen Workbench menu op te roepen, namelijk DEBUG. Dit menu bevat de opties Debug en FlushLibs. De optie Debug brengt u naar ROMWACK, het in ROM residente testprogramma van de Amiga. Let erop dat u een 9600 baud seriële terminal heefi als u van plan bent deze opdracht te gebruiken! FlushLib zorgt ervoor dat Workbench zoveel mogelijk geheugen reserveert, zodat alle bibliotheken, apparatuur, lettertypes, etc. worden geschrapt, die resident in het geheugen staan, maar op dat moment niet worden gebruikt. (Aangenomen wordt dat de betreffende bibliotheken of apparatuur zichzelf laten schrappen). De opties DELAY en -DEBUG kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt. U kunt slechts één van de twee opties kiezen.
2-26
AmigaDOS en de C directory van Workbench
LOCK Formaat:
LOCK : [ONIOFF] [<wachttoets>]
Sjabloon:
LOCK "DRIVE/A,ON/S,OFF/S,PASSKEY"
Doel:
Instellen van een tegen schrijven beschermende status op een harddisk, met gebruik van het FastFileSystem
Zoekpad:
C:LOCK
Specificatie: De LOCK opdracht stelt in of annuleert de tegen schrijven beschermende status op een harddisk drive of partitie ingesteld, met het FastFileSystem. De vergrendeling blijft van kracht totdat het systeem opnieuw wordt opgestart of totdat LOCK wordt ontgrendeld met de LOCK OFF opdracht. Een facultatieve wachttoets van 4 karakters kan worden gespecificeerd. Als de wachttoets wordt gebruikt voor het vergrendelen van een partitie op een harddisk, moet dezelfde wachttoets worden gespecificeerd om deze partitie te ontgrendelen. Zie tevens de sectie over het FastFileSystem in bijlage A.
Formaat:
MOUNT <eenheid> [FROM ]
Sjabloon:
MOUNT "DEVICE/S,FROM/K
Doel:
Opstellen van een AmigaDOS eenheidsmodus
Zoekpad:
C:MOUNT
Specificatie: MOUNT wordt gebruikt voor het opstellen van een AmigaDOS eenheidsmodus. M.a.w. MOUNT vertelt de Amiga dat een extra eenheid is toegevoegd aan het systeem. Wanneer de MOUNT opdracht wordt gegeven zoekt MOUNT in het bestand DEVS:MountList (of het facultatieve FROM bestand) voor de parameters van de eenheid die wordt opgesteld. Zie ook:
de sectie over MountLists in hoofdstuk 3.
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-27
NEWCLI Formaat:
NEWCLI [] [FROM cbestandsnaarn>]
Sjabloon:
NEWCLI "WINDOW,FROM/K
Doel:
Starten van een nieuwe interactieve CL1 met een nieuw venster
Zoekpad:
C:NEWCLI
Specificatie: NEWCLI gebruikt het standaard opstartbestand s:CLI-Startup, tenzij een ander bestand is gespecificeerd met de FROM optie. Als u een SHELL opdracht wilt oproepen in plaats van een CL1 opdracht, kunt u de NEWSHELL gebruiken. NEWSHELL Formaat:
NEWSHELL [] [FROM ]
Sjabloon:
NEWSHELL "WINDOW,FROM/K
Zoekpad:
C:NEWSHELL
Doel:
Starten van een nieuwe interactieve SHELL met een nieuw venster
Specificatie: NEWSHELL roept een nieuwe interactieve SHELL op, met gebruik van het NEWCON: venster-Handler. Om NEWCON juist te laten werken dient dit eerst te worden ingesteld en dient de SHELL-SEG resident gemaakt te worden. (Dit wordt gewoonlijk gadaan in de standaard opstartvolgorden van versie 1.3). Als de SHELL-SEG niet resident is zal NEWSHELL een nieuw CL1 venster oproepen in plaats van een nieuw SHELL venster. Als NEWCON: nog niet is ingesteld zal NEWSHELL een CON: venster gebruiken. NEWSHELL gebruikt het standaard opstartbestand s:Shell-Startup, tenzij een FROM bestandsnaarn is gespecificeerd.
2-28
AmigaDOS en de C directory van Workbench
PATH Formaat:
PATH [SHOW] [ADD *] [RESET] [QUIET]
Sjabloon:
PATH "SHOW/S,ADD,RESET/S,QUIET/S"
Doel:
Controleren van de PATH lijst die de CL1 gebruikt voor het zoeken naar opdrachten.
Zoekpad:
C:PATH
Specificatie: Met de PATH opdracht kunt u het zoekpad zien, er één toevoegen of veranderen, die AmigaDOS volgt bij het zoeken naar een uit te voeren programma. De PATH opdracht wordt alleen ingevoerd, of met de SHOW optie en het huidige zoekpad zal worden weergegeven. U kunt PATH met de ADD optie gebruiken om namen te specificeren van directories, die aan de huidige PATH moeten worden toegevoegd. U kunt maximaal tien directories toevoegen met een PATH ADD opdracht; namen w n de directories moeten van elkaar gescheiden worden door minstens één spatie en het ADD sleutelwoord is facultatief.
U kunt het bestaande zoekpad vervangen door een geheel nieuwe met gebruik van PATH RESET, gevolgd door de namen van de nieuwe directories. Het bestaande zoekpad wordt geheel gewist, behalve de huidige directory en SYS:C en de nieuwe wordt ervoor in de plaats gezet. PROMPT Formaat:
PROMPT <prompt>
Sjabloon:
PROMTP "PROMPT"
Doel:
Veranderen van de promptreeks van de huidige SHELL
Zoekpad:
C:PROMPT
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-29
Specificatie: Wanneer de prompt met de SHELL wordt gebruikt kan Prompt de huidige directory automatisch afdrukken. Bijvoorbeeld: %N> %N.%S> %S.%N>
Zie ook:
geeft uitsluitend het CL1 nummer weer geeft het CL1 nummer weer, een punt, gevolgd door de huidige directory geeíî de huidige directory weer, een punt, gevolgd door het CL1 nummer. de SHELL sectie in hoofdstuk 1 en de SHELL-SEG sectie in hoofdstuk 3.
PROTECT Formaat:
PROTECT [FILE] [FLAGS] < [ADD] [SUB]
Sjabloon:
PROTECT "FILE/A,FLAGS,ADD/S,SUB/SU
Doel:
Wijzigen van de protectiebits van een bestand
Zoekpad:
PROTECT
+-
statusbits>
Specificatie: PROTECT kan nu de nieuwe protectiebits veranderen, namelijk script (s), pure (p), en archive (a). PROTECT kan bovendien worden gebruikt om protectiebits op te tellen of af te trekken van een bestand, naast het instellen van specifieke bits. De sleutelwoorden ADD en SUB en ook de speciale tekens + en -,worden voor dit doel gebruikt. U kunt de LIST opdracht gebruiken om de protectiebits van een bestand weer te geven.
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-30 Voorbeelden: l> PROTECT c:ED
+
rw
Deze opdracht voegt de protectiebits r (readable = leesbaar) en w (writable = schrijfbaar) toe aan het bestand "ED" in de C: directory. l> PROTECT 1:bestandsnaarn -e Deze opdracht wist de protectiebit e (executable "bestandsnaarn" in de L: directory.
=
uitvoerbaar) uit het bestand
Zie tevens LIST REMRAD Formaat:
REMRAD
Sjabloon:
REMRAD
Doel:
Verwijderen van de herstelbare ramdrive.een heid
Zoekpad:
C:REMRAD
Specificatie: Als u de herstelbare ramdrive.eenheid wilt verwijderen uit het systeem, maar u wilt het systeem niet uitschakelen, dan kunt u de opdracht REMRAD gebruiken. REMRAD geeft de rarndrive.eenheid de opdracht alle bestanden te wissen. De afmeting van de eenheid wordt gereduceerd en de eenheid wordt erg klein. De volgende keer dat de Amiga wordt opgestart, wordt de ramdrive.eenheid uit het systeem verwijderd.
AminaDOS en de C directory van Workbench
2-31
RESIDENT
Formaat:
RESIDENT [REMOVE] [ADD] [REPLACE] [PURE] [SYSTEM]
Sjabloon:
RESIDENT "NAME,FILE,REMOVE/S,ADD/S, REPLACE/S,PURE/S,SYSTEM/S"
Doel:
Laden en toevoegen van opdrachten aan de residentlijst
Zoekpad:
C:RESIDENT
Specificatie: RESIDENT wordt gebruikt voor het laden en toevoegen van opdrachten aan de residentlijst, die wordt onderhouden door de SHELL. Op deze manier kan de opdracht worden uitgevoerd, zonder dat deze telkens opnieuw moet worden geladen. Dit resulteert in een snellere uitvoering en een verminderd gebruik van het geheugen bij het uitvoeren van meervoudige taken. Deze opdracht is uitsluitend beschikbaar bij gebruik van de SHELL. Slechts bepaalde opdrachten kunnen resident worden gemaakt. De opdracht dient zowel gelijktijdig bruikbaar te zijn, d.w.z. dat de opdracht door twee of meer onafhankelijke programma's tegelijkertijd moet kunnen worden gebruikt, als ook opnieuw uitvoerbaar. Opdrachten met deze kenmerken hebben de bit Pure in het protectieveld ingesteld. Vele opdrachten in de C: directory, als ook de MORE opdracht in Utilities, zijn PURE opdrachten die resident gemaakt kunnen worden. Als een opdracht geen Pure bit heeft, is het waarschijnlijk onmogelijk deze veilig resident te maken. De optie REPLACE is een standaard optie die niet uitdrukkelijk vermeld hoefi te worden. Als RESIDENT zonder opties, of met de optie REPLACE wordt opgeroepen, worden de programma's op de residente lijst weergegeven. Als een wordt bepaald en RESIDENT vindt een programma met die naam, dat reeds op de lijst staat, dan zal RESIDENT trachten de opdracht te vervangen. Dit zal alleen met succes geschieden als de reeds residente opdracht niet in gebruik is. Als geen wordt bepaald (als bijvoorbeeld alleen een bestandsnaam wordt bepaald), dan zal RESIDENT uitsluitend het gedeelte bestandsnaam gebruiken als de naam op de residentlijst.
2-32
AmiciaDOS en de C directory van Workbench
Opmerking: De volledige naam van de zoekpad naar het bestand moet worden gebruikt. Als de optie SYSTEM wordt bepaald, zal de opdracht worden toegevoegd aan het systeemgedeelte van de residentlijst. Geen enkele opdracht, die aan de residentlijst werd toegevoegd met de optie SYSTEM kan worden verwijderd. Om de SYSTEM bestanden op de RESIDENT lijst weer te geven dient u de optie SYSTEM te specificeren. De optie PURE dwingt RESIDENT opdrachten te laden die niet zijn gemarkeerd als Pure (deze opdrachten hebben bijvoorbeeld geen Pure bit). De optie kan worden gebruikt om de puurheid van andere opdrachten en programma's experimenteel te testen. U DIENT DEZE OPTIE MET GROTE VOORZICHTIGHEID TE GEBRUIKEN. Denk eraan dat een opdracht zowel gelijktijdig bruikbaar, als ook opnieuw uitvoerbaar moet zijn, om RESIDENT te kunnen worden gemaakt. Alhoewel het onwaarschijnlijk is, is het mogelijk dat sommige programma's Pure genoeg zijn om gelijktijdig bruikbaar te zijn en door meerdere processen tegelijk kunnen worden gebruikt. Andere programma's zijn misschien niet gelijktijdig bruikbaar, maar deze kunnen toch Pure genoeg zijn om opnieuw uitvoerbaar te zijn. Dergelijke opdrachten kunnen RESIDENT gemaakt worden, maar u moet er goed op letten de opdracht in slechts een proces tegelijk te gebruiken. Als u gaat experimenteren met de optie PURE dient u ervoor te zorgen op te starten met een standaard, tegen schrijven beschermde Workbench diskette, die nog nooit op geen enkele manier is gewijzigd. Gebruik geen directories op een harddisk en wijs geen directories toe aan een harddisk. Open een SHELL venster en CD (Change Directory = verander van directory) naar RAM: of RAD:. Bij het experimenteren dient u er tevens voor te zorgen dat alle bestanden, die u leest of schrijft, zich in RAM: of RAD: bevinden, of op een backup diskette of een zojuist geformatteerde diskette. Maak daarna het programma dat u aan het testen bent als volgt RESIDENT: l> RESIDENT bestandsnaam PURE
U kunt testen of een programma opnieuw uitvoerbaar is door dit vanuit de SHELL uit te voeren, zoveel mogelijk functies van het programma te gebruiken en dit vervolgens te verlaten. Voer het programma nogmaals uit, waarbij u het programma, indien mogelijk, oproept met andere opdracht-regelopties. Het is mogelijk dat het programma op dat punt in elkaar stort, waaruit blijkt dat het niet opnieuw uitvoerbaar is. Als het programma werkt dient u alle dingen te onderzoeken die het programma gewoonlijk herkent tijdens een sessie, zoals bijvoorbeeld opdrachtregelopties,
AmiaaDOS en de C directorv van Workbench
2-33
aangekruiste menuselecties, zoekreeksen, namen van laatst geladen of gearchiveerde bestanden, etc. Als het programma dingen van de vorige sessie herkent, is het niet opnieuw uitvoerbaar. Als de waarden van het programma nieuw zijn, dient u zoveel mogelijk opties te proberen om te controleren of deze juist werken. Als het programma correct schijnt te werken, kan dit waarschijnlijk worden gebruikt als een residente opdracht DOOR EEN PROCES TEGELIJK. Om te testen of een programma gelijktijdig bruikbaar is moet u een tweede SHELL openen, CD (Change Directory = verander van directory) naar RAM: en het residente programma proberen uit te voeren vanuit beide SHELLS TEGELIJK. Test alle opties van het programma en controleer daarbij steeds beide draaiende programma's om er zeker van te zijn dat de opties, die zijn gekozen in de ene SHELL, geen invloed hebben op het programma in de andere SHELL. Als het programma bestanden laadt of archiveert, moet u de opties ladenlarchiveren in beide programma's tegelijk grondig testen. Controleer de geladentgearchiveerde bestanden om te zien of deze incompleet of corrupt zijn. Wanneer dit allemaal in orde lijkt te zijn, kunt u aannemen dat u het programma redelijk veilig als een residente opdracht kunt gebruiken. Als u dit inderdaad wilt gaan doen, dient u steeds voorbereid te zijn op problemen met bestanden en vreemd gedrag van het programma. Zie tevens PROTECT en de sectie SHELL-SEG in hoofdstuk 3. RUN Formaat:
RUN [+ ]
Sjabloon:
RUN "COMMAND"
Doel:
Uitvoeren van opdrachten als achtergrond processen
Zoekpad:
C:PATH
Specificatie:
RUN kan nu worden gebruikt voor het laten beginnen van achtergrondprocessen, die niet voorkomen dat de CL1 wordt afgesloten, waarin het proces werd opgestart. U kunt dit doen door de uitvoer van RUN: te herleiden naar NIL: met gebruik van het teken >. Als het programma, dat u aan het uitvoeren bent, om een bepaalde reden echter vergrendelt bij "*", (het actieve venster), zal het nog steeds niet mogelijk zijn dat venster af te sluiten.
2-34
AmigaDOS en de C directory van Workbench
Opdrachten die worden uitgevoerd met RUN komen misschien van opdrachten die zijn opgeslagen op de residentlijst. Om tijd te besparen worden residentopdrachten eerst gecontroleerd, gevolgd door opdrachten in het opdrachtzoekpad. Wanneer RUN wordt gebruikt voor het opstarten van een nieuwe CLI, worden waarden ingesteld zodat de nieuwe CL1 een standaard opstartbestand s:ShellStartup kan gebruiken als de Shell in werking is of een standaard opstartbestand s:CLI-Startup als de Shell niet actief is.
Voorbeeld: l> RUN >NIL: voorbeeldprogramma
Deze opdracht herleidt de uitvoer van het voorbeeldprogramma naar de NIL: eenheid.
SEARCH Formaat:
SEARCH FROM cnaam>cpatroon> [SEARCH] [ALL] [NONUM] [QUIET] [QUICK] [FILE]
Sjabloon:
SEARCH "FROM,SEARCH/A,ALL/S,NONUM/S,QUIET/S, QUICWS,FILE/S"
Doel:
Zoeken naar de gespecificeerde tekstreeks in de gespecificeerde bestanden
Zoekpad:
C:SEARCH
Specificatie: Search geeft nu een O weer als de reeks is gevonden en anders een 5 (waarschuwing). Dit is nuttiger in scripts. Search houdt op met zoeken wanneer een Ctrl-C wordt ingetypt.
AmiaaDOS en de C directorv van Workbench
2-35
Search bevat de volgende opties: NONUM
SEARCH drukt geen regelnummers af bij de reeksen
QUIET
SEARCH zoekt "rustig"; uitvoer wordt niet weergegeven
QUICK
SEARCH gebruikt een compacter uitvoerformaat
FILE
SEARCH zoekt naar een bestand met een gespecificeerde naam, in plaats van naar een reeks in een bestand
OPMERKING: de beperking van 31 karakters bij het gebruik van de wildcards (joker) is verwijderd.
SETCLOCK Formaat:
SETCLOCK LOADISAVEIRESET
Sjabloon:
SETCLOCK "LOAD/S,SAVE/S,RESET/SW
Doel:
Instellen of lezen van de onvertraagde klok
Zoekpad:
C:SETCLOCK
Specificatie:
Deze opdracht wordt gebruikt voor het instellen van de tijd en de datum van de onvertraagde klok vanuit de huidige systeemtijd (met de optie SAVE) of voor het instellen van de huidige systeemtijd vanuit de onvertraagde klok (met de optie LOAD). Wanneer de optie SAVE in Preferences wordt gebruikt, stelt Preferences zowel de onvertraagde klok als de huidige systeemtijd in. De optie RESET wordt gebruikt om de klok opnieuw in te stellen. Dit kan nodig zijn als een wild programma de klok uitschakelt of de testbit van de klok inschakelt.
2-36
AmigaDOS en de C directory van Workbench SETDATE
Formaat:
SETDATE
Sjabloon:
SETDATE "FILE/A,DATE,TIME"
Doel:
Wijzigen van de datum en tijd van een bestand of een directory
Zoekpad:
C:SETDATE
Specificatie: De invoer voor SETDATE is eenvoudiger gemaakt, zodat de uitvoer van de opdracht DATE kan worden gebruikt als invoer. SETDATE heeft ook geen eerste O meer nodig bij het specificeren van de datum. SETDATE voert een "aanraking" uit de datum/ tijd van het bestand wordt gewijzigd in de huidige datumltijd van het systeem. Zie tevens DATE. SETENV Formaat:
SETENV
Sjabloon:
SETENV "NAME/A,STRINGW
Doel:
Instellen van een omgevingsvariabele
Zoekpad:
C:SETENV
Specificatie: SETENV wordt gebruikt voor het instellen of verwijderen van de waarde van een omgevingsvariabele. Omgevingsvariabelen worden opgeslagen in het ENV: programmadeel (dit is op dit moment de RAM: disk). Om een omgevingsdefinitie te verwijderen kunt u SETENV cvariabele naam> gebruiken. De variabele zal in ENV: blijven, maar leeg zijn.
AminaDOS en de C directorv van Workbench
2-37
Voorbeelden: l> SETENV E d i t o r " E x t r a s 1 . 3 : T o o l s / M E M A C S "
Deze opdracht creëert de omgevingsvariabele "EDITOR" die kan worden gebruikt met het MORE functieprogramma. Dit specificeert de bewerker als zijnde MEMACS, dat zich bevindt in de Tools Lade van de Extras diskette. l> SETENV E d i t o r C:ED
Deze opdracht is gelijk aan de hierboven staande, alleen bevindt de gespecificeerde bewerker zich in de AmigaDos Editor ED. Zie ook:
GETENV en de sectie over het ENV: Handler in hoofdstuk 2.
SETPATCH Formaat:
SETPATCH [r]
Sjabloon:
SETPATCH "r/S0
Doel:
Maken van ROM gedeelten in Kickstart versie 1.2 en versie 1.3
Zoekpad:
C:SETPATCH
Specificatie: De Kickstart ROM (zowel versie 1.2 als versie 1.3) heeft een paar bekende fouten, die worden opgelost door het uitvoeren van SETPATCH. SETPATCH moet worden uitgevoerd in de eerste regel van het opstartvolgordebestand,zoals wordt gedaan in het opstartvolgordebestand van Workbench versie 1.3. SETPATCH lapt op DisplayAlert(), de 68000 wiskundige uitzonderingsvectoren,de grafische bibliotheek DeleteLayersO routine en de functie AllocEntry() Exec. De optie r wordt gebruikt voor het beschermen van de herstelbare ramdrive.eenheid op systemen met 1 megabyte CHIP RAM. Dit is nodig aangezien Kickstart versie 1.3 is ontworpen om met 512K CHIP RAM te werken. Zie ook:
hoofdstuk 5 "Wijzigen van uw opstartvolgorden".
2-38
AmigaDOS en de C directory van Workbench SKIP
Formaat:
SKIP clabel> [BACK]
Sjabloon:
SKIP "LABEL,BACWS"
Doel:
Vooruit springen bij het uitvoeren van opdrachtbestanden
Zoekpad:
C:SKIP
Specificatie: Wanneer de optie BACK wordt gebruikt, zal SKIP beginnen te zoeken naar het gespecificeerde label aan het begin van het bestand. Zonder de optie BACK begint SKIP het zoeken bij de huidige regel van het bestand. Dit maakt terug springen mogelijk. U kunt slechts tot de laatste EXECUTE verklaring terug springen. Als er geen EXECUTE verklaringen in de script staan, kunt u terug springen naar het begin van het bestand. STATUS Formaat:
STATUS <proces> [FULL] [TCB] [CLIIALL] [COMMAND]
Sjabloon:
STATUS "PROCESS,FULUS,TCB/S,CLI=ALUS, COMMANDIK"
Doel:
Weergeven van informatie over het CLIISHELL proces
Zoekpad:
C:STATUS
Specificatie: STATUS accepteert nu ook negatieve prioriteiten. Met de nieuwe opdracht COMMAND kunt u STATUS vertellen een opdracht te zoeken. STATUS tast dan de CL1 lijst af, op zoek naar die opdracht. Als de opdracht wordt gevonden wordt het CL1 nummer afgedrukt en de conditievlag wordt ingesteld op O. De vlag wordt anders ingesteld op 5 (= WARN = waarschuwing). Dit is handig in scriptbestanden. Om bijvoorbeeld een BREAK te sturen naar het proces dat de ClockPtr opdracht uitvoert, dient u onderstaande volgorde in te voeren:
AminaDOS en de C directory van Workbench
2-39
l> STATUS >ram:qwe COMMAND=ClockPtr BREAK NIL: ? Zie tevens:
BREAK.
TYPE Formaat:
TYPE [ T 0 ] [OPTH=HEXIN=NUMBER]
Sjabloon:
TYPE "FROMlA,TO/S,OPT/K,HEX/S,NUMBER/S"
Doel:
Typen van een tekstbestand
Zoekpad:
C:TYPE
Specificatie:
TYPE controleert nu of een bestemmingsbestand bestaat. Als dit het geval is wordt er geklaagd, tenzij de optie T 0 uitdrukkelijk is gespecificeerd. De opties OPT H en OPT N zijn nu beschikbaar bij respectievelijk de sleutelwoorden HEX en NUMBER. VERSION Formaat:
VERSION [] [j [<eenheid #>]
Sjabloon:
VERSION "NAME,VERSION,REVISION,UNIT"
Doel:
Vinden van de versie- en revisienummers van een Workbench diskette
Zoekpad:
C:VERSION
Specificatie:
VERSION wordt gebruikt voor het uitvinden van het versie- en revisienummer van een bibliotheek, een eenheid of de Workbench diskette. VERSION kan tevens een test uitvoeren op zoek naar een bepaalde versielrevisie en dan een conditievlag instellen als de versie/revisie groter is.
2-40
AmigaDOS en de C directory van Workbench
VERSION zal, zonder het versienummer afdrukken van de Kickstart en de Workbench. Als een is gespecificeerd, zal VERSION trachten de bibliotheek of de eenheid te openen om de informatie over de versie te lezen. Wanneer een (en mogelijk een ) is bepaald, zal VERSION de conditievlag instellen op O, als het versie- (en revisie-) nummer van de Workbench diskette, de bibliotheek, of de eenheid groter zijn dan, of gelijk zijn aan het aangegeven versienummer. Anders zal de vlag worden ingesteld op 5 (= WARN = waarschuwing). (Als geen revisienummer wordt bepaald, wordt er geen vergelijking gemaakt met het revisienummer). Als VERSION op de Workbench diskette zelf wordt gebruikt, is de eerste waarde de Kickstart versie en de tweede is de Workbench versie. U kunt de opdracht VERSION niet gebruiken met de naam van een zoekpad om de versie van een eenheid te controleren. Met de optie <eenheid #> kunt u een ander eenheidnummer dan O bepalen. Dit is af en toe nodig voor het gebruik van meerdere verwante eenheden. Zie tevens:
IF, EXECUTE
WAIT Formaat:
WAIT [SECISECS] [MINIMINSI UNTIL ]
Sjabloon:
WAIT ",SEC=SECS/S, MIN=MINS/S,UNTIUK
Doel:
Voor een bepaalde tijd wachten
Zoekpad:
C:WAIT
Specificatie:
U kunt in de opdracht WAIT een O invoeren als eerste cijfer, bij het bepalen van de wachttijd.
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-41
WHICH Formaat:
WHICH cbestandsnaam> [NORES] [RES]
Sjabloon:
WHICH "FILE/A,NORES/S,RES/S"
Doel:
Afzoeken van het opdrachtzoekpad naar een bepaalde opdracht
Zoekpad:
C:WHICH
Specificatie:
U kunt met WHICH een bepaalde opdracht zoeken door de lokatie van die opdracht terug te brengen. Gewoonlijk zoekt WHICH de residentlijst af, daarna de huidige directory, gevolgd door het (de) opdrachtzoekpad(en) en tenslotte de C: directory. Als het bestand niet wordt gevonden, wordt de conditievlag ingesteld op WARN (waarschuwing). Als de optie NORES wordt bepaald, zal de residentlijst niet worden afgezocht. Als de optie RES wordt bepaald, zal uitsluitend de residentlijst worden afgezocht. Voorbeelden: l> WHICH avail C: avail l>WHICH C: -:c
2-42
AminaDOS en de C directow van Workbench
2.3 Formaten van ongewijzigde opdrachten
BREAK Formaat:
BREAK <proces> [ALLICIDIEJF]
Sjabloon:
BREAk "PROCESS/A,ALUS,C/S,D/S,E/S,F/S"
Doel:
Instellen van waarschuwingsvlaggen in het bepaalde proces
Zoekpad:
C:BREAK
Formaat:
CD
Sjabloon:
CD "DIR"
Doel:
Instellen, veranderen of weergeven van de huidige directory
Zoekpad:
C:CD
ED Formaat:
ED [FROM] [SIZE ]
Sjabloon:
ED "FROM/A,SIZE"
Doel:
Bewerken van tekstbestanden (een schermbewerker)
Zoekpad:
C:ED
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-43
EDIT Formaat:
EDIT [FROM] [[TO] ] [WITH ] [VER ] [OPT ]
Sjabloon:
EDIT "FROM/A,TO,WITH/K,VER/K,OPTIK
Doel:
Bewerken van tekstbestanden door het sequentieel verwerken van het bronbestand (een regelbewerker)
Zoekpad:
C:EDIT ELSE
Formaat:
ELSE
Sjabloon:
ELSE
Doel:
Hebben van een alternatief in een conditionele waarde in een scriptbestand.
Zoekpad:
C:ELSE ENDIF
Formaat:
ENDIF
Sjabloon:
ENDIF
Doel:
Afsluiten van een IF blok in een scriptbestand
Zoekpad:
C:ENDIF FAILAT
Formaat:
FA1LAT
Sjabloon:
FA1LAT
Doel:
Instellen van een foutconditie van een scriptbestand
Zoekpad:
C:FAILAT
2-44
AmigaDOS en de C directory van Workbench FAULT
Formaat:
FAULT
Sjabloon:
FAULT", , , , , , , , ,
Doel:
Afdrukken van het(de) gespecificeerde foutbericht(en)
Zoekpad:
C:FAULT
,'l
LAB Formaat:
LAB
Sjabloon:
LAB "STRING"
Doel:
Bepalen van een label in een scriptbestand
Zoekpad:
C:LAB MAKEDIR
Formaat:
MAKEDIR
Sjabloon:
MAKEDIR "DIRIA
Doel:
Opzetten van een nieuwe directory
Zoekpad:
C:MAKEDIR QUIT
Formaat:
QUIT
Sjabloon:
QUIT "RC"
Doel:
Verlaten van een scriptbestand met een gespecificeerde foutcode
Zoekpad:
C:QUIT
AmigaDOS en de C directory van Workbench
2-45
RELABEL Formaat:
RELABEL DRIVE :NAME
Sjabloon:
RELABEL "DRIVE/A,NAME/A
Doel:
Wijzigen van de volumenaam van een disk
Zoekpad:
C:RELABEL
RENAME Formaat:
RENAME [FROM] [TOIAS]
Sjabloon:
RENAME "FROM/A,TO=AS/A
Doel:
Wijzigen van de naam van een bestand of directory
Zoekpad:
SORT Formaat:
SORT [FROM] [TO] cbestandsnaarn> [COLSTARTJ]
Sjabloon:
SORT "FROM/A,TO/A,COLSTART/K"
Doel:
Alfabetisch sorteren van de regels in een klein bestand
Zoekpad:
C:SORT
STACK Formaat:
STACK []
Sjabloon:
STACK "SIZE"
Doel:
Weergeven of instellen van de stapelafmeting van de huidige CL1
Zoekpad:
C:STACK
2-46
AmigaDOS en de C directory van Workbench WHY
Formaat:
WHY
Sjabloon:
WHY
Doel:
Afdrukken van een foutbericht ter verklaring van het foutlopen van de vorige opdracht
Zoekpad:
C:WHY
Andere Workbench directories
3-1
3. Andere Workbench directories
Naast de AmigaDOS opdrachten, die zijn besproken in hoofdstuk 2, staan er nog vele andere programma's en bestanden op de Workbench diskette, die u helpen bij het maximaliseren van uw computing- en programmeerpogingen. Er staan bijvoorbeeld scriptbestanden in de S: directory, waarmee u wildcard (joker) mogelijkheden kunt toevoegen aan vele AmigaDOS opdrachten. Het MountList bestand in de DEVS: directory geeft de Amiga de benodigde informatie over de kenmerken van de randapparatuur en uitbreidingseenheden, die u wellicht aan uw systeem toegevoegd heeft. Dit hoofdstuk bespreekt bestanden in de DEVS:, L:, S: en LIBS: directories van de Workbench. Sommige van deze bestanden zijn nieuw, terwijl andere zijn herzien bij de uitgave van versie 1.3. Er wordt verondersteld dat u al enige kennis van de Amiga heeft. Onervaren gebruikers kunnen extra referentiemateriaal raadplegen om deze hulpprogramma's volledig te kunnen begrijpen. Ervaren gebruikers van de Amiga dienen dit hoofdstuk nauwkeurig door te lezen voor nieuwe en herziene informatie.
3.1 Eenheden
De DEVS: directory bevat de bestanden .device, zoals bijvoorbeeld de ramdrive.device, de printer.device, de serie.device, etc. Veel van deze bestanden komen overeen met de eigenlijke apparatuur, zoals randapparatuur, verbonden aan de poorten van de Amiga (d.w.z. serie.device bestuurt de stroom informatie door de seriële poort, terwijl parallel.device de stroom informatie door de parallelle poort bestuurt, gewoonlijk naar een printer). Deze sectie onderzoekt niet al deze bestanden. Sommige worden besproken in ander referentiemateriaal, zoals de "ROM Kernel Manuals", uitgegeven door Addison-Wesley. In deze sectie wordt wel de MountList besproken, die veel gebruikers nodig hebben bij het installeren van uitbreidingseenheden in hun Amiga, evenals een nieuwe toewijzing met de naam CLIPS:, die wordt gebruikt door de clipboard.device.
Andere Workbench directories
3-2
3.1.1 De MountList
De MountList staat in de DEVS: directory en bevat de beschrijvingen van eenheden die moeten worden ingesteld met de AmigaDOS MOUNT opdracht. Het is mogelijk dat u een MountList waarde nodig heeft voor een eenheid, een Handler of een bestandssysteem. Wanneer u een nieuwe eenheid aan uw Amiga systeem toevoegt, zoals bijvoorbeeld een harddisk of zelfs sommige externe disk drives, dient u de Amiga op de hoogte te brengen van het bestaan van deze eenheid. U kunt dit doen met gebruik van de MOUNT opdracht. De MOUNT opdracht moet echter een invoerwaarde in de MountList lezen om de kenmerken van de eenheid te kunnen bepalen. Er staan reeds een aantal voorbeeldwaarden in het MountList bestand in de DEVS: directory. Sommige van deze invoerwaarden kunnen zo worden gebruikt, maar het is altijd een goed idee het bestand te controleren om er zeker van te zijn dat de invoerwaarden precies overeenkomen met de eenheid. Een MountList invoerwaarde bestaat uit zowel een aantal sleutelwoorden, die een beschrijving geven van de eenheid, de Handler of het bestandssysteem, alsook uit waarden voor deze sleutelwoorden. Sommige sleutelwoorden hebben misschien alleen betrekking op een bestandssysteem of een Handler. Als een sleutelwoord wordt weggelaten zal een standaardwaarde worden gebruikt. U dient altijd de standaardwaarde te controleren voor het geval deze niet juist is voor het apparaat dat u wilt instellen. U dient de volgende regels in acht te nemen bij het opzetten van een MountList invoerwaarde: Elke invoerwaarde in de MountList moet beginnen met de naam van de eenheid. Sleutelwoorden worden gevolgd door een is gelijk (=) teken. Sleutelwoorden moeten worden gescheiden door een puntkomma of door elk sleutelwoord op een nieuwe regel te plaatsen. Opmerkingen kunnen in standaard C stijl worden ingevoerd (d.w.z. dat opmerkingen moeten beginnen met l* en moeten eindigen met *l). Elke invoerwaarde moet eindigen met het teken #, op een aparte regel.
Andere Workbench directories
3-3
Mount kan onderstaande sleutelwoorden gebruiken: SLEUTELWOORD Handler = FileSystem = Device = Priority = Unit = Flags = Surfaces = BlockPerTrack = Reserved =
Interleave = LowCyl = HighCyl = Stacksize = Buffers = BufMemType = Mount =
MaxTransfer =
FUNCTIE Een waarde voor een Handler (bijv. Handler = L:NewconHandler). (bestandssysteem) Een waarde voor een bestandssysteem (bijv. FileSystem = L:FastFileSystem). (eenheid) Een waarde voor een eenheid (bijv. Device = ramdrive.device). (prioriteit) De prioriteit van een proces; 5 voldoet voor Handlers, 10 voor bestandssystemen. (eenheid) Het eenheidnummer van het apparaat. (vlaggen) geeft een bericht weer voor OpenDevice (gewoonlijk O). (oppervlakten) Het aantal oppervlakten. (blokken per spoor) Het aantal blokken per spoor. (gereserveerd) Het aantal blokken voor het opstartblok zou 2 moeten zijn. (pre-alloceren) Het aantal blokken dat wordt gereserveerd vanaf het einde van een partitie; wordt gebruikt met een paar hard drives die informatie opslaan in de laatste paar blokken van een hard drive. Dit sleutelwoord wordt gewoonlijk ingesteld op O en hoeft waarschijnlijk niet te worden gewijzigd. Voor meer informatie kunt u de documentatie raadplegen, die is verpakt bij uw hard drive en de besturingseenheidervan. (afwisselend tussenvoegen) Waarde van de interleave, die varieert met de eenheid. (begincilinder) Eerste te gebruiken cilinder. (eindcilinder) Laatste te gebruiken cilinder. (stapelafmeting) De hoeveelheid Stack dat aan het proces wordt toegewezen. (buffers) Aantal eerste tussenbuffers. (buffergeheugentype) Geheugentype gebruikt voor buffers, (O en 1 = elke buffer, 2 en 3 = CHIP, 4 en 5 = FAST). (opstellen) Bij een positieve waarde laadt MOUNT de eenheid of de Handler direct zonder te wachten op eerste toegang. (maximaal overbrengen) Het maximum aantal overgebrachte bytes, gebruikt met het FastFileSystem. De standaard waarde is geen limiet, maar sommige besturingseenheden en aansturingsprogramma's van harddisks kunnen grote verzoeken niet verwerken. U kunt
3-4 MaxTransfer = (verv.)
Mask =
GlobVec =
Startup =
BootPri =
DosType =
Andere Workbench directories bijvoorbeeld MaxTransfer = 65536 naar het FSS met een aansturingsprogramma en een besturingseenheid met overdrachtverzoeklimiet van 64K proberen. MaxTransfer, ingesteld op c 512 bytes, zal worden afgerond op 512. (masker) Adresseer Mask om een geheugenreeks te bepalen, die DMA overdrachten kunnen gebruiken; wordt gebruikt met het FastFileSystem. Voor machines met niet DMA-baar geheugen, zoals 32-bit RAM op sommige 68020 kaarten, beperkt het masker allocaties naar een DMA-bare adresreeks. Indien nodig is een algemene waarde Mask = OxOOFFFFFF. (algemene vector) Een algemene vector voor het proces; -1 is geen Global Vector (voor C en assembleerprogramma's), O stelt een privé GV op; als het sleutelwoord ontbreekt wordt de gedeelde Global Vector gebruikt. MOUNT versie 1.3 accepteert 1 voor GlobVec als -1 voor compatibiliteit met MOUNT versie 1.2. (opstarten) Een reeks die als een BPRT of een BSTR naar de eenheid, de Handler, of het bestandssysteem wordt gestuurd bij het opstarten. (opstartprioriteit) Een waarde die de opstartprioriteit instelt van een opstartbare en opstelbare eenheid, zoals een herstelbare ramdrive.device. Deze waarde kan variëren van -129 tot 127. -129 geeft per conventie aan dat de eenheid niet opstartbaar is en niet automatisch opgesteld wordt; deze waarde zou moeten worden opgenomen in de invoer voor een herstelbare ramdrive, die wordt gebruikt met het FastFileSystem. (Dos type) Geeft het type van het bestandssysteem aan. Als het FastFileSystem wordt gebruikt, dient DosType ingesteld te worden op Ox444F5301. Anders dient de DosType ingesteld te worden op Ox444F5300. U kunt deze waarde ook gewoon weglaten.Het is mogelijk dat andere waarden in de toekomst zullen worden gebruikt.
Voorbeelden van MountList invoerwaarden zijn opgenomen in het MountList bestand. Als u een nieuwe MountList wilt opzetten, zult u gewoonlijk instructies vinden in de documentatie van de eenheid die u wilt opstellen. Er staan tevens verschillende MountList voorbeelden in dit hoofdstuk bij de beschrijvingen van de verschillende Handlers.
Andere Workbench directories
3-5
3.1.2 Het clipboard.device Een wijziging in versie 1.3, die betrekking heeft op de clipboard.device is de toevoeging van de CLIPS: toewijzing. Met CLIPS: kunt u een andere directory bepalen voor het opslaan van notities vanuit de clipboard.device. De opstartvolgorde van Workbench wijst CLIPS: toe aan RAM:clipboards; u kunt deze echter, indien gewenst, opnieuw toewijzen.
3.2 Keymaps (toetskaarten) Keymaps is een subdirectory van DEVS: (devslkeymaps). Zoals vermeld in de sectie over SetMap in hoofdstuk 1, bevat de keymaps directory van Workbench uitsluitend de usal toetskaart. Internationale toetskaarten staan in de devslkeyrnaps directory op de Extras diskette. TOETSKAARTBESTAND cdn chl ch2 d dk e f gb i is n s usa2
WEERGEGEVEN TOETSENBORD Frans Canadees Zwitser-Frans Zwitser-Duits Duits Deens Spaans Frans Engels Italiaans IJslands Noors Zweeds Dvorak
Om een internationale toetskaart te gebruiken dient u de volgende twee stappen uit te voeren: 1) Kopieer het toetskaartbestand naar de directory DEVS: keymaps. Bijvoorbeeld: COPY "Extras 1.3:devs/keymaps/dW to devs/keymaps
2) Gebruik het SetMap programma (in de systeemcomponent) om het systeem van
de wijziging op de hoogte te brengen. SETMAF d
Andere Workbench directories
3-6
Als u regelmatig verschillende toetskaarten wenst te gebruiken, kunt u het bestand kopiëren naar DEVS:keymaps en de SetMap toewijzing in de opstartvolgorde van Workbench wijzigen door een tekstbewerker te gebruiken zoals ED of MEMACS.
3.3 Fonts (lettertypes) De FONTS: directory van Workbench bevat de standaard Amiga lettertypes: Diamond, Emerald, Garnet, Opal, Ruby, Saphire en Topaz (het standaard lettertype). U kunt de verschillende lettertypes snel bekijken door een Notepad venster te openen, een proefzin te typen en vervolgens de verschillende lettertypes te kiezen vanuit het lettertypemenu. Telkens wanneer u een ander lettertype kiest, zal de tekst in het Notepad venster veranderen en het gekozen lettertype weergeven. De Extras diskette heeft ook een lettertype directory met drie nieuwe lettertypes, namelijk Courier, Helvetica en Times. U kunt deze lettertypes op twee manieren selecteren: 1) Kopieer een (of meerdere) lettertype(s) naar uw Workbench diskette met de AmigaDOS COPY opdracht. Bijvoorbeeld: COPY "Extras 1.3:fonts/Timesn to "Workbench 1.3:fontsn
Na het kopiëren van de lettertypes naar uw Workbench diskette, dient u het FixFonts programma uit te voeren (in de systeemcomponent) om de FONTS: directory bij te werken. ofwel 2) ASSIGN FONTS: (lettertypes toewijzen) aan de lettertype directory op de Extras diskette. ASSIGN FONTS: "Extras 1.3:fonts: Als u nu een Notepad venster zou openen, zou u Times kunnen kiezen (als u voorbeeld 1 heeft gevolgd), of u zou kunnen kiezen uit Helvetica, Courier en Times (als u voorbeeld 2 heeft gevolgd). Deze lettertypes kunnen worden gebruikt met verschillende software programma's, zoals vele tekstverwerkers, waarmee u lettertypes kunt toevoegen of wijzigen. Bij het gebruiken van deze nieuwe lettertypes dient u erop te letten dat Helvetica en Times beide proportionele lettertypes zijn en dat Courier een lettertype is met vastgestelde spatiëring.
Andere Workbench directories
3-7
3.4 Handlers
Verschillende nieuwe Handlers staan in de L: directory van Workbench. De meeste Handlers worden gebruikt als echte eenheden en er wordt op dezelfde manier naar verwezen als naar een disk drive. RAM: bijvoorbeeld geeft de RAM-Handler weer, die een echte disk emuleert. SPEAK: representeert de Speak-Handler, die voorziet in gesproken uitvoer voor de Amiga. Handlers controleren zelfs de weergave van de vensters op uw monitor (CON: en NEWCON:). Het is mogelijk dat de informatie in deze sectie een gedeeltelijke herhaling is van elders in dit handboek besproken gegevens. De kenmerken van de Newcon-Handler staan bijvoorbeeld vermeld in de sectie SHELL. Voor uw gemak zullen hier echter volledige verklaringen worden gegeven van de nieuwe Handlers.
3.4.1 Aux-Handler
De Aux-Handler levert ongebufferde seriële in- en uitvoer. Deze Handler is in feite een console-Handler die de seriële poort gebruikt in plaats van het Amiga scherm en toetsenbord. De invoerwaarde in de MountList is als volgt: AUX:
Handler = L:Aux-Handler Stacksize = 1000 Priority = 5
#
Een voorbeeld staat reeds in het MountList bestand.
U kunt de Aux-Handler gebruiken om een andere terminal met uw computer te gebruiken. Bijvoorbeeld: l>MOLJNT AUX: l>NEWCLI AUX:
3-8
Andere Workbench directories
WAARSCHUWING: U kunt met de Aux-Handler meerdere NEWSHELUNEWCLI opdrachten geven. Toetsenbordgegevens van de aux-eenheid zullen echter over de meerdere CLI's worden verdeeld. Om een van de twee aan de AUX: toegewezen SHELLs te beëindigen, dient u onderstaande opdracht in te typen:
U moet een spatie typen tussen elke twee letters en na de laatste "I". Als u een bestand over de seriële poort wilt kopiëren, dient u het volgende in te typen: l>COPY AUX: to RAM:testfile
3.4.2 Newcon-Handler
De Newcon-Handler werkt als een vervanging voor de CON: Handler en verwijst hiernaar met de naam NEWCON:. Net zoals de andere Handlers moet ook deze Handler opgesteld worden voor gebruik. Dit wordt gewoonlijk gedaan door een opdracht in het bestand Startup-Sequence. (Workbench versie 1.3 heeft een dergelijke opdracht in de opstartvolgorde.) De invoerwaarde in de MountList is de volgende: NEWCON:
Handler = L:Newcon-Handler Priority = 5 StackSize = 1000
#
Een NEWCON: venster geeft gebruikers veel meer flexibiliteit bij het invoeren van opdrachten. Met een NEWCON: venster kan de gebruiker tekst manipuleren, wat niet mogelijk was met een CON: venster, dat uitsluitend "gewoon" getypte tekst accepteert. De SHELL is een voorbeeld van een NEWCON: venster in werking. Hier volgt een lijst van de mogelijkheden van een NEWCON: venster: 1) Bewerken van de opdrachtregel De cursortoetsen pijl links en pijl rechts worden gebruikt om de cursor over de opdrachtregel te verschuiven. De toets Back Space wist het karakter links van de cursor; de toets Del wist het karakter waarop de cursor staat.
Andere Workbench directories
3-9
Andere bewerkingsopdrachtenzijn de volgende: Ctrl-K Ctrl-U Ctrl-X Ctrl-W
Wist alle karakters vanaf de cursor tot het einde van de regel Wist alle karakters vanaf het begin van de regel tot aan de cursor Wist de gehele regel Verplaatst de cursor naar de volgende tabstop
Shift-pijl links (of Ctrl-A) brengt de cursor naar het begin van de regel. Shiít-pijl rechts (of Ctrl-Z) brengt de cursor naar het einde van de regel. 2) Geschiedenisbuffer
NEWCON: heeft een circulaire geschiedenisbuffer van 2K. Eerder ingevoerde opdrachten kunnen worden opgevraagd met de cursortoets pijl omhoog. (Met de cursortoets pijl omlaag kunt u door de buffer naar beneden bewegen. Dit is nuttig als u voorbij de opdracht bent gegaan, die u zoekt.) Met Shift-pijl omhoog (of Ctrl-R) kunt u terugzoeken door de buffer naar de laatste opdracht die overeenkomt met een gedeeltelijk ingetypte reeks. Met Shiftpijl omlaag (of Ctrl-B) kunt u naar de onderkant van de geschiedenisbuffer gaan. 3) Besturingstekens Besturingstekens worden door NEWCON: in omgekeerde weergave weergegeven. De karakters worden als besturingstekens gelezen en kunnen net als voorheen worden gebruikt.
3.4.3 Pipe-Handler
PIPE: is een AmigaDOS Handler, geschreven door Matt Dillon. De Pipe-Handler is een I10 mechanisme dat voorziet in de in/ uitvoercommunicatie tussen programma's. Dit mechanisme zet wezenlijk een communicatiekanaal op tussen processen. Wanneer naar de pijp wordt geschreven wordt maximaal 4K gegevens opgeslagen in de buffer, voordat het schrijfproces wordt geblokkeerd. Nadat u naar een PIPE: heeft geschreven, kunnen andere processen deze gegevens lezen.
3-1O
Andere Workbench directories
Net zoals de andere Handlers dient de Pipe-Handler opgesteld te worden. De MountList invoerwaarde is als volgt: PIPE:
Handler = L:Pipe-Handler Stacksize = 6000 Priority = 5 GlobVec = -1
#
PIPE: kan vanuit andere programma's worden gebruikt, zoals een tekstverwerker (als een bestandsnaam tijdens een archiveerbewerking) of een terminalprogramma (als een bestandsnaarn van een opvangbuffer). U kunt elke verzamelnaam gebruiken. PIPE: gebruikt een interne buffer van 4K per naam, maar in de optimale situatie wordt er doorlopend gelezen en geschreven. In dit geval wordt direct van het ene proces naar het andere gekopieerd, in plaats van via de interne buffer. Dit is een echte PIPE:, hiervoor moeten de bron- en bestemmingsprocessen gescheiden zijn (d.w.z. niet een en hetzelfde proces) om blokkerende situaties te voorkomen. De buffer is transparant. Dit betekent dat alle geschreven gegevens, hoe weinig ook, direct door andere processen kunnen worden gelezen. De PIPE: eenheid kan nuttig zijn bij gebruik van twee applicatie- programma's als u grote hoeveelheden gegevens van het ene programma (schrijven) naar het andere (lezen) wilt overbrengen zonder een tijdelijk bestand in RAM: of een diskette te gebruiken. Aannemend dat de applicatie niet zal trachten een Seek() (zoeken) uit te voeren, kunt u eenvoudigweg "PIPE:naamWbepalen en de applicatie zal deze dan als een gewoon bestand beschouwen. Voor de terminalprogramma's die geen gebruik maken van asynchroon schrijven, kunt u het stroeve verloop verbeteren in CAPTURE door op te vangen naar een PIPE: en een andere COPY opdracht uit te voeren vanuit de PIPE: naar een bestand.
Andere Workbench directories
3-1 1
U kunt tevens informatie van de ene PIPE: naar de andere kopiëren. Bijvoorbeeld: CL1 window l: CL1 window 2: CL1 window 3: CL1 window 4: CL1 window 5: CL1 window 6:
COPY hugefile PIPE:a COPY PIPE:a PIPE:b COPY PIPE:b PIPE:c COPY PIPE:c PIPE:d COPY PIPE:d PIPE:e wordcount PIPE:e (of iets dergelijks)
3.4.4 Speak-Handler
De Speak-Handler voorziet in gesproken uitvoer voor de Amiga. Met SPEAK kunt u de Amiga de inhoud van een bestand letterlijk laten "voorlezen". Net als de meeste andere Handlers dient SPEAK voor gebruik te worden opgesteld. De MountList invoerwaarde is als volgt: SPEAK:
Handler = L:Speak-Handler Stacksize = 4000 Priority = 5 GlobVec = -1
#
Naast de MountList invoerwaarde vereist Speak tevens de narrator. device en de translator.library. Deze moeten respectievelijk in DEVS: en LIBS: staan. (Deze bestanden bevinden zich op Workbench versie 1.3 in de juiste directories.) Het formaat voor het gebruik van SPEAK: is als volgt:
Na het sleutelwoord OPT kunnen de volgende opties worden gebruikt. De opties moeten gescheiden worden door een schuine streep naar rechts (l) en geen spatie dient te worden ingevoegd tussen de dubbele punt en OPT:
3-12
Andere Workbench directories spatiëring (waarbij ###van 65 tot 320 loopt) snelheid (waarbij ###van 30 tot 400 loopt) mannenstem vrouwenstem robotstem natuurlijke stem deze opties mogen niet voorkomen in de invoerstroom deze opties mogen voorkomen in de invoerstroom uitschakelen van directe foneme modus uitschakelen van directe foneme modus (translator.library niet gebruiken) zinnen uitsluitend op interpunctie afbreken zinnen afbreken op interpunctie, RETURN en LINEFEED (regel doorvoeren)
SPEAK: kan worden gebruikt vanuit andere programma's, zoals een tekstverwerker (als een bestandsnaam tijdens een archiveerbewerking) of een terminalprogramma (als een bestandsnaam van een opvangbuffer) voor het verkrijgen van gesproken uitvoer. Om bijvoorbeeld te luisteren naar de inhoud van uw opstartvolgordebestand typt u het volgende in: 1> MOUNT SPEAK 1> COPY s:startup-sequence to SPEAK:OPTA/sl GO
De inhoud van de opstartvolgorde zal worden gelezen door een vrouwenstem met gematigde snelheid.
3.5 SHELL-SEG SHELL-SEG is het programma dat de nieuwe SHELL controleert. SHELL-SEG wordt niet direct uitgevoerd. In plaats hiervan wordt de opdracht RESIDENT gebruikt om dit op te roepen, onder de naam CLI. Eenmaal opgestart zal elke nieuwe SHELL, opgestart vanuit ofwel de NEWSHELL opdracht ofwel de CLI, een SHELL CL1 zijn, in plaats van een gewone CLI. De SHELL-SEG wordt gewoonlijk opgeroepen in de opstartvolgorde.
Andere Workbench directories
3-13
De SHELL heeft vele extra kenmerken die een standaard CL1 niet heeft. Deze kenmerken werden onderzocht in de SHELL sectie van hoofdstuk 1, zoals residente opdrachten, aliassen, de promptkenmerken en het gebruik van scripts.
3.6 Scripts Er staan een aantal nieuwe scriptbestanden in de S: directory van Workbench. Deze bestanden kunnen worden gebruikt met andere opdrachten om uw programma's te versnellen: SPAT-
gebruikt de LIST opdracht om patroonovereenstemming toe tevoegen aan opdrachten van een enkel argument. Dit kanworden gebruikt met de aliasfunctie van SHELL. Om bijvoor beeld alle scriptbestanden weer te geven, die beginnen met de letter "s" in de S: directory van Workbench, zou u de volgende opdracht moeten intypen: l>SPAT MORE s:start#?
Het gegenereerde scriptbestand zal er ongeveer als volgt uit kunnen zien: more more more more more
"s:SPATW "s :Startup-Sequence .hd" "s :Shell-Startup" "s:Startup-Sequence" "s:StartupII"
SPAT zou vervolgens dit scriptbestand uitvoeren en elk bestand opvolgend weergeven. DPAT -
gebruikt de LIST opdracht om patroonovereenkomsttoe te voegen aan opdrachten van dubbele argumenten. Dit kan worden gebruikt met de aliasfunctie van SHELL. In het volgende voorbeeld wordt verondersteld dat u een serie bestanden heeft met de namen Hoofdstukl, Hoofdstuk2, Hoofdstuk3, etc. in de basis directory van de disk in dfO: Als u deze bestanden wilt hernoemen naar een nieuwe directory met de naam Boek, zou u het onder staande intypen:
Andere Workbench directories
3-14
Een scriptbestand wordt opgezet om alle bestanden te hernoemen die beginnen met Hoofd. DPAT zal vervolgens dat bestand uitvoeren en alle Hoofd bestanden hernoemen naar de nieuwe directory BOEK. PCD -
is te vergelijken met de CD opdracht van AmigaDOS, maar de laatste directory wordt onthouden. Als u bijvoorbeeld het volgende intypt, zult u terugkeren naar de eerste directory: l>PCD RAM: 1>PCD
3.7 Bibliotheken
Nieuwe IEEE bibliotheken zijn opgenomen in de LIBS: directory van de Workbench diskette versie 1.3., namelijk mathieeedoubtrans. library en mathieeedoubbas.library. Deze nieuwe bibliotheken zullen veel voordeel verkrijgen van een 68881 coprocessor, indien beschikbaar. Tevens kan een wiskundige randchip worden gebruikt; de chip moet echter worden geleverd met de bijbehorende software om het systeem op de hoogte te brengen van de aanwezigheid van de chip en om het archiveren en opnieuw instellen van de status van de chip te hanteren tijdens het omschakelen van taken.
Aansturingsprogramma's voor printers
4- 1
4. Aansturingsprogramma's voor printers
Het is met versie 1.3 mogelijk meer aansturingsprogramma's voor printers te gebruiken dan met versie 1.2; alle aansturingsprogramma's, behalve Generic, zijn echter op de Extras diskette geplaatst. Hierdoor is er meer ruimte op de Workbench diskette, terwijl de Amiga gebruiker nog steeds een reeks alternatieven ter beschikking heeft wat betreft het kiezen van een printer. Een aansturingsprogramma voor een printer werkt als een vertaler voor de computer. De Amiga codeert informatie op een bepaalde manier, terwijl de printer die code misschien op een andere manier ontcijfert. Het aansturingsprogramma voor de printer haalt de informatie bij de Amiga op en vertaalt dit zo, dat de printer de informatie juist ontcijfert. Aansturingsprogramma's voor printers staan in de devslprinters directory op de Extras diskette. Om een aansturingsprogramma naar uw Workbench diskette te verplaatsen, moet u ofwel het InstallPrinter functieprogramma gebruiken (besproken in hoofdstuk l ) , of de AmigaDOS COPY opdracht, zoals hieronder weergegeven: COPY "Extras 1.3:devs/printers/" to devs:printers
Nadat het bestand is gekopieerd zal het aansturingsprogramma verschijnen in de lijst met beschikbare aansturingsprogramma's, die wordt weergegeven in het venster Change Printer (veranderen van printer) in Preferences (preferenties).
4-2
Aansturingsprogramma's voor printers
Hieronder staat een lijst met de verschillende aansturingsprogramma's voor printers, opgenomen in versie 1.3: Alphacom AlphaPro 101 Brother HR-15XL CalComp ColorMaster CalComp ColorMaster 2 Canon PJ-I 080A CBM MPS1000 Diablo 630 Diablo Advantage D25 Diablo C-150 Epson Q Epson X
Epson Old Generic* Howtek Pixelmaster HP DeskJet HP LaserJet (inclusief printers compatibel met HP LaserJet Plus en HP LaserJet II) HP PaintJet HP ThinkJet
Imagewriter II NEC Pinwriter Okidata 92 Okidata 2931 Okimate 20 Quadram QuadJet Qume Letterpro 20 Toshiba P351C Toshiba P351SX Xerox 4020
* Opgenomen op de Workbench diskette.
Specificaties over elk van deze aansturingsprogramma's worden verder in dit hoofdstuk gegeven. Tevens wordt informatie gegeven over de aansturingsprogramma's voor de Seiko 5300 en 5300a en de Tektronix 4693D en 4696 printers. Hoewel deze aansturingsprogramma's niet zijn opgenomen op de diskette, zijn deze compatibel met de Amiga en verkrijgbaar bij de fabrikant of in de uitlijstingen van de Amiga Developers (amiga.dev) Conference (Ontwikkelingsconferentie voor Amiga) op BIX, Byte's Electronic Information Exchange (Elektronische informatie-uitwisselingvan Byte). Voordat de aansturingsprogramma's worden besproken, is eerst enige algemene informatie gegeven betreffende grafisch afdrukken. Voordat u verder gaat met deze sectie van het handboek, wordt u aangeraden de sectie over Preferences (preferenties) door te lezen in hoofdstuk 1, voor details over het corrigeren van kleuren, het gladstrijken, meervoudige dichtheden en het veranderen van de afmeting van een uitdraai.
Aansturingsprogramma's voor printers
4-3
4.1 Grafisch afdrukken De Amiga is wereldbekend om de grafische mogelijkheden. Als u uw grafieken echter niet van het scherm af op het papier kunt krijgen zult u uw applicaties beperken. Of u nu een zakenbrief maakt of blauwtekeningen of gewoon een zelfgemaakte briefkaart, als u niet kunt afdrukken wat er op uw scherm staat, kunt u uw werk niet gebruiken. De Amiga kan met meerdere printers werken - van een eenvoudige letterschijfprinter, die uitsluitend zwart-wit afdrukt, tot een gecompliceerde thermische kleurenprinter.
4.1.l Snelheid De aansturingsprogramma's op versie 1.3 werken ongeveer vijf tot dertig maal zo snel als met versie 1.2. De snelheidsvergroting hangt af van het type printer dat u gebruikt, het aantal kleuren (zwart-wit, grijsschaal of kleur), de hoeveelheid wit in het beeld, de oriëntatie van het beeld (verticaal of horizontaal) en het aansturingsprogramma zelf. De afdruksnelheid is nu afhankelijker van de printer of de software dan van de computer zelf.
4.1.2 Afdrukken in kleur HAM beelden - Een HAM (hold and modify = vasthouden en wijzigen) beeld is een beeld dat 32 tot 4096 kleuren weergeeft, hetgeen de gehele kleurenreeks van de Amiga is. Voorheen was het uitsluitend mogelijk een HAM beeld af te drukken, dat begon bij een x-waarde van O (d.w.z. de linker bovenhoek van het papier). Nu kunt u op elke geldige x-waarde beginnen met afdrukken. Het is ook mogelijk omgekeerde HAM beelden af te drukken. Hieronder staan een aantal punten die u in gedachten moet houden bij het uitvoeren van scherm-dumps. Voor scherm-dumps van betere kwaliteit dient u op de volgende punten te letten: Voor de meeste printers geldt dat grafische dumps beter worden geproduceerd op papier toegevoerd door middel van frictie, dan met een transportmechanisme. U zult namelijk minder strepen krijgen.
4-4
Aansturingsprogramma's voor printers Dichtheden, waarbij de printerkop meerdere malen over een regel moet gaan, zouden uitsluitend moeten worden gebruikt voor scherm-dumps in zwart-wit. (De dichtheid wordt gecontroleerd door de waarde van Density (dichtheid) in Preferences. Om de dichtheden te zien, die met uw printer mogelijk zijn, dient u de lijst aansturingsprogramma's voor printers te raadplegen, verder in dit hoofdstuk). Als de printerkop meerdere malen over een regel moet gaan voor een scherm-dump in grijsschaal of met kleurnuances, is het mogelijk dat de uitvoer gevlekt of donker is. Als de printerkop meerdere malen over een regel moet gaan voor kleuren-dumps, zal ook het printerlint vuil worden (geel kan bijvoorbeeld bedorven worden door andere kleuren op het lint).
Voor snellere scherm-dumps kunt u de volgende punten in gedachten houden: Hoe lager de dichtheid, hoe sneller het afdrukken. Horizontale dumps worden veel sneller geproduceerd dan verticale dumps. Als u een beeld van een bitvlak dumpt (twee kleuren), dient u zwart-wit te selecteren in Preferences. Dit is veel sneller dan een grijsschaal of een kleurendump. Het inschakelen van de optie Smoothing (gladstrijken) verdubbelt de tijd, nodig voor het afdrukken. U wordt aangeraden deze optie uitsluitend te gebruiken voor de uiteindelijke kopie. Wees voorzichtig welke stippelmodus u kiest. F-S stippelen verdubbelt de benodigde tijd voor het afdrukken, terwijl Ordered en Half-tone stippelen geen extra tijd vereisen bij het afdrukken. Als u een scherm dumpt dat in lage resolutiemodus (320 x 200 of 400 pixels) meer dan 16 kleuren (4 bitvlakken) weergeeft, of in hoge resolutiemodus (640 x 200 of 400 pixels) meer dan 4 kleuren (2 bitvlakken) weergeeft, dan kunt u de dump versnellen door het scherm naar de achterkant van de weergave te verplaatsen ALS HET AFDRUKKEN IS BEGONNEN. Dit kan gemakkelijk worden gedaan door de linker Amiga toets en de toets N tegelijkertijd in te drukken.
4.2 Mogelijke printers
Hieronder volgt een lijst van aansturingsprogramma'svoor printers, beschikbaar voor gebruik met de Amiga computers. De meeste van deze aansturingsprogramma's staan op de Extras diskette. De paar aansturingsprogramma'sdie niet op de Extras diskette staan, zijn te verkrijgen bij de printerfabrikant of van de Amiga Developers (amiga.dev) Conference op BIX.
Aansturinasproaramma's voor printers
4-5
U zult merken dat met veel aansturingsprogramma's verschillende dichtheden mogelijk zijn. Met dichtheid wordt bedoeld het aantal punten per inch dat wordt gebruikt om de afdruk te maken. Hoe groter het aantal punten, hoe kleiner de punten zullen zijn en hoe duidelijker het beeld. Hoe hoger echter de dichtheid, hoe langzamer het afdrukken. Dus bij meerdere dichtheden is het aan de individuele gebruiker om te bepalen of hijlzij sneller wil afdrukken of een betere kwaliteit afdruk. Er zijn diagrammen, indien van toepassing, van de standaard schakelstanden van vele printers.
Letterschijfprinter, uitsluitend geschikt voor tekst Schakelstanden: MODE A: ON (aan) (afdrukken in twee richtingen) MODE B: OFF (uit) (geen regel doorvoeren na carriage return) Beproefde interface kaart: I O1 1PC (IBM PC)
Letterschijfprinter, uitsluitend geschikt voor tekst Schakelstanden:
1 x x x x x x x x 1 2 3 4 5 6 7 8
SW1
=
schakelaar 1
OFF ON
iaan) (uit)
1 2 3 4 5 6 7 8 SW2 = schakelaar 2
Thermische z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Een dichtheid is mogelijk - 203x200 dpi (dots per inch = punten per inch). Selecteren van dichtheid 1. Dit is een aansturingsprogrammavoor twee printers. De waarde van Paper Size (papierafmeting) i n Preferences instellen op Narrow Tractor (smal doorvoermechanisme) voor gebruik met de ColorMaster printer. De waarde instellen op Wide Tractor (breed doorvoermechanisme) voor gebruik met de Colorview 591 2 printer (voor papier van 11 x 17 inch). DIP schakelaars zijn niet aanwezig.
4-6
Aansturin~~s~ro~~ramma's voor printers
Thermische z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Een dichtheid is mogelijk - 203x200 dpi. Selecteren van dichtheid 1. Dit is een aansturingsprogramma voor twee printers. De waarde van Paper Size in Preferences instellen op Narrow Tractor voor gebruik met de ColorMaster printer. De waarde instellen op Wide Tractor voor gebruik met de Colorview 5912 printer (voor papier van 11 x 17 inch). Dit aansturingsprogramma's is identiek aan CalComp ColorMaster, BEHALVE dat deze ongeveer tweemaal zo snel is bij kleuren-dumps en meer geheugen nodig heeft (maximaal 1272003 bytes voor een volledige 8 x 10 inch (1600 x 2000 punten) kleuren-dump. Typische kleuren-dumps van gewoon formaat zijn 16000 x 1149 punten en vereisen 730623 bytes. Geheugenvereisten voor de Colorview-5912 zijn maximaal 2572803 bytes voor een volledige 10 x 16 inch (2048 x 3200 punten) kleuren-dump. Typische kleuren-dumps van gewoon formaat zijn 2048 x 2155 punten en vereisen 1732623 bytes. Bij het afdrukken zonder kleuren (zwart-wit) zijn de geheugenvereisten ongeveer een derde van het benodigde geheugen voor een vergelijkbare kleuren-dump. DIP schakelaars zijn niet aanwezig.
Inkt spuitende z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Een dichtheid is mogelijk - 83x84 dpi. Selecteren van dichtheid 1. Schakelstanden: Canon PJ-1080A
x x x x x x 1 2 3 4 5 6
OEF
Aansturinclsproclramma's voor printers CBM-MPS1000 5152)
4-7
(wordt ook gebruikt voor printers, die compatibel zijn met de IBM
Puntjesmatrix zwart-wit printer, geschikt voor tekst en grafieken. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI Opmerkingen 1 120 72 8640 2 120 144 17280 Printerkop gaat tweemaal over de regel 3 240 72 17280 Zie opmerking 2 4 120 216 25920 Printerkop gaat driemaal over de regel, zie opmerking 2 5 240 144 34560 Printerkop gaat tweemaal over de regel, zie opmerking 2 6 240 216 51840 Printerkop gaat driemaal over de regel, zie opmerking 2 7 Gelijk aan dichtheid 6 Schakelstanden: CBM MPS1000
m X X X X X X X
ON OFF
1 2 3 4 5 6 7 8
Canon BJ-130 (met controlecapsule 48/XL - compatibel met IBM Proprinter)
X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X
1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 SW1 = schakelaar 1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 SW2 = schakelaar 2
OPMERKING: Als u een Commodore MPS1250 printer bezit, dient u de invoerwaarde voor de EpsonX te raadplegen, aangezien deze printers compatibel zijn.
4-8
Aansturingsprogramma's voor printers
Diable-630 Letterschijfprinter, uitsluitend geschikt voor tekst. Schakelstanden: ON OEF
1 2 3 4 5 6 7 8 SW1 = schakelaar 1
1 X X X X X X X X
1 2 3 4 5 6 7 8 SW2 = schakelaar 2
Letterschijfprinter, uitsluitend geschikt voor tekst. Schakelstanden: Parallel interface wordt aanbevolen.
LEFT (links)
RIGHT (rechts)
De linkerschakelaar is ingesteld voor xON1xOFF handschudden en er wordt geen regel doorgevoerd na een Carriage Return. Diablo-C1 50 Inkt spuitende z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Regel doorvoeren is altijd gelijk aan vier puntjes (beperking van de printer). Een dichtheid is mogelijk - 120x120 dpi. Selecteren van dichtheid 1. Als de waarde van Paper Size in Preferences is ingesteld op Wide Tractor, dan zal de maximale afdrukbreedte van 8,5 inches (voor breed rolpapier) worden gebruikt.
Aansturinas~roaramma's voor printers
4-9
Schakelstanden:
EpsonQ (24-pin printer, compatibel met de Epson "Q" serie) Puntjesmatrix z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Stuurt alle met Epson Q (LQ1500, LQ2500, etc.) compatibele printers aan. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI Opmerkingen 1 90 180 16200 2 120 180 21600 3 180 180 32400 Zie opmerking 2 4 360 180 64800 5 Gelijk aan dichtheid 4 6 Gelijk aan dichtheid 4 7 Gelijk aan dichtheid 4 Als de waarde Paper Size in Preferences is ingesteld op Wide Tractor, dan zal de maximale afdrukbreedte van 13,6 inches worden gebruikt (voor printers die hiervoor geschikt zijn). Als de waarde Paper Type (type papier) in Preferences is ingesteld op Single (enkel), dan zullen slechts 16 van de 24 pennen worden gebruikt. Als Paper Type is ingesteld op FanFold (kettingpapier), dan zullen alle 24 pennen worden gebruikt. De optie Single is nuttig voor printers met een zwakke stroomtoevoer, die niet in staat zijn continue 24 pennen aan te drijven. Als de printkop eenmaal over een regel is gegaan en u merkt dat het bovenste tweederde gedeelte van de grafiek donkerder is dan het onderste éénderde gedeelte, zult u vermoedelijk terug moeten gaan naar 16 pennen.
4-1O
Aansturingsprogramma's voor printers
EpsonX (CBM MPS1250 en printers die compatibel zijn met de Epson " X serie met 819 pennen) Puntjesmatrix z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Stuurt alle printers aan die compatibel zijn met EpsonX (EX/FX/JWLX/MX/RX, enz.). Als de waarde Page Type in Preferences is ingesteld op Single, dan zal regel doorlopen het aantal verticaal afgedrukte punten zijn, minus éénderde punt. (Zie opmerking 1). Dichtheid XDPI YDPI XYDPI Opmerkingen 1 120 72 8640 2 120 144 17280 Gaat tweemaal over regel 3 240 72 17280 Zie opmerking 2 4 120 216 25920 Gaat driemaal over regel 5 240 144 34560 Gaat driemaal over regel, zie opmerking 2 6 240 216 51840 Gaat driemaal over regel, zie opmerking 2 7 Gelijk aan dichtheid 6 Als de waarde Paper Size in Preferences is ingesteld op Wide Tractor, dan zal de maximale afdrukbreedte van 13,6 inches worden gebruikt, voor printers die hiervoor geschikt zijn. Schakelstanden: Commodore MPS1250 Printer ON OF!? 1 2 3 4 5 6 7 8 Serieel/Parallel Interface pakket
1 2 3 4 5 6 7 8
Interne printerschakelaar
Epson EX-1000 Printer
m X X X X X X X X
Aansturingsprogramma's voor printers
4-1 1
Epson FX-80 Printer
EpsonXOld (printers die compatibel zijn met oudere Epson "X" printers met 819 pennen) Gebruik dit aansturingsprogramma als het EpsonX aansturingsprogrmma niet juist werkt in grafische modus op uw met EpsonX compatibele printer. Puntjesmatrix z-w printer, geschikt voor tekst en grafieken. Stuurt erg oude met EpsonX compatibele printers aan (EWFW JWLWMWRX, enz.) en ook de Star Micronics Gemini 1O-X. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI Opmerkingen 1 60 72 4320 2 120 72 8640 Dubbele snelheid, zie opmer- king 2 3 120 72 8640 4 240 72 17280 5 120 72 8640 Voor gebruik op oude Star printers 6 240 72 17280 Voor gebruik op oude Star printers, zie opmerking 2 7 240 72 17280 Gelijk aan dichtheid 4, zie opmerking 2 Als de waarde Paper Size in Preferences is ingesteld op Wide Tractor, dan zal de maximale afdrukbreedte van 13,6 inches worden gebruikt voor printers die hiervoor geschikt zijn. Schakelstanden voor de Star Micronics Gemini 10-X printer:
I I", X X X X X X X X
1 2 3 4 5 6 7 8 SW1 (intern)
1 2 3 4 SW2 (extern)
Aansturingsprogramma's voor printers
4-12
Generic Uitsluitend geschikt voor tekst, weinig veronderstellingen betreffende de mogelijkheden van de printer.
Plastic inkt spuitende z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI 1 80 80 6400 2 120 120 14400 3 160 160 25600 4 240 240 57600 Gelijk aan dichtheid 4 5 6 Gelijk aan dichtheid 4 7 Gelijk aan dichtheid 4 Maximum afdrukgebied is 8,O x 10,O inches. DIP schakelaars zijn niet aanwezig.
Inkt spuitende z-w printer, geschikt voor tekst en grafieken. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI 1 75 75 5625 2 1O0 100 10000 3 150 150 22500 4 300 300 90000 5 Gelijk aan dichtheid 4 6 Gelijk aan dichtheid 4 7 Gelijk aan dichtheid 4 Maximum afdrukgebied is 8,O x 10,O inches. Schakelstanden:
m m X X X X X X X X
X X X X X X X X
Aansturinasproaramma's voor printers HP-LaserJet
(met LaserJet Plus en LaserJet II compatibele printers)
Door laser aangedreven z-w printer, geschikt voor tekst en grafieken. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI 1 75 75 5625 100 10000 2 1O0 3 150 150 22500 4 300 300 90000 Gelijk aan dichtheid 4 5 Gelijk aan dichtheid 4 6 7 Gelijk aan dichtheid 4 Maximum afdrukgebied is 8,O x 10,O inches. DIP schakelaars zijn niet aanwezig.
Inkt spuitende z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Een dichtheid is mogelijk - 180x180 dpi. Selecteren van dichtheid 1. Schakelstanden:
m X X X X X X X
Inkt spuitende z-w printer, geschikt voor tekst en grafieken. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI 1 96 96 9216 2 192 96 18432 3 Gelijk aan dichtheid 2 4 Gelijk aan dichtheid 2 Gelijk aan dichtheid 2 5 Gelijk aan dichtheid 2 6 7 Gelijk aan dichtheid 2 Schakelstanden:
4-13
Aansturin~sprogramma'svoor printers
4-14
Imagewriter II (met Imagewriter compatibele computers) Puntjesmatrix z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI Opmerkingen 1 80 72 5670 2 120 72 8640 3 144 72 10368 4 160 72 11520 5 120 144 17280 Gaat tweemaal over regel 6 144 144 20736 Gaat tweemaal over regel 7 160 144 23040 Gaat tweemaal over regel Schakelstanden: Imagewriter:
Imagewriter II:
Nec-Pinwriter (printers compatibel (P51P61P71P91P2200))
met Pinwriter met 24 draden
Puntjesmatrix z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Stuurt alle printers aan die met NEC Pinwriter met 24 draden compatibel zijn. Dichtheid 1 2 3 4 5 6 7
XDPI 90 120 180 120 180 360 360
YDPI XYDPI 180 16200 180 21600 180 32400 360 43200 360 64800 180 64800 360 129600
Opmerkingen
Gaat tweemaal over regel Gaat tweemaal over regel Gaat tweemaal over regel
Aansturin~~s~ro~~ramma's voor printers
4-15
Als de waarde Paper Size in Preferences is ingesteld op Wide Tractor, dan zal de maximale afdrukbreedte van 13,6 inches worden gebruikt voor printers die hiervoor geschikt zijn. Schakelstanden voor de NEC Pinwriter P9XL:
m X X X X X X X X
ON OFF
1 2 3 4 5 6 7 8 sw2
Puntjesmatrix z-w printer, geschikt voor tekst en grafieken. Regel doorvoeren is altijd 7172 inch (beperking van de printer in grafische modus). Een dichtheid is mogelijk - 72x72 dpi. Selecteren van dichtheid 1. Okidata 2931 Puntjesmatrix z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Stuurt 292 of 293 aan met gebruik van het interface moduul van IBM. Als de waarde Paper Type in Preferences is ingesteld op Single, dan zal regel doorvoeren gelijk zijn aan het aantal verticaal afgedrukte puntjes, minus een halve punt (zie opmerking 3).
4-16
Aansturingsprogramma's voor printers
Dichtheid XDPI YDPI XYDPI Opmerkingen 1 120 144 17280 2 240 144 34560 3 120 288 34560 Gaat tweemaal over regel 4 240 288 69120 Gaat tweemaal over regel 5 Gelijk aan dichtheid 4 6 Gelijk aan dichtheid 4 7 Gelijk aan dichtheid 4 Als de waarde Paper Size in Preferences is ingesteld op Wide Tractor, dan zal de maximale afdrukbreedte van 13,6 inch worden gebruikt voor printers die hiervoor geschikt zijn. Schakelstanden: Interface: ML-2921293 Personality Module (personaliteitsmoduuI) SP1 SP4
Instellen van de schakelaar B * B
I
*
I
A Instellen van de schakelaar zo dicht mogelijk bij A A Instellen van de schakelaar zo dicht mogelijk bij B
Thermische z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Regel doorvoeren is gelijk aan een even aantal afgedrukte puntjes, (als er bijvoorbeeld drie puntjes werden afgedrukt, zal er vier puntjes worden doorgevoerd). Een dichtheid is mogelijk - 120x144 dpi. Selecteren van dichtheid 1. Schakelstanden: Parallel stekker aansluiten en afdrukken pakket
OPMERKING: Bij sommige modellen controleert schakelaar 5 de witte ruimte tussen de regels van een grafische dump.
Aansturingsprogramma's voor printers
4-17
Serieel stekker aansluiten en afdrukken pakket.
v] ON OFF
1 2 3 4 5 6 SW1
1 2 3 4 5 6 sw2
OPMERKING: De SW1 waarden specificeren een baud-snelheid van 9600, xONlxOFF handschudden, 8 bits en geen pariteit. Bij sommige modellen controleert schakelaar 5 van SW2 de witte ruimte tussen de regels van een grafische dump.
Inkt spuitende z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Een dichtheid is mogelijk - 83x84 dpi. Selecteren van dichtheid 1. DIP schakelaars zijn niet aanwezig.
Daisywheelprinter, uitsluitend geschikt voor tekst. Schakelstanden: ON OFF
1 2 3 4 5 6 7 8 SWA
1 2 3 4 5 SWB
4-18
Aansturingsprogramma's voor printers
Seiko-5300 DIT AANSTURINGSPROGRAMMA STAAT NIET OP DE WORKBENCH OF EXTRAS DISKETTE, MAAR IS VERKRIJGBAAR VAN SEIKO OF IN DE AMIGA.DEV CONFERENCE OP BIX. Thermische z-wlkleurenprinter, uitsluitend geschikt voor grafieken. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI Opmerkingen 1 152 152 23104 Stuurt CH-5301 printer aan 2 203 203 41 209 Stuurt CH-5312 printer aan 3 240 240 57600 Stuurt CH-5303 printer aan 4 Gelijk aan dichtheid 3 5 Gelijk aan dichtheid 3 6 Gelijk aan dichtheid 3 7 Gelijk aan dichtheid 3 DIP schakelaars zijn niet aanwezig.
DIT AANSTURINGSPROGRAMMA STAAT NIET OP DE WORKBENCH OF EXTRAS DISKETTE, MAAR IS VERKRIJGBAAR VAN SEIKO OF IN DE AMIGA.DEV CONFERENCE OP BIX. Thermische z-wlkleurenprinter, uitsluitend geschikt voor grafieken. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI Opmerkingen 1 152 152 23104 Stuurt CH-5301 printer aan 2 203 203 41 209 Stuurt CH-5312 printer aan 3 240 240 57600 Stuurt CH-5303 printer aan 4 Gelijk aan dichtheid 3 5 Gelijk aan dichtheid 3 6 Gelijk aan dichtheid 3 7 Gelijk aan dichtheid 3 Dit aansturingsprogramma is identiek aan de Seiko 5300, BEHALVE dat dit programma ongeveer tweemaal zo snel is bij het produceren van kleuren-dumps en het een grote hoeveelheid geheugen vereist (maximaal 1564569 bytes voor een volledige 8,O x 10,O inch kleuren-dump (1927 x 2173 puntjes). Typische kleuren-dumps van normaal formaat zijn 1927 x 1248 puntjes en vereisen 898569 bytes geheugen. Bij het produceren van een zwart-wit uitdraai zijn de geheugenvereisten ongeveer éénderde van het benodigde geheugen voor een vergelijkbare kleuren-dump. DIP schakelaars zijn niet aanwezig.
Aansturingsprogramma's voor printers
4-19
Tektronix 4 6 9 3 0 DIT AANSTURINGSPROGRAMMA STAAT NIET OP DE WORKBENCH OF EXTRAS DISKETTE, MAAR IS VERKRIJGBAAR VAN TEKTRONIX OF IN DE AMIGA.DEV CONFERENCE OP BIX. Thermische z-wlkleurenprinter, uitsluitend geschikt voor grafieken. Een dichtheid is mogelijk - 300x300 dpi. Selecteren van dichtheid 1. Door de manier waarop de printer zich het beeld voorstelt hebben de printeropties in Preferences geen invloed op het afdrukken, met uitzondering van de volgende twee: a) Aspect - horizontaal, verticaal b) Shade - z-w, grijsschaal, kleuren Als gevolg hiervan is het alleen mogelijk beelden af te drukken met het normale formaat. De volgende menu-opties voor het toetsenveld kunnen worden ingesteld vanuit het toetsenveld van de printer. Voor gewone afdrukken dient u de optie in te stellen volgens onderstaande waarden: 3b -Color Adjustment (kleuren aanpassen) - instellen op "niet aanpassen" 3d -Video Color Correction (videokleuren aanpassen) - instellen op "niet aanpassen" 5 - Background Color Exchange (achtergrondkleuren uitwisselen) - instellen op "kleuren afdrukken zoals ontvangen" Wanneer een beeld eenmaal is afgedrukt, kunnen extra afdrukken worden gemaakt zonder deze opnieuw te zenden door het toetsenveld van de printer te gebruiken. Tektronix 4 6 9 6 DIT AANSTURINGSPROGRAMMA STAAT NIET OP DE WORKBENCH OF EXTRAS DISKETTE, MAAR IS VERKRIJGBAAR VAN TEKTRONIX OF IN DE AMIGA.DEV CONFERENCE OP BIX. Inkt spuitende z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Regel doorvoeren is altijd vier puntjes (beperking van de printer). Drie dichtheden zijn mogelijk: 121 x 120 dpi Selecteren van dichtheid 1; alle kleuren worden in één keer uitgevoerd. 242 x 120 dpi Z-w; selecteren van dichtheid 2; gaat tweemaal over de regel voor zwart.
4-20
Aansturinas~roaramrna'svoor printers
242 x 120 dpi
Kleuren; selecteren van dichtheid 3; gaat tweemaal over de regel voor alle kleuren. Selecteren van dichtheid 2 of hoger resulteert niet in een echte 242 dpi resolutie, aangezien de printer uitsluitend 121 x punten per inch kan produceren. Het selecteren van dichtheid 2 of hoger vertelt de printer echter de modus "tweemaal over de regel gaan" te gebruiken. In deze modus wordt een regel puntjes uitgevoerd op 121 dpi, gevolgd door dezelfde regel die wordt uitgevoerd - die 11242 inch naar rechts is verschoven. Dit produceert meer vibrerende kleuren en geeft de illusie van een hogere resolutie. Een nadeel van deze methode is echter dat grote gebieden in een enkele kleur (rood, groen en blauw in het bijzonder) het papier met inkt doorweken. De dichtheden 1 tot en met 3 komen overeen met respectievelijk de grafische afdrukmodi 1 tot en met 3 van de printer. Als de waarde Paper Size in Preferences is ingesteld op Wide Tractor, dan zal de maximale afdrukbreedte van 9,O inches worden gebruikt voor printers die hiervoor geschikt zijn. Schakelstanden
Toshiba -P351 C (printers compatibel met de Toshiba 24-naaldsprinter). Puntjesmatrix z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Stuurt alle met Toshiba P351C compatibele printers aan. Dichtheid XDPI YDPI XYDPI 1 180 180 32400 2 360 180 64800 3 Gelijk aan dichtheid 2 4 Gelijk aan dichtheid 2 5 Gelijk aan dichtheid 2 6 Gelijk aan dichtheid 2 7 Gelijk aan dichtheid 2 Als de waarde Paper Size in Preferences is ingesteld op Wide Tractor, dan zal de maximale afdrukbreedte van 13,5 inches worden gebruikt voor printers die hiervoor geschikt zijn.
Aansturin~spro~lramma's voor printers
4-2 1
Schakelstanden:
m X X X X X X X X
D X X X X X X
ToshibaP351 SX (printers compatibel met de Toshiba 24-naaldsprinter). Puntjesmatrix z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Stuurt alle met de Toshiba P3515SX compatibele printers aan (321SL, 321SLC, 341SL). Dichtheid XDPI YDPI XYDPI Opmerkingen 1 180 180 32400 2 360 180 64800 3 180 360 64800 Gaat tweemaal over regel 4 360 360 129600 Gaat tweemaal over regel 5 Gelijk aan dichtheid 4 6 Gelijk aan dichtheid 4 7 Gelijk aan dichtheid 4 Als de waarde Paper Size in Preferences is ingesteld op Wide Tractor, dan zal de maximale afdrukbreedte van 13,5 inches worden gebruikt voor printers die hiervoor geschikt zijn. Schakelstanden: Bij gebruik van het seriële interface dienen de schakelaars in de volgende posities te worden gezet: 1 & 2; 7 & 10; 8 & 9; 11 & 12; 13 & 14. Zie het onderstaande diagram:
4-22
Aansturin~spro~ramma's voor printers
Inkt spuitende z-wlkleurenprinter, geschikt voor tekst en grafieken. Regel doorvoeren is steeds gelijk aan 4 puntjes (beperking van de printer). Dit aansturingsprogramma is identiek aan het programma voor de Diablo C-150, BEHALVE dat alle zwarte puntjes TWEEMAAL worden uitgevoerd. Dit is een speciaal kenmerk van deze printer en produceert veel solidere, donkerzwarte nuances. Let erop dat dit kenmerk resulteert in extra tijd bij het afdrukken; als u dit niet wilt kunt u beter het aansturingsprogrammaDiablo C-150 gebruiken. Twee dichtheden zijn mogelijk: 121x1 20 dpi Selecteren van dichtheid 1. 242x240 dpi Selecteren van dichtheid 2. Het selecteren van dichtheid 2 of hoger geeft geen echte 240 dpi resolutie, aangezien de Xerox 4020 uitsluitend 121 x punten per inch kan uitvoeren. Deze modus vertelt de printer de zogenaamde 240 dpi modus te gebruiken. Een regel wordt uitgevoerd op 121 dpi, vervolgens wordt het papier 11240 inch verplaatst en tenslotte wordt de regel opnieuw uitgevoerd (nu echter 11240 inch naar rechts). Dit produceert levendigere kleuren een geeft de illusie van hogere resolutie. Een nadeel van deze methode is dat grote gebieden in een enkele kleur (rood, groen en blauw in het bijzonder) het papier met inkt doorweken. Als de waarde Paper Size in Preferences is ingesteld op Wide Tractor, dan zal de maximale afdrukbreedte van 9,O inches worden gebruikt voor printers die hiervoor geschikt zijn. Schakelstanden: OEF
ON
3
x 4 x
LEFT (links)
RIGHT ( r e c h t s )
Aansturingsprogramma's voor printers
4-23
OPMERKINGEN: 1. Dit is alleen juist wanneer 72 YDPI werd geselecteerd. Deze optie is nuttig als u kleine witte horizontale streepjes bemerkt in uw afdruk. 2. ln deze modus kan de printer niet twee opvolgende punten afdrukken in een rij. U
wordt aangeraden deze dichtheid uitsluitend te gebruiken voor zwart-witte, genuanceerde dumps. 3. Dit is alleen juist wanneer 144 YDPI werd geselecteerd. Deze optie is nuttig als u kleine witte horizontale streepjes bemerkt in uw afdruk.
Wijzigen van uw opstartvolgorde
5-1
5. Wijzigen van uw opstartvolgorde
Wanneer u uw Amiga computer opstart met de Workbench diskette, zal ArnigaDOS het bestand Startup-Sequence uitvoeren, dat in de S: directory van Workbench staat: 1 2 3 4 5 6 7 8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21
Addbuffers dfO: 10 ( l 0 buffers toevoegen aan dfO) c:SetPatch >NIL: ;patch system functions (c:SetPatch>NIL: ;oplapsysteemfuncties) cd c: (ga naar c: directory) echo "A500lA2000 Workbench disk. Release 1.3 version 34.1 VN" (echo "A500/A2000 Workbench diskette. Uitgave 1.3 versie 34. W ' ) Sys:SystemlFastMemFirst; move C00000 rnemory to last in list (Sys:System/FastMemFirst;verplaats C00000 geheugen naar de laatste in de lijst) BindDrivers (BindDrivers) SetClock load ;load system time from real time clock (A1000 owners should ;replace the SetClock load with Date) (Set Clock laden ;systeemtijd laden van onvertraagde klok (eigenaars van de A 1000 dienen het laden van de SetClock te vervangen door het laden van de Date)) FF >NIL: -O ;speed up Text (FF>NIL: -O ;tekst versnellen) resident CL1 L:Shell-Seg SYSTEM pure add; activate Shell (CL1 resident in L:Shell-Seg SYSTEM pure toevoegen; Shell activeren) resident c:Execute pure (Residentc:pure uitvoeren) mount newcon: (newcon: opstellen) ; failat 11 (ga fout bij 11) run execute s:Startupll ;This Iets resident be used for rest of script (draai het uitvoeren van s:Startupll ;zo wordt resident gebruikt voor de rest van het script) wait >NIL: 5 mins ;wait for Startupll to complete (will signa1 when done) (wachten >NIL; 5 minuten ;wacht tot Startop11 klaar is (er wordt een teken gegeven)) ; SYS:systern/SetMap usal ;Activate the ()l' on keypad (SYS: system/SetMap usal ;O/*op toetsenveld activeren) path ram: c: sys:utilities sys:system s: sys:prefs add ;set path for Workbench (zoekpad ram: c: sys:functieprogramma's sys:systeem s: sys:preferenties toevoegen ;zoekpad instellen voor Workbench) LoadWB delay (pauze voor laden van WB) endcli >NIL: (cli beëindigen >NIL)
5-2
Wijzigen van uw opstartvolgorde
Om de snelheid van resident opdrachten te maximaliseren is het grootste gedeelte van de opstartvolgorde van versie 1.3 naar een tweede bestand Startupll verplaatst. Dit bestand wordt uitgevoerd door de initiële opstartvolgorde, nadat de Shell-Seg resident gemaakt is: 1 2 3 4
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
resident c:Resident pure resident c:List pure ;pre-load LIST and CD (resident c:Listpure ;LIST en CD eerst laden) resident c:CD pure resident c:Mount pure ;the next 3 are loaded for speed during startup (resident c:pure opstellen ;de volgende 3 zijn geladen tijdens het opstarten voor snelheid) resident c:Assign pure (resident c:pure toewijzen) resident c:Makedir pure (resident c:directory pure maken) ;make IF, ENDIF, ELSE, SKIP, ENDSKIP, and ECHO resident if (IE ENDIF; ELSE, SKIP. ENDSKIP en ECHO resident maken als) ;you use scripts much, and can afford the ram ( u scripts vaak gebruikt en de ram kunt vrijhouden) ;als0 make Failat, WAIT, and ENCDLI resident if you use IconX a lot (tevens Failat, WAIT en ENDCLI resident maken als u IconX veel gebruikt) rnakedir ramt (directory ramt maken) assign T: ramt ;set up T directory for scripts (T: toewijzen aan ramt ;T: directory opzetten voor scripts) rnakedir ram:env ;set up ENV: directory (directory ram:env maken ;ENV directory opzetten) assign ENV: rarn:env (ENV: toewijzen aan ram:env) rnakedir rarn:clipboards ;set up CLIPS: assign (directory ram:clipboards maken ;CLIPS: toewijzing opzetten) assign CLIPS: rarn:clipboards (CLIPS: toewijzen aan ram:clipboards) rnount speak: ;just rnounting doesn't take rnuch ram at al1 (spreken opstellen: ;opstellen alleen vereist niet veel ram) mount aux: (aux: opstellen) rnount pipe: (pipe: opstellen) resident Mount remove ;if you have enough ram, keep these resident (residente Mount verwijderen ;als u voldoende ram heeft kunt u deze resident houden) resident Assign remove ;by rernoving these lines (residente Assign verwijderen ;door deze regels te verwijderen) resident Makedir remove (residente Makedir verwijderen) ; break 1 C ;signa1 to other process its ok to finish (onderbreking 1 C ;teken naar een ander proces om einde te bevestigen)
Opstartbestand Startupll van Workbench
Wijzigen van uw opstartvolgorde
5-3
Bovendien zijn er nieuwe s:CLI-Startup en s:Shell-Startup bestanden die de respectievelijke opstartbestanden zijn, uitgevoerd door elke NEWCLI of NEWSHELL (tenzij een andere "FROM" script wordt gegeven in de opdrachtregel van de NEWCLI of NEWSHELL). Al deze opstartbestanden in de S: directory kunnen worden bijgewerkt met een tekstbewerker, zoals bijvoorbeeld ED of MEMACS, voor het opzetten van uw eigen aangepaste opstartvolgorde. Zo kunt u een geprefereerde werkomgeving opzetten of profiteren van extra apparatuur of RAM. Hieronder staat een lijstje met voorbeelden van aangepaste opstartbestanden: Opstartbestand Startup-Sequence Openen van een initiële SHELL Opzetten van extra zoekpaden en logische namen Opstellen van partities op de harddisk Opzetten van een RAD: (Recoverable Rarndrive.Device= herstelbare rarndrive.device) Controle overdragen aan een RAD:, Workbench of een harddisk. Opstartbestand Startupll Hernoemen van RAM: voor programma's die spaties in een volumenaam niet kunnen verwerken (standaard volumenaam is "RAM DISK) Resident maken van meer opdrachten Opzetten van omgevingcvariabelen zoals ENV:Editor (gebruikt door MORE) Opstartbestand Shell-Startup Opzetten van persoonlijke opdrachtaliassen Dit hoofdstuk bespreekt meerdere voorbeelden voor het wijzigen van deze opstartvolgordebestanden, inclusief instructies over het opniew opstarten vanaf de herstelbare ramdrive.device (RAD). Voordat u probeert een van de opstartbestanden te wijzigen, dient u eerst een reservekopie van uw Workbench diskette te maken. Tevens dient u eraan te denken dat het systeem over het algemeen in de S: directory naar scripts zoekt. Als u S: aan een andere eenheid toewijst (zoals een harddisk of een ramdrive) tijdens of na het opstarten, dan moet u uw gewijzigde scripts eveneens in die S: directory plaatsen. Wij raden u aan steeds reservekopieën op een floppy diskette te bewaren van alle gewijzigde opstart- en MountList bestanden. De volgende voorbeelden beschrijven een paar eenvoudige veranderingen die in opstartscripts kunnen worden aangebracht.
5-4
Wijzigen van uw opstartvolgorde
5.1 Openen van een initiële Shell
U kunt de volgende regels toevoegen aan het einde van het opstartbestand StartupSequence, boven regel 22 "endcli >NIL:". cd SYS: ; You may prefer cd RAM: NewShell newcon:0/0/640/200/AmigaShell (cd SYS: ; u prefereert misschien cd RAM:)
5.2 Opzetten van extra zoekpaden en logische namen
Zoekpaden en logische toewijzingen aan andere floppy diskettes kunnen worden toegevoegd aan de opstartbestanden Startup-Sequence en Startupll. Als u bijvoorbeeld altijd opstart met de Extras diskette in dfl:, wilt u misschien een zoekpad daarheen toevoegen: path "Extras 1.3:" add (zoekpad "Extras 1.3:" toevoegen)
Als u altijd opstai met een C bron, Includes, en Lib diskette in dfl: (hier MySrc genaamd), zult u het misschien gemakkelijk vinden om logische namen op te zetten voor de directories. Als uw andere scripts een referentie bevatten van deze logische namen, dan hoefi u alleen deze logische toewijzingen te wijzigen als uw systeem of uw configuratie verandert. assign SRC: MyScr: assign INCLUDE: MySrc:include assign LIB: MySrc:Lib (SRC: toewijzen aan MyScr:) (INCLUDE: toewijzen aan MySrc:include) (LIB: toewijzen aan MySrc:Lib)
5.3 Instellen van partities op de harddisk Na BindDrivers in de Startup-Sequence wilt u misschien extra partities opzetten op de harddisk, alle systeem directories toewijzen naar directories op de harddisk en zoekpaden toevoegen naar persoonlijke directories in partities op de harddisk. Een flexibele manier om dit te bereiken is door al deze extra opdrachten te plaatsen in een script hd-startup in de S: directory van uw eerste partitie. Vervolgens moet u een regel toevoegen aan Execute dhO:s/hd-startup na de regel BindDrivers in de StartupSequence.
Wijzigen van uw opstartvolgorde
5-5
Voor het uitvoeren van het hd-startup bestand dient u met CD naar RAM: te gaan, voor het geval EXECUTE een tijdelijk bestand moet opzetten. Als u uw opstartdiskette op meer dan een Amiga gebruikt, zullen deze regels (toegevoegd na BindDrivers) hd-startup uitsluitend uitvoeren wanneer u uw systeem met de hard drive opstart. (Afhankelijk van uw configuratie moet u misschien dhO: veranderen in de naam van een andere eenheid.) cd ram: failat 30 assign >NIL: dhO: exists if not warn execute dhO:s/hd-startup endif failat 10
5.4 Hernoemen van RAM: Om RAM: te hernoemen moet u het bestand Startupll bewerken en de volgende regel toevoegen na "Assign CLIPS: ram:clipboards" (regel 15): relabel drive RAM: name RAMDISK
5.5 Resident maken van extra opdrachten De meeste opdrachten in de C: directory en het MORE programma versie 1.3 kunnen resident worden gemaakt (zoals aangegeven door de "p" of het weergegeven Pure bit wanneer u deze opdrachten weergeeft met de LIST opdracht). Residente opdrachten zijn enorm snel, reduceren geheugenverbruik bij het tegelijkertijd uitvoeren van meerdere taken en maken het werken met SHELL over het algemeen een stuk plezieriger, vooral op een op floppies gebaseerd systeem. Een voorgestelde manier om meer opdrachten resident te maken is het opzetten van een apart script "rescom", ongeveer zoals het onderstaande voorbeeld: resident resident resident resident resident
c:dir pure c:copy pure c:delete pure c:ed pure sys:Utilities/More pure
5-6
Wijzigen van uw opstartvolgorde
U moet dit script in uw S: directory plaatsen en vervolgens het bestand s:Startupll bewerken om de volgende regel achteraan in het bestand op te nemen: run >NIL: execute s:RESCOM
Aangezien er een residentlijst bestaat voor het gehele systeem kunt u de EXECUTE (uitvoering) van uw rescom script RUN (draaien), zodat uw Startupll kan beëindigen terwijl de opdrachten resident gemaakt worden.
5.6 Instellen van omgevingsvariabelen Wanneer het programma MORE versie 1.3 is opgestart vanuit de CL1 of SHELL, kunt u nu hiermee het bestand bewerken dat u aan het bekijken bent. U kunt hiervoor elke bewerker gebruiken die een bestandsnaam kan ontvangen als een enkel opdrachtregelargument. MORE verkrijgt de naam van de door u geprefereerde bewerker uit de omgevingsvariabele EDITOR. Als u dit kenmerk van MORE wenst te gebruiken, dient u een regel toe te voegen aan Startupll, om de omgevingsvariabele EDITOR in te stellen met SETENV voor het zoekpad en de naam van de door u gebruikte tekstbewerker. U moet de SETENV regel toevoegen na de Startupll regel SETENV: to RAM:ENV die ENV: toewijst aan RAM:ENV (regel 13). SETENV EDITOR C:ed
5.7 Toevoegen van persoonlijke opdrachtaliassen aan s:Shell-Startup Met gebruik van een tekstbewerker kunt u aliasopdrachten toevoegen aan de ShellStartup. Voorbeelden: alias alias alias alias alias
ns newshell es endshell ex execute 1s list prefs sys:prefs/Preferences
5.8 Instellen van een herstelbare ramdrive
Het MountList bestand in de DEVS: directory van Workbench versie 1.3 bevat een invoerwaarde voor RAD:, een herstelbare ramdrive waarvan opnieuw kan worden opgestart bij gebruik van Kickstart versie 1.3. De afmeting van RAD: kan worden
Wijzigen van uw opstartvolgorde
5-7
gewijzigd door het bewerken van de waarde HighCyl (hoge cilinder) van de RAD: invoennraarde in het DEVS: MountList bestand. Bij het veranderen van de afmeting (HighCyl) van RAD: in de MountList, dient u erop te letten dat u de stroom opnieuw moet inschakelen voordat u probeert RAD: op te stellen met de nieuwe afmeting. Op een 1 MB Amiga zonder hard drive kan een klein RAD: worden gebruikt voor het behouden van uw S: directory en een paar algemene opdrachten in de C: directory. Als u meer dan 2 MB RAM heeft, wilt u misschien een RAD: van floppy formaat 880K proberen (HighCyl = 79). De Workbench diskette kan dan worden gekopieerd naar een 880K ramdrive met de DISKCOPY opdracht, voor een supersnelle herstelbare Workbench-in-RAM, die kan worden opgestart vanuit Kickstart versie 1.3. Eigenaars van een hard drive willen misschien een RAD: opzetten, dat uitsluitend het minimum aantal bestanden en directories bevat, vereist voor het overbrengen van de controle naar een hard drive.
-
5.8.1 Workbench Ramdrive Voor Amiga's met meer dan 2MB RAM Een Workbench ramdrive is erg nuttig als u een Megabyte RAM over heeft en geen hard drive. Wanneer u de stroom inschakelt zullen deze veranderingen een 880K RAD: opstellen en uw opstartdiskette kopiëren met de DISKCOPY opdracht. Dit duurt ongeveer een kwart van de tijd die nodig is voor het kopiëren van floppy naar floppy met de DISKCOPY opdracht en wordt niet herhaald bij het opnieuw opstarten. Alle systeem directories worden toegewezen aan RAD:, zodat de rest van de bestanden Startup-Sequence en Startupll heel snel worden uitgevoerd. Dit heeft tevens tot gevolg dat dfO: geheel wordt vrijgelaten voor gebruik als een werk drive. Samen met Kickstart versie 1.3 kunt u opnieuw opstarten vanuit het resulterende RAD:. Na het aanbrengen van de volgende wijzigingen moet u uw Amiga minstens 30 seconden uitzetten. Zet de computer daarna weer aan en start op met uw gewijzigde Workbench. Let erop dat een vraag tweemaal op het scherm zal verschijnen, wanneer de DISKCOPY opdracht van dfO: naar RAD: klaar is. Dit is normaal. 1. Bewerk het bestand devs/MountList en wijzig de waarde HighCyl van RAD: in HighCyl = 79 (dezelfde HighCyl als een 880K floppy heeft). 2. Voeg onderstaande regels in het bestand Startup-Sequence in, tussen de regels FastMemFirst en BindDrivers.failat 30
5-8
Wiizi~envan uw o~startvol~orde assign >NIL: RAD: exists if warn echo "Mounting RAD:" mount RAD: if not exists RAD: echo "Backing up dfO: to RAD:" SYS:System/diskcopy
RAD:c/echo "Transferring control to RAD:." NOLINE assign c: RAD:c assign s: RAD:s assign I: RAD:I assign libs: RAD:libs assign devs: RAD:devs assign fonts: RAD:fonts assign sys: RAD: echo "Done" 5.8.2 Minimale Ramdrive voor het overbrengen van de controle naar een A2090 besturingseenheid van de harddisk en hard drive
Een kleine opnieuw opstartbare ramdrive kan worden gebruikt om de controle over te brengen naar een hard drive. Dan kunnen gebruikers met niet-automatisch opstartbare besturingseenheden voor een harddisk (A2090) toch opnieuw opstarten zonder een Workbench diskette in dfO: te plaatsen. De ramdrive moet uw devs/system-configuration (systeemconfiguratie) bestand bevatten, het bestand s:startup-sequence en alle bestanden en directories die nodig zijn om door BindDrivers te komen en de toewijzing van de besturing aan een partitie op de hard drive. die Workbench bevat.
Wijzigen van uw opstartvolgorde
5-9
Deze manier van opstarten vereist minstens alle bestanden en directories die nodig zijn voor het opstarten met hd-startup. De hd-startup zal uw extra partities opstellen en systeemlogische directories toewijzen aan de partitie(s) met de Workbench directories. Verder worden wat extra bestanden en directories gegeven, die u nodig heeft in deze initiële partitie als u een automatisch opstartbare besturingseenheid A2090 krijgt (u wilt deze misschien nu toevoegen, of in ieder geval voldoende ruimte vrijlaten). Let erop dat deze bestanden net voldoende zijn voor het overbrengen van de besturing naar een andere (waarschijnlijk FFS) partitie met alle Workbench directories en bestanden. Als u van plan bent te draaien vanuit de initiële partitie, kunt u al uw Workbench bestanden net zo goed daarheen kopiëren. 1. Zorg ervoor dat uw initiële harddisk partitie de volgende directories en bestanden bevat: s (dir) startup-sequence (automatisch opstartbaar) hd-startup c(dir) cd assign echo mount BindDrivers (automatisch opstartbaar) AddBuffers (automatisch opstartbaar) SeePatch (automatisch opstartbaar) devs (dir) MountList system-configuration (automatisch opstartbaar) libs (dir) icon.library (automatisch opstartbaar) I (dir) disk-validator (bij opstellen van FFS partities) FastFileSystem System (dir) FastMemFirst (automatisch opstartbaar) Expansion (dir) andere niet automatisch opstartbare aansturingsprogramma's (automatisch opstartbaar)
5-1O
Wijzigen van uw opstartvolgorde
2. Kopieer het A2090 aansturingsprogrammavoor uw harddisk en de icoon (HdDisk en HdDisk.info) naar twee plaatsen: de Expansion Lade van uw Workbench diskette en de Expansion Lade van de partitie op de harddisk, die uw SYS: zal zijn (met alle Workbench directories). In de volgende voorbeelden in deze partitie de FFO: met de naam FASTWB: 3. Bewerk het bestand devs/MountList voor RAD: en verander de waarde HighCyl van 21 in 7. Voeg MountList invoerwaarden toe voor alle aanwezige extra partities. 4. Voeg de volgende regels toe aan het bestand Startup-Sequence, onmiddellijk na de regel BindDrivers (regel 6). U moet misschien de verwijzing naar dhO: veranderen in een andere initiële partitie-eenheid, afhankelijk van uw configuratie.
failat 30 assign >NIL: INIT dhO: if not warn cd INIT execute 18N81Ts/hd-startup endif failat 10 ;Nu zou u moeten draaien vanuit uw hard drive Workbench. ;U moet de RAD: opzetten voor het opnieuw opstarten. assign >NIL: RAD: exists if warn echo "Mounting RAD:..." NOLINE mount RAD: if not exists RAD:c echo "setting up..." NOLINE relabel drive RAD: name RamDrive makedir RAD:c copy c:AddBuffers~assign~BindDrivers~cd~copy~echo 1RAD:c quiet rad:c/copy c:endiflexecutelfailatlifImakedirlSetPatch RAD:c quiet rad:c/makedir RAD:devs rad:c/copy devs:system-configuration RAD:devs quiet rad:c/makedir RAD:L rad:c/copy L:disk-validator RAD:L quiet rad:c/makedir RAD:Libs rad:c/copy Libs:icon.library RAD:Libs quiet
Wijzigen van uw opstartvolgorde
5-1 1
rad:c/makedir RAD:System rad:c/copy SYS.Syste1FastMemFirst RAD:System quiet rad:c/makedir RAD:s rad:c/copy s:startup-sequence RAD;s quiet rad:c/makedir rad:Expansion rad:c/copy sys.Expansion rad:Expansion quiet endif echo "Done" endif 5. Zet uw opstartbestand hd-startup op en sla dit op in de S directory van uw initiële harddiskpartitie (hiernaar wordt verwezen door de INIT: naam, die werd toegewezen in de opstartregels hierboven). De hd-startup zal uw extra partities opstellen, de besturing overbrengen en de zoekpaden opstellen naar uw harddisk en de logische toewij zingen. Hieronder staat een voorbeeld van een opstartbestand hd-startup. Dit bestand kan worden gewijzigd om overeen te stemmen met uw systeem met hard drive. ; Assign system directories needed to mount rest of partitions INITclcd INITc assign DEVS: INITDevs assign L: INITL ; In dit voorbeeld heeft de gebruiker twee FFS partities: FFO: en FF1: ; FFO: bevat ; alle Workbench directories. We zullen de logische FASTWB: ; toewijzen aan de partitie met de Workbench directories en H: aan de ; werkpartitie van de gebruiker om scriptveranderingen makkelijker te maken. mount FFO: mount FF1: assign FASTWB: FFO: assign H: FF1: ; assign al1 system directories to FASTWB: assign c: FASTWB:c assign SYS: FASTWB: assign DEVS: FASTWB:Devs assign LIBS: FASTWB:Libs assign L: FASTWB:L assign S: FASTWB:s assign C: FASTWB:c assign Fonts: FASTWB:Fonts
5-12
Wijzigen van uw opstartvolgorde
6 . Kopieer nu uw gewijzigde bestand MountList naar de devs directory van uw
initiële partitie en naar de devs directory van uw Workbench partitie. Kopieer uw gewijzigde bestand Startup-Sequence naar de S directory van zowel uw initiële partitie als ook uw Workbench partitie. (Dit zal worden 'gekopieerd vanuit de Workbench partitie naar RAD:). Schakel uw machine uit, wacht 30 seconden en start vervolgens opnieuw op met uw gewijzigde Workbénch.
5.8.3 Kleine herstelbare Ramdrive voor 1 MB Amiga Deze kleine ramdrive is niet geschikt voor opnieuw opstarten, omdat deze niet alle opdrachten en programmadelen kan bevatten, die nodig zijn bij het opstarten. Deze drive is wel nuttig voor het vrijmaken van dfO:, aangezien deze een aantal algemeen gebruikte opdrachten bevat, de s directory en de Expansion directory. Met deze RAD: zult u tevens een NEWSHELL kunnen opstarten vanaf de opdrachtregel of vanaf de icoon in de ramdrive, zonder de Workbench te hoeven plaatsen. Met deze wijziging zal het opstarten enige minuten duren als u de computer aanzet, maar dit zal veel sneller gaan als' u opnieuw opstart. 1. Open op de icoon van de Workbench en open vervolgens de Preferences Lade.
Klik eenmaal op de Pointer icoon en kies INFO op het Workbench menu. Verander de Default Tool (standaard hulpmiddel) specificatie van SYS:Prefs/Preferen- ces in Preferences. Druk RETURN in en klik vervolgens op SAVE (archiveren) om de verandering te archiveren. Herhaal deze procedure nu met de Printer en Serial iconen. 2. Breng de volgende veranderingen aan in het bestand devsl MountList: In de NEWCON: invoerwaarde moet u de regel "Mount = 1" tussenvoegen. In de RAD: invoerwaarde moet u de waarde HighCyl veranderen van 21 in 14 en de regel "BootPri = -129" eraan toevoegen. 3. Verwijder de volgende regels (regels 18 en 19), die boven de regel LOADWB staan in het bestand Startup-Sequence: 18 Sys:System/SetMap usal ;Activate the O / * on keypad 19 path ram: c: sys:utilities sys:systems: sys:prefs add
Wijzigen van uw opstartvolgorde
5-13
4. Voeg de volgende regels toe aan in het bestand Startup- Sequence, tussen de regels FastMemFirst en BindDrivers (regels 5 en 6). U wilt de "copy" regels van het volgende script misschien wijzigen om andere opdrachten in de rarndrive te plaatsen. De directories en een paar opdrachten (zoals NEWSHELL enDCLI, RUN, FORMAT en DISKCOPY) zijn vereist.
failat 30 assign >NIL: RAD: exists if warn echo "Mounting RAD:..." NOLINE mount RAD: if not exists RAD:c echo "Setting up RarnDrive..." NOLINE retabel drive RAD: name RamDrive rnakedir RAD:c copy c:assign~copy~delete~dir~echo~ed~else RAD:c quiet rad:c/copy c:endclilendifliflinfolrnakedir RAD:c quiet rad:c/copy c:newshelllpathlprornptlrenarnelrun RAD:c quiet rad:c/copy sys:Utilities/More rad:c quiet rad:c/makedir RAD:s rad:c/copy s: RAD:s al1 quiet rad:c/rnakedir RAD:Systern rad:c/copy sys:system/CLl~format~diskcopy rad:System quiet rad:c/copy sys:Shell)Shell.info RAD: quiet rad:c/makedir rad:Expansion rad:c/copy sys:expansion rad:Expansion quiet endif endif failat 10 assign s: RAD:s path rad:c rad:system sys:utilities sys:system sys:prefs sys: s: add Sys:Systern/SetMap usal assign sys: RAD: echo "Done" 5. Voeg deze twee regels toe boven de regel LoadWb: path c: ram: add assign c: rad:c
Functie~ro~ramma's op de Extras-Diskette
6-1
6. Functieprogramma's op de Extras diskette
6.1 Tools (hulpprogramma's)
De Tools lade bevat verschillende functieprogramma's waarmee u met uw Amiga kunt "werken". Deze programma's breiden eigenlijk de basismogelijkheden van de Workbench uit. Met deze programma's kunt u uw iconen en lettertypes wijzigen, het systeemgeheugen controleren, tekstbestanden bewerken en de kleuren van een Intuition (intuïtie) scherm veranderen. De Tools lade bevat de volgende functieprogramma's: FED -voor het wijzigen van bestaande lettertypes of het opzetten van nieuwe lettertypes FreeMap -voor het weergeven van uw chip geheugenverbruik IconEd - voor het veranderen van de vorm van iconen IconMerge - voor het samenvoegen en opsplitsen van icoon beelden KeyToy2000 -voor het weergeven van de globale toetskaart van een Amiga 2000 MEMACS - voor het bewerken van tekstbestanden Palette -voor het veranderen van de kleuren van een Intuition scherm PerfMon - voor het controleren van de systeemprestatie Al deze functieprogramma's worden verder in dit hoofdstuk besproken, behalve MEMACS. MEMACS is zo'n krachtige en gecompliceerde tekstbewerker dat dit functieprogramma in een apart hoofdstuk wordt besproken en wel in hoofdstuk 7.
6.1.1 FED
FED is een lettertypebewerker voor het veranderen van de lettertypes van de Workbench, of voor het opzetten van uw eigen nieuwe lettertypes. Als u echter van plan bent een Workbench lettertype te veranderen, dient u ervoor te zorgen te experimenteren met een kopie van de Workbench diskette. Als u namelijk eenmaal veranderingen heeft aangebracht is het onmogelijk het origineel te herstellen. Vergeet niet dat FED niet kan worden gebruikt voor het bewerken van kleurenlettertypes of een lettertype, hoger of breder dan 32 pixels.
6-2
Functieprogramma's op de Extras-Diskette
Wanneer u tweemaal klikt op de FED icoon, zal een venster worden weergegeven dat is gevuld met opties, rechthoeken, schakelaars, nummers en symbolen. Teve,ns wordt een menubalk weergegeven bovenaan het scherm. De menu-opties zijn Project (project), Edit (bewerken) en Attributes (kenmerken). U zult dit venster gebruiken voor opzettentbewerken. Alle menupunten en opties worden hieronder besproken. Als u een Workbench lettertype gaat bewerken, zult u het lettertype eerst in FED willen laden. U kunt dit doen door Open (openen) te selecteren uit het Project menu. Een aanvrager zal worden weergegeven met de beschikbare lettertypes. Selecteer het gewenste lettertype en kies vervolgens Load It (deze laden). Als u van gedachte verandert kunt u Whoops! (oeps) kiezen. (Als u een geheel nieuw lettertype wilt opzetten, dient u New (nieuw) te kiezen in plaats van Open.) Elk karakter van het lettertype verschijnt in één van de karakterrechthoeken rechts op het scherm. U kunt slechts een beperkt aantal rechthoeken tegelijkertijd zien. Er zijn echter meer dan 200 rechthoeken voor een typisch lettertype. De karakterrechthoek geeft de huidige vorm van het karakter weer. Als veranderingen worden aangebracht, zal de weergave in de karakterrechthoekook veranderen. Elk karakter bestaat uit een aantal punten. Elk punt representeert een pixel van het karakter. U kunt de muis gebruiken om een karakter te bewerken (of op te zetten) in de grote bewerkingsrechthoeklinks op het scherm. Om een punt te veranderen moet u op dit punt klikken met de muis. Om punten te tekenen moet u op een willekeurig uit-punt klikken en vervolgens met de muis de gewenste lijnen trekken. Om punten te annuleren moet u op een willekeurig punt klikken en vervolgens met de muis de gewenste lijnen trekken. Elke optie wordt kort besproken, zodat u de bijbehorende functies begrijpt. Laat daarna uw artisticiteit en verbeelding de vrije loop voor het produceren van adembenemende lettertypes.
Functieprogramma'sop de Extras-Diskette
6-3
De opties LoRes (lage resolutie) schakelaar - hiermee kunt u 320 x 200 of 640 x 200 resolutie selecteren. Grid (raster) schakelaar - hiermee kunt u het raster in de bewerkingsrechthoekaan of uitzetten. Scroll diamond (ruit verschuiven) - als een karakter groter is dan het weergavegebied kunt u de grenzen van de rechthoek verschuiven door te klikken op de pijlen van de Scroll Diamond. Het karakter zal uitsluitend verschuiven als de rand niet wordt weergegeven. U kunt een karakter bijvoorbeeld niet naar links bewegen als u de linkerkant hiervan reeds kunt zien - zelfs als die kant de rand van de bewerkrechthoek nog niet heeft bereikt. Zoom (zoomen) - hiermee kunt u de weergave-afmeting van de bewerkingsrechthoek selecteren. LefVRight triangles (linkslrechts driehoeken) links of naar rechts, per pixel.
- verschuift het huidige karakter naar
UplDown triangles (omhooglomlaag driehoeken) - verschuift het huidige karakter omhoog of omlaag, per pixel. R -geeft
het karakter negatief, in omgekeerde weergave, weer.
LefVRight arrow (pijl linkslrechts) -tikt
het karakter naar links of naar rechts.
UplDown arrow (pijl omhooglomlaag) -tikt
het karakter omhoog of omlaag.
De rechthoeken De rechthoeken stellen de specifieke parameters in voor een lettertype. Voor nadere gegevens over deze parameters kunt u het hoofdstuk Text raadplegen van het Addison-Wesley handboek: ROM Kernel Manual: Libraries and Devices. De rechthoeken Lo (= low = laag) en Hi (= high = hoog) bepalen het aantal karakters in een lettertype of de karakterreeks (bijv. welke karakters moeten worden gearchiveerd). U kunt bijvoorbeeld een reeks hebben met uitsluitend hoofdletters, of een reeks met uitsluitend numerieke symbolen. De reeks voor de lettertypes op de Workbench loopt van 032 tot 255.
6-4
Functieprogramma's op de Extras-Diskette
Kern (onderlinge afstand) - bepaalt de gegevens over de onderlinge afstand van de karakters ten opzichte van elkaar, gewoonlijk ingesteld op nul. Space (spatie) - bepaalt de informatie voor proportionele spatiëring of de breedte van elke karakterrechthoek - hoeveel pixels elk karakter zal vullen op het scherm. Width (breedte) - werkt samen met de Space variabele voor het bepalen van de informatie voor de proportionele spatiëring - hoeveel pixels werkelijke gegevens aanwezig zijn voor het karakter. Kern, Space en Width kunnen alleen worden gewijzigd voor proportionele lettertypes. BLine (basislijn) - specificeert de basislijn van de karakters. De basislijn wordt weergegeven door de groene, horizontale lijn in de bewerkingsrechthoek. Deze geeft het aantal rasterblokken aan vanaf de bovenkant van het karakter tot de basislijn. U kunt de basislijn beschouwen als een regel op een gelinieerd vel papier. XSize (X afmeting) -geeft
de nominale breedte weer van een lettertype.
YSize (Y afmeting) -geeft
de nominale hoogte weer van een lettertype.
Het Project (project) menu
New (nieuw) - maakt de karakterrechthoekenleeg, zodat u opnieuw kunt beginnen. Open (openen) - geeft een lijst van de beschikbare lettertypes, zodat u er een kunt laden. Save (archiveren) - archiveert het lettertype, waarmee u aan het werk was, onder de originele naam. Save-as (archiveren als) archiveren.
- hiermee kunt u een lettertype onder een nieuwe naam
About (over) - geeft een lijst van taken en programma-details. Quit (verlaten) - verlaat FED.
Functieprogramma's op de Extras-Diskette
6-5
Het Edit (bewerk) menu
OPMERKING: de punten in dit menu zijn van invloed op de GEHELE lettertypereeks en het kan moeilijkheden veroorzaken het effect van sommige ongedaan te maken. Make italic (cursief weergeven) lettertype.
- algoritmisch cursief weergeven van het gehele
Make bold (vet weergeven) - het gehele lettertype algoritmisch veranderen in vet. Make underlined (onderstreept weergeven) - algoritmisch onderstreept weergeven van het gehele lettertype. Copy To (kopiëren naar) - kopieert een karakter van de ene karakterrechthoek naar een andere. Om deze optie te gebruiken moet u eerst een karakterrechthoek selecteren, bijvoorbeeld K en vervolgens Copy To. Wanneer u dan een andere karakterrechthoek selecteert zal de K worden gekopieerd naar die rechthoek. Tenzij u Copy To nogmaals selecteert, zal de aanwijzer een "Copy" aanwijzer blijven. Elke door u geselecteerde rechthoek zal dus een kopie ontvangen van de karakterrechthoek die in eerste instantie werd geselecteerd. De Copy modus zal van kracht blijven totdat u Copy To nogmaals selecteert. Erase (annuleren) -annuleert het karakter uit de geselecteerde karakterrechthoek. Al1 right (alles naar rechts) -verschuift
alle karakters naar rechts, per pixel.
All left (alles naar links) - verschuift alle karakters naar links, per pixel. All up (alles omhoog) - verschuift alle karakters omhoog, per pixel. All down (alles omlaag) -verschuift
alle karakters omlaag, per pixel.
Het Aîtributes menu
Met dit menu kunt u het type en de stijlbits van het lettertype selecteren. Font Type (type lettertype) - u kunt Proportional (proportionele) of Fixed width (vastgestelde) spatiëring kiezen. Font Style (lettertypestijl)- u kunt kiezen uit de volgende opties: Normal (normaal), Italic (cursief), Bold (vet), Underlined (onderstreept) of Extended (uitgebreid). Voor de meeste lettertypes dient u Normal te kiezen. Als u bijvoorbeeld een speciaal
6-6
Functieprogramma's op de Extras-Diskette
cursief lettertype ontwerpt, moet u de vlag instellen voor Italic. Wanneer het systeem dan een speciaal ontworpen cursief lettertype vindt, zal dit worden gebruikt en het systeem zal niet trachten zelf een cursief lettertype op te zetten.
6.1.2 FreeMap
FreeMap geeft een grafische weergave van chip geheugenverbruik, door de gebruikte blokken en de vrije gaten weer te geven. Elke pixel in het kaartgebied geeft een 64 byte blok weer. Als alle bytes in een blok vrij zijn, is de pixel donker. Als een byte niet vrij is, is de pixel licht. Onderaan het scherm wordt de hoeveelheid vrije CHIP RAM en FAST RAM weergegeven. Om FreeMap te verlaten moet u Please (alstublieft) kiezen vanuit het Quit menu. Het selecteren van het Info (= Information = informatie) menu resulteert in de weergave van een korte verklaring van FreeMap op uw scherm.
6.1.3 IconEd
Met IconEd kunt u de vorm van de Workbench iconen veranderen. IconEd staat nu op de Extras diskette, in plaats van in de System lade van de Workbench. Het programma is nu geheel gedocumenteerd in uw Kennismaking met de Amiga 50012000 handboek.
6.1.4 IconMerge
Met IconMerge kunt u de beelden samenvoegen van twee Workbench iconen met enkel beeld. U kunt tevens een icoon met dubbel beeld opsplitsen in twee iconen met enkel beeld. Een icoon met dubbel beeld is een icoon, waarvan de vorm verandert, wanneer de icoon wordt geselecteerd. Wanneer u tweemaal op de icoon klikt zal het venster IconMerge worden weergegeven. U zult een prompt te zien krijgen, die u aanspoort een m in te voeren voor Merge om twee iconen met enkel beeld samen te voegen of een s voor Split om een icoon met dubbel beeld te splitsen. Om bijvoorbeeld de icoon ICONED samen te voegen met de icoon FED, dient u een m in te voeren bij de prompt. U zult dan de volgende reactie krijgen: MERGE: Iconl, Icon2 (merge) -> Icon3 Enter a l 1 icon filenames without ".info." Iconl :
Functieprogramma's op de Extras-Diskette
6-7
(SAMENVOEGEN: Icoonl, Icoon 2 (samenvoegen) -> Icoon3) (Voer de bestandsnamen in van alle iconen zonder ".info.") (Icoonl:)
Bij de prompt na Iconl: moet u "IconEd" invoeren en vervolgens RETURN indrukken. Een tweede prompt zal nu worden weergegeven voor Icon2:. Hier moet u "FED" invoeren. Voor Icon3: dient u "Test" in te voeren. IconMerge zal de twee iconen samenvoegen en het venster zal snel verdwijnen. Om uw nieuwe icoon te zien moet u het venster Tools afsluiten en weer openen. De nieuwe testicoon zal zich bovenop de IconEd icoon bevinden. U kunt de testicoon gewoonweg naar een vrij stukje venster trekken. Let erop dat de testicoon een exacte kopie is van de IconEd (Iconl). Wanneer u klikt op de testicoon zal het FED beeld (Icon2) verschijnen om te tonen dat de icoon werd geselecteerd. De IconMerge is een icoon met dubbel beeld. Probeer maar eens deze icoon te splitsen. Klik tweemaal op de IconMerge icoon om het venster IconMerge te openen. Voer vervolgens een s in bij de prompt Mergelsplit en onderstaande weergave zal op uw scherm verschijnen: SPLIT: Iconl (split) -> Icon2, Icon3 Enter al1 icon filenames without " .info." : Iconl: (SPLITSEN: Icoonl (splitsen) -> Icoon2, Icoon3) (Voer de bestandsnamen in van alle iconen zonder ".info ( Icoonl :)
U kunt nu IconMerge invoeren bij de Iconl: prompt, Icon bij de Icon2: prompt en Merge bij de Icon3: prompt. Nadat het venster IconMerge verdwenen is dient u het Tools Window af te sluiten. Vervolgens moet u dit nogmaals openen. De twee nieuwe iconen, Icon en Merge, zullen zich achter de originele IconMerge icoon bevinden. U kunt deze naar een vrij stukje venster trekken (u kunt ook Clean-up (opruimen) selecteren vanuit het Special (speciaal) menu van de Workbench). Icon zal de niet geselecteerde vorm van de IconMerge icoon weergeven. Merge zal de geaccentueerde vorm van IconMerge weergeven. Wanneer u een van deze nieuwe iconen selecteert, worden deze gewoon geaccentueerd. De iconen veranderen niet van vorm zoals een icoon met dubbel beeld. Door het splitsen van dubbel beeld kunt u IconEd op al deze beelden gebruiken. Uw gewijzigde beelden kunnen vervolgens weer worden samengevoegd met de Merge optie van IconMerge.
6-8
Functieprogramma's op de Extras-Diskette
Om IconMerge uit te voeren vanuit de CL1 dient u het volgende formaat te gebruiken: ICONMERGE [ [OPT S]]
De standaard procedure van IconMerge is het samenvoegen van twee iconen. Als geen iconen worden gespecificeerd, zal het venster IconMerge worden weergegeven. U kunt vervolgens verdergaan zoals hierboven beschreven. Als u OPT S specificeert zal IconMerge de iconen splitsen met de namen en .
Een paar dingen om te onthouden 1) Icoonnamen moeten worden ingevoerd zonder het achtervoegsel .info. 2) Bij het camenvoegen van iconen dient u erop te letten dat deze dezelfde afmeting hebben.
Tweemaal aanklikken op de KeyToy2000 icoon resulteert in een weergave van de huidige globale toetskaart voor het toetsenbord, dat behoort bij de Amiga 2000 computer. De initiële weergave geeíi de karakters weer die worden uitgevoerd wanneer elke toets alleen wordt ingedrukt. Om de karakters te zien die worden uitgevoerd wanneer restrictietoetsen worden ingedrukt tegelijk met de karaktertoetsen, dient u te klikken op de bijbehorende optie in de KeyToy weergave of u moet de toets op het toetsenbord indrukken. De restrictietoetsen zijn de Ctrl toets, de beide Shift toetsen en de beide Alt toetsen. Het volgende lijstje is een samenvatting van de KeyToy weergave: Alle KeyToy toetsen met blauwe labels worden niet door KeyToy gebruikt (dit is de reden dat de Ctrl, Shift en Alt toetsen blauw worden weergegeven in de initiële weergave). Nadat u een of meerdere van deze toetsen heeft geselecteerd, zal de label van kleur veranderen. Alle toetsen met rode labels zijn dode toetsen, behalve de twee AMIGA toetsen en de Caps ~ o c toets. k Alle toetsen met cursief en vetgedrukt opschrift zijn uit te schakelen. Alle toetsen met de label $$ worden gedefinieerd door een karakterreeks die langer is dan één karakter.
Functieprogramma's op de Extras-Diskette
6-9
-
Een karakter, dat wordt voorafgegaan door A of is een besturingskarakter. Als een toets leeg is, dan is die toets niet voldoende gedefinieerd voor de op dat moment gekozen restrictietoets(en).
6.1.6 Palette
Met Palette kunt u de kleuren van een scherm wijzigen. Het verschil in de mogelijkheden voor het instellen van kleuren tussen Palette en Preferences is dat Preferences hierin wordt beperkt tot de kleuren van het Workbench scherm. Veranderingen in kleuren die zijn aangebracht met Palette zijn echter tijdelijk. Deze veranderingen kunnen niet worden gearchiveerd op disk. Om Palette vanuit de Workbench te openen, moet u tweemaal op die icoon klikken. Het venster Palette Tool zal worden weergegeven in het voorste scherm, dat gewoonlijk uw Workbench scherm zal zijn. Om de kleuren te wijzigen in een ander scherm moet u eerst dat scherm voorin de weergave brengen, voordat u Palette opent. U moet hiertoe het gewenste scherm openen en dit vervolgens omlaag schuiven, zodat het Workbench scherm ook zichtbaar is. Open daarna het venster Tools op het Workbench scherm en klik tweemaal aan op de Palette icoon. Wanneer dan het venster Palette Tool wordt geopend, zal dit op het voorste scherm staan. Om Palette vanuit de CL1 uit te voeren moet u het volgende formaat gebruiken: PALETTE [] [] Door waarden te specificeren voor de opties en kunt u een aangepast testscherrn openen. De waarden voor en betekenen het volgende:
specificeert de diepte van het testscherm; 1 = 2 kleuren, 2 = 4 kleuren, 3 = 8 kleuren, 4 = 16 kleuren en 5 = 32 kleuren.
specificeert de resolutie van het testscherm; O = 320 x 200 pixels, 1 = 320 x 400 pixels (doorkruist scherm), 2 = 640 x 200 en 3 = 640 x 400 (doorkruist scherm).
OPMERKING: de waarde voor is beperkt tot maximaal 4 als de waarde voor gelijk is aan 2 of 3.
6-1O
Functieprogramma's op de Extras-Diskette
Het venster Palette Tool bevat meerdere opties en schuiven. Bovenaan het venster staan kleurrechthoeken, waarin de kleuren worden weergegeven, die kunnen worden gewijzigd. Onder deze rechthoeken staan drie kleurschuiven: rood, blauw en groen. Kies de te wijzigen kleurrechthoek en verplaats vervolgens de kleurschuiven, totdat u de gewenste kleur bereikt heeft. De kleurveranderingen worden weergegeven in de verticale rechthoek die zich naast de kleurschuiven bevindt. Herhaal deze procedure met elke kleurrechthoek, totdat u het scherm heeft geconfigureerd in overeenstemming met uw wensen. Nu dient u de OK rechthoek te kiezen om de kleurverandering te implementeren. U kunt RESET (opnieuw instellen) kiezen om de kleurveranderingen ongedaan te maken. U kunt ook CANCEL (annuleren) kiezen om Palette te verlaten zonder enige veranderingen aan te brengen. WAARSCHUWING: als u Palette opent op een ander scherm dan het Workbench scherm, dan moet u Palette eerst afsluiten voordat u de applicatie verlaat of afsluit, dat het nieuwe scherm heeft geopend.
6.1.7 PerfMon
Als u tweemaal op de PerfMon icoon klikt, zal het venster Performance Monitor (controleren van prestatie) worden weergegeven. Het bovenste gedeelte van het venster geeft aan hoeveel CPU tijd op dat moment in gebruik is (gecalibreerd voor een 68000 CPU). De zwarte lijn in het midden geeft aan dat 100% van het CPU in gebruik is. Het onderste gedeelte van het venster geeft aan hoeveel CHIP RAM op dat moment in gebruik is. De onderste zwarte lijn geeft aan dat 100% van het chipgeheugen in gebruik is. De beschikbare hoeveelheid FAST geheugen wordt weergegeven onderaan het venster. U kunt het interval kiezen voor het bijwerken van de prestatie vanuit het PM menu. De opties zijn 0,5, 1 en 2 seconden.
6.2 PC Utilities (PC functieprogramma's)
Met PC Utilities kunt u een 5 114" floppy diskette drive gebruiken met uw Amiga systeem. Met een 5 114" diskette drive kunt u bestanden kopiëren van een PC naar uw Amiga en andersom. Wanneer u een expansie-eenheid toevoegt aan uw systeem, zoals een harddisk, moet u deze meestal eerst opstellen met de MOUNT (opstellen) opdracht - d.w.z. dat u de Amiga van het bestaan van de eenheid op de hoogte moet brengen door een opdracht toe te voegen aan uw opstartvolgorde. U hoeft dit echter niet te doen om PC Utilities te gebruiken. Als u de 5 114" drive wel opstelt met de MOUNT opdracht zal PC Utilities niet juist werken.
Functieprogramma's op de Extras-Diskette
6-1 1
Als u een bericht op uw scherm krijgt, dat 5 114" drives niet beschikbaar zijn, dient u nogmaals te controleren of uw drive juist is aangesloten en aangezet. Denk er tevens aan uw computer op te starten nadat uw 5 114 drive is aangesloten op uw systeem.
6.2.1 PCCopy (PC kopiëren)
Met PCCopy kunt u bestanden kopiëren van een 5 114" diskette naar een 3 112 Amiga diskette. Wanneer u PCCopy opent zal een venster worden weergegeven, zodat u de namen kunt invoeren van de bestanden die u wenst te kopiëren. De bestanden in de basis directory van de 5 114" diskette zullen worden weergegeven. U kunt aanklikken op de bestandsnaam, om deze weer te geven in de optie FROM (vanuit) of u kunt de bestandsnaam intypen. U moet ook de naam invoeren van het Arniga bestand dat u wilt gebruiken als bestemming. Let erop dat u het gehele zoekpad van beide bestanden invoert. Bij het kopiëren naar een Arniga diskette is het onmogelijk een nieuwe directory of subdirectory op te zetten. Alle gespecificeerde directories moeten reeds op de diskette bestaan. Om een nieuwe directory op te zetten moet u de Empty (leeg) lade dupliceren en hernoemen. U kunt ook de AmigaDOS MAKEDIR opdracht gebruiken. Nadat de juiste bestandsnamen zijn ingevoerd, moet u op de optie COPY klikken. Een nieuwe rechthoek zal worden weergegeven: Total bytes t o copy <xxxxx> Bytes copied so far <xxxxx> (Totaal aantal te kopiëren bytes <xxxxx>) (Tot nu toe gekopieerde bytes <xxxxx>)
Het aantal bytes zal steeds worden bijgewerkt tijdens het kopieerproces. Om PCCopy te verlaten moet u CANCEL kiezen of aanklikken op de optie Close (afsluiten) van het venster.
6-1 2
Functieprogramma'sop de Extras-Diskette
6.2.2 PCFormat
Als u een bestand gaat kopiëren van een Amiga diskette naar een 5 114 diskette met ToPCCopy (kopiëren naar PC), dan moet de 5 114" diskette juist worden geformatteerd met PCFormat. Wanneer u PCFormat opent zal een venster worden weergegeven met opties voor Drive (drive), DOS Version (DOS versie), Sides (zijkanten) en SectorslTrack (sectoren per spoor). U zult gewoonlijk de gegeven standaard waarden niet hoeven te veranderen. Het is echter mogelijk dat u een volumenaam wilt specificeren voor de diskette. U kunt dit doen door eenvoudig een naam in te typen. Deze zal dan worden weergegeven bij de prompt in de optie Volume Name (volumenaam). Voordat u begint met het formatteren van een diskette dient u te controleren of een diskette in de drive is geplaatst. Vervolgens moet u op de optie Format (formatteren) klikken. Begin NOOIT met formatteren wanneer de drive geen diskette bevat. Een rechthoek zal worden weergegeven om u te laten weten dat het formatteren is begonnen: Formatting Track <xx> Tracks Remaining <xx> (Formatteren van spoor <xx>) (Resterende sporen <xx>)
Na het formatteren van elk spoor zal het functieprogramma verdergaan met het verifiëren van elk spoor. Als u erg weinig tijd heeft kunt u de optie Abort (afbreken) kiezen tijdens het verificatieproces.
6.2.3 ToPCCopy (kopiëren naar PC) Met ToPCCopy kunt u bestanden kopiëren van een 3 112" Amiga diskette naar een 5 114" PC diskette. Wanneer u ToPCCopy opent zal een venster worden weergegeven met opties, zodat u de gehele zoekpaden kunt invoeren voor het Amiga bestand bij de FROM (vanuit) promt en voor het PC bestand bij de T 0 (naar) prompt. De bestanden die op de Amiga diskette staan zullen worden weergegeven in de rechthoek op het onderste helft van het scherm. Als u op de bestandsnaam klikt, zal dit bestand automatisch worden weergegeven in de optie FROM. Als u een subdirectory wilt opzetten op de PC moet u de nieuwe directory opnemen in het zoekpad dat u invoert bij de optie TO.
Functieprogramma's op de Extras-Diskette
6-13
Nadat u de juiste bestandsnarnen heeft ingevoerd moet u op de optie COPY klikken. Net als bij PCCopy zal ook nu een rechthoek worden weergegeven, met de volgende informatie: T o t a l b y t e s t o copy <xxxxx> Bytes copied s o f a r <xxxxx> ( T o t a a l a a n t a l t e kopiëren b y t e s <xxxxx>) (Tot nu t o e gekopieerde b y t e s <xxxxx>)
Deze informatie zal worden bijgewerkt tijdens het kopieerproces. Wanneer het kopiëren is afgerond kunt u op de optie CANCEL klikken om het te verlaten.
6.2.4 Filtering (filtreren) Bij het kopiëren van vanilla ASCII bestanden tussen de Amiga en de PC is het mogelijk dat u de optie wenst te gebruiken om tekst te filtreren. Uw opties zijn Text-7 (tekst-7), Text-8 (tekst-8) en OFF (uit). Wanneer u een ASCII bestand kopieert met Text-7 is het niet nodig dat de gegevens een hoog bit in de byte set hebben. Text-8 bevat het hoge bit.
MEMACS
7-1
7. MEMACS
MEMACS (dit is een afkorting van Micro-Emacs en-wordt uitgesproken als M-Emacs) is een op het scherm georiënteerde bewerker, waarmee u meerdere bestanden tegelijkertijd kunt bewerken. De enige beperking is dat het gehele bestand tegelijk in het geheugen moet passen, aangezien MEMACS alle bewerkingen uitvoert op in het geheugen residente tekst. De lengte van de regels die u kunt bewerken is beperkt tot 80 karakters. Karakters die achter het 80ste karakter op de regel staan gaan niet verloren, maar zullen gewoon niet op het scherm worden weergegeven. De enige manier waarop u deze karakters kunt zien is door de regel af te breken of door een aantal weergegeven karakters te wissen. Bij het invoeren van nieuwe karakters kunt u doorgaan met typen na het 80ste karakter van een regel, maar deze karakters zullen niet op het scherm worden weergegeven.
U kunt MEMACS uitvoeren vanuit de Workbench en vanuit de CLI. Vanuit de Workbench moet u tweemaal op de icoon klikken. Vanuit de CL1 moet u het volgende formaat gebruiken: MEMACS [] [goto ] [OPT W] [] specificeert het bestand dat in MEMACS wordt ingelezen [goto
specificeert dat de cursor moet worden weergegeven op de n-de regel van het bestand
[OPT W]
opent MEMACS in een Workbench venster
7.1 Notationele conventies en speciale terminologie In dit hoofdstuk zal verwezen worden naar bepaalde toetscombinaties/volgordes op de volgende manier:
MEMACS
7-2
A(kar)
Een accent circumflex gevolgd door een karakter geeft de combinatie Ctrl-toets weer. Dit betekent dat u de Ctrl toets ingedrukt moet houden, terwijl u de aangewezen karaktertoets indrukt.
'(kar)'
Wanneer apostrofs om een karakter heen staan betekent dit dat u willekeurig een hoofd- of kleine letter kunt gebruiken. De functie wordt geselecteerd door de toetsknop zelf. (Deze notatie wordt algemeen gebruikt in de samenvatting aan het eind van dit hoofdstuk.)
<Est>
Betekent dat de Esc (Escape = annuleren) toets moet worden ingedrukt op uw Amiga toetsenbord.
Betekent dat de Del (Delete = wissen) toets moet worden ingedrukt op uw Amiga toetsenbord.
Betekent dat de Tab (Tabulator = tabulatie) toets moet worden ingedrukt op uw Amiga toetsenbord.
Betekent dat de Return (terugloop) toets moet worden ingedrukt op uw Amiga toetsenbord.
Er zijn een aantal speciale termen die met MEMACS worden gebruikt, waarvan u op de hoogte moet zijn: Buffer:
(buffer) Een geheugengebied dat MEMACS bestuurt. Er wordt altijd minimaal een buffer door MEMACS gebruikt, die nul of meerdere karakters tekst bevat.
Dot:
(punt) De huidige cursorpositie.
Mark:
(merkteken) Een cursorpositie die u kunt specificeren. (Elke buffer heeft zijn eigen Dot en Mark.) Met het menu-optie Set-mark (merkteken instellen) kunt u de huidige cursorpositie markeren. U kunt dan vooruit of achteruit door het bestand verplaatsen en tekst toevoegen of wissen. Wanneer u daarna terug wilt gaan naar de plaats die u heeft "gemarkeerd", kunt u eenvoudig de opdracht Swapdot&mark (verwisselen van punt en merkteken) selecteren.
MEMACS
7-3
U kunt.een merkteken ook instellen om het begin van een blok tekst aan te geven, dat u wilt dupliceren verplaatsen of wissen. Het "blok" zal alle karakters bevatten vanaf het merkteken tot de huidige cursorpositie. Kill:
("killen") De opdracht Kill verwijdert tekst van het scherm en archiveert deze tekst in een zogenaamde Kill buffer. De tekst kan worden opgevraagd en worden teruggeplaatst in uw document met de opdracht Yank. Als u de opdracht Kill een paar maal achter elkaar selecteert (zonder ook Yank te selecteren), zal elk blok tekst dat u "killed", worden toegevoegd aan de bestaande tekst in de Kill buffer.
Yank:
(Yank) De Yank opdracht kopieert de inhoud van d e huidige Kill buffer naar de regel boven de cursor. U kunt een blok tekst kopiëren van de ene buffer naar een andere, door dat blok te doden en dit vervolgens zonder de cursor te verplaatsen, te kopiëren met de Yank opdracht naar dezelfde buffer. Verplaats de cursor daarna naar een nieuwe positie en kies de Yank opdracht opnieuw. De tekst die u wilt kopiëren zal nog steeds in de Kill buffer staan en zal daar blijven staan totdat u een ander blok tekst markeert en "killed".
Window:
(venster) Een venster in MEMACS verschilt iets van een Intuition venster in de Workbench. In MEMACS kan het scherm worden gesplitst in meerdere segmenten, zodat u de inhoud van meerdere buffers kunt bewerken en weergeven. Het is ook mogelijk meerdere delen van een enkele buffer te bewerken of weer te geven. Elk "segment" is een MEMACS venster.
Read a File:
(lezen van een bestand) Wanneer u MEMACS vraagt een bestand te lezen (met de opdracht Read-file (bestandlezen)), wordt de inhoud van de huidige buffer vervangen door de inhoud van het bestand dat u wilt lezen.
Visit a File:
(bezoeken van een bestand) Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot een bestand, zonder de inhoud van de huidige buffer hierdoor te vervangen, kunt u MEMACS vragen een bestand te bezoeken (met de opdracht Visit- file (bestand-bezoeken)). MEMACS zal een nieuwe buffer toewijzen aan het bestand dat u bezoekt.
MEMACS
7-4
Select Buffer:
(selecteren van een buffer) U kunt heen en weer schakelen tussen de buffers waarmee u aan het werk bent, door de opdracht Select-buffer (buffer-selecteren) te kiezen en de naam te specificeren van de buffer die u wilt gebruiken. MEMACS wijst soms een kortere naam toe aan een buffer dan de daarmee overeenstemmende bestandsnaam. Let erop de juiste buffernaam te specificeren wanneer u heen en weer wilt schakelen.
Modified Buffers:
(gewijzigde buffers) Wanneer u veranderingen aanbrengt in een buffer, zelfs als u alleen maar indrukt en dit vervolgens annuleert, zal MEMACS dit herinneren en de buffer markeren als een gewijzigde buffer.
U kunt zien welke buffers zijn gewijzigd met de opdracht List-Buffers (bufferlijst). Alle gewijzigde buffers worden aangeduid met een asterisk ('). Als u tracht MEMACS te verlaten zonder de wijzigingen te archiveren zal een prompt u vertellen dat er gewijzigde buffers bestaan. U zult worden gevraagd of u MEMACS werkelijk wilt verlaten. Als u een gewijzigde buffer eenmaal heeft gearchiveerd zal de status "gewijzigd" verwijderd worden.
7.2 Openen van MEMACS
Wanneer u MEMACS opent zal een nieuw scherm worden weergegeven. Onderaan dit scherm kunt u de woorden "MicroEMACS - main" (MicroEMACS - hoofd) zien. Deze regel geeft de naam weer van de buffer die op dat moment in gebruik is. In dit geval is dat de "main" (hoofd) buffer. Vergeet niet dat een buffer nul of meerdere karakters tekst kan bevatten. Gewoonlijk zult u MEMACS oproepen met een gespecificeerde bestandsnaarn. Als het bestand bestaat zal dit in de buffer worden gelezen. Anders zal het bestand worden opgezet wanneer u uw werk archiveert.
U kunt meerdere buffers tegelijk in gebruik hebben en u kunt één of meerdere buffers tegelijk op het scherm weergeven. U kunt met menu-opties heen en weer schakelen van de ene buffer naar de andere. De informatie die u op het scherm ziet, is altijd ook de informatie die in de buffer staat.
MEMACS
7-5
Als de inhoud van een buffer is gelezen van, of geschreven naar een bestand, zal die buffer worden geassocieerd met dat bestand. In dit geval zal de onderste regel van het scherm de naam weergeven van de buffer, met de daarbij geassocieerde bestandsnaam. MEMACS heefî twee bewerkingsmodi: normaal en opdracht. Wanneer MEMACS in de normale modus werkzaam is kunt u het volgende doen: de cursor verplaatsen met de cursortoetsen. de cursor verplaatsen naar de rand van het venster door de Shifî toets ingedrukt te houden terwijl u de juiste cursortoets indrukt. de cursor verplaatsen door de linker muisknop te klikken op de gewenste plaats op het scherm. karakters invoegen op de huidige positie van de cursor door deze karakters eenvoudig in te typen. het karakter wissen op de huidige positie van de cursor door de toets in te drukken. het karakter wissen dat links van de cursor staat door de toets in te drukken. andere speciale functies uitvoeren die worden besproken in de menusectie en de opdrachtsamenvattingen verder .in dit hoofdstuk. Wanneer MEMACS in de opdrachtmodus werkzaam is zal de cursor naar de onderste regel van de weergave springen en het programma zal u vragen naar extra informatie. De opdrachtmodus wordt ingevoerd door middel van verschillende menupunten, die later worden besproken.
Muisopdrachten
U kunt ook de muis gebruiken om te communiceren met MEMACS. Als het MEMACS venster op non-actief staat, zal door klikken met de muis het venster worden geactiveerd. U kunt de cursor vervolgens verplaatsen door de aanwijzer van de muis te verplaatsen naar de plaats waar u de cursor wilt hebben en daar de linker muisknop aan te klikken. U kunt de muis ook gebruiken om te schakelen tussen buffers. U kunt dit echter alleen doen wanneer beide buffers zichtbaar zijn op het scherm.
MEMACS
7-6
7.3 MEMACS menu's
MEMACS heeít de volgende punten op het hoofdmenu staan: Project - (project) Systeem en bestand georiënteerde punten - (bewerken) Opdrachten voor het bewerken van bestanden Edit Window - (venster) Bestuurt de karakteristiekenvan de MEMACS vensters Move - (verplaatsen) Bestuurt de plaatsing van de cursor Line - (regel) Regel georiënteerde bedieningen Word - (woord) Woord georiënteerde bedieningen Search - (zoeken) Zoek en zoektvervangopties Extras - controleert de numerieke waarde van argumenten. U kunt met Extras een serie bedieningen uitvoeren als een enkele speciale opdracht. In deze sectie zullen alle bovenstaande menu's en de bijbehorende opdrachten worden besproken. Alle opdrachten kunnen worden uitgevoerd met een verkorte procedure vanaf het toetsenbord. De verkorte procedures worden in de menu's weergegeven, rechts van de opdracht. In de uitleg is de procedure in de rechter kantlijn geplaatst.
7.4 Het Project menu
De opdrachten in het Project menu hebben invloed op de buffer, die geassocieerd wordt met de huidige positie van de cursor. Dit geldt voor alle opdrachten, behalve voor Visit-file (bestand- bezoeken). Rename (hernoemen)
AXF
Met deze opdracht kunt u de naam veranderen van het bestand, dat wordt geassocieerd met de huidige buffer. De opdracht is nuttig als u versies van een programma of een tekstbestand archiveert, terwijl u hier nog mee aan het werk bent. U kunt bijvoorbeeld de opdracht Save (archiveren) gebruiken voor de eerste versie en vervolgens een paar dingen wijzigen. Hernoem daarna het bestand, dat wordt geassocieerd met deze buffer en archiveer tenslotte de nieuwe versie. Wanneer u RENAME selecteert zal de volgende prompt van MEMACS op het scherm worden weergegeven: N e w f i l e name: ( N i e u w e bestandsnaarn:)
MEMACS
7-7
Als u alleen indrukt, zonder een bestandsnaam te specificeren, zal de buffer niet langer worden geassocieerd met een bestandsnaam. U moet hier een bestandsnaam specificeren als u wilt dat de buffer op de juiste manier geassocieerd blijft met een bestand.
Read-file (bestand lezen)
AXAR
Met deze opdracht kunt u de inhoud van de huidige buffer vervangen door de inhoud van een bestand. Wanneer u Read-file kiest, zal MEMACS de cursor verplaatsen naar de onderste regel van de weergave. U zult de volgende prompt krijgen: Read F i l e : (Lees bestand: )
U moet de gehele verbindingsweg naar het bestand invoeren, inclusief de volumenaam, de directory en het bestand. Daarna moet u indrukken. Het bestand wordt in de huidige buffer gelezen, daarbij de gegevens overschrijvend, die daarbij waren opgeslagen. Als u geen bestand wilt lezen kunt u eenvoudigweg indrukken zonder een bestandsnaam te specificeren. MEMACS zal de prompt dan negeren en u zult terugkeren naar de normale modus.
Visit-file (bestand bezoeken)
AXAV
Met deze opdracht kunt u met extra bestanden werken, naast het bestand dat u het eerst heeft geopend. U moet reeds iets aan het bewerken zijn voordat u een ander bestand kunt gaan bezoeken. Deze opdracht is nuttig voor programmeurs die een programma aan het maken zijn en hierin delen van andere programma's willen opnemen of naar andere programma's willen verwijzen. Wanneer u deze opdracht kiest zal MEMACS de cursor verplaatsen naar de onderste regel. U zult de volgende prompt op uw scherm krijgen: Visit File: (Bezoek b e s t a n d : )
U moet de gehele verbindingsweg naar het bestand intypen en vervolgens indrukken. MEMACS zal het bestand, indien nodig, in een buffer lezen. Als het bestand, dat u wilt lezen, op een andere diskette staat, zal
7-8
MEMACS AmigaDOS een prompt weergeven op het scherm. Deze prompt zal u vragen de bepaalde diskette in een drive te steken. Als het bestand reeds in een buffer staat zal MEMACS u automatisch naar die buffer overschakelen.
Insert-file (bestand invoegen)
AXAI
Met deze opdracht kunt u de inhoud van een bestand invoegen in de huidige buffer. Wanneer u deze opdracht kiest, zal MEMACS de cursor verplaatsen naar de onderste regel op het scherm en u zult worden gevraagd: Insert File: (Voeg b e s t a n d i n : )
U moet de gehele verbindingsweg naar het te gebruiken bestand invoeren en indrukken. MEMACS zal het bestand in de huidige buffer lezen, een regel boven de huidige positie van de cursor.
Save-file (bestand archiveren)
AXAS
Met deze opdracht kunt u de inhoud van de huidige buffer schrijven naar de bestandsnaam, die met die buffer wordt geassocieerd. De met de buffer geassocieerde bestandsnaam werd bepaald toen de inhoud van een bestaand bestand in een bestand werd gelezen (Read-file) of toen het met de huidige buffer geassocieerde bestand werd hernoemd (Rename). Als er geen bestandsnaam werd gespecificeerd op de statusregel, zal MEMACS u vertellen "No File Name" (geen bestandsnaam). MEMACS zal tevens weigeren de archiveeropdracht uit te voeren. Nadat het archiveren is uitgevoerd zal MEMACS de onderste regel van het scherm gebruiken om u te vertellen hoeveel regels zijn geschreven naar het aangewezen bestand.
Save-as-file (bestand archiveren als)
AXAW
Met deze opdracht kunt u de naam specificeren van een met een buffer geassocieerd bestand. Wanneer u deze opdracht kiest zal MEMACS u de volgende prompt geven: Write F i l e : (Schrijf naar bestand:)
MEMACS
7-9
MEMACS vraagt naar de naam van het bestand, waar de huidige inhoud van de buffer moet worden gearchiveerd. Als u een volledige verbindingsweg heeft gegeven en heeít ingedrukt, zal de buffer naar dat bestand worden geschreven. (Als u geen naam specificeert en indrukt, zult u worden teruggebracht naar de normale modus). De volgende notatie zal worden weergegeven op de statusregel van de buffer: File: (Bestand: )
Van nu af aan zal, na het kiezen van de opdracht Save, dit bestand worden gekozen voor het archiveren van de huidige inhoud van deze buffer.
Save-mod (wijzigingen archiveren)
AXAM
Met deze opdracht kunt u de inhoud van alle gewijzigde buffers naar de diskette schrijven. U moet dit echter voorzichtig doen om er zeker van te zijn, dat u niet per ongeluk een buffer wijzigt, die wordt geassocieerd met een bestand dat u heeft bezocht maar niet wenst te veranderen.
Save-exit (archiveren en verlaten)
AXAF
Met deze opdracht worden alle gewijzigde buffers gearchiveerd. Vervolgens wordt MEMACS verlaten. Deze opdracht is eigenlijk gewoon een combinatie van de opties Save (archiveren) en Quit (verlaten). Ook deze opdracht moet zeer voorzichtig worden gebruikt (zie Save-mod).
New-CL1 (nieuw CLI)
A,
Deze opdracht geeft een geheel nieuw CL1 venster weer met de naam "Spawn Window" (productievenster). In dit productievenster kunt u net zoveel CL1 opdrachten geven als u wenst, zonder dat u invloed uitoefent op MEMACS. Om terug te, keren naar MEMACS dient u de ENDCLI opdracht te gebruiken. Het productievenster zal verdwijnen en MEMACS wordt in de vorige status hersteld.
CLI-Command (CL1 opdracht)
X!
Met deze opdracht kunt u een AmigaDOS opdracht uitvoeren, terwijl u nog in MEMACS bent. Dit is te vergelijken met de RUN opdracht vanuit de CLI. Wanneer u deze menu-optie kiest zal MEMACS de cursor verplaatsen naar de onderkant van het scherm en er zal een prompt (!) worden weergegeven. U kunt dan de opdracht intypen voor AmigaDOS om op deze regel te verwerken.
MEMAGS
7-1O
MEMACS houdt tijdelijk op en AmigaDOS zal uw opdracht uitvoeren. Het resultaat van de opdracht wordt weergegeven in een tijdelijke buffer met de naam "spawn.output" (productie.resultaat). Quit (verlaten)
AC
Met deze opdracht kunt u MEMACS verlaten. Als één of meer buffers zijn gewijzigd sinds de laatste keer dat u deze in een bestand heeft gearchiveerd zal MEMACS de volgende,prompt weergeven: Modified buffers exist, do you really want to exit? [y/n]? (Gewijzigde buffers bestaan, wilt u werkelijk verlaten? [ j / n ] ? )
MEMACS geeft u hiermee een laatste kans om uw werk te archiveren. Als u niet wilt verlaten kunt u gewoon indrukken. Als u wel wilt verlaten moet u eerst de "y" toets indrukken, gevolgd door . Voordat u verlaat kunt u controleren naar welke buffers MEMACS verwijst met de optie List-buffers (bufferlijst) in .het Edit menu. MEMACS geeft een lijst weer van de met elke buffer geassocieerde namen. Een asterisk geeft aan welke buffers zijn gewijzigd sinds de laatste keer, dat u deze op diskette heeft gearchiveerd. Het is mogelijk dat u niet alle buffers wilt archiveren in de originele bestanden. Laten we stellen dat u een programma aan het schrijven bent en hierbij delen kopieert van andere bestaande progrmma's. Sommige van de door u bezochte bestanden kunnen per ongeluk gewijzigd zijn of kunnen zijn bezocht op een tegen schrijven beschermde diskette. Als u een oud programma gewoon gebruikt als tijdelijk bronmateriaal zult u het originele programma niet willen vernietigen. Wanneer u klaar bent met het schrijven van het nieuwe programma kunt u dit archiveren en MEMACS verlaten zonder de gewijzigde buffers van het bronprogramma te archiveren. Er bestaan twee alternatieve toetsenbordopdrachten voor de Quit opdracht, namelijk AXACen <Esc>~C.
MEMACS
7-11
7.5 Het Edit menu
De opdrachten in het Edit menu beïnvloeden het bewerken van uw buffers en de daarmee geassocieerde bestanden.
Met deze opdracht kunt u een blok tekst wissen uit de huidige buffer. Dit blok wordt dan gearchiveerd in een zogenaamde Kill buffer. Dit is een speciale buffer voor tekst die werd gewist uit buffers met de Kill opdracht. (De tekst kan worden teruggebracht in uw document met de Yank opdracht, die hieronder wordt besproken). Als een blok tekst is "gemarkeerd" met de Set-mark (merkteken instellen) opdracht (ook deze opdracht wordt hieronder besproken) en de cursor staat niet meer op het merkteken, wordt het gebied tussen deze twee punten als een blok beschouwd. U kunt dit blok nu wissen door de opdracht Kill-region te selecteren.
U kunt deze opdracht ook gebruiken om een blok te kopiëren van de ene sectie van de buffer naar een andere sectie. Om dit te doen moet u een blok markeren, Kill-region selecteren en vervolgens, zonder de cursor te verplaatsen, onmiddellijk Yank selecteren. Het blok zal worden hersteld op de originele plaats en een kopie zal zijn gearchiveerd in de Kill buffer. Als u de opdracht Kill-region herhaaldelijk selecteert op verschillende delen tekst zonder een Yank opdracht uit te voeren, zal elk opvolgend segment worden toegevoegd aan de Kill buffer. Het eind van de Kill buffer wordt gemarkeerd door de eerste keer dat u de Yank opdracht uitvoert.
Yank (Yank)
f'Y
Met deze opdracht kunt u de inhoud van de Kill buffer kopiëren naar de regel boven de huidige positie van de cursor in de huidige buffer. De opdracht Yank draait de uitvoering van de opdracht Kill-region terug, maar de inhoud van de Kill buffer blijft ongewijzigd. Daarom kunt u de cursor herhaaldelijk naar een andere buffer verplaatsen, Yank selecteren en de inhoud van de Kill buffer kopiëren. De volgende keer dat u een blok tekst "killed" zal de inhoud van de Kill buffer echter worden vervangen door het nieuwe materiaal en de oude inhoud zal verloren gaan. Kill-region en Yank worden vaak samen gebruikt om tekst van de ene buffer te verplaatsen naar een andere.
MEMACS
7-12
Set-mark (merkteken instellen)
A@
Met deze opdracht kunt u de cursorpositie in een buffer markeren. Wanneer u Set-mark selecteert zal de positie van de cursor worden gemarkeerd in de huidige buffer. Daarna zal naar elke andere positie van de cursor worden verwezen als het punt. U kunt heen en weer gaan tussen het merkteken en het punt door de opdracht Swap-dot&mark (punt en merkteken verwisselen) te selecteren in het Move menu.
U kunt Set-mark gebruiken om het begin te markeren van een blok tekst dat u wilt dupliceren of verplaatsen naar een andere plaats in de buffer. U moet hiertoe het merkteken plaatsen op het eerste karakter dat u in het blok wenst op te nemen. Als u de cursor door het bestand beweegt, bent u in feite een gedeelte van de tekst aan het blokkeren. Een verkorte procedure voor Set-mark is <Est>- op het toetsenbord.
Copy-region (gedeelte kopiëren)
<Esc>W
Met deze opdracht kunt u de inhoud van het gemarkeerde gedeelte kopiëren naar de Kill buffer. De nieuwe tekst zal de bestaande inhoud van de Kill buffer geheel vervangen.
Upper-region (gedeelte in hoofdletters)
AXAU
Met deze opdracht kunt u de tekst van het gehele gemarkeerde gedeelte in hoofdletters veranderen. Met gemarkeerd gedeelte wordt bedoeld: het gebied tussen het merkteken en de huidige cursorpositie (het punt).
AXAL
Lower-region (gedeelte in kleine letters)
Met deze opdracht kunt u het gehele gemarkeerde gedeelte veranderen in kleine letters.
AXAB
List-buffers (bufferlijst)
Met deze opdracht kunt u het buffervenster splitsen. Een lijst zal worden weergegeven met de buffers die MEMACS op dat moment onderhoudt. De lijst heeít 4 kolommen. Voorbeeld: CSize "17260
Buffer File emacs .doc
(CAfmetinq B u f f e r Bestand)
dfl:docfiles/emacs.doc
MEMACS
7-13
C is een afkorting van "Changed" (gewijzigd). In deze kolom wordt een asterisk weergegeven als de buffer is gewijzigd, sinds de laatste keer dat deze werd gearchiveerd naar een bestand. Size (afmeting) toont hoeveel karakters er in die bepaalde buffer staan. Buffer (buffer) toont de naam die aan deze bepaalde buffer is gegeven. Als u een bestand heeft gelezen zal gewoonlijk de naam van het bestand zelf worden weergegeven, zonder de volledige verbindingsweg. Als het bestand, waarmee u werkt bijvoorbeeld dfl:docfiles/emacs.doc heet, dan zal de naam van de buffer emacs.doc zijn. bestand zal archiveren als u de opties Save-file of Save-exit kiest, terwijl uw cursor zich in die buffer bevindt. Wanneer u List-buffers kiest zal de statusregel onderaan het scherm het volgende bericht weergeven: "MEMACS - (List)". Ondanks dat List-buffers een venster op het scherm weergeeft, is wordt deze opdracht toch niet weergegeven als een beschikbare buffer. Als u het venster List-buffers bewerkt, is het mogelijk dit venster te laten werken als elke andere buffer. Als u bijvoorbeeld een bestand opent in het venster List-buffers, zal de buffernaam nog steeds (List) zijn en de naam van het door u geopende bestand zal worden geassocieerd met het venster List- buffers. Als u het venster List-buffers op het scherm laat staan, maar een ander venster gebruikt om de buffers in de lijst te wijzigen, zal de List-buffers weergave niet steeds veranderen om de huidige wijzigingen te reflecteren. Om de huidige informatie te verkrijgen dient u List-buffers nogmaals te selecteren.
Select-buffer (buffer selecteren)
"Xb
Met deze opdracht kunt u selecteren welke buffer u wenst te bewerken in het op dat moment geselecteerde venster, d.w.z. het venster waar uw cursor zich in bevindt. Wanneer u Select-buffer kiest zal MEMACS de cursor verplaatsen naar de onderste regel en u zult worden gevraagd: Use b u f f e r :
(Gebruik b u f f e r : )
U dient een naam in te voeren die in de lijst List-buffers staat. Als u een van de beschikbare namen specificeert, zal die buffer de inhoud vervangen van het op dat moment geselecteerde venster.
MEMACS
7-14 -
Als u een naam specificeert die niet in de lijst List-buffers staat, zult u MEMACS vertellen een buffer met die naam op te zetten. In dit geval wordt geen bestandsnaam geassocieerd met de nieuwe buffer en u zult het bestand moeten hernoemen of Save-as- file selecteren wanneer u de inhoud van de buffer wilt archiveren in een bestand. Als u gewoon indrukt zal de opdracht worden genegeerd.
Insert-buffer (buffer invoegen)
<EscrAY
Met deze opdracht kunt u de inhoud van een genoemde buffer invoegen in de huidige buffer op de regel boven de huidige positie van de cursor. Wanneer u Insert-buffer selecteert zal MEMACS de volgende prompt weergeven: Tnsert buffer: (Voeg buffer in:)
U moet de naam van de in te voegen buffer intypen en indrukken.
Kill-buffer
AXk
Met deze opdracht kunt u de inhoud van een gekozen buffer wissen. MEMACS kan een bestand alleen bewerken als het gehele bestand in het beschikbare geheugen past. Om ruimte te maken in het systeemgeheugen kunt u Kill-buffer gebruiken om de inhoud van een of meer buffers te wissen. De opdracht zal het buffergeheugen terugbrengen naar de geheugenmanager, zodat dit opnieuw kan worden gebruikt. Wanneer u Kill-buffer selecteert zal MEMACS de volgende prompt weergeven: Kil1 buffer:
U dient vervolgens de naam in te voeren van de buffer die u wenst te wissen. U kunt een buffer niet "killen" als de inhoud op dat moment worden weergegeven.
Justify-buffer (buffer uitrichten)
AXJ
Met deze opdracht kunt u alle lege spaties en tabstops wissen, die aan de linkerkant van alle regels in de huidige buffer staan. De tekst wordt opnieuw gerangschikt zodat deze op de huidige marges uitgericht is.
MEMACS
7-15
Redisplay (opnieuw weergeven)
AL
Met deze opdracht kunt u het gehele scherm opnieuw tekenen.
Quote-char (aanhalingsteken)
w
Met deze opdracht kunt u een karakter "citeren" en deel maken van het tekstbestand. Sommige toetsenbordselecties hebben een functie als MEMACS besturingskarakters (bijvoorbeeld de toetsen voor de verkorte procedures voor de menu-opdrachten). Als u een dergelijke selectie in uw tekst tracht op te nemen zal MEMACS reageren alsof u een menu-optie heeft gekozen. Voorbeeld: Ctrl-L ("L) vertelt MEMACS de weergave opnieuw te tekenen, maar "L is ook nuttig als een printerbesturingsteken voor het doorvoeren van een blad papier. Door Quote-char te selecteren zal het volgende door u getypte karakter "letterlijk worden genomen door MEMACS en dit karakter zal worden opgenomen in het tekstbestand in plaats van te dienen als een menuopdracht. Om een Ctrl-toets combinatie toe te wijzen moet u de toets voor accent circumflexe indrukken, gevolgd door de karaktertoets, zoals in dit handboek wordt getoond. Terwijl MEMACS de buffer manipuleert zal de combinatie van de accent circumflexe en het karakter worden behandeld als een enkel karakter, zowel door de cursortoetsen als ook door de karakterteller.
U kunt Quote-char tevens gebruiken om een in te voegen in de tekst. U kunt ook andere besturingstekens invoegen die tijdens een macroopdracht nodig kunnen zijn. Zelfs "Q kan worden ingevoegd door dit tweemaal te typen. Een andere verkorte procedure voor Quote-char via het toetsenbord is "Xq.
Indent (inspringen)
AJ
Met deze opdracht kunt u de cursor naar de volgende regel verplaatsen, daarbij automatisch hetzelfde aantal spaties inspringend als in de vorige regel.
Transpose (omzetten)
AT
Met deze opdracht kunt u twee aangrenzende karakters van plaats laten verwisselen. U moet de cursor op het rechter karakter plaatsen en deze opdracht selecteren.
MEMACS
7-16
-
Cancel (annuleren)
P
P
-
P
P
P
P
"G
Met deze opdracht kunt u een doorgaande menu-opdracht annuleren, zoals bijvoorbeeld een Search and Replace (zoek en vervang).
7.6 Het Window menu (venstermenu) Een venster in MEMACS is niet hetzelfde als een venster in Intuition (het weergavesysteem van de Workbench). MEMACS splitst het scherm in meerdere segmenten, zodat u een apart bestand (buffer) in elke MEMACS venster kunt bewerken. U kunt met het Window menu controleren hoe u uw buffers op het scherm bekijkt. One-window (éen venster)
"X1
Met deze opdracht kunt u van de huidige buffer een enkel venster maken, dat het gehele MEMACS scherm in beslag neemt. Alle andere buffers blijven onzichtbaar, zodat u de maximale ruimte kunt benutten voor het werken op de huidige buffer. Split-window (venster splitsen)
"X2
Met deze opdracht kunt u het huidige venster in twee delen splitsen, waarbij de huidige buffer op dezelfde manier in beide vensters wordt geplaatst. Zo kunt u twee segmenten van de buffer tegelijkertijd bewerken. Alle veranderingen die worden aangebracht in een van beide venster hebben betrekking op de gehele buffer. Dit is erg handig wanneer u wilt zien wat u in een eerder gedeelte van uw document heeft geschreven, wanneer u aan het werk bent met een latere sectie. Next-window (volgend venster)
"Xn
Met deze opdracht kunt u de cursor "omlaag" verschuiven naar het volgende venster, zodat dat venster kan worden bewerkt.
MEMACS ~
~
Prev-window (vorig venster)
7-17 -- - - -
"XP
Met deze opdracht kunt u de cursor "omhoog" verschuiven naar het vorige venster, zodat dat venster kan worden bewerkt. De opdrachten Next-window en Prev-window zijn kringloopopdrachten. Als u de cursor zover mogelijk omlaag verschuift, d.w.z. vanuit het laatste venster omlaag, dan zal de cursor automatisch naar het eerste venster worden verplaatst. Op dezelfde manier zal het selecteren van Prev-window vanuit het eerste venster de cursor naar het laatste venster verplaatsen.
Expand-window (venster vergroten)
AXz
Met deze opdracht kunt u een regel toevoegen aan het huidige venster en tegelijkertijd een regel wissen uit het aangrenzende venster.
Shrink-window (venster verkleinen)
AXAZ
Met deze opdracht kunt u een regel wissen uit het huidige venster en tegelijkertijd een regel toevoegen aan het aangrenzende venster.
Next-w-page (pagina volgend venster)
<Esc>AV
Met deze opdracht kunt u de volgende pagina van het volgende venster weergeven. Als u bijvoorbeeld een venster heeft gesplitst. en u bent in het bovenste venster aan het werk, dan zal het selecteren van Next-w-page de inhoud van het onderste venster (waar u niet in aan het werk bent) verschuiven naar de volgende pagina. Dit betekent niet dat u dit venster nu kunt bewerken, u kunt slechts de inhoud zien.
Prev-w-page (pagina vorig venster)
A
Xv
Met deze opdracht kunt u de volgende pagina van het vorige venster weergeven. Als slechts een venster op het scherm staat, zal de volgende pagina van dat venster worden weergegeven.
7.7 Het Move menu
Met de opdrachten in het Move menu kunt u de cursor snel verplaatsen door de huidige buffer.
MEMACS
7-18
Top-of-buffer (begin buffer)
<Esc><
Met deze opdracht kunt u de cursor verplaatsen naar de eerste regel van de huidige buffer.
End-of-buffer (eind buffer)
<Est>>
Met deze opdracht kunt u de cursor verplaatsen naar de laatste regel van de huidige buffer.
Top-of-window (bovenkant venster)
<Est>,
Met deze opdracht kunt u de cursor verplaatsen naar de bovenkant van het huidige venster.
End-of-window (onderkant venster)
<Est>.
Met deze opdracht kunt u de cursor verplaatsen naar de onderkant van het huidige venster.
Goto-line (ga naar regel)
AXAG
Met deze opdracht kunt u de cursor verplaatsen naar een bepaalde regel. Wanneer u deze opdracht kiest zal MEMACS de cursor verplaatsen naar de onderste regel van het scherm. De volgende prompt zal vervolgens worden weergegeven: goto-line: (ga n a a r r e g e l : )
U dient hier het gewenste regelnummer in te voeren en in te drukken. MEMACS zal de cursor dan direct naar die regel verplaatsen. Als u een regelnummer invoert dat hoger is dan het nummer van de laatste regel in de buffer, zal MEMACS de cursor verplaatsen naar de laatste regel in de buffer.
Swap-dot&mark (punt en merkteken verwisselen)
AXAX
Met deze opdracht kunt u een merkteken plaatsen op de huidige positie van de cursor, waarna de cursor zal worden verplaatst naar het eerder ingestelde merkteken. Wanneer een merkteken nog niet in het venster was ingesteld zal MEMACS weergeven: "No mark in this window" (geen merkteken in dit venster). U kunt met deze opdracht de cursor snel van en naar de huidige
MEMACS
7-19
lokatie in uw buffer verplaatsen. Wanneer u deze optie nogmaals selecteert, zal de cursor worden teruggebracht naar de plaats waar deze zich bevond toen u Swap-dot&mark voor de eerste keer selecteerde.
Next-page (volgende pagina)
A
V
Met deze opdracht kunt u de tekst binnen het venster verplaatsen in de richting van het eind van de buffer, per geheel venster, minus een regel. De cursor wordt opnieuw gepositioneerd zodat deze op het scherm zichtbaar blijft.
Prev-page (vorige pagina)
<Esc>v
Met deze opdracht kunt u de tekst binnen het venster verplaatsen in de richting van het begin van de buffer, per geheel venster, minus een regel. De cursor wordt opnieuw gepositioneerd zodat deze op het scherm zichtbaar blijft.
.Next-word (volgend woord)
<Esc>f
Met deze opdracht kunt u de cursor verplaatsen naar het eerstvolgende nietnumerieke karakter na het huidige woord.
Previous-word (vorig woord)
<Escab
Met deze opdracht kunt u de crusor verplaatsen naar de eerste letter van het vorige woord.
Scroll-up (omhoog rollen)
"Z
Met deze opdracht kunt u de tekst binnen het venster pe: regel verplaatsen in de richting van het eind van de buffer.
Scroll-down (omlaag rollen)
<Esczz
Met deze opdracht kunt u de tekst binnen het venster per regel verplaatsen in de richting van het eind van de buffer.
7.8 Het Line menu Met de opdrachten van het Line menu kunt u de cursor verplaatsen op een regel, of van regel naar regel en u kunt bewerkingen verrichten die gehele regels betreffen.
MEMACS
7-20
Open-line (regel openen) "0 Met deze opdracht kunt u de huidige regel splitsen. Het karakter waar de cursor op staat, wordt het eerste karakter op de nieuwe regel. De cursor blijft op de oude regel staan, zodat u nieuwe karakters kunt intypen vanuit de huidige cursorpositie. Als u Open-line per ongeluk selecteert, kunt u de regel sluiten door onmiddellijk de toets in te drukken.
Kill-line (Kill regel)
"XAD
Met deze opdracht kunt u de regel met de cursor wissen. De tekst wordt in de Kill buffer geplaatst. Als u de Yank opdracht niet heeft geselecteerd na de laatste Kill opdracht, zal de tekst worden toegevoegd aan de bestaande tekst in de Kill buffer.
Kill-to-eol (Kill tot eind van rege!)
"K
Met deze opdracht kunt u de tekst vanaf de cursor tot het einde van de regel wissen. Deze tekst zal worden geplaatst in de Kill buffer. Als u de Yank opdracht niet heeft geselecteerd na de laatste Kill opdracht, zal de tekst worden toegevoegd aan de bestaande tekst in de Kill buffer. U kunt de tekst herstellen in uw bestand door onmiddellijk de Yank opdracht te selecteren.
Start-of-line (begin van regel)
"A
Met deze opdracht kunt u de cursor verplaatsen naar het begin van de regel.
End-of-line (eind van regel)
"E
Met deze opdracht kunt u de cursor verplaatsen naar het eind van de regel. Als u meer dan 80 karakters op een regel heeít ingetypt, zal een dollarteken ($) rechts van de regel worden weergegeven. Wanneer u de cursor naar het eind van de regel verplaatst, zal de cursor logischerwijze op het meeste rechtse karakter staan, hoewel u deze niet kunt zien. De cursor zal in feite op het dollarteken staan. Als u de cursortoets pijl links gebruikt om de cursor naar links te bewegen, zult u deze toets net zo vaak moeten indrukken als er ongeziene karakters op de regel staan, voordat u de cursor kunt zien bewegen.
Next-line (volgende regel) Met deze opdracht kunt u de cursor een regel omlaag verplaatsen.
"N
MEMACS
Previous-line (vorige regel)
7-21 A
P
Met deze opdracht kunt u de cursor een regel omhoog verplaatsen.
Line-to-top (regel naar bovenkant)
<Est>!
Met deze opdracht kunt u de regel met de cursor verplaatsen naar de bovenkant van het venster.
Delete-blanks (lege regels wissen)
AXAO
Met deze opdracht kunt u lege regels wissen, vanaf de cursor tot de eerste regel met tekst.
Show-line# (regel # tonen)
"X=
Met deze opdracht kunt u informatie weergeven over de huidige positie van de cursor. Voorbeeld: Line 17 Column 1 (2%) (Regel 17 kolom 1 (2%))
In dit voorbeeld staat de cursor op de 17de regel tekst, in de eerste kolom. Het percentage geeft aan dat de cursor zich 2% van de bovenkant van de buffer bevindt. M.a.w. als de cursor op het laatste karakter van de tekst stond, zou het percentage 100 zijn.
7.9 Het Word menu Het Word menu bevat bewerkingen betreffende woorden.
delete-forw (vooruit wissen)
<Esc>d
Met deze opdracht kunt u naar rechts wissen vanaf het karakter waar de cursor op staat tot het eerstvolgende niet-alfanumerieke karakter, d.w.z. een lege spatie, een tabstop of een interpunctieteken. Als de cursor bijvoorbeeld staat op de "s" in het woord "gezelschap", zal het selecteren van delete-forw, "chap" wissen uit het woord. Als de cursor op een lege spatie staat, moet die eerst verplaatst worden naar het eerste karakter van een woord om dat woord te wissen.
MEMACS
7-22
delete-back (terug wissen)
cEsc>h
Met deze opdracht kunt u naar links wissen vanaf het karakter waar de cursor op staat tot het eerste karakter van een woord. Een andere manier voor het selecteren van deze opdracht is het indrukken van cEscrtDel>.
Upper-word (woord in hoofdletters)
<Escru
Met deze opdracht kunt u een woord omzetten in hoofdletters. De opdracht wordt uitgevoerd vanaf het karakter waar de cursor op staat tot en met het laatste karakter van het woord.
Lower-word (woord in kleine letters)
cEscsl
Met deze opdracht kunt u een woord omzetten in kleine letters. De opdracht wordt uitgevoerd vanaf het karakter waar de cursor op staat tot en met het laatste karakter van het woord.
Cap-word (hoofdletter)
cEscrc
Met deze opdracht kunt u het karakter waar de cursor op staat, veranderen in een hoofdletter. De overige karakters van het woord, rechts van de cursor, worden omgezet in kleine letters.
Switch-case (hoofdlkleine letters omwisselen)
cEsc>A
Met deze opdracht kunt u van hoofdletters kleine letters maken en omgekeerd. Deze opdracht begint bij de cursor tot aan het eind van het woord. (Als een woord dus in hoofdletters is geschreven, worden deze veranderd in kleine letters en andersom).
7.10 Het Search menu
Het Search menu maakt het mogelijk te zoeken naar een bepaalde tekstreeks in de huidige buffer. In de zoekactie wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofd- en kleine letters. Als u echter gebruik maakt van een vervangingstekst (zoeken en vervangen), zal alleen die tekst worden vervangen, die hetzelfde gebruik van hoofden kleine letters aanhoudt.
MEMACS
7-23
Search-forward (vooruit zoeken)
AS
Met deze opdracht kunt u de tekst doorzoeken beginnend bij de huidige cursorpositie tot het eind van de buffer. Wanneer u deze opdracht selecteert zal MEMACS de cursor naar de onderste regel van het scherm verplaatsen. De volgende prompt zal worden weergegeven: Search: (Zoeken: )
U moet hier de karakters intypen die MEMACS moet zoeken. Vervolgens dient u in te drukken. Als de reeks wordt gevonden plaatst MEMACS de cursor direct na het laatste karakter van de reeks. Als MEMACS de reeks niet kan vinden, wordt het bericht "Not found" (niet gevonden) op het scherm weergegeven. Een andere manier om deze opdracht te selecteren is "Xs.
AR
Search-backward (terug zoeken)
Met deze opdracht kunt u zoeken naar een bepaalde reeks tekst vanaf de huidige cursorpositie tot het begin van de buffer. Deze opdracht werkt verder net als Search-forward. Een andere manier om deze opdracht in te voeren is "Xr.
Search-replace (zoeken vervangen)
cEscrr
Deze opdracht werkt op dezelfde manier als Search-forward, maar het is tevens mogelijk de reeks te vervangen door andere tekst. Wanneer MEMACS de gevraagde tekst vindt, wordt het volgende bericht weergegeven: Replace : (Vervangen : )
U moet hier de karakters invoeren die de gevonden reeks moeten vervangen. Vergeet niet dat de karakters zullen worden ingevoegd, precies zoals u deze heeft ingetypt. Wanneer u daarna indrukt, zal MEMACS automatisch de rest van het bestand doorzoeken. De zoekreeks zal telkens worden vervangen door de vervangingsreeks. Nadat MEMACS deze opdracht heeft afgerond zal het volgende bericht worden weergegeven: Replaced (xx) occurences (Vervangen (xx) k e e r )
-.
(xx) geeft het aantal keren aan dat de vervangingsreeks werd ingevoegd.
MEMACS
7-24
Query-s-r (naar keuze zoeken vervangen)
<Esc>q
Deze opdracht werkt net als Search-replace, behalve dat u kunt kiezen of u de vervangingsreeks wilt invoegen. Wanneer u Query-s- r selecteert zal MEMACS de volgende prompt weergeven: Query r e p l a c e : (Vervangen : )
Als een overeenstemmende reeks wordt gevonden, wordt altijd de volgende prompt weergegeven: Change s t r i n g ? [y/n/c/^G] ?
De opties zijn y (= yes = ja); n (= no = nee); c (= change = veranderen, d.w.z. dat de gevonden reeks steeds wordt vervangen door de vervangingsreeks); en AG (afbreken). Op deze manier kunt u de vervangingsprocedure controleren. Nadat MEMACS deze procedure heeft afgerond zal het volgende bericht worden weergegeven: Replaced (xx) occurences (Vervangen (xx) k e e r )
Fence-match (karakter zoeken)
<Esc>AF
Met deze opdracht kunt u het karakter zoeken, waar de cursor op dat moment op staat. Als de cursor bijvoorbeeld op een asterisk (') staat, zal het selecteren van Fence-matchde cursor verplaatsen naar de volgende asterisk in de tekst.
7.11 Het Extras menu
Het Extras menu bevat opdrachten waarmee u MEMACS kunt vertellen hoe dit programma te werk moet gaan. Veel van deze bedieningsopdrachten vereisen een numeriek argument voordat u de opdracht zelf kunt selecteren. Dit menu bevat tevens een aantal macro- opdrachten. Een macro-opdracht is eigenlijk een serie opdrachten of andere toetsaanslagen die worden uitgevoerd door het selecteren van het menupunt Execute-macro (macro uitvoeren).
MEMACS -
P
-
P
7-25 -
Set-arg (argument instellen)
AU
Met deze opdracht kunt u een numeriek argument specificeren voor de bedieningsopdrachten. Wanneer u deze opdracht kiest zal MEMACS de cursor naar de onderste regel van het scherm verplaatsen en de volgende prompt weergeven: Arg: 4(Argument : 4-)
Als u Set-arg nogmaals kiest, zal MEMACS de argumentwaarde met 4 vermenigvuldigen. Als u een numerieke toets (0-9) indrukt, zal MEMACS een geheel getal als argument accepteren. Als u eerst een minteken intypt zal MEMACS een negatief geheel getal als argument accepteren, beginnend bij -1. Voorbeelden: (Alle argumenten worden begonnen door AU eenmaal in te drukken.) Arg: -1 Arg: -23 Arg: 12
("-" als eerste ingedrukt) (de drie toetsen "- 2 3" worden elk eenmaal ingedrukt) (de twee toetsen "3 " worden elk eenmaal ingedrukt)
MEMACS accepteert de argumentwaarde als een aanwijzing voor wat u daarna gaat doen. Om 12 lege regels in te voegen bij de cursor moet u 12 als argument specificeren en vervolgens indrukken. Om 20 mintekens toe te voegen moet u 20 als argument specificeren. Druk NIET in, maar druk het minteken op het toetsenbord in. (Opmerking: gebruik het minteken van het numerieke toetsenveld niet; de toetskaart heeít een andere waarde aan dit minteken gegeven.) Om één van de bedieningsparameters (deze worden hieronder besproken) van MEMACS,in te stellen, moet u eerst de argumentwaarde selecteren, NIET indrukken en vervolgens het juiste menupunt selecteren. MEMACS zal het argument gebruiken om de waarde in te stellen.
MEMACS
7-26 Set (instellen)
<ESC>S
Met deze opdracht kunt u de verschillende parameters van MEMACS instellen. Wanneer u Set kiest geeft MEMACS de prompt: Set : (Instellen:)
U kunt hier een van de volgende opties invullen: Screen
(scherm) plaatst de MEMACS weergave in een Workbench venster of terug naar een aangepast scherm. Interface (verbinding) schakelt de verbindingsmodus aan of uit. Mode (modus) resulteert in een tweede prompt "Mode" (modus); u kunt hier "cmode" (cmodus) invoeren (voor het bewerken van c programma's) of "wrap" (overlopen) (deze modus zorgt ervoor dat woorden automatisch overlopen naar de volgende regel, wanneer een eerder ingestelde cursorpositie wordt bereikt). Cmode stelt Fence-match automatisch in werking. U kunt +mode of -mode gebruiken om een modus toe te voegen of af te trekken. Left' (links*) bepaalt de linker marge. Right' (rechts*) bepaalt de rechter marge. Tab* (tab') stelt de vergroting in voor tab-spatiëring. Indent* (inspringen*) wordt in cmode gebruikt om te bepalen hoe ver elk nestniveau moet worden ingesprongen. Case (hoofdlkleine letters) schakelt zoekacties, gevoelig voor hoofdlkleine letters, aan of uit. Standaard waarde is Off (uit). Backup (reservekopie) schakelt de backupfunctie van MEMACS aan of uit. Uw opties zijn ON (aan) (het huidige bestand wordt als volgt hernoemd: cbestandsnaam>.bak en in de T: directory gearchiveerd), SAFE (veilig) (deze optie controleert of een bestand reeds bestaat voor de buffer; als dit het geval is zal dit bestand niet over worden geschreven) en OFF (uit) (dit is de standaard waarde; MEMACS zal geen reservekopieën maken). Deze invoerwaarden resulteren in een prompt voor een numeriek argument + ~ n zhet i j numerieke argument tegelijk met de invoerwaarde wordt gegeven.
MEMACS
Start-macro (macro beginnen)
7-27
Ax(
Met deze opdracht vertelt u MEMACS te beginnen met het opnemen van opvolgende toetsaanslagen of menuselecties. Dit is een macro-opdracht en wordt gebruikt in samenwerking met de opdrachten Stop-macro (macro stoppen) en Execute-macro (macro uitvoeren).
Stop-macro (macro stoppen)
"X)
Met deze opdracht vertelt u MEMACS op te houden met het opnemen van toetsaanslagen.
Execute-macro (macro uitvoeren)
AXe
Met deze opdracht kunt u toetsaanslagen en menuselecties herhalen, die zijn ingevoerd tussen de opdrachten Start-macro en Stop-macro. De toetsaanslagen worden herhaald alsof u zojuist de gehele volgorde heeft ingevoerd.
Set-key (toets instellen)
AXAK
Met deze opdracht kunt u de volgende toetsen opnieuw definiëren als macro's: de functietoetsen, de functietoetsen met Shifi, de Help toets en alle toetsen op het numerieke toetsenveld. Dit betekent dat, als u een van deze opnieuw gedefinieerde toetsen selecteert bij het opnemen van macro-opdrachten, de nieuwe toetsdefinitie zal worden opgenomen in de opdracht. Er kan een definitie met maximaal 80 toetsaanslagen voor al deze toetsen worden opgenomen. OPMERKING: Als u de Set-mark opdracht wilt invoegen in één van de macrodefinities van het toetsenbord, kunt u niet de verkorte procedure A@ van het menu gebruiken. Dit zal niet juist functioneren wanneer dit wordt gebruikt in een macro-opdracht. In plaats hiervan moet u de andere vorm gebruiken om Set-mark in te stellen, namelijk <Esc>. Deze alternatieve vorm is acceptabel in macro-opdrachten. Wanneer u Set-key selecteert zal MEMACS u de volgende prompt geven: key to d e f i n e : ( t e d e f i n i ë r e n toets :)
7-28
MEMACS
U moet nu één van de 10 functietoetsen, de Help toets of een toets van het numerieke toetsenveld indrukken. MEMACS zal reageren met de prompt: def : [commands] ( d e f : [opdrachten])
[commands] is een weergave van de huidige opdrachten die betrekking hebben op die toets. U moet de nieuwe reeks karakters invoeren (maximaal 80) waarop MEMACS moet reageren, wanneer deze toets wordt ingedrukt. Wanneer u indrukt, beëindigt u de invoer. Bij het invoeren van opdrachten die functietoetsen gebruiken, bijvoorbeeld <Est>< (ga naar begin van de buffer), moet u niet vergeten het Quote karakter ["Q] te gebruiken om de toetsaanslag voor de functietoets juist in de definitie in te voegen. Het onderstaande overzicht bevat de standaardwaarden van de functietoetsen wanneer die in macro-opdrachtenworden gebruikt.
TOETS F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F1o help Enter op
STANDAARDWAARDE regel afsluiten regel wissen toetsenbordmacro uitvoeren volgend scherm vorig scherm venster splitsen een venster venster omhoog verschuiven venster omlaag verschuiven bestand archiveren en verlaten regel invoegen en inspringen regel invoegen en inspringen toetsenveld
VOLGORDE "AAKAY6MAY "XAD "Xe "V <Esc>v "X2 "X1 "Z <Esc>Z "XAF "J AJ
De standaardwaarden van de numerieke-, punt- en mintoetsen op het numerieke toetsenveld zijn gelijk aan de normale waarden (d.w.z. dat 1 op het numerieke toetsenveld 1 is, 2 is 2, etc.)
Reset-keys (toetsen terugstellen)
<ESCW~
Met deze opdracht kunt u alle met Set-keys gedefinieerde toetsen terugstellen naar de originele standaard status.
MEMACS Execute-file (bestand uitvoeren)
7-29
cEsc>e
Met deze opdracht kunt u een programmabestand uitvoeren binnen MEMACS. Wanneer u deze opdracht selecteert zal MEMACS de volgende prompt weergeven: File : (Bestand:)
U moet de naam intypen van het bestand waartoe u toegang wilt verkrijgen. Dit bestand zal worden uitgevoerd zoals een bestand van MEMACS opdraagt. Execute-line (regel uitvoeren)
^IA[
Met deze opdracht kunt u MEMACS instellen in de opdrachtmodus. Wanneer u Execute-line selecteert zal MEMACS de volgende prompt weergeven: execute-line: (uitvoeren van regel : )
U kunt vervolgens een menu-opdracht met de bijbehorende parameters invoeren door deze in te typen bij de prompt. U moet het formaat gebruiken, precies zoals dit in de menu's wordt gebruikt inclusief koppeltekens. Als u dit niet doet zult u een alarmsignaal ontvangen en het bericht "command error" (opdracht fout). U kunt bijvoorbeeld niet intypen: execute-line: insert file (uitvoeren van regel: voeg bestand in)
U moet in plaats hiervan het volgende intypen: execute-line: insert-file
Een alternatieve verkorte procedure voor het uitvoeren van een regel is <Esc><Esc>.
MEMACS
7-30
7.12 Niet in menu's geïnstalleerde opdrachten
De volgende opdrachten zijn niet geïnstalleerd in menu's. U kunt deze opdrachten uitsluitend vanaf het toetsenbord invoeren.
Describe Key (toets beschrijven)
<Esc>~D
Met deze opdracht kunt u zien of er bepaalde functies zijn verbonden aan een toets of toetsvolgorde. Wanneer u <Esc9D selecteert zal MEMACS u vragen naar de te omschrijven toets. Als u een toetsvolgorde invoert, zoals bijvoorbeeld "L of <Esc>k, zal MEMACS reageren met de overeenstemmende functie. In het voorbeeld zijn deze functies respectievelijk Redisplay (opnieuw weergeven) en Reset-Keys (toetsen terugstellen).
Bind Key (toets verbinden)
EscrAB
Met deze opdracht kunt u een toets verbinden aan een functie. Wanneer MEMACS u de prompt geeft voor de te verbinden toets moet u de functie invoeren (u dient hierbij het formaat te volgen dat wordt gebruikt in de menupunten), gevolgd door de toets of de toetsvolgorde. U kunt de opdracht Describe Key (<Esc>"D) gebruiken om te controleren of de toets juist werd verbonden.
Unbind Key (toets ontbinden)
<EscrAU
Met deze opdracht kunt u van een verbonden toets weer een ongebonden toets maken. Wanneer MEMACS u de prompt geeft voor de te ontbinden toets, moet u de toets of de toetsvolgorde invoeren. MEMACS zal vervolgens het volgende bericht weergeven: "Key is not bound" (de toets is ontbonden).
Echo (echo)
<Esc+E
Met deze opdracht kunt u de reeks weergeven die in de opdrachtregel is ingetypt. Deze opdracht wordt gewoonlijk gebruikt bij het opzetten of bewerken van uitvoerbare MEMACS scriptbestanden.
Move to Edge of Window (naar een kant van venster bewegen)
<Shift> + cursortoets
Wanneer u de Shift toets ingedrukt houdt en tegelijkertijd een van de cursortoetsen indrukt, zal MEMACS bewegen naar de boven-, onder-, linker- of rechterkant van het scherm. Dit is afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid tekst.
MEMACS
7-31
Delete the Next Character (volgend karakter wissen)
AD
Met deze opdracht kunt u het karakter onder de cursor wissen. Dit is hetzelfde als het indrukken van de toets.
Delete the Previous Character (vorig karakter wissen)
AH
Met deze opdracht kunt u het karakter wissen dat links van de cursor staat. Dit is hetzelfde als het indrukken van de toets.
Move to Next Line (naar volgende regel gaan)
AM
Met deze opdracht kunt u een nieuwe regel invoegen bij de huidige cursorpositie. De cursor zal worden verplaatst naar het begin van de nieuwe regel.
Move Cursor by x number of Characters (cursor x karakters verplaatsen)
(forward (vooruit)) AF (backward (achteruit) AB
Met deze opdracht kunt u de cursor een bepaald aantal spaties naar voren of naar achteren verplaatsen. De standaard waarde van deze opdracht is een karakter. U kunt echter een hogere waarde instellen door "U te gebruiken voor het instellen van de argumentwaarde. Vervolgens dient u "F of "B te selecteren om de cursor over dat aantal karakters te verplaatsen.
7.13 Toevoegen van MEMACS opstartopdrachten
Wanneer MEMACS wordt geopend wordt de inhoud van het bestand emacsgro gelezen om te zien of er opdrachten in staan die automatisch moeten worden uitgevoerd. Emacs-pro bestaat niet; u moet dit bestand opzetten. MEMACS zal eerst in de huidige directory zoeken naar emacsgro. Als het bestand daar niet is, zoekt MEMACS in de s:emacs directory van de disk.
U kunt meerdere emacs-pro bestanden opzetten als u dat wenst. U kunt een algemeen bestand opzetten dat een serie opdrachten zou kunnen uitvoeren, telkens wanneer MEMACS wordt geopend. U kunt ook meer gespecificeerde lokale bestanden opzetten met opstartopdrachten voor een bepaald bestand dat vaak wordt gebruikt. Wanneer zowel lokale als algemene emacsgro bestanden bestaan, zullen de lokale opstartbestanden het algemene bestand overschrijven.
7-32
MEMACS
7.14 Functionele samenvatting van opdrachten
Bewerking: Buffer vervangen door nieuw bestand (Read-file)................................................. "XAR Een extra bestand openen (Visit-file) .................................................................... "XAV Een bestand invoegen in de huidige buffer (Insert-file) .........................................."XAI De buffer hernoemen ............................................................................................. "XF Een lijst met buffers weergeven ............................................................................ "XAB Een te bewerken buffer selecteren.......................................................................... "Xb De inhoud van een buffer invoegen in de huidige buffer ................................. <Esc>"Y Buffer naar een nieuw bestand schrijven (Save-as-file)....................................... "XAW Buffer archiveren naar bestaande buffer ............................................................... "XAS Alle gewijzigde buffers archiveren ........................................................................ "XAM Alle gewijzigde buffers archiveren en verlaten ......................................................"XAF Numerieke argumentwaarde instellen......................................................................."U MEMACS parameters instellen ......................................................................... <Esc>s De huidige cursorpositie tonen (Show-he#)..........................................................."X= Een CL1 opdracht uitvoeren......................................................................................"X! Een CL1 venster openen .............................................................................................AEen menu-opdracht annuleren.................................................................................. "G MEMACS verlaten ...................................................................................................... C "XAC Esc>"C
MEMACS
7-33
De cursor verplaatsen: Punt en merkteken verwisselen (Swap-dot&mark)................................................"XAX x karakters vooruit verplaatsen ................................................................................ "F x karakters terug verplaatsen................................................................................... "B* Naar begin van regel verplaatsen.............................................................................."A Naar eind van regel verplaatsen................................................................................ "E Naar een bepaalde regel gaan ............................................................................. "XAG Naar de volgende regel gaan .................................................................................... "N Naar de vorige regel gaan ......................................................................................... "P "V Naar de volgende pagina gaan ................................................................................. Naar de vorige pagina gaan ..............................................................................<Esc>v Naar begin van buffer gaan ...............................................................................<Esc>c Naar eind van buffer gaan ................................................................................. <Est>> Naar volgend woord gaan .................................................................................. <Esc>f Naar vorig woord gaan ......................................................................................<Esc>b Gebruikt in samenwerking met Set-arg ("U)
Vensters: Van huidige buffer één venster maken (One-Window)............................................ "X1 Huidig venster splitsen ............................................................................................ AX2 Venster vergroten .................................................................................................... "Xz Venster verkleinen ................................................................................................. "XAZ Cursor verplaatsen naar bovenkant van venster ................................................ <Est>, Cursor verplaatsen naar onderkant van venster ................................................<Esc>. Huidige regel verplaatsen naar bovenkant van venster .....................................cEsc>! Venster een regel omhoog verschuiven .................................................................... "Z Venster een regel omlaag verschuiven .............................................................<Esc>z Cursor verplaatsen naar volgend venster ................................................................ "Xn Cursor verplaatsen naar vorig venster .................................................................... "XP Scherm herschrijven .................................................................................................."L
7-34
MEMACS
Tekst: Een merkteken instellen in de tekst .......................................................................... "0 <Esc>Een karakter citeren .................................................................................................. "Q "Xq Tekst uitrichten......................................................................................................... "XJ Karakters omzetten .................................................................................................... "T Een woord weergeven in hoofdletters ............................................................ <ESC>U Een woord weergeven in kleine letters ............................................................... CESCA Een gedeelte weergeven in hoofdletters................................................................ "XAU Een gedeelte weergeven in kleine letters .............................................................. "XAL De hoofd- en kleine letters van een woord verwisselen .................................... <Esc>" Een woord beginnen met een hoofdletter.......................................................... <ESC>C Een tabstop invoegen ................................................................................................. "1 Regel invoegen, cursor verplaatsen naar volgende regel........................................."M Regel invoegen, cursor verplaatsen naar volgende regel en hetzelfde aantal spaties inspringen als vorige regel ....................................."J Regel splitsen (Open-line)........................................................................................."0
Wissen en kopiëren: Volgend karakter wissen ..........................................................................................."D Vorig karakter wissen ................................................................................................ "H Volgend woord wissen ....................................................................................... cEsc>d Vorig woord wissen ........................................................................................... cEsc>h cEsc>cDel> Tekst wissen vanaf cursor tot eind van regel............................................................. "K Gehele regel wissen .............................................................................................. "XAD Gedeelte wissen tussen punt en merkteken............................................................."W Lege regels wissen ............................................................................................... "XA0 Gehele buffer wissen ............................................................................................... "Xk Inhoud van gemarkeerd gedeelte kopiëren naar Kill buffer .............................. <Esc>w Inhoud van Kill buffer kopiëren naar huidige buffer (Yank) ........................................ "Y
MEMACS
7-35
Zoeken : Vooruit zoeken ........................................................................................................... "S "Xs Terug zoeken ............................................................................................................. AR "Xr Vooruit zoeken en vervangen ............................................................................. <Esc>r Vooruit zoeken, controleren en vervangen........................................................<Esc>q Karakter zoeken ..............................................................................................<Esc>"F
Macro-opdrachtenbeginnen .................................................................................... ^x( Macro-opdrachtenstoppen ......................................................................................"X) Macro-opdrachten uitvoeren.................................................................................... "Xe <Escl Regel uitvoeren ........................................................................................................ "P[ <Esc><Esc> Bestand uitvoeren .............................................................................................<Esc>e Functietoetsen definiëren (Set-key) .......................................................................AXAk Toetsen terugstellen .......................................................................................... <Esc>k Toets beschrijven ............................................................................................<Esc>"D Toets verbinden ............................................................................................... <Esc9B Toets ontbinden............................................................................................... eEsc9U Echoreeks .......................................................................................................<Esc>"E
MEMACS 7.15 Alfabetisch overzicht van opdrachten
Niet vergeten: wanneer een toets wordt weergegeven tussen apostrofs, betekent dit dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen hoofd- en kleine letters. De toetsknop zelf bestuurt de functie. Ctrl-toets combinaties Set-mark (merkteken instellen) ...............................................................................A' @' New-CL1 (nieuwe CLI) ...............................................................................................Al-' Execute-line (regel uitvoeren) .................................................................................."iA[ A l k Start-of-line (begin van regel)................................................................................... A' x aantal karakters terug verplaatsen....................................................................... B" "'C' MEMACS verlaten ................................................................................................... Volgend karakter wissen ..........................................................................................AID' lU Naar eind van regel gaan .........................................................................................AE Alp* x aantal karakters vooruitgaan................................................................................ Een menu-opdracht annuleren ................................................................................ AIG* Aq+ Vorig karakter wissen ............................................................................................... AqB Tab invoegen ............................................................................................................. Regel invoegen, cursor verplaatsen naar vorige regel en hetzelfde aantal spaties inspringen als vorige regel .........................................A lJu A'K Kill-to-eol (wissen tot eind van regel) ....................................................................... Opnieuw weergeven ................................................................................................. Regel invoegen, cursor verplaatsen naar volgende regel ....................................... AIMI AlNf Next-line (volgende regel) ........................................................................................ Open-line (regel splitsen).........................................................................................AID "lp Previous-line (vorige regel) ...................................................................................... AVQ' Een karakter citeren................................................................................................. AlRI Search-backward (terug zoeken) ............................................................................. A l s Search-forward (vooruit zoeken) .............................................................................. A f F Omzetten.................................................................................................................. "'U' Argumentwaarde instellen ....................................................................................... Next-page (volgende pagina) ................................................................................... A ~ V A I N Kill-region (gedeelte wissen) ................................................................................... A y Yank ......................................................................................................................... Venster omhoog verschuiven ................................................................................... "'2' Gebruikt in combinatie met Set-arg (argument instellen) ("U)
MEMACS
7-37
Ctrl-WCtrl-toets combinaties List-buffers (lijst weergeven met buffers)............................................................... "XAB MEMACS verlaten .................................................................................................. XAC Kill-line (regel wissen) ...........................................................................................AXAD Save-exit (archiveren en verlaten) ......................................................................... AXAF Goto-line (ga naar regel) ....................................................................................... AXAG Insert-file (bestand invoegen) ................................................................................. "XAI Functietoetsendefiniëren (Set-key = toets instellen) ............................................"XAK Gedeelte weergeven in kleine letters.....................................................................AXAL Alle gewijzigde buffers archiveren ........................................................................AXAM Delete-blanks (spaties wissen) ............................................................................. "XA0 Read-file (bestand lezen) ...................................................................................... AXAR Save-file (bestand archiveren)...............................................................................AXAS Gedeelte weergeven in hoofdletters .....................................................................AXAU Visit-file (bestand bezoeken) .................................................................................AXAV Save-as-file (archiveren als bestand) ................................................................... "XAW Swap-dot&mark (punt en merkteken verwisselen) ................................................ AXAX Shrink-window (venster verkleinen) ....................................................................... "XAZ
Ctrl-Wtoets combinaties CLI-Command (CL1 opdracht) .................................................................................. "X! Macro-opdrachten beginnen .................................................................................... ^x( Macro-opdrachteneindigen...................................................................................... "X) Show-Line# (Regel # tonen) .................................................................................... AX= One-window (een venster) ...................................................................................... AXl Split-window (venster splitsen) ................................................................................ AX2 Select-buffer (buffer selecteren) ............................................................................. AX'b' Execute-macro (macro uitvoeren).......................................................................... Buffer hernoemen .................................................................................................. AX'F' Tekst uitrichten ....................................................................................................... X J Kill-buffer (buffer doden) ................................................................................... X ,kv Next-window (volgend venster) ............................................................................. X n Previous-window(vorig venster) ............................................................................ AX'p' Karakter citeren ...................................................................................................... ^X'q' Search-backward (terug zoeken) ............................................................................ X r Search-forward (vooruit zoeken) ...........................................................................X , so Volgende pagina van vorig venster ........................................................................ X v Expand-window (venster vergroten)....................................................................X z 1
1
t
1
I
1
I
,
0
I
7-38
MEMACS
Escape-toets combinaties Line-to-top of window (regel naar bovenkant van venster) ................................cEsc>! Switch-case (hoofd- en kleine letters omwisselen) ............................................ cEsc9 Merkteken instellen ............................................................................................ cEsc>Verplaatsen naar bovenkant van venster ........................................................... <ESC>, Verplaatsen naar eind van venster ..................................................................... <ESC>. Top-of-buffer (bovenkant van buffer) ................................................................. CESCX End-of-buffer (eind van buffer) .......................................................................... cEsc>> Toets verbinden ............................................................................................... CESC~B Previous-word (vorig woord) ............................................................................. cEsc>b MEMACS verlaten ...........................................................................................CESC>"C Een woord met een hoofdletter schrijven .......................................................... <ESC>C Toets beschrijven ............................................................................................ eEsc>"D Volgend woord wissen ....................................................................................... cEsc>d Echo ................................................................................................................ cEsc9E Execute-file (bestand uitvoeren)........................................................................ cEsc>e Fence-match (karakter zoeken) ....................................................................... cEsc>"F Next-word (volgend woord) ................................................................................ cEsc>f Vorig woord wissen ...........................................................................................cEsc>h Reset-keys (toetsen terugstellen)......................................................................cEsc>k Een woord in kleine letters weergeven ............................................................... CESCA Controleren, zoeken en vervangen ................................................................... cEsc>q Search-replace (zoeken en vervangen) .............................................................cEsc>r Set (instellen)..................................................................................................... <ESC>S Toets ontbinden ............................................................................................... cEsc>"U Een woord in hoofdletters weergeven ............................................................... cEsc>u Volgende pagina van volgend venster ............................................................ CESC>"V Previous-page (vorige pagina) ..........................................................................<ESC>V Copy-region (gedeelte kopiëren) ...................................................................... cEsc>w Insert-buffer (buffer invoegen)......................................................................... cEsc>"Y Venster een regel omlaag verschuiven ............................................................. cEsc>z Execute-line (regel uitvoeren) ...................................................................CESC>CESC> Vorig woord wissen .................................................................................... cEsc>cDel>
Functietoetsen Volgend karakter wissen ...................................................................................... Vorig karakter wissen ............................................................................ B a c k Spacei Regel invoegen, cursor verplaatsen naar volgende regel ........................ Tabstop invoegen .....................................................
Voor einenaars van de Amina 2000 met harddisks
A-l
A. Voor eigenaars van de Amiga 2000 met hardd'isks
Als u in het bezit bent van een Amiga 2000 met een harddisk, of als u van plan bent een harddisk te installeren, dan zijn er een aantal aspecten van versie 1.3 die speciaal betrekking hebben op uw systeem. Ten eerste, als u een A2090A SCSI besturingseenheid voor uw harddisk heeft, kunt u direct van uw harddisk opstarten. Ten tweede is er een nieuw FastFileSystem, FFS, die ervoor zorgt dat u sneller toegang kunt verkrijgen tot en gebruik kunt maken van de bestanden op uw harddisk.
De A2090A is een nieuwe SCSI besturingskaart voor uw harddisk voor de Amiga 2000. Als Kickstart ROM versie 1.3 eenmaal is geïnstalleerd in uw A2000, kunt u automatisch opstarten vanaf uw harddisk. Het is niet meer nodig een Workbench diskette of een andere applicatiediskette met opstartfunctie in uw diskette drive te steken! De A2090A start automatisch op door de wisselwerking tussen de Kickstart ROM 1.3 en de twee Autoboot ROMs (automatisch opstartbare ROMs) op de A2090A. (Het is mogelijk dat deze ROMs nog niet op uw A2090A zijn geïnstalleerd. Volledige installatie- instructies worden echter geleverd met de A2090A kaart.)
A.2 Het FastFileSystem Het FastFileSystem (FFS) is een nieuw bestandsysteem voor gebruik met alle harddisks die u kunt verbinden met uw Amiga. De enige beperking is dat het aansturingsprogramma van de harddisk de standaardopdrachten voor een diskeenheid moet leveren en dat de media in spoor- en sectorformaat moeten worden geleverd. Aangezien Commodores SCSI besturingseenheid voor harddisks automatisch het standaard bestandsysteem opstelt op de eerste partitie van een harddisk, is het niet mogelijk het FastFileSystem daar te gebruiken. Met gebruik van de MOUNT opdracht versie 1.3 is het echter mogelijk extra partities op te zetten die het FastFileSystemwel zullen gebruiken.
A-2
Voor eicienaars van de Amiaa 2000 met harddisks
Aangezien de meeste hard drives gebruik maken van DMA (= direct memory access = directe toegang tot geheugen) voor het overbrengen van gegevens van de disk naar het geheugen, is het oude bestandsysteem inefficiënt, omdat dit niet geheel gebruik maakt van het volledige vermogen van de hardware. FFS lost dit probleem op door uitsluitend gegevens op te slaan in de gegevensblokken. Deze gegevensblokken worden, wanneer mogelijk, opeenvolgend toegewezen; dit betekent dat grote gedeelten kunnen worden gelezen of beschreven in een bewerking. Een leuk bijverschijnsel van het nieuwe gegevensformaat is dat 4,9% extra gegevens kunnen worden gearchiveerd op een bepaalde disk. Dit is bij elkaar ongeveer 50K per Megabyte. De snelheidsverhoging is een beetje moeilijk te bepalen. FFS kan nietgefragmenteerde bestanden net zo snel lezen als de disk de gegevens kan overdragen en FFS kan bestanden schrijven op 75% van de maximale diskoverdrachtsnelheid. Validatie van een disk van normale afmeting (ongeveer 20MB) kan met FFS ongeveer 40 keer zo snel worden afgerond. FFS houdt de verhoging van de disk-overdrachtsnelheid bij en maakt volledig gebruik van de gegevensbandbreedte van een gegevens besturingseenheid. Compatibiliteit met de meeste bestaande software is behouden gebleven. Een uitzondering hierop is het type programma zoals DiskDoctor, dat alleen het oude gegevensblokformaat kent. Het DiskDoctor programma dat wordt geleverd op de Workbench diskette versie 1.3 begrijpt het normale bestandsysteem en het FastFileSystem.
FFS opstellen De software van het A2090A aansturingsprogramma stelt automatisch de eerste harddisk partitie op als een normale eenheid voor een bestandsysteem. Het FastFileSystem kan op alle extra partities worden gebruikt. Aangezien de partities zijn opgesteld met de MOUNT opdracht kan een ander bestandsysteem worden gespecificeerd in de invoerwaarden van de MountList. Deze partities moeten echter als volgt (opnieuw) worden geformatteerd in FFS formaat voor gebruik met het FFS: 1. Eerst moet u een reservekopie maken van de inhoud van uw hard drive of u moet dit ergens anders archiveren. 2. Vervolgens moet u opstarten vanaf de Workbench diskette versie 1.3 of u moet de nieuwe bestanden van I:FastFileSystem, c:Mount en c:Format kopiëren naar uw opstartdisk(ette).
Voor eiaenaars van de Amiaa 2000 met harddisks
A-3
3a. ALS UW HARD DRIVE REEDS JUIST IS GEPARTITIONEERD ... Als uw hard drive op dit moment juist is gepartitioneerd en de afmeting van de eerste partitie is acceptabel als partitie voor een gewoon bestandsysteem, dan zult u waarschijnlijk kunnen voorkomen dat uw gehele drive opnieuw moet worden nagezien en geformatteerd. (De eerste partitie is gewoonlijk vrij klein.) Als dit het geval is, moet u alleen de volgende drie regels toevoegen aan de invoerwaarden van uw DEVS:\MountList voor elke extra Amiga partitie(s): GlobVec FileSystem DosType
= = =
-1 L:FastFileSystem Ox444F5301
(WAARSCHUWING: Verander de LowCyl of de HighCyl voor geen enkele partitie! Als u deze verandert moet u de gehele drive opnieuw nazien en formatteren - zie 3b. Als u de namen van uw partities verandert dient u erom te denken ook de namen te veranderen die zijn opgesteld in uw opstartvolgorde, zodat deze met elkaar overeenstemmen.) Nu moet u uw computer opnieuw opstarten. Wanneer uw opstartscript deze partities opstelt, zult u de prompt "Not A DOS Disk (geen DOS disk) krijgen. Annuleer deze en formatteer vervolgens de FFS partities met de nieuwe opdracht FORMAT. Als uw partitie bijvoorbeeld fsl : is genaamd: FORMAT DRIVE fsl: NAME "FASTll'FFS FORMATTEER DRIVE £cl: NAAM "FAST1" FES
WAARSCHUWING: ALLE GEGEVENS OP DIE PARTITIE ZULLEN VERLOREN GAAN! ZORG ERVOOR DAT U EEN RESERVEKOPIE HEEFT VAN AL UW BESTANDEN. 3b. ALS UW DRIVE NOG NIET JUIST IS GEPARTITIONEERD ...
Als uw hard drive nog niet juist is gepartitioneerd zult u deze opnieuw moeten nazien en u zult alle partities moeten herformatteren. Verder dient u uw MountList te bewerken en invoerwaarden in te stellen voor een of meer FFS partities. Uw LowCyl en HighCyl zullen afhangen van het aantal cilinders dat u wilt gaan specificeren voor de initiële automatisch opstelbare, gewone bestandsysteempartitie tijdens PREP.
A-4
Voor eigenaars van de Amiga 2000 met harddisks
Sommige mensen prefereren een kleine initiële partitie (cilinders 2 tot 3); andere werken liever met een partitie van minstens 880K voor de Workbench. De volgende vergelijkingen zullen u helpen bij het bepalen van het aantal benodigde cilinders voor de Workbench: BytesPerCil BytesPerFloppy CilsVoorFloppy
= BlokkenPerSpoor x Oppervlakten x 512 = 880 x 1024 = 901120 = BytesPerFloppy/BytesPerCil
(resultaat afronden) Voor veel ST506 drives van 20MB is dit bijvoorbeeld 26 cilinders.
U kunt PREP gebruiken zoals beschreven in uw A2090 handboek voor het instellen van uw partities. Onze voorbeeld drive zou zijn nagezien voor cilinders 0-1 als gereserveerd (RESO:), cilinders 2-28 als de eerste partitie (automatisch normaal opgesteld bestandsysteem DHO:) en de overige cilinders 29-611 voor de partitie met uw FastFileSystern. Wanneer PREP is afgerond dient u de machine opnieuw op te starten en vervolgens doorgaan met de volgende stappen. Onderstaande voorbeelden gaan ervan uit dat u een ST506 drive van 20 Megabyte gebruikt, waarvan de eerste partitie de cilinders 2 tot 28 beslaat. Opmerking: als u een ander type drive gebruikt, dient u de drive parameters te wijzigen. 1. Bewerk uw DEVSIMountListbestnd en voeg een invoerwaarde toe om uw FFS partitie te beschrijven. De GlobVec, FileSystem en DosType regels zijn vereist ,voor alle FFS invoerwaarden. Voorbeeld:
FS1:Device = hddisk.device Unit = l Flags = O Surfaces = 4 BlocksPerTrack = 17 Reserved = 2 Interleave = O LowCyl = 29 HighCyl = 611 Buffers = 20 Stacksize = 4000 GlobVec = -1 FileSystem = L:FastFileSystem DosType = Ox444F5301
Voor eigenaars van de Amiga 2000 met harddisks
A-5
2. Formatteer uw eerste partitie (dhO:) voor het normale bestandsysteem: FORMAT DRIVE DHO: NAME ArnigaHD (FORMATTEER DRIVE DHO: NAAM ArnigaHD)
3. Stel uw FFS partitie op: MOUNT FC1 (ES1 OPSTELLEN) 4. Formatteer US FFS partitie voor het FastFileSystem: FORMAT DRIVE FS1: NAME "FAST1" FFS (FORMATTEER DRIVE FS1: NAAM "FAST1" FES)
De FFS optie markeert de disk als zijnde in gebruik met het FastFileSystem. Als een sleutelwoord niet wordt gebruikt zal FORMAT de DosType invoerwaarde in de MountList controleren om te zien of een ander bestandsysteem wordt gespecificeerd. Als het FastFileSystem wordt gespecificeerd wordt automatisch de optie FFS gebruikt. U kunt de opties FFS en NOFFS gebruiken om dit proces te overschrijven.
5. Bewerk uw opstartvolgorde en voeg een regel toe, ergens tussen BINDDRIVERS en MOUNT FS1:
Gebruik van de herstelbare Ramdrive met FFS U kunt de herstelbare ramdrive gebruiken met het FastFileSystem, maar u kunt hier vanuit niet opnieuw opstarten. Als u de herstelbare ramdrive met het FFS gaat gebruiken moet u de BootPri invoerwaarde in de ramdrive.device MountList (RAD:) in -129 wijzigen. Dit geeft aan dat de ramdrive.device niet opstartbaar is.
Referentielijstvan directorieslbestanden op Workbench
B-1
B. Referentielijst van directorieslbestanden op Workbench
C directory
B-2
Referentieliistvan directories/bestanden op Workbench
MAKEDIR MOUNT NEWCLI NEWSHELL PATH PROMPT PROTECT QUIT RELABEL REMRAD
een harddisk met FFS Zet een nieuwe directory op Zet een AmigaDOS eenheidsknoop op Start een nieuwe interactieve CL1 op met een nieuw venster Start een nieuwe interactieve SHELL op met een NEWCON: venster Bestuurt de verbindingsweg die de CL1 gebruikt bij het zoeken naar opdrachten Verandert de promptreeks van de huidige SHELL Verandert de protectiebits van een bestand Verlaat een scriptbestand met een gespecificeerde foutcode Verandert de volumenaam van een disk Verwijdert de herstelbare ramdrive.device
Referentieliist van directorieslbestanden op Workbench RENAME RESIDENT RUN SEARCH SETCLOCK SETDATE SETENV SETPATCH SKIP SORT STACK STATUS TYPE VERSION WAIT WHICH WHY
8-3
Verandert de naam van een bestand of een directory Laadt opdrachten en voegt deze toe aan de resi dentlijst Voert opdrachten uit op de achtergrond Zoekt naar de gespecificeerde tekstreeks in de gespecificeerde bestanden Stelt de onvertraagde klok in of leest deze Verandert de datum en tijd van een bestand of een directory Stelt de waarde in van een omgevingsvariabele Werkt ROM bij in Kickstart versie 1.2 en 1.3 Verspringt naar voren bij het uitvoeren van opdrachtbestanden Sorteert de regels van een klein bestand op alfabetische volgorde Geeft de stapelafmeting weer van de huidige CL1 of stelt deze in Geeft een lijst informatie weer over de SHELUCLI processen Typt een tekstbestand Zoekt de versie- en revisienummers van Workbench, bibliotheken of eenheden Zorgt ervoor dat AmigaDOS een gespecificeerde tijd wacht Zoekt naar een bepaalde opdracht in de opdrachtverbindingsweg Drukt een foutbericht af ter verklaring van het foutlopen van een opdracht
Devs directory clipboard.device MountList narrator.device parallel.device printer.device
Bestuurt het schrijven en lezen van clips naar CLIPS: of DEVS:clipboards Bevat de beschrijvingen van op te stellen eenheden Bestuurt de toegang tot de spraaksynthesizer Bestuurt de toegang tot de parallelle poort Bestuurt de toegang tot de printereenheid
8-4
Referentieliist van directorieslbestanden op Workbench
rarndrive.device serial.device systern-configuration Keyrnaps subdirectory Printers subdirectory Clipboard subdirectory
Bestuurt de toegang tot de herstelbare rarndrive Bestuurt de toegang tot de seriële poort Bevat de huidige waarden van Preferences Bevat het toetsrnapbestand usal Bevat het generische aansturingsprograrnrna voor de printer Als CLIPS: niet is toegewezen zullen hier Clips worden opgeslagen
Fonts directory (lettertypes) Lettertypes Ruby Opal Sapphire Diarnond Garnet Emerald Topaz
Afmetingen 8 , 12, 15 9, 12
14,19 12,20 9, 16 17,20 11
L directory Aux-Handler Disk-Validator FastFileSystern Newcon-Handler Pipe-Handler Port-Handler RAM-Handler SHELL-SEG Speak-Handler
Levert ongebufferde seriële in- en uitvoer Valideert diskettes voor schrijven wanneer deze in een drive zijn geplaatst Een bestandssysteem voor gebruik met hard drives Levert een interactief SHELL venster Levert een cornrnunicatiekanaal tussen programma's bij het uitvoeren van een proces Handelt de DOS interface voor PAR:, SER: en PR1 Voorziet in het opslaan van bestanden in het geheugen Bestuurt de SHELL Voorziet in gesproken uitvoer voor de Arniga
Referentieliist van directorieslbestandenOD Workbench
B-5
Libs directory diskfont.library icon.library
mathieeedoubbas.library mathieeedoubtrans.library mathtrans.library translator.library
version.library
Bevat functies voor het zoeken en laden van residente lettertypes Bevat functies voor het opzetten en lezen van icoonbestanden en manipulatieroutines voor reeksen Bevat dubbel precieze IEEE basis wiskundige functies (optellen, aftrekken, etc.) Bevat dubbel precieze IEEE transcendentale wiskundige functies Bevat mathffp transcendentale wiskundige functies (sinus, cosinus, etc.) Bevat een routine voor het vertalen van de Engelse tekst in fonemen die geschikt zijn voor de spraakeenheid Bevat de versie- en revisienummers van de Workbench uitgave
Prefs directory CopyPrefs Preferences
Kopieert de systeemconfiguratie van een harddisk naar de Workbench diskette Hiermee kunt u de verschillende waarden van de Amiga veranderen, inclusief de kleuren van het scherm, welk aansturingsprogramma wordt gebruikt voor de printer, de vorm en kleur van de aanwijzer en de waarden voor de seriële eenheid
S directory CLI-Startup DPAT PCD SHELL-Startup
Het bestand dat wordt uitgevoerd wanneer een nieuwe CL1 wordt opgestart Een scriptbestand dat patroonovereenkomst kan toevoegen aan opdrachten met dubbel argument Een scriptbestand, ongeveer gelijk aan de CD opdracht, die de laatste directory onthoudt Het bestand dat wordt uitgevoerd wanneer een nieuwe SHELL wordt opgestart
6-6
Referentielijst van directories/bestanden op Workbench
SPAT
Startup-Sequence Startup-Sequence.hd Startupll
Een scriptbestand dat patroonovereenkomst kan toevoegen aan opdrachten met een enkel argument Het bestand dat wordt uitgevoerd wanneer de Workbench diskette wordt geladen Een opstartvolgorde die de besturing overdraagt aan een harddisk Het bestand dat wordt gedraaid door de initiële opstartvolgorde en dat veel ArnigaDOS opdrachten resident maakt
System directory CL1 DiskCopy FastMemFirst FixFonts FORMAT InitPrinter MergeMern NoFastMem SetMap
Maakt directe communicatie met de Amiga mogelijk door AmigaDOS opdrachten Kopieert de inhoud van de ene disk naar een andere Verandert de volgorde van geheugentoewijzing, waarbij FAST RAM vooraan wordt geplaatst Werkt de .fonts bestanden bij in de FONTS: directory Initialiseert een disk zodat deze kan worden gebruikt met de Amiga Initialiseert een printer zodat deze kan worden gebruikt met de Amiga Voegt de geheugenlijsten samen van sequentieel geconfigureerde RAM kaarten Dwingt de Amiga uitsluitend het residente CHIP RAM te gebruiken Stelt de toetskaart in die met een toetsenbord moet worden gebruikt
Referentielijst van directorieslbestanden op Workbench
8-7
Utilities directory
Calculator Clock ClockPtr
GraphicDump InstallPrinter MORE Notepad PrintFiles S ~ Y
Een standaard calculator met vier functies Geeft een digitale of analoge klok weer op het Workbench scherm Verandert de Workbench aanwijzer in een digitale klok CMDHerleidt seriële of parallelle uitvoer naar een bestand Voert een grafische dump uit van het eerste Intuition scherm Kopieert het aansturingsprogramma van een printer van Extras naar de Workbench Geeft ASCII tekstbestanden weer Maakt het opzetten van korte tekstbestanden mogelijk Kopieert meerdere bestanden naar de printer Een spraaksynthesizer-programma
Merk op dat in deze sectie niet wordt verwezen naar de .info bestanden. Bestanden met een .info achtervoegsel bevatten de informatie die nodig is voor het weergeven van iconen en vensters en voor het beginnen van applicaties. De meeste gebruikers zullen deze bestanden niet willen gebruiken.
Referentielijst van directorieslbestanden op Extras
C-l
C. Referentielijst van directorieslbestanden op Extras
Bestanden in de F D 1 . 3 en Basic Demos directories behoren tot de programmeertaal Amiga Basic. Voor meer informatie over deze directories kunt u het handboek over Amiga Basic raadplegen, dat bij uw Amiga computer was verpakt. Naar alle andere directories op Extras wordt in deze bijage verwezen.
-
Devs directory Toetskaart subdirectory Toetskaart cdn chl ch2 d dk e f gb i is n s usa2
Compatibel toetsenbord Frans Canadees Zwitser-Frans Zwitser-Duits Duits Deens Spaans Frans Engels Italiaans IJslands Noors Zweeds Dvorak
C-2
Referentieliist van directorieslbestanden op Extras
-
Devs directory Printers subdirectory
Referentielijst van directorieslbestanden op Extras
C-3
Fonts directory Lettertype Courier Helvetica Times
Afmetingen 11, 13, 15, 18,24 9, 11, 13, 15, 18, 24 11, 13, 15, 18,24
PCUtil directory PCCopy PFormat Read Me ToPCCopy
Kopieert bestanden van een 5 114" PC diskette naar een 3 112" Amiga diskette Initialiseert een 5 114" diskette voor gebruik met ToPCCopy Bevat beschrijvende tekst' bij PCCopy, PCFormat en ToPCCopy Kopieert bestanden van een 3 112" Amiga diskette naar een 5 114" PC diskette
Tools directory FED FreeMap IconEd IconMerge KeyToy2000 MEMACS Palette PerfMon
Wijzigt lettertypes en zet deze op Geeft het chip geheugenverbruik weer Verandert de verschijning van iconen Voegt icoonbeelden samen of splitst deze Geeft de globale toetskaart weer van een Amiga 2000 Bewerkt tekstbestanden Verandert de kleuren van een Intuition scherm Controleert de systeemprestatie
Merk op dat in deze sectie niet wordt verwezen naar de .info bestanden. Bestanden met een .info achtervoegsel bevatten de informatie die nodig is voor het weergeven van iconen en vensters en voor het beginnen van applicaties. De meeste gebruikers zullen deze bestanden iniet wilten gebruiken.
Commodore