T oegepast
artikel
Als de toekomst (te) open is Margriet Stuurman, Bright Richards, Nicolette Hijweege Niet waar je vandaan komt, maar daar waar het goed met je gaat, is je thuis. S amenvatting
Minderjarige asielzoekers in Nederland leiden een ongewis bestaan. Gedurende en na de asielprocedure zijn ze met uitzondering van bed, bad en brood, goeddeels zelf verantwoordelijk voor hun daginvulling en het ter hand nemen van hun ontwikkeling met het oog op een ongewisse toekomst ‘ergens’. Vanuit ervaringsdeskundigheid wil New Dutch Connections (NDC) deze jongeren ondersteunen. De methodiek Ondernemen in je Eigen Toekomst betreft een trainings- en coachingsprogramma dat door middel van het bereiken van twee concrete doelen (ontwikkeling van een carrièreplan en het vinden van een plek voor zinvolle daginvulling), bij wil dragen aan sociale integratie en financiële zelfstandigheid van deze asielzoekersjongeren zodat zij ‘zin en vertrouwen krijgen’ in de mogelijkheid de eigen toekomst vorm te geven, waar ter wereld ook. Voorafgaand aan de twee ervaringsverhalen wordt een korte schets gegeven van het spanningsveld waarbinnen de jongeren zich bevinden alsook van basale elementen van de methodiek. Begonnen vanuit ervaringsdeskundigheid, aangevuld met deskundigheid vanuit verschillende beleidsvelden en kunst beoogt NDC de komende jaren de methodiek te beschrijven vanuit een theoretisch oogpunt en te onderbouwen met onderzoek. Deze theoretische onderbouwing is echter nog niet voorhanden. Het artikel eindigt daarom met een beschouwing vanuit de literatuur rond geestelijke gezondheid en zingeving. Trefwoorden: empowerment, ama's, asielzoekersjongeren, coachingsprogramma, community building
I nleiding
In voorzieningen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (het COA) wonen (ook) jongeren – al dan niet met hun ouders of verzorgers. Vaak zijn zij omwille van omstandigheden die buiten hun macht lagen, onder andere onveiligheid, oorlog en armoede, hun land ontvlucht. De meesten hebben een surrealistische reis van enkele maanden met een mensensmokkelaar achter de rug. Om het tot Nederland te brengen hebben ze meestal veel on-
dernemingszin en inventiviteit aan de dag moeten leggen. Het contrast met hun situatie in de asielopvang is gigantisch. Opeens zitten ze dag in dag uit op dezelfde plek. Zonder dat ze er iets voor hoeven te doen wordt in hun basale menselijke behoeften (bed, bad en brood) voorzien. Ze kunnen bijkomen van hun reis. Maar ver weg van alles wat hen lief is, kan ‘bijkomen’ al snel omslaan in apathie en depressie. Dat veel van hen op enig moment (in hun eigen land, gedurende hun reis, of anders wel in de
Psyche & Geloof 25 (2014), nr. 3, pag. 191-202
191
PG_25_3_DEF.indd 191
19-09-2014 11:18:56
M argriet S tuurman , B right R ichards , N icolette H ijweege
asielopvang) slachtoffer of getuige zijn geweest van geweld, kan de kans op apathie en depressie doen toenemen. Het is eerder regel dan uitzondering dat jongeren symptomen vertonen van een posttraumatische stressstoornis (PTSS), zoals nachtmerries, concentratieproblemen en hevige schrikreacties. Ondertussen benadrukt de omgeving waarin ze verkeren steeds opnieuw het belang van hun juridische status. Niet alleen in gesprekken van bewoners onderling en met de IND is de juridische status het terugkerende onderwerp van gesprek. Of jongeren nu Nederlandse les willen volgen, naar een school willen of een dokter bezoeken, steeds wordt naar hun status gevraagd. Daarvan hangt namelijk vaak af hoe de voorzieningen waarop ze aanspraak willen maken gefinancierd worden en of ze er überhaupt recht op hebben. Daarnaast ervaren jongeren buitensluiting door cultuur- en taalbarrières. Minderjarigen zijn leerplichtig, maar kunnen meestal niet instromen in de opleiding die aansluit bij hun interesse en capaciteiten. Eerst moeten ze Nederlands leren. Daarvoor worden ze geplaatst in een internationale schakelklas van een gewone middelbare school of op een school op het terrein van het azc. Onder meer door hun stressvolle situatie, afwezigheid van ouderfiguren en gebrek aan contact met Nederlandse leeftijdsgenoten verloopt het leren daar vaak maar langzaam. Na verloop van tijd loopt de motivatie voor school terug. Zo belanden velen van hen in een vicieuze cirkel. De jongeren ervaren buitensluiting op meerdere gebieden. De dagelijkse ervaring dat je ‘er niet bij hoort’ roept niet alleen boosheid op. Het kan bij deze jongeren ook het geloof ondermijnen dat ze gedurende hun tijd in de asielopvang überhaupt richting kunnen geven aan hun eigen leven. Hun gebrek aan kennis van de Nederlandse cultuur en maatschappij draagt daaraan bij. De onwetendheid verlamt. Als ze iets willen bereiken op het gebied van opleiding of stage weten ze simpelweg niet waar en hoe te beginnen. Veel zijn ervan overtuigd geraakt dat ze ‘niets’ mogen en het dus zinloos is om iets te proberen. Bright Omansa Richards, initiatiefnemer van de stichting New Dutch Connections, kent die situatie. Hij ontvluchtte de oorlog in Liberia. In Nederland deed hij de Toneelacademie in Arnhem en speelde
hij bij diverse theatergezelschappen; hij verwerkte zijn ervaringen in toneel. Richards: ‘Nederland staat voor mij voor vrijheid. Een land waar ik mijzelf kan ontwikkelen zonder sociale of religieuze controle. Ik dacht dat religie in Nederland geen rol speelt in de samenleving. En dat we geen religieuze problemen hadden zoals in Afrika’. Dit was de basis van het project As I Left My Father’s House. Zijn inburgeringsproces inclusief zijn ervaring als trainer zette hij om in de methodiek ‘Ondernemen in je Eigen Toekomst’. Om dit mogelijk te maken richtte Richards, samen met Margriet Stuurman, New Dutch Connections op. ‘O ndernemen
in je eigen toekomst ’:
‘I t
takes
a village to raise a child .’
In 2008 ontwikkelde Bright Richards de methodiek Ondernemen in je Eigen Toekomst. Het doel van de methodiek is om asielzoekersjongeren op weg te helpen naar sociale participatie en economische zelfredzaamheid. Het empowermenttraject wordt twee keer per jaar in azc Pekela, azc Drachten en in Arnhem en Deventer aan een groep van ongeveer 20 asielzoekers- en ongedocumenteerde jongeren aangeboden. Het traject waarin inspiratie, persoonlijk contact en talentontwikkeling van centrale betekenis zijn, bestaat uit een training van 12 weken, een coaching door een vrijwillige professionele coach en verschillende activiteiten daaromheen. Door middel van deze aanpak creëert NDC een breed netwerk waarop jongeren kunnen terugvallen, een idee onder andere gebaseerd op de Afrikaanse wijsheid ‘It takes a village to raise a child’. Bovendien worden de jongeren gestimuleerd om ondanks alle ellende na te denken over hun toekomst, waar deze ook zal plaatsvinden. Op deze manier worden (ex-)asielzoekersjongeren gestimuleerd en geholpen om weer regie over hun eigen leven te nemen. S ituatie
van de jongeren
De jongeren die deelnemen aan het traject Ondernemen in je Eigen Toekomst zijn allemaal tussen vijftien en vijfentwintig jaar. Zij vormen wellicht de meest diverse groep jongeren die mogelijk is. Alle verschillen in taal, cultuur, religie, opleidingsniveau ter wereld komen op COA-opvanglocaties samen op een klein oppervlak.
192
PG_25_3_DEF.indd 192
19-09-2014 11:18:56
A ls de toekomst ( te ) open is
De situatie van deze jongeren hier in Nederland loopt in meerdere opzichten uiteen. Om te beginnen verschilt hun juridische status. In de opvang zitten, gekeken naar juridische status, drie groepen jongeren. Een deel van de jongeren is ‘in procedure’, zij verkeren in onzekerheid over de uitkomst van hun procedure. Anderen hebben al een verblijfsvergunning, maar blijven in de asielopvang wonen zolang ze nog geen huis toegewezen hebben gekregen. Tot slot zijn er jongeren wier aanvraag is afgewezen, ook in hoger beroep. Zij blijven recht op opvang houden totdat zij of hun jongste familielid meerderjarig worden. Dan worden ze alsnog uit de opvang gezet, oftewel ‘geklinkerd’. Doordat de juridische status van deze jongeren uiteenloopt, varieert de mate waarin ze van overheidswege op steun en begeleiding kunnen rekenen. De opvang van meerderjarige alleenstaande jongeren beperkt zich tot ‘bed, bad en brood’. Hetzelfde geldt voor jongeren die met hun ouders op een azc verblijven. Alleenstaande minderjarige jongeren kunnen wél op enige begeleiding rekenen. Zij krijgen een voogd toegewezen die op afstand toezicht houdt en een mentor. De meest kwetsbare jongeren krijgen uitgebreide begeleiding en worden kleinschalig gehuisvest. De rest komt terecht op een ‘amv-campus’ op een azc. Van hen wordt verwacht dat ze zelf voorzien in voedzame maaltijden en hun dagen structureren. Dat lukt vaak maar tot op beperkte hoogte. Jongeren liggen vaak lang in bed en gaan vaak niet naar school. De afwezigheid van ouderfiguren maakt deze jongeren kwetsbaar voor mensenhandel, loverboys, prostitutie, criminaliteit, zelfmoord en een vlucht in het illegale circuit. De overtuiging van asielzoekersjongeren dat zij - vanwege hun juridische status - ‘niets’ mogen en het dus zinloos is om iets te proberen lijkt het vaakst de kop op te steken onder alleenstaande minderjarige jongeren, die onder het gezag staan van een voogd en een mentor. Het kan voor jongeren lastig zijn om erop te vertrouwen dat de beslissingen die de voogd en de mentor nemen het belang van de jongere behartigen. Zij kennen de voogd en mentor, die uit een vreemd land komen en beperkt zijn in hun tijd en aandacht, nog maar kort. Voogd en mentor zijn, anders dan ouders, professioneel
betrokken. De band die ze met de jongere opbouwen en onderhouden is er vanwege deze werkrelatie. Als de jongeren achttien worden, worden ze overgeplaatst naar een andere opvanglocatie, waar ze het zonder hulp van voogd of mentor moeten zien te rooien. Ze missen daarmee de gebruikelijk overgangsfase naar volwassenheid: die waarin een jongere wettelijk al zelfstandig is, maar voor advies en steun kan terugvallen op verzorgers. Voor vele van deze jongeren blijken volwassenen onvoldoende in staat om hen te ondersteunen in de voorbereiding op hun professionele toekomst. De voogd en mentor ontberen de tijd en middelen. Zij worden daarnaast in hun mogelijkheden beperkt door hun rol als professional. Deze rol verhindert hen om voor individuele jongeren iets extra’s te doen of het persoonlijk netwerk voor hen in te zetten. Van een deel van de jongeren zijn de ouders wel nabij aanwezig. Deze ouders kunnen hun kinderen meestal niet de ondersteuning in hun professionele ontwikkeling bieden die ze nodig hebben. Ze kennen de wegen in de Nederlandse samenleving immers ook niet. Alles bij elkaar genomen werkt dit een afwachtende houding in de hand als het gaat over het ter hand nemen van de eigen professionele en persoonlijke ontwikkeling. Jongeren die in de asielprocedure zitten, wachten af tot ze een beschikking ontvangen. De stress van de procedure slokt vaak al hun aandacht op. Krijgen ze een status, dan zet het afwachten zich vaak voort, nu op een huis. Ook uitgeprocedeerde jongeren wachten af. Achttien worden is voor hen geen feestelijk moment, maar een nachtmerrie. Het is het moment dat hun recht op opvang vervalt en ze ‘geklinkerd’ worden. Velen van hen hebben geen identiteitspapieren (meer). Terugkeren naar hun land van herkomst is dan meestal onmogelijk. Anderen kunnen wel terug, maar willen dat niet, omdat ze daar niemand hebben om naar terug te gaan; omdat ze de situatie in hun land te onveilig achten. En soms ook omdat ze niet met lege handen willen terugkeren naar hun familie of dorp, dat vaak een aanzienlijke financiële bijdrage heeft geleverd aan hun reis naar Nederland. Voor deze jongeren kan de aanvechting groot zijn om tot hun achttiende de kop in het zand te steken. Vaak blijven ze tot het laatste moment hopen en proberen om toch een asielsta-
193
PG_25_3_DEF.indd 193
19-09-2014 11:18:56
M argriet S tuurman , B right R ichards , N icolette H ijweege
tus te krijgen. Hun voorbereiding op de illegaliteit vanuit de opvang beperkt zich vaak tot het zoeken naar noodopvang; een nieuwe plek voor ‘bed, bad en brood’. Veel asielzoekersjongeren hebben het gevoel slachtoffer te zijn; slachtoffer van het verleden, van een regime, van oorlog en geweld en slachtoffer van de huidige omstandigheden waarin het toekomstperspectief onzeker is, de persoonlijke ondersteuning beperkt is en er vele hobbels op de weg zijn die ze zelf moeten nemen. De lastigste stap in het traject Ondernemen in je Eigen Toekomst is maar al te vaak: jongeren ervan overtuigen dat ze wél bij machte zijn om richting te geven aan hun toekomst, aan hun eigen leven. Dat het überhaupt zin heeft om (weer) in zichzelf te investeren. Het is om die reden wijs om ‘gemotiveerd gedrag’ niet op te vatten als voorwaarde voor de coaching (eerst motivatie tonen, dan kan ik je helpen), maar als een voortdurend doel. Het ontwikkelen en voeden van deze motivatie (zin hebben in en moed hebben om) vormt de meest wezenlijke stap in het empowermentproces van deze jongeren. ‘O ndernemen
in je eigen toekomst ’
Door middel van het traject Ondernemen in je Eigen Toekomst wil NDC jongeren de regie teruggeven over het eigen leven, waar ter wereld ook. Daarmee wordt gebouwd aan zelfstandigheid en zelfrespect. NDC gaat er vanuit dat voor deze empowerment drie stappen gezet moeten worden De eerste stap is dat jongeren (weer) durven uitspreken wat ze te bieden hebben en de motivatie hervinden om in zichzelf te investeren. De tweede stap is die van de reality check: de jongeren worden aangemoedigd om zelf te gaan onderzoeken of hun beeld van hun droomberoep klopt en of ze er de kwaliteiten voor in huis hebben. De derde stap is dat jongeren een manier vinden om doelgericht aan de ontwikkeling van hun talenten, kwaliteiten en vaardigheden te gaan werken. Hierbij helpt het opstellen van een concreet, uitvoerbaar carrièreplan en het vinden van een plek voor zinvolle dagbesteding. Bij het maken van dit carrièreplan worden de jongeren ondersteund opdat ze komen tot een concreet, uitvoerbaar stappenplan waarmee ze kunnen gaan ‘ondernemen in hun eigen toekomst’. Maar met een goed plan, nieuwe vaardigheden en lef zijn
deze jongeren er nog niet. Zonder een plek op een school, een stageplek bij een bedrijf, een bijbaantje of (vrijwilligers)werk dat aansluit bij hun interesses en ambities is het voor hen in praktijk vaak heel lastig om na afloop van het traject aan hun eigen ontwikkeling te blijven werken. Een belangrijk doel van het traject is daarom ook om jongeren te ondersteunen bij het vinden van een plek voor zinvolle dagbesteding; een plek waar ze hun talenten en vaardigheden verder kunnen ontwikkelen. Een plek ook, waar ze geen asielzoeker zijn maar vrijwilliger, stagiair of medewerker, weg van de stress en lethargie van het asielzoekerscentrum. Met het vinden van deze plek, hebben jongeren gelijk al de eerste stap in hun carrièreplan gerealiseerd. W erkwijze
Het traject kent vier componenten: een groepstraining, evenementen die als deelprojecten bijdragen aan de ontwikkeling in de richting van de gestelde doelen, begeleiding door een maatje van eigen leeftijd en coaching. Deze opzet maakt helder dat zelfrealisatie bij en door deze jongeren slechts vorm kan krijgen wanneer zij bereid zijn om en mogelijkheden hebben om te participeren in sociale structuren. De coaches (die maatwerk leveren) zijn hierin van zeer grote waarde. In wat volgt zal ingezoomd worden op hun essentiële rol in het traject. In de wekelijkse groepstraining worden jongeren aan het denken gezet over hun talenten en oefenen ze ondersteunende vaardigheden op het gebied van personal marketing (hoe je jezelf presenteert of verkoopt) en interculturele communicatie. De training vraagt van de jongeren dat ze ‘de wereld laten zien wat ze met hun leven willen doen’. In de zelfpresentaties tijdens de publieke evenementen die in het trainingstraject zijn opgenomen, doen de jongeren de ervaring op dat er naast de coaches, maatjes, trainers en projectmedewerker nog veel meer mensen zijn die interesse hebben in wat zij te bieden hebben. De evenementen bieden hen bovendien in praktisch opzicht een kans om hun presentatievaardigheden te oefenen en om zelf hun netwerk te vergroten. Wekelijks heeft de jongere een gesprek met zijn maatje, dat is een stagiair of vrijwilliger, vaak van hun eigen leeftijd.
194
PG_25_3_DEF.indd 194
19-09-2014 11:18:56
A ls de toekomst ( te ) open is
De maatjes helpen jongeren met het voorbereiden van hun presentatie op de evenementen. Coaches kunnen ook een beroep doen op maatjes voor extra ondersteuning, bijvoorbeeld als de coach geen gelegenheid heeft om mee te gaan naar een open dag. Elk maatje begeleidt twee tot vier jongeren. En dan is er last but not least, de coach. De coach richt zich volledig op een jongere: de ‘coachee’. De coach levert maatwerk en helpt de jongere ontdekken wat hij of zij nou echt wil en ondersteunt hem of haar uiteindelijk bij het vinden van een plek voor zinvolle dagbesteding en het opstellen van een carrièreplan (zie hierboven). De ervaring leert dat jongeren en coaches met wat inventiviteit en durf samen vaak verrassend veel voor elkaar krijgen. Daarnaast kunnen coaches terecht voor ondersteuning bij de trainers en projectmedewerkers en in praktijk vaak ook bij elkaar. L evensthema ’ s
en overlevingsstrategieen
NDC kan de problemen rondom de juridische situatie van de jongeren niet oplossen. Voor het bespreken van deze problemen kunnen zij terecht bij advocaten en vluchtelingenwerk. Binnen NDC wordt aan de juridische kant van de situatie weinig tot geen aandacht aan besteed; het is echter niet zo dat deze situatie gebagatelliseerd wordt. Het existentiële belang wordt onderkend maar in de contacten niet centraal gesteld. NDC informeert de coaches zoveel mogelijk over het beleid en de regelgeving wat dit aangaat; over wat kan en niet kan. Maar omdat er al zoveel aandacht voor is vanuit andere partijen, en nauwelijks voor het talent van de jongere en de mogelijkheden die er toch zijn, wordt binnen NDC juist daarop de aandacht gericht. Dat lijkt te werken: Jongeren die bezig zijn met waar ze het liefst mee bezig zijn, zijn weerbaarder en sterker. NDC creëert de mogelijkheid om dat te doen en te ervaren.
elke vluchteling bij zich en deze verhalen zijn niet makkelijk te vertellen. De jongeren zijn onderdeel van de voorstelling door bijvoorbeeld aan het begin te reciteren, een lied te zingen en/of deel te nemen aan het nagesprek. De coachbijeenkomsten starten met een performance waar over het vluchten, de trauma's, oorlog en depressie wordt verhaald. Deze performance is gebaseerd op de voorstelling As I Left My Father's House. Het zien van de voorstelling leidt ertoe dat de coaches meer begrip krijgen voor de situatie van de jongeren. Vanuit de ervaringen, opgedaan tijdens de voorstelling, wordt de situatie van de jongeren verduidelijkt en groeit begrip. Participatie in As I Left My Father’s House kweekt begrip bij de coaches voor de achtergrond van de jongeren, waardoor het moeilijke gesprek over de vlucht, de pijn, de doorstane ontberingen niet gevoerd hoeft te worden. De ervaring van de voorstelling kan er ook toe leiden dat het gesprek over de voorstelling vergemakkelijkt wordt. Het is maar net wat de jongere wil . R eligie
NDC ziet religie als een belangrijk onderdeel van de identiteit en de levensstrategie van deze jongeren. De trainingen beginnen regelmatig met een gebed, of geeft er ruimte aan. Er wordt gezocht naar het gebed, een soera die de jongere kracht geeft. Hierover vindt gesprek plaats. De netwerkevenementen vinden vaak plaats in kerken, er wordt contact gezocht, soms direct, soms via de lokale Raad van Kerken met de plaatselijke interreligieuze gemeenschap om het traject in al zijn facetten te ondersteunen. De coaches (en soms ook maatjes) worden geworven en gevonden via kerkenpraatjes. De coaches, en soms ook de maatjes, worden gestimuleerd om netwerk en steun te zoeken bij de kerk of moskee. De
(toneel)Kunst De meeste trajecten beginnen met een serie voorstellingen As I Left My Father's House. In deze voorstelling vertellen drie vluchtelingen (met een christelijke, moslim en joodse achtergrond) hun vluchtverhaal. Zij vertellen wat zij hebben meegemaakt, wat zij nu in Nederland meemaken en waaruit zij hun kracht halen. Deze verhalen draagt
coach
De rol van coach is steeds die van ondersteuner en stimulator. Het is uiteindelijk aan de jongere om te bepalen wat hij of zij wil doen en om het tempo te bepalen. Als het erom gaat jongeren te ondersteunen om deze drie stappen te zetten, dan blijken tenminste drie dingen effectief: A) Het stellen van bekrachtigende vragen; vragen die focussen op mogelijkheden in plaats van beperkingen; B)
195
PG_25_3_DEF.indd 195
19-09-2014 11:18:56
M argriet S tuurman , B right R ichards , N icolette H ijweege
Activering; hou het niet bij praten, kom in actie en breng je coachee in beweging. Mensen die nieuwe ervaringen en kennis opdoen komen veel gemakkelijker tot nieuwe ideeën en inzichten en; C) Denk creatief, out-of-the-box. De opzet is dat coaches eens per week met ‘hun’ jongere afspreken. Tijd, plaats en activiteit wordt in onderling overleg met de jongere zelf bepaald. Daarnaast wil NDC op de hoogte gehouden worden van de ontwikkelingen, door een verslagje te schrijven voor de medewerkers van NDC. Tot slot zal de projectmedewerker de coaches soms uitnodigen om mee te helpen de evenementen voor de jongeren tot een zo groot mogelijk succes te maken, bijvoorbeeld door een aanbevelingsbrief over de jongere te schrijven die ze tijdens een evenement kunnen uitdelen, of door te helpen bij het uitnodigen van relevante bezoekers voor de jongere, of een locatie aan te dragen waar de jongere zich kan presenteren tijdens zijn tournee. Daarnaast vraagt NDC altijd de coach mee te denken in de verduurzaming van deze aanpak. NDC richt op elke locatie een Raad van Elders op. Een Raad van betrokken burgers met relevante functies in de omgeving, die mee wil denken (en doen) hoe deze jongeren duurzaam ondersteund kunnen worden in hun zoektocht naar ontwikkeling richting een succesvolle toekomst. T wee
ervaringsverhalen
Eva Ik weet nog dat ik in de auto naar de matchingsbijeenkomst dacht: ‘Stel dat het niet klikt, wat doe ik dan?’ Een klik voelde voor mij echt noodzakelijk, alleen al vanwege de leeftijd. Mijn drie zoons zijn alweer lang en breed volwassen, maar ik weet nog best hoe kritisch pubers kunnen zijn. Als ze je niet zien zitten is er geen land mee te bezeilen. Toen ik even later het leescafé van het azc binnenstapte werden mijn zenuwen gelukkig snel weggenomen. Er kwam gelijk een jongen naar me toe die me vroeg of hij mijn jas kon aannemen. Ik keek hem aan en dacht, ‘Jij bent hartstikke lief, jij mag het wel zijn’. Even later ontdekten we dat we inderdaad aan elkaar gekoppeld waren. ‘Tamer’, stelde hij zich voor. We hebben heerlijk gegeten, wat over koetjes en kalfjes gekletst en gelijk een vervolgafspraak gemaakt.
Het eerste wat ik hem toen heb gevraagd was: ‘Wat heb jij nodig?’ Ik vond dat die vraag eerder moest komen dan wat hij in de toekomst wilde worden. Eerst vertrouwen opbouwen. Zijn antwoord zette me gelijk met beide benen op de grond: ‘Wat ik nodig heb is iemand die langs mijn raam loopt en naar me zwaait omdat hij me kent. Ik wil gekend worden door mensen. Ik ken alleen maar instanties.’ Daarom heb ik hem toen kort daarna al uitgenodigd bij ons te komen eten. En hij leerde al snel meer van mijn familieleden kennen. Dan ging ik bijvoorbeeld met hem op de terugweg naar het azc even een boek langsbrengen bij mijn zus. Hij bloeide van dat soort kleine dingen zichtbaar op. Dat nieuwe mensen hem hartelijk een hand gaven en vroegen: ‘Goh wie ben jij en wat doe je?’ Ik zag hem groeien, grapjes maken. Het werd opeens een andere jongen. In dat eerste gesprek heb ik ook tegen hem gezegd: voordat we het over je toekomst hebben, gaan we eerst een leuke hobby voor je zoeken. Ik had gehoord dat hij van paarden hield. Dus stelde ik voor een manege te zoeken. En dan op fietsafstand van het azc. ‘Want ik wil ook weer niet altijd met jou op stap’, zei ik, ‘en jij vast ook niet altijd met mij. We hebben elk ook ons eigen leven’. Dus ik heb op GoogleMaps maneges rond het azc opgezocht en ben die gaan bezoeken. Want ik wilde de mensen zíen. Bij de eerste manege ving ik bot. Maar de man die ik sprak verwees me wel door naar een andere manege in de buurt, een springstal. Daar zei de eigenaar gelijk: ‘Prima, stuur maar langs.’ Dat wilde ik niet. We zijn samen gaan kennismaken, om te zien of hij zich er op zijn gemak kon voelen. We werden ontvangen met koffie en de vrouw en kinderen van de eigenaar schoven ook aan. Tamer maakte grapjes en gooide er af en toe een Nederlands woord in. We spraken uiteindelijk af dat hij twee keer per week na school op de manege terecht kon; paarden voeren, stallen aanvegen, helemaal goed. Het volgende gesprek konden we er niet meer omheen. ‘Dan gaan we het nu over je toekomst hebben’, zei ik. Hij bleek gewoon een jongen van zeventien, want wat hij wilde wórden, geen idee. Hij vond zoveel dingen leuk. Uiteindelijk kwam hij met ‘businessman’. Oei, dacht ik, dat is veel te groot, dat moeten we gaan concretiseren. ‘Wat zou jou tot een goeie businessman maken?’ vroeg ik.
196
PG_25_3_DEF.indd 196
19-09-2014 11:18:56
A ls de toekomst ( te ) open is
‘Nou’, zei hij, ‘Ik kan mensen van alles verkopen, ze heel snel overtuigen. Als ik wil kan ik ze zelfs iets verkopen wat ze helemaal niet willen hebben.’ Ik zocht naar een manier om het nog wat concreter te maken, dus ik vroeg: ‘Maar wat zou je dan willen verkopen? Waar heb je verstand van?’ Dat kon hij zo niet zeggen. We kletsten nog wat verder en het gesprek dwaalde af. Opeens zei hij: ‘Weet je, ik heb altijd al een reisbureau willen hebben. Dan kan ik mensen bijvoorbeeld reizen naar Mekka verkopen.’ We besloten dat het een online reisbureau moest zijn, dan kon hij zijn bedrijf overal ter wereld runnen. Ik stelde voor dat hij dan eerst eens kon gaan leren hoe je een website bouwt. Dat leek hem wel wat. Ik heb toen wat rondgevraagd in mijn eigen netwerk. Mijn neefjes bleken hem best te willen helpen om HTML te leren schrijven en nog zo’n computertaal. Al snel ging hij ook met hen snooker spelen en meer dingen doen. Het werden echt zijn vrienden. Dus hij sloeg gelijk twee vliegen in één klap: hij leerde iets nieuws en hij had opeens ook leeftijdsgenoten die blij waren om hem te zien. Het was wel echt een rare tijd. Want ondertussen werd duidelijk dat zijn procedure een aflopende zaak was. Ik ben mee geweest naar het laatste gesprek bij zijn advocaat. Gewoon zodat hij daar niet alleen hoefde te zitten. En dat was echt een eyeopener voor mij. Hij zat er wat verloren bij en liet alles wat de advocaat en de tolk zeiden over zich heen komen. Dit kan beter, dacht ik. Na afloop vroeg ik waarom hij zich zo bescheiden opstelde, zich niet verdedigde. Toen vertelde hij me: ‘Ik ben hier toch te gast. En mijn advocaat is een autoriteit en nog ouder dan ik ook. Het is in mijn land niet respectvol om tegen zo iemand in te gaan’. Ik heb hem toen uitgelegd: ‘Als je hier in Nederland voor jezelf opkomt is dat niet respectloos, dan krijg je juist respect. Jij hebt hier in Nederland net zo’n grote stem als ieder ander. Ook als alleenstaande minderjarige asielzoeker.’ Die woorden waren genoeg. Laatst zei hij nog tegen me: ik snapte opeens, als ik in dit land wil dat mensen me zíen, dan moet ik wel mijn mond open doen. Zeggen hoe het zit en wat ik wil. Opeens ging zijn ontwikkeling in een razend tempo. Met zevenmijlslaarzen leerde hij zichzelf die computertalen aan. En hij besloot dat hij op de manege ook meer wilde dan alleen stallen uitmesten. Hij is naar de eigenaar gestapt om te vragen
of hij de paarden misschien ook mocht trainen. Hij had al zo vaak naar de trainingen staan kijken, dat deed hij zo na. Zijn baas zei: ‘Laat maar zien’. Tamer vertelde me dat hij de hele trainingsroutine toen foutloos heeft uitgevoerd. Dus nu mag hij ook trainingen doen. Ondertussen kwam de manifestatie al in zicht en stonden we voor de vraag wat hij daar nou zou gaan doen. Het reisbureau-idee was geleidelijk alweer vervlogen, hij had het er niet meer over. Maar die computertalen had hij wel geleerd. Daarom stelde ik voor dat hij een website zou bouwen waarop hij zichzelf presenteerde. Dan kon hij het webadres op een visitekaartje zetten en uitdelen. ‘Laat mensen maar zien dat je wat kunt’, zei ik. Nou, dat heeft hij gedaan. Maar daarmee had hij natuurlijk nog geen presentatie. Al pratende kwamen we opnieuw op zijn talent om dingen te verkopen. En van ‘dingen verkopen’ kwamen we opeens op het maken van reclames. Dus niet zelf dingen verkopen, maar andere bedrijven helpen om hun spullen aan de man te brengen. En daarover bleek hij uitgesproken ideeën te hebben. Reclames moesten vooral veel grappiger, vond hij. Ik zei: ‘Als je mensen wilt laten zien wat je bedoelt met zo’n grappige reclame dan moet je er eentje gaan uitschrijven.’ Daar werd hij zenuwachtig van. Ik besloot dan maar samen met hem te gaan brainstormen. Maar toen had hij nog geen verhaal. Dat vond hij toch lastig om op papier te krijgen. Elke keer verzon hij weer een afleidingsmanoeuvre. Toen heb ik hem de zondag voor de manifestatie gewoon opgehaald en gezegd: ‘Het is nu of nooit’. Ik heb hem achter mijn computer gezet en toen is hij gaan schrijven. En ik was zijn proefpersoon: zo nu en dan legde hij me een zinnetje voor om te zien hoe ik reageerde. Alles waar ik om moest lachen hield hij erin. Zo ontstond al snel een heel grappig verhaal. Het liefst had hij er nog een echte commercial van gemaakt, maar daarvoor hadden we geen tijd meer. In plaats daarvan heeft hij een slideshow gemaakt met per dia steeds een paar zinnen tekst en een grappige bijpassende afbeelding die hij via Google had gevonden. Wat was ik trots op hem toen hij die op de manifestatie presenteerde. Hij stond daar met zoveel verve. Hij maakte grapjes en reageerde op opmerkingen uit het publiek en dat allemaal zonder maar een
197
PG_25_3_DEF.indd 197
19-09-2014 11:18:57
M argriet S tuurman , B right R ichards , N icolette H ijweege
moment de draad van zijn verhaal te verliezen. Ik dacht, ‘Je hebt gelijk, jij kúnt dit’. En kennelijk dachten meer mensen dat, want er zijn na afloop heel wat bezoekers naar hem toegekomen om hem een visitekaartje te geven. Ik verkeerde toen nog in de veronderstelling dat hij zijn roeping gevonden had: reclamemaker. Hij haalde hij me uit de droom, maar hij zei ook: ‘Nu heb ik wel mijn zelfvertrouwen terug.’ Dat is denk ik het belangrijkste wat hij zelf aan de manifestatie heeft overgehouden. Dat hij echt wat bij mensen teweeg kan brengen als hij laat zien wat hij kan. Ook hier in Nederland. En dat besef heeft hij harder nodig dan ooit. Binnenkort kan hij de definitieve afwijzing van zijn asielverzoek verwachten. Laatst vroeg hij me: ‘Hoe moet dat nou? Als ik illegaal word kan ik vast niet meer naar de universiteit om een vak te leren en wat moet er dan van mijn toekomst terecht komen?’ Ik heb hem geantwoord: ‘Luister, alles wat je je eigen maakt, kun je gebruiken voor je toekomst. Als je hart ergens ligt, leer je snel. Dat heb je gemerkt bij het maken van die website en reclame. Als je je daarin blijft oefenen, kun je er in je toekomst misschien wel je geld mee verdienen. En ook daar zit je niet aan vast. Als ik zie hoeveel liefde je steekt in die paarden en wat je daar op de manege allemaal leert, misschien kun je dáár nog eens je vak van maken.’ Hij zei: ‘Maar dat is alleen m’n hobby!’ En op dat moment zag ik in zijn ogen dat het kwartje viel. Op dit punt is er volgens mij ook een belangrijk verschil met zijn eigen land. Als je daar een universiteitsdiploma hebt, dan ben je ook gebakken. In Nederland is dat niet per se zo. Twee van mijn zoons zijn na hun studie iets heel anders gaan doen. Je kunt hier ook heel ver komen door simpelweg te zorgen dat je goed in iets wordt en veel te netwerken. En dat kan Tamer wel, snel leren en contacten met mensen opbouwen. Dat ging hem op de manifestatie zó soepel af. Ik vind het ontzettend spannend hoe het nu met hem verder moet. Over drie weken wordt hij achttien. Laatst WhatsAppte hij me opeens: ‘Maybe I just leave’. Maar ondertussen gaat hij ook bij allerlei organisaties langs om zich te informeren over zijn opties om illegaal in Nederland te blijven. De keuze heeft hij nog niet gemaakt. En dit is iets waarin ik hem niet kan adviseren. Wat uiteindelijk het beste voor hem is, ik weet het ook niet. Waarvan ik wel
overtuigd ben is dat hij door dit traject beter in staat is om stappen te gaan zetten in zijn leven. Ik weet nog dat ik in één van onze eerste gesprekken tegen hem zei: ‘Volgens mij ben jij een denker. En weet je, voor denkers is het belangrijk om soms gewoon van je krent af te gaan en een stap te zetten.’ Tegenwoordig WhatsAppt hij me af en toe: ‘Hey I made a step!’ Dat is toch prachtig? Nynke Ik heb lang gewerkt als organisatieadviseur en was bezig om een praktijk op te zetten als loopbaanbegeleider toen iemand me vroeg of ik onbetaald een asielzoekersjongere wilde coachen. Ik heb altijd veel vrijwilligerswerk gedaan en had op dat moment even niets, dus het leek me een goed idee. Ik stapte er dus echt in vanuit mijn vak van coach; als professional. Op de kennismakingsavond werd me al duidelijk dat dit vrijwilligersklusje wel eens heel anders zou kunnen uitpakken dan ik had verwacht. Ik werd naar een tafel geleid, waar een naambordje stond met daarop naast mijn naam ‘Reza’. Ik verwachtte een meisje. Even later schoof er een jongen bij me aan tafel. We gaven elkaar een hand, ik knikte hem vriendelijk toe en wilde hem net een vraag stellen toen hij zijn mobieltje pakte en daar druk spelletjes op ging spelen. Hij bleek geen Engels te spreken, alleen gebrekkig Nederlands. Andere coaches en jongeren zaten in groepjes van vier, wij maar met z’n tweeën. Ongemakkelijk vond ik het. En ik dacht: als ik me hier al zo ongemakkelijk mee voel, logisch dat die jongen de hele tijd op zijn telefoon zit te spelen. Uiteindelijk gingen we eten halen, legde hij zijn mobiel weg en vertelde me toch het een en ander. Twee jaar geleden, op zijn zestiende, was hij Nederland binnengekomen. Hij volgde een mbo-opleiding en wilde kleermaker worden. Maar dat was van later zorg, zei hij er gelijk bij. Het belangrijkste was dat hij zijn moeder snel naar Nederland haalde. Hij had namelijk net zijn verblijfsvergunning gekregen en zolang hij minderjarig was, had hij recht op gezinshereniging. Over twee weken werd hij al achttien. Dus er was haast bij. Ik dacht, vergeet het maar, dat lukt niet meer. En dat was uiteindelijk ook zo. Ik snapte ontzettend goed dat hij naar zijn moeder verlangde. Hij is hier echt moederziel alleen.
198
PG_25_3_DEF.indd 198
19-09-2014 11:18:57
A ls de toekomst ( te ) open is
Voordat ik wegging sprak ik met hem af dat ik de zondag erop langs zou komen. Op zijn kamer op het azc. Ik kwam binnen en het eerste wat hij deed, was de televisie aanzetten. Ik dacht, bij ons gaat dat juist andersom: als het bezoek binnenkomt zet je de TV uit, maar goed. Daar was die ongemakkelijkheid weer, wederzijds. Hij ging wel gelijk thee voor me maken en hij bleek koekjes te hebben gehaald. Ik vroeg hem waarom hij later kleermaker wilde worden. En toen bleek hij al vier jaar werkervaring te hebben! Van zijn twaalfde tot zijn zestiende heeft hij in Iran in een naaiatelier gewerkt, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Pure kinderarbeid, maar erg onprettig heeft hij het kennelijk toch niet gevonden. Want één van de dingen die hij hier in Nederland het liefste deed, vertelde hij me, was slenteren langs kledingwinkels en fantaseren hoe hij die kledingstukken zelf ook kon maken. Ik vroeg hem of hij dat dan ook echt deed. Nou nee, want op zijn mbo-school was de naaimachine stuk. Dat verbaasde me wel. Ik veronderstelde toen nog dat hij een modeopleiding deed. Ondertussen zat ik steeds meer omhoog met de vraag, welke rol nou eigenlijk van me werd verwacht. Hij wist al wat hij wilde, dus coaching op dat vlak had hij niet nodig. Ik had de indruk dat hij ook geen idee had wat hij met me aan moest. Ik was die vreemde mevrouw die soms langskwam en dan steeds over zijn toekomst begon te praten. En die hij dan maar koffie en koekjes serveerde. Tijdens een volgende afspraak vroeg ik eens door naar de groepstraining. Zo ontdekte ik dat hij daar nooit naartoe ging. Dat verklaarde al wel wat van zijn onbegrip. Vanaf dat moment maakte ik mijn afspraken met hem voorafgaand aan de training. Na ons gesprek leverde ik hem gewoon af bij de deur van de trainingsruimte. Vanaf dat moment leek het hem wel duidelijker te worden waar het hele traject om ging. Maar dat betekende nog niet dat onze gesprekken soepeler verliepen. Wat mij erg afremde was de taal. Dan maakte ik een grapje, moest ik het uitleggen en dan was het niet meer leuk. Daarmee werd de communicatie wel erg to the point. Ik besloot het over een andere boeg te gooien: praktische hulp. Toen hij me tijdens ons vierde gesprek vertelde dat de naaimachine op school nog steeds stuk was, hakte ik de knoop door. Ik
ging een mailtje te sturen aan vrienden, familie en kennissen: of ze toevallig nog naaispullen hadden liggen die ze wel konden missen. Ik ben nog steeds verbluft door wat er toen gebeurde. Binnen no time had ik vijf vuilniszakken vol stofjes, zestig ritsen, een groot blik vol knopen en een Albert Heijntas aan klosjes naaigaren. Mijn broer leverde een chique stofschaar. En binnen een dag had ik twee naaimachines! Prima robuuste machines. Natuurlijk niet nieuw of van professionele kwaliteit, maar toch. Toen ben ik zo snel mogelijk naar Reza gereden. Ik ben naar zijn kamer gelopen en zei, loop maar even mee. Want jij bent jong en sterk. Toen we bij mijn auto aankwamen en hij alle spullen zag vroeg hij eerst bezorgd wat hij daarvoor moest betalen. Toen vertelde ik hem dat het gratis was en hoe ik eraan was gekomen. Of hij het echt begreep weet ik nog steeds niet, maar ik merkte wel dat hij er heel blij mee was. Gelijk zette hij de naaimachine op zijn tafel, pakte een klosje garen, rolde de draad af, beet hem met zijn tanden door, roetsjte de draad door de machine, schoof er een lapje stof onder; gelijk even uitproberen. De volgende keer dat ik bij hem langskwam liet hij me een overhemd zien dat hij had gemaakt. In twee uur in elkaar gezet, vertelde hij. De volgende keer was het een rokje. Allemaal zonder patroon. De manifestatie kwam toen al in zicht. Ik stelde hem voor kleren te gaan naaien voor een modeshow. Dat vond hij een goed idee. In de weken daarna kwam hij met het ene na het andere kledingstuk op de proppen. Aan alles merkte ik dat hij er echt gevoel voor heeft. Het ging opeens allemaal verrassend soepel, tot de manifestatie zelf. De meisjes die zijn kleren zouden showen zaten vooraf wat te ginnegappen, over van alles. Opeens was Reza vertrokken. Ik ging achter hem aan en vroeg wat er was. Hij zei: ik doe het niet. Ik ga dat podium niet op. Want die meisjes lachen me nu al uit. Ik zei, ze lachten om heel wat anders, joh. Maar hij was bloednerveus. Hij durfde gewoon niet. Want wat moest hij dan doen als iemand hem vragen stelde en hij wist het antwoord niet? Toen heb ik gezegd: dan gaan we er gewoon samen staan. Ik stel je de vragen. Dat vond hij goed. Dus zo hebben we dat toen gedaan. Hij was heel verlegen, fluisterde in de microfoon. Maar hij stond er wel en hij kreeg na afloop een luid applaus.
199
PG_25_3_DEF.indd 199
19-09-2014 11:18:57
M argriet S tuurman , B right R ichards , N icolette H ijweege
Bij de manifestatie in Den Haag heeft hij uiteindelijk zelfs met Staatssecretaris Fred Teeven staan praten. Reza heeft hem zijn visitekaartje gegeven en Teeven heeft hem daarna per e-mail gevraagd of hij een overhemd voor hem wil naaien. Dat gaat hij nou doen. Dat wil zeggen: als de staatssecretaris het geld voor de stof voorschiet. Want voor een overhemd in maat 46 heb je flink wat stof nodig, verzekerde hij me. Daarna heb ik besloten dat ik nog twee dingen voor hem ga doen. Ik wil nog regelen dat ik met hem langs kan bij een aantal naaiateliers. Gewoon zodat hij kan zien hoe het er daar in Nederland aan toe gaat. En daarnaast wil ik op zoek naar een andere school voor hem. Het bieden van zulke praktische hulp vind ik wel bevredigend, maar ik merk dat de vraag aan me blijft knagen: is dit het dan? Het is misschien ook maar net wat je van coachen verwacht. Ik ben opgeleid in een traditie waar de coach op zijn handen zit, zodat de coachee zelf kan ontdekken wat hij wil. Maar daar hebben deze jongeren weinig aan. Daarvoor is de Nederlandse samenleving voor hen te onbekend. Ze missen elk referentiekader, elk netwerk en dan is er nog de taalachterstand. Eigenlijk hebben al deze jongeren gewoon iemand nodig die persoonlijk bij ze betrokken is en een vinger aan de pols houdt bij hun school, stage, huisvesting, alles. Dus iemand die doet wat ik voor mijn eigen kinderen doe, parental guidance. Maar dat vergt veel langduriger en intensiever begeleiding en dat wil ik uiteindelijk niet. Ik heb ook eigenlijk geen idee of ik nou een persoonlijke band met hem heb opgebouwd. Ik ben voor hem geloof niet meer ‘die rare mevrouw en wat moet je ermee’. Dat hij op de manifestatie alleen het podium op durfde als ik hem de vragen stelde is misschien ook al heel wat. Maar de afstand voel ik nog steeds. Misschien kun je die ook niet volledig overbruggen. In elk geval niet in zo’n korte tijd. B eschouwing
De initiatiefnemers van de methodiek ‘Ondernemen in je Eigen Toekomst’ gaan uit van ‘talentvolle jongeren en het recht voor eenieder op een menswaardig bestaan.’ De methodiek leunt onder andere op de positieve psychologie. In de positieve psychologie streeft men naar positieve geestelijke
gezondheid door te focussen op vier componenten: talenten (aangeboren), factoren die gezondheid mogelijk maken (sociale interventies en omgevingsfactoren die aangewend kunnen worden om sterke kanten te ontwikkelen), sterke punten in de persoonlijkheid en deugden en last but not least uitkomsten zoals zichtbaar resultaat (Vaillant, 2003, p. 1376). De uitkomst gerichte insteek van het traject ‘Ondernemen in je Eigen Toekomst’ haakt op ieder van deze vier componenten in. Niet het probleem van de jongere staat centraal en dient opgelost te worden. Het uitgangspunt is dat iedereen talenten heeft, mogelijk moeten deze weer ‘opgedolven’ worden. De filosofie it takes a village to raise a child wordt gepraktiseerd door de groepstraining (men leert van elkaar); de maatjes (die als uitlaatklep en aanspreekpunt dienen); de coaches die concreet helpen bij sociale integratie, het oefenen van vaardigheden, het aansturen van leerprocessen en het realiseren van subdoelen, door gebruik te maken van het eigen sociale en professionele netwerk en de kennis en vaardigheden verbonden met de eigen inbedding in maatschappelijke structuren. De casus Eva laat zien dat de bestaanserkenning die Tamer ervaart doordat hij als mens aangesproken wordt binnen het huisgezin en de bredere familie van Eva en bij de stallen op de manege, een ander mens van hem maakt. Hij wordt niet langer aangesproken op zijn ‘status’, maar kan hier als mens tevoorschijn treden. Dat hij daarbij ingewijd ‘moet’ worden in culturele do’s en don’ts (hoe kom je – in Nederland – voor jezelf op als je in een afhankelijkheidspositie verkeert) alsook in kennis die voor specifiek professioneel handelen nodig is, behoeft geen toelichting. Waar de coaches de dubbele functie hebben van ‘ondersteuner’ en identificatiefiguur, zijn de zogenaamde maatjes door overeenkomst in leeftijd bedoeld als veeleer gelijkwaardige gesprekspartners. Met hen wordt op een andere manier en over andere zaken gesproken. In dat contact speelt wederzijdse identificatie een belangrijke rol. De kwaliteit en inhoud van de opgebouwde relaties, met coach, met maatje, maar ook met de relaties die in het netwerk worden opgebouwd is naar alle waarschijnlijkheid bepalend voor de effectiviteit van het traject. Verondersteld kan worden dat hierin vertrouwen, authenticiteit,
200
PG_25_3_DEF.indd 200
19-09-2014 11:18:57
A ls de toekomst ( te ) open is
aansluiten bij waar de ander zich bevindt, afwezigheid van een eigen (bepalende) agenda en trouwe aandacht (volgens de presentietheorie van Baart) een rol spelen. De coaches krijgen, zoals beschreven, vanuit NDC een beperkt begeleidingskader aangereikt: hanteer een bekrachtigende insteek, hou het niet bij praten, ga ook zaken doen en wees creatief, denk out-of-the-box. Onderzocht zou moeten worden welke de ‘voorwaarden’ zijn waaronder de eerst aangereikte strategie effectief is. Zelfregie en eigenwaarde worden door deze insteek mogelijk bekrachtigd, mede doordat de jongeren dankzij het feit dat ze onder andere aangesproken worden op wat hun mogelijkheden zijn, ervaren zelf een bijdrage te kunnen leveren aan het contact (denk aan de koekjes van Reza) en de toekomst (kwaliteiten ontwikkeld in je hobby ook elders inzetten). De contextuele benadering van Nagy (Meulink-Korf en van Rhijn, 2002) verheldert hoe niet alleen het ontvangen maar juist ook het zelf kunnen bijdragen aan, bijdraagt aan eigenwaarde. Wanneer de eigen bijdrage aan het contact niet ‘ontvangen’ wordt, kan het de ervaring oproepen overbodig te zijn, er niet toe te doen, hetgeen mogelijk apathie in de hand werkt. Ook werkzaamheid van de activerende insteek zou nader onderzocht moeten worden. De activering draagt bij aan structurering van de dag, waarvoor deze jongeren toch goeddeels zelf verantwoordelijk zijn. De mogelijkheid tot zinvolle dagbesteding (school, stage, vrijwilligerswerk), die aansluit op aanwezige talenten en mogelijkheden en die er tevens toe leidt dat jongeren in een sociale omgeving bewegen, motiveert hen om positieve stappen te nemen en dit geeft zin aan de dag en een structuur. Je wordt verwacht. Structurering van de dag in een ritme dat maatschappelijke integratie mogelijk maakt, draagt bij aan zowel fysiek als emotioneel, psychisch en sociaal welbevinden. Niet alleen de structurerende kant van activering kan heilzaam zijn, handelen maakt het mogelijk om zowel lichamelijk, emotioneel als psychisch te ontladen, controle te hernemen en bij het behalen van successen, deze te vieren. Hiermee draagt activering bij aan praktische zelfrealisatie en het opdoen van psychisch kapitaal waarmee de jongere toekomstige tegenslagen het hoofd kan bieden. In
coping theorieën wordt aangegeven dat het terug kunnen grijpen op eerdere inspanningen en handelingen – bijvoorbeeld ook die welke ertoe hebben geleid dat de jongere de enorme reis vanuit de bedreigde situatie naar Nederland hebben door kunnen maken en eventueel in de toekomst het verhaal dat zich rond het traject, de verworven vaardigheden en contacten en de evenementen ontwikkeld heeft – belangrijk van invloed is op de inschatting van de eigen mogelijkheden in situaties van uitzichtloosheid, stress en crisis (de Monnik, 2000). De laatst aangereikte strategie betreft creativiteit en het out-of-the-boxdenken. Deze strategie nodigt de coach en de jongere uit om voorbij de moeizame en onzekere realiteit dromen te projecteren richting de toekomst. Het vermogen de realiteit te ‘transcenderen’ door middel van verbeelding en perspectiefwisseling is een menselijke kwaliteit die niet alleen van pas komt in probleemoplossing maar ook in de ervaring van zin, motivatie en inspiratie. Hierbij wordt verbeeldingskracht een overlevingsmechanisme. Deze globale niet empirisch getoetste beschouwing rond het traject ‘Ondernemen in je Eigen Toekomst’ verheldert dat het traject aangrijpt op een veelheid aan levensdomeinen. De effectiviteit van het project zou, in de toekomst, niet alleen afgelezen moeten worden aan het al dan niet bereiken van de gestelde doelen, maar ook aan de mate waarin het traject bijdraagt aan de geestelijke gezondheid van de deelnemers. De levenskunstbenadering van Westerhof en Bohlmeijer (2010) werkt uit dat geestelijke gezondheid drie aspecten van welbevinden betreft: 1. Emotioneel welbevinden: mate van aanwezigheid van positieve gevoelens en mate van afwezigheid van negatieve gevoelens en de mate van tevreden zijn met het leven. 2. Psychisch welbevinden: geconceptualiseerd als zelfrealisatie. Westerhof en Bohlmeijer (2010) werken drie mogelijke operationalisaties van zelfrealisatie uit, namelijk zelfrealisatie als het uitvoeren van betekenisvolle activiteiten (Waterman, 1990); het vervuld zijn van psychologische basisbehoeften (Deci & Ryan 2000, 2002); de subjectieve perceptie van het proces van zelfrealisatie (Ryff, 1989, Ryff & Singer 2008).
201
PG_25_3_DEF.indd 201
19-09-2014 11:18:57
M argriet S tuurman , B right R ichards , N icolette H ijweege
3. Sociaal welbevinden (Keyes, 1998): als de individuele ervaring en beoordeling van het eigen publieke of maatschappelijke functioneren. Deze drie aspecten van geestelijke gezondheid kunnen door middel van de Mental Health Continuum – Short Form gemeten worden. De vraag die echter wel blijft staan is of met de positieve focus op de toekomst en de concrete doelen, voldoende ruimte wordt gegeven voor het fundament waarop het huis van de toekomst gebouwd wordt: (traumatische) ervaringen vanuit het verleden en heden en de realiteit van een zeer onzekere toekomst. Niet voor niets geeft Stuurman aan: ‘Het is om die reden wijs om ‘gemotiveerd gedrag’ niet op te vatten als voorwaarde voor de coaching (‘eerst motivatie tonen, dan kan ik je helpen), maar als een voortdurend doel’. Doelgerichtheid en commitment aan een voorgenomen doel alsook welbevinden en eigenwaarde worden door Van der Lans (2006) aangewezen als centrale elementen van ervaren zin. Het wegvallen van deze gedragingen en ervaringswijzen kan duiden op verminderd ervaren van zin en betekenis. Dit kan zowel voor het individu als voor diens omgeving een probleem opleveren. Ervaringen van en reflecties door een stagiaire geestelijk verzorging die als maatje participeerde in het traject, maken inzichtelijk dat meer expliciete aandacht voor processen van zingeving en betekenisverlening bij kunnen dragen aan levenstevredenheid, psychisch en sociaal welbevinden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door in contacten met de jongeren aandacht te hebben voor dat waar zij blij van worden alsook ruimte te bieden voor wat hen belast. Kunst en religie zijn hierbij, zoals ook in het totale trainingstraject, zowel naar inhoud als naar proces (bijvoorbeeld in ritueel) ondersteunend. Ook in begeleidingscontacten met de coaches kan aandacht voor zingeving en betekenisverlening bijdragen aan het – niet door Westerhof en Bohlmeijer onderscheiden- geestelijk welbevinden van de jongeren. Alle aspecten van het menselijk bestaan bieden mogelijkheden om het geestelijk welbevinden bespreekbaar te maken. Aandacht voor het geestelijk welbevinden betreft niet zozeer of niet noodzakelijk een actieve interventie op het gebied van alledaagse of existentiële zingeving (Van der Lans 2006, Westerhof en Bohlmeijer, 2010). Het kan ook tot uitdrukking
komen in de eenvoudige vraag: Wat betekent het voor je dat…..? Die vraag kan zowel op de toekomst, het heden als het verleden gericht zijn. D ankbetuiging
De auteurs danken Veerle Vroon voor haar bijdrage. L iteratuur Baart, A. (2005). Een bevredigende relatie tot het leven helpen ontwikkelen. Over deugdelijke geestelijke verzorging. Tijdschrift Geestelijke Verzorging, 8 (36), 23-33. Lans, J. van der (2006). Religie ervaren; godsdienstpsychologische opstellen (pp. 72-127). Tilburg: KSGV. Meulink-Korf, H., & van Rhijn, A. (2002). De onvermoede derde. Inleiding in het contextueel pastoraat. Zoetermeer: Meinema. Monnink, H. de (2000). Verlieskunde. Handreiking voor de beroepspraktijk. Maarssen: Elsevier. Westerhof, G., & Bohlmeijer, E. (2010). Psychologie van de levenskunst. Amsterdam: Boom. Vaillant, G. E. (2003). Mental Health. American Journal of Psychiatry, 160, 1373 - 1384. P ersonalia Bright O. Richards is in Monrovia (Liberia) geboren en is 24 jaar geleden naar Nederland gevlucht. Hij heeft de Toneelschool in Arnhem gedaan en heeft bij grote theatergezelschappen gespeeld zoals het Rotheater. Hij is trainer, schrijver en regisseur. De succesvolle voorstelling As I Left My Father's House is door Richards bedacht, geschreven, geregisseerd en gespeeld. In 2004 heeft hij samen met Stuurman ‘New Dutch Connections’ opgericht. Margriet Stuurman is zakelijk leider van New Dutch Connections. Zij heeft gezondheidswetenschappen gestudeerd in Maastricht. Na jarenlang in de preventieve gezondheidszorg gewerkt te hebben heeft zij de overstap gemaakt naar het begeleiden van kleinschalig ondernemerschap via persoonlijke coaching, training en netwerkontwikkeling.
202
PG_25_3_DEF.indd 202
19-09-2014 11:18:57