Vwo Nederlandse taal Schrijfvaardigheid oefenexamen 2 Algemene instructie bij onderwerp 1 en 2 Als onderdeel van het college-examen maakt u een schrijfopdracht. De toets duurt 150 minuten. U kiest onderwerp 1 of 2. Het is de bedoeling dat u aan de hand van de aangeboden teksten een artikel schrijft. U kiest daartoe slechts één opdracht en maakt in geen geval meerdere opdrachten. Geef bovenaan uw tekst duidelijk aan voor welke opdracht u gekozen hebt door de letter A, B, C of D te noteren. Gebruik de volgende richtlijnen: • Ga uit van de tekstsoort en het publiek, zoals in de opdracht is aangegeven. • Zorg voor een duidelijke alinea-indeling. • Bedenk een pakkende titel. • Bedenk minstens drie tussenkopjes van maximaal zes woorden. • Het is niet de bedoeling dat u de inleiding bij onderwerp 1 of 2 klakkeloos overneemt in uw eigen schrijfproduct. • Let op zinsbouw, stijl en spelling. • Gebruik minimaal 600 woorden en niet meer dan 750 woorden. Vermeld het aantal woorden onder uw tekst. Veel succes.
Onderwerp 1 Inleiding Vrijheid van onderwijs Artikel 23 van de Grondwet biedt aan iedereen de mogelijkheid om een eigen school te stichten. Deze mogelijkheid bestaat al sinds 1917. Door deze vrijheid van onderwijs bestaan er bijzondere scholen naast openbare scholen. Beide worden door de overheid gesubsidieerd. Tegenwoordig gaan er echter steeds meer stemmen op om die vrijheid van onderwijs aan banden te leggen. Moet het bijzonder onderwijs naast het openbaar onderwijs blijven bestaan of moet er alleen openbaar onderwijs komen met aandacht voor levensbeschouwing en geloof? Biedt een onverzuild onderwijsbestel niet betere kansen aan alle leerlingen? Wordt door de vrijheid van onderwijs de integratie in de samenleving bevorderd of juist gehinderd? Opdracht A Schrijf voor de lezers van een regionale krant een betoog waarin u uw mening geeft over de vrijheid van onderwijs. U neemt in ieder geval de volgende informatie-elementen op: 1. Een inleiding waarmee u de aandacht van de lezers trekt en waarin u uw standpunt aan de orde stelt door middel van een stelling. 2. Drie argumenten die pleiten voor uw standpunt. Gebruik hierbij een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens. 3. Twee tegenargumenten waarvan u er een weerlegt. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens. 4. Een slot met een conclusie die aansluit bij uw stelling. Opdracht B Schrijf voor de lezers van een regionale krant een beschouwing over de vrijheid van onderwijs. U neemt in ieder geval de volgende informatieelementen op: 1. Een inleiding waarmee u de aandacht van de lezers trekt en waarin u het verschijnsel beschrijft. Besluit de inleiding met de hoofdvraag.
2. Een visie van voorstanders onderbouwd met drie argumenten. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens. 3. Een visie van tegenstanders onderbouwd met drie argumenten. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens. 4. Een samenvattend slot waarin u uw eigen visie opneemt. De teksten die u kunt gebruiken, zijn: Limper, R. (2009, 27 oktober). Vrijheid van onderwijs belemmert de integratie. Trouw. Beek, G. van der (2009, 28 oktober). Bijzonder onderwijs werkt juist aan integratie. Trouw. Soest, A. van (2010, 26 juli). Polarisatie belemmert debat artikel 23. Nederlands Dagblad. Vergeet niet de richtlijnen uit de algemene instructie in acht te nemen!
Tekst 1 Vrijheid van onderwijs belemmert de integratie Haal de naambordjes weg in het verzuilde onderwijs, dan kan elk kind naar elke school, ongeacht zijn achtergrond. Het is onbestaanbaar dat vandaag de dag, terwijl integratie in onze samenleving zo'n belangrijk thema is, scholen grondwettelijk mogen segregeren. Kinderen van vier jaar oud worden op basis van de vermeende overtuiging van hun ouders verdeeld over openbare, katholieke, protestants-christelijke, reformatorische, islamitische, joodse of scholen van een andere denominatie. Op voorhand belemmert ons verzuilde en achterhaalde onderwijsbestel zo de integratie van onze kinderen. Alle basisscholen in Nederland hebben de opdracht, vastgelegd in een kerndoel, een bijdrage te leveren aan integratie en burgerschap. Dat doe je vooral door kinderen met verschillende achtergronden en overtuigingen (voor zover van een overtuiging bij een kind al sprake is) van jongs af aan samen naar school te laten gaan. Niet voor niets was de slogan van de Vereniging Openbaar Onderwijs jarenlang niet "a-p-a-r-t, maar samen". Maar terwijl openbare scholen zich al sinds jaar en dag openstellen voor elk kind en iedere leerkracht, hebben scholen op een religieuze grondslag (met artikel 23 van de Grondwet aan hun zijde) nog steeds het recht om leerlingen of leerkrachten te weigeren, wanneer hun overtuiging onverenigbaar zou zijn met de grondslag van de school. Zo weigeren confessionele scholen niet zelden allochtone leerlingen, zogenaamd vanwege die grondslag. De eigenlijke reden is veelal te ordinair om te noemen: scholen zitten bijvoorbeeld niet te wachten op leerlingen met een taalachterstand. Onlangs liet Wim Kuiper, directeur van de Besturenraad, in 'Trouw' weten zich grote zorgen te maken over de vrijheid van onderwijs. Artikel 23 is volgens hem in gevaar. Dat ben ik met hem eens maar vanuit een geheel andere optiek. Het verzuilde onderwijsbestel is namelijk volledig achterhaald. Liever vandaag dan morgen schroef ik de "katholieke, protestants-christelijke, islamitische of openbare" naambordjes van de schoolmuren. Dan kan elk kind gewoon naar school. Iedereen is welkom, zijn sociale, culturele, levensbeschouwelijke achtergrond en seksuele geaardheid inbegrepen. Dat is op openbare scholen al jaren vanzelfsprekend. Een bijkomend voordeel is dat scholen zich meer dan nu moeten onderscheiden in hun pedagogisch-didactisch concept. Dat komt de kwaliteit ten goede.
Het verzuilde onderwijsbestel is niet meer van deze tijd. Het zijn namelijk allang niet meer de ouders die hun overtuiging aan een school willen opleggen, maar de instituties zelf, waaronder Kuipers eigen Besturenraad. Die is zijn positie als werkgeversorganisatie kwijtgeraakt aan de pas opgerichte (niet verzuilde) PO-raad en VO-raad, de sectororganisaties voor het primair en voortgezet onderwijs, en richt zich nu min of meer noodgedwongen op zijn ideologische grondslag. Maar kennelijk is de samenleving buiten het gezichtsveld van Kuiper veranderd of is de Besturenraad niet van plan zich iets aan te trekken van die ontwikkeling. Uit de Onderwijsmeter van het ministerie blijkt namelijk al jaren dat de levensbeschouwelijke overtuiging van ouders bij de schoolkeuze een volstrekt ondergeschikte rol speelt. De afstand naar de school, de sfeer en de kwaliteit van de school zijn voor vrijwel iedere ouder de belangrijkste selectiecriteria. Na kwaliteit komt een tijdje niets en dan pas doemt de denominatie (grondslag) van de school op. Hiermee is de maatschappelijke rechtvaardiging voor het verzuilde onderwijsbestel volledig verdwenen. Kuiper maakt zich dus terecht zorgen over de houdbaarheid van artikel 23. Volgens hem is de vanzelfsprekendheid van het artikel weg. Daar ben ik blij mee. De Vereniging Openbaar Onderwijs is al sinds 1866 de belangenbehartiger van het openbaar onderwijs, maar sluit haar ogen niet voor de veranderde samenleving. Als het lukt om in 2017, honderd jaar na de onderwijspacificatie (toen het openbaar en bijzonder onderwijs financieel werden gelijkgesteld), het verzuilde onderwijsbestel af te schaffen, dan heft deze vereniging zichzelf ook op. Dan is er wat ons betreft "school" voor elk kind. Op die school is ruimte voor ieders overtuiging en is er actief aandacht voor de vele overeenkomsten en verschillen die in onze samenleving en dus op de school voorkomen. Bron: Limper, R. (2009, 27 oktober). Vrijheid van onderwijs belemmert de integratie. Trouw.
Tekst 2 Bijzonder onderwijs werkt juist aan integratie Het is merkwaardig om te pleiten voor alleen openbaar onderwijs. Bijzondere scholen zijn samenbindend, inspirerend en van goede kwaliteit. De vrijheid van onderwijs belemmert de integratie, poneerde Rob Limper, directeur van de Vereniging Openbaar Onderwijs. Hij noemt het onbestaanbaar dat scholen grondwettelijk mogen segregeren, terwijl integratie in de samenleving zo'n belangrijk thema is. Als voorman van de openbare scholen in Nederland geeft Limper zo wel een erg scheef beeld van de vrijheid van onderwijs. De grondwet zegt helemaal niet dat scholen mogen segregeren. Artikel 23 geeft de ruimte aan scholen die vanuit een bepaalde religieuze of pedagogische overtuiging willen werken, zogenaamde "bijzondere" scholen. Als die scholen een bepaald minimum aan leerlingen hebben en verder voldoen aan de eisen van de wet, worden ze financieel gelijk gesteld aan andere scholen. Dat is alles. Dat die scholen vervolgens aan potentiële leerlingen en hun ouders vragen de religieuze of pedagogische overtuiging van de bijzondere school op zijn minst te respecteren, is niet meer dan logisch. Als je een school opricht op grond van zo'n overtuiging, dan sta je daar ook voor. Ouders die hun kind aanmelden, moeten zich dat realiseren. Dat heeft niets te maken met het verstrekken van een vrijbrief om te segregeren. De praktijk laat ook zien dat bijzondere scholen niet segregeren. De suggestie van de Vereniging van Openbaar Onderwijs dat ze de grondslag misbruiken om bijvoorbeeld leerlingen met een taalachterstand te weren, kan hij niet met feiten staven. Er zullen in incidentele gevallen - op wat voor school ook - wel eens dingen gebeuren die niet in de haak zijn. Voor beleidsmatige overwegingen moet je niet naar incidenten kijken, maar naar het algemene beeld op basis van feiten. En die zijn duidelijk: er is geen sprake van segregatie op of door bijzondere scholen. Ze besteden niet minder dan openbare scholen aandacht aan de noodzaak van integratie, verdraagzaamheid en samenwerking. Volgens Rob Limper is de maatschappelijke rechtvaardiging voor het verzuilde onderwijssysteem volledig verdwenen, omdat ouders bij de schoolkeuze vooral letten op de afstand, de sfeer en de kwaliteit en pas daarna op de denominatie. Ik ken die lijstjes van keuzemotieven ook. Boeiend is dan bij ouders door te vragen wat men met de belangrijke items "sfeer" en "kwaliteit" bedoelt. Als reactie komen er dan allerlei omschrijvingen die direct te maken
hebben met de religieuze of pedagogische overtuiging van de school. Dat is ook niet verwonderlijk, want een religieus of pedagogisch uitgangspunt heeft alleen betekenis als het doorwerkt in alles wat de school tot die bijzondere school maakt. Het bijzondere van de school vertaalt zich dus onmiddellijk in (onder meer) de sfeer en de kwaliteit en beperkt zich geenszins tot het begrip denominatie. Het op grond van de lijstjes met keuzemotieven opheffen van het bijzonder onderwijs mist daarom elke overtuigingskracht. Laten we ook hier de feiten maar laten spreken: het percentage ouders dat voor een bijzondere school kiest, blijft onveranderd hoog. De laatste tijd klinkt wel vaker het geluid dat bijzonder (christelijk en islamitisch) onderwijs beter afgeschaft kan worden. Rob Limper ziet als "bijkomend voordeel" dat scholen zich dan meer gaan onderscheiden op hun pedagogisch didactisch concept. Dat is tegenstrijdig: onderscheid op grond van een bepaald concept was toch juist uit den boze? Het is dus merkwaardig om ineens te pleiten voor onderscheid tussen scholen en daarvan een stimulans te verwachten voor de kwaliteit. Dat is wel logisch, gezien de praktijk van bijzondere scholen. Het zijn meer dan gemiddeld scholen met een goede kwaliteit. Dat komt omdat ze ervaren, dat hun duidelijke uitgangspunt samenbindend en inspirerend is. Consequent bijzonder onderwijs is daarom de beste garantie voor kwalitatief goed onderwijs. Organisaties als de Besturenraad, de koepel van christelijke onderwijsinstellingen, zijn er niet alleen ter verdediging van de ruimte voor bijzonder onderwijs, maar ook om te ondersteunen samenbindend en inspirerend te zijn. Ook als het gaat om integratie van de samenleving is daarom niemand gediend met het verdwijnen van bijzonder onderwijs. Integendeel: het is beter om alle onderwijs bijzonder te maken. Bron: Beek, G. van der (2009, 28 oktober). Bijzonder onderwijs werkt juist aan integratie. Trouw.
Tekst 3 Polarisatie belemmert debat artikel 23 Het debat over de vrijheid van onderwijs is in zowel de politiek als het onderwijs zelf gepolariseerd en zit daardoor vast. Wetenschappers en de onafhankelijke Onderwijsraad moeten nu proberen de bezinning op artikel 23 van de Grondwet een stap verder te helpen. Het initiatiefwetsvoorstel dat christelijke scholen en andere richtingen in het bijzonder onderwijs wil dwingen alle leerlingen te accepteren, kan volgens de meeste deskundigen de prullenbak in. Na verschillende onderwijsjuristen, heeft ook de Onderwijsraad geadviseerd dit voorstel te "heroverwegen". Dat is onderwijsraadtaal voor: het is een nutteloos voorstel. Principieel Maar of de indieners van de wet (PvdA, SP, GroenLinks en D66) hun plan daadwerkelijk zullen opgeven, is de vraag. Zij beseffen zelf vermoedelijk ook wel dat het voorstel niet bijdraagt aan de bestrijding van segregatie in het onderwijs (het ontstaan van "zwarte" en "witte" scholen), maar willen onder dat mom vooral een principieel puntje scoren. Margot Kraneveldt, die toen het voorstel enkele maanden geleden weer van stal werd gehaald nog onderwijswoordvoerster was van de PvdA, ontkende dat het plan slechts symbolisch was. "Maar," voegde ze er direct aan toe, "ik ben er wel van overtuigd dat symbolen soms ook heel belangrijk zijn." Boris van der Ham (D66) was in een interview met het 'Reformatorisch Dagblad' nog openhartiger over de werkelijke motivatie achter het wetsvoorstel. Hij wees op een groepje "hardnekkige scholen" - onder meer reformatorische, gereformeerde en joodse - dat nog leerlingen weigert op basis van identiteit. Daar is het wetsvoorstel eigenlijk op gericht. "Het is geen oplossing van de segregatie. Maar het is een principieel punt dat we een keer willen maken in de richting van dat soort scholen." Algehele discussie De discussie over acceptatieplicht staat dus symbool voor een fundamentelere kwestie. Terecht heeft de Onderwijsraad geconcludeerd dat achter het voorstel een behoefte schuilt aan een algehele discussie over artikel 23 van de Grondwet dat gaat over de vrijheid van onderwijs. Het debat daarover is de laatste jaren gepolariseerd. Zo profileert de Vereniging voor Openbaar Onderwijs zich met de wens dat artikel 23 (ontstaan in 1917) zijn honderdste verjaardag niet haalt. De vereniging wil een type school in plaats van een variëteit aan (confessionele en pedagogische) richtingen. Een aantal seculiere politieke partijen heeft zich bij deze visie aangesloten.
Tegen deze achtergrond dreigt het bijzonder onderwijs in de verdediging te schieten. De afgelopen jaren is een aantal wetsvoorstellen gepasseerd waarin de overheid meer grip probeerde te krijgen op de inrichting van scholen. Deze waren met name bedoeld om effectiever te kunnen ingrijpen op zwakke scholen. Koepelorganisaties in het bijzonder onderwijs staan kritisch tegenover deze sterkere overheidsinmenging. Die huiverige houding is wel aangeduid als een "artikel 23-reflex", ingegeven door de angst dat langzamerhand de vrijheid van onderwijs wordt beperkt. Afschaffing van bijzonder onderwijs zou nogal "on-Nederlands" zijn, omdat ons land zich altijd heeft laten voorstaan op pluraliteit en diversiteit. Ook zou deze vermoedelijk de onderwijskwaliteit niet bevorderen. Bezinning Toch blijft de vraag of de huidige inrichting van het onderwijs - vooral langs de lijnen van de oude zuilen: protestants, rooms-katholiek en daarnaast nog een aantal kleine confessionele en pedagogische richtingen - nog past bij een steeds meer ontzuilde tijd. Bijzondere scholen zoeken steeds opnieuw naar een relevante invulling van het etiket "katholiek" of "christelijk". Bezinning op de inrichting van het onderwijs en het grondwetsartikel 23 moet wel plaatsvinden en die blijkt in de gepolariseerde sfeer van de politiek of het onderwijs zelf lastig te zijn. Daarom is het goed dat onafhankelijke wetenschappers en instellingen de vrijheid van onderwijs tegen het licht houden. Aanvankelijk zou de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zich over dit thema buigen. Maar door het opstappen van WRR-voorzitter Wim van de Donk - die het thema religie hoog op de agenda had gezet - werd dat afgeblazen. Momenteel zet CDApoliticus Van de Donk die bezinning voort met een groep wetenschappers uit Nederland en Vlaanderen. De tendens binnen deze denkgroep lijkt te zijn dat religie en levensbeschouwing een belangrijke rol moet blijven spelen in het onderwijs. Neutraliteit bestaat niet en dus moet er bijzonder onderwijs blijven bestaan, maar wel aangepast aan die nieuwe verschijningsvormen van religie in Nederland. Eventueel kunnen zelfs alle scholen "bijzonder" worden. Van de Donk wil daarom artikel 23 "doorontwikkelen". Het is opvallend dat voor een bezinningsbijeenkomst die door Van de Donk en anderen onlangs werd georganiseerd, nauwelijks vertegenwoordigers uit het bijzonder onderwijs werden uitgenodigd. Het toont de ambitie om tot een onafhankelijke visie te komen. Wel waren er vertegenwoordigers van instituten als de WRR en de Onderwijsraad. Advies Op verzoek van de Tweede Kamer zal de Onderwijsraad in de toekomst komen met een advies over artikel 23 van de Grondwet. Dit moet leiden tot een "gezaghebbende interpretatie". In het verleden heeft de Onderwijsraad zich in een aantal adviezen sterk gemaakt voor het behoud
van de variëteit in het scholenlandschap. Niet alleen confessionele, maar ook pedagogische richtingen moeten de mogelijkheid hebben om eigen scholen te stichten, stelde de raad nadrukkelijk. Het valt niet te verwachten dat de Onderwijsraad nu sterk van deze lijn zal afwijken. Wel is de vraag of alle partijen in politiek en onderwijs deze als gezaghebbend zullen accepteren. Bron: Soest, A. van (2010, 26 juli). Polarisatie belemmert debat artikel 23. Nederlands Dagblad.
Onderwerp 2 Inleiding Vakantiespreiding in het onderwijs De vakantiespreiding in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs is ingesteld om te voorkomen dat alle leerlingen tegelijk op vakantie gaan. Hierdoor vermindert de verkeersdrukte en raken recreatieparken en campings minder overbelast. Voor de spreiding van de schoolvakanties is Nederland verdeeld in drie regio's: noord, midden en zuid. De zomervakanties in de verschillende regio's overlappen elkaar gedeeltelijk, zodat mensen uit verschillende regio's met elkaar op vakantie kunnen. Uit diverse reacties blijkt, dat niet iedereen gelukkig is met de bestaande regeling. Opdracht C Schrijf voor de lezers van een regionale krant een betoog waarin u uw mening geeft over vakantiespreiding in het onderwijs. U neemt in ieder geval de volgende informatie-elementen op: 1. Een inleiding waarmee u de aandacht van de lezers trekt en waarin u uw standpunt aan de orde stelt door middel van een stelling. 2. Drie argumenten die pleiten voor uw standpunt. Gebruik hierbij een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens. 3 Twee tegenargumenten waarvan u er een weerlegt. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens. 4. Een slot met een conclusie die aansluit bij uw stelling. Opdracht D Schrijf voor de lezers van een regionale krant een beschouwing over vakantiespreiding in het onderwijs. U neemt in ieder geval de volgende informatie-elementen op: 1. Een inleiding waarmee u de aandacht van de lezers trekt en waarin u het verschijnsel beschrijft. Besluit de inleiding met de hoofdvraag.
2. Een visie van voorstanders onderbouwd met drie argumenten. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens. 3. Een visie van tegenstanders onderbouwd met drie argumenten. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens. 4. Een samenvattend slot waarin u uw eigen visie opneemt. De teksten die u kunt gebruiken, zijn: Bron: Thijssen, W. (2010, 28 april). ANVR: Geef leerling extra snipperdagen. http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article1354310.ece/ANVR_Geef_l eerling_extra_snipperdagen. ANVR pleit voor handhaving vakantiespreiding (2010, 17 februari). http://www.toerismenieuws.nl/2010/02/anvr-pleit-voor-handhavingvakantiespreiding. Hinke, B. (2009, 24 juli). De rest werkt in de zomer wel door. NRC Handelsblad. Vergeet niet de richtlijnen uit de algemene instructie in acht te nemen!
Tekst 1 ANVR: Geef leerling extra snipperdagen Leerlingen moeten snipperdagen krijgen die ze kunnen opnemen als ze met hun ouders buiten de reguliere vakanties op vakantie willen. Dat bepleit de vereniging van reisondernemingen ANVR in een brief aan alle Kamerfracties, die donderdag is verstuurd. De ANVR, die ongeveer 200 touroperators en 1500 reisbureaus vertegenwoordigt, is fel gekant tegen opheffing van de vakantiespreiding, zoals het CDA bepleit. Sinds 1986 worden schoolvakanties gespreid over drie regio’s, zodat leerlingen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs niet allemaal tegelijk op vakantie zijn. Doel hiervan is het beperken van (vlieg)verkeersdrukte en het voorkomen van overvolle campings en hotels. Het nadeel van de spreiding is dat gezinnen in grensgebieden, met meerdere kinderen verdeeld over meerdere scholen in verschillende regio’s, daardoor niet gezamenlijk op vakantie kunnen. Ouders vragen om die reden vaak om verlof buiten de vakantieperiodes, waardoor kinderen verplichte lesdagen missen. Het CDA wil om die reden af van de vakantiespreiding en heeft op zijn website een meldpunt geopend waarop klachten en opmerkingen van ouders worden verzameld. "Wij willen juist meer flexibiliteit," zegt woordvoerder Mirjam Dresmé van de ANVR, "maar wel met vaste dagen, in plaats van adviesvakantiedagen, zodat ouders ruim van tevoren een vakantie kunnen boeken zonder het risico te lopen dat de school aan het begin van het schooljaar andere data heeft bepaald." Dit laatste komt geregeld voor, met name in Zuid-Nederland, waar de schoolvakantie vaak wordt afgestemd op carnaval. Bron: Thijssen, W. (2010, 28 april). ANVR: Geef leerling extra snipperdagen. http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article1354310.ece/ANVR_Geef_leerling_extra_s nipperdagen.
Tekst 2 ANVR pleit voor handhaving vakantiespreiding De reisbrancheorganisatie ANVR, belangenbehartiger van de circa 200 touroperators en zo’n 1500 reisbureaus, is fel tegenstander van het afschaffen van de vakantiespreiding, zoals nu wordt voorgesteld door het CDA. "Niet minder, maar juist meer flexibiliteit zou ouders helpen bij het boeken van hun vakantie", aldus Frank Oostdam, directeur van de overkoepelende brancheorganisatie. De reisbranche pleit naast meer vakantiespreiding ook al jaren voor de invoering van snipperdagen. De huidige schoolvakanties zorgen o.a. voor grote pieken in het vakantieverkeer. De zomervakantie is berucht om zijn zwarte zaterdag en op de eerste dagen van de vakantie ontstaan nu al enorme wachttijden voor consumenten op luchthavens en snelwegen. Daarnaast zijn voor bijvoorbeeld de meivakantie of de herfstvakantie al vaak maanden van tevoren geen vliegtuigstoelen of accommodaties meer beschikbaar. "Op het moment dat iedere Nederlander in dezelfde week of weken op vakantie moet vanwege schoolgaande kinderen, wordt de beschikbare capaciteit aan vliegtuigstoelen en accommodaties ontoereikend. Daardoor worden vakanties in die periodes ongetwijfeld vele malen duurder", licht Frank Oostdam toe. De ANVR pleit wel voor coördinatie vanuit de overheid, maar dan om in een bredere, aangewezen periode de mogelijkheid te hebben op vakantie te gaan. Een vakantiepiek creëren, strookt ook niet met het overheidsbeleid om meer duurzaam te leven. Een piekbelasting, zowel op de weg, in de lucht als op de bestemming, zal schadelijk zijn voor het milieu. Bron: ANVR pleit voor handhaving vakantiespreiding (2010, 17 februari). http://www.toerismenieuws.nl/2010/02/anvr-pleit-voor-handhaving-vakantiespreiding.
Tekst 3 De rest werkt in de zomer wel door In de zomermaanden gaan met name werknemers met kinderen op vakantie. De kinderlozen werken door. Dat gaat niet altijd zonder morren. In de maand juli is het vakantietijd voor ouders van schoolgaande kinderen. Dat is logisch: zij zijn gebonden aan de schoolvakanties. Kinderloze werknemers of werknemers met oudere kinderen die de deur uit zijn, werken door. Wie buiten het hoogseizoen met vakantie kan, doet dat graag, want wie wil er in juli op vakantie als de campings vol en de prijzen hoog zijn? Toch kan de verdeling van de vakanties leiden tot ergernissen, blijkt uit vragen die www.arbeidsrechter.nl, een site voor juridisch advies, de afgelopen jaren toegestuurd kreeg. Wat als je partner leraar is en om die reden gebonden is aan het hoogseizoen, of als je gehecht bent aan de maand juli? Uit een onderzoek van maandblad 'J/M' van vorig jaar augustus onder 529 kinderloze werknemers bleek liefst 62 procent het irritant te vinden dat van hen werd verwacht hun vakantieplannen aan te passen aan die van collega's met kinderen. Ulli Hoogland van www.arbeidsrechter.nl zegt dat er geregeld frictie is op de werkvloer over de vakantieplanning, hoewel hem geen gevallen bekend zijn waarin dit tot juridische procedures heeft geleid. Dat is ook niet vreemd. Wat win je ermee, behalve een verziekte sfeer? Het neemt niet weg dat het voor veel werknemers en werkgevers elk jaar weer een hele toer is om eruit te komen. Ouders met schoolgaande kinderen hebben wettelijk niet meer recht op vrije dagen tijdens de schoolvakanties dan anderen. De jaarlijkse vakantieplanning komt aan op goed werkgeverschap en goed werknemerschap. Het gaat niet altijd zonder problemen: bij bedrijven waar er van twee gespecialiseerde krachten altijd een op het werk moet blijven, gaat het wel eens mis. Volgens Hoogland zijn er bedrijven die ouders expliciet het voorrecht geven voor vakantie in de zomermaanden. Daar is op zich niets mis mee: een bedrijf mag aangeven hoe het omgaat met de vakantieverdeling. Peter Cuyvers, beleidsadviseur voor gezin en werk, zegt dat in Nederland de combinatie werk en kinderen niet goed geregeld is. "Dit laat het veld vrij voor emotionele chantage door werknemers met kinderen." Volgens Cuyvers schuurt het al langer tussen werkende ouders en hun kinderloze
collega's. Door de crisis en mogelijk verlies van werk is het onderwerp even minder actueel. Cuyvers verklaart: "Tot een boze kinderloze op een kwade dag een buggy van de trap duwt. Dan staat het zo weer bovenaan." "De onmacht van de kinderloze werknemer om zijn vakantie naar eigen voorkeur in te delen, is een breed gevoeld sentiment", meent Cuyvers. Hij spreekt van sluipende irritatie. Ouders moeten opvang zelf zien te regelen en ze doen dat dan ook: het liefst via netjes onderhandelen, maar als het moet door tijd in te pikken. Zorgplicht gaat voor werkplicht. "De kinderloze collega schikt wel in als een vader of moeder eerder naar huis moet om een kind op te halen van de crèche", zegt Cuyvers. "Met dertig ouders aan je bureau die allemaal met hun kinderen aan het hoogseizoen gebonden zijn, kies je toch snel voor een andere maand vakantie." In de praktijk komen collega's en hun baas er wat de vakantiespreiding betreft wel uit. Een woordvoerder van de vakcentrale FNV zegt dat er alleen in individuele gevallen problemen ontstaan. "Het heeft geen zin regels op te stellen. Wij adviseren dat je voor jezelf opkomt. Je kunt niet alles dichttimmeren." Wat als je nu per se op vakantie wilt in juli? Arbeidsjurist Hoogland zegt daarover: "Als je ouders zoveel jaar getrouwd zijn en dat net in die ene week in juli willen vieren, win je het heus wel van je collega met kind. Maar je moet wel een dijk van een verhaal hebben." "Hoe het op het werk ook geregeld is, als je op een schriftelijk verzoek voor het opnemen van vakantiedagen binnen twee weken geen bezwaar van je werkgever hebt ontvangen," zegt Hoogland, "kun je gaan boeken." Vanaf begin van deze eeuw is het bij wet zo geregeld dat de werkgever de vakantieperiodes niet meer toewijst, maar het initiatief aan de werknemers laat. Een woordvoerder van CNV Jongeren zegt dat er sindsdien maar één regel is: wie het eerst komt, die het eerst maalt. Ouders met schoolgaande kinderen zijn er vaak eerder bij. Bron: Hinke, B. (2009, 24 juli). De rest werkt in de zomer wel door. NRC Handelsblad.
De bovenstaande teksten zijn bewerkt om ze geschikt te maken voor dit examen. Dit is gebeurd met respect voor de opvattingen van de auteur(s). Voor de oorspronkelijke tekst(en) kunt u terecht in de vermelde bronnen. De Dienst Uitvoering en Onderwijs is verantwoordelijk voor vorm en inhoud van dit examen.