Behoort bij raadsbeslurt van i l VMM 2011 nr De griffii^\van Heemstede.
3
17
AM Vastgoed Nieuw Overbos
/
Ruimtelijke onderbouwing
RBOI 1 adviseurs ruimtelijke ordening
AM bv Nieuw Overbos, Heemstede
ruimtelijke onderbouwing
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
NL.IMRO.0397.PBnieuwoverbos-0201
01-07-2010
projectnummer:
opdrachtleider:
11309.15170.00
mw. mr. C.T. Ploeger
gecertificeerd door Lloyd's conform ISO 9001: 2000
RBOIaangesloten bij: O P ^ a
B N S P ruimtelijke ordening
R B O I - R o t t e r d a m bv Delftsestraat 17 a Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
® RBOI - Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI - Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoud 1. Inleiding
biz. 5
1.1.
Aanleiding
5
1.2. 1.3. 1.4.
Projectgebied Bouwplan en ruimtelijke onderbouwing Leeswijzer
5 6 6
2. Projectomschrijving 2.1. 2.2.
Bestaande situatie Toekomstige situatie
3. Vigerend bestemmingsplan 3.1. 3.2. 4.
Vigerende bestemmingsregeling Strijdigheden met het bestemmingsplan
7 7 8
il 11 12
Vigerend beleid
15
4.1.
Rijksbeleid 4 . 1 . 1 . Nota Ruimte (2006) 4.1.2. Nota Belvedère (1999) 4.1.3. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) 4.1.4. Conclusie Provinciaal beleid 4.2.1. Interim-beleid Wro (2009) 4.2.2. Streekplan Noord-Holland Zuid 4.2.3. Structuurvisie 4.2.4. Conclusie Gemeentelijk beleid 4.3.1. Heemstede 2015 4.3.2. Groenstructuurvisie 4.3.3. Natuurwaardenkaart
15 15 15 15 16 16 16 16 17 17 17 17
4.3.4.
Archeologiebeleid
18
4.3.5. 4.3.6. 4.3.7.
Nota Volkshuisvesting (20 Welstandsnota Conclusie
18
4.2.
4.3.
onderbouwing 5. Ruimtelijke onderbouwing 5.1.
5.2. 5.3. 5.4.
Stedenbouw 5.1.1. Huidige situatie 5.1.2. Toekomstige situatie 5.1.3. Conclusie Archeologie Ecologie Milieu 5.4.1. Bedrijven en milieuhinder 5.4.2. Bodem 5.4.3. Duurzaam bouwen 5.4.4. Externe veiligheid
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
18 18
19 19
21 21 21 22 25 27 27 30 30 31 31 32
011309.15170.00
Inhoud van de toelichting
5.4.5.
5.5. 5.6.
Kabels en leidingen
5.4.6. Luchtkwaliteit 5.4.7. Schiphol 5.4.8. Wegverkeerslawaai Verkeer Water
34 34 36 37 40 42
6. Economische uitvoerbaarheid
47
7. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
49
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Instemming provincie. Terreininrichtingsplan. Bomeninventarisatie. Schaduwberekening. Bureauonderzoek archeologie. Veldonderzoek archeologie. Ecoscan. Bomeninventarisatie ecologie. Nader onderzoek vleermuizen. Bodemonderzoek. Beoordeling Milieudienst bodemonderzoek. Akoestisch onderzoek gezoneerde weg. Akoestisch onderzoek niet-gezoneerde weg. Verkeersgeneratie. Parkeerbalans. Parkeereis gemeente. Waterhuishouding
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inhoud van de toelichting
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.OOr
0T8C-fig
Figuur 1.1: Ligging plangebied
legenda | ligging plangebied
A
1. I n l e i d i n g
1.1. Aanleiding De aanleiding voor het project 'Nieuw Overbos', ligt in het verlengde van een in 2006 verleende vrijstelling van het bestemmingsplan 'Natuurgebieden' aan Stichting Sint Jacob (SSJ). Deze vrijstelling had betrekking op gedeeltelijke renovatie en gedeeltelijke nieuwbouw voor het bestaande complex Het Overbos (Burgemeester Van Lennepweg 35). Op basis van deze vrijstelling is een bouwvergunning afgegeven aan SSJ. Vervolgens is het plan in 2007 opgenomen in het nieuwe en thans vigerende bestemmingsplan 'Landgoederen en Groene Gebieden'. Uiteindelijk is het plan niet uitgevoerd, mede als gevolg van een tussentijdse wijziging van zorgbehoefte, ingegeven door een wijziging van de AWBZ. De voornaamste wijziging daarin is de splitsing tussen zorg en wonen, waardoor mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen en daarbij zelf de benodigde zorg kunnen inkopen. De zorg concentreert zich zodoende niet langer in verzorgings- en verpleeghuizen. In plaats daarvan zal de zorgverlener zelf 'de wijk in gaan'. SSJ heeft op basis van deze nieuwe inzichten een nieuw plan ontwikkeld, waarin wijkgerichte zorg en duurzame appartementen zijn opgenomen. Het nieuwe plan waar dit concept in verwerkt is, past echter niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om die reden is een projectbesluit noodzakelijk om de ontwikkeling juridisch mogelijk te maken. Het nieuwe plan is om die reden in de raadscommissie Ruimte behandeld op 11 januari 2010. Het plan was daarbij voorzien van een voorgenomen besluit van het college van burgemeester en wethouders, om Stichting Sint Jacob aan te geven dat er op basis van de aanwezige gegevens vertrouwen in het nieuwe plan bestaat en dat dit plan verder kan worden uitgewerkt, waarna middels een projectbesluit medewerking aan het plan kan worden verleend. De raadscommissie sloot zich aan bij het voorgenomen besluit, waarna het college op 2 februari met het voorgenomen besluit heeft ingestemd. Dit document dient daarbij als ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit.
1.2. Projectgebied Het projectgebied is weergegeven in figuur 1.1 en vormt het gebied waarbinnen het vigerende bestemmingsplan buiten werking wordt gesteld om zodoende het bouwplan mogelijk te maken. Van belang is daarbij dat het buiten werking stellen van het bestemmingsplan uitsluitend van toepassing is voor het bouwplan zoals ingediend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
Inleiding
Het gebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Burgemeester van Lennepweg wat t e vens een kadastrale grens is. Aan de noord- en zuidzijde worden eveneens kadastrale grenzen aangehouden, deze lopen langs het complex door tot in 't Sorghbosch. Aan de achterzijde is een arbitraire grens aangehouden. De gronden in eigendom lopen weliswaar verder door, maar de grens zoals nu aangehouden biedt voldoende ruimte voor het ingediende bouwplan. Bovendien zijn er geen planologische strijdigheden op de gronden die doorlopen, qua bestemming verandert daar niets. Een ruimer projectgebied is derhalve niet noodzakelijk. In het kader van de uitvoering van het plan, wordt een anterieure overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst heeft alleen betrekking op het projectgebied zoals in deze onderbouwing opgenomen. De overeenkomst kan gezien worden als een aanvulling op de in 2007 gesloten samenwerkingsovereenkomst die van toepassing is op 't Sorgbosch als geheel en doelt op de openstelling daarvan en de uitvoering van Plan Maris. Omdat plan Maris uitvoerbaar is binnen het vigerende bestemmingsplan, is een projectbesluit daarvoor niet nodig. Om die reden blijven deze ruimtelijke onderbouwing en het projectgebied beperkt tot Nieuw Overbos. Uiteraard is het daarbij van belang dat de effecten van het plan voor Nieuw Overbos op 't Sorghbosch acceptabel zijn. Dit wordt in deze ruimtelijke onderbouwing nader uitgewerkt.
1.3. Bouwplan en ruimtelijke onderbouwing Het bouwplan wordt onderbouwd door middel van deze ruimtelijke onderbouwing, welke dient ter onderbouwing van het projectbesluit. Deze onderbouwing heeft betrekking op aspecten als stedenbouw, verkeer, milieu, ecologie, archeologie en water. Het projectbesluit heeft tot doel de beoogde ontwikkeling in ruimtelijke zin te onderbouwen.
1.4. Leeswijzer Hoofdstuk 2 van deze onderbouwing zal de beoogde ontwikkeling beschrijven. Deze betreft zowel de sloop van het bestaande complex als de realisatie van het nieuwe complex. In hoofdstuk 3 wordt uiteengezet op welke wijze het vigerende bestemmingsplan deze ontwikkeling belemmert. Na de constatering uit hoofdstuk 3 dat het project in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, gaan de volgende hoofdstukken in op de onderbouwing van het project als acceptabel. Hoofdstuk 4 zet het project daarbij af tegen beleidsdocumenten op zowel rijksniveau als provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 5 onderbouwt het plan op ruimtelijke wijze en onderscheid daarbij aspecten als stedenbouw, verkeer, milieu, ecologie en water. Tot slot tonen hoofdstuk 6 en 7 respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
I I 2. Projectomschrijving
2 . 1 . Bestaande situatie De huidige situatie bestaat uit het complex Overbos, gelegen aan de Burgemeester van Lennepweg 35. Het complex betreft een zorgcentrum en ligt aan de rand van 't Sorghbosch, een binnenstedelijke, bosrijke omgeving. De voorzijde van het terrein, gericht naar de Burgemeester van Lennepweg, is ingericht als rondrijroute en parkeerplaats voor het betreffende complex. De ontsluiting van het terrein vindt uitsluitend plaats via de Burgemeester van Lennepweg. Het complex zelf kan onderscheiden worden in 3 onderdelen, welke overigens aan elkaar gebouwd zijn en met elkaar in verbinding staan. Het voornaamste onderdeel betreft de 10 verdiepingen hoge flat, waarin de woonverblijven gelegen zijn. Deze staat parallel aan de Burgemeester van Lennepweg en vormt in die zin een afscherming richting het achterliggende Sorghbosch. Aan de zuidkant van de flat, vanaf de weg gezien aan de linkerkant, bevindt zich een kubusachtige aanbouw van 2 verdiepingen hoog. Aan de westzijde van de flat, vanaf de weg niet waarneembaar, is een tweede aanbouw van zeer beperkte omvang aanwezig. Deze vormt als het ware een uitloper van het gebouw de tuin in en heet dan ook de Tuinzaal. Deze bestaat uit 1 bouwlaag met kap.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
Projectomschrijving
2.2. Toekomstige situatie Ruimtelijk concept Het nieuwe gebouw staat op een ondergrondse parkeergarage en bestaat uit drie vleugels, die door middel van een plint van twee bouwlagen met elkaar verbonden zijn. De drie vleugels strekken zich ieder in een andere richting uit in de omgeving, waardoor er doorzichten ontstaan. Op deze wijze versterkt de opzet en vormgeving van het gebouw de ruimtelijke en visuele relaties tussen het gebouw Nieuw Overbos, de aangrenzende woonwijk en 't Sorghbosch. Een impressie van het complex is weergegeven in figuur 2 . 1 .
Figuur 2.1 Impressie complex Nieuw Overbos Zorgconcept De symbiose tussen de woonbehoefte van de bewoners en de zorgopgave van Sint Jacob is cruciaal. Dit heeft consequenties voor de opzet van het gebouw. Bewoners zijn gebaat bij een duurzaam, eigentijds, veilig, lokaal gebonden woning en zorgconcept. Het zorgconcept bestaat uit verschillende onderdelen: kleinschalig psychogeriatrisch groepswonen; intramuraal dementie; zelfstandige appartementen met zorginfrastructuur; wijkservicepunt; wijkcentrum voor thuiszorg en wijkzorg.
verblijf voor mensen
met
Het kleinschalig psychogeriatrisch groepswonen is bedoeld voor dementerende ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen. De bewoners hebben eigen woon- en slaapkamers, maar daarnaast zijn de groepswoningen voorzien van een gedeelde woonkamer voor dagelijks verblijf en visite evenals een multifunctionele ruimte voor dagopvang, spel en behandeling. Omdat het geen geheel zelfstandige woningen zijn, voert de maatschappelijke functie hier de boventoon.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Projectomschrijving
De appartementen zijn royale, zelfstandige appartementen. Door een specifieke inrichting evenals door de nabijheid van zorgvoorzieningen zijn de appartementen gericht op duurzaam, zelfstandig gebruik door ouderen. In het ontwerp is bijvoorbeeld rekening gehouden met opstelmogelijkheden voor een scootmobiel of rollator, ruime gangen, het weglaten van drempels, zitjes bij de liften en lage ramen met uitzicht vanuit stoel of bed. Tevens zijn de appartementen ruim genoeg voor verblijf van (klein)kinderen, waarmee mantelzorg mogelijk wordt gemaakt. Het wijkcentrum voor thuiszorg en wijkzorg voorziet zowel in zorg binnen het complex als in zorg in de omliggende wijken. Daarbij gaat het om maatschappelijke voorzieningen, specifiek gericht op het bieden van welzijn- en zorg voor ouderen en andere hulpbehoevenden. De voorzieningen die concreet hun intrek nemen in deze ruimten zijn op dit moment nog niet aan te duiden. Wel kan worden aangegeven dat er binnen deze ruimten specifieke voorzieningen worden gerealiseerd voor dagopvang voor mensen met beginnende dementie die nog thuis wonen in de wijk, maar gedurende de dag worden opgevangen in Nieuw Overbos. Het wijkservicepunt tot slot voorziet in voorzieningen die niet uitsluitend op zorg zijn gericht en ook hier geldt dat zowel de bewoners van het complex als bewoners uit de directe omgeving tot de doelgroep behoren. Hierbij zijn de functies ondergeschikte horeca, dienstverlening en kleinschalige detailhandel mogelijk. Dergelijke voorzieningen vormen een aanvulling voor de buurt en kunnen tevens zorgen voor ontmoetingen en contacten tussen gebruikers en bewoners van het complex.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
10
Projectomschrijving
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3. Vigerend bestemmingsplan
n
3 . 1 . Vigerende bestemmingsregeiing Het vigerende bestemmingsplan voor het projectgebied betreft het bestemmingsplan 'Landgoederen en Groene Gebieden' zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Heemstede op 29 maart 2007. Dit plan is gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van NoordHolland en vervolgens onherroepelijk geworden na uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 december 2008. Daarbij is het van belang dat de onderdelen waarop door Gedeputeerde Staten goedkeuring is onthouden, geen betrekking hebben op de bestemmingslegging en -regeling voor het projectgebied Nieuw Overbos. Een uitsnede van de plankaart is opgenomen als figuur 3 . 1 . Van de kaart zijn verschillende zaken af te lezen. De bouwgrens is zeer specifiek en komt overeen met het plan van SSJ waarvoor in 2006 vrijstelling is verleend. Binnen het bouwvlak zijn de aanduidingen (c), (I) en (n) opgenomen. Deze duiden op afzonderlijke maximumgooten bouwhoogten voor de drie onderscheiden onderdelen. Aanduiding (c) duidt op een maximumgooten bouwhoogte van respectievelijk 3 en 6 m. Aanduiding (I) duidt enkel op een maximumbouwhoogte van 35 m en aanduiding (n) duidt op een maximumgooten bouwhoogte van beide 13 m. Figuur 3.1 Vigerende bestemmingslegging De bestemming die binnen het bouwvlak van toepassing is, is de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden'. De aanduiding 'z' duidt er daarbij op dat uitsluitend zorginstellingen zijn toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
12
Vigerend bestemmingsplan
De directe omgeving is voorts bestemd als 'Bos', waar logischerwijs bos is toegestaan, evenals ondergeschikte voorzieningen als paden en wegen, waterpartijen en daarnaast extensief, recreatief medegebruik. Tot slot toont de plankaart een diagonale arcering die duidt op de dubbelbestemming 'Landgoederen'. Deze bestemming is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden.
3.2. Strijdigheden met het bestemmingsplan Het project Nieuw Overbos kent verschillende strijdigheden met het vigerende bestemmingsplan. Hieronder zijn deze schematisch uiteengezet. Locatie gebouw Het beoogde gebouw past niet binnen het bouwvlak zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. In de hiernaast afgebeelde figuur, wordt aangegeven hoe het bouwvlak uit het bestemmingsplan en de beoogde nieuwbouw zich tot elkaar verhouden. De witte vorm betreft daarbij de beoogde nieuwbouw en de rode stippellijn duidt op de bouwvlakgrens uit het bestemmingsplan. Aan de oostzijde, ter plaatse van de huidige parkeerplaats, ligt één vleugel van het beoogde gebouw buiten het bouwvlak. Aan de zuidzijde is eveneens een overschrijding aan de orde, zij het op kleinere schaal. Aan de westzijde vindt de derde overschrijding plaats doordat de daar beoogde vleugel een ruimere 'footprint' kent dan de huidige tuinzaal.
_ . . , . , Figuur 3.2 Locatie gebouw
Hoogte gebouw De bouwhoogte van de nieuwbouw, voor zover deze binnen het bouwvlak van het vigerende bestemmingsplan valt, is op onderdelen eveneens strijdig met het vigerende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan kent 3 verschillende regelingen voor bouw- en goothoogten binnen het betreffende bouwvlak, zoals weergegeven in figuur 3 . 1 . De oostvleugel van de beoogde nieuwbouw kent een bouwhoogte van circa 20 m. Deze vleugel valt zoals gezegd grotendeels buiten het bouwvlak. Voor dat deel waar deze binnen het bouwvlak valt bestaat de vleugel enkel nog uit de twee eerste bouwlagen die de drie afzonderlijke vleugel met elkaar verbinden. Deze twee lagen vormen logischerwijs geen overschrijding van de toegestane maximumbouwhoogte van 35 m. De zuidvleugel reikt tot circa 26 m. Voor de helft valt deze vleugel binnen het gebied waarbinnen conform het bestemmingsplan 35 m hoogte is toegestaan. De andere helft valt binnen het gebied waar conform het vigerende bestemmingsplan 13 m hoogte is toegestaan. De westvleugel tot slot is circa 32 m hoog. Het bestemmingsplan staat voor deze vleugel deels 35 m toe en deels 6 m met een goot van 3 m.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Vigerend bestemmingsplan
13
G e b r u i k v a n de g r o n d e n Het project voorziet in een programma van 97 woningen, 6 psychogeriatrische groepswoningen a 7 kamers, een wijkcentrum voor thuiszorg en een wijkservicepunt. In figuur 3.3 is een plattegrond opgenomen van de begane grond, omdat daarin de mix van het gebouw het meest duidelijk naar voren komt.
onderdeel:
bestemming:
centrale tial
gemengde doeleinden, dienstverlening, ondergeschikte horeca, kleinschalige detailhandel, maatschappelijk
wijkservicepunt
gemengde doeleinden, dienstverlening, ondergeschikte horeca, kleinschalige detailhandel, maatschappelijk
wijkcentrum zorg
maatschappelijk
PG wonen
3.3 Functie-indeling Op de begane grond bevinden zich namelijk de centrale hal, psychogeriatrische groepswoningen, het wijkservicepunt en het wijkcentrum zorg. Op de l e verdieping zijn de functies minder gemixt. De oostelijke vleugel voorziet daar in zelfstandige appartementen en de andere twee vleugels in psychogeriatrische groepswoningen. Voor alle lagen daarboven geldt dat ze geheel voorzien in zelfstandige appartementen. Van de genoemde functies passen het wijkcentrum voor zorg en de psychogeriatrische groepswoningen binnen de vigerende bestemming 'Maatschappelijke doeleinden', specifiek zorginstellingen. De twee overige functies in de vorm van het wijkservicepunt en de zelfstandige appartementen, voldoen hier niet aan en zijn zodoende strijdig met het vigerende bestemmingsplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
14
Vigerend bestemmingsplan
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg •
4 . Vigerend beleid
15
4 . 1 . Rijksbeleid 4 . 1 . 1 . Nota Ruimte (2006) De Nota Ruimte is gebaseerd op de beleidsvoornemens van de Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. In de Nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Hiermee komt de nadruk meer dan in de Vijfde Nota te liggen op economische ontwikkeling. De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.
4.1.2. Nota Belvedère (1999) Met de nota Belvedère pleiten vier ministeries voor een respectvolle omgang met cultuurhistorische waarden binnen ruimtelijke ontwikkelingen door te zoeken naar wederzijds profijt. De strategie die hierbij past is die van 'behoud door ontwikkeling'. In deze nieuwe ontwikkelingsgerichte strategie vormt de cultuurhistorie uitgangspunt voor ruimtelijke planvormingsprocessen met een tweeledig doel: verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultuurhistorisch erfgoed. In het kader van het project Belvedère is een cultuurhistorische waardenkaart van Nederland opgesteld van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden.
Figuur 4.1 Belvedèregebied Zuid-Kennemerland
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
16
Vigerend beleid
Het Belvedèregebied 'Zuid-Kennemerland' (figuur 4.1) kent daarbij een hoge concentratie van landgoederen, buitenplaatsen en villaparken. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland is het Overbos samen met Berkenrode als ensemble aangewezen als buitenplaats.
4.1.3. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) De AWBZ is het kader voor vergoeding van ziektekosten die niet door de zorgverzekeraar vergoed worden. Deze vergoeding wordt uitgekeerd in de vorm van een zogenaamd 'persoonsgebonden budget' of 'zorg in natura'. Aan de hand hiervan kan een ieder zelf zijn zorg inkopen bij een aanbieder naar wens. Bovendien kan de zorg gegeven worden op een locatie naar wens, waarmee een scheiding van wonen en zorg gerealiseerd kan worden. Aan de hand van dat principe wordt afgestapt van 'traditionele' verzorgingstehuizen, waarin wonen en zorg per definitie gecombineerd waren. Voor mensen die al in een dergelijke instelling verblijven wordt een stapsgewijze splitsing doorgevoerd, waarbij wonen en zorg in eerste instantie alleen financieel aan de orde komt. De AWBZ voorziet dan uitsluitend nog in vergoeding van de zorgcomponent en niet langer in het wonen. Deze splitsing vraagt ook binnen de zorgsector grote aanpassingen. Zorgaanbieders zullen in moeten gaan spelen op zorg op locatie (aan huis). Daarnaast zal bij nieuwbouw van zorgvoorzieningen met name gericht worden op zelfstandige woningen, waarbij de woningen levensloopbestendig worden ingericht en de zorgaanbieder in de directe omgeving aanwezig is.
4 . 1 . 4 . Conclusie De ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied en gericht op splitsing van zorg en wonen sluit aan bij het landelijke ruimtelijk beleid. Een kwalitatief goed bouwplan inrichtingsplan moeten daarbij zorgen voor een goede inpassing in het Overbos dat als 'buitenplaats' is aangewezen. Het project sluit op die wijze aan op de strategie 'behoud door ontwikkeling'.
4.2. Provinciaal beleid 4 . 2 . 1 . Interim-beleid Wro (2009) In het kader van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is de rol en positie van de provincie in de ruimtelijke ordening wezenlijk veranderd. De focus ligt voornamelijk op het provinciaal belang. Om hier op een goede wijze invulling aan te geven zullen Provinciale Staten medio 2010 de provinciale structuurvisie vaststellen. Voor de periode tussen 1 juli 2008 en de vaststelling van de structuurvisie is daarom interim-beleid geformuleerd. Het interim-beleid heeft nadrukkelijk niet tot doel nieuwe beleidsuitspraken te doen. Het doel van dit interim-beleid is vast t e stellen welke onderdelen van het bestaande ruimtelijk beleid t o t de vaststelling van de structuurvisie worden gezien als zijnde provinciaal belang. De bestaande streekplannen zijn daarbij het meest toonaangevend.
4.2.2. Streekplan Noord-Holland Zuid De provincie zet maximaal in op het bouwen van woningen binnen de rode contour. Voor de projectlocatie geldt dat deze geheel gelegen is binnen die rode contour. De locatie is voorts aangeduid als stedelijk gebied met de nadere aanduiding 'groenvoorziening/bos'. Het streekplan stelt over deze gebieden dat niet alle open ruimten binnen het stedelijk gebied mogen worden bebouwd. Cultuurhistorisch waardevolle patronen en open of blauwgroene ruimten die een belangrijke bijdrage leveren aan de stedenbouwkundige of cultuurhistorisch bepaalde structuur van het stedelijk gebied moeten bij de Inpassing van nieuwe functies worden gerespecteerd.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Vigerend beleid
17
Het gebied is voorts op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie aangemerkt als een gebied met een hoge historisch geografische waarde.
4.2.3. Structuurvisie De provinciale structuurvisie 'Kwaliteit door veelzijdigheid, Noord-Holland in 2040' is 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. Een beknopte samenvatting van de visie op 2040, levert de volgende relevante hoofdpunten op: Noord-Holland heeft droge voeten, ondanks de stijgende zeespiegel; er zijn 200.000 woningen bijgekomen, deze woningen zijn zoveel mogelijk binnenstedelijk gebouwd; door verdichting, het benutten van stationslocaties en knooppunten en ondergronds bouwen is het stedelijk gebied optimaal in gebruik; de verschillende Noord-Hollandse landschappen en de bijbehorende cultuurhistorie zijn behouden, maar ook verder ontwikkeld. Het concrete plangebied, 't Sorghbosch, is in de structuurvisie gelegen binnen de aanduiding 'Metropolitaan stedelijk gebied' en 'Bestaand bebouwd gebied'. Uitgangspunt van de provincie is om de woningvraag zoveel mogelijk te realiseren binnen het bestaand bebouwd gebied.
4 . 2 . 4 . Conclusie Het beleid van de provincie is gericht op concentratie van stedelijke ontwikkelingen binnen bestaande stedelijke gebieden. Bestaande waarden dienen daarbij beschermd en behouden te blijven. De projectlocatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en voorts is het bouwplan voorzien van een inrichtingsplan dat voorziet in een deugdelijke inpassing in de directe omgeving (zie hoofdstuk 5). Per brief, die is opgenomen in bijlage 1 , onderschrijft de provincie dat de betreffende ontwikkeling op de betreffende locatie binnen haar beleidskaders past.
4.3. Gemeentelijk beleid 4 . 3 . 1 . Heemstede 2015 In deze visie op het toekomstige dorp verkent de gemeente eerst de huidige situatie, stelt zij zich opgaven en bekijkt wat er nodig is om de gewenste situatie te bereiken. Voor zover relevant voor Nieuw Overbos geeft deze visie een aantal punten aan. Om te beginnen wordt stilgestaan bij de groei van het aantal mensen in de leeftijdscategorie 55 jaar en ouder. Opvallend is daarbij dat de deelcategorie van 65 t / m 80 jaar 4 0 % hoger ligt dan het landelijk gemiddelde en voor de categorie 80 jaar en ouder ligt dat zelfs op 100% hoger. In dat licht wordt gestreefd naar mogelijkheden om deze groep mensen langer zelfstandig te laten wonen. Dit vereist passende woningen en nabijheid van voorzieningen, waarvoor geldt dat niet alleen kwantiteit maar ook kwaliteit van belang is. Wanneer dit gebeurt in de vorm van nieuwbouw geldt bovendien dat duurzaamheid hierbij van groot belang is, te meer wanneer het gaat om landgoederen of buitenplaatsen. Uitgangspunt is dat er op dergelijke locaties in principe geen aanvullende bebouwing gewenst is. Wel kan er sprake zijn van vervangende nieuwbouw die de kwaliteit van het landgoed of buitenplaats als geheel verhoogt, onder andere door middel van openstelling van deze gronden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
18
Vigerend beleid
4.3.2. Groenstructuurvisie De Groenstructuurvisie geeft aan wat de belangrijke elementen zijn in de groenstructuur van Heemstede en welke visie er is om deze te behouden, te versterken of verder te ontwikkelen. Voor de 'Centrale Zone', waarin onder meer 't Sorghbosch gelegen is, geeft de visie aan dat het behoud van de oost-westlopende groene stroken belangrijk is voor groene verbindingen met het omringende landschap. Vanaf de noord-zuidlopende wegen is de bijzondere afwisseling tussen de bebouwde gebieden en deze groene dwarsstroken goed te ervaren. De betreffende groene zones bestaan vooral uit buitenplaatsen en monumentale bomen. Het belangrijkste uitgangspunt voor deze zone is het behoud van deze karakteristieke afwisseling. Mogelijkheden voor behoud van deze groene gebieden kunnen gevonden worden in de ontwikkeling van een recreatief netwerk, zodat de gebieden meer betekenis krijgen voor de inwoners van Heemstede. Daarnaast geldt dat in het noorden van Heemstede en in het oosten van de Indische buurt de dichtstbijzijnde groene gebieden op meer dan 800 m gelegen zijn. Om er voor te zorgen dat op wijkniveau meer groen beschikbaar komt, richt de visie zich op een opstelling van 't Sorghbosch.
4.3.3. Natuurwaardenkaart De gemeente Heemstede bezit veel landgoederen die een uitzonderlijke waarde hebben voor de natuur. Het is om deze reden dat de gemeente in 2006 besloten heeft meer in detail te kijken naar de aanwezige natuurwaarden. In dat kader is gebiedsdekkend gekeken naar voorkomende flora en fauna, 't Sorghbosch heeft daarbij de natuurwaarde 'hoog' toebedeeld gekregen.
4.3.4. Archeologiebeleid (2010) Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor het archeologisch erfgoed in belangrijke mate bij gemeenten neergelegd. Voor het opstellen van archeologiebeleid heeft de gemeente gebruik gemaakt van de expertise van het 'Steunpunt cultureel erfgoed'. Deze organisatie heeft
het gehele
bodemarchief
van Heemstede
geïnventariseerd
op het gebied van
archeologie. Op basis van die bevindingen is een archeologische waardenkaart opgesteld, die gezien kan worden als verfijning van de waardenkaarten van het rijk en de provincie. Naar
gelang
de
archeologische
waarde
binnen
een gebied,
wordt
bij
ruimtelijke
ontwikkelingen van een bepaalde omvang archeologisch onderzoek verplicht gesteld. Ook de diepte van de ruimtelijke ontwikkelingen is hierbij van belang. Voor de projectlocatie geldt dat deze in een gebied is gelegen waarbinnen
ruimtelijke
ontwikkelingen groter dan 70 m 2 en dieper dan 40 cm uitsluitend uitgevoerd kunnen worden indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat hiermee geen archeologische waarden geschaad worden.
4 . 3 . 5 . Nota V o l k s h u i s v e s t i n g ( 2 0 0 7 ) Het gemeentelijk beleid is voor een belangrijk deel doorvertaald in het vigerende bestemmingsplan 'Landgoederen en Groene gebieden'. In aanvulling hierop is de Nota Volkshuisvesting (2007) relevant. Hierin wordt als vertrekpunt geconstateerd dat het aandeel ouderen ( 5 5 + ) op de totale bevolking met 3 4 % ver boven het landelijke gemiddelde van 2 2 % ligt en dat intramurale verblijfsvoorzieningen steeds minder toereikend bevonden worden. De aanpassing van de AWBZ, gericht op het scheiden van wonen en zorg, is hierbij een duidelijk signaal.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Vigerend beleid
19
Met deze gegevens als vertrekpunt, stelt de Nota de volgende, voor het plan relevante kaders: prestatieafspraak: inzetten op bouw woonvoorzieningen met zorgcomponent; prestatieafspraak: bouw van (luxe) woningen met service; prestatieafspraak: bouw in iedere nog beschikbare ontwikkelingslocatie waar mogelijk 22% sociale huur; sociale huurwoningen moeten veelal gebouwd worden in combinatie met koop of duurdere huur, om zo de woningen betaalbaar te houden; prestatieafspraak: waar mogelijk bouw middeldure eengezinswoningen en appartementen voor doorstroming ouderen en doorstromers; prestatieafspraak: domotica stimuleren. Het plan van SSJ voldoet niet aan het beleidsuitgangspunt om waar mogelijk 2 2 % sociale woningbouw te realiseren. Een afzonderlijk deel van het programma, de psychogeriatrische groepswoningen, zijn 100% sociaal. De overige woningen vallen buiten deze categorie, maar voorzien wel in een andere behoefte waar in de Nota Volkshuisvesting ook op gericht wordt: de bouw van (luxe) woningen met service. Om op de financiële bereikbaarheid van deze woningen 'm te spelen, heeft 2 2 % van de woningen een huurprijs in de categorie tot € 1.300,- (prijspeil 2008). Wanneer de 42 woningen voor psychogeriatrische zorg worden meegerekend komt dit percentage op 4 4 % . In breder oogpunt kan de 22%-norm gezien worden als een gemiddelde voor ontwikkelingen in heel Heemstede. Enkele projecten binnen Heemstede, zoals Vogelpark of NOVA, kennen een 'overmaat' aan sociale woningbouw. Wanneer een zogenaamde verrekening plaatsvindt met het programma van deze projecten, wordt gemeentebreed aan de vereiste 22%-voorwaarde voldaan.
4.3.6. Welstandsnota De welstandsnota formuleert het gemeentelijk beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Het geeft om te beginnen toetsingscriteria voor bouwplannen. Wat voor Nieuw Overbos eveneens van belang is, is dat voor gronden die gelegen zijn binnen het plangebied 'Landgoederen en groene gebieden', een afzonderlijk beoordelingskader van toepassing is. Dit doelt er op de oorspronkelijke kwaliteit en het karakter van deze gronden te behouden en waar mogelijk te versterken. Een prominente verschijningsvorm en architectonische kwaliteit zijn speerpunten die voor deze gronden aan nieuwe ontwikkelingen worden gesteld. Daarnaast wordt stilgestaan bij de onderlinge relatie tussen een gebouw en zijn directe omgeving. Het karakter van de betreffende gebieden wordt namelijk mede bepaald door de terreininrichting en structurerende onderdelen daarvan zoals lanen, waterpartijen, waterlopen, erfafscheidingen, reliëf. Bij bouwplannen dient om die reden ook een terreininrichting beschikbaar te zijn dat inzicht geeft in de inpassing van het gebouw in de directe omgeving.
4 . 3 . 7 . Conclusie De beoogde ontwikkeling past binnen het beleidskader, maar vereist specifieke aandacht voor de ruimtelijke inpassing. Het programma sluit aan op het beleid door te voorzien in duurzame woningen, goed toegankelijk voor ouderen en met zorgvoorzieningen binnen handbereik. Dat dit binnen de bestaande kern plaatsvindt, sluit aan bij het provinciaal beleid. Echter, de ligging aan de rand van een waardevol terrein op het gebied van groenstructuur, flora en fauna, vereist een kwalitatief goed inrichtingsplan. Voor het gebouw zelf zijn de aspecten architectonische kwaliteit en een prominente verschijningsvorm essentieel. Voor de inpassing geldt dat de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
20
Vigerend beleid
karakteristiek van het terrein behouden en mogelijk versterk dient te worden, met bijzondere aandacht voor de hoge natuurwaarde van het gebied. Daarnaast is archeologisch onderzoek vereist.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
21
5. Ruimtelijke o n d e r b o u w i n g
5.1. Stedenbouw 5.1.1. Huidige situatie Omgeving Het projectgebied ligt aan de Burgemeester Van Lennepweg 35 in Heemstede iets ten noorden van het centrum van Heemstede. De Burgemeester Van Lennepweg loopt ongeveer parallel aan de 250 m westelijk gelegen Herenweg. Het gebied tussen deze twee wegen bestaat uit een park- en bosrijke omgeving gelegen op de oostflank van één van de bij Heemstede gelegen strandwallen. Het bosgebied - gelegen aan weerszijden van de historische Herenweg - gaat in westelijke richting geleidelijk over in het tussen Zandvoort en Noordwijkerhout gelegen duin- en kustgebied. De Herenweg (N208) vormt een historische ontsluitingsweg. De in de lengterichting over de strandwal lopende Herenweg verbond Heemstede en de diverse ten zuiden van Heemstede gelegen kernen als Lisse, Hillegom en Bennebroek met het ten noorden van Heemstede gelegen Haarlem. Ter plaatse van de strandwal is sprake van een sterke afwisseling van dorpsgebieden of delen daarvan en bollenvelden, bos- en parkgebieden en buitenplaatsen. Het bomenrijke gebied kenmerkt zich bovendien door de sterke hoogteverschillen, die direct ter plaatse van het projectgebied schommelen tussen 0,5 en 6,5 m + NAP. Ongeveer 350 m ten noorden van het projectgebied sluit de Herenweg/N208 aan op de Heemsteedse Dreef/N201, de belangrijke oost-westroute vanaf Zandvoort via Hoofddorp naar de A4, A5 en uiteindelijk A2. Het bosgebied waar het projectgebied in ligt, wordt begrensd door de Herenweg in het westen en de Burgemeester Van Lennepweg in het oosten en door de Koediefslaan in het noorden en de Oude Posthuisstraat in het zuiden. De binnen deze begrenzingen gelegen bebouwing ligt vooral in de noordelijke en zuidelijke randzones van het gebied. Het huidige gebouwencomplex 'Het Overbos' ligt solitair in de oostelijke randzone. 'Het Overbos' vormt één van de drie grote gebouwencomplexen binnen het bosgebied. De andere twee gebouwencomplexen zijn Kennemeroord gelegen in de noordrand en Kennemerduin gelegen in de zuidrand van het gebied. 'Het Overbos' bevindt zich op een markante centraal aan de Burgemeester Van Lennepweg gelegen locatie. De weg buigt hier oostwaarts uit om het projectgebied heen. Aan de overzijde van de weg staat een eveneens opvallende, omvangrijke 4 - 5 bouwlagen hoog appartementencomplex. Gebouwencomplex en terrein Het huidige gebouwencomplex 'Het Overbos' bestaat uit een compositie van rechthoekige in hoogte variërende bouwmassa's en een zeshoekige trommelvormige bouwmassa. De t r o m melvormige bouwmassa heeft een bouwhoogte van circa 5 m en is op verdiepingsniveau door middel van een gang verbonden met het schijfvormige 10 bouwlagen hoge hoofdgebouw (toegestane bouwhoogte tot maximaal 35 m). Dit hoofdgebouw wordt aan de zuidzijde omkraagd door laagbouw (toegestane bouwhoogte tot maximaal 13 m). Direct aan de oostgevel van de laagbouw bevindt zich een haaks op de bouwmassa geplaatst garagege-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
22
Ruimtelijke onderbouwing
bouw met 9 boxen. De huidige hoogbouw heeft geleid tot de vorming van een circa 55 m brede en 35 m hoge wand tussen de openbare weg en de parkachtige omgeving. Het bestaande complex wordt ontsloten vanaf een aan de Burgemeester Van Lennepweg gelegen voorterrein. Dit voorterrein is ingericht met een centraal gelegen plantsoen en aan de noord- en zuidzijde gelegen parkeerplaatsen.
5.1.2. Toekomstige situatie Gebouwencomplex Het bouwvlak van het nieuwe gebouwencomplex (2.823 m 2 ) is nagenoeg gelijk aan het oppervlak van het bestaande gebouwencomplex (2.825 m 2 ) , maar strekt zich plaatselijk uit buiten de contouren van het huidige bouwvlak. Het nieuwe gebouwencomplex van 'Nieuw Overbos' bestaat uit een onderbouw in 2 bouwlagen met daaronder een kelderlaag en met 3 bovengelegen, in bouwhoogte verschillende woonvleugels. Het ruimtelijk beeld wordt bepaald door de propellervormige compositie van de drie ongelijke, min of meer organisch vormgegeven woonvleugels. Deze woonvleugels liggen aan een centraal gelegen, in twee bouwlagen gebouwd entreegebouw. Het beeld van de drie langgerekte vleugelgebouwen wordt bepaald door de langwerpige, afgeronde plattegronden en de hoeken van de gevels. De drie vleugels zijn in de ondergrondse parkeerkelder, op de begane grond en voor wat betreft de westelijke en zuidelijke vleugel op de eerste verdieping met elkaar verbonden. Bij iedere vleugels is de bovenste verdiepingslaag duidelijk teruggelegd ten opzichte van de onderliggende verdiepingslagen. De oostvleugel betreft de meest nabij de Burgemeester van Lennepweg geplaatste woonvleugel. Van de drie vleugels is deze vleugel het laagst. De bovenbouw van deze vleugel bestaat uit 4 verdiepingen, wat samen met de onderbouw van 2 verdiepingen leidt tot 6 bouwlagen. Deze vleugel heeft daardoor een bouwhoogte die iets meer is dan die van het aan de overzijde van de weg aanwezige appartementengebouw. Gemeten vanaf het maaiveld ter plaatse van de hoofdentree heeft de oostvleugel een totale bouwhoogte van circa 20 m 1 '. De zuidelijke vleugel bezit één en plaatselijk twee extra bouwlagen en reikt tot een hoogte van circa 26 m. De westelijke vleugel staat op de grootste afstand vanuit de Burgemeester Van Lennepweg (circa 65 m) en heeft drie, plaatselijk vier extra bouwlagen en daarmee een maximale bouwhoogte van circa 32 m. De oostvleugel komt op circa 20 m te staan van de Burgemeester Van Lennepweg en komt hiermee dichter bij de woningen aan de Laan Van Dick Laan. De west- en zuidvleugel komen tot circa 10 m dichter bij de ten noorden en ten zuiden van het plangebied gelegen gebouwen van Kennemeroord en Kennemerduin te liggen, namelijk op een afstand van circa 85-90 m respectievelijk 75 m. De begane grond biedt ruimte aan de centrale hal en entree, aan groepswoningen voor psychogeriatrische zorg, aan wijkvoorzieningen en - in de oostvleugel - een steunpunt voor thuiszorg. De hoger gelegen lagen bestaan geheel uit zelfstandige woningen. Een overzicht van bestaande, toegestane en beoogde maatvoeringen van het complex is opgenomen in tabel 5 . 1 .
1)
De in dit hoofdstuk opgegeven bouwhoogten zijn met inbegrip van de tot circa 1,5 m hoge opstaande dakranden.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
23
Tabel 5.1 Maatvoeringen g e b o u w nu aanwezig
oppervlakte begane grond (footprint) volume (bovengronds)
voormalig bestemmingsplan natuurgebieden
vigerend bestemmingsplan l a n d g o e d e r e n en groene gebieden
plan N i e u w Overbos
2.825 m 2
2.900 m 2
3.850 m 2
2.823 m 2
35.125 m 3
101.500 m 3
± 79.000 m 3
61.539 m 3
De parkeerkelder, die bedoeld is voor bewoners, ligt volledig ondergronds en strekt zich daarbij deels uit tot buiten de bovengrondse bouwmassa. Plaatselijk ligt deze ook iets terug ten opzichte van de bovengrondse bouwmassa. Daarnaast wordt ook op maaiveld parkeerruimte gerealiseerd die vooral bedoeld is voor bezoekers. De kelderlaag bevat 154 parkeerplaatsen. Terrein Bij het bouwplan is een inrichtingsplan opgesteld, dat is opgenomen als bijlage 2. Een weergave hieruit is opgenomen als figuur 5 . 1 . Het inrichtingsplan speelt in op het reliëf binnen het plangebied en het omliggende terrein. De nieuwbouw ligt op een peil van circa 1,8 m + N.A.P, ongeveer 1,3 meter boven het niveau van de weg. Aan de zuidzijde bevindt zich een reliëf dat de begane grond van het complex omlijst en qua hoogte tot aan de l e bouwlaag reikt. Meer aan de achterzijde, rondom de psychogeriatrische groepswoningen, wordt het reliëf plaatselijk overwonnen door aan te brengen groene keerwanden. Hierdoor sluit het terrein aan op het niveau van de begane grond van het complex. Het reliëf dat ter plaatse resteert, zorgt samen met de groene keermuren voor een fysieke afscherming van de groepswoningen. Aan de voorzijde sluit het terrein in het geheel aan op het niveau van de begane grond. Het hoogteverschil tussen het complex en de Burgemeester van Lennepweg wordt overwonnen door een 5.1 Terreininrichting ontsluitingsroute. Deze loopt aan de zuidoostkant van het complex vanaf de Burgemeester van Lennepweg tot aan de centraal tussen de drie vleugels gelegen hoofdentree. Deze geboden ontsluitingsroute doorsnijdt direct aan de Burgemeester van Lennepweg een nieuw aan te leggen reliëf. Vervolgens stijgt de route geleidelijk tot aan het niveau van de hoofdentree. Aan het eind van de ontsluitingsroute, voor de hoofdentree, bevindt zich het voorplein, waarop op in één
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
24
Ruimtelijke onderbouwing
beweging kan worden gedraaid. Langs de ontsluitingsroute is daarbij ruimte voor groene begeleiding van bomen en onderbeplanting. Langs de noordelijke zijde van de ontsluitingsroute ligt het parkeerterrein, waarvan de parkeerplaatsen in half-verharding worden uitgevoerd. Het parkeerterrein is opgedeeld in kleine clusters van parkeerplaatsen, waartussen ruimte blijft voor bomen en natuurlijke onderbegroeiing. Per cluster van parkeerplaatsen zal het parkeerterrein enig reliëf kennen, waarmee bestaande hoogteverschillen overwonnen worden. Het parkeerterrein biedt ruimte aan 54 parkeerplaatsen. Ook is hier een reserveringsruimte opgenomen voor nog eens 11 parkeerplaatsen. In het gebied ten zuiden van de ontsluitingsroute is ruimte gereserveerd voor de eventuele aanleg van nog eens 18 parkeerplaatsen. De totale ondergrondse en bovengrondse parkeercapaciteit bedraagt hiermee minimaal 208 (154+54) en maximaal 237 (154+54+11 + 18) parkeerplaatsen. Daarbij geldt dat de eventuele uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen eenvoudig te realiseren valt en niet ten koste gaat van de structuur en de kwaliteit van de terreininrichting. Door direct langs de Burgemeester van Lennepweg een nieuw reliëf aan te leggen, zoals eerder aangehaald, wordt het parkeerterrein kwalitatief goed ingepast. Dit effect wordt verstekt door beplanting en begroeiing van deze wal. Het terrein als geheel zal voorzien worden van verlichting waarbij aansluiting wordt gezocht aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen. De parkeerkelder krijgt overigens een afzonderlijke ontsluiting, deze loopt langs de noordzijde van het complex. Langs de noordzijde van het complex sluit een voetpad vanuit het omliggende bosgebied aan op het voorterrein. Hiermee wordt ook aangesloten op de padenstructuur van Plan Maris wat doelt op de openstelling van 't Sorgbosch. Naast de padenstructuur wordt ook aansluiting gezocht op het type bomen en beplanting van het bosgebied. Aan de noordzijde van het complex sluit bloemenrijk grasland aan op de bestaande onderbegroeiing, terwijl aan de achterzijde gazon wordt aangelegd. De wal langs de Burgemeester van Lennepweg wordt extensief beheerd waardoor natuurlijke bosondergroei ontstaat onder de aan te planten bomen. Nieuw aan te planten bomen sluiten daarbij aan op het karakter van het eiken-beukenbos. Hiervoor zal voornamelijk worden ingezet op eiken. Daarnaast zal een deel van de bestaande bomen moeten wijken om fysiek ruimte te maken voor de nieuwbouw, maar ook om licht en ruimte rond het gebouw te creëren zodanig dat het gebouw goed in haar omgeving wordt ingepast. Hieraan ligt een bomeninventarisatie ten grondslag die is uitgevoerd door Copijn (bijlage 3). De bomen die verwijderd worden zijn overwegend bomen van mindere kwaliteit of het zijn afwijkende boomsoorten. Hierop zijn een aantal uitzonderingen. Vier als redelijk beoordeelde eiken zullen in de zuidelijke rand niet gehandhaafd kunnen worden. Het bomenplan als geheel, waarin kap en herplant zijn aangegeven, maakt onderdeel uit van bijlage 2. Z o n - en s c h a d u w w e r k i n g Van de nieuwe bebouwing is een schaduwberekening opgesteld, deze is opgenomen in bijlage 4. Hierin is voor de data 21 december (kortste dag), 21 maart (gemiddelde dag) en 21 juni (langste dag) de schaduwwerking berekend. In de bijlage is ook de schaduwwerking van de bestaande situatie berekend. Gedurende het peilmoment van de winter (21 december) is sprake van een late zonsopkomst en vroege zonsondergang. Vanaf circa 10.00 uur tot circa 16.00 uur zal de schaduw van de hoogste vleugel over een groot deel van Kennemeroord draaien, waarbij per plaats van meten circa 1,5 uur schaduwwerking aan de orde is. Kennemeroord ligt overigens in de schaduwwerking van het deels hoger gelegen bosrijke gebied dat zich aan de
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
25
noordzijde van het projectgebied over een breedte van tenminste 85 meter uitstrekt tussen Nieuw Overbos en Kennemeroord. De bebouwing aan de overzijde van de Burg. Van Lennepweg zal iets voor 16.00 in de schaduw van de nieuwbouw komen te liggen. Dit is ook het moment dat (om circa 15.50 uur) de zon op deze kortste dag van het jaar ondergaat. Gelet op het geaccidenteerde bosgebied zal ook zonder de nieuwbouw al op een eerder tijdstip sprake zijn van een schaduwwerking naar de omgeving. Op het peilmoment van het voorjaar (21 maart) respectievelijk het najaar ( 2 1 september) staat de zon 's ochtends al zo hoog dat woningen in de omgeving geen last van schaduwwerking ondervinden. Pas vanaf circa 15.30 respectievelijk 17.30 uur zal schaduwwerking optreden naar de aan de overzijde van de Burgemeester Van Lennepweg weg gelegen woningen. Deze schaduwwerking vindt plaats op een relatief laat moment van de dag, vrij kort voordat de zon ondergaat. In de zomer (21 juni) staat de zon al vroeg op de dag zo hoog dat er gedurende een groot deel van de dag geen sprake is van beïnvloeding. Pas vanaf circa 20.00 uur zal de schaduw van de nieuwbouw over een deel van de aan de overzijde van de Burgemeester Van Lennepweg gelegen bebouwing draaien. Deze schaduwwerking valt samen met de schaduwwerking als gevolg van het bosgebiedje, die bovendien verder reikt dan de schaduwwerking van het complex. Voor de schaduwwerking van de bestaande situatie is 21 december als peildatum aangehouden, omdat door de laagstaande zon de schaduwen dan het grootst zijn. Daaruit blijkt dat de schaduwwerking in de bestaande situatie ook tot over Kennemeroord reikt. Dit gebeurt van circa 10:00 uur tot 14:00 uur waarbij per plaats van meten circa 1 uur schaduwwerking aan de orde is. 5.1.3. Conclusie Ruimtelijke context Het projectgebied ligt op een bijzondere plek zowel op de strandwal als binnen de groenstructuur van Heemstede. Er is als het ware sprake van een buitenplaats- of landgoedachtige setting van het gebouw. Het complex vormt een duidelijk ruimtelijk accent dat ook de positie van het tegenover gelegen appartementengebouw in ruimtelijke zin versterkt. De overwegend aaneengesloten groene omgeving met een hoger en opvallend bebouwingsaccent vormt een tegenhanger voor de meer kleinschalige afwisseling van groen en bebouwing in de tuinachtige stedenbouwkundige verkavelingstructuur van de nabijgelegen woonbuurten van Heemstede. Uit stedenbouwkundig oogpunt is er - zeker in vergelijking met de huidige bebouwing sprake van winst aan ruimtelijke kwaliteit. De meer bijzondere architectuur van het op een markante plaats aan de binnenbocht van de weg te bouwen gebouw draagt bij aan een positievere beleving van het complex. Het bouwplan zorgt voor een aantrekkelijke markering van het tussen de Burgemeester Van Lennepweg en de Herenweg gelegen parkgebied. Directe omgeving Door de afzonderlijke ligging en bijzondere architectuur vormt de nieuwbouw een solitair complex. Als genoemd vormt het op die manier een markering van het parkgebied. Door deze uitstraling is de ruimtelijke inpassing op wijkniveau des te meer van belang. De reliefrijke omgeving en de aanwezigheid van bomen van de l e grootte zorgen voor een omlijsting van het complex. Hierdoor wordt het aanzicht verzacht. Het gebouwencomplex is door de bomen heen goed waarneembaar vanaf de op meer dan 175 m (Herenweg/N208) gelegen hoofdwegen rond en in nabijheid van het projectgebied. Vanuit de omgeving van de Burgemeester Van Lennepweg zullen de twee hoogste vleugels gedurende het groeiseizoen in be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
26
Ruimtelijke onderbouwing
langrijke mate worden afgeschermd vanwege hun teruggelegen positie ten opzichte van de weg (ten minste circa 50 m) en door de meer op de voorgrond staande bomen. De op circa 17,5 m uit de weg geprojecteerde lagere oostvleugel zal vooral vanuit het zuiden vanaf de weg via het parkeerterrein zichtbaar zijn. Hier vormt het gebouwencomplex een belangrijk ruimtelijk accent aan de Burgemeester Van Lennepweg. De nieuwbouw is geprojecteerd op een afstand van circa 35 m van het aan de oostzijde van de Burgemeester Van Lennepweg gelegen woongebied en op een afstand van 85-90 m en 75 m vanaf Kennemeroord respectievelijk Kennemerduin. Gelet op de hoogte van de bebouwing, de ligging van de locatie aan de westzijde van de weg en de afstand tot de woonomgeving Kennemeroord/Kennemerduin zijn de hoogten en afstanden goed afgestemd op de o m geving. Ten aanzien van de bezonning kan worden geconcludeerd dat de invloed naar de omgeving beperkt is omdat er reeds sprake is van de aanwezigheid van veel bomen op hoger gelegen terreindelen. Het nieuwe complex veroorzaakt op 21 december tussen 10:00 en 14:00 een half uur meer schaduw op het complex Kennemeroord dan in de huidige situatie het geval is. Gedurende het jaar worden de schaduwen vervolgens korter door de hoger staande zon en neemt de schaduwwerking af. B o u w p l a n en t e r r e i n i n r i c h t i n g De grootste lengte van het gebouw bedraagt circa 115 m. Door de gekozen opzet met drie vleugels op een onderbouw wordt deze lengte opgedeeld en is er sprake van openheid tussen de vleugels. In het plan is sprake van een sterke ruimtelijke relatie tussen de nieuwbouw en de omgeving. Er is daarnaast sprake van een geleding in lagere en afzonderlijk te onderscheiden en in hoogte variërende bouwmassa's. Door gebruik te maken van drie vleugels krijgt de nieuwbouw een alzijdige oriëntatie op de groene omgeving en komen alle woningen met ten minste één zijde aan het groen te liggen. De gekozen architectonische opzet van drie afgeronde ongelijke woonvleugels met een teruggelegen bovenste verdiepingslaag draagt bij aan een plastische en goed in de omgeving van de beboste strandwal passende verschijningsvorm. De meest nabij de Burgemeester Van Lennepweg gelegen vleugel is de lagere oostvleugel. Vanaf de weg gezien ligt de hoogste vleugel (de westvleugel) het meest naar achteren. De meest nabij de weg geprojecteerde vleugel en de hoogste vleugel staan bovendien min of meer haaks op de Burgemeester Van Lennepweg. Op deze wijze wordt het zicht vanaf de openbare weg en omgeving minder geblokkeerd en is er een doorzicht mogelijk langs de hoogste vleugel naar het daarachter gelegen groengebied. De evenwijdig aan de openbare weg gesitueerde zuidvleugel staat op bijna 50 m uit de weg. Door het reliëf en de omliggende bomen wordt de vleugel ruimtelijk ingepast. Dit geldt vooral indien in de toekomst geen gebruikgemaakt hoeft te worden van de reserveringsruimte voor het parkeren in het gebied ten zuiden van de ontsluitingsroute. Door gebruik te maken van het reliëf van het terrein, wordt het parkeerterrein voor een deel onttrokken aan het zicht vanaf de Burgemeester Van Lennepweg. Door beplanting en de plant van bomen, zal het parkeerterrein verder ingepast worden. Ten opzichte van de huidige parkeersituatie zal dit zeker een verbetering vormen.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
27
5.2. A r c h e o l o g i e R e g e l g e v i n g en beleid Wet op de archeologische monumentenzorg/Verdrag van Malta Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van dit verdrag is de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de archeologische monumentenzorg. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen, zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W. Onderzoek In 2009 is bureauonderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in bijlage 5. Het resultaat van dit onderzoek was dat voor het projectgebied een hoge verwachtingswaarde bestond voor archeologische waarden uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. Naar aanleiding daarvan was verkennend veldonderzoek noodzakelijk. Om die reden is in mei 2010 nader onderzoek uitgevoerd in de vorm van een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase. Hiervan is de rapportage eveneens in de bijlagen opgenomen, zie bijlage 6. Bij dit onderzoek zijn boringen uitgevoerd in het projectgebied aan de Burgemeester van Lennepweg 35. Het verkennend onderzoek heeft uitgewezen dat de bodemopbouw in het projectgebied is verstoord door bij de bouw van het bestaande complex uitgevoerde graafwerkzaamheden. Om die reden worden aanvullende archeologische maatregelen in het kader van de planontwikkeling niet noodzakelijk geacht. Overigens is het rapport nog onder voorbehoud van instemming van de senior archeoloog, aan wie het inmiddels is voorgelegd. Conclusie Onder voorbehoud van instemming van de senior archeoloog, worden maatregelen in het kader van de planontwikkeling niet noodzakelijk geacht.
archeologische
5 . 3 . Ecologie Deze paragraaf beschrijft aan de hand van bureauonderzoek de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt en gaat vervolgens in op de beoogde ontwikkeling. Vervolgens wordt aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk, provincie
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
28
Ruimtelijke onderbouwing
en gemeente. Bij het opstellen van deze paragraaf is gebruikgemaakt van de notities 'Ecoscan Overbos te Heemstede' (bijlage 7), 'Ecologische inspectie te kappen bomen Overbos te Heemstede' (bijlage 8) en 'Uitkomst voorjaarsonderzoek vleermuizen' (bijlage 9). Deze zijn opgesteld door Roya! Haskoning. Huidige situatie Het projectgebied bestaat uit de bebouwing van het zorgcomplex met bijbehorende verharding in de vorm van parkeerplaatsen en een terras. Daarnaast bestaat het uit bos en twee weinig begroeide waterpartijen. Beoogde ontwikkelingen In het projectgebied wordt de bestaande bebouwing gesloopt en wordt op een net iets andere plek een nieuw gebouw gerealiseerd. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd: sloopwerkzaamheden; verwijderen beplanting en bomen; bouwrijp maken; bouwwerkzaamheden. Toetsing Toetsingskader Bij de voorbereiding van het projectbesluit moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Daarnaast moet onderzocht worden of er effecten te verwachten zijn op de Ecologische Hoofdstructuur. Onderzoek Gebiedsbescherming Natura 2000 Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, Kennermerland-Zuid, ligt op iets meer dan één kilometer afstand van het plangebied. Verstorende effecten tijdens de bouw zullen niet zover dragen dat zij invloed hebben op dit natuurgebied. De Habitatrichtlijnsoorten waarvoor dit natuurgebied als Habitatgebied is aangewezen, te weten Nauwe korfslak, Groenknolorchis en Gevlekte witsnuitlibel, zijn ook niet afhankelijk van de natuurwaarden in het plangebied. Soortenbescherming Gezien de voorkomende biotopen blijkt uit de ecoscan dat in het plangebied vermoedelijk vaste verblijfplaatsen van broedvogels en vleermuizen aanwezig kunnen zijn in de bebouwing en bomen. De grote bonte specht is tijdens het veldbezoek waargenomen. Tevens werden nesten van de blauwe reiger aangetroffen. Daarnaast komen in het plangebied naar verwachting algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën voor, zoals de veldmuis en de bruine kikker. In tabel 5.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
0II309.ISI70.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
29
T a b e l 5.2 B e s c h e r m d e s o o r t e n b i n n e n het p l a n g e b i e d en h e t b e s c h e r m i n g s r e g i m e vrijstellingsregeling tabel 1
o n t h e f f i n g s r e g e l i n g Ffw tabel 2
tabel 3 bijlage 1 AMvB
veldmuis bruine kikker en gewone pad
geen
geen
b i j l a g e I V HR alle vleermuizen
vogels categorie 1 categorie 5 t/m 4 huismus
blauwe reiger, grote bonte specht, zwarte kraai
Nadere onderzoeken Blauwe reiger De invloed van het plan op de aanwezige blauwe reigers is nader onderzocht (bijlage 8). Nabij het plangebied bevinden zich broedende blauwe reigers. Deze bevinden zich weliswaar niet in de te kappen bomen, maar deze mogen tijdens de bomenkap (en sloop van het gebouw) niet verstoord worden. Voor blauwe reigers kan het broedseizoen reeds vanaf eind januari beginnen en duurt tot in j u n i . Gezien de geringe afstand tot de uit de kap en sloop voortvloeiende activiteiten is de kans dan vrij groot dat door deze activiteiten de vogels verstoord worden. Dit betekent dat de bomenkap en sloop niet in deze periode plaats dient te vinden Vleermuizen De eventuele aanwezigheid van vleermuizen wordt nader onderzocht door middel van twee onderzoeksmomenten in juni 2010 en in het najaar 2010. Uit een eerste verkenning (bijlage 8) is gebleken dat de kap van de bomen waarvoor dat beoogd wordt, niet leidt tot overtreding van de Flora- en faunawet. De betreffende bomen vormen geen geschikte verblijfplaats voor vleermuizen. Een uitzondering hierop vormen twee oude eiken. Deze hebben holten waarin vleermuizen gehuisvest kunnen zijn. Het uit te voeren nader onderzoek dient hier uitsluitsel over te geven. Mochten er inderdaad verblijfplaatsen gevonden worden, dan dient er een ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. 1. Onderzoeksmoment 1, mei-juni Uit het eerste onderzoeksmoment, waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 9, wordt duidelijk dat er geen kraamkolonies en/of zomerverblijven in de te kappen bomen en het gebouw aanwezig. Er zijn ook geen boombewonende vleermuizen waargenomen. De vleermuizen die zijn waargenomen waren allen foeragerende dieren. Gezien het tijdstip waarop deze dieren werden waargenomen, is het waarschijnlijk dat deze in omliggende woonwijken hun verblijfplaats hebben. Op dit moment vormt het project geen overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet voor wat betreft de verstoring van kraamen zomerverblijven van vleermuizen. Het nazomer/najaarsonderzoek moet hier definitief uitsluitsel over geven. Beoordeling en conclusie Gebiedsbescherming De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen effect op Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, Zuid-Kennermerland, ligt op meer dan een kilometer afstand. Omdat de functie en gebruik van het projectgebied in de toekomst hetzelfde zal zijn als in de huidige situatie, zullen de voorgenomen ontwikkelingen waarschijnlijk alleen tijdelijk negatieve effecten op het bosgebied veroorzaken. Om deze tijdelijke negatieve effecten te beperken is het belangrijk om buiten het broedseizoen te werken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
30
Ruimtelijke onderbouwing
Soortenbescherming Het projectbesluit is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden. Het projectbesluit voorziet in de sloop van het bestaande gebouw en nieuwbouw op een gedeeltelijk andere plek. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Op basis van de aanwezige soorten, geldt in het kader van de Flora- en faunawet het volgende: 1. er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel l-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt; 2. de aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten; 3. nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats is noodzakelijk: - indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken in de bestaande bebouwing en bomen en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het projectbesluit niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
5.4. Milieu 5 . 4 . 1 . Bedrijven en milieuhinder Normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ten aanzien van de voorgestelde ontwikkeling rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt in het projectbesluit gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Hierbij wordt gekeken naar volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. O n d e r z o e k en c o n c l u s i e Woon- en zorgvoorzieningen zijn te beschouwen als een milieugevoelige activiteit. In de directe omgeving van de ontwikkeling zijn echter geen bedrijven of andere milieuhinderlijke functies gelegen. Ter hoogte van de ontwikkeling is derhalve sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Op grond van bovengenoemde VNG-publicatie is de beoogde ontwikkeling tevens te beschouwen als een milieuhinderlijke activiteit, met name wat het aspect geluid betreft. Deze activiteit valt in categorie 2 en heeft een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Aangezien de beoogde ontwikkeling op ongeveer 35 m van de dichtstbijzijnde
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
31
woonwijk gelegen is, treedt er geen onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van de realisatie van deze woon- en zorgvoorziening op. Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder de ontwikkeling niet in de weg
staan. 5.4.2. Bodem N o r m s t e l l i n g en b e l e i d Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. O n d e r z o e k en c o n c l u s i e In 2005 is door Van der Poel Consults bv een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in bijlage 10. Uit dit onderzoek bleek dat ten noorden van de ontwikkeling (ruim buiten de nieuwbouw) ondergrondse brandstoftanks aanwezig zijn. Voor zover bekend zijn er op de locatie van de ontwikkeling geen stoffen opgeslagen (geweest) en/of activiteiten ontplooid die een mogelijke bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. De bodem is in het veld zintuiglijk beoordeeld. Hierbij zijn geen bijzonderheden waargenomen die duiden op het voorkomen van een mogelijke bodemverontreiniging. Het opgehoorde materiaal is zintuiglijk beoordeeld. Hierbij is geen asbest waargenomen. Ook aan het maaiveld is geen asbest waargenomen. Uit de analyse van de bodemmonsters blijkt dat in zowel de boven- als de ondergrond geen van de onderzochte componenten de streefwaarden en/of detectiegrenzen overschrijden. Ook in het grondwater zijn voor de onderzochte componenten geen overschrijdingen van de streefwaarden en/of detectiegrenzen gemeten. De gemeten waarden voor de pH en de EC kunnen als normaal worden beschouwd. Hierbij wordt opgemerkt dat het onderzoek 5 jaar geleden is uitgevoerd en dat het gebruikelijk is bodemonderzoek na 5 jaar te actualiseren. Omdat het bodemonderzoek destijds geen aanleiding gaf tot nader onderzoek, de activiteiten en daarmee de bodemgesteldheid ter plaatse niet gewijzigd zijn en de juridische normen op dit gebied nog dezelfde zijn, is na heroverweging beoordeeld dat de resultaten van het bodemonderzoek nog steeds houdbaar zijn. De milieudienst IJmond heeft per brief laten weten dat de resultaten uit het betreffende onderzoek voldoende basis bieden voor de beoogde ontwikkeling, zie bijlage 1 1 . De conclusie is zodoende dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie. Het aspect bodemkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. 5.4.3. Duurzaam bouwen K l i m a a t a k k o o r d g e m e e n t e n en R i j k 2 0 0 7 - 2 0 1 1 Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 3 0 % in 2020 ten opzichte van
1990; een energiebesparingpercentage van 2 % energiebesparing per jaar, en een aandeel van 2 0 % duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 5 0 % is verlaagd. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren wordt de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,4. Nu er afspraken zijn gemaakt over ener-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
32
Ruimtelijke onderbouwing
giebesparing en de overgang naar duurzame energie, zal er ook naar toe gewerkt moeten worden. Milieubeleidsplan 2008-2012 De gemeente voert actief beleid op het gebied van duurzaam bouwen waar meervoudig ruimtegebruik onderdeel van uitmaakt. Dit beleid wordt ook op een goede wijze uitgevoerd, waarbij van het juiste instrumentarium wordt gebruikgemaakt. Bij alle grotere bouwprojecten (stedenbouwkundige visies) worden de mogelijkheden van de toepassing van duurzaam bouwen onderzocht en afgewogen en worden ambities voor duurzaam bouwen geformuleerd en doorvertaald naar bouwplanniveau (vanaf 2008). N i e u w Overbos In het plan voor Nieuw Overbos worden de volgende duurzaamheidsmaatregelen getroffen: hoogwaardige isolatie van gevels, daken, vloeren alsmede voor het glas en de kozijnen; aandacht voor de ventilatie; een uitgekiend gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinning of geavanceerde alternatieven; duurzaam energieconcept: collectief bivalent warmtepompsysteem met de bodem als bron, deze concepten zorgen voor de warmte voor de vloerverwarming of koeling voor de vloerkoeling en de warmte voor het douchewater; verwarming en koeling is aanwezig in elk vertrek en is regelbaar door middel van thermostaten (niet gelijktijdig koelen en verwarmen in de woning); aanvoer van continue verse lucht in de woon- en slaapvertrekken; zonwering om opwarming van de woningen te voorkomen. Met behulp van de volgende maatregeien wordt de warmte in de appartementen door middel van de duurzame energie-warmtepompconcepten voor 8 0 % verkregen uit de energie van de bodem en voor maar 2 0 % uit de benodigde elektriciteit. Conclusie Het project houdt door middel van meerdere, diverse maatregelen rekening met de duurzaamheid. Dat resulteert erin dat de benodigde warmte voor slechts 2 0 % uit elektriciteit wordt opgewerkt. Deze besparing sluit uit op de diverse overeenkomsten en beleidsplannen op het gebied van duurzaamheid. 5.4.4. Externe veiligheid Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken 1 ' en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
1)
Dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
33
l/ervoer van gevaarlijke stoffen In december 2009 is de aangepaste Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze Circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de Circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10' 5 per jaar en de streefwaarde 10" 6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10' 6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. In 2010 zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Buisleidingen Voor aardgasleidingen is de Circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen (1984) van belang. Afhankelijk van druk en diameter gelden volgens de Circulaire 1984 verschillende bebouwings- en toetsingsafstanden. Ook voor transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K I - , K2-, K3-categorie geldt een Circulaire, waarin afstanden zijn opgenomen. Deze Circulaire stamt uit 1 9 9 1 . Momenteel is het beleid betreffende de zonering langs hogedrukaardgasleidingen en transportleidingen voor brandbare vloeistoffen in ontwikkeling. Hierbij worden ook de aan te houden veiligheidsafstanden opnieuw bekeken. De bedoeling is dat er ook voor deze leidingen net als bij het overige vervoer van gevaarlijke stoffen - een systeem van PR en GR wordt geïntroduceerd. De PR-contouren kunnen afwijken van de huidige bebouwingsafstanden (volgens de circulaires uit 1984 en 1991), maar er wordt gestreefd om de contouren terug te brengen binnen de huidige afstanden. In deze onderbouwing wordt alleen ingegaan op het nieuw in ontwikkeling zijnde beleid. Risicovolle inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare object e n : ) . Beide liggen op een niveau van 10' 6 per jaar. Bij de vaststelling van een projectbesluit moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
1)
Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m 2 per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt,
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
34
Ruimtelijke onderbouwing
Onderzoek In de directe omgeving van de ontwikkeling zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat over de N201 gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De PR 10" 6 -contour ligt niet buiten de weg. De PR 10" 8 "contour - indicatief voor het invloedsgebied van het GR - ligt 120 m buiten de weg. Aangezien de afstand tussen het plangebied en de N201 ongeveer 480 m bedraagt, staat het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Uit het ontwerpBasisnet Spoor en de risicoatlas Spoor blijkt dat over de spoorweg tussen Leiden en Haarlem gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. De PR 10' 6 -contour ligt niet buiten het spoor. De afstand van de spoorlijn tot de beoogde ontwikkeling bedraagt ongeveer 750 m. Gezien deze afstand treden er geen knelpunten op tussen de ontwikkeling en het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Ongeveer 800 m ten zuiden van de ontwikkeling is een buisleiding (volgnummer 3845800) gelegen. Door deze leiding wordt aardgas vervoerd. De leiding heeft een druk van 40 bar en een uitwendige diameter van 5,63 inch. De PR 10" 6 -risicocontour is niet buiten de leiding gelegen. Voor deze buisleiding geldt een inventarisatieafstand voor het GR van 70 m en een zakelijke rechtstrook 1 ' van 4 m. Gezien de afstand tot het plangebied staat deze gasleiding de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Zowel wat betreft vervoer van gevaarlijke stoffen als risicovolle inrichtingen spelen er geen knelpunten betreffende externe veiligheid. 5.4.5. Kabels en leidingen Binnen het projectgebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het projectgebied aanwezig. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan. 5.4.6. Luchtkwaliteit Beleid en n o r m s t e l l i n g Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wik). De Wik bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.3 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
1)
Binnen de zakelijk rechtstrook is in beginsel geen bebouwing toegestaan. De zakelijk rechtstrook vormt het uitgangspunt voor de bestemmingslegging.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
35
Tabel 5.3 G r e n s w a a r d e n m a a t g e v e n d e s t o f f e n W i k toetsing van
stof stikstofdioxide
geldig
jaargemiddelde concentratie
grenswaarde 60 pg / m 3
jaargemiddelde concentratie
40 p g / m 3
jaargemiddelde concentratie
48 pg / m 3
vanaf 2015 tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
40 p g / m 3 max. 35 keer p.j. meer dan 75 pg / m 3
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer dan 50 pg / m 3
vanaf 11 juni 2011
2010 tot en met 2014
(NO2) fijn stof (PMu,)*
*)
1
tot en met 10 juni 2011
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wik behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wik kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een projectbesluit) uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder bl); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Besluit niet in betekenende mate (nibm) In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM 10 ; een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. Besluit gevoelige bestemmingen In dit Besluit is bepaald dat een aantal met name genoemde gevoelige bestemmingen niet zijn toegestaan binnen een afstand van 300 m tot een rijksweg of 150 m tot een provinciale weg, wanneer langs deze wegen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden uit de Wik. Tot deze functies behoren gebouwen bestemd voor onderwijs aan minderjarigen, kinderopvang, verzorgingstehuizen, verpleegtehuizen en bejaardentehuizen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
36
Ruimtelijke onderbouwing
Onderzoek Het besluit maakt de realisatie van een woon-zorginstelling mogelijk. Deze ontwikkeling heeft een verkeersaantrekkende werking. Uit de verkeersparagraaf (5.5) blijkt dat het aantal verkeersbewegingen met 517 motorvoertuigen per etmaal (weekdaggemiddelde) toeneemt (zie paragraaf 5.4.8). Met behulp van de nibm-tool is berekend dat de concentratie stikstofdioxide (NO2) als gevolg van dit plan met 0,79 pg/m 3 en de concentratie fijn stof (PMio) met 0,21 pg/m 3 toeneemt. Beide toenamen zijn minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde. Het plan draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit, toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving. Met behulp van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, kan worden bepaald wat de luchtkwaliteit is ter plaatse van de Herenweg, een maatgevende weg die in de omgeving van het plangebied ligt. In 2011 bedraagt de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) hier 30,0 pg/m 3 . In datzelfde jaar bedraagt de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM 10 ) hier 24,9 pg/m 3 . De concentraties luchtverontreinigende stoffen liggen langs de weg onder de grenswaarden uit de Wik. Omdat direct langs de weg voldaan word aan de grenswaarden, zal dit ter hoogte van het plangebied ook het geval zijn. De concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de locatie verder van de weg is gelegen. Tevens ligt het plangebied niet binnen een afstand van 300 m tot een rijksweg of 150 m tot een provinciale weg. Het Besluit gevoelige bestemmingen vormt geen knelpunt met de realisatie van het plan. Conclusie Geconcludeerd wordt dat de Wik de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. 5.4.7. Schiphol Normstelling en beleid Luchthavenindelingbesluit Het rijksbeleid ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet luchtvaart die op 20 februari 2003 in werking is getreden (verder 'gewijzigde Wet luchtvaart' genoemd). De gewijzigde Wet luchtvaart is gericht op het tot stand brengen van een wettelijke grondslag voor het nieuwe regime voor de luchthaven Schiphol. Deze wet vormt de grondslag voor twee uitvoeringsbesluiten: het Luchthavenverkeersbesluit en het Luchthavenindelingsbesluit. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen in overeenstemming te zijn met het Luchthavenindelingsbesluit. De ruimtelijke consequenties van de gewijzigde Wet luchtvaart worden weergegeven in het Luchthavenindelingsbesluit. In dit Besluit wordt een beperkingengebied aangegeven. Hierin worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking. Nota Ruimte In de Nota Ruimte wordt aangegeven dat Schiphol voor de toekomst ruimte nodig heeft om uit te breiden. Derhalve is op een PKB-kaart de zogenoemde 20 Ke-contour opgenomen. Binnen deze contouren mogen geen nieuwe uitleglocaties ten behoeve van woningbouw worden ontwikkeld. Herstructurering en intensivering in bestaand gebouwd gebied zijn binnen de 20 Ke-contour nu en in de toekomst wel mogelijk. Revitalisering, herstructurering en trans-
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
37
formatie van bestaande woon- en werkgebieden is volgens de Nota cruciaal om de gestelde ruimtelijke doelen te kunnen bereiken. Onderzoek en conclusie De ontwikkeling ligt buiten beperkingengebied uit het Luchthavenindelingsbesluit en buiten de 20 Ke-contour uit de Nota Ruimte. Geconcludeerd wordt dat Schiphol geen belemmering vormt voor de ontwikkeling. 5.4.8. W e g v e r k e e r s l a w a a i Beoogde o n t w i k k e l i n g In het plangebied zal op de locatie van het huidige 'Het Overbos' een nieuw gebouw gerealiseerd worden met woningen. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Toetsingskader Normstelling Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal r i j stroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (Lday-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Nieuwe situaties Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel I l O g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt. 30 km/h-wegen Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Voor de beoordeling van de geluidsbelasting wordt gebruikgemaakt van de classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving in een milieukwaliteitmaat volgens de 'methode Miedema'.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
38
Ruimtelijke onderbouwing
Hierin wordt de geluidsbelasting geclassificeerd en beoordeeld op basis van klassen van 5 dB. Omdat de Wgh niet van toepassing is, wordt bij de berekening van de geluidsbelasting geen correctie ex artikel I l O g Wgh toegepast. T a b e l 5.4 L den c l a s s i f i c e r i n g m i l i e u k w a l i t e i t v o l g e n s d e m e t h o d e M i e d e m a geluidsklasse
beoordeling
< 50 dB
goed
50 - 54 dB
redelijk
55 - 59 dB
matig
60 - 64 dB
tamelijk slecht
65 - 69 dB
slecht
> 70 dB
zeer slecht
Onderzoek De nieuwe woningen zijn gelegen binnen de geluidszone van de N208 (Herenweg). De N208 heeft een geluidszone van 200 m uitgaande van 1-2 rijstroken en een binnenstedelijke ligging. Om de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting langs niet gezoneerde wegen te beoordelen, is de geluidsbelasting van de langs het plangebied gelegen 30 km/h-weg (Burgemeester van Lennepweg), uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, eveneens berekend. Rekenmethodiek en invoergegevens Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 12 en 13. Verkeersgegevens Ten behoeve van het akoestisch onderzoek zijn verkeersgegevens benodigd. Voor de Herenweg en Burgemeester van Lennepweg zijn verkeersgegevens in het rapport 'inschatting verkeersgeneratie Het Overbos' van Goudappel Coffeng opgenomen. De verkeersintensiteit in 2009 bedroeg op de Herenweg 17.600 mvt/etmaal (verkeersmodel). Voor de extrapolatie naar de jaren 2010 en 2020 is uitgegaan van 1,5% autonome groei per jaar. Op de Burgemeester van Lennepweg bedroeg de verkeersintensiteit in 2009 1.300 mvt/etmaal. Voor de extrapolatie naar de jaren 2010 en 2020 is voor deze weg uitgegaan van 1 % autonome verkeersgroei. De genoemde verkeersintensiteiten zijn werkdagcijfers, voor de omrekening naar weekdagcijfers is een factor van 0,92 gehanteerd. Uit de berekening van de verkeersgeneratie in het door Goudappel Coffeng uitgevoerde onderzoek blijkt dat de verkeersgeneratie op een weekdagetmaal 517 mvt/etmaal bedraagt. Als worstcasesituatie is deze totale verkeersgeneratie bij de intensiteit van de wegen opgeteld. T a b e l 5.5
Verkeersintensiteiten
weg Herenweg Burgemeester van Lennepweg
011309.15170.00
2010 exclusief ontwikkeling 16.400 1.200
2010 inclusief ontwikkeling 16.900 1.700
2020 exclusief ontwikkeling 19.100 1.350
2020 inclusief ontwikkeling 19.600 1.850
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
39
De wegdekverharding bestaat op Burgemeester van Lennepweg uit klinkers. Op de Herenweg ligt asfalt. Voor de voertuigverdeling van het verkeer is uitgegaan van een standaardverdeling van het verkeer op een stedelijke hoofdweg (Herenweg) en buurtverzamelweg (Burgemeester van Lennepweg), zie tabel 5.6. Tabel 5.6 G e h a n t e e r d e v o e r t u i g i n d e l i n g e n wegcategorie
SHW ( s t e d e l i j k e h o o f d w e g ) dag
avond
nacht
etmaal
93,46%
93,46%
93,46%
93,46%
middelzwaar
5,08%
5,08%
5,08%
5,08%
zwaar
1,46%
1,46%
1,46%
1,46%
etmaalverdeling
6,70%
2,70%
1,10%
licht
wegcategorie
BVW ( b u u r t v e r z a m e l w e g ) dag
avond
94,59%
94,59%
94,59%
94,59%
middelzwaar
4,76%
4,76%
4,76%
4,76%
zwaar
0,65%
0,65%
0,65%
0,65%
etmaalverdeling
6,54%
3,76%
0,81%
licht
nacht
etmaal
Resultaten gezoneerde weg Uit de berekeningen blijkt dat de 48 dB-contour ten gevolge van het verkeer op de Herenweg niet over de locatie heen valt, zie bijlage 12. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat aan de gevels van de nieuwe woningen. Resultaten niet-gezoneerde weg Uit de berekeningen blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Burgemeester van Lennepweg de maximale geluidsbelasting 56 dB bedraagt (zonder aftrek artikel I l O g Wgh), zie bijlage 13. Hierbij is sprake van een 'matig' akoestisch klimaat. Maatregelen Voor de nieuwe woningen is sprake van een 'matig' akoestisch klimaat. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar. Een denkbare mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De functie als erftoegangsweg met de daarbij behorende maximumsnelheid van 30 km/h dient echter behouden te blijven voor de ontsluiting van het omliggende gebied. Erftoegangswegen behoren tot de laagste wegcategorie. Wijziging van de functie en daarmee de samenstelling van het verkeer is dan ook geen mogelijke maatregel om een verdere geluidsreductie te bewerkstelligen. Verder zijn erftoegangswegen hoofdzakelijk voorzien van klinkerverharding. Een mogelijke maatregel is toepassing van een sterkere geluidsreducerende wegdekverharding bijvoorbeeld door de toepassing van asfalt in plaats van klinkers. Asfalteren van deze wegen is echter om verkeerskundige redenen binnen verblijfsgebieden niet wenselijk. Klinkerverharding draagt bij aan het verblijfskarakter en heeft een snelheidsremmend effect. Toepassing van akoestisch stille betonstraatstenen of herbestrating in keperverband (In plaats van halfsteensverband) is mogelijk. Stille betonstraatstenen geven een geluidsreductie van 5 dB, keperverband circa 2 dB (bron: www.stillerverkeer.nl). Indien stille betonstraatstenen worden toege-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
40
Ruimtelijke onderbouwing
past zal de geluidsbelasting 51 dB bedragen in plaats van 56 dB. Hierbij zal er sprake zijn van een 'redelijke' akoestische situatie. Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen zijn niet inpasbaar en om stedenbouwkundige redenen ongewenst. Conform het bouwbesluit dient de binnenwaarde maximaal 33 dB te bedragen. Het akoestisch klimaat binnenshuis is aanvaardbaar, mits dit binnenwaardeniveau wordt gegarandeerd 1 '. Een standaardgevel dient in het kader van het bouwbesluit 20 dB te reduceren. De nieuwe woningen zullen voldoen aan het bouwbesluit en daarmee een minimale gevelreductie kennen van 20 dB. Aangezien het nog nieuw te bouwen woningen betreft, kan voor de woningen met meer dan 53 dB aan de gevel zodanige maatregelen worden getroffen dat de geluidsbelasting in de woningen niet meer bedraagt dan 33 dB (conform het vereiste in het bouwbesluit). Er kan dan ook gesproken worden van een aanvaardbare akoestische situatie. Conclusie Voor alle woningen is sprake van een aanvaardbare akoestische situatie. De Wgh staat de realisatie van de nieuwe woningen dan ook niet in de weg.
5.5. Verkeer Binnen het plangebied zal op de locatie van het huidige 'Het Overbos' een nieuw gebouw gerealiseerd worden. Doordat het aantal bewoners/gebruikers ten opzichte van de huidige situatie zal veranderen leidt dit tot extra verkeer van en naar het plangebied. Eveneens zullen extra parkeerplaatsen benodigd zijn. In onderstaande paragraaf is de verkeersstructuur rondom het plangebied beschreven en naar de verkeersafwikkeling via deze structuur. Daarnaast is ook de parkeerbehoefte in beeld gebracht, waarna een algemene conclusie volgt voor het aspect verkeer. Verkeersstructuur Bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer De locatie wordt voor het verkeer ontsloten vanaf de Burgemeester van Lennepweg. Dit zal in de nieuwe situatie niet veranderen. Vanaf deze weg wordt in noordelijke richting via de Koediefslaan en in zuidelijke richting via de Oude Posthuisstraat en Kerklaan ontsloten op de Herenweg (A44-Haarlem). Eveneens is ten noorden en ten westen van het plangebied een andere belangrijke ontsluitingsweg gelegen, de Heemsteedse Dreef (N201). De Herenweg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 k m / h . De overige wegen rondom de locatie zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 k m / h . Ook dit is conform Duurzaam Veilig. Bereikbaarheid voor langzaam verkeer en verkeersveiligheid Het langzaam verkeer wordt eveneens afgewikkeld via de Burgemeester van Lennepweg. Langs de Herenweg (50 km/h-weg) is, conform de inrichting van deze weg volgens Duurzaam Veilig, een fietsstrook gelegen. Op de 30 km/h-wegen vindt een gemengde verkeersafwikkeling plaats.
1)
Akoestisch onderzoek naar binnenwaarde maakt geen onderdeel uit van de ruimtelijke procedure, maar komt bij daadwerkelijke realisatie en toetsing aan het bouwbesluit aan de orde bij de bouwvergunningverlening.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
41
Bereikbaarheid per openbaar vervoer Langs de Herenweg, ter hoogte van de Willem Klooslaan, op een redelijke loopafstand van de locatie (circa 550 m) is een bushalte gelegen. Hier halteren diverse bussen in de richtingen Heemstede, Haarlem en Leiden. Op grotere afstand van de locatie is het NS-station Heemstede - Aerdenhout gelegen. Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling Door Goudappel Coffeng is in 2009 een rapport opgesteld waarin de verkeersgeneratie is berekend. Dit rapport is opgenomen in bijlage 14. Hieruit blijkt dat de totale verkeersgeneratie op een gemiddelde werkdag 581 mvt/etmaal zal bedragen. In de huidige situatie genereert 'Het Overbos' 408 mvt/etmaal. De herontwikkeling zal dus 173 mvt/etmaal ( 5 8 1 408) extra verkeer genereren. In de rapportage wordt uitgegaan van een worstcasesituatie van 305 mvt/etmaal extra verkeer. Uit de analyse blijkt dat dit aantal voertuigen verwerkt kan worden, een verkeersgeneratie van 173 mvt/etmaal is dan ook verkeerskundig mogelijk. Parkeren Door Goudappel Coffeng is in 2009 eveneens een second opinion voor de parkeerbalans opgesteld, deze is opgenomen als bijlage 15. In aanvulling hierop heeft de gemeente de parkeernorm voor het project nader vastgelegd op 1,8 parkeerplaats per woning voor de serviceappartementen, waarbij moet worden aangetoond dat het aantal parkeerplaatsen kan worden uitgebreid tot een maximum van 2,1 parkeerplaats per woning voor de serviceappartementen. Deze bepaling, met de doorberekening van de parkeernorm tot het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen, is opgenomen als bijlage 16. Geconcludeerd kan worden dat voor de individuele functies 'm totaal 241-270 parkeerplaatsen benodigd zijn. Wanneer dubbelgebruik wordt toegepast, zijn op het maatgevende moment (werkdag avond), maximaal 208-237 parkeerplaatsen benodigd. In totaal zullen 208 parkeerplaatsen direct worden gerealiseerd, in de parkeergarage 154 parkeerplaatsen en 54 plaatsen op maaiveld. Voor bezoekers zijn 52 parkeerplaatsen benodigd. Op maaiveld zullen 54 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. In de terreininrichting is tevens rekening gehouden met een eventuele uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen tot 83. Conclusie De ontsluiting voor zowel het autoverkeer als het langzaam verkeer is goed te noemen. De ontsluiting per openbaar vervoer is redelijk door de langere loopafstand vanaf de locatie. De verkeersveiligheid rondom de locatie is voldoende gewaarborgd. In de maatgevende periode, werkdagavond, zijn 208-237 parkeerplaatsen benodigd. Hiervan zijn 52 parkeerplaatsen voor bezoekers nodig. Er zullen 208 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, met uitbreidingsmogelijkheden tot 237. De herontwikkeling zal naar verwachting tot iets meer verkeersbewegingen leiden dan in de huidige situatie. De verkeersgeneratie voor de toekomstige situatie is berekend op maximaal 581 mvt/werkdagetmaal. In de huidige situatie zijn ongeveer 408 mvt/etmaal aanwezig. Het extra verkeer zal niet zorgen voor een mogelijk verkeersknelpunt in de nabijheid van het plangebied. Het aspect verkeer staat de herontwikkeling dan ook niet in de weg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
42
Ruimtelijke onderbouwing
5.6. Water W a t e r b e h e e r en w a t e r t o e t s De watertoets is wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke plannen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. Beleid d u u r z a a m s t e d e l i j k w a t e r b e h e e r Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld. Europa Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal Nationale Waterplan (NW); Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet. Provinciaal Provinciaal Waterplan 2010-2015. Waterschapsbeleid Bij het opstellen van het Waterbeheerplan 2010-2015 (WBP4) heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland erop ingezet eerst ver vooruit te blikken en vanuit dat perspectief terug te redeneren naar wat Rijnland met zijn partners écht moet gaan oppakken in de planperiode 2010-2015 om te voldoen aan de wettelijke taken en ambities. Waar in het vorige waterbeheerplan veel aandacht gericht was op planvorming, richt het WBP4 zich vooral op uitvoering. Met dit waterbeheerplan wil Rijnland invulling geven aan de opgaven vanuit de KRW, vanuit het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW-actueel) en vanuit actuele Peilbesluiten. Daarnaast spelen belangrijke zaken als 'het op orde hebben' van de keringen, renovatie van boezem- en poldergemalen en het uitvoeren van het reguliere baggerprogramma voor polder en boezem. Gemeentelijk beleid In het Grondwaterbeheerplan Heemstede staat het gemeentelijk beleid ten aanzien van de grondwateroverlast voor de periode 2005-2010 centraal. Het grondwaterbeheerplan is opgesteld met als doel het verminderen van de bestaande grondwaterproblemen en het voorkomen van problemen in nieuw te ontwikkelen gebieden. In het grondwaterbeheerplan wordt in hoofdlijnen de actuele stand van zaken in de gemeente Heemstede ten aanzien van grondwateroverlast, de grondwatersituatie en het grondwaterbeheer aangegeven. Daarnaast wordt in het grondwaterbeheerplan aangegeven welke maatregelen worden genomen om de
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
43
overlast te doen verminderen. Zo is het in bepaalde wijken niet toegestaan water in de bodem te infiltreren of is het aanleggen van drainage noodzakelijk. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit het huidige zorgcentrum Het Overbos en een beperkte strook van het bijbehorende bos. Bodem en grondwater Het maaiveld in het park varieert van circa NAP + 1 m tot NAP +5,5 m. Het maaiveld nabij het ven bevindt zich op circa NAP +3 m. Het straatniveau aan de Burgemeester van Lennepweg bevindt zich op circa NAP +0,5 m. De bodem bestaat uit zand. Op basis van de meerjaarlijkse grondwaterreeksen is de maatgevend hoogste grondwaterstand ter plaatse ingeschat op circa NAP -0,4 m. Dit is representatief voor een maatgevend natte periode. Waterkwantiteit In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel bevinden zich in het plangebied een vijverpartij, het Ven. Het peil hiervan bedraagt circa NAP -0,47 m. Aan- of afvoerleidingen naar drainage of ander oppervlaktewater zijn niet aanwezig. Het niveau van het Ven wordt daarom gestuurd door de grondwaterstand. Veiligheid en waterkeringen Er is geen waterkering in het plangebied aanwezig. Afvalwater en riolering Het gebied is aangesloten op het gemeentelijke gemengd rioleringssysteem. Toekomstige situatie Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een appartementencomplex met ondergeschikte zorgvoorzieningen mogelijk. Hiertoe wordt het huidige complex geheel gesloopt. Het toekomstige complex zal bestaan uit 3 vleugels en een ondergrondse parkeerkelder. Er is nog onzekerheid over het aantal parkeerplaatsen. Daarom worden beide varianten (54 en 82 parkeerplaatsen) onderbouwd. Waterkwaliteit Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen. Waterkwantiteit Variant 54 parkeerplaatsen In onderstaande tabel is het verhard oppervlak in de oude en de nieuwe situatie met 54 parkeerplaatsen weergegeven. Nieuw Bestaand Oppervlak (m 2 )
Oppervlak (m 2 )
Bebouwing
3.330
Bebouwing
2.823
Verharding
1.640
Verharding Grasparkeren
1.203 653
Totaal
4.026
Totaal bij volledige verharding
4.579
Totaal
4.970
Bij deze tabel wordt opgemerkt dat de maat van 3.330 m 2 aan bestaande bebouwing afwijkt van de in paragraaf 5 . 1 . genoemde maat van 2.825 m 2 , . Deze kleinere maat heeft namelijk
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
44
Ruimtelijke onderbouwing
alleen betrekking op de gebouwen en niet op het voor het complex gelegen parkeerdek met de onderliggende parkeerboxen. Voor het aspect water geldt dit deel van het complex als bebouwing, waardoor een bebouwingsoppervlakte van 3.330 m 2 ontstaat. Uit de tabel valt op te maken dat in de nieuwe situatie het verhard oppervlak is afgenomen met 944 m 2 . Hierbij is de 653 m 2 aan grasparkeren als niet verhard meegenomen. Mocht dit gerealiseerd worden door middel van grastegels dan moet dit als volledig verhard gezien worden. In dat geval is er een afname van het verhard oppervlak met 291 m 2 . Variant 82 parkeerplaatsen In onderstaande tabel is het verhard oppervlak in de oude en de nieuwe situatie met 54 parkeerplaatsen weergegeven. Nieuw
Bestaand Oppervlak (m 2 ) Bebouwing
3.330
Verharding
1.640
Oppervlak (m 2 ) Bebouwing Verharding Grasparkeren
Totaal
4.970
2.823 1.394 963
Totaal
4.217
Totaal bij volledige verharding
5.180
Uit de tabel valt op te maken dat in de nieuwe situatie het verhard oppervlak is afgenomen met 753 m 2 . Hierbij is de 963 m 2 aan grasparkeren als niet verhard meegenomen. Mocht dit gerealiseerd worden door middel van grastegels dan moet dit als volledig verhard gezien worden. In dat geval is er een geringe toename van het verhard oppervlak met 210 m 2 . Onder het zorgcomplex wordt een parkeerkelder gerealiseerd, deze is in bovenstaande tabellen niet meegerekend bij het verhard oppervlak. De parkeerkelder komt gemiddeld 0,75 m beneden het maaiveld. Deze heeft een footprint buiten de bebouwing van het zorgcomplex. Aan de voorzijde ligt de parkeergarage voornamelijk onder de nieuw te realiseren verharding. Aan de achterzijde komt de parkeergarage onder groenvoorzieningen te liggen. Omdat de parkeergarage minimaal 0,75 m beneden maaiveld komt te liggen is er geen sprake van versnelde afvoer van regenwater. De maaiveldhoogte bedraagt hier immers circa NAP +2,75 m, het grondwater heeft een niveau van NAP -0,4 m. Omdat in een maatgevend natte periode de vloer van de parkeerkelder circa 0,3 m (NAP -0,7 m) onder de grondwaterspiegel ligt zou er opstuwing van grondwater plaats kunnen vinden. Aangezien de bodem ter plaatste uit een 60 m dik zandpakket bestaat, dit pakket een goed horizontale doorlaatbaarheid kent en slechts voor een heel klein deel wordt afgesloten door de kelder, wordt geen opstuwing van het grondwater verwacht. Dit blijkt uit onderzoek zoals opgenomen in bijlage 17. Afvalwater en riolering Conform de Leidraad Riolering West-Nederland en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Schoon hemelwater afkomstig van daken en voetgangers/verblijfsgebieden wordt via voorzieningen afgekoppeld op de watergang in het openbaar gebied langs de Laan van Dick Laan aan de overzijde van de Burgemeester van Lennepweg. Hemelwater afkomstig van de parkeerkelders en van balkons worden aangesloten op de vuilwaterriolering. Wegens grondwaterproblemen in de regio mag het afgekoppelde hemelwater niet geïnfiltreerd worden.
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
45
Veiligheid en waterkeringen De in dit bestemmingsplan beschreven ontwikkelingen hebben geen gevolgen voor de waterveiligheid in de omgeving.
Beheer en onderhoud Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling waterhuishoudkundige situatie in de omgeving heeft.
Adviesbureau RdOI Rotterdam / Middelburg
geen
negatieve
gevolgen
voor
de
011309.15170.00
46
Ruimtelijke onderbouwing
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
6. Economische uitvoerbaarheid
47
Het plan betreft een plan waar op basis van artikel 6.12 van de Wro tegelijk met het projectbesluit een exploitatieplan moet worden vastgesteld. In dit geval is echter één van de uitzonderingen van toepassing, namelijk de bepaling dat een exploitatieplan niet noodzakelijk is wanneer het kostenverhaal voor de gemeente anderszins is verzekerd. In dit geval is dit verzekerd door het sluiten van een anterieure overeenkomst met de gemeente. Na het nemen van het projectbesluit door de gemeente Heemstede, wordt de ontwikkeling van het plan volledig buiten de gemeente om gefinancierd. De grond is in eigendom van Stichting Sint Jacob (SSJ). Het project wordt ontwikkeld en gerealiseerd door AM B.V. ten behoeve van SSJ te Haarlem en Sytrus Achmea Vastgoed B.V. te Amsterdam. SSJ is afnemer van de psychogeriatrische groepswoningen, het wijkcentrum voor thuiszorg, 20 woningen en de bijbehorende parkeerplaatsen. Achmea is afnemer van 77 woningen, het wijkservicepunt en de daarbij behorende parkeerplaatsen. Eventueel optredende planschade is voor de gemeente afgedekt door een afgesloten verhaalsovereenkomst die onderdeel uitmaakt van de anterieure overeenkomst.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00
48
Economische uitvoerbaarheid
011309.15170.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
49
Voor omwonenden is op 7 januari 2010 een informatieavond gehouden waarop het plan is toegelicht. Vervolgens is het plan op 11 januari 2010 behandeld in de raadscommissie Ruimte. Daarin heeft een meerderheid van de commissie zijn vertrouwen uitgesproken in het plan en ingestemd met de nadere uitwerking van het plan tot een aanvraag voor bouwvergunning en het doorlopen daarvoor van de noodzakelijke procedure. Op 9 februari 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten tot publicatie over te gaan van het voornemen om een projectbesluit op te stellen voor het project, conform artikel 1.3.1 Bro. Als reactie op deze kennisgeving is een aantal zienswijzen ingediend die door de gemeente zijn behandeld. Het projectbesluit waarvan de juridische basis ligt in artikel 3.10 Wro, zal als ontwerp ter inzage worden gelegd voor een periode van 5 weken en geeft aan eenieder de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. De wettelijke overlegpartners zoals die bij een bestemmingsplan bij het vooroverleg worden betrokken, worden hierbij eveneens in de gelegenheid gesteld eventuele zienswijzen in te dienen. Mochten zienswijzen worden ingediend dan zullen deze worden behandeld, waarna het projectbesluit samen met de beantwoording van de zienswijzen door de gemeenteraad wordt behandeld ter vaststelling.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
011309.15170.00