Duurzaam is de toekomst
Voorstellen voor het regeerakkoord 2012-‐2017 Den Haag, 10 oktober 2012 Duurzaamheidsoverleg Politieke Partijen
Duurzaam is de toekomst, Voorstellen voor het Regeerakkoord 2012 -‐ 2017 Vooraf Deze notitie is bedoeld als input voor het Regeerakkoord dat nu (najaar 2012) door VVD en PvdA wordt samengesteld. De notitie is allereerst gebaseerd op de diverse verkiezingsprogramma’s en bevat een aantal samenhangende paragrafen en alinea’s ten einde tot een consistent duurzaam beleid te komen. De notitie is hiervoor samengesteld door partijcommissies c.q. netwerken van vijf politieke partijen: VVD, PvdA, CDA, D66 en GroenLinks. Hiermee is een breed politiek draagvlak voor het beleid en de maatregelen die wij in deze notitie voorstellen en weet het toekomstige kabinet zich gesterkt dat dit beleid vruchtbaar kan worden uitgevoerd. Wij zien uiteraard met veel belangstelling uit naar de weerslag van ons werk in het definitieve Regeerakkoord! De werkgroep stelt voor dat in aanvulling op het overnemen van de inhoud van dit stuk het nieuwe kabinet binnen de eerste honderd dagen een dag geheel vrijmaakt om te wijden aan het thema duurzaamheid. Uiteraard is de werkgroep graag bereid voor de invulling van deze dag suggesties te doen! Den Haag, 10 oktober 2012 Werkgroep Regeerakkoord Duurzaamheidsoverleg Politieke Partijen Inhoud: 1. Algemene uitgangspunten voor duurzaam beleid 2. Vergroeningstoets voor beleid 3. Duurzaam economisch beleid 4. Energie en klimaat 5. Mobiliteit 6. Natuur en Milieu 7. Internationale samenwerking 8. Colofon
1. Algemene uitgangspunten voor duurzaam beleid Duurzaamheid leeft bij burgers en bedrijven, en ook bij dit kabinet. Het is in ons direct belang om verspilling van grondstoffen en energie tegen te gaan, aan een innovatieve, kennisintensieve economie te werken en een mooi, leefbaar Nederland te houden en waar nodig te bouwen. Het duurzaamheidsbeleid van het nieuwe kabinet zal zich daarom richten op: A. Een weerbare, zuinige en competitieve economie: Het is niet meer van deze tijd om te groeien en te innoveren op een manier die niet duurzaam is. Kennisontwikkeling en alle vormen van innovatie worden daarom gericht op duurzame economische vooruitgang. Het kabinet committeert zich aan de investeringen die Nederland nodig heeft om zich duurzaam de crisis uit te groeien, bijvoorbeeld in de sectoren energie, mobiliteit, landbouw en industrie. B. Activerend burger-‐ en ondernemerschap: De regeringspartijen delen een sterk geloof in de kracht van de samenleving: van burgers, bedrijven, ondernemers en maatschappelijke organisaties. Vele initiatieven voor duurzaamheid bloeien op in het maatschappelijk middenveld. De regering legt dergelijke initiatieven niks in de weg en faciliteert duurzame levensstijlen en ondernemerschap. De overheid leert ook van initiatieven van onderaf en stelt zich tot doel om ze op andere plekken weer te gebruiken. C. Stabiel overheidsbeleid: Het duurzaamheidsbeleid in Nederland heeft de afgelopen jaren sterke wisselingen gekend. Er is vanuit het bedrijfsleven en de maatschappij behoefte aan een stabiele overheidsvisie. Het huidige beleid gaat daarom niet op de schop maar wordt versterkt. Zo komt in de duurzame energiesector de zo gewenste stabiliteit en worden de positieve effecten van de Green Deals voortgezet. D. Een efficiënt omgevingsbeleid: Nederland is een dichtbevolkt land waar een prettige, schone leefomgeving continu onder druk staat. Stad, bedrijvigheid, natuur en mobiliteit vergen plek waarmee zuinig moet worden omgesprongen. Bij ruimte-‐intensieve investeringsbeslissingen, bijvoorbeeld voor landbouw, energie, mobiliteit en bebouwing, worden toegang tot groen, natuur-‐ en cultuurbelangen en efficiënt landgebruik structureel meegenomen.
2. Vergroeningstoets voor beleid Vergroening van de economie is een voorwaarde om een uitweg te bieden aan de mondiale problemen rond voedsel-‐ en grondstoffenschaarste en watertekorten. Het Kabinet streeft daarbij naar een betere afstemming tussen haar beleidsplannen en de noodzaak tot een vergroening van de economie in Nederland. Dit houdt in dat nieuw beleid of een verandering van een bestaand beleid of wetgeving wordt getoetst op de bijdrage aan vastgestelde doelen voor duurzame ontwikkeling. Deze toets dient het Kabinet en de Kamers inzicht te geven in de gevolgen voor de kwaliteit van de Nederlandse leefomgeving, economie en samenleving van het betreffende plan of de wetgeving, in het heden en op termijn. Met deze inzichten kunnen het Kabinet en de Kamers gefundeerd een oordeel vormen over de mate waarin het plan of de wetgeving bijdraagt aan de gewenste doelstellingen en visies –op langere termijn-‐ voor een groene economie. Op basis van de uitkomsten van de toets kan het Kabinet besluiten plannen of wetgeving te wijzigen. De toets bevat in ieder geval drie elementaire onderdelen: -‐ Toetsing aan bestaande, door Nederland geratificeerde en/of bindende afspraken, richtlijnen en doelstellingen, die een relatie hebben met duurzame ontwikkeling; -‐ Toetsing aan de hand van de effecten op korte en lange termijn op drie verschillende hoofdthema’s: duurzame economie (level playing field), kwaliteit van de leefomgeving en maatschappelijke effecten. -‐ Aanbeveling(en) om eventuele negatieve effecten van het beleid te mitigeren. De uitvoering van de toets wordt een additionele taak voor de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. Deze taak houdt in: -‐ Plannen en wetgeving van het kabinet met betrekking tot hun bijdrage aan vergroening van de economie te beoordelen en hierover advies uit te brengen aan de Raad van State, in geval van wetgeving, en het Kabinet in geval van plannen; -‐ Vraagstukken, die nog niet in de plannen of wetgeving zijn opgenomen, te identificeren en te agenderen; -‐ Onderwerpen met betrekking tot vergroening van de economie onder de aandacht te brengen van bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties.
3. Duurzaam economisch beleid De economische groei in de komende jaren is gebaseerd op investeringen in duurzaamheid. Voor het bedrijfsleven is duurzame, groene groei ook de enige optie om toekomstige welvaart te creëren. Het Kabinet wil die ontwikkeling versterken omdat met verduurzaming zowel een groot economisch belang als ook een groot maatschappelijk belang is gemoeid. Om die reden presenteert het Kabinet een samenhangend pakket maatregelen, bestaande uit: Fiscale vergroening Investeringen van bedrijven in verduurzaming zoals energiebesparing, reductie van grondstofgebruik en CO2-‐emissie krijgen de mogelijkheid voor versnelde afschrijving. Tegelijkertijd maakt het kabinet het mogelijk voor deze investeringen groene financiering aan te trekken, die is gebaseerd op een gereduceerd tarief dankzij fiscale vrijstelling van rendement op deze financiering voor spaarders. Met financiële instellingen wordt een dergelijke regeling uitgewerkt waarbij het kabinet inzet op zekerstelling van financieringsaanbod en gereduceerde tariefstelling. Het kabinet stelt voor 2014 en latere jaren een (garantie)bedrag ter beschikking voor de opstart van een Groene Investeringsmaatschappij. Het Kabinet zal op het gebied van fiscale vergroening ook op het gebied van mobiliteit en energiebesparing in de bouw diverse maatregelen voorstellen, die elders in dit voorstel zijn uitgewerkt. Dankzij deze maatregelen zal er ook vanuit de consumentenmarkt een toenemende vraag komen naar groene producten en diensten, waarmee verduurzaming in het bedrijfsleven wordt gestimuleerd. In het bijzonder geldt dit voor de bouwsector, voor wie de verduurzaming van de bestaande gebouwde omgeving de belangrijkste opgave is. Grondstoffen en circulaire economie Fiscale vergroening wordt ook toegepast op grondstoffen die in toenemende mate zeldzaam worden en de afhankelijksrisico’s te groot worden. Hiervoor wil dit kabinet op Europees niveau afspraken maken over (import-‐ en export)heffingen voor bepaalde categorieën grondstoffen, ten einde het gebruik ervan terug te dringen en innovatie op het gebied van alternatieven en hergebruik te stimuleren. Ook in Europees verband streeft het Kabinet naar een strategisch grondstoffenbeleid waarin duurzaamheid een centraal uitgangspunt is. In dit beleid wordt afval als grondstof gezien. Binnen Nederland worden de recyclingdoelstellingen van alle basismaterialen verder aangescherpt naar gemiddeld 90% in volume. Voor hergebruikte materialen geldt dat deze voor de BTW worden vrijgesteld. Hierover is immers al eerder BTW afgedragen. Nederland zet daarnaast in op een internationale positie als grondstoffenrotonde, reden waarom de circulaire economie als topsector worden benoemd. In het bijzonder zet het Kabinet ook in op de strategische ontwikkeling van de biobased economy en stel daar ook innovatiegelden voor ter beschikking. Biobased wordt daarvoor een thema in alle topsectoren. De vervuiler betaalt Het beginsel 'de vervuiler betaalt' bestaat al op veel onderdelen in de economie. Het Kabinet wil deze periode dit principe steeds breder toepassen, waarbij goed wordt gekeken naar een gelijk speelveld, zowel tussen sectoren, als internationaal. Bredere toepassing heeft met name betrekking op CO2 emissie. Het Kabinet zet hiervoor in op een goed werkend Europees emissiehandelssysteem, waarbij het aantal beschikbare
rechten afhankelijk wordt gemaakt van economische ontwikkeling, om overschotten te voorkomen en waarbij het plafond niet wordt overschreden. Voor zolang er een overschot aan rechten is, wordt een bodem in de prijs per ton CO2 gelegd, naar voorbeeld van het Verenigd Koninkrijk. Dit zorgt voor een stabiel investeringsklimaat. Het Kabinet zal zich behoudens deze bodem niet mengen in de prijsontwikkeling, omdat die efficiency van CO2 emissiereductie weerspiegelt. Dit beleid is van toepassing op alle sectoren binnen de emissiehandel. De uitwerking van het CO2-‐ beleid wordt zodanig vormgegeven dat zowel per sector als internationaal een gelijk speelveld wordt gecreëerd. In het hoofdstuk energie zal eveneens uitwerking worden gegeven aan het CO2-‐beleid. Uitgegaan wordt van het beginsel dat de belasting op arbeid wordt verlaagd en de belasting op consumptie en milieubelasting wordt verhoogd. Dit uitgangspunt resulteert in het voorstel de arbeidskorting voor de inkomstenbelasting fors te verhogen, en dit af stemmen op het koopkrachtbeleid. Tegelijkertijd wordt de omzetbelasting gehandhaafd op het recent verhoogde tarief van 21%. Tevens wordt deze kabinetsperiode een begin gemaakt met het verplaatsen van enkele categorieën producten van het 6% tarief naar het 21% tarief. Dit betreft producten die geen eerste levensbehoefte zijn en een meer dan gemiddelde milieubelasting veroorzaken.. Innovatie en Topsectorenbeleid Verduurzaming is de agenda voor innovatiebeleid. Het Kabinet steunt en stimuleert speur en ontwikkelingswerk dat resulteert in duurzame oplossingen en nieuwe economische kansen, de WBSO wordt hierop aangepast. Hiervoor stelt het Kabinet jaarlijks een bedrag van (… )miljoen ter beschikking. In het economisch beleid geldt dat duurzaamheid een vast uitgangspunt is bij alle stimuleringsmaatregelen. Fondsen en regelingen waar bedrijven gebruik van kunnen maken krijgen een vergroeningstoets (zie onderdeel 2, toetsingskader). De aanpak van Green Deals wordt daarvoor voortgezet, en richt zich met name op het wegnemen van belemmeringen voor innovatie, niet alleen economisch of technisch, maar ook maatschappelijk. Duurzaam inkopen De overheid zet haar beleid op het gebied van duurzaam inkopen voort. Dit krijgt aansluiting in het aanbestedingsbeleid, waar voor een product of dienst niet de laagste prijs aanbieding leidend is, maar de economisch meest voordelige aanbieding waarin duurzaamheid (zoals levensduurkosten) een dominante wegingsfactor is. Het inkoopbeleid biedt daarnaast meer ruimte voor de overheid om als launching customer op te treden voor innovatieve producten of diensten. Hiervoor worden de garantie-‐eisen richting leveranciers met innovatieve oplossingen in de aanbestedingspraktijk uitgeschakeld. Leveranciers kunnen hierop aanspraak maken. De Nma beoordeelt dit inkoopbeleid niet alleen op mededinging, maar ook op duurzaamheid en innovatie. Corporate governance Het Kabinet neemt zich voor een kader te scheppen voor integratie van duurzaamheidsprestaties van bedrijven in een integraal jaarverslag, conform de OESO richtlijnen. Dit geldt voor alle bedrijven en organisaties met meer dan 500 werknemers. Een apart milieuverslag, sociaal jaarverslag of duurzaamheidsverslag komt dan als verplichting te vervallen. Het Kabinet overlegt met de SER over hervorming van dit orgaan naar een bredere oriëntatie op zowel sociaal maatschappelijke vraagstukken als duurzaamheidsvraagstukken. Hiervoor zal de samenstelling van de SER ook worden verbreed, zowel in geledingen als in achtergrond van kroonleden.
4. Energie en klimaat Doelstellingen Het Kabinet richt zich op een volledig duurzame energiehuishouding op langere termijn. Dit draagt bij aan duurzame economische groei en aan de werkgelegenheid, en biedt Nederlandse bedrijven kansen op de wereldmarkt. De CO2-‐emissie dient in 2050 met 80-‐95% te zijn verminderd. Als tussendoel dient in 2020 20% CO2-‐reductie en 14% duurzame energie gerealiseerd te zijn, en in 2030 40% CO2-‐reductie. Dit is een eerste, realistische stap, want de uitdaging van een volledig duurzame energiehuishouding is veel groter en de urgentie hoog. Daartoe zal het Kabinet de SER een duurzaamheidsstrategie laten opstellen en hierover met maatschappelijke stakeholders een Transitie-‐akkoord laten sluiten (Groene SER). Het kabinet zal daarnaast een Regeringscommissaris Energietransitie aanstellen om de uitvoering van de Roadmap en het Transitie-‐akkoord te coördineren en te bewaken. Hiermee wil het kabinet voor de lange termijn een structuur vastleggen voor de energietransitie. De meeropbrengsten van de aardgasbaten (boven inflatie) worden via een duurzaam energiefonds aangewend voor de lange termijn investeringen (in een duurzame energiehuishouding). Gelijk speelveld en ETS In de energievoorziening zal het principe ‘de vervuiler betaalt’ eveneens van toepassing zijn. Het Kabinet streeft naar een gelijk speelveld voor alle energievormen (duurzaam, fossiel, kern). Daartoe betracht het kabinet transparantie over alle vormen van invloed op de prijsvorming. De energieprijzen dienen de werkelijke kosten te reflecteren. In Europees verband bevordert het bestaande emissiehandelssysteem een gelijk speelveld, dit dient versterkt te worden (zie onderdeel 3, de vervuiler betaalt). Energiebesparing Duurzaamheid begint bij energiebesparing. Grote milieuwinst is te behalen bij energiebesparing in de gebouwde omgeving. Het kabinet zal daarom werk maken van energiebesparing in de (bestaande) gebouwde omgeving. Investeringen daarin verdienen zichzelf terug en dragen bij aan de werkgelegenheid. Daartoe zal het kabinet: ● Bij particuliere (bestaande) woningen de energielabel-‐verplichting handhaven. Energiebesparing stimuleren door bij twee of meer labelsprongen een investeringspremie beschikbaar te stellen (via eenmalige teruggave energiebelasting). Bij verkoop een labelsprong verplicht stellen met compensatie via de overdrachtsbelasting. ● Bij (bestaande) huurwoningen een betere energieprestatie in 2020 (Energielabel A of B) wettelijk verplicht stellen. Met woningcorporaties, pensioenfondsen en financiële instellingen een gericht actieplan daartoe opstellen en in gang zetten (binnen 6 maanden). Knelpunten in regelgeving (zoals bijv. de split incentive) worden opgelost. ● Voor nieuwbouw de energieprestatienormen (EPC, afnemend tot nul en gericht op energieneutraal in 2020) vastleggen in het Bouwbesluit. Warmtebenutting Een groot deel van ons energiegebruik bestaat uit warmte, veel (rest)warmte wordt verspild. Warmtebenutting (bijv. wkk, stadsverwarming, tuinbouwkassen) is in het energiebeleid een grote kans op verbetering van de efficiency. Het Kabinet zal de verspilling en de benutting stimuleren door middel met innovatiemiddelen en gericht economisch beleid.
Decentrale opwekking en slimme netten Decentrale opwekking van (duurzame) energie neemt toe. Vele nieuwe lokale initiatieven zijn in ontwikkeling. Dit draagt bij aan de energie-‐onafhankelijkheid, de duurzame energiedoelstelling en de robuustheid van ons energiesysteem. Het Kabinet zal deze lokale productie van duurzame energie, al of niet voor eigen gebruik, stimuleren. Netinfrastructuur (slimme netten) en regelgeving zullen op deze decentrale ontwikkeling aangepast moeten worden. Daartoe zal het kabinet mogelijkheden scheppen dat lokale vormen van duurzame energie productie voor de meter, al of niet collectief, via tariefdifferentiatie (gedeeltelijk) worden vrijgesteld van energiebelasting. Dit zal budgetneutraal uitgewerkt worden. De E-‐ en G-‐wet worden herzien met als uitgangspunt (tenminste) een gelijk speelveld voor centrale en decentrale energieopwekking. De ontwikkeling van slimme netten wordt versneld (via de proeftuinen die momenteel lopen). Met netbeheerders een plan voor de technische en organisatorische aanpassing van het netbeheer opstellen en uitvoeren. Biobased economy en biobrandstof Nederland heeft met een sterke agro-‐, chemie-‐ en logistieke sector een uniek uitgangspunt om het voortouw te nemen in de biobased economy. Dit biedt kansen voor de Nederlandse economie en innovatie. Daartoe zal het kabinet volgens het cascaderings-‐principe laten onderzoeken wat de kwantitatieve en kwalitatieve beperkingen zijn van het verwerken van biomassa tot biobrandstof. Als dit leidt tot de conclusie dat Nederland niet aan de EU bijmengverplichtingen kan of wil voldoen, zal het kabinet niet aarzelen dit in Brussel aanhangig te maken. Wind op zee Wind op zee maakt onderdeel uit van het Topsector-‐beleid Energie. De innovatie is gericht op kostprijsdaling. Een thuismarkt van zekere omvang is nodig om tot optimale innovatie te komen. Dit zal de Nederlandse DE/offshore-‐sector, die nu mondiaal tot de top-‐3 hoort, verder versterken en in staat stellen de economische kansen op dit gebied te verzilveren. Daartoe zal het kabinet een langjarig, gefaseerd implementatietraject uitzetten en voorbereiden, gericht op de realisatie van 6000 MW in 2020 en op subsidieloze (nieuw)bouw in 2020. In deze kabinetsperiode zal een proeftuin/ demo-‐ park wind op zee worden gerealiseerd. Daarnaast krijgt Tennet de opdracht een net en aansluitpunten op zee aan te leggen. In Europees verband werkt het kabinet aan versnelling van de ontwikkeling van een adequaat grensoverschrijdend net op zee. Er komt één loket voor de procedure voor concessies, vergunningen en subsidie.
5. Mobiliteit Een goede infrastructuur is de ruggengraat van onze economie. Goede bereikbaarheid is essentieel voor economie en evenzeer sociale cohesie. Het Kabinet blijft daarom investeren in mobiliteit en hanteert daarbij duurzaamheid als uitgangspunt. Investeren openbaar vervoer Het openbaar vervoer moet ons snel, veilig en betrouwbaar van A naar B brengen en een goed alternatief voor de auto zijn. Dat alles in een land met het drukste spoor van Europa. Nederland heeft op moment slechts één HSL-‐verbinding. De aansluiting op het Duitse spoornet, onze belangrijkste handelspartner, dient te worden verbeterd. De aansluitingen tussen de verschillende openbaar vervoerconcessies laat vaak te wensen over. Door de aanstaande opheffing van stadsregio’s bestaat er nu de kans om een overkoepelende vervoersautoriteit in te stellen per landsdeel om dit goed te regelen. De komende twee jaar zal er geen verplichting komen om het openbaar vervoer in de grote steden aan te besteden. In 2014 zal er een marktconformiteits-‐ en duurzaamheidtoets plaatsvinden. Indien een vervoersbedrijf niet gelijkwaardig presteert aan vergelijkbare bedrijven, zal het vervoer na afloop van de huidige concessieperiode verplicht moeten worden aanbesteed. Goederenvervoer wordt zoveel mogelijk over de Betuweroute geleid, zodat de overlast voor omwonenden langs bestaande lijnen wordt beperkt. Zwaarder belasten van vliegverkeer Vliegverkeer dient steeds meer zijn bijdrage aan duurzaamheid te leveren. Immers, ook hier geldt: ‘de vervuiler betaalt’. Schiphol dient binnen de bestaande milieu-‐ en geluidsnormen te blijven. De Nederlandse regering zal in Brussel pleiten voor de invoering van een Europese kerosine-‐accijns en deelname van de luchtvaart in het Europese emissiehandelssysteem. Vergroenen automobiliteit Om een bewuste keuze voor de auto te bevorderen, dient niet het bezit maar het gebruik van de auto te worden belast. In 2014 start een proef waarbij, op vrijwillige basis, minimaal 10.000 automobilisten een BPM-‐ en wegenbelastingvrije auto mogen kopen voorzien van kilometerheffingsapparatuur. Hierbij is het tarief gelijk aan de BPM en wegenbelasting voor de betreffende auto (BPM gemeten over 8 jaar (gedifferentieerd naar CO2-‐uitstoot), wegenbelasting uitgaande van CBS gemiddelde per brandstofsoort). Efficiency vrachtvervoer Voor vrachtwagens wordt een nieuwe vorm van wegenbelasting ingevoerd, conform het Duitse ‘Maut’ systeem. De wegenbelasting voor vrachtauto’s wordt gelijktijdig afgeschaft. Ook buitenlandse vervoerders zullen de nieuwe wegbelasting gaan betalen. Zo valt een kostennadeel van de Nederlandse vervoerders weg en zullen er minder ritten met lege vrachtwagens plaatsvinden. Conform de afspraken in het voorjaarsnota 2012 zal accijnsvrije brandstof (‘rode diesel’) worden afgeschaft. Binnenstedelijk klimaat De 80 km/u zones rondom steden komen terug en worden uitgebreid conform de wensen van de inwoners van de betreffende steden. Om de luchtkwaliteit in de binnensteden te verbeteren mogen Nederlandse steden naar eigen inzicht een congestietaks invoeren en/of parkeertarieven differentiëren naar milieucategorie.
6. Natuur en Milieu Innovatie in de voedselketen Innovatie en efficiency van de voedselproductieketen is van groot belang, gelet op de toenemende druk op de voedselproductie en het daarmee gepaard gaande emissies, energie-‐ en watergebruik. Uitgangspunt is dat agrarische ondernemers hieraan invulling kunnen geven en zonder subsidies een rendabele onderneming kunnen voeren die bijdraagt aan landschap, biodiversiteit, dierenwelzijn en de sluiting van de grondstoffenkringloop. Boeren en andere organisaties ontvangen geen subsidies meer om aan de wet te doen, maar alleen als zij meer doen. Zij worden betaald voor het verrichten van zogenaamde blauwe en groene diensten. Deze inspanningen zijn goed voor het landschap, waterbeheer en biodiversiteit en gaan verder dan wettelijk is voorgeschreven. Het Kabinet werkt daarnaast aan scherpere normen in Europa om daarmee ruimte te bieden aan een nieuwe markt voor gerecyclede meststoffen en waarbij bestaande industrie wordt geprikkeld tot groene innovatie. Gezonde lucht en gezond water Het Kabinet zet in op een gezonde leefomgeving: gezonde lucht en gezond water. Bij de herziening van de Europese richtlijn luchtkwaliteit is de inzet de normen te baseren op wetenschappelijk onderzoek naar de gezondheidseffecten. Daarbij ligt de prioriteit op strengere normen voor de stof met de grootste en schadelijkste gezondheidseffecten: fijn stof. Het Kabinet zal uitvoering geven aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). Aanpak bij de bron is het meest effectief en goedkoopste. Het Europese bronbeleid zal worden geïmplementeerd. Daarnaast zet het Kabinet zich in om te werken aan toekomstbestendige, voortschrijdende normstelling voor voertuigen (Euronormen), industrie en andere emissiebronnen. Dit biedt ondernemers lange termijn zekerheid en bevordert innovatie. Bescherming van flora en fauna Natuur is goed voor de gezondheid van mensen en draagt bij aan een aantrekkelijke vestigingsklimaat. Het Kabinet zet daarom in op de financiering en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur. Bij tegenvallers in de uitvoering wordt het tempo van investeren verlaagd, maar niet de doelstelling. Het Kabinet maakt met provincies en gemeenten afspraken voor meer groen in en om de steden, met name voor sport en recreatie. Ook voor dieren geldt dat voorkomen beter en goedkoper is dan genezen. Preventief gebruik van antibiotica leidt tot resistente ziekten die ook de mensen kan treffen. Het Kabinet zal dan ook preventief gebruik van antibiotica verbieden. Voor dierlijk welzijn is daarom transparantie van gebruik, beleid en uitvoering van belang. Het Kabinet zal in overleg met de sector hiervoor met voorstellen komen. Ondernemers in de dierlijke voedselketen worden gestimuleerd te innoveren zodat steeds beter aan randvoorwaarden op het gebied van geur, gezondheid en veiligheid en diervriendelijkheid wordt voldaan. Behalve in de veeteelt hebben dieren ook in het wild en bij mensen thuis recht op een respectvolle behandeling door de mens. Het Kabinet zal daarom dierenmishandeling strenger bestraffen, plezierjacht verbieden, dierproeven voor niet-‐wetenschappelijke doeleinden in vijf jaar uitfaseren en een positieflijst van huisdieren opstellen.
7. Internationale samenwerking Nederland is in hoge mate voor haar welvaart afhankelijk van het buitenland. De afhankelijkheidsrelatie is veelal overigens wederzijds. Internationale samenwerking is derhalve cruciaal om ook Nederlandse beleidsdoelstellingen te helpen realiseren. Dit geldt in het bijzonder voor duurzaamheid, gelet op de internationale ketens van producten en diensten, het verkeer van mensen en het grensoverschrijdende karakter van de meeste milieu-‐ en klimaatvraagstukken. Met dit oogmerk voert het Kabinet het volgende beleid: Meedoen met duurzamer Europa Fiscale vergroening, grondstoffenbeleid, klimaatbeleid en emissiehandel (ETS), energievoorziening, verduurzaming van voedsel-‐ en waterketens zijn bij uitstek onderwerpen waarvoor Nederland op Europees niveau afspraken wil maken. Het Kabinet zal hierin een initiërende en constructieve opstelling innemen en bevorderen dat beleid wordt vastgesteld en ook in concrete maatregelen wordt vertaald. Nederland committeert zich aan de Europese klimaatdoelstellingen (2020) en de 2050 Roadmap van de Europese Commissie. Dit impliceert onder meer een heffing voor zeldzame grondstoffen, de introductie van een bodem in de CO2-‐prijs en het inperken van vrije rechten voor CO2-‐emissie. Nederland investeert samen met Europa in een slim elektriciteitsnet. Daarnaast zal het Kabinet in Europees verband bijdragen aan duurzaamheidsvereisten voor diverse productcategorieën en het afbouwen van landbouwsubsidies. Internationale handelsbetrekkingen: People, planet, profit. Het Kabinet zet in op economische ontwikkelingssamenwerking. De economisch attachés op ambassades worden ingezet om economische ontwikkelingssamenwerking te bevorderen. Het Kabinet steunt de ontwikkeling van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en maakt hiervan een speerpunt bij internationale handelsmissies en overlegorganen. Ontwikkelingssamenwerking en noodhulp Nederland is als handelsnatie gebaat bij welvaart, vrede en veiligheid. Mondiale uitdagingen hangen samen met onze welvaart en vanuit dat oogpunt blijft de moderne ontwikkelingshulp met de thema’s water, voedselzekerheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en veiligheid en goed bestuur essentieel. Binnen deze gebieden kunnen Nederlandse bedrijven en onderzoeksinstellingen waarde toevoegen, daarom wordt binnen topsectorenbeleid aandacht besteed aan economische ontwikkelingssamenwerking. Het Kabinet stimuleert nieuwe financiersmodellen zoals impact investment. De positie van vrouwen en kinderen, family-‐planning en het terugdringen van moeder-‐ en kindersterfte blijft, ook in het kader van zelfredzaamheid, voor het Kabinet een belangrijke invulling van het thema SRGR. Binnen het thema voedselzekerheid wordt aandacht besteed aan het stimuleren van duurzame landbouw. De Nederlandse regering zal zich in Europa en internationaal verzetten tegen tariefmuren, staatssteun en andere vormen van marktafscherming. Een duurzame energiehuishouding houdt niet op bij de grenzen van Nederland. Duurzame energie wordt een van de prioritaire thema’s in het beleid. Het Kabinet zal bijdragen aan het ‘Sustainable Energy for All’ initiatief van de Verenigde Naties door in
te zetten op toegang tot moderne energie. Voor internationale duurzame energie wordt 1% van het OS-‐budget gereserveerd. Nederland blijft landen aanspreken op mensenrechtenschendingen en stelt zich bij voorkeur constructief op door dialoog en communicatie. Afhankelijk van de situatie zal de uitgestoken hand of opgeheven vinger worden ingezet.
8. Colofon Dit stuk is samengesteld door een werkgroep van het Duurzaamheidsoverleg Politieke Partijen, met bijdragen van vijf partijcommissies: PvdA Duurzaam, Rolf Steenwinkel, Frans van der Loo en Heleen de Coninck CDA Duurzaamheidsberaad, Niels van der Stappen en Herman Jan Wijnants Milieunetwerk Groen Links, Berend Potjer en Paul Friedel D66 Thema-‐afdeling Duurzame Ontwikkeling, Simon Kalf Liberaal Groen, denktank voor de VVD, Gijs Dröge, Wouter Jongepier en Oliver van Loo Verantwoording De werkgroep heeft dankbaar gebruik gemaakt van de verkiezingsprogramma van de diverse partijen alsmede de input van VNO-‐NCW, De Groene Zaak, ECN, en RLi. De leden van de werkgroep hebben geheel belangeloos en zonder enige vergoeding bijgedragen aan de totstandkoming van dit document.