Als de moederkerk zwanger wordt Protestantse Pioniers Plekken als uitdaging voor de gemeente.
Ds. Hans Eschbach
Uitgave van het Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse Kerk in Nederland, Hoofdstraat 260, 3972 LL Driebergen, tel. 0343 – 510571, website: www.ewv.nl, email:
[email protected]. 1
Schilderij op de voorpagina: ʻDe feestende kerkʼ, Cornelia Eschbach-Leuvenink
2
Woord vooraf De Protestantse Kerk in 2007. In 2002 verwoordde het bestuur van het Evangelisch Werkverband (EW) de volgende visie voor de Protestantse Kerk in 2007: Over 5 jaar is er een Protestantse kerk in Nederland, waarin diverse stromingen functioneren. Orthodoxe en evangelische stromingen versterken daarbij elkaar en vullen elkaar aan. De jaarlijkse neergang vlakt af. Van een jaarlijks verlies van 70.000 leden in 1995/ 2000 is dat in 2007 gedaald tot nog maar 35.000 leden per jaar. In 2012 is de neergang gestopt en begint een nieuwe periode van groei. De landelijke kerkstructuur wordt gekenmerkt door een vermindering van de top-down structuur en een vergroting van de geestelijke vrijheid van de plaatselijke gemeente. Vanuit landelijke organen (PLDC/IZB/EW) worden gemeente-opbouw consulenten aangesteld, die gemeentes adviseren, daarbij gebruik makende van het gedachtengoed van Schwarz en van modellen als Willowcreek en Saddleback. Binnen centrale gemeenten wordt financieel beleid gevormd op basis van geestelijke waarden en groei. Gemeentes met de minste vitaliteit en laagste betrokkenheid gaan het eerste dicht. Groeiende gemeentes krijgen optimale medewerking om uit te breiden. Er wordt optimaal ruimte geboden aan initiatieven voor missionaire gemeenteopbouw en gemeente-vorming, waarbij men zich richt op het bereiken van nieuwe doelgroepen met het evangelie. Er ontstaan steeds meer bloeiende gemeentes, die ʻmodelʼ zijn voor anderen. Kenmerken van die bloeiende gemeentes zijn: • sterke nadruk op het belang van gebed en op de opbouw van persoonlijk geestelijk leven en discipelschap; • gemeenteleden worden ingezet met hun gaven; • predikanten werken in teams samen met niet-theologen; • kleine kerkenraadsteams ontwikkelen missie en visie voor de gemeente en geven leiding aan het leven van de gemeente; 3
• • • • • •
•
• • • • •
in de gemeente wordt met teams gewerkt voor de diverse taken,zoals pastoraat, ouderenwerk, enz; er is een duidelijk missionair beleid, dat zich richt op de buurt of op doelgroepen; (Youth-)Alphacursussen vormen een toeleiding naar het gemeenteleven; er is een structuur van celgroepen: GGGʼs; er wordt doelgroep-gericht gewerkt: GGGʼs voor jonge gezinnen, after-Alpha enz; jongeren hebben hun eigen vieringen en worden gecoached door ervaren christenen. Daarbij krijgen ze alle vrijheid om nieuwe vormen te zoeken voor hun geloofsbeleving, terwijl de geestelijke inhoud bewaakt blijft in discipelschapstraining; er is een bloeiend werk onder kinderen, geënt op bijv. Promised Land en Powerday. Daarbij worden kinderen en hun geestelijke mogelijkheden volstrekt serieus genomen, ook kinderen kunnen een bediening hebben in de kerk; er is een bijbels orthodoxe én cultuurrelevante prediking; per zondag zijn er minstens 2 erediensten: één met een meer traditioneel karakter en één met nadruk op vernieuwing, lofprijzing, ruimte voor ministry, enz; er is warmte en bewogenheid onderling: de zegenende ziel wordt ook zelf gezegend; de gemeente zendt haar eigen leden uit in zending en werelddiaconaat, daarbij geholpen door landelijke organen; zendings - en diaconale reizen en projecten worden opgezet voor jongeren en ouderen in de gemeente;
De roeping van het Evangelisch Werkverband is om de kerk te bemoedigen en te stimuleren bij alles wat de bovenstaande omschrijving van de kerk in 2007 ten goede komt. In het kader van deze visie werd in het afgelopen jaar de visie voor Protestantse Pioniers Plekken uitgewerkt. Graag biedt het Evangelisch Werkverband deze visie aan de kerk aan in dit rapport met de hoop en het gebed, dat het een bijdrage mag zijn tot de opbouw van de kerk in Nederland. Driebergen, mei 2005 Ds. Hans Eschbach 4
Hoofdstuk 1: Als moeder aftakelt Een mens begint vanaf zijn 30e met sterven. De groeifase is voorbij, de aftakeling begint. Het is een onprettige gedachte, die we graag verdringen. Paulus heeft het in 2 Kor. 5: 1 over onze aardse tent die wordt afgebroken en over de eeuwige woning in de hemel. Die laatste stelling is voor sommigen nogal onzeker geworden. Men spreekt liever over het voortleven in de kinderen en kleinkinderen. Als die er zijn tenminste…
De kerk takelt af
Wij willen nadenken over nieuwe kansen voor de kerk. Maar voordat we daarover kunnen spreken, moet het eerst gezegd worden: de kerk takelt af. De afgelopen decennia heeft Nederland een enorme secularisatie meegemaakt. Dr. A. Polhuis begint een artikel in ʻKontekstueelʼ1 over ʻDe uitdaging van de stadʼ als volgt: ʻRuim dertig jaar maak ik als predikant de terugloop van de kerk meeʼ. In Rotterdam Zuid is 54% van de kerkleden 60 jaar of ouder.ʼ In Zaandam verloor de kerk in 20 jaar tijd 50% van haar leden. Kerken worden gesloten. Predikantsplaatsen opgeheven. Terwijl de stad jonger, armer en zwarter wordt, wordt de kerk in de stad grijzer en leger. Die neerwaartse trendlijn is nog niet doorbroken. Polhuis zegt: ʻIn Rotterdam zijn we aan de laatste lichting ouderen bezig. Na deze generatie houdt het voor een groot deel op.ʼ Ook voor de kerk is de aftakeling een onprettige gedachte, die men het liefste verdringt. ʻBij ons valt het nog wel meeʼ hoor je dan beweren. Anderen lijken zich bij de feiten neer te leggen en bereiden de volgende bezuinigingsronde voor. Er zijn velen in de kerk, die zich trouw inzetten, doen wat ze kunnen. Soms met zegen. Maar vaker met betrekkelijk resultaat. Ontmoediging ligt op de loer. Dat een bepaalde generatie gelovigen uitsterft, is geen probleem. Met het geloof van Paulus hoef je daar niet triest over te doen. We zijn samen op weg 1
ʻKontekstueelʼ, 9e jaargang nr. 2, december 2004, proefnummers bij dhr. J. Bette, 010-4580599
5
van ʻaardse tentʼ naar ʻeeuwig huisʼ. Maar is er wel een volgende generatie die de geloofsfakkel overneemt? Dat bepaalde uitdrukkingsvormen van kerk-zijn aftakelen is niet een zodanig probleem, als er maar een nieuwe generatie gelovigen is, die op haar manier vorm mag geven aan de gemeente van Christus. Ik herinner me de ʻTorchrunʼ eind jaren 80. Mij werd gevraagd om in Den Haag tijdens een dienst de fakkel over te dragen aan de jongere generatie. Ik deed het, maar met tegenzin. Ik was toen rond de 40 en vond het rijkelijk vroeg. Vandaag zie ik in de kerk duizenden zestigplussers nog steeds met de fakkel rondlopen. En er is niemand om hem over te nemen.
Vruchteloosheid
Wij willen nadenken over nieuwe kansen voor de kerk. Wat is daarvoor nodig? De moederkerk moet zwanger worden, kinderen baren, nieuwe generaties gelovigen voortbrengen, die op hun manier gestalte geven aan ʻde kerk van alle eeuwenʼ. Juist hier lijkt het fout te gaan met de kerk in Nederland. Ze takelt af, maar heeft in haar aftakelingsproces met een tweezijdige vruchteloosheid te maken: A: Vruchteloos vasthouden van oude vormen In de kerk lijken we te zeggen: ʻGraag willen wij, dat jonge mensen groeien tot toegewijde volgelingen van Jezus Christus en daarom moeten ze van kerkorgelmuziek houden.ʼ Liefhebbers van de hoge liturgie weten te vertellen, waarom het ʻvreselijkʼ is om opwekkingsliederen te zingen en weren ze met alle geweld. Daarmee weren ze een nieuwe generatie, die verknocht is aan deze liederen en de daarachter liggende spiritualiteit. De kerk lijkt maar één gestalte te hebben. ʼs Morgens van 10.00 uur tot 11.00 uur zit je in rechte kerkbanken, zingt met het kerkorgel eeuwenoude liederen en luistert 20 minuten naar een zwart-wit preek zonder bewegende beelden. Als dat je niet aanspreekt is er geen plaats voor je in de Protestantse Kerk van Nederland. Overdreven? Ja natuurlijk! Maar toch… Terwijl iedereen weet, dat we in een beeldcultuur leven, houdt de kerk krampachtig vast aan haar woordcultuur. Dominees preken drieduizend preken zonder te zien dat er mensen tot levend geloof in Jezus Christus door komen, terwijl Petrus maar één preek nodig had in de kracht van de Heilige Geest om drieduizend mensen tot Jezus te mogen leiden. Wat doen 6
we met zoʼn gegeven? We bereiden de preek voor zondag alweer voor. Nummer drieduizendéén. Smacht een ervaringsgerichte cultuur niet naar de godservaringen, waar Marcus over schrijft (in Marc.16: 20): ʻDe Heer hielp hen daarbij en zette hun verkondiging kracht bij met de tekenen die ermee gepaard gingenʼ? Hoe kan Gods kracht vandaag openbaar worden in onze woorden en daden? Het lijkt erop dat oude vormen heilig zijn. Ook al blijkt uit harde cijfers, dat steeds minder mensen zich ermee vertrouwd voelen. Vruchteloos gaat de kerk door. Tot de laatste de deur achter zich dicht mag doen? B: Vruchteloos meegaan met de tijdgeest Aan de andere kant zien we hoe de kerk in de snel veranderende samenleving de weg is kwijt geraakt. Om ʻbij de tijdʼ te zijn, heeft ze haar eigen Woord ingeleverd. Als een bijbelwoord aanstootgevend is voor de moderne cultuur, dan verklaren we die weg. In een soort geestelijke identiteitscrisis durft de kerk haar eigen boodschap niet meer te geloven. Als ik een predikant hoor zeggen: ʻIk kan niets meer met die bloedtheologieʼ, dan heeft hij een ernstig probleem. En de gemeente die elke zondag naar hem moet luisteren ook. Als een vriendelijke, geleerde, oude man zijn geloof kwijtraakt heeft hij een ernstig probleem. En de mensen die zijn boeken blijven lezen ook. Het is verdrietig. Maar een kerk, die niet durft te geloven in haar eigen boek kan niet anders dan ten dode gedoemd zijn. Zoals iemand beweerde: ʻVrijzinnigheid heeft geen kinderenʼ. Daar getuigt de dominee van, die onlangs vol trots vertelde, dat zijn studententijd voornamelijk uit zuipen bestond en zijn eigen kinderen niet naar de kerk hoeven. Twee vruchteloze uitersten, kort en wat karikaturaal neergezet, om het plaatje duidelijk te maken: vormvastheid en inhoudsloosheid leiden de kerk tot vruchteloosheid.
7
Hoofdstuk 2: De tijd waarin wij leven Kent u hem nog? Mr. G.J.B. Hilterman met zijn radiopraatje en zijn columns. Hij kon het altijd haarfijn uitleggen: ʻDe tijd waarin wij levenʼ. Dat gaf een veilig gevoel. Als alle politici goed naar zijn adviezen luisterden kwam het wel goed. Helaas is de werkelijkheid gecompliceerder. Wij hebben dan ook niet de pretentie om ʻevenʼ de oplossing te geven voor de vruchteloosheid van de kerk. Maar het kan geen kwaad om een paar aspecten te noemen van onze cultuur, de tijd waarin wij leven, zonder volledig te willen zijn.
Leven in een netwerkcultuur
Elke socioloog kan uitleggen, hoe onze samenleving is gefragmentariseerd. Hoe de moderne mens eenzaam is geworden in zijn eigen individualisme. Maar ook hoe die mens op zoek gaat naar nieuwe netwerken van gemeenschap. In een netwerkcultuur is het belang van een vaste plaats verdrongen, doordat van stromen: informatiestromen, kapitaalstromen, enz. Internet is hier een sprekend voorbeeld van. De moderne mens heeft enorme mobiliteitsm ogelijkheden. Hij kiest zelf de sociale groep uit, waartoe hij wil behoren. Ouders bouwen hun netwerk van relaties op het schoolplein; arbeiders op de werkvloer; sporters tijdens het sporten enz. Daarbij speelt de buurt wel een, maar niet meer dé doorslaggevende, rol. Voor een kerk die is gebouwd op het geografische principes van (wijk-)gemeenten betekent dit, dat het tijd is voor een enorme omslag in het denken.
Leve de consument
De westerse cultuur is niet alleen een netwerkcultuur geworden, ook een consumentencultuur. Na de jaren 90 waarin sprake was van massaconsumentisme ligt de nadruk nu op ʻkeuze-vrijheidʼ. Supermarkten bieden duizenden producten aan. 8
Wie melk wil kopen kan kiezen uit volle-, halfvolle-, magere-, boeren-, karneen ga zo maar door melk. Ook in de geloofs-supermarkt heeft de consument de neiging om het religieuze boodschappenmandje naar eigen keuze te vullen. De waarheidsclaim van Jezus wordt daarbij stevig aangevochten. Alle waarheid lijkt relatief te zijn. Er moet dan ook onderscheid gemaakt worden tussen het feit dat we in een consumentencultuur leven en consumentisme, dat hier een afgod van heeft gemaakt. In een consumentencultuur moet de kerk staan met de boodschap van Jezus Christus, zich verzettend tegen de afgoderij van consumentisme, relativisme en hedonisme. Om het in supermarkttermen te vertalen: er mogen vele soorten melk zijn, zolang het maar melk is! Het evangelie mag op vele manieren gepresenteerd worden, zolang het maar evangelie is!
Adviseurs
In die keuze-cultuur wordt het steeds ingewikkelder om de juiste keuzes te maken. Onze cultuur heeft er een oplossing voor gevonden: de adviseur. Als je een hypotheek wilt afsluiten, als je over je pensioen nadenkt, voor je carriereplanning, je nieuwe auto, een gezonde levensstijl: raadpleeg je adviseur! Maar zijn die adviseurs wel te vertrouwen? Meestal zijn ze in dienst van een bedrijf en hebben ze maar één doel: jou iets te verkopen! Zijn er ʻobjectieve adviseursʼ? In hoeverre zou de kerk hier een rol kunnen spelen? In het boek ʻAansluiting of kortsluitingʼ beschrijft Moynagh het volgende voorbeeld2: In een dienst kan een interview gehouden worden met een onderwijskundige over de scholen in de regio met adviezen waar ouders op moeten letten bij de schoolkeuze. De voorganger kan het interview afsluiten met een meditatie over christelijke waarden die de sfeer op school moeten bepalen.
Op zoek naar ervaring
In dat boek3 benadrukt Moynagh dat het in de reclamewereld niet gaat om het verkopen van een ʻproductʼ, maar om het verkopen van een ʻervaringʼ. Zo verkoopt British Airways geen vliegreis van A naar B, maar een speciale reiservaring. Restaurants verkopen geen maaltijden, maar een eetervaring. De cosmeticabranche verkoopt geen deodorant of geurtjes, maar verleidelijkheid ʻAansluiting of kortsluitingʼ, Michale Moynagh, uitgave Ark boeken, ISBN9033818094, blz. 60,61 3 Ik maak graag gebruik van dit uitstekende boek: ʻAansluiting of kortsluitingʼ, ook verkrijgbaar via het Evangelisch Werkverband. 2
9
en aantrekkelijkheid. In het artikel ʻThe Four Faces of Mass Customizationʼ4 schrijven Gilmour en Pine, dat levensveranderende ervaringen het meest gewild zijn. Moderne mensen zoeken veranderingen die hun leven omkeren. Ze willen zich beter voelen, er beter uitzien (denk aan de hype van de facelifts van dit moment). Volgens Gilmour en Pine is succes verzekerd voor bedrijven, die levensveranderende ervaringen aanbieden. Natuurlijk, ik zie de critici al fronsen! Want de kerk mag je niet met een bedrijf vergelijken. Toch biedt de kerk al tweeduizend jaar lang een échte ʻlevensveranderende ervaringʼ aan en wel door Jezus Christus. Hoe komt het, dat onze ʻboodschapʼ niet landt in het hart van een cultuur die schreeuwt om existentiële ervaring? Wat is er fout aan onze communicatie?
Gevoel en eenvoud
In de jaarlijkse top-500 bedrijven, die Management Team uitroept staat Philips dit jaar op de eerste plaats. Dat hebben ze mede te danken aan hun manier van marketing. Niet langer spreken ze over ʻLetʼs make things betterʼ (want dan waren ze in het verleden dus niet zo goed) maar over: ʻPhilips: sense and simplicityʼ: gevoel en eenvoud. Hoe kan de kerk het evangelie communiceren met ʻgevoel en eenvoudʼ? Overigens: in de top-500 staat NOVIB op de 58e plaats, het Leger des Heils op de 217e, Jongbloed op de 418e en de Evangelische Omroep op de 483e plaats. Maar de Protestantse Kerk in Nederland komt niet voor op de lijst… Omdat het geen bedrijf is? Maar er werken toch echt duizenden mensen bij die kerk en ook overheidsinstellingen en dergelijke komen voor op deze lijst. Nee, er moet een andere reden voor zijn.
4
In Harvard Business Review, jan./febr. 1997, pag. 91-101
10
Hoofdstuk 3: De droom Ecclesiogenese
In het eerder geciteerde artikel van dr. Polhuis in Kontekstueel schrijft hij: ʻHet verbaast mij telkens weer hoe lauw, door kerkleiding en predikanten, gereageerd wordt op de sombere prognoses voor de kerk. Toen Philips en recent Albert Heijn wankelden werd alles op alles gezet om het verloren marktaandeel terug te veroveren. Ja, ik ken alle argumenten dat de kerk Albert Heijn niet is, maar dat is nog geen reden om af te wachten. Philips en anderen reageerden op de crisis door zich sterk te concentreren op hun ʻcorebusinessʼ. Dat wil zeggen, op die dingen die zij goed deden en waar zij uniek in zijn. Daar kunnen we als kerk van leren.ʼ Misschien begint de kerk op het punt te komen, waar ze inderdaad wil leren. Op de eerste synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland in 2004 werd ingezet op nieuw missionair elan. Nieuwe wegen moeten gezocht worden voor de revitalisering van oude gemeenten én voor het stimuleren van nieuwe gemeenschappen. Daarbij is de vraag: hoe ontstaan nieuwe geloofsgemeenschappen? Hoe kan de kerk ruimte bieden aan pioniersplekken, waar nieuw leven voor de kerk kan opbloeien. Prof. Dr. Henk de Roest gebruikt hiervoor de uitdrukking ʻecclesiogeneseʼ. Liggen hier wellicht nieuwe kansen voor de kerk?
Anglicaans model
Gezegd moet worden, dat de Protestantse Kerk in Nederland ongeveer 10 jaar áchter de ontwikkelingen aanloopt, zoals we die zien in de Anglicaanse kerk in Engeland. Daar verscheen in 1994 het rapport ʻBreaking New Ground: Church planting in the Church of Englandʼ5. Gemeentevorming wordt daar gezien als een aanvullende strategie, naast die van de bekende geografische wijkgemeente, zoals ook wij die in Nederland kennen. Want om een hele gemeenschap met het evangelie te kunnen bereiken zijn er naast de traditionele wijkgemeenten 5
Ik heb vrijelijk gebruik gemaakt van het inspirerende boek ʻMission-shaped churchʼ, een uitgave van Church House Publishing, de officiële uitgever van de Anglicaanse kerk in Engeland, ISBN 0 7151 4013 2.
11
ook nieuwe vormen van netwerkgemeenten nodig. Men spreekt van ʻfresh expressions of churchʼ, elk met hun eigen kracht en zwakte. We leven in een tijd, waarin mensen zich niet meer naar een wijkkerk laten sturen, omdat ze in die bepaalde wijk wonen. We zullen moeten onderzoeken wat acceptabel en onacceptabel is in de huidige consumenten-cultuur. De kerk is geroepen om daarbij de grenzen van het mogelijke op te zoeken.
Hollandse watervrees
Lange tijd heeft de kerk getracht mensen, vanuit de conciliaire gemeenteopbouw gedachte, met wijd uiteenlopende visies op geloof en kerk-zijn bijeen te houden in één lokale gemeenschap. Op zich een loffelijk streven, ware het niet dat hierdoor aan de linker- en rechterzijde mensen moedeloos de kerk verlieten. Toegewijde christenen verlaten soms de Protestantse kerk omdat ze zich niet herkennen in de (plaatselijke) spiritualiteit en liturgische vormgeving of grote moeite hebben met de pluraliteit van de kerk. Méér mensen verlaten de kerk omdat hun geloof is weggeëbd, ze het niet meer zien zitten, niets meer van God vinden in de kerk. In het éénwordingsproces van plaatselijke kerken zien we hoe wijkgemeenten van ongelijke soort bijeen worden gedreven – meestal door de financiële nood – maar in dat samengaan 30 – 50 % van hun kerkgangers verliezen. Zodat de rampspoed van voortgaande inkrimping en bezuiniging voortduurt. Daarbij is de angst voor afkalving zo groot, dat elk nieuw initiatief als bedreigend wordt ervaren. Er is een grote mate van watervrees om nieuwe vormen van gemeenteleven te stimuleren en te ʻzegenenʼ vanuit de oude gemeenschappen.
Waarom ecclesiogenese?
In een moedig rapport van de Hervormde kerk in Amsterdam werd – alweer jaren geleden – vastgesteld, dat nog maar 5% van de kerkleden op zondag een kerkdienst bezocht. Daarbij werd geconcludeerd dat de huidige kerkgangers ongeschikt waren om die 95 % niet-kerkgangers bij kerk en evangelie te betrekken, ʻanders zou dat in de afgelopen jaren allang gebeurd zijn. Daarom moet gezocht worden naar nieuwe vormen van kerk-zijnʼ. Het is nuchter maar waar. Als de huidige vormen van kerk-zijn zouden voldoen zou de Protestantse Kerk geen 60.000 leden per jaar verliezen. Meer dan 50% van de bevolking van Nederland is inmiddels buitenkerkelijk. Vanuit sociologisch en demografisch oogpunt bezien, zal die ontwikkeling doorgaan. Kernvraag 12
voor de kerk is: hoe kunnen we nieuwe generaties en nieuwe doelgroepen betrekken bij de boodschap van het evangelie? Dat de oude vormen van kerk-zijn daarvoor niet afdoende zijn blijkt uit de cijfers. Het is tijd voor ʻreorganisatieʼ. Voor het ontwikkelen van nieuwe visie. Kan de moederkerk nog zwanger worden? Of is ze daar te oud voor? Ook de Anglicaanse kerk heeft een sterke terugloop gekend. Maar daar vlakt die trend af en was er in 2004 voor het eerst sprake van groei van het aantal kerkgangers. Hoe kan de kerk ook in Nederland nieuwe wegen gaan om nieuwe groepen mensen te bereiken met het bevrijdende evangelie van Jezus Christus? Als de Hervormde Kerk ooit ʻvolkskerkʼ was, hoe kan de Protestantse Kerk dan vandaag kerk voor het volk zijn en niet –zoals nu vaak het geval is – kerk voor een klein segment van het volk. Hoe kunnen nieuwe groepen van onze bevolking betrokken worden bij het evangelie van Jezus Christus? Daarbij gaat het niet om het opzetten van kerkdiensten, waarbij de gemeente bij het kerkorgel zingt en luistert naar de dominee. Het gaat niet om restauratie van oude vormen, maar om het zoeken naar nieuwe vormen van kerk-zijn. Wellicht kan het beeld van ʻmoeders en dochtersʼ ons daarbij verder helpen! De moeder brengt een dochter ter wereld, de dochter is geen kloon van de moeder, maar heeft er wel trekjes van. De moeder geniet van haar dochter, de dochter geniet van haar moeder. De moeder steunt de dochter. En misschien draaien de rollen later wel om en steunt de dochter de moeder. Hoe zou het zijn als iedere (wijk-) gemeente in Nederland de uitdaging aangaat om zwanger te worden van nieuwe visie, de durf heeft om nieuwe stappen te zetten en de moed heeft om dochtergemeenten ter wereld te brengen, die het misschien anders doen dan zij gewend zijn, maar die toch van harte ondersteund en gezegend worden vanuit de moedergemeente!
13
Hoofdstuk 4: Protestantse Pioniers Plekken (PPP) Ruimte voor een nieuw begin
Tien jaar geleden begon het Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse Kerk in Nederland (EW) met de GGG: de Gemeente Groei Groepen. Deze groepen komen samen in de huiskamers. Inmiddels draaien er zoʼn 1500 van deze groepen binnen de Protestantse Kerk. Veel mensen ervaren hier iets van kerk-zijn: ze groeien in geloof, gemeenschap en getuigenis. Het is bemoedigend om te zien hoe zoʼn model voor gemeente-opbouw tot zegen kan zijn en bouwsteen kan zijn voor plaatselijke gemeenten. Na de GGG komt het Evangelisch Werkverband nu met de PPP: Protestantse Pioniers Plekken. Ze biedt de kerk haar visie aan. Want het gaat niet om een exclusief ʻEW ideeʼ dat alleen binnen een evangelicale context toepasbaar zou zijn. De kerk is breder dan de evangelische beweging. Laat de veelkleurige wijsheid van God maar zichtbaar worden in een veelheid van Protestantse Pioniers Plekken. Hoe zou het zijn als gemeenteleden, die geloof en visie hebben voor een nieuwe zoektocht de ruimte en de steun krijgen van de moedergemeente om op avontuur te gaan. Langs nieuwe wegen mogen zoeken naar de mogelijkheid om de boodschap van Christus te communiceren naar nieuwe groepen mensen, die vandaag nog niet bereikt worden met het evangelie en zich niet betrokken weten bij de kerk. In de praktijk in Engeland is gebleken, dat kleine groepen de basis kunnen vormen voor zulke nieuwe geloofsgemeenschappen. Een paar mensen met visie, geloof, durf en ideeën die anderen weten mee te nemen in hun enthousiasme kunnen een gezamenlijk avontuur beginnen. Zou het niet geweldig zijn als in deze ontwikkeling de moedergemeente als ʻaanjagerʼ functioneert? Zou het niet geweldig zijn dat gevoelens van bedreiging voor het onbekende overwonnen worden en omgezet worden in positieve kracht 14
om de nieuwe kansen optimaal te benutten?
De pioniers
Zowel in Nederland als in Engeland zijn al voorbeelden van nieuwe gemeentevormen. In die zin is de gedachte van de ʻProtestantse Pioniers Plekʼ niet nieuw. Want de zoektocht naar nieuwe vormen van kerk-zijn is al in volle gang. Soms moeizaam, maar ook vaak met grote zegen! • Denk aan de jongerenkerken in Nederland. In Amersfoort begonnen 2 mensen met de organisatie. Nu komen maandelijks 1000 jongeren samen. Vanuit de maandelijkse diensten wil men nu ook andere, verdiepende, activiteiten opzetten. Alle PR verloopt via de nieuwe media: SMS, MSN, email, website, chatbox, enz. • Ook de Thomasvieringen zijn een voorbeeld van samenkomsten, waarin men zoekt naar nieuwe vormen van liturgie, van oprechte beleving van God en oprechte gemeenschap met elkaar. • In Spijkenisse begon de Michaëlkerk vanuit een moeilijke situatie met niet meer dan 50 kerkgangers haar avontuur van vernieuwing. Nu bezoeken wekelijks ruim 250 –meest jonge – mensen de diensten, die gekenmerkt worden door moderne muziek, aanbidding, thema-gerichte prediking en een sterke onderlinge gemeenschap. • In Gouda zijn veel mensen vanuit de Alphacursus tot geloof in Christus gekomen. Ze willen Christus volgen, maar herkennen zich niet in muziek en vormgeving van de traditionele erediensten. Daarom organiseert men nu speciale Alphadiensten. • In Rotterdam-Delfshaven wordt door de IZB uitmuntend evangelisatiewerk gedaan in de wijk. De wijkbewoners hebben hun eigen vieringen in het winkelpand, naast de ʻmoedergemeenteʼ in de Pelgrimskerk. • In Eindhoven is een missionaire gemeente gestart in een wijkgebouw. Elke zondag bezoeken ruim 100 mensen de dienst. • Youth for Christ pioniert vanuit The Mall in Rotterdam onder jonge mensen. Er is groeiende belangstelling voor het christelijk geloof. Wie biedt hen straks een geloofsgemeenschap aan, waar deze – meest Antilliaanse – jongeren zich thuis kunnen voelen? • In Buitenpost bood de PKN kerk geen echte ruimte aan een groep evangelisch/ orthodoxe gelovigen. Een groep van 150 mensen is met eigen diensten begonnen en de gemeente groeit snel. Helaas is er een houding van afweer bij de ʻmoeder-gemeenteʼ. In plaats van te 15
bemoedigen, wordt er ʻge-excommuniceerdʼ. Daardoor wordt deze groep een vrije gemeente. Zou juist zoʼn groep gemotiveerde mensen niet voor de kerk bewaard hebben moeten blijven? In Den Haag is een missionaire gemeente gestart vanuit de ʻmoeder• gemeenteʼ, de Pax Christikerk. Alhoewel nog in een vroeg stadium, komen nu al zoʼn 70 mensen in de nieuwe kerkdiensten. Deze lijst is verre van compleet. Het geeft alleen aan, dat er al volop gepionierd wordt in de Protestantse Kerk. Maar zijn er meer mogelijkheden te bedenken? Meer kansen te benutten? Daarom nogmaals de droom: Hoe zou het zijn als iedere (wijk-) gemeente in Nederland de uitdaging aangaat om zwanger te worden van nieuwe visie, de durf heeft om nieuwe stappen te zetten en de moed heeft om dochtergemeenten ter wereld te brengen, die het misschien anders doen dan zij gewend zijn, maar die toch van harte ondersteund en gezegend worden vanuit de moedergemeente!
16
Hoofdstuk 5: Zeven ecclesiologische opmerkingen over de Protestantse Pioniers Plekken Natuurlijk roept een dergelijke visie voor ecclesiogenese vragen op over de achterliggende ecclessiologie. Zonder uitputtend hierover te willen zijn toch enkele opmerkingen hierover. Voor een uitgebreide studie over dit onderwerp verwijs ik graag naar het boek ʻMission-shaped Churchʼ.6 1. De kerkorde zegt in Art. 1: De Protestantse Kerk in Nederland is overeenkomstig haar belijden gestalte van de ene heilige apostolische en katholieke of algemene christelijke Kerk die zich, delend in de aan Israël geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God. Levend uit Gods genade in Jezus Christus vervult de kerk de opdracht van haar Heer om het Woord te horen en te verkondigen. Gezonden in de wereld en geroepen tot de bediening van de verzoening, getuigt de kerk in verkondiging en dienst aan alle mensen en aan alle volken van het heil in Jezus Christus. De kerk en al haar leden zijn geroepen het belijden te toetsen bij het licht van de Heilige Schrift. De kerk weert wat haar belijden weerspreekt.
2. Als de kerk zegt apostolisch te zijn en in verkondiging en dienst te getui-
gen aan álle mensen, dan mogen we er geen genoegen mee nemen, dat we als kerk slechts een klein segment van onze bevolking bereiken. Het daagt ons uit om álle mensen te bereiken. Dat vraagt om creatief te zoeken naar nieuwe wegen van verkondiging en dienst. Zoals zendelingen reeds vele eeuwen uit onze kerken worden uitgezonden om nieuwe gebieden met het evangelie te bereiken of kerken in het buitenland te ondersteunen, zo mag de moederkerk ook ʻzendelingenʼ uitzenden, uitzegenen, om als pioniers
6
a.h.w. blz. 84vv.
17
in de eigen omgeving nieuwe vormen van kerk-zijn te ontwikkelen.
3. Artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis werkt de notae ecclesiae
4.
5.
6.
7.
7
uit door te zeggen: Wij geloven en belijden een enige katholieke of algemene Kerk, die een heilige vergadering is der ware Christgelovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door den Heiligen Geest. Dit nodigt de kerk uit om mensen te begeleiden in een geestelijk groeiproces totdat ze in hun leven vorm geven aan wat de Nederlandse Geloofsbelijdenis hier omschrijft. De kerk zal gestalte moeten geven aan vorming die dit proces begeleidt en stimuleert. Kuyper leerde het beginsel van pluriformiteit. Het betekent dat we ruimte moeten willen creëren waarin de veelkleurigheid van het lichaam zichtbaar kan worden. Het betekent níet dat we moeten buigen voor de gedachte dat de kerk pluraal kan zijn. Want Jezus Christus is de Heer, het Hoofd der kerk. De kerk is zijn lichaam. De Heer verzorgt Zijn lichaam, Hij koestert het en bouwt Zijn gemeente door Zijn Woord en door de Heilige Geest. De Heer regeert Zijn kerk door de werking van de Heilige Geest. Dit pneumatologisch accent, dat ook door bijv. Dingemans7 wordt gelegd, biedt ruimte om tot vernieuwing te komen. In plaats van de volle nadruk te leggen op de christologische interpretatie van het ambt, waarbij Christus als het Hoofd van het Lichaam tegenover de gemeente staat en dientengevolge ook het ambt tegenover de gemeente staat, waardoor de ambtsdragers een bijzondere plaats en machtspositie in de gemeente krijgen, pleit ik voor het pneumatologische model, waar de nadruk ligt op het ʻsamen met alle heiligenʼ en er ruimte ontstaat voor het priesterschap van àlle gelovigen en de charismatische begaafdheid van alle leden van de gemeenschap benut kan worden. Dit betekent dat op pioniersplekken men ʻkerkʼ kan zijn zonder dat er direct sprake is van een formele ambtelijke structuur. De kerk is de gemeenschap van broeders en zusters die Christus, de Heer van kerk en wereld, door Zijn Geest en Woord bijeengeroepen heeft tot dienst aan God, aan elkaar en aan de wereld. Deze drievoudige kerntaak van de gemeente vinden we wereldwijd en kerkbreed terug. Raymond Ortlund spreekt over ʻtoewijding aan Christus, toewijding aan het lichaam
Dr. G.D.J. Dingemans, Een huis om in te wonen, blz. 128,129. Wij sluiten ons overigens in onze ʻdroom van een kerkʼ aan bij veel van de ecclessiologische opvattingen van Dingemans.
18
van Christus en toewijding aan het werk van Christus in de wereld. John Wimber spreekt over Commitment to Christ, his Church and his Cause. J. Hendriks schrijft over de koinonia, die geroepen wordt tot omgang met God, omzien naar elkaar en solidariteit met de samenleving in getuigenis en dienst. Ook binnen pioniersplekken is het de roeping om aan deze drievoudige roeping gestalte te geven.
Hoofdstuk 6: Vijf kernwaarden van de Protestantse Pioniers Plekken Hoewel elke Protestantse Pioniers Plek haar eigen vormen en doelgroepen kent, zijn er toch kernwaarden, die men deelt met elkaar: 1. Een PPP is relationeel Een PPP is niet primair programma-georiënteerd, maar persoon-georiënteerd. Het gaat om het bouwen van oprechte relaties van liefde en trouw. Vanuit die relaties wordt de gezamenlijke zoektocht naar vormgeving ingezet. 2. Een PPP is incarnationeel Toen God de wereld wilde verlossen kwam Hij Zelf in Christus: het Woord is vlees geworden! Hij daalde af in onze werkelijkheid. In onze taal sprak Hij van verlossing en nieuw leven. Zo wil de PPP dicht bij de cultuur staan van de mensen, op wie ze zich richt. Youth for Christ heeft als motto: ʻAnckored to the Rock – Geared to the timesʼ. Dat geeft wellicht de uitdaging het beste weer: Hoe kan een PPP verankerd blijven aan de Rots, Jezus Christus, maar toch ook volkomen relevant voor de tijd en cultuur waarin men staat, voor de doelgroep, waarop men zich richt. 3. Een PPP is transformerend Een PPP is bereid om te beginnen waar de mensen zijn (bijvoorbeeld in het café). Maar ze wil mensen leiden naar de plek, waar God hen wil hebben. Zo wil ze de samenleving transformeren naar het beeld van God. In een gebroken wereld wil ze een deel van de oplossing zijn in plaats van een deel van het probleem. 19
4. Een PPP bouwt aan discipelschap van haar leden Willowcreek heeft als motto: ʻWij willen dat onkerkelijke mensen groeien tot toegewijde volgelingen van Jezus Christus.ʼ Dat is een groeiproces. De PPP richt zich erop om mensen te begeleiden bij die groei tot discipelschap. 5. Een PPP is verbonden met de Protestantse Kerk in Nederland Een PPP beseft dat ze onderdeel is van het grote lichaam van Christus in Nederland. Daarbij wil ze verbonden blijven met de ʻmoeder-gemeenteʼ, de Protestantse Kerk. Er zullen dan ook intensieve contacten zijn met de plaatselijke PKN (moeder-)gemeente.
Hoofdstuk 7: De basisvoorwaarden. Het zal geen enkel probleem zijn om op vijf of tien plaatsen in Nederland een Protestantse Pioniers Plek te beginnen. Maar wil de visie voor de PPP werkelijk verschil maken in het geestelijk leven in Nederland, dan is het van belang dat ze breed gedragen wordt, zowel door de landelijke kerk als door de plaatselijke gemeente. Basisgedachten als kenmerken van de Protestantse Pioniers Plekken kunnen dan ook zijn: • De Protestantse Kerk in Nederland stelt zich tot doel, dat iedere (wijk-) gemeente in Nederland een PPP creëert binnen haar grenzen. • Voor de PPPʼs zal een speciale kerkordelijke regel moeten worden geformuleerd, waardoor ruimte ontstaat om langs niet-traditionele wegen te zoeken naar nieuwe vormen van kerk-zijn. • PPPʼs gaan van start onder leiding van visionaire vrijwilligers, die hun ʻdroomʼ delen en een team vormen in de moedergemeente. Bij voorkeur worden ze vanuit de moedergemeente ʻuitgezondenʼ als missionaire werkers in de eigen omgeving. De bijbelse termen ʻevangelistʼ of ʻapostelʼ kunnen hier wellicht bij gebruikt worden. Het gaat in ieder geval om een missionair/apostolaire bediening: het gaat om gemeente-vorming binnen de Protestantse kerk. • Voor PPPʼs moeten coaches komen. Dat kan een predikant zijn, een medewerker van het PDC of iemand anders. Kernvoorwaarde is dat ze 20
•
• • •
met visie en geestelijke moed initiatieven durven aan te moedigen en te verdedigen. PPPʼs moeten niet direct afhankelijk zijn van beroepskrachten, dure gebouwen enzovoorts. Ze gaan ʻlow-budgetʼ op avontuur. Pas waar de behoefte aan investeringen evident noodzakelijk is wordt naar de financiële/materiële middelen daarvoor gezocht. PPPʼs gaan dan ook van start met een bescheiden basisbudget, beschikbaar gesteld door de plaatselijke moedergemeente én de landelijke missionaire organen. Er zullen overgangsbepalingen moeten komen, waardoor een PPP kan uitgroeien tot een volwaardige (wijk-)gemeente. Voor alle PPPʼs moet gelden, dat ze functioneren binnen de kaders van de Protestantse Kerk, zonder dat ze klemgezet worden in structuren, die hinderen in plaats van dienen.
Hoofdstuk 8: Tien nieuwe kansen voor de kerk Laten we onze ogen eens dichtdoen en dromen dromen. We kijken in onze droom rond in de kerk. Op veel plaatsen gaat de kerk door de crisis heen. Maar overal zijn er ook mensen met verlangen naar vernieuwing, met dromen en met visie. Waar in het verleden die visie werd gesmoord in institutionalisme en regelgeving, waar in het verleden de oude gemeente zich nogal eens bedreigd voelde door dergelijke dromers, daar groeit nu openheid en ruimte. De uitdaging voor elke wijkgemeente in Nederland is: wordt moeder! Raak zwanger van visie en baar een nieuw stukje gemeenteleven. Wordt moeder van een dochter. Een dochtergemeente, die het misschien anders doet, maar die toch verbonden is met de moeder. Hoe zou zoʼn nieuw begin eruit kunnen zien? Laten we ons eens tien denkbeeldige scenarioʼs voor ogen stellen:
1: Taizégemeente
Het is begonnen met een groepsreis, georganiseerd door enkele gemeenteleden 21
uit A. Met 40 mensen reist men een week naar Taizé. De meditatieve sfeer, de stilte, de onderlinge gesprekken: het maakt diepe indruk. Terug in A. besluit men om Taizé-vieringen te gaan organiseren. Binnen de eigen traditioneelkerkelijke gemeente is er weinig draagvlak voor het idee. Maar in de kapel van een hofje in de binnenstad wordt gastvrijheid gevonden. Begonnen wordt met een maandelijkse Taizéviering. Maar al spoedig blijkt er behoefte aan méér. Daarom wordt er nu elke vrijdagavond een stilteviering gehouden. Ongeveer 30 mensen bezoeken de vieringen regelmatig. Sobere vieringen, waarbij Taizéliederen a capella worden gezongen, met kaarslicht, gegroepeerd rond enkele ikonen. Naast de vieringen bestaat de behoefte aan onderlinge ontmoeting en gesprek. Daarom wordt een gesprekskring opgezet, die om de veertien dagen bij iemand thuis bijeen komt. Hier wordt het geloofsgesprek gevoerd, de vieringen voorbereid, hier is onderling meeleven. Vanuit dit begin groeit de ʻTaizé-gemeenteʼ. Het aantal bezoekers schommelt nog steeds rond de 30/40. Binnen de kerkelijke gemeente heeft deze groep haar eigen plaats verworven. Een Taizé-PPP!
2: Brunch
Het idee is geboren tijdens een verjaardagsfeest. Oma viert namelijk haar verjaardag op zondag met een feestelijke brunch in een plaatselijk restaurant. Onder de feestgangers zit een meelevend kerklid, die al tijden zoekt naar mogelijkheden om nieuwe mensen te betrekken bij het evangelie van Jezus Christus. Als hij ziet hoe gezellig het is, hoe iedereen met iedereen in gesprek is, valt het kwartje: zo kun je ook het geloofsgesprek voeren. In B. bespreekt hij zijn droom met de leden van zijn bijbelkring. Iedereen is enthousiast en men besluit een feestelijke ʻBijbelbrunchʼ te organiseren op zondag om 12 uur in een plaatselijk restaurant. De eigenaar van het restaurant is enthousiast over het idee en biedt aan de brunch voor een scherpe prijs te verzorgen, spontaan biedt een zanger aan om voor een muzikale bijdrage te zorgen. Iedereen nodigt twaalf mensen uit zijn of haar omgeving uit. Familieleden, vrienden, collegaʼs, enzovoorts. Dat uitnodigen gaat door middel van het verkopen van toegangskaarten à € 10,00. In totaal worden er ongeveer 100 kaarten verkocht. Eerlijk gezegd is het teleurstellend, dat er slechts tachtig mensen ook daadwerkelijk komen. Voor twintig mensen blijkt de drempel toch nog te hoog. Ze hebben betaald, maar komen niet. Maar voor wie wel gekomen is wordt het een belevenis. Terwijl er een lopend buffet is, wordt aan de sta-tafels druk gediscussieerd over de stellingen, die op die tafels liggen. In drie blokjes 22
wordt een stukje muziek afgewisseld met korte toespraakjes door leden van de bijbelkring. Ze gaan in op de stellingen en delen elk één bijbeltekst met de aanwezigen. Er wordt afgesloten met een gezamenlijk gezongen lied en een dankgebed. De reacties zijn dusdanig enthousiast, dat besloten wordt om maandelijks een bijbelbrunch te organiseren. Al spoedig loopt het bezoekersaantal op tot de maximumcapaciteit van 150 gasten. Uit een onderzoekje blijkt, dat 80% van hen nooit een kerkdienst bezoekt. De wijkgemeente heeft aanvankelijk nogal wat bezwaren tegen het feit, dat op zondag in een restaurant samenkomsten belegd worden. Het wordt als concurrentie gezien. Bovendien speelt de vraag of dat wel kan: op zondag samen eten in een restaurant? Maar na gesprekken met de kerkenraad en overleg met een medewerker van het Protestants Diensten Centrum wordt toch besloten om positief achter het initiatief te gaan staan en het te adopteren als een pioniersproject, een PPP. Een jaar later is de ʻBijbelbrunchʼ een wekelijks gebeuren. Het bezoekersaantal is teruggelopen tot zoʼn 100 per keer. Twintig van hen doen op dit moment mee aan een oriëntatiecursus over het Christelijk geloof. Verschillenden weten te vertellen, hoe het geloof in Jezus voor hen tot leven is gekomen door de ʻbijbelbrunchʼ.
3: Café Spirit
In C. ontmoeten de jongeren elkaar in één van de plaatselijke caféʼs. Er wordt gepoold, gepilst en gepraat. Op een bepaald moment wordt er aan één van de tafeltjes heftig gediscussieerd over het geloof in Jezus. Zo hevig, dat ook andere bezoekers meeluisteren en dat er zich een heel publiek debat ontwikkelt. Drie jonge kerels uit de kerk doen volop mee. Na afloop zeggen ze tegen elkaar: ʻWanneer praten wij zo intensief over ons geloof? Zelden. Waarom doen we dat hier wel en in de kerk niet? Omdat hier de ontspannen en open sfeer ernaar is. Eigenlijk zou je gewoon gespreksavonden over het geloof moeten kunnen houden in de kroeg!ʼ Eén van hen is lid van de kerkenraad en vertelt tijdens een kerkenraadsvergadering over zijn ervaring in het café. Als één van de agendapunten voor die avond staat het PPP plan met de uitdaging aan de plaatselijke kerk om ʻmoederʼ te worden en een ʻdochter-gemeenteʼ te starten. Eerst weet men er niet zo goed raad mee. Maar dan zegt iemand: ʻJan, waarom begin jij geen PPP in het café?ʼ Voor men het goed en wel doorheeft zitten ze midden in de plannenmakerij. 23
Jan neemt de handschoen op en praat er met zijn vrienden in het café over. Hoe zou het zijn als we wekelijks een ʻGeloof het of nietʼ avond zouden beleggen in het café? Zelfs de barkeeper wordt enthousiast, vooral omdat de avond op de dinsdag gepland wordt: nu niet direct een avond, waarop hij topomzetten draait. ʻVan mij mag je de kroeg gebruiken, als jullie maar voor het programma zorgen en de omzet voor mij is.ʼ In het café is dit al spoedig het gesprek van de week. Iedereen heeft het over dit nieuwe initiatief. Uiteraard zijn de reacties zeer verdeeld. Maar men is ook nieuwsgierig. Jan en zijn vrienden willen het goed aanpakken. Daarom besluiten ze, om elke avond een christen-zanger uit te nodigen, een conferencier, een goede spreker of iets dergelijks. De eerste avond komt Rob Favier, dominee-cabaretier. Tot genoegen van de kroegbaas en het organiserend team is het café om 9 uur ʼs avonds goed bezet. Velen hebben hun nieuwsgierigheid niet kunnen bedwingen. Op elk tafeltje liggen bierviltjes met aan de ene kant een vraag en aan de andere kant een bijbeltekst. Na het optreden van Rob wordt iedereen aan de tafeltjes uitgedaagd om over de vraag door te praten en na te denken over de bijbeltekst. Jan en zijn vrienden hebben ervoor gezorgd, dat bij elk tafeltje één van hen aanwezig is om het gesprek mede-inhoud te geven. Natuurlijk gaat niet iedereen er even serieus op in. Maar algemeen is het gevoel: dit is een leuk avondje stappen: dit moeten we vaker doen! Omdat de krant er ʻluchtʼ van heeft gekregen, staat er die week een uitgebreid verslag in de plaatselijke pers. Het gevolg is, dat er de 2e avond nog meer mensen zijn. Dat blijft echter niet zo. Na een aantal keren zakt het bezoek terug naar zoʼn 30/40 mensen per avond. Maar dat is wel een groep mensen, waarvan 80% anders nooit in een kerk komt. Na een jaar heeft een groep van 12 van hen de Alphacursus gevolgd, ook in het café. Regelmatig komen er nieuwe mensen bij, want inmiddels is Café Spirit een begrip geworden.
4: Midden in de week maar ʼs zondags niet.
In D. is het begonnen met de gebedsdiensten op woensdagavond in de wijkkerk. Een groepje van 7 gemeenteleden komt wekelijks samen om te bidden voor de zieken, de kerk, de stad, enzovoorts. De knielbank wordt daarbij in de kring gezet en mensen met persoonlijke noden kunnen, onder handoplegging, voorbede of zegening ontvangen. De bijeenkomsten worden als pastoraal warm en zeer bemoedigend ervaren en langzaam maar zeker 24
groeit het bezoekersaantal tot ruim 20. De kerkenraad besluit dit verder aan te moedigen. De gebedsdienst wordt uitgebouwd tot een wekelijkse samenkomst met samenzang, verkondiging en nog steeds ruim tijd voor voorbede en zegening. Al snel komen meer dan 40 mensen naar de dienst. Een aantal van hen bezoekt nooit de zondagse erediensten. Er wordt een pastoraal team gevormd, dat toerusting krijgt in verschillende vormen van gebedspastoraat. Naast de diensten ontstaan er pastorale gesprekskringen. Stap voor stap groeit er een nieuwe gemeente, die midden in de week samenkomt, maar niet op zondag.
5: Keuzemenu op zondag
Eigenlijk is het een heilige traditie in E. Al honderden jaren komt de gemeente op zondag om tien uur bijeen. Nu heeft de dominee plotseling de onzinnige gedachte om de dienst naar halftien te verschuiven en daarna om halftwaalf nog een dienst te houden, maar dan gericht op jongeren. De 70 – meest oudere – gemeenteleden hebben er nogal moeite mee in het begin. Die jongeren kunnen toch gewoon om tien uur komen: plaats genoeg in de kerk. De predikant neemt de tijd. Een jaar lang spreekt hij erover met gemeenteleden, vergadert erover in de kerkenraad. Hij deelt de droom van de moederkerk, die een dochter krijgt. Langzaam maar zeker raakt moeder zwanger van de nieuwe visie. Het enthousiasme neemt toe. Maar de voorwaarde is en blijft: wij hebben gewoon om tien uur de eerste dienst en daarna om twaalf uur mag er een tweede dienst komen. De predikant nodigt alle jongeren van 15 tot 30 jaar uit, die in de kaartenbak voorkomen. In de kerk zie je ze nooit. Maar op deze uitnodiging reageren 15 jongeren. Helaas blijken er slechts 4 jongeren gemotiveerd om zich hiervoor in te zetten. Maar deze vier jongeren hebben elk hun eigen netwerk van vrienden en vriendinnen. Er wordt druk gemaild, geSMSʼt en gebeld. Op een brainstormsessie zitten plotseling zoʼn 20 jongeren. Ze hebben er duidelijk zin in. Eén van hen zit in een gospelband, die wel wil meewerken. Anderen willen een dramagroep starten. Er volgt een hectische tijd van voorbereidingen, werving, toerusting. Wekelijks komen de jongeren om 12 uur bijeen in de kerk. Ze zingen, bidden, oefenen en verheugen zich. De groep blijft groeien. Op een goede zondag ontdekt men, dat er al ruim 30 jongeren actief zijn, zelfs voordat men officieel van start is gegaan. Zes maanden later wordt de eerste ʻdubbele dienstʼ gehouden. Het begint met de ʻgewone dienstʼ om tien uur. Er zijn meer mensen dan gemiddeld, want 25
aansluitend is er een koffie-maaltijd met de jongeren. Een aantal van de jongeren is ook in de eerste dienst aanwezig. Ze bedanken ʻmoederʼ voor de hulp en de openheid. Er wordt gebeden voor de start van de tweede dienst. Na een gezellige koffie-maaltijd begint de jongerendienst. Bijna de helft van de ʻouderenʼ blijft totdat de tweede dienst begint. Met vreugde zien ze zoʼn vijftig jongeren op hun eigen manier God aanbidden en prijzen. De eerste tijd worden de jongerendiensten eens per veertien dagen gehouden. Maar na enkele maanden al worden het wekelijkse diensten en bezoeken ongeveer honderd mensen de diensten. Niet alleen jongeren, maar ook jonge gezinnen en enkele ouderen. Een PPP is geboren. En de moeder is er apetrots op en dankbaar voor!
6: Een nieuwe start
In F. zijn in korte tijd drie kerken gesloten en twee predikantsvacatures niet vervuld. Eén van de gebouwen is overgenomen door een pinkstergemeente. Een ander gebouw wordt omgebouwd tot appartementen. Ook het derde gebouw staat te koop. In de gemeente is veel pijn over de enorme terugloop. Als na zes maanden het leegstaande gebouw nog niet verkocht is, vragen een aantal gemeenteleden of ze hier niet een PPP mogen starten. Aanvankelijk zijn er grote bezwaren, vooral van de kerkrentmeesters. Maar als ook vanuit het Provinciaal Diensten Centrum positief geadviseerd wordt en de gemeenteleden aangeven zelfs huur te willen betalen voor het gebruik van het kerkgebouw komt het licht op groen. Besloten wordt om de start ʻstevigʼ aan te pakken. Alle bewoners van de wijk rond de kerk krijgen een brief met een foto van de kerk en als briefhoofd: ʻOpnieuw geopendʼ. Er wordt verteld van de leegstand, maar ook van de nieuwe plannen. Een lang weekend vol activiteiten vormt het startschot voor het nieuwe begin. Op vrijdag is er een gospelconcert, op zaterdag een rommelmarkt rondom de kerk en een flitsend kinderprogramma in de kerk. Het meest feestelijke onderdeel is misschien wel de rondgang van de plaatselijke drumband door de wijk, waarbij iedereen voor het programma wordt uitgenodigd. Op zondag worden twee diensten gehouden: om 10 uur een ʻ Hour of Power - dienstʼ en om 18 uur een gespreksdienst. Het eerste weekend bezoeken in totaal ongeveer 500 mensen de activiteiten in de kerk. De weken daarna stabiliseert het bezoek zich rond de 100 mensen. Maar die zijn dan ook zeer gemotiveerd. Binnen enkele maanden wordt een scala aan activiteiten ontplooid. Acht maanden later, tijdens de 26
palmpasendienst, doen 12 mensen belijdenis van hun geloof. Omdat aan de kerk geen predikantsplaats is verbonden, wordt een pastoraal team gevormd. Gastpredikanten gaan voor in de diensten. Voor rouw- en trouwdiensten wordt medewerking verleend vanuit de centrale gemeente. Na drie jaar is de groep gegroeid tot 180 leden. Ze brengen voldoende financiën op om de huur van de kerk te betalen en een halftime predikant. De gemeente krijgt haar eigen kerkenraad. Een PPP is uitgegroeid tot volwaardige wijkgemeente.
7: Van Gemeente Groei Groep naar Protestantse Pioniers Plek
In G. functioneren 4 GGGʼs in de gemeente. Binnen één van die groepen heerst nogal wat onvrede over de huidige vorm van de eredienst. Men wil laagdrempelige diensten, men wil andere instrumenten, andere liederen, toegankelijker preken en meer ruimte voor de kinderen. Kortom: er is nogal wat kritiek. Die kritische gevoelens worden gedeeld met predikant en kerkenraad. Enerzijds hebben ze er wel begrip voor. Maar anderzijds voelen ze zich ook machteloos. De predikant kan niet meer geven dan hij heeft. Teveel verandering zou zeker onrust brengen bij andere gemeenteleden, die juist helemaal niet gediend zijn van ʻal die herrieʼ in de kerk, maar ook is er een gevoel van afwijzing: doen we het dan niet goed? Maar als uit de gesprekken blijkt, dat de kritiek voortkomt uit oprechte zorg voor de toekomst van de kerk en niet alleen maar negatief is, maar juist ook opbouwend bedoeld is, komt er ruimte om te zoeken naar oplossingen. Vroeger zou gezocht zijn naar het compromis: laten we dan één lied uit de Evangelische Liedbundel zingen per zondag. Of: laten we in zes avonddiensten per jaar andere vormen uitproberen. Maar nu is er nieuwe ruimte in de kerk: de gemeente is uitgedaagd om ʻmoedergemeenteʼ te worden! Hoe zou het zijn als deze groep het begin wordt van een ʻdochtergemeenteʼ? Laten we hen aanmoedigen om als PPP hun weg te zoeken! In overleg met de kerkenraad wordt de groep deze optie aangeboden: we zien jullie oprechte verlangen naar nieuwe vormen, we kunnen dat niet honoreren in de breedte van onze gemeente. Maar we willen jullie alle ruimte bieden om binnen onze plaatselijke Protestantse Kerk vorm te geven aan jullie visie. Word een PPP in onze gemeente! Misschien schrikken de leden van de GGG hiervan. Ze zullen er ernstig over moeten nadenken en bidden. Maar de uitdaging is er. De ruimte is er. Ze besluiten op weg te gaan! Na enkele maanden van voorbereiding, overleg, gesprekken met de 27
kerkenraad, met elkaar, met andere belangstellenden wordt het volgende plan uitgewerkt: De GGG komt 1 x per 14 dagen in de huiskamer samen, maar organiseert voortaan ook 1 x per 14 dagen een GGG dienst in de kerk. De diensten worden gehouden op zondag om 16 uur. Men besluit te beginnen in de zijzaal, met ruimte voor 100 mensen. Een paar enthousiastelingen vormen een muziekgroepje met piano, gitaar, viool, dwarsfluit en drie zangeressen. De kinderen krijgen hun eigen ʻkinderpraiseʼ in de dienst onder leiding van één van de moeders. Ook de verkondiging ziet er anders uit. Een paar computerfanaten zorgen voor een powerpoint presentatie over een bepaald actueel onderwerp, dat het dagelijks leven van de groepsleden betreft: communicatie in het gezin, spanning op het werk, sociale zorg in de stad, omgaan met geld, moslims en christenen, enzovoorts. Als spreker fungeert soms een predikant, die hiervoor wordt uitgenodigd. Maar ook in de groep zijn er een paar mensen die heel goed weten hoe ze de dingen onder woorden moeten brengen. Elke preek eindigt met een ʻweektekstʼ. Een bijbelwoord dat aansluit bij het thema. Alle bezoekers krijgen die tekst mee naar huis met de uitdaging hem een prominent plekje te geven. Al spoedig blijkt er behoefte te zijn om in een volgende dienst nog even terug te kijken. Mensen willen vertellen, wat ze in de concrete werkelijkheid met de tekst gedaan hebben. Er komen ʻgetuigenissenʼ, maar dan wel ʻmoderne stijlʼ. Na een zoekend en aarzelend begin blijken de diensten aan te slaan. Al vrij snel zit de zaal vol. Het zijn gemeenteleden, die naast de morgendienst ook deze diensten willen bezoeken. Maar er komen ook allerlei nieuwe mensen. Zo komen er gezinnen met hun kinderen, die op het schoolplein gehoord hebben van dit nieuwe initiatief. Iemand neemt een paar collegaʼs van de zaak mee, omdat het thema van de dienst ʻTimemanagementʼ uitgebreid was besproken op het werk. Na een jaar is de zaal te klein en wordt de kerkzaal in gebruik genomen. Er komen nu zoʼn 150 bezoekers in de dienst, evenveel als in de reguliere morgendienst. Het grappige is, dat ook in de morgendiensten enkele elementen uit de middagdiensten zijn overgenomen. Er heerst enthousiasme in de gemeente. Want netto bezoeken zoʼn 80 mensen méér de samenkomsten. Terwijl de ʻmoeder-gemeenteʼ gegroeid is in vitaliteit en visie. Niet alleen de diensten worden door meer mensen bezocht, maar ook de GGGʼs in de gemeente groeien. Niet langer heerst er een geest van kritiek 28
op de zondag, de predikant, de kerkenraad. Er is gezamenlijk enthousiasme, omdat er ruimte is voor verscheidenheid. Zoʼn 40 nieuwe mensen hebben de weg naar een GGG gevonden en er draaien nu 8 groepen. Voor de predikant is het nog het moeilijkst geweest. Eerst hield hij afstand. Maar na een paar maanden werd hij gevraagd om mee te denken in het kernteam, dat de diensten inhoudelijk vorm geeft. Inmiddels is hij enthousiast, coacht drie gemeenteleden die regelmatig voorgaan in de vieringen. En hoopt er volgende week voor het eerst 4 kinderen te dopen!
8: Het Theehuis
In H. hebben enkele gemeenteleden een zomercursus gevolgd over de Islam. Hun vraag is: hoe kunnen we iets betekenen voor de moslims in onze woonplaats? Kunnen we ook hen in contact brengen met het evangelie van Jezus Christus? Persoonlijke contacten worden opgebouwd. Vriendschappen groeien. Het geloofsgesprek wordt gevoerd. Als enkele Iraanse bewoners van het Asielzoekers Centrum tot geloof komen wordt de vraag gesteld: hoe kunnen we tot vieringen komen? Besloten wordt een winkelpand te huren en hier een Theehuis in te richten. Naast de Iraniërs werken ook enkele Turkse gelovigen mee aan dit initiatief. Zij bepalen de sfeer in de ruimte, de inrichting, enzovoorts. In het pand wordt een kinderclub gestart en worden taal- en naailessen opgezet. ʼs Avonds zijn er informele gespreksavonden en op zondagmiddag wordt een begin gemaakt met vieringen. Het is prachtig om te horen, hoe in het Turks en Farsi wordt gezongen en gebeden. De Protestantse Kerk in H. steunt het initiatief van harte en ziet er haar Pioniers Plek in. Toch leven er weinig mensen uit de gemeente mee. Het Theehuis heeft duidelijk haar eigen team, haar eigen doelgroep en eigen activiteiten. De moslims in de buurt kennen het Theehuis. Sommigen vinden het maar niks, dat christenen op een dergelijke wijze actief zijn. Maar de meesten spreken zeer lovend over het Theehuis-team, omdat men de oprechte liefde en betrokkenheid van de groep bij de buurt ervaart.
9: Natuurvrienden
Het begint met een discussie tijdens een verjaardag over de kerkgang. Eén van de aanwezigen vertelt, dat hij is opgehouden met de kerkgang omdat hij er niets van God ervaart. ʻIn plaats daarvan ga ik nu elke zondag met de hond de duinen in. Als ik daar loop, door weer en wind, ervaar ik meer 29
van God dan in de kerk. Ongemerkt loop ik vaak te biddenʼ. ʻMaar waarom combineren we dat dan niet?ʼ is de reactie van een andere gast. Een paar weken later komt een groepje van 8 mensen en 3 honden bij elkaar op de parkeerplaats van een natuurvriendenhuis. Voor de wandeling begint, krijgt iedereen een kaart met daarop een bijbeltekst: Psalm 8: 4,5. ʻWil je hier onderweg over nadenken, dan komen we er later op terug.ʼ Er wordt gewandeld, soms gepraat, soms ook niet. De honden genieten. De mensen genieten. Na anderhalf uur komt men terug bij het natuurvriendenhuis. In de warme huiskamer zitten ze in een kring. Dan wordt de vraag gesteld: ʻWat heeft die tekst je te zeggen? Waar heb je aan lopen denken?ʼ Een half uur lang wordt er intensief gepraat en gedeeld. Dan zegt één van de groepsleden: ʻKunnen we nu afsluiten door ook met elkaar God te danken voor zijn prachtige schepping?ʼ Zo gezegd, zo gedaan. Er worden vervolgafspraken gemaakt. Eén van de ʻeerstelingenʼ neemt de rol van coach op zich en zorgt voor de geestelijke inhoud van de wandel-diensten. Anderen zorgen voor de routes, de koffie, enzovoorts. Het natuurvriendenhuis wordt wekelijks gereserveerd. De groep groeit uit tot ongeveer 30 mensen (en 8 honden), die wekelijks op deze manier bijeenkomen.
10: Wat bezielt je?
Als Karel en Els verhuizen naar een nieuw huis, besluiten ze om de buren uit te nodigen voor een kennismakingsavond. In hun vorige woning hebben ze altijd een bijbelkring aan huis gehad. Tijdens de voorstelronde vertellen ze daarover. Een paar buren reageren geïnteresseerd. Eén van hen is bezig met para-psychologie, een ander is geboeid door de oosterse mystiek. Er ontspinnen zich zeer spirituele gesprekken. Maar Karel en Els raken er stevig van in de war. Hoe kunnen we ons christelijk geloof met deze mensen delen zonder opdringerig of drammerig te worden? Ze besluiten om nogmaals een uitnodiging te doen aan de buurt. Ditmaal om drie avonden lang te praten over de vraag: ʻWat bezielt jeʼ? Behalve de buren nodigen ze ook een paar vrienden van de vorige bijbelkring uit. In de wijk waar Karel en Els nu wonen is geen kerk. Daar moeten ze voor naar de andere kant van de autoweg. Het blijkt dat weinig mensen uit hun wijk over die natuurlijke grens heenkomen. Ze zijn niet te vinden in deze wijkgemeente. Karel en Els leren mensen kennen in de nieuwe wijkgemeente en praten over hun ervaringen. De wijkouderling deelt hun analyse van het probleem, maar weet niet goed wat hij ermee moet. Als ze vertellen over de drie avonden die op stapel staan, wil ook hij graag deelnemen. De avonden 30
worden goed bezocht, mensen vinden het boeiend. De kerk aan de andere kant van de autoweg zegt hen niets, maar serieus nadenken over het geloof willen ze wel. Zo ontstaat er een nieuwe bijbelkring aan huis bij Karel en Els. Ze beginnen met een Alphacursus-programma, er wordt samen gegeten, gelachen en gehuild. Sommige deelnemers komen tot duidelijk nieuwe geloofskeuzen. Anderen haken na enige tijd af. Maar weer andere mensen uit de buurt horen van de kring en willen meedoen. De huiskamer wordt te klein. De ouderling stelt voor om in de aula van de school in de wijk verder te gaan met deze avonden. Langzaam maar zeker groeit er iets van gemeente-leven. Maar het staat helemaal los van ʻde kerk aan de andere kant van de autowegʼ. In de kerkenraad wordt hierover gesproken. Sommigen vinden, dat de bijeenkomsten in de eigen kerk gehouden moeten worden. Maar anderen zien in, dat het beter is om de initiatieven in de ʻwijk aan de andere kant van de autowegʼ te stimuleren als een PPP. Onder leiding van de wijkouderling, Karel, Els en inmiddels ook een aantal anderen, groeien er mooie dingen in de wijk. Naast de kringbijeenkomsten worden nu ook op zondagmiddag bijeenkomsten gehouden. Voor de Alphacursus die in september van start zal gaan zijn alweer 30 aanmeldingen ontvangen! De serie avonden over het thema ʻWat bezielt jeʼ wordt regelmatig herhaald, telkens bij iemand anders thuis, die daarvoor dan zijn/haar buren hartelijk uitnodigt. Het pioniers-avontuur gaat volop door!
31
Hoofdstuk 9: Op zoek naar moedige kerken en moedige pioniers We hebben tien denkbeeldige scenarioʼs beschreven. Tien wegen waarlangs een PPP zou kunnen ontstaan. Er zijn veel meer scenarioʼs te bedenken. Belangrijk is dat er iets opbloeit ʻvan onderafʼ. Dat er mensen zijn in de plaatselijke gemeenten, die met visie op avontuur durven gaan. Pioniers die in geloof op weg willen gaan. De kerk is niet altijd zuinig geweest op haar potentiële pioniers. Menigeen is gestrand in de stroperigheid van een vergaderlichaam, waar over elk nieuw idee eerst een jaar gepraat moet worden voordat men besluit dat het misschien toch niet de juiste tijd is om met dit idee aan de slag te gaan. Helaas moet ook van de kerk soms gezegd worden: ʻDoor gebrek aan visie gaat het volk ten onderʼ (Spr. 11: 14). Maar met het PPP plan ligt er een nieuwe uitdaging voor de kerk. Hebben wij de geestelijke moed om kansen te benutten in plaats van angsten te laten regeren? Om mogelijkheden te zien in plaats van bedreigingen. Gezegend de kerk die het aandurft om ruimte te bieden aan de pioniers. Met het PPP plan ligt er ook een nieuwe uitdaging voor de pioniers in onze kerk. Misschien zijn eerdere pogingen om te komen tot vernieuwing in de gemeente spaak gelopen. Misschien bent u er moe en mat van geworden. Durft u een nieuw avontuur aan? De Bijbel zegt: ʻWie hoopt op de HEER krijgt nieuwe kracht: hij slaat zijn vleugels uit als een adelaar, hij loopt, maar wordt niet moe, hij rent, maar raakt niet uitgeput.ʼ(Jes. 40: 31). Zou het niet geweldig zijn om met het PPP plan aan de slag te gaan? Daarbij de oude kaders van de moederkerk niet los te laten maar, als een dochter, vol liefde van én voor moeder, nieuwe wegen te ontdekken en te durven gaan?
32
Stappenplan
Grote doelen worden bereikt door het zetten van kleine stapjes. Een paar mogelijke stappen willen we benoemen.
Voor de pioniers:
U bent zoʼn pionier. U droomt uw dromen voor nieuwe vormen van gemeentezijn. Wat kunt u doen? 1. Neem de tijd om over uw ʻdroomʼ te bidden. Is dit echt een visie van God? Een belangrijke toetssteen is dat u vrede van God ervaart over uw plannen. 2. Neem de tijd om over uw ʻdroomʼ met anderen te praten en er samen over te bidden. Een belangrijke toetssteen is dat anderen Gods visie herkennen in uw droom en met u mee willen gaan op avontuur. 3. Spreek met uw predikant en overige kerkenraadsleden informeel over uw groeiende ʻdroomʼ. Wees open om de ʻdroomʼ bij te stellen vanuit de reacties van anderen. Maar doe dit biddend: versterkt het de geestelijke visie of verwatert het de visie? 4. Schrijf uw ʻdroomʼ op en laat hem lezen aan anderen: kan de ʻdroomʼ nog helderder verwoord worden? 5. Leg uw ʻdroomʼ formeel voor aan de kerkenraad en vraag hen om uitgezonden te worden als PPP missionair werker. 6. Verzamel een aantal mensen om u heen, die met u de visie voor de ʻdroomʼ delen. Vorm een geestelijke gemeenschap, die samen bidt, bijbel leest, elkaar bemoedigt en samen het plan gaan uitwerken. 7. Durf klein te beginnen en durf groot te groeien.
Voor de plaatselijke gemeente:
Soms denken we, dat we niemand kunnen missen voor de opbouw van onze gemeente. Nieuwe initiatieven worden dan ook als bedreigend ervaren: het is al zo moeilijk om mensen te vinden voor het lopende werk. Als we de Bijbel lezen, dan zien we dat het anders werkt: in Handelingen 13:2 zien we bijvoorbeeld, hoe de jonge gemeente in Antiochië twee van haar beste mensen uitzendt: Paulus en Barnabas. Ze leggen hen de handen op en laten hen gaan. Ook in onze plaats worden nog veel mensen niet bereikt met het evangelie door onze huidige vorm van kerk-zijn. Daarom is het goed om niet alleen af te wachten of er ʻpioniersʼ zijn die zich melden met een nieuwe visie, maar of we ze kunnen ontdekken en aanmoedigen om nieuwe wegen te zoeken. 33
Belangrijkste basisgedachte is, dat we niet moeten willen controleren, maar faciliteren: Het gaat er niet om dat alles ʻonder controleʼ van de kerkenraad blijft, maar dat we nieuwe visie en nieuwe initiatieven toejuichen, aanmoedigen en faciliteren. De Bijbel zegt: ʻDe zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd (Spr. 11: 25). Dat geldt ook voor de gemeente, die mensen ʻvrijʼ durft te stellen om mét haar zegen en ondersteuning nieuwe wegen te zoeken voor de boodschap van het heil in Christus. Ook hier kunnen enkele stappen genoemd worden: 1. Denk als kerkenraad zelf na over nieuwe mogelijkheden: als wij in onze gemeente een PPP zouden kunnen starten, hoe denken wij dan dat zoiets er uit zou moeten zien? 2. Een brainstorm-bijeenkomst voor de kerkenraad kan zo een aantal goede suggesties opleveren. Iets soortgelijks kan ook gedaan worden op een gemeente-avond of in het kringwerk. 3. De visie kan langs twee kanten groeien: de kerkenraad ontwikkelt een visie en vindt er mensen bij óf mensen melden zich en de kerkenraad ondersteunt hen bij het vormen van hun visie. 4. Als een PPP van start gaat is het van belang de gemeente hier nauw bij te betrekken. De oude gemeente is immers de ʻmoederʼ. Niets is er bemoedigender voor een moedergemeente dan om te zien dat een dochter groeit. 5. Hoe meer de moedergemeente de dochter kan steunen, hoe groter ook het positieve effect zal zijn voor de moedergemeente zelf. Tot nu toe zien we, dat moedergemeenten winnen aan vitaliteit door het steunen van een dochter-initiatief. 6. De dochter heeft een coach nodig. Het zou goed zijn als de moedergemeente die kan leveren. Als dat onmogelijk is, kan het goed zijn een coach te zoeken bij het Provinciale Diensten Centrum. 7. Het Evangelisch Werkverband kan dienen in de fase van visieontwikkeling en opstarten van een GGG.
34
Hoofdstuk 10: De landelijke kerk, de plaatselijke gemeenten en de PPP De visie voor Protestantse Pioniers Plekken wordt door het Evangelisch Werkverband aangeboden aan de kerk. Ze hoopt zo bouwsteen te mogen zijn voor de geestelijke vernieuwing van de kerk en deze aan te moedigen haar missionaire roeping gestalte te geven. Het gaat het Evangelisch Werkverband níet om het vormen van een nieuwe modaliteitsorganisatie binnen de kerk. Daarom hoopt het Evangelisch Werkverband, dat de generale synode en dienstenorganisatie van de kerk de visie voor de PPP willen overnemen. In sommige situaties kan een PPP ʻevangelicale trekjesʼ hebben. Maar in andere situaties kan een PPP juist weer een heel ander deel van de kerk ruimte bieden en helpen om nieuwe wegen te vinden. Het gaat dan ook om een kerkbreed initiatief. Protestantse Pioniers Plekken zullen alleen kans van slagen hebben als er sprake is van een heldere en omschreven identiteitsconceptie. Een heldere identiteit draagt altijd bij aan de groei en bloei van een gemeente, zowel in bestaande als in nieuwe situaties. Het is één van de vijf factoren, die Hendriks noemt als stimulans voor de vitaliteit van de gemeente. Hij schrijft: ʻOrganisaties met een duidelijke en gemeenschappelijke identiteitsconceptie zijn voor mensen aantrekkelijker dan organisaties waarbij hiervan geen of in mindere mate sprake is.ʼ8 Daarom hoeft het geen enkel probleem te zijn, als de identiteit van een PPP dochter afwijkt van die van haar moeder. Als dit maar helder is en binnen de kaders van het belijden van de kerk (zie hoofdstuk 5). Hoe moet de kerk omgaan met een visie, zoals nu wordt neergelegd vanuit het Evangelisch Werkverband? Het is natuurlijk de vraag of dat aan de vernieuwingsbeweging binnen de kerk is om aan te geven. Dat moet de kerk zelf uitmaken. 35
Wij zouden ons echter kunnen voorstellen dat dit rapport haar weg vindt naar synodeleden en dienstenorganisatie. Dat de visie verder wordt uitgewerkt. Dat het onderwerp van gesprek kan zijn in classicale vergaderingen en werkgemeenschappen van predikanten. Dat plaatselijke gemeenten en gemeenteleden geïnformeerd worden en ermee aan de slag gaan. Hoe zou het zijn als er een soort ʻtwee-richtingenverkeerʼ ontstaat: visieontwikkeling van boven naar beneden en van beneden naar boven? Van pioniers die aan de slag willen in hun plaatselijke context en met het Protestantse Pioniers Plekken plan in de hand bij hun kerkenraad aankomen én van een dienstenorganisatie die kerkenraden helpt bij het ontwikkelen van visie ook op dit gebied? Van een synode die zegt: ja, deze kant moeten we op durven gaan én van gemeenteleden die het geloofsavontuur in de praktijk aangaan door nieuwe wegen te zoeken naar de harten van mensen en bouwen aan nieuwe geloofsgemeenschappen binnen de kaders van de Protestantse Kerk in Nederland? In dat verlangen bieden we de kerk deze nieuwe visie aan: Hoe zou het zijn als iedere (wijk-) gemeente in Nederland de uitdaging aangaat om zwanger te worden van nieuwe visie, de durf heeft om nieuwe stappen te zetten en de moed heeft om dochtergemeenten ter wereld te brengen, die het misschien anders doen dan zij gewend zijn, maar die toch van harte ondersteund en gezegend worden vanuit de moedergemeente!
36