Allochtonen in de Nederlandse dagbladpers: een vergelijkend onderzoek
Maaike Dekkers Universiteit van Tilburg September 2006
Allochtonen in de Nederlandse dagbladpers: een vergelijkend onderzoek
Masterthesis Interculturele Communicatie September 2006
Maaike Dekkers
[email protected]
Begeleider: Prof. dr. W.A. Shadid Tweede lezer: Drs. J. Schaafsma
Faculteit Communicatie en Cultuur Universiteit van Tilburg
Voorwoord Vanuit mijn behoefte aan verdieping ben ik na mijn HBO-studie in september 2005 begonnen aan de verkorte studie Interculturele Communicatie. Mijn interesse voor interculturele communicatie is in de loop der jaren ontstaan door gesprekken met verschillende mensen, ervaringen in het buitenland en de ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving ten aanzien van diversiteit. Het idee voor deze scriptie komt voort uit een kleinschalig onderzoek dat ik heb uitgevoerd voor het vak Interculturele Communicatie. In dat onderzoek ging het om de mogelijk positieve invloed van de media, in het bijzonder de televisieprogramma’s PREMtime en Raymann is laat, op de beeldvorming van mensen ten aanzien van allochtonen in de Nederlandse samenleving. In deze scriptie wordt ingegaan op de negatieve beeldvorming via de pers. De landelijke dagbladen Trouw, De Telegraaf en de Volkskrant zijn geanalyseerd ten einde uitspraken te kunnen doen over de overeenkomsten en verschillen tussen de dagbladen in de berichtgeving over allochtonen en allochtone vraagstukken.
Graag wil ik iedereen bedanken die op eigen wijze heeft bijgedragen aan deze scriptie. Allereerst wil ik mijn scriptiebegeleider, Prof. dr. W. Shadid, van harte bedanken voor zijn deskundige begeleiding en zijn aandeel in een systematische berenjacht. Daarnaast wil ik graag Hans Goosen bedanken voor alle waardevolle en leerzame gesprekken met betrekking tot de planning en aanpak van deze onderneming, en voor de taalkundige correcties van mijn teksten. Zouligha El Bahi en Margreet Schuiling wil ik bedanken voor hun aanwezigheid, de afleiding en de gezelligheid, maar ook voor de adviezen en het inhoudelijk commentaar tussendoor. Verder wil ik graag mijn oma bedanken voor het bewaren van de exemplaren van Trouw die ik nodig had voor mijn onderzoek. Met het besef dat ik zonder genoemde begeleiding en steun van mijn omgeving niet zover was gekomen, wil ik tenslotte ook Pim Goosen, mijn ouders en mijn broer, mijn vrienden, en alle anderen die (indirect) aanwezig waren tijdens het schrijven van deze scriptie heel erg bedanken.
Maaike Dekkers Tilburg, 12 september 2006
Inhoudsopgave
Inleiding...........................................................................................................................................9
1
Theoretisch kader.................................................................................................................13 1.1 1.1.1
Sociologie...............................................................................................................13
1.1.2
Politiek ...................................................................................................................14
1.2
2
Oorzaken van negatieve opvattingen .............................................................................13
Theorieën over de effecten van de media.......................................................................15
1.2.1
De media hebben veel invloed ...............................................................................16
1.2.2
Zowel de media als het publiek zelf hebben invloed .............................................21
1.3
Tekortkomingen van de media .......................................................................................24
1.4
Onderzoek naar beeldvorming over allochtonen in dagbladen.....................................26
1.5
Gevolgen van negatieve beeldvorming ..........................................................................29
1.6
Veranderen van vooroordelen via de media...................................................................30
1.7
Strategieën en aanbevelingen voor de journalistiek.......................................................31
1.8
Onderzoeksvragen..........................................................................................................35
Methode en technieken ........................................................................................................37 2.1
Selectie en analyse van kranten en artikelen in eerder onderzoek .................................37
2.1.1
Selectie van de kranten...........................................................................................37
2.1.2
Selectie van artikelen .............................................................................................38
2.1.3
Analyse van artikelen .............................................................................................39
2.2
Selectie en analyse van kranten en artikelen in dit onderzoek .......................................41
2.2.1
Definiëring .............................................................................................................42
2.2.2
Selectie van kranten ...............................................................................................44
2.2.3
Typering van de geselecteerde kranten ..................................................................44
2.2.4
Selectie van artikelen .............................................................................................45
2.2.5
Analyse van artikelen ............................................................................................45
2.2.6
Bijzonderheden bij de data.....................................................................................48
3
Analyse van de resultaten ....................................................................................................49 3.1 3.1.1
Sociaal-culturele zaken ..........................................................................................52
3.1.2
Immigratie ..............................................................................................................56
3.1.3
Politiek ...................................................................................................................61
3.1.4
Religie ....................................................................................................................66
3.2
Karakterisering van de inhoud van de berichtgeving.....................................................69
3.2.1
Genre ......................................................................................................................69
3.2.2
Soort bericht ...........................................................................................................71
3.2.3
Kwalificatie bericht ................................................................................................73
3.2.4
Second opinion, weerwoord en een vergelijking met autochtonen ........................74
3.3
Karakterisering van de vorm van de berichtgeving .......................................................74
3.3.1
Plaats van de berichtgeving in de krant..................................................................75
3.3.2
Omvang van de onderzochte berichten ..................................................................76
3.3.3
Omvang van de foto’s bij de onderzochte berichtgeving.......................................77
3.4
4
Globaal overzicht van de onderwerpen in de berichtgeving ..........................................49
Karakterisering van de actoren die in de berichtgeving aan bod komen .......................77
3.4.1
Sekse actoren..........................................................................................................78
3.4.2
Etniciteit actoren ....................................................................................................79
3.4.3
Functie actoren .......................................................................................................80
Conclusies..............................................................................................................................83
Bronverwijzing .............................................................................................................................89
Bijlagen..........................................................................................................................................93 Bijlage 1: Codeboek ...................................................................................................................94 Bijlage 2: Categorisering van kranten en foto’s.........................................................................99
Inleiding Op 11 mei 2000 kopte de Volkskrant met ‘Integratie stopt bij de voordeur’. Het artikel doet verslag van een onderzoek naar de islam en de multiculturele samenleving, zoals dat is uitgevoerd in opdracht van de Volkskrant. Hieruit blijkt dat de helft van de Turken en Marokkanen zich niet Nederlands voelt, een kleine minderheid zou zich evenveel Nederlands als Turks of Marokkaans voelen. In een artikel in de Telegraaf van 4 augustus 2005 waar het Minderheden onderzoek op de Arbeidsmarkt wordt gepresenteerd, blijkt dat jonge Antillianen en Arubanen zich steeds minder Nederlander voelen en steeds meer allochtoon. Het gevoel allochtoon te zijn is afgelopen jaar toegenomen. Onder Surinamers en onder Marokkanen groeide dit gevoel het meest. In de Trouw van 4 augustus 2005 stond een artikel over hetzelfde onderzoek met als titel ‘Allochtonen voelen zich meer allochtoon’. Daarin werd vermeld dat bij allochtonen het gevoel allochtoon te zijn in 2005 was toegenomen in vergelijking met 2004. Een andere conclusie uit het onderzoek van de Volkskrant in 2000 was dat veertig procent van de allochtone en autochtone Nederlandse jongeren een onoverbrugbare kloof ziet tussen de westerse waarden en islamitische familiewaarden. Daarbij vreest ruim een kwart van de autochtonen het ‘islamitisch gevaar’ en ziet een kwart van de Turken en een derde van de Marokkanen WestEuropa als een gevaar voor de islam. In een artikel in de Telegraaf van 15 juli 2005 worden resultaten uit een internationaal onderzoek gepresenteerd. Daaruit blijkt dat in Nederland 51% van de Nederlanders negatief staan ten opzichte van moslims. Van de ondervraagde volkeren blijken Nederlanders de meeste problemen te hebben met moslims. Dit rechtvaardigde voor de schrijver van het artikel de conclusie dat in Nederland de publieke opinie zich tegen moslims keerde.
Brants (1998) heeft onderzoek gedaan naar de opvattingen van Nederlanders over ‘buitenlanders’ en zegt dat deze opvattingen stabiel zijn over de jaren. Uit het onderzoek komt wel naar voren dat Nederlanders door de tijd heen op sommige punten toleranter zijn geworden en op andere punten juist weer niet. Ook Gijsberts & Davos (2005) hebben onderzoek gedaan naar de opvattingen over allochtonen door middel van het uitdelen en analyseren van enquêtes. Het onderzoek ging specifiek in op de stereotypering van allochtonen en autochtonen onderling, de houding van
9
allochtonen en autochtonen ten opzichte van minderheden en het door allochtonen ervaren klimaat ten opzichte van minderheden. Uit het onderzoek van Gijsberts & Davos (2005) komt onder andere naar voren dat over het geheel genomen de opvattingen van allochtonen en autochtonen over elkaar redelijk mild zijn. Allochtonen zijn iets positiever over autochtonen dan omgekeerd. De houding van allochtonen en autochtonen ten opzichte van minderheden is in de verschillende groepen erg gemengd. Een gemeenschappelijke noemer is dat zowel allochtonen als autochtonen over het algemeen vinden dat er teveel allochtonen zijn. Autochtonen lijken een negatievere houding te hebben ten opzichte van minderheden dan allochtonen. Met betrekking tot het klimaat dat allochtonen in Nederland ervaren, onderschrijven allochtonen de stelling dat Nederland open staat voor andere culturen. Ze zijn daarentegen het minst te spreken over de kansen die buitenlanders in Nederland krijgen. De uitkomsten uit het onderzoek van Gijsberts & Davos (2005) zijn iets positiever dan de bevindingen van Shadid (1998). Shadid (1998) heeft de negatieve beelden van autochtonen over allochtonen zoals die in de literatuur naar voren komen, zichtbaar gemaakt. De beelden die uit de literatuur naar voren komen, hebben betrekking op onder andere de vermeende inferieure cultuur van allochtonen, en in het bijzonder de cultuur van allochtonen met een islamitische achtergrond, die een gevaar zou vormen voor de Nederlandse cultuur. De westerse cultuur wordt als superieur beschouwd. Argumenten daarvoor zijn de Verklaringen van de Rechten van de Mens en de vrijheid van meningsuiting die in deze westerse cultuur besloten zouden liggen. Een islamoloog die de islam als een tijdbom onder de Nederlandse samenleving ziet, en een emeritus hoogleraar Arabisch die stelt dat moslims minder gericht zijn op verzoening tussen de islam en het christendom, maar juist op uitbreiding van de islam en de ondergang van het christendom, bevestigen dit beeld. Ook gezinsverhoudingen, met name de positie van de vrouw, en de relatie tussen ouders en kinderen zijn in de onderzochte literatuur volgens Shadid (1998) een bron van afkeuring. Vrouwen zouden een ondergeschikte positie bekleden binnen een huwelijk waarin de huwelijkspartners geen wederzijdse affectie kennen. Kinderen zouden voornamelijk nuttig zijn voor status en macht. Allochtone ouders zouden daarom ook niet van hun kinderen houden en ze als vervangbaar beschouwen. Daarnaast zouden Turken en Marokkanen een fatalistische en collectivistische instelling hebben die hen zou beletten individuele initiatieven te ontplooien. Ook verbetering van hun maatschappelijke positie zou daardoor worden belemmerd. Deze instelling zou zich uiten in een onderdanige en afhankelijke houding die tot problemen zou leiden in de hulpverlening. Ten
10
slotte zouden Turken en Marokkanen onaangepast gedrag vertonen ten aanzien van de Nederlandse samenleving. Sommige schrijvers vinden van allochtone zijde geen bereidheid zich aan te passen en interpreteren de oprichting van islamitische scholen als een verzet tegen aanpassing. Shadid (1998) merkt hierbij op dat dergelijke conclusies in de onderzochte literatuur weinig onderbouwd zijn. Het gaat voornamelijk om anekdotes en persoonlijke impressies. De beelden zijn volgens hem sterk vertekend. Dit geldt niet alleen voor autochtonen over allochtonen maar ook voor allochtonen over autochtonen. Deze vertekening kan volgens Shadid (1998) het gevolg zijn van de culturele achtergrond van de schrijvers: “(…) de eigen cultuur is het prisma waarmee naar anderen wordt gekeken en dat prisma bepaalt in grote mate de selectiviteit van de waarnemer.” (Shadid, 1998:206). Ook kunnen volgens hem de eigen ervaring, de context waarin die plaatsvindt, het sociale netwerk en de sociaal-economische positie van de schrijvers de oorzaak zijn van de vertekening.
Negatieve beelden over allochtonen lijken ook anno 2006 niet uit de wereld. In dit onderzoek zal worden ingegaan op de relatie tussen negatieve beelden over allochtonen in de Nederlandse samenleving en de rol van de media in die negatieve beeldvorming. Verschillende Nederlandse dagbladen worden onderling vergeleken ten aanzien van hun berichtgeving over allochtonen en allochtone zaken. Deze scriptie is opgebouwd uit vier hoofdstukken. Allereerst wordt in hoofdstuk 1 een theoretisch kader geschetst waarbinnen het onderzoek kan worden geplaatst. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de methode en technieken die zowel in eerder onderzoek als in dit onderzoek is toegepast. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de resultaten. Ten slotte worden in hoofdstuk 4 de conclusies weergegeven die voortkomen uit dit onderzoek.
11
12
1
Theoretisch kader
In dit hoofdstuk wordt een kader geschetst waarbinnen het onderzoek dat is uitgevoerd kan worden geplaatst. Aan bod komen mogelijke oorzaken van negatieve opvattingen over allochtonen. Daarbij wordt in paragraaf 1 ingegaan op oorzaken binnen de sociologie en de politiek, en wordt in paragraaf 2 ingegaan op oorzaken binnen de media. Verschillende mediatheorieën worden daarbij behandeld. In paragraaf 3 worden een aantal tekortkomingen van de media onder de loep genomen. Daarna worden in paragraaf 4 drie studies beschreven die ingaan op de beeldvorming over allochtonen in de pers. Vervolgens wordt in paragraaf 5 ingegaan op de gevolgen van negatieve beeldvorming in de media. In paragraaf 6 wordt daarna globaal ingegaan op de mogelijkheid van het veranderen van vooroordelen via de media, in paragraaf 7 komen daarbij specifiek een aantal strategieën en aanbevelingen aan bod. In paragraaf 8 ten slotte worden de onderzoeksvragen voor dit onderzoek gepresenteerd.
1.1
Oorzaken van negatieve opvattingen
In de inleiding is ingegaan op de heersende opvattingen over allochtonen. Uit onderzoek van Shadid (1998) blijkt dat deze niet bijzonder positief genoemd kunnen worden. De oorzaken van de negatieve opvattingen over allochtonen worden door onderzoekers onder andere gezocht in de sociologie en in de politiek. Hieronder worden deze oorzaken kort beschreven.
1.1.1
Sociologie
Verklaringen voor negatieve attituden ten aanzien van minderheden worden vaak gezocht in de sociaal-psychologische en sociologische theorieën. Een daarvan is de sociale identiteitstheorie van Taijfel (Vergeer, 2000). De veronderstelling van deze theorie is dat mensen streven naar een positieve identiteit. Dit kan bereikt worden door deel uit te maken van groepen met een hoge status en een goede maatschappelijke positie. Een bekend verschijnsel daarbij is dat groepsleden de neiging hebben bepaalde karakteristieken van de eigen groep en de andere groep te
13
overdrijven, zodat het onderscheid tussen in-group en out-group duidelijker wordt. Een ander verschijnsel dat optreedt, is dat men zich over de leden van de outgroup zeer generaliserend uitlaat, terwijl men zich over de eigen groep juist genuanceerd uitlaat. Dit wordt ook wel positive distinctness genoemd (Vergeer 2000). Deze theorie heeft de beperking dat ze vrij algemene uitspraken doet en dat ze weinig specifiek is over de verdere ontwikkelingen in de tijd met daarbij de vraag of die ontwikkelingen zich bij alle groepsleden even sterk voordoet. Een theorie die daar wel aandacht aan besteedt, is de realistisch-conflicttheorie. Deze theorie geeft een verklaring voor het mechanisme beschreven in de sociale identiteitstheorie van Taijfel. Doordat groepen bepaalde belangen hebben die betrekking hebben op schaarse goederen, zowel in de zin van materiële goederen zoals inkomen of huisvesting, als in de zin van immateriële goederen zoals status en macht, ontstaat er een conflict. Wat de ene groep heeft, kan de andere groep niet hebben. Dit conflict leidt ertoe dat enerzijds de identificatie en solidariteit met de eigen groep wordt vergroot en anderzijds negatieve gevoelens naar de andere groepen toenemen. Een combinatie van de sociale identiteitstheorie en de realistisch-conflicttheorie levert volgens Vergeer (2000) het beeld op dat feitelijke concurrentie in de vorm van status, inkomen of huisvesting invloed heeft op subjectief ervaren dreiging of concurrentie. Dit leidt tot een sterke identificatie met de eigen groep en etnocentrische gevoelens zoals discriminatie of uitsluiting jegens andere groepen. Aangezien allochtonen in Nederland zich overwegend in de zwakkere posities binnen de samenleving bevinden, ervaren autochtonen in dezelfde posities de meeste concurrentie van allochtonen. Het gaat dan vooral om lager opgeleide autochtone Nederlanders, middenstanders en werklozen.
1.1.2
Politiek
Een andere oorzaak van negatieve beeldvorming heeft te maken met politiek. Volgens Verstraeten (1991) gaan Europese onderzoekers ervan uit dat een intolerante of racistische houding wordt veroorzaakt door economische omstandigheden en het politieke cynisme. Volgens hem is “het onaangepast of onbestaand beleid van de overheid (...) ongetwijfeld op dit vlak een (...) oorzakelijke factor” (Verstraeten, 1991:18). Verstraeten (1991) vindt echter wel dat de media door het kader waarbinnen informatie wordt gepresenteerd, het publiek argumenten in handen geven om een xenofobe houding te kunnen verantwoorden. Hij verwijst hierbij naar onderzoek 14
van Van Dijk (1978) waarin mensen wordt gevraagd hun racistische houding te beargumenteren. In de meeste gevallen verwezen mensen naar zaken die ze in de media hebben gezien, gehoord of gelezen. Nederlandse onderzoekers leggen volgens Brants (1998) de oorzaak van deze houding bij de beeldvorming in de media.
In de volgende paragraaf zal dan ook uitgebreid worden ingegaan op onderzoek naar de effecten van de media op de beeldvorming van het publiek.
1.2
Theorieën over de effecten van de media
In de twintigste eeuw is het aantal massamedia toegenomen door de komst van film, radio, televisie en digitale media. Daarnaast is het bereik van deze media toegenomen waardoor steeds meer mensen werden geconfronteerd met verschillende mediaboodschappen. Door deze ontwikkelingen ontstond halverwege de twintigste eeuw maatschappelijke bezorgdheid over de mogelijk kwalijke invloeden van mediaboodschappen, vooral over de invloed van geweld op televisie (De Boer & Brennecke, 2003).
In dit onderzoek zal worden ingegaan op de bijdrage van de media aan negatieve opvattingen ten aanzien van allochtonen. De komst en aanwezigheid van etnische minderheden in Nederland blijkt vaak samen te gaan met negatieve opvattingen ten aanzien van deze groepen (Vergeer, 2000). In de wetenschap wordt voor onderzoek naar de effecten van de media niet alleen gebruik gemaakt van sociale en psychologische theorieën, daarnaast zijn er specifiek binnen de communicatiewetenschap nieuwe theorieën ontwikkeld. In deze paragraaf zal worden ingegaan op twee stromingen binnen de massacommunicatie die de effecten bespreken van de media op het publiek (De Boer & Brennecke, 2003). De eerste stroming gaat uit van een grote invloed van de media op negatieve attituden; de onderzoeken van Van Dijk (1983, 1997, 2000) passen binnen deze stroming; bij de bespreking zullen de begrippen agendasetting, priming en framing aan bod komen. De tweede stroming gaat uit van de invloed van zowel de media als het publiek zelf op negatieve attituden. Bij de bespreking van de tweede stroming wordt ingegaan op de culturele indicatorenbenadering en op onderzoek van Vergeer (2000).
15
1.2.1 De media hebben veel invloed De vertegenwoordigers van de eerste stroming gaan ervan uit dat de media veel macht hebben. Zij onderzoeken de media-inhoud en het publiek om te achterhalen welke effecten bij het publiek zullen optreden. De media spelen volgens Van Dijk (1997) een belangrijke rol in de voortzetting van de huidige etnische status quo, net als in de voortzetting van racisme en etnische ongelijkheid. Een aantal zaken zijn volgens Van Dijk (1983, 1997) van belang in de productie van negatief nieuws over minderheden. Ten eerste is de nieuwswaarde van belang. Omdat over dingen die goed gaan, weinig valt te zeggen, zijn deze niet erg opwindend en dus niet interessant. Dat zou wel het geval zijn bij problemen en conflicten, en dat verklaart waarom deze eerder in de krant komen dan goed nieuws. Ten tweede bestaat er een etnocentristische tendens om minder en negatiever te schrijven over zij-groepen. Doordat voornamelijk de autochtone elite toegang heeft tot de media wordt het perspectief van deze elites in de media als leidraad gebruikt (Van Dijk 1983, 1997, 2000). De perspectieven hebben betrekking op onderwerpen als het minderhedenbeleid, etnische ongelijkheid, racisme en vooroordelen. Deze benadering van Van Dijk is in overeenstemming met wat in de theorie als agendasetting wordt aangeduid. De ideeën achter het begrip agendasetting hebben al hun oorsprong in de jaren vijftig van de twintigste eeuw.
Agendasetting De agendasettingtheorie gaat ervan uit dat media, door hun selectie van onderwerpen, voor het publiek bepalen wat belangrijk is (De Boer & Brennecke, 2003). Volgens de agendasettingtheorie komt datgene waar het publiek over praat en denkt, uit de media. Bernard Cohen heeft dit treffend weergegeven in de volgende veel geciteerde uitspraak: “The press (...) may not be successful much of the time in telling people what to think, but is stunningly successful in telling people what to think about.” (Cohen, 1993:13 in De Boer & Brennecke, 2003:186). Men spreekt van agendasetting als er een zodanige overeenkomst tussen de media-agenda en de publieksagenda kan worden geconstateerd dat het verschil niet gebaseerd kan zijn op toeval. Een verklaring voor het optreden van een agendasetting-effect wordt gezocht in de psychologie. Volgens McCombs (1994, in De Boer & Brennecke, 2003) heeft de mens over het algemeen voortdurend behoefte aan oriëntatie op zijn omgeving. Naarmate een individu onzekerder is over een bepaald onderwerp of meer interesse heeft in een bepaald onderwerp, wordt de behoefte aan 16
informatie over de omgeving sterker. Onderzoek naar agendasetting heeft tot nu toe aangetoond dat het effect van de media-agenda’s op de publieksagenda’s vrij groot is. Er is bijvoorbeeld ondersteuning te vinden voor de hypothese dat de media invloed hebben op wat het publiek als wel of niet relevante maatschappelijke problemen ziet, maar ook voor de hypothese dat de onderwerpen die de media benadrukken niet noodzakelijk de werkelijkheid reflecteren. Ook ondersteunt onderzoek tot nu toe de hypothese dat de interpretatiekaders die de media gebruiken van invloed zijn op de interpretatiekaders die het publiek gebruikt. Het effect van agendasetting is echter afhankelijk van de rol die interpersoonlijke communicatie speelt. Hierdoor zou men kunnen zeggen dat agendasetting niet alleen een aangelegenheid is die zich puur en alleen afspeelt binnen de media; ook het publiek zou op agendasetting van invloed kunnen zijn. Op twee manieren kan interpersoonlijke communicatie van invloed zijn op het agendasetting-effect. Enerzijds kan het agendasetting-effect klein zijn als men veel gebruik maakt van interpersoonlijke communicatie en weinig gebruik maakt van informatie via de media. Anderzijds kan het agendasetting-effect juist versterkt worden als de interpersoonlijke communicatie aansluit bij de media-inhoud. Doordat men praat en nadenkt over de door de media aangereikte onderwerpen, kan dit een homogeniserend effect hebben op de verschillende groepen in de maatschappij: er kan consensus ontstaan binnen het publiek; het publiek vormt daardoor een gemeenschap. Dit homogeniserend effect ontstaat wanneer de groepen waartussen verschillen bestaan van dezelfde of zeer sterk overeenkomstige media gebruik maken. Daarnaast ontstaat een homogeniserend effect wanneer de individuen in hoge mate ontvankelijk zijn voor agendasettingeffecten. Deze ontvankelijkheid hangt af van een groot aantal factoren waaronder taalgebruik, mate van blootstelling aan het medium, vertrouwen in het medium.
Volgens Van Dijk (1997) worden kritische stemmen die de minderheden representeren over het algemeen door de media gemarginaliseerd en aan de kant gezet. Elk onderwerp dat een andere visie laat zien, wordt verder onderbelicht gelaten: “Thus, young Moroccans in the Netherlands have easy topical access to the front pages of the quality press when a scholarly or bureaucratic report shows that they engage in street crime, but not when other documents show how they are being victimized by discriminatory employers wo refuse to hire them.” (Van Dijk, 1997:19). De onderwerpen die de media behandelen met betrekking tot minderheden zijn dan ook weinig gevarieerd en gaan voornamelijk over problemen. Hiermee wordt het publiek een schema of
17
frame aangereikt dat hen helpt de groepen te plaatsen. De zij-groep wordt daarbij over het algemeen gepresenteerd als problematisch en gevaarlijk voor de samenleving. Dit mechanisme is in de literatuur scherp geformuleerd door middel van de concepten priming en framing.
Priming Priming wordt sinds de jaren tachtig in verband gebracht met agendasetting. Priming is echter niet het op de agenda zetten van bepaalde onderwerpen door de media maar het bepalen van de beoordelingsmaatstaven voor het publiek. Priming is het psychologisch proces waarbij de aandacht van de media voor bepaalde aspecten van onderwerpen het geheugen van mensen activeert en waardoor invloed uitgeoefend wordt op het informatieverwerkingsproces en de meningsvorming. Een waardeoordeel wordt vaak intuïtief gegeven op basis van de meest toegankelijke informatie. De meest toegankelijke informatie is vaak datgene wat men recent en in grote hoeveelheden heeft gehoord, gelezen of gezien. Als het accent van de verslaggeving over president Bush vooral gericht is op de manier waarop hij in zijn persoonlijke leven bijvoorbeeld veel aandacht besteedt aan zijn gezin, dan zal het publiek hem anders beoordelen dan wanneer de kranten bol zouden staan van bijvoorbeeld de weinig effectieve manier waarop hij om is gegaan met de opbouw van de stad New Orleans na de verwoestingen door de orkaan Katrina. Agendasetting leidt er in beide gevallen toe dat er over Bush gepraat wordt, priming bepaalt echter over welke eigenschappen van Bush er wordt gepraat. Deze meningsbeïnvloeding geschiedt niet op basis van inhoudelijke argumenten of overreding. Het is echter wel zo, dat naarmate men meer kennis heeft over een bepaald onderwerp, de berichtgeving minder invloed uitoefent op die persoon. Volgens De Boer & Brennecke (2003) kan priming ook worden beschouwd als mogelijke psychologische verklaring voor agendasetting en framing. Door de uitbreiding van het concept agendasetting met het concept van priming kan in de theorie beter beschreven worden hoe sterk de invloed van de media op het publiek kan zijn.
Framing Framing heeft betrekking op de productie, de inhoud en de effecten van mediaboodschappen. Daarbij speelt de selectie van kenmerken en eigenschappen die van belang zijn bij een bepaald onderwerp door de journalist een belangrijke rol. Deze selectie is afhankelijk van interne en externe factoren. Interne factoren zijn bijvoorbeeld de tijd die de journalist heeft voor het
18
schrijven van een artikel of de waarden en normen van de journalist. Externe factoren zijn bijvoorbeeld belangengroeperingen, de politiek, en voorlichters. Door selectie van kenmerken en eigenschappen bepalen media niet alleen de onderwerpen die bij het publiek onder de aandacht komen, maar ook het frame van waaruit het publiek het onderwerp zal interpreteren. Dit heeft bijvoorbeeld invloed op de vraag bij wie het publiek de verantwoordelijkheid legt voor bepaalde problemen die in het nieuws worden aangesneden. Framing heeft invloed op zowel individueel als maatschappelijk niveau. Op individueel niveau kan framing het informatieverwerkingsproces beïnvloeden en attitudes over een bepaald onderwerp veranderen. Op maatschappelijk niveau kan framing sociale en politieke processen beïnvloeden zoals collectief gedrag en beleidsbeslissingen. Het verschil met agendasetting is dat priming en framing niet alleen betrekking hebben op waarover mensen praten en denken maar ook op hoe mensen over deze zaken praten en denken. Semetko & Valkenburg (2000) hebben een kwantitatieve inhoudsanalyse gedaan van de meest gebruikte frames in het landelijke Nederlandse nieuws van 1 mei tot 20 juni 1997. In deze periode vond de Europtop plaats. Hun onderzoek gaat na hoe hierover door de media werd gerapporteerd. Er zijn zowel kranten, De Telegraaf, Algemeen Dagblad, Volkskrant en NRC Handelsblad, als televisieprogramma’s geanalyseerd: NOS-Journaal, RTL-Nieuws en Hart van Nederland. Het onderzoek had onder andere als doel erachter te komen of het gebruik van frames in televisienieuws en in de pers verschilt tussen en binnen deze media. In het onderzoek is gekozen voor een deductieve manier van werken. Bij de deductieve manier worden van tevoren een aantal frames gedefinieerd en wordt in het nieuwsverhaal gekeken of die vastgestelde frames aanwijsbaar zijn. Deze methode kan makkelijk worden herhaald; het gevaar is alleen dat bepaalde aanwezige, niet van tevoren gedefinieerde frames over het hoofd kunnen worden gezien. Het is daarentegen makkelijk om verschillen tussen de verschillende media te onderzoeken. Semetko & Valkenburg (2000) onderscheiden in hun onderzoek naar framing vijf frames in het nieuws: 1. Conflict frame: de nadruk ligt hier op het conflict tussen individuen, groepen of instituten als een manier om de interesse van het publiek te wekken. 2. Human interest frame: de nadruk ligt in dit frame op het persoonlijke of emotionele perspectief van een gebeurtenis, onderwerp of probleem. 3. Economic consequences frame: in dit frame ligt de nadruk op de economische consequenties van een gebeurtenis, probleem of onderwerp voor individuen, groepen,
19
instituties, regio’s of landen. 4. Morality frame: een probleem, onderwerp of gebeurtenis wordt in dit frame geplaatst in de context van morele beschrijvingen of religieuze grondbeginselen. Meestal gebeurt dit indirect door citaten of het verwoorden van bepaalde standpunten van anderen. 5. Responsability frame: in dit frame wordt een probleem, onderwerp of gebeurtenis gepresenteerd op zo’n manier dat de verantwoordelijkheid voor de oplossing ervan ofwel bij de overheid ofwel bij het individu of de groep wordt gelegd.
Over het algemeen valt het in de pers op dat op een schaal van sensationeel nieuws naar sober en serieus nieuws De Telegraaf te plaatsen valt aan de kant van het sensationele nieuws, AD in het midden, en NRC aan de kant van het sobere en serieuze nieuws. Hoe sensationeler het nieuws, hoe meer aandacht de krant besteedt aan criminaliteit. Andersom geldt: hoe soberder het nieuws, hoe meer aandacht er is voor buitenlands, Europees, politiek en economisch nieuws. Bij het televisienieuws valt het NOS-Journaal te plaatsen aan de sobere kant en Hart van Nederland aan de sensationele kant. Tussen het NOS-Journaal en RTL-Nieuws was weinig verschil; alleen besteedde het NOS-Journaal meer aandacht aan Europa en RTL-Nieuws meer aandacht aan economie. Uit de resultaten kwam naar voren dat het responsability frame het meest voorkwam in het nieuws, daarna het conflict frame en het economic frame. Deze frames werden het meest gebruikt door de serieuze en sobere media. Daarna kwam het human interest frame vaak voor; dit frame werd vooral gebruikt door de sensationelere media, terwijl het morality frame nauwelijks voor kwam. Uit de resultaten kwam ook naar voren dat berichten over Europa en Europese integratie vaker werden geframed in het responsability en het economic consequences frame dan berichten over criminaliteit. Berichten over criminaliteit werden vaker geframed in het human interest frame.
Via de media krijgt men toegang tot de publieke discussie; de media zijn daarbij doorgeefluik van kennis, ideologieën en houdingen. Het is volgens Van Dijk (1983) daarom ook niet verwonderlijk dat de witte lezers een vertekend beeld krijgen van het minderhedenbeleid. Daarbij speelt ook mee dat de meeste lezers weinig tot geen contract hebben met de etnische groepen; zo is het beeld dat de media schetsen daarom het enige beeld dat ze hebben van etnische groepen. Naast het feit dat media in het algemeen onvoldoende en op een negatieve of eenzijdige manier berichten over
20
minderheden in de samenleving, hebben ze ook nauwelijks een beleid ontwikkeld voor de bespreking
van
minderheden
in
de
krant
en
weinig
directe
contacten
met
minderhedenorganisaties. Er zijn bovendien weinig mensen uit die minderheidsgroepen in dienst van de media. Op deze manier, moedwillig of niet, spelen de media volgens hem een belangrijke rol in de voortzetting van racisme in de samenleving. Ondanks de officiële regels tegen discriminatie en racisme in de Nederlandse samenleving worden volgens Van Dijk (2000) bijvoorbeeld in bepaalde brieven in kranten openlijk etnische of racistische vooroordelen gepresenteerd zonder enige vorm van weerlegging. Van Dijk (2000) heeft het daarom over the new racism. In het nieuwe racisme worden minderheden niet beschreven als biologisch inferieur zoals in de bekende, ‘traditionele' vorm van racisme, maar anders, voornamelijk in termen van deficiënties die gecorrigeerd zouden moeten worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om drugsgebruik, eenoudergezinnen en mensen die leven van een uitkering. Nieuw racisme komt voornamelijk voor op het gebied van geschreven teksten en gesprekken, zoals normale conversaties, vergaderingen, sollicitatiegesprekken, politieke propaganda, tv-programma’s en kranten. Het is niet zo duidelijk zichtbaar als het ‘traditionele’ racisme, het wordt zelfs als natuurlijk en normaal ervaren door leden van de dominante groep, maar het marginaliseert en sluit volgens Van Dijk (1997) net zo effectief minderheden uit.
1.2.2
Zowel de media als het publiek zelf hebben invloed
De vertegenwoordigers van de tweede stroming besteden zowel aandacht aan het publiek als aan de inhoud van de media. Of de media veel invloed hebben of dat het publiek zelf voor een effect zorgt is beide niet uitgesloten. Een voorbeeld van een theorie binnen deze stroming is de culturele-indicatorenbenadering.
Culturele-indicatorenbenadering De culturele-indicatorenbenadering van Gerbner (Vergeer, 2000 en De Boer & Brennecke, 2003) is uitgewerkt naar aanleiding van de maatschappelijke bezorgdheid over de invloed van televisie op het publiek. Volgens Gerbner is massacommunicatie geen eenzijdig en lineair proces. Enerzijds worden de opvattingen van het publiek bepaald door de media-inhoud, anderzijds dringen opvattingen van het publiek, of elementen daarvan, door tot de media-inhoud. De 21
culturele-indicatorenbenadering omvat daarom een aantal verschillende uitgangspunten.
Uitgangspunten Een uitgangspunt van de culturele-indicatorenbenadering is dat de media, en in het bijzonder de televisie, socialisators en cultivators van de hedendaagse samenleving zijn. De media functioneren volgens Gerbner als een soort cultuurverspreider. De televisie speelt in praktisch elk huishouden een rol. De gevolgen van blootstelling aan de televisie noemt hij ‘cultivering’. Een ander uitgangspunt is dat het kijkgedrag van het publiek non-selectief is, in ieder geval met betrekking tot de televisie. “Most viewers watch by the clock and not by the program” (Gerbner in De Boer & Brennecke 2003:163). Een ander uitgangspunt is dat de werkelijkheid zoals de televisie die schetst, een andere is dan de ‘echte’ werkelijkheid. De werkelijkheid zoals die op de televisie wordt gepresenteerd, is volgens Gerbner een mengeling van realiteit en fictie, een simplificatie van de werkelijkheid met een stereotype visie op de maatschappij. Dit heeft tot gevolg dat de kijker de ‘echte’ werkelijkheid in televisietermen gaat interpreteren. Deze uitgangspunten worden in drie onderzoeksniveaus onderzocht.
Onderzoeksniveaus De culturele-indicatorenbenadering is uitgewerkt op drie onderzoeksniveaus, waarbij het eerste onderzoeksniveau zich voornamelijk richt op de analyse van factoren die van invloed zijn op de productie van mediaboodschappen, de institutional process analysis. Volgens Gerbner spelen negen instanties of personen een rol in de productie van de media. Dit zijn volgens hem de overheid, financiers zoals subsidieverstrekkers of adverteerders, het management van de mediaorganisatie, de toeleveringsorganisaties van producten of ideeën zoals de dienst Kijk- en Luisteronderzoek of Endemol, collega-programmamakers waardoor een soort norm wordt bepaald, concurrentie, experts zoals schrijvers en technici, belangengroeperingen en organisaties, en ten slotte het publiek door aandacht en waardering middels kijkcijfers uit te drukken. Dit onderzoeksgebied is volgens Gerbner belangrijk, maar voor de bestudering van de media-impact minder relevant dan de volgende twee. Het tweede onderzoeksniveau richt zich op de analyse van de mediaboodschap zelf, de message system analysis. Door middel van een inhoudsanalyse van het totale televisieaanbod kan men achterhalen wat de televisiewerkelijkheid is. Daarbij spelen vier soorten maten een rol die samen
22
de culturele indicatoren vormen: de aandachtsmaat meet de frequentie van het voorkomen van bepaalde onderwerpen in een mediaboodschap, de nadrukmaat stelt vast wat als belangrijk wordt aangemerkt in een boodschap, de tendensmaat onderzoekt of iets in positieve of negatieve zin wordt getoond en de structuurmaat ten slotte stelt vast welke verbanden tussen verschijnselen worden gelegd. In de meeste studies zijn hiermee geweld en misdaad op televisie gemeten. De theorie kan echter ook op andere onderwerpen worden toegepast, zoals door Vergeer (2000) op de opvattingen over etnische minderheden; verderop in deze paragraaf zal daar nog op ingegaan worden. De kennis van de eerste twee onderzoeksniveaus is belangrijk om het derde nivau te kunnen onderzoeken. Het derde en belangrijkste niveau binnen de benadering van Gerbner gaat in op de analyse van de cultivering die mediaboodschappen bij het publiek overbrengen, de cultiveringsanalyse (De Boer en Brennecke, 2003). De functie van de televisie is volgens Gerbner het verspreiden en stabiliseren van sociale patronen met als doel weerstand tegen veranderingen te cultiveren. Om de invloed te meten wordt een onderscheid gemaakt tussen zware en lichte kijkers die verschillende vragen met een aantal antwoorden krijgen voorgeschoteld. Een van de antwoorden is het zogenoemde televisieantwoord. (Wat een televisieantwoord is, is al eerder vastgesteld in de inhoudsanalyse.) Als het percentage zware kijkers dat het televisieantwoord geeft, aanzienlijk hoger is dan het percentage lichte kijkers die hetzelfde antwoord geeft, is volgens Gerbner het wereldbeeld of de werkelijkheid van de kijker door televisie beïnvloed. Uit onderzoek blijkt dat zware kijkers meer angst en achterdocht ervaren ten aanzien van de eigen veiligheid dan lichte kijkers. Er is echter veel kritiek op de culturele-indicatorenbenadering van Gerbner. De kritiek is voornamelijk van methodologische aard en heeft betrekking op bepaalde definities en op de aandachtsmaat voor het meten van de geweldsindex. Ook worden de verklaring van de verschillen tussen zware en lichte kijkers in twijfel getrokken; er zouden nog andere dan de gemeten variabelen een rol kunnen spelen. Naar aanleiding van de kritiek is de cultiveringsanalyse verfijnd.
De culturele-indicatorenbenadering toegepast op de pers De meest algemene hypothese die uit de culturele-indicatorenbenadering kan worden opgemaakt, is volgens Vergeer (2000) dat blootstelling aan televisie over het algemeen de meningen van de kijkers beïnvloed. Net als televisie zijn dagbladen een belangrijke bron van informatie en net als
23
televisieprogramma’s verschillen ook kranten van elkaar. Vergeer heeft de cultiveringsanalyse dan ook toegepast op de lezers van dagbladen met het idee dat blootstelling aan verschillende dagbladen, net als blootstelling aan verschillende televisieprogramma’s, verschillende effecten bij het publiek teweeg brengt. Hij gebruikte daarbij de kennis van eerder onderzoek van Bovenkerk (1978) en Van Dijk (1969b, 1993) als zijnde de resultaten van een message system analysis, waaruit blijkt dat dagbladen etnische minderheden afschilderen als een algemene dreiging voor de samenleving. De verwachting is dat de lezers van De Telegraaf etnische minderheden als dreigender ervaren dan de lezers van de Volkskrant doen. Uit de resultaten komt naar voren dat mensen die worden blootgesteld aan De Telegraaf etnische minderheden inderdaad als meer dreigend ervaren, met de uitzondering van hen die zijn blootgesteld aan De Gelderlander. Beide groepen lezers ervaren een gelijke dreiging ten aanzien van etnische minderheden. Uit de resultaten komt ook naar voren dat hoe meer mensen worden blootgesteld aan verschillende soorten dagbladen, hoe minder ze etnische minderheden als dreigend ervaren. Dit geldt echter niet voor mensen die worden blootgesteld aan zowel De Gelderlander als De Telegraaf.
1.3
Tekortkomingen van de media
Zoals in paragraaf 1.2 is aangegeven wordt de oorzaak van negatieve beeldvorming vaak gelegd bij de media. Ook volgens Sterk (2000) spelen de media een belangrijke rol bij het ontstaan van negatieve beelden over de verschillende minderheidsgroepen. Uit onderzoek blijkt (Sterk, 2000 en Van Dijk, 2000) dat voornamelijk over minderheden wordt bericht naar aanleiding van incidenten en problemen zoals criminaliteit en werkloosheid. Uit dit onderzoek komt ook naar voren dat media te vanzelfsprekend uitgaan van tegenstellingen tussen allochtonen en autochtonen waarbij de culturele verschillen als oorzaak worden aangewezen. Dit sluit aan op de bevindingen van Shadid (1998, 2005). Volgens hem hebben de Nederlandse media en de Westerse media in het algemeen een aantal tekortkomingen die negatieve beeldvorming in de hand werken. Deze tekortkomingen zijn volgens hem terug te voeren op de persoonlijke denkbeelden van journalisten en redacteuren, de ondervertegenwoordiging van allochtone journalisten, het ontbreken van specifieke scholing van journalisten met betrekking tot de cultuur van diverse allochtone groepen, en met de marktgerichte instelling van nieuwsorganisaties zelf. Volgens Shadid (1998) zijn de tekortkomingen als volgt: 24
1. De media hanteren over het algemeen een statisch cultuurbegrip, terwijl cultuur een dynamisch gegeven is. Dé Marokkaan bestaat niet. 2. Door inhoud en opmaak wordt bijgedragen aan stigmatisering van groepen en het presenteren van deze minderheden als probleemgroepen. 3. Feiten over minderheden worden door ambtenaren, politici en onderzoekers vaak onzorgvuldig gepresenteerd waardoor zaken uit hun verband worden gepresenteerd en worden gegeneraliseerd. 4. Minderheden komen in de media nauwelijks aan het woord als experts. Daarnaast wordt elke gepresenteerde mening van een lid van de minderheidsgroep gepresenteerd als representatief voor de hele groep. 5. Minderheden worden geculturaliseerd, waarmee wordt bedoeld dat een stereotiep beeld wordt gegeneraliseerd naar de hele groep. In veel berichten over bepaalde minderheden wordt bijvoorbeeld in een adem verwezen naar hun islamitische achtergrond. Hierdoor ontstaat het beeld dat de religie verantwoordelijk is voor gedrag dat afwijkt van wat in Nederland gebruikelijk is. Culturele of sociaal-economische factoren die het gedrag zouden kunnen verklaren worden daarbij genegeerd.
De oorzaken van deze tekortkomingen hebben volgens Shadid (1998) betrekking op een aantal aspecten. Ten eerste spelen in berichtgeving vaak de persoonlijke denkbeelden van journalisten en redacteuren een rol. De berichtgeving wordt hierdoor volgens Shadid (1998, 2005) onvermijdelijk negatief gekleurd. Ook de noodzaak om verder onderzoek te doen en te zoeken naar second opinions wordt volgens hem belemmerd als de eigen opvattingen overeen komen met negatieve uitspraken over allochtonen. Dit zou uiteindelijk de selectie, presentatie en ordening van nieuwsberichten beïnvloeden. Ten tweede zijn allochtonen volgens Shadid (1998) ondervertegenwoordigd in de journalistiek. Journalisten worden volgens hem voornamelijk gerekruteerd vanuit de blanke middenklasse. Media voor en door minderheden zouden daarnaast schaars zijn en onvoldoende in staat zijn zich permanent te vestigen op de nieuwsmarkt. Ook de nieuwsbronnen die worden gebruikt in de media, zouden voornamelijk uit de dominante groepen komen en representeren daarom volgens hem ook maar een deel van de samenleving. Er zou daarnaast ook niet goed gezocht worden naar bronnen die ook andere groepen in de samenleving vertegenwoordigen. Ten derde ontbreekt het journalisten volgens Shadid (1998) aan specifieke
25
scholing met betrekking tot de cultuur van diverse allochtone groepen. Hierdoor zouden ze niet altijd de meest geschikte bronnen en deskundigen weten te vinden en zouden ze de gekregen informatie niet goed op waarde kunnen schatten. Ten vierde speelt volgens Shadid (1998) de marktgerichte instelling van nieuwsorganisaties zelf een grote rol in de selectie en presentatie van nieuws. Het streven van nieuwsorganisaties is volgens hem een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Daarom is berichtgeving gericht op de dominante groep in de samenleving en is nieuwswaarde belangrijk. Deze wordt volgens verschillende onderzoekers, waaronder ook Shadid (1998) bepaald door het afwijkende en sensationele. Dit blijkt volgens hen uit het groot aandeel berichten over misdaad gepleegd door minderheden. Uit voorgaande wordt duidelijk dat media via teksten en beelden een beeld geven van de werkelijkheid dat niet objectief is.
1.4
Onderzoek naar beeldvorming over allochtonen in dagbladen
Verschillende studies zijn inmiddels verschenen over de berichtgeving over allochtonen in dagbladen. Recent verscheen een deelstudie van Phalet (2004) over de berichtgeving over moslims in de Volkskrant. Sibon (2005) schreef een scriptie over de berichtgeving over allochtonen en criminaliteit in de dagbladpers. Een andere belangrijke studie is die van Bovenkerk (1979). Genoemde studies zullen hieronder nader worden bekeken.
Sibon (2005) heeft onderzoek gedaan naar de berichtgeving over allochtonen en criminaliteit. Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van vier dagbladen (Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, Telegraaf, Volkskrant), die gedurende een periode van zes maanden (april, mei juni, oktober, november, december 2001) door middel van een inhoudsanalyse zijn onderzocht. Sibon (2005) heeft in het onderzoek onder meer artikelen van 2001 vergeleken met artikelen uit 2004. Uit deze vergelijking komt naar voren dat het aantal artikelen waarin de Marokkaanse, Surinaamse, Turkse en Nederlandse etniciteit wordt genoemd in 2004 relatief is afgenomen en dat het aantal artikelen waarin de Antilliaanse etniciteit wordt genoemd relatief is toegenomen. De plaatsing en vormgeving van artikelen zijn in 2004 minder opvallend dan in 2001, behalve van de artikelen waarin de Marokkaanse etniciteit wordt genoemd. Die artikelen zijn in 2004 over het algemeen opvallender dan in 2001. Uit het onderzoek van Sibon (2005) komt ook naar voren dat krantenartikelen uit het Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, De Telegraaf en de Volkskrant 26
uit 2001 niet op dezelfde manier rapporteren over Antillianen, Marokkanen, Surinamers en Turken die in aanraking komen met criminaliteit als over Nederlanders in dezelfde omstandigheden. Soms krijgt de Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse etniciteit te veel aandacht -zowel in hoeveelheid berichten als in plaatsing en vormgeving van de berichtenin vergelijking met de Nederlandse etniciteit maar net zo vaak te weinig. Deze uitkomst komt echter niet overeen met de uitkomsten van het onderzoek van Bovenkerk (1978). Hij deed onderzoek naar de berichtgeving over etnische minderheden in de dagbladpers. Uit zijn onderzoek kwam naar voren dat etnische minderheden vrijwel uitsluitend in het nieuws kwamen als dat nieuws ongunstig was. De conclusie van Bovenkerk was dat door Nederlandse dagbladen wordt gediscrimineerd door in de misdaadberichtgeving extra veel aandacht te besteden aan gevallen van misdaad door leden van etnische groepen. Het feit dat het om leden van etnische groepen gaat, wordt daarnaast significant vaker in de kop boven het bericht vermeld of al in de eerste alinea van het bericht dan bij ‘Hollandse’ misdaad het geval is. Naar aanleiding van deze conclusie geeft Bovenkerk aan dat een journalistieke code ten aanzien van berichtgeving over etnische minderheden een manier zou kunnen zijn om deze praktijk aan banden te leggen. Bovenkerk verwijst daarbij naar het advies van twee Engelse antiracismeorganisaties dat erop neer komt in berichten ras of nationaliteit alleen vermeld wordt als dat relevant is voor de inhoud van het bericht. Dat betekent echter niet dat etniciteit niet mag worden vermeld. De uitkomsten uit de onderzoeken van Bovenkerk (1978) en Sibon (2005) spreken elkaar dus tegen. Bovenkerk komt tot de conclusie dat gevallen van misdaad gepleegd door leden van etnische minderheden extra veel aandacht krijgen, Sibon (2005) concludeert dat de aandacht voor minderheden in verband met criminaliteit naar verhouding soms overdreven maar net zo vaak onderbelicht is. Dit verschil tussen de uitkomsten van beide onderzoeken kan te maken hebben met het moment waarop de onderzoeken zijn uitgevoerd. Bovenkerk deed zijn onderzoek in 1978, Sibon in 2005. Het kan zijn dat de berichtgeving over allochtonen in de tussenliggende tijd is veranderd. Het verschil kan ook verklaard worden door het verschil in de methode van onderzoek die Sibon (2005) en Bovenkerk (1978) hebben gevolgd. Daarover zal in hoofdstuk twee meer duidelijkheid worden verschaft. Naast het feit dat de media aandacht besteden aan gevallen van misdaad door leden van etnische groepen, de media ook aandacht aan andere onderwerpen die te maken hebben met etnische minderheden zoals blijkt uit onderzoek van Phalet (2004). Phalet heeft grootschalig onderzoek
27
gedaan naar de diversiteit van de Islam en het draagvlak voor islamitisch ‘fundamentalisme’ in Nederland. Een van de deelstudies omvat een analyse van artikelen over moslims in Nederland die in de periode 1998 en 2000 zijn gepubliceerd in het dagblad de Volkskrant. Uit de frequentieanalyse van dat onderzoek komt naar voren dat de drie meest besproken issues in artikelen religie, overlast en criminaliteit, en (anti)discriminatie en vooroordelen zijn. Ongeveer een kwart van de uitspraken in artikelen gaan over religie. Ze geeft aan dat dit ook niet zo gek is gezien het onderwerp van haar onderzoek. Zo’n twintig procent van de uitspraken gaan over overlast en criminaliteit. Een reden die ze hiervoor geeft, is dat negatieve gebeurtenissen waarschijnlijk sneller de krant halen. Zo’n achttien procent van de uitspraken gaan over (anti)discriminatie en vooroordelen. Doordat de Volkskrant niet alleen nieuwsfeiten publiceert, maar ook analyses en opinies uit het veld plaatst, besteed De Volkskrant volgens Phalet (2004) vrij veel aandacht aan het thema etnische relaties en Islam. Zij maakt daarbij onderscheid tussen feitelijk nieuws en opiniërend nieuws. In de opiniërende berichtgeving wordt de discussie over Islam en de multiculturele samenleving voornamelijk gevoerd door autochtone opiniemakers en brieven schrijvers. Percentages hierover zijn moeilijk te geven, omdat Phalet (2004) daar in het onderzoek geen duidelijkheid over verschaft. De reden die Phalet (2004) geeft voor het feit dat de discussie over Islam en de multiculturele samenleving voornamelijk wordt gevoerd door autochtone opiniemakers en brievenschrijvers, is dat er weinig allochtonen deelnemen aan het schrijven van opiniestukken. Een uitzondering hierop vormt het aandeel van columnisten. Ondanks het feit dat de columns in de opiniërende berichtgeving volgens Phalet (2004) gedeeltelijk afkomstig zijn van een aantal vaste columnisten die regelmatig over het thema schrijven zonder enige persoonlijke betrokkenheid of specifieke expertise omtrent het thema, bestaat er een redelijke diversiteit in opiniërende actoren in de columns. De reden die zij hiervoor geeft, is dat er ook columns worden geplaatst van allochtone schrijvers, men name van Kader Abdollah en Mohammed Benzakour. De aanleiding voor de publicatie van opiniërende artikelen waren voornamelijk eerder geplaatste artikelen en uitspraken van politici. In de feitelijke berichtgeving zijn allochtonen meer aan het woord dan in de opiniërende berichtgeving. De aanleiding voor de publicatie van feitelijke artikelen was voornamelijk eigen onderzoek van de journalist, verslaggeving van eerder gepubliceerd onderzoek en incidenten. Hieruit concludeert Phalet (2004) dat De Volkskrant niet alleen bij extreme gebeurtenissen of discussies aandacht besteed aan het onderwerp etnische
28
relaties en Islam. Ten aanzien van de berichtgeving in de Volkskrant in het algemeen concludeert Phalet (2004) dat autochtonen domineren in uitspraken over alle onderzochte issues behalve over de positie van vrouwen. Allochtonen maken maar een klein deel uit van het totaal aantal sprekers in de media die spreken vanuit een maatschappelijke functie. In de gevallen waarin allochtonen zelf niet aan het woord komen, gaat het om overlast en criminaliteiten wordt er dus uitsluitend óver allochtonen gepraat. De presentatie van moslims verloopt over het algemeen via etnische categorisatie: moslims worden direct geïdentificeerd met een bepaalde etnische groep. Etnische identiteit wordt dus vaker vermeld dan religiositeit. De verhouding tussen geciteerde mannen en vrouwen is in de berichtgeving erg ongelijk, zowel onder allochtonen als onder autochtonen. Mannen worden vaker geciteerd dan vrouwen. Onder vrouwen worden allochtone en Marokkaanse vrouwen vaker geciteerd dan autochtone en Turkse vrouwen.
1.5
Gevolgen van negatieve beeldvorming
Het problematisch gevolg van de manier waarop de media op dit moment informeren, is volgens Brants (1998) dat immigrantgroepen te kort worden gedaan. Brants (1998) verwijst daarbij naar Marshall (1964) die het burgerschap onderverdeelde in het civiel burgerschap en sociaal burgerschap. Civiel burgerschap is onder andere vrijheid van meningsuiting en godsdienst en het politieke burgerschap ofwel het kiesrecht. Het sociaal burgerschap is het recht op onderwijs, sociale voorzieningen, welzijn. Brants (1998) voegt hier een derde element aan toe: het cultureel burgerschap dat twee gezichten heeft: gemeenschap en loyaliteit ten opzichte van het gedeelde culturele erfgoed en het recht op eigen culturele identiteit en het recht deze te ‘leven’. Door de huidige beeldvorming over allochtonen door de media is er maar een beperkte erkenning van het recht van allochtonen op een eigen culturele identiteit. Tegelijkertijd wordt van allochtonen wel verwacht dat ze de Nederlandse culturele waarden en normen erkennen. Er wordt gehamerd op de plicht van migranten om in te burgeren en loyaliteit te tonen ten opzichte van de autochtone bevolking. Brants (1998) meent dat migranten daardoor het recht op cultureel burgerschap wordt ontnomen. Hij meent vervolgens dat de media tekort schieten in hun taak om naast het informeren ook een platformte bieden voor maatschappelijk debat en mensen in staat te stellen zich te herkennen in het nieuws dat in de media gepresenteerd wordt.
29
Naast Phalet (2004) deed ook Shadid (2005) deed onderzoek naar berichtgeving over moslims in de westerse media. Uit dat onderzoek blijkt dat er ook negatieve gevolgen voor de samenleving als geheel verbonden zijn aan het dagelijks negatief afschilderen van moslims. Ten eerste kan stigmatisering van moslims en allochtonen de relatie met autochtonen negatief beïnvloeden. Ten tweede worden allochtonen gelijkgesteld aan moslims waardoor allochtonen in het algemeen dezelfde negatieve kwalificaties krijgen toebedacht. Dit kan volgens Shadid (2005) racisme in de hand werken of de bestrijding ervan belemmeren. Volgens hem is er dan ook sprake van een nieuw antisemitisme dat nu niet tegen joden is gericht maar tegen moslims. Ten derde wordt ontoelaatbaar beleid en allerlei vormen (subtiel) racisme ten aanzien van deze groepen direct of indirect verwaarloosd of zelfs verdoezeld. Dit beperkt volgens Fekete (Shadid 2005) de burgerrechten. De neiging ontstaat multiculturalisme te verwerpen en assimilatie te verdedigen. Ten slotte, maar niet minder belangrijk, wordt de samenleving opgedeeld in ‘wij’ en ‘zij’. Hierdoor worden groepen gemarginaliseerd en gedefinieerd als vreemdeling. Deze definitie zal bij voorbaat angst inboezemen, wat weer leidt tot bevestiging en versterking van vooroordelen tegen hen. Zo ontstaat er een negatieve spiraal die moeilijk te doorbreken is.
1.6
Veranderen van vooroordelen via de media
Als de rol van de media echt zo groot is als aangenomen kan worden op basis van veel onderzoek, kunnen de media het ontstaan van vooroordelen niet alleen aanwakkeren maar misschien ook wel tot op zekere hoogte neutraliseren. Shadid (1998) geeft aan dat in de literatuur steun te vinden is voor het idee dat vooroordelen te veranderen zijn en voor het ondernemen van activiteiten in die richting. De vraag die hij daarbij echter stelt, is of dit tot een van de taken van de media behoort en of preventie en interventie via de media tot enig effect zullen leiden. Als men ervan uitgaat dat er een preventieve rol is weggelegd voor de media, ligt de nadruk op evenwichtige, kritische en vooroordelen vermijdende berichtgeving. Dit kan als volgt gerealiseerd worden.
1. Het vermelden van afkomst moet zoveel mogelijk worden vermeden in de verslaggeving van negatief gedrag van leden van allochtone groepen. 2. Berichtgeving over controversiële onderwerpen met betrekking tot etnische minderheden 30
moet zoveel mogelijk worden aangevuld met informatie over datzelfde gedrag door autochtonen. 3. In berichtgeving moet de culturele en sociaal-economische diversiteit binnen de groep worden benadrukt.
Als men ervan uitgaat dat er een interveniërende rol is weggelegd voor de media, moet men rekening houden met een aantal punten om de veranderingen te laten slagen. Ten eerste moet men rekening houden met de aard van vooroordelen. Vooroordelen zijn brede ideologische opvattingen waar de concrete negatieve gedachten over anderen wordt afgeleid. Daarom kunnen vooroordelen alleen bestreden worden door de vooronderstellingen waarop het vooroordeel is gebaseerd ter discussie te stellen. Ten tweede is de selectie van informatie door de mediagebruiker belangrijk. Mensen selecteren informatie die het meest aansluit bij de interesse, mening en houding; de rest van de informatie wordt grotendeels genegeerd. Indien informatie strijdig is met groepsnormen zal de mening van de mediagebruiker minder snel veranderen. Ten slotte is de inhoud en structuur van de aangeboden informatie van belang. Kleine verschillen tussen de mening van de mediagebruiker en de mening gepresenteerd in de berichtgeving zullen amper tot herziening van een mening leiden, middelgrote verschillen zullen juist snel resulteren in een maximale verandering van mening, terwijl grote meningsverschillen juist een boemerangeffect met zich meebrengen en dus het omgekeerde effect teweeg brengen. Concluderend kan worden gezegd dat een goede interventiestrategie het volgende behelst: de grondgedachte achter het vooroordeel moet goed te identificeren zijn, het verschil tussen de bestaande mening van de mediagebruiker en de gepresenteerde mening mag niet te groot en niet te klein zijn, de nadruk moet worden gelegd op de positieve overeenkomsten tussen allochtonen en autochtonen en de informatie moet worden verstrekt door gezaghebbende personen en media.
1.7
Strategieën en aanbevelingen voor de journalistiek
Ten aanzien van de negatieve beeldvorming door de media heeft Shadid (2005) alternatieve strategieën voor verbeteringen binnen de journalistiek op een rijtje gezet. Ten eerste noemt hij de aanbevelingen voor de journalistiek die gedaan zijn door de Werkgoep Migranten en Media in Nederland. Het bureau Media en Migranten pleit voor zelfregulering en zelfreflectie van 31
journalisten, zeker ten aanzien van de multiculturele samenleving. In 2003 zijn daarvoor aanbevelingen voor journalisten op een rij gezet. Met deze aanbevelingen wil het bureau nuances aanbrengen in de berichtgeving. De journalistieke principes waarheidsbevinding, verificatie van feiten, toepassen van hoor en wederhoor en het checken en dubbelchecken van bronnen worden in aanbevelingen vertaald naar de multiculturele samenleving. 1. Religie, etniciteit, afkomst of nationaliteit zou alleen vermeld moeten worden wanneer dat strikt relevant is. 2. Generalisaties zouden zoveel mogelijk vermeden moeten worden; bij extreme uitspraken zouden ook andere meningen gepresenteerd moeten worden. 3. Men moet extra zorgvuldig omgaan met feiten, cijfers en statistieken en zich goed afvragen of de uitkomsten van het onderzoek betrouwbaar zijn. 4. Men moet duidelijk maken wie namens wie spreekt en zich ervan bewust zijn hoe groot de achterban, de reikwijdte en importantie van de betreffende spreker of organisatie is. 5. Allochtonen zouden niet alleen over multiculturele kwesties moeten worden geïnterviewd.
Voor het ontwikkelen van een journalistieke code valt volgens Van Dijk (1983) veel te zeggen, hoewel er aan de uitvoering ervan een aantal beperkingen en nadelen kunnen kleven. Sommige journalisten vinden een code een beperking van hun persvrijheid. Ook is het niet duidelijk welke sanctie er tegenover staat als men zich niet aan de code houdt, en of een sanctie wel het gewenste effect teweeg zal brengen. Volgens Van Dijk (1983) is een code daarom pas effectief als journalisten de grondprincipes beschouwen en behandelen als hun eigen normen en waarden binnen hun professionele carrière. Een code kan echter ook dienen als een soort richtlijn waar men zich bij de nieuwsgaring aan probeert vast te houden.
Naast de aanbevelingen voor journalisten formuleert Shadid een tweede strategie voor verbeteringen binnen de journalistiek. Er zouden meer allochtone journalisten kunnen worden geworven. In de wetenschap is steun te vinden voor deze strategie, hoewel de meningen hierover verdeeld zijn. Van allochtone programmamakers zou namelijk kunnen worden verwacht dat zij zich in hun berichtgeving positief uitlaten over etnische minderheden. Zij zouden daardoor gebukt gaan onder een burden of representation. Als derde strategie noemt Shadid dat er in de
32
media meer aandacht moet zijn voor monitoring van de berichtgeving ten einde evenwichtige en onbevooroordeelde berichtgeving te kunnen produceren. Dit kan zich uitstrekken naar de opleiding en training van journalisten. Volgens Shadid (2005) is opleiding van journalisten dit moment ontoereikend. Deze opleiding vormt op dit moment een basis voor onevenwichtige en racistische rapportages. Daarnaast moet aandacht zijn voor het ontwikkelen van multicultureel beleid en het bewaken van eindproducten. Ten vierde is een journalistieke opleiding die zich toespitst op de multiculturele samenleving, van belang. Journalisten zullen daardoor beter in staat zijn de juiste bronnen en deskundigen te raadplegen en commentaar te leveren op verkregen informatie en geuite meningen. Als vijfde strategie noemt Shadid (2005) dat andere informatiestromen dan de media in de samenleving zouden moeten worden verbeterd. De nadruk ligt hier op het geschiedenis en maatschappij-onderwijs op scholen. Een beter en evenwichtiger onderwijsprogramma dat ingaat op de dynamiek van de islam en de onafhankelijkheid van verschillende werelddelen door de geschiedenis heen zou oppervlakkige en foutieve beelden over de islam en moslims kunnen helpen bestrijden. Ook de televisie kan daarin een belangrijke rol spelen volgens sommige onderzoekers. Ten slotte zou verandering in de oriëntatie en inhoud van het mediabedrijf belangrijk kunnen zijn. Deze zouden volgens Shadid (2005) meer gericht moeten zijn op de diverse minderheidsgroepen en de dialoog binnen en tussen verschillende etnische groepen moeten stimuleren.
Naast deze aanbevelingen en strategieën heeft ook Van Dijk (1983) een aantal verbeterpunten op een rijtje gezet, zowel ten aanzien van subtiele eigenschappen van berichtgeving in de pers als ten aanzien van de nieuwsideologie. Een verbetering van subtiele eigenschappen van de berichtgeving kan volgens hem bijdragen aan een positieve inschatting van de rol en waardigheid van de betrokken groepen. Daarbij kan worden gedacht aan de omvang van de berichtgeving en relevantiestructuren: er zou uitvoeriger over minderheden moeten worden geschreven, daarnaast moet er niet alleen over hen maar ook voor hen worden geschreven. De voor minderheden belangrijke aspecten van gerapporteerde gebeurtenissen zouden voldoende aandacht moeten krijgen in de berichtgeving, dus niet in het staartje van de berichtgeving maar in de lead of in de kop. Ook zou met betrekking tot onderwerpen, thema’s en stijl het een en ander kunnen worden gedaan: Er zou meer informatie kunnen moeten worden gegeven over alledaagse sociale omstandigheden zoals werk, kunst en cultuur. Er zou volgens Van Dijk (1983) daarnaast meer
33
over discriminatie en racisme in de samenleving moeten worden geschreven en minder vanuit een eenzijdig perspectief zodat men zich bewust is van het bestaan van racisme in de samenleving. Daarbij moet worden duidelijk gemaakt dat het in alle lagen van de bevolking en alle sectoren van de maatschappij voorkomt. Berichtgeving niet alleen over een negatieve maar ook over de positieve rol van minderheden in de samenleving. Ten aanzien van actoren, woordvoerders en perspectieven moet gedacht worden aan het volgende: meningen en standpunten van vertegenwoordigers van minderhedenorganisaties moeten in de berichtgeving ook vermeld worden. Er moet daarnaast meer hoor- en wederhoor worden toegepast, zodat ook het perspectief van de minderheidsgroep aan het woord komt en niet alleen het perspectief van de dominante groep. Binnen de genres van de berichten zijn ook verbeterpunten aan te merken volgens Van Dijk (1983): achtergrondartikelen zijn volgens hem bij uitstek de artikelen waarin meer achtergrondinformatie kan worden gegeven over minderheidsgroepen en onderwerpen die in het nieuwsbericht aan de orde komen. Ingezonden brieven en opinieartikelen waarin vooroordelen, racistische ideologieën naar voren komen zouden niet mogen worden gepubliceerd omdat zij niet alleen kwetsend zijn voor minderheden maar ook nog discrimineren, wat bij de wet verboden is. De redenen die kranten aanvoeren om dat wel te doen maakt hij met de grond gelijk, volgens hem draagt men bij aan de vorming of bevestiging van racistische ideeën door mensen met zulke ideeën een podium te geven.
Niet alleen bepaalde subtiele eigenschappen van berichten zouden volgens Van Dijk (1983) kunnen worden verbeterd. Ook zou aan de traditionele nieuwsideologie die gebaseerd is op nieuwswaarde, waardoor criminaliteit meer aandacht krijgt dan onderwijs, autoriteiten vaker worden besproken en kunnen spreken dan minderheden en spectaculaire incidenten meer aandacht krijgen dan structurele achtergronden, oorzaken en gevolgen, minder moeten worden vastgehouden.
34
1.8
Onderzoeksvragen
In dit onderzoek zal een antwoord worden gegeven op de vraag met welke verschillen en overeenkomsten in De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant geschreven wordt over allochtonen en allochtone vraagstukken. Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt aan de hand van een aantal deelvragen bekeken op welke wijze in De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant geschreven wordt over allochtonen en allochtone vraagstukken.
1. Met welke frequentie wordt er in De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant geschreven over allochtonen en allochtone vraagstukken? 2. Hoe is de inhoud van de berichtgeving te karakteriseren gelet op de aanleiding van de berichtgeving, de genres, de onderwerpen, het soort bericht, de kwalificatie van de berichtgeving, de aanwezigheid van een second opinion of weerwoord en de vergelijking met autochtonen? 3. Hoe is de vorm van de berichtgeving te karakteriseren gelet op de omvang en de plaats van de berichtgeving in de krant en op de pagina, het gebruik van foto’s in aantal en omvang, het accent in de kop en de aanwezigheid van een onderkop? 4. Hoe zijn de actoren te karakteriseren gelet op het aantal, de sekse, de vermelding van etniciteit, de plaats van vermelding en de functie van de actor?
35
36
2
Methode en technieken
In dit hoofdstuk zal in paragraaf 2.1 een overzicht worden gegeven van de methode en technieken in eerdere onderzoeken naar berichtgeving over allochtonen in de pers. Het gaat hierbij om de onderzoeken van Bovenkerk (1978), Phalet (2004) en Sibon (2005). In paragraaf 2.2 zal vervolgens worden ingegaan op de methode die in dit onderzoek is gevolgd.
2.1
Selectie en analyse van kranten en artikelen in eerder onderzoek
Phalet (2004), Sibon (2005) en Bovenkerk (1978) hebben alle drie onderzoek gedaan naar de berichtgeving in dagbladen over allochtonen. Het accent van de studies verschilt echter. Phalet (2004) heeft zich voornamelijk gericht op de berichtgeving over moslims in de Volkskrant, Sibon (2005) heeft zich voornamelijk gericht op de representativiteit van de berichtgeving over verschillende bevolkingsgroepen in Nederland. Bovenkerk (1978) heeft uitgebreider onderzoek gedaan. Hij heeft niet alleen gekeken naar de mate van aandacht voor gevallen van misdaad door leden van etnische groeperingen, hij heeft ook gekeken naar de manier waarop allochtonen en allochtone vraagstukken in de media worden gerepresenteerd.
2.1.1
Selectie van de kranten
Phalet (2004) heeft gekozen om één krant te onderzoeken door de beperkte tijd die beschikbaar was voor het onderzoek. De keuze viel op de Volkskrant omdat dit de grootste landelijke dagblad is in bereik en oplage. Daarnaast is volgens haar de lezerssamenstelling van de krant het meest divers. Dit betekent dat gekozen is voor een kwaliteitskrant in plaats van een populair dagblad. Een kwaliteitskrant zou meer ruimte bieden voor informatie over beleid, politiek debat en onderzoeksjournalistiek.
Alle artikelen die Sibon (2005) heeft geselecteerd voor het onderzoek zijn afkomstig uit de landelijke dagbladen Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, De Telegraaf en de Volkskrant.
37
Hier is voor gekozen omdat regionale dagbladen zouden weinig toegevoegde waarde zouden hebben voor dit onderzoek. Regionale dagbladen regionaliseren het onderwerp vaak, waardoor geen representatieve vergelijking met landelijke dagbladen kan worden gemaakt. De Telegraaf is de krant met het grootste bereik in Nederland. De Telegraaf en het Algemeen Dagblad worden wel getypeerd als populaire dagbladen, terwijl het NRC Handelsblad en de Volkskrant als kwaliteitskranten worden getypeerd. Naast het verschil tussen populaire krant en kwaliteitskrant is er volgens Sibon (2005) nog een verschil in ideologie. De Telegraaf zou een onafhankelijke, conservatieve en politiek rechts georiënteerde krant zijn. Het Algemeen Dagblad zou daarentegen een neutrale krant zijn, de Volkskrant algemeen progressief en tenslotte zou Het NRC Handelsblad een onafhankelijk, gematigd progressief avondblad zijn.
Bovenkerk (1978) tenslotte heeft voor zijn onderzoek gebruik gemaakt van berichten uit het Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, Het Parool, De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant.
2.1.2
Selectie van artikelen
De periode die Phalet (2004) heeft onderzocht is aaneengesloten. Hiervoor heeft Phalet gekozen omdat een kleinere steekproef zou kunnen leiden tot een ondervertegenwoordiging van bruikbare artikelen. Daarnaast zou met een aaneengesloten periode een beter en betrouwbaarder beeld kunnen worden verkregen van de ontwikkeling van bepaalde kwesties in de tijd. Specifiek zou het verloop van de discussie, de dynamiek van redactionele keuzes, agendering, nieuwsgaring en verslaggeving inzichtelijker daardoor inzichtelijker kunnen worden gemaakt. De periode die is onderzocht bestond uit routinematige berichtgeving en niet uit crisisberichtgeving. Routinematige berichtgeving zou een duidelijk beeld van de gemiddelde discussievoering in de media geven en zou recht doen aan de mate van diversiteit in de thema’s en nieuwsbronnen van de media. Tenslotte kan door routinematige berichtgeving de verandering in nieuwsagenda’s en oriëntaties worden vastgesteld los van crisismomenten. Crisisberichtgeving kan functioneren als omslagpunt in een discussie. Dit kan de routinematige berichtgeving beïnvloeden op de langere termijn.
Sibon (2005) heeft ervoor gekozen om alleen artikelen op de voorpagina en op de pagina’s Binnenland te selecteren uit Lexis Nexis. De artikelen over misdaad zijn onderverdeeld in 38
categorieën. De misdaden moeten in één van deze categorieën vallen omdat de inhoud van krantenartikelen wordt vergeleken met echte misdaadcijfers. De misdaden uit de misdaadcijfers waarmee de inhoud van krantenartikelen worden vergeleken, vallen ook binnen deze categorieën. Nadat de artikelen in Lexis Nexis zijn geselecteerd, werd gekeken of in het artikel expliciet de Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse, Turkse of Nederlandse etniciteit wordt genoemd. Ook werd gekeken of de naam van een verdachte of dader wordt genoemd, ten slotte werd gekeken of er een andere etniciteit of geen etniciteit wordt genoemd. Alleen wanneer er zowel een naam als een Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse, Turkse of Nederlandse etniciteit wordt genoemd, werd het artikel geselecteerd.
Bovenkerk (1978) heeft voor zijn onderzoek alle misdaadberichten uit de periode 1971-1976 geselecteerd. Hij hield een a-selecte steekproef waarbij hij uit iedere twee opeenvolgende maanden een editie lichtte van elk dagblad voor verder onderzoek. Bij nader inzien was er zo te weinig materiaal over etnische misdaad om tot betrouwbare resultaten te komen. Bovenkerk heeft daarom nog drie krantenedities doorgewerkt.
2.1.3
Analyse van artikelen
Phalet (2004) is per artikel de datum van publicatie, de titel, de pagina, de rubriek, het genre van het artikel en de aanleiding van publicatie nagegaan. Het verzamelde materiaal is onder te verdelen in feitelijk nieuws en opiniërend nieuws. Opiniërende artikelen zijn bijvoorbeeld columns, lezersbrieven en redactionele hoofdartikelen. Feitelijke artikelen zijn bijvoorbeeld openingsartikelen, reportages, interviews en achtergrondartikelen. Eerst werd een kwantitatieve analyse uitgevoerd gericht op de artikelen en actoren. Het doel hiervan was om ten aanzien van de artikelen veranderingen door de tijd, de soort media aandacht dat wordt gegeven aan bepaalde groepen, agenda setting en debatwaarde, nieuwswaarde en toegang tot de media te achterhalen. Ten aanzien van de actoren was het doel de geselecteerde nieuwsbronnen te achterhalen, de nieuwswaarde die wordt toegeschreven aan actoren en kwesties te achterhalen, en de diversiteit in de nieuwsinhoud te analyseren, issueagenda’s van verschillende actoren te achterhalen. Specifiek heeft Phalet per actor gelet op de groepslabel, de sekse, de etnische of religieuze identiteit, de functie, de besproken kwesties en de dimensies van religiositeit onderzocht. Later is 39
een kwalitatieve analyse uitgevoerd. Daarvan was het doel het in kaart brengen van de publieke discussie in de geselecteerde periode. In deze analyse is voornamelijk gekeken naar de perspectieven die naar voren kwamen en de argumentatie erachter.
Sibon (2005) heeft de artikelen geanalyseerd op de standaard kenmerken, de plaatsing en vormgeving, en de inhoud. Van elk van deze aspecten wordt een kort overzicht gegeven, en uitleg geplaatst daar waar nodig. De standaardkenmerken worden geanalyseerd door de volgende zaken te noteren: de datum van het artikel, de mediatitel: Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, De Telegraaf of de Volkskrant, de kop, de naam van persoon die het artikel heeft gecodeerd, de schrijver van het artikel of het persbureau dat artikel verspreid, het soort artikel of genre: analyse, column, divers, hoofdcommentaar, ingezonden brief, interview, nieuws, opinie, rectificatie, en tenslotte eventuele opmerkingen, mocht uit de kop niet blijken waar het artikel over gaat. Onder de plaatsing en vormgeving vallen de volgende onderdelen: paginanummer, aantal woorden, de omvang van het artikel in vierkante centimeters, de omvang van de koppen in vierkante centimeters, de plaats van het artikel op de pagina: links- of rechtsboven, links- of rechtsonder, eventueel aanwezig illustratiemateriaal zoals afbeeldingen, schematische tekeningen, grafische afbeeldingen, en ten slotte de omvang van het illustratiemateriaal in vierkante centimeters. Volgens Van Dijk (1983) is het over het algemeen zo dat de belangrijkste artikelen op de voorpagina, linksboven op de pagina worden afgedrukt. Ze zijn vaak lang zijn en hebben over het algemeen een duidelijke lay-out worden afgedrukt. Ook illustraties zijn volgens Sibon (2005) belangrijk bij het trekken van de aandacht van de lezer. Daarom wordt er in dit onderzoek op gelet of er illustraties bij het artikel zijn geplaatst. Als dit zo is dan wordt ook de omvang van de illustratie opgemeten, omdat een grote illustratie eerder de aandacht zal trekken dan een kleine. Bij de inhoud valt de volgende onderverdeling te maken: etniciteit, eerste vermelding etniciteit, opmerkingen, misdaadcategorie, specificatie misdaad, frame en nieuw frame. Omdat nooit met volledige zekerheid kan worden gezegd of een naam van bijvoorbeeld Marokkaanse of Turkse afkomst is, zou het wetenschappelijk onverantwoord zijn om een etniciteit aan de naam te koppelen. Volgens Sibon (2005) zou het daarom beter zijn om onderscheid te maken tussen namen die van autochtone of van allochtone afkomst lijken te zijn, en dat vermoeden te noteren. Tenslotte heeft Sibon (2005) onderzocht vanuit welk frame het artikel is geschreven. De mogelijke frames zijn afgeleid van onderzoek van Semetko & Valkenburg (2000) en bestaan uit:
40
het conflict frame, het human interest frame, het responsibility frame, het economic consequences frame en het morality frame. Als het artikel niet vanuit een van de genoemde vijf vastgestelde frames is geschreven, kan er een omschrijving worden gegeven van het eventuele nieuwe frame.
Bovenkerk (1978) heeft voor de analyse allereerst geïnventariseerd hoeveel berichten gaan over Surinamers, Antillianen en Arubanen, Turken en Marokkanen. Om te meten of meer aandacht of nadruk ligt op ‘etnische’ misdaad dan op ‘Hollandse’ misdaad heeft Bovenkerk geïnventariseerd wat de plaats is van de artikelen en de frequentie waarmee artikelen over ‘etnische’ misdaad voorkomen. Hij maakte daarbij onderscheid tussen de voorpagina, de derde pagina, en de rest van de krant. Ook werd het totale aantal artikelen in per krant geanalyseerd. Om te meten of vaker de etniciteit wordt vermeld bij etnische misdaad in vergelijking met Hollandse misdaad heeft Bovenkerk geïnventariseerd waar en hoe vaak etniciteit wordt vermeld. Dat kon in de kop, in de eerste alinea, en elders in het artikel. Ook werd het totaal aantal vermeldingen per artikel geanalyseerd. Om te meten of etnische misdaad meer opmaakaccent krijgt dan Hollandse misdaad heeft Bovenkerk (1978) gelet op aspecten als de aanwezigheid van een foto, de aanwezigheid van een onder- of bovenkop, de hoeveelheid ruimte dat een bericht krijgt, de aanwezigheid van een extra onderkop, de hoeveelheid ruimte die de kop inneemt uitgedrukt in het aantal kolommen, de grootte van de letters die zijn gebruikt in de kop, of het bericht boven het midden van de pagina staat, en of het bericht begint met een lead van afwijkende drukletters. Uit eerder onderzoek van Bovenkerk blijkt dat deze zaken in de volgorde van opsomming vaak voorkomen. Als element één aanwezig is, is meestal ook het volgende element aanwezig.
2.2
Selectie en analyse van kranten en artikelen in dit onderzoek
Naar aanleiding van de methoden zoals Phalet (2004), Sibon (2005) en Bovenkerk (1978) in hun onderzoek hebben toegepast, is hier gekozen voor een mengvorm. Elementen van alle drie de bovengenoemde onderzoeken zijn hier op een bepaalde manier bruikbaar.
De vraag die in dit onderzoek centraal staat luidt als volgt: Met welke overeenkomsten en verschillen wordt in De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant geschreven over allochtonen en allochtone vraagstukken? 41
Het onderzoek is empirisch van aard en wordt ook wel inhoudsanalyse voor geschreven media genoemd. Dit is een wetenschappelijke onderzoeksmethode waarin objectief en systematisch te werk wordt gegaan (Cuyvers, 1986). In dit onderzoek beperkt de inhoudsanalyse zich niet alleen tot de manifeste inhoud die wordt verkregen door een kwantitatieve analyse van de berichtgeving. De verschillende thema’s die in de berichtgeving aan de orde komen zullen hierbij worden uitgewerkt. Ook de zogenaamde latente inhoud wordt onderzocht middels een kwalitatieve analyse van de berichtgeving. De presentatie van de berichten en de verschillende thema’s die in het onderzoek aan de orde komen zal daarbij onderzocht worden.
2.2.1
Definiëring
Voor de helderheid zullen de begrippen actoren, niet-westerse allochtonen en allochtone vraagstukken, etniciteit en media kort nader worden gedefinieerd.
Actoren Actoren verwijst in het onderzoek van Phalet (2004) naar opiniemakers, redacteuren en personen die worden geciteerd of geïnterviewd. Ook vallen in daaronder zowel individuen die namens zichzelf spreken als woordvoerders van collectieven. In dit onderzoek verwijst actoren naar de personen die worden geciteerd of geïnterviewd, ook hier wordt een onderverdeling gemaakt in individuen die namens zichzelf spreken als woordvoerders van collectieven. Een actor kan daarmee een formele of informele rol vervullen in een bericht.
Niet-westerse allochtonen en allochtone vraagstukken Volgens Sterk (2000) zijn allochtonen allereerst degenen die niet-autochtoon zijn. In alledaags taalgebruik zijn allochtonen volgens hem verder alle personen die op grond van uiterlijke kenmerken herkenbaar zijn als niet-West-Europeanen. Er komen in verschillende onderzoeken uiteindelijk drie gangbare definities van allochtonen voor. In de eerste definitie zijn allochtonen “…alle buiten Nederland geboren personen en alle personen die in Nederland geboren zijn en die ten minste één ouder hebben die niet in Nederland is geboren.” (De Beer 1995 in Hosper, ’t Hof, Knipscheer, Vollebergh & Bijl 1999:4) Dit is echter een erg ruime definitie. Er zijn nog twee gangbare versies van deze definitie volgens Sterk (2000). In de tweede definitie zijn allochtonen 42
alle personen die legaal in Nederland wonen die óf niet in Nederland zijn geboren óf in Nederland zijn geboren maar niet de Nederlandse nationaliteit bezitten. In de derde definitie zijn allochtonen alle personen die legaal in Nederland wonen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten. De term niet-westerse allochtonen “...refereert aan groepen die op grond van hun uiterlijke kenmerken niet geacht worden afkomstig te zijn uit West-Europa of de geïndustrialiseerde landen elders” (Sterk 2000:108).
In dit onderzoek wordt de beeldvorming ten aanzien van niet-westerse allochtonen onderzocht. Alleen de grootste in Nederland wonende groepen worden in dit onderzoek meegenomen. Dat zijn hier Marokkanen, Turken, Surinamers, Antillianen en Arubanen. Ook berichtgeving over niet-Nederlandse traditionele religieuze vraagstukken worden in dit onderzoek meegerekend. Hieronder valt onder andere de berichtgeving over moslims en de islam. Allochtone vraagstukken zijn alle onderwerpen die direct te maken hebben met de hier boven genoemde, voor dit onderzoek relevante groepen. Allochtone vraagstukken zijn vraagstukken die betrekking hebben op zaken als inburgering, integratie en vreemdelingenzaken.
Etniciteit Etniciteit “…verwijst naar de relatie tussen individuen die een groot aantal kenmerken met elkaar delen, zoals geloof, taal, culturele erfenis, de vormgeving van sociale relaties, geschiedenis etc.” (Sterk 2000:119) In dit onderzoek verwijst etniciteit kort gezegd naar afkomst en of religieuze achtergrond.
Media Sterk (2000) geeft als definitie van media: “...het geheel aan instellingen dat zich bezighoudt met nieuwsgaring en het informeren van het publiek.” (Sterk 2000:11) In dit afstudeeronderzoek wordt een analyse uitgevoerd op de journalistieke media. De journalistieke media zijn volgens Sterk (2000) te onderscheiden in landelijk, regionaal en lokaal opererende media. Daarnaast ook in geschreven pers, radio en televisie en tenslotte in publieke en commerciële omroepen. In dit onderzoek beperkt de media zich tot drie landelijke dagbladen, specifiek zijn dat de dagbladen De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant.
43
2.2.2
Selectie van kranten
Gezien de beperktheid van het onderzoek is gekozen voor analyse van de drie landelijke dagbladen De Telegraaf, de Volkskrant en Trouw. De keuze voor landelijke dagbladen viel omdat de verspreiding van deze dagbladen groter is dan die van regionale dagbladen waardoor het geschetste beeld in de berichtgeving en de resultaten van het onderzoek voor een groter gebied gelden. Er is gekozen om zowel artikelen uit een zogenaamd populair dagblad (De Telegraaf) als artikelen uit de zogenaamde kwaliteitskranten (Trouw en de Volkskrant) te analyseren. Het kan interessant zijn na te gaan of er ook verschil bestaat tussen beide type kranten in hun berichtgeving over allochtonen en allochtone vraagstukken.
2.2.3
Typering van de geselecteerde kranten
Zowel De Telegraaf als Trouw, als de Volkskrant zijn landelijke ochtend dagbladen die zes maal (Trouw en de Volkskrant) en zeven maal (De Telegraaf) per week verschijnen. Trouw en de Volkskrant staan bekend als kwaliteitskranten, De Telegraaf als een populaire krant (Kussendrager, Van der Lugt & Rogmans, 1997). Kwaliteitskranten zijn gericht op het zo goed mogelijk brengen van nieuws, populaire kranten zijn naast het brengen van informatie ook relatief veel gericht op amusement en ontspanning. De Volkskrant en De Telegraaf worden nog op broadsheetformaat gedrukt, Trouw wordt op tabloidformaat gedrukt. De Telegraaf is de krant met het grootste gemiddelde bereik van alle landelijke dagbladen in Nederland. Het totale bereik ligt op 2.178.000, dat is 16,1% van alle Nederlanders (website De Telegraaf, 2006). De Volkskrant komt op de tweede plaats met een bereik van 705.000. Dat is 5,2% van alle Nederlanders (website PCMedia, 2006). Ten slotte is Trouw de krant met het minste bereik. Het totale bereik is 107.666. Dat is 2% van alle Nederlanders (website PCMedia, 2006).
44
2.2.4
Selectie van artikelen
De geselecteerde artikelen zijn in de periode van 1 maart tot 1 april 2006 verschenen in de geselecteerde kranten. Gezien de beperktheid van het onderzoek is gekozen voor een aaneengesloten periode van een maand. De artikelen zijn voornamelijk verzameld middels proefabonnementen op de drie kranten voor de geselecteerde periode. Er is bewust gekozen voor analyse van de berichtgeving in de ‘tastbare’ krant, in plaats van de berichtgeving in de artikelen via de artikelen database Lexis Nexis. Omdat in dit onderzoek de plaatsing en vormgeving van verschillende berichten in de krant is als geheel worden geanalyseerd, zou Lexis Nexis niet bruikbaar zijn omdat Lexis Nexis alleen afzonderlijke artikelen weergeeft. Daarnaast is niet zeker of foto’s en lay-out van het oorspronkelijke artikel gehandhaafd blijven in de weergave van de artikelen in Lexis Nexis. De kunst en sportbijlagen zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten omdat daarin incidenteel sprake is van personen uit de minderheidsgroep en er nauwelijks thema’s aan de orde komen die iets met minderheden te maken hebben.
2.2.5
Analyse van artikelen
Om een beeld te krijgen van de wijze waarop in De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant geschreven over allochtonen en allochtone vraagstukken wordt geschreven zal een frequentieanalyse worden uitgevoerd ten aanzien van de berichtgeving over deze onderwerpen. Daarnaast zullen de artikelen in het onderzoek worden geanalyseerd op inhoud, vorm, en actoren.
Inhoud Ten aanzien van de inhoud van de artikelen gaat het in dit onderzoek om een analyse van allereerst het genre van de artikelen. Genres van artikelen zijn volgens Kussendrager (1997) onder te verdelen in het nieuwsbericht, het verslag, het nieuwsverhaal, het interview, het achtergrondverhaal, de nieuwsanalyse, de reportage, de persoonsbeschrijving, de recensie, het opinieverhaal, het commentaar, de column en ten slotte de brieven. In dit onderzoek worden de artikelen ingedeeld in nieuwsbericht, interview, achtergrondverhaal, reportage, opinieverhaal, column en brieven. Vervolgens wordt de aanleiding van de publicatie van de berichtgeving
45
onderzocht. De aanleiding voor de publicatie van een bericht is volgens Phalet (2004) van meest naar minst voorkomend een ander artikel, de publicatie van onderzoek van derden, verkiezingen, een beleidsvoorstel, eigen onderzoek van de journalist en uitspraken van politici. Verder worden ook de onderwerpen die in de artikelen aan bod komen onderzocht. De onderwerpen zijn hier criminaliteit, onderwijs, culturele onderwerpen zoals feesten en vieringen, religie, integratie en inburgering,
verblijfsvergunning
en
naturalisatie,
verkiezingen,
welzijn
en
tenslotte
beeldvorming. Deze indeling is eerst willekeurig tot stand gekomen, na een proefanalyse van een beperkt aantal artikelen uit de drie geselecteerde kranten is deze bijgesteld en verfijnd. Ook wordt de berichtgeving gekwalificeerd op basis van de teneur van het artikel ten aanzien van allochtonen en allochtone vraagstukken. Dit kan positief, negatief, neutraal of onduidelijk zijn. Dit is een subjectieve invulling. Om de kwalificatie van de berichtgeving ook een objectiever invulling te geven worden de berichten ook geanalyseerd op goed- of slecht-nieuwsberichten. Een goed-nieuwsbericht is een artikel dat over positieve zaken gaan in verband met allochtonen. Een voorbeeld van een goed-nieuwsbericht kan zijn dat het Hindoeïstisch nieuwjaar wordt gevierd eventueel vergezeld van een foto met feestende en lachende mensen erop. Een voorbeeld van een slecht-nieuwsbericht is bijvoorbeeld een artikel dat gaat over de Hofstadgroep, een terroristische organisatie die een zeer extreme interpretatie van de islam gebruikt als ideologische basis. In de analyse wordt ook de aanwezigheid van second opinion en hoor- en wederhoor betrokken. Deze elementen zijn belangrijk voor evenwichtige en neutrale berichtgeving. Ten slotte wordt de vergelijking met autochtonen omtrent het betreffende onderwerp onderzocht. De vraag hierbij is of er in de berichten een vergelijking wordt gemaakt met autochtonen. Dit is van belang om te achterhalen hoe het beeld van allochtonen ten opzichte van autochtonen is dat wordt neergezet in de kranten.
Vorm De vorm waarin berichten verschijnen wordt onderzocht om te achterhalen hoeveel opmaakaccent berichtgeving over allochtonen en allochtone vraagstukken krijgt. De mate van opmaakaccent zorgt voor een meer of minder prominente plaats van het betreffende bericht in de krant en binnen de berichtgeving over het algemeen. Door dit te onderzoeken kan de relevantie of belangrijkheid van het nieuws worden gemeten (Van Dijk, 1983). Ten aanzien van de vorm van de berichtgeving wordt allereerst gelet op de plaats van het bericht in de hele krant en op de
46
pagina. Naarmate een bericht belangrijk wordt gevonden en dus meer opmaakaccent krijgt, wordt het eerder op de voorpagina, linksboven op de pagina afgedrukt (Van Dijk, 1983 en Sibon, 2005). Pagina één en drie zijn wat dat betreft pagina’s waarop berichten een prominente plaats krijgen (Bovenkerk, 1978). Ook de omvang van een bericht speelt een rol in de mate van opmaakaccent of aandacht die het artikel krijgt. De te analyseren artikelen worden onderverdeeld in klein, middelgroot en groot. Na twee testanalyses werd duidelijk dat er geen algemene standaard kan worden gehanteerd voor de maten klein, middelgroot en groot omdat de kranten verschillende maten hanteren. De Telegraaf en de Volkskrant gebruiken door hun broadsheetformaat meer ruimte voor berichten dan Trouw, Trouw wordt afgedrukt op het kleinere tabloidformaat. In vergelijking met De Telegraaf en de Volkskrant zijn de berichten in Trouw dus over het algemeen kleiner door deze opmaak. Voor beide typen opmaak, zowel broadsheet als tabloid, wordt daarom in dit onderzoek een verschillende standaard gemaakt van de maten klein, middelgroot en groot zodat ze verhoudingsgewijs met elkaar overeen komen, zie daarvoor bijlage 2, figuur 1. Ook wordt het gebruik van foto’s onderzocht. Foto’s zijn volgens Sibon (2005) belangrijk bij het trekken van de aandacht van de lezer. Ten eerste zal het aantal foto’s worden genoteerd. Omdat een grote foto eerder de aandacht zal trekken dan een kleine, wordt ook de omvang van de foto opgemeten. Deze omvang kan net als de omvang van de berichten worden ingedeeld in klein, middelgroot en groot zie daarvoor ook bijlage 2, figuur 2. Ten slotte worden de koppen ook onderzocht. Er wordt gekeken of de vormgeving van de drukletters van de kop afwijken van de gemiddelde vormgeving van de letters in de krant. Afwijkende drukletters geven het bericht ook meer opmaakaccent. Ook de aanwezigheid van een onderkop kan deze uitwerking hebben.
Actoren Ten aanzien van de actoren in de artikelen wordt het aantal actoren geregistreerd. De actoren worden genoteerd op chronologische volgorde waarbij in de analyse maar drie actoren per bericht worden meegenomen. Daarnaast wordt ook de sekse van de actoren en, wanneer expliciet, de etniciteit geregistreerd. Het onderzoek spitst zich toe op de grootste in Nederland levende groepen niet-westerse allochtonen. De etniciteiten die worden meegerekend zijn Marokkaans, Turks, Surinaams, Antilliaans, Arubaans, Nederlands, anders en onbekend. De mate van aandacht voor de etniciteit kan worden bepaald door na te gaan waar de etniciteit wordt vermeld: in de
47
kop, in de onderkop, in de tekst van het bericht, of helemaal niet. Daarnaast de representatie (rol) van de actoren in het bericht geïnventariseerd. Ten aanzien van de rol van de actor is een onderverdeling gemaakt. Het kan bijvoorbeeld gaan om landelijke politici, gemeentelijke politici, deskundigen, burgers of mensen uit het bedrijfsleven.
2.2.6
Bijzonderheden bij de data
De data is niet helemaal compleet, er mist een exemplaar van Trouw van 15 maart. Dit probleem is echter ondervangen door via de website van Trouw de artikelen van 15 maart te selecteren die in aanmerking komen voor dit onderzoek. Nadeel hierbij is echter dat een aantal variabelen niet kunnen worden ingevuld. Het gaat om de variabelen ‘plaats bericht in de krant’, ‘plaats bericht op de pagina’, ‘omvang bericht’, ‘accent drukletters kop’, ‘aanwezigheid onderkop’, ‘gebruik foto’s’, ‘omvang foto 1’, ‘omvang foto 2’ en ‘omvang foto 3’. Dit probleem is ondervangen door bij deze variabele de missing value in te vullen.
48
3
Analyse van de resultaten
In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek op een rijtje worden gezet. In paragraaf 3.1 wordt allereerst een overzicht gegeven van de belangrijkste nieuwsfeiten die in de onderzoeksperiode in de onderzochte kranten aan bod zijn gekomen. In paragraaf 3.2 zal dieper in worden gegaan op de precieze resultaten ten aanzien van de onderzochte onderwerpen. In paragraaf 3.3 zullen de resultaten worden beschreven ten aanzien van de inhoud van de berichtgeving met betrekking tot genre, soort berichtgeving en kwalificatie van de berichtgeving. In paragraaf 3.4 wordt de vorm beschreven waarin de berichten worden gepresenteerd met betrekking tot de plaats van de berichtgeving in de krant, de omvang van de berichten en de omvang van aanwezige foto’s in de berichtgeving. In paragraaf tenslotte 3.5 zullen de actoren in de berichtgeving met betrekking tot sekse, etniciteit en functie worden beschreven.
3.1
Globaal overzicht van de onderwerpen in de berichtgeving
In de periode van 1 tot en met 21 maart zijn in totaal 212 berichten geanalyseerd over allochtonen en allochtone vraagstukken. De berichten zijn afkomstig uit Trouw (39,2%), de Volkskrant (35,8%) en De Telegraaf (25%). De Telegraaf heeft minder berichten gepubliceerd dan Trouw en de Volkskrant. Dit komt overeen met resultaten uit onderzoek van Van Dijk (1983) waarin naar voren komt dat De Telegraaf minder aandacht besteedt aan nieuws over allochtonen en allochtone vraagstukken dan de Volkskrant; Trouw werd niet in zijn onderzoek opgenomen. Hieronder zal een gedetailleerd beeld worden gegeven van de frequentie van de onderwerpen die in de berichtgeving aan bod zijn gekomen volgens de indeling zoals die in hoofdstuk 2 is uitgewerkt.
Voor alle drie de kranten is de aanleiding van de berichtgeving vaak een uitspraak of beslissing van politici en eigen onderzoek van de journalist. Voor zowel de Volkskrant als voor Trouw zijn de verkiezingen ook vaak aanleiding geweest van berichtgeving. Dit gold minder vaak voor De Telegraaf;in deze krant was een ander artikel vaker aanleiding van de berichtgeving. Ten aanzien van de berichtgeving in het algemeen valt op te merken dat de meeste berichten ook 49
daadwerkelijk gaan over de verkiezingen, zoals te zien is in tabel 1. Niet zo vreemd ook, omdat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden binnen de onderzoeksperiode. Voornamelijk de discussie over allochtone politici in de gemeenteraad en het aandeel van de allochtone kiezer in de uitslag van de verkiezingen op 7 maart 2006 waren aanleiding voor de publicatie van veel berichten binnen deze categorie. Ook is de verblijfsvergunning en naturalisatie een veelbesproken categorie. Er zijn 43 berichten gepubliceerd die vallen binnen deze categorie, waarbij de naturalisatie van Kalou en de verblijfsvergunning voor uitgeprocedeerde homoseksuele en christelijke asielzoekers veelbesproken onderwerpen zijn. Verder zijn criminaliteit en religie veel besproken onderwerpen. Binnen de categorie religie zijn 31 berichten gevonden. Deze zijn voornamelijk gevonden in De Telegraaf en Trouw. Het ging veelal om ophef rondom de geplande verwijdering van een herdenkingsteken uit stadsdeel De Baarsjes in Amsterdam. Ten slotte zijn er veel berichten gevonden die te plaatsen vallen binnen de categorie criminaliteit. Hierin ging het voornamelijk om de berichtgeving over het proces tegen De Hofstadgroep. Tabel 1: Aantal berichten per onderwerp gedifferentieerd naar krant (totaal = 212)
Onderwerp
De Telegraaf
Trouw
Volkskrant
Totaal
Criminaliteit
12
38,7%
9
29%
10
32,3%
31
100%
Onderwijs
0
0%
6
75%
2
25%
8
100%
Culturele onderw.
2
25%
2
25%
4
50%
8
100%
Religie
12
38,7%
12
38,7%
7
22,6%
31
100%
Integratie en
3
23%
5
38,5%
5
38,5%
13
100%
27,9%
20
46,5%
11
25,6%
43
100%
inburgering Verblijfsvergunning 12 en naturalisatie Verkiezingen
4
8,5%
20
42,6%
23
48,9%
47
100%
Welzijn
1
9%
5
45,5%
5
45,5%
11
100%
Beeldvorming
4
30,8%
2
15,3%
7
53,9%
13
100%
Anders
3
42,9%
2
28,6%
2
28,6%
7
100%
Totaal
53
25%
83
39,2%
76
35,4%
212
100%
De bevindingen komen overeen met de bevindingen van Phalet (2004). Uit haar onderzoek blijkt
50
dat religie, overlast en criminaliteit veelbesproken issues zijn waar het draait om berichtgeving over moslims in Nederland. Shadid (1998) geeft verder een verklaring voor het hoge aantal berichten over criminaliteit. De nieuwswaarde van berichten hangt volgens hem samen met het afwijkende en sensationele. Dit zou vorm krijgen in een groot aandeel berichten over criminaliteit. Ten aanzien van de berichtgeving per krant valt op te maken dat De Telegraaf voornamelijk heeft geschreven over criminaliteit, religie en verblijfsvergunning en naturalisatie. Ook Trouw heeft veel geschreven over verblijfsvergunning en naturalisatie, het meest van alle kranten, maar ook over de verkiezingen in tegenstelling tot De Telegraaf. De Volkskrant ten slotte heeft het meest geschreven over de verkiezingen en minder dan De Telegraaf en Trouw over verblijfsvergunning en naturalisatie. Opvallend is dat het thema religie vooral is behandeld door De Telegraaf, terwijl het thema verkiezingen vooral is beschreven door Trouw en de Volkskrant. De Telegraaf heeft hierover relatief weinig geschreven.
Om een overzichtelijk beeld te geven van de belangrijkste nieuwsfeiten die in de onderzoeksperiode aan bod zijn gekomen wordt nu eerst een beschrijving gegeven op basis van een grovere indeling dan hierboven. De in dit onderzoek geanalyseerde berichten zijn grofweg onderverdeeld onder vier verzamelnamen: Sociaal-culturele zaken, Immigratie, Politiek en tenslotte Religie, zoals gegeven in de volgende tabel. Tabel 2: Aantal berichten per verzamelnaam (totaal = 212)
Verzamelnaam
Frequentie
Percentage
Sociaal-culturele zaken
71
33,5 %
Immigratie
56
26,4 %
Politiek
47
22,2 %
Religie
31
14,6 %
Anders
7
3,3 %
Totaal
212
100 %
51
3.1.1
Sociaal-culturele zaken
De tabel laat zien dat de meeste aandacht is besteed aan sociaal-culturele zaken gevolgd door immigratie, politiek en religie. Onder de verzamelnaam sociaal-culturele zaken vallen 71 berichten die bestaan uit onderwerpen uit de categorieën criminaliteit, onderwijs, culturele onderwerpen, welzijn en beeldvorming. Voorbeelden hiervan zijn berichten die gaan over een Antilliaanse drugsbende die in Nederland is opgerold, moslimscholen waar een tekort voor dreigt, het Hindoestaans nieuwjaar dat in maart wordt gevierd door veel Hindoestanen in Nederland, en een onderzoek waaruit blijkt dat veel allochtone zwangere vrouwen een tekort hebben aan vitamine D. De meeste aandacht in de berichtgeving ten aanzien van sociaal-culturele zaken gaat echter uit naar de aanloop tot het vonnis voor leden van de Hofstadgroep en de discussie die losbarstte na de veroordeling van de leden, waarover in totaal 20 berichten zijn gepubliceerd.
Het vonnis van de Hofstadgroep en de discussie die daarna losbarstte Er is de laatste jaren veel aandacht in de media voor terrorisme. Ook in de onderzoeksperiode wordt hierin aandacht besteed aan terreurbestrijding. Aanleiding is de veroordeling van leden van de Hofstadgroep. Deze groep werd al maanden in de gaten gehouden, de leden ervan werden onder meer afgeluisterd door de AIVD. Alle verdachten staan terecht voor deelname aan een organisatie die als oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. De Telegraaf (10-0306) meldt dat de rechtbank uitspraak gaat doen. Volgens de officieren van justitie Plooy en Van Dam behoren vier van de veertien verdachten tot de harde kern. De vermeende leider Mohamed B, de moordenaar van Theo van Gogh, werd schuldig verklaard zonder dat er straf tegen hem wordt geëist, omdat hij al levenslang heeft voor de moord op Theo van Gogh. Tegen Jason W. en Ismail A. wordt twintig jaar geëist wegens poging tot moord middels het gooien van een handgranaat naar het arrestatieteam. Tegen Nouredinne el F. wordt tien jaar geëist wegens het rondlopen met een doorgeladen machinepistool, vermoedelijk om de kamerleden Hirsi Ali en Wilders om te brengen. Deze beschuldigingen zijn geen punt van discussie; eerder twijfelen strafjuristen over de bewijslast voor deelname aan een terroristische organisatie. Er zijn dus op voorhand al kritische geluiden te horen. Taru Spronken, hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Maastricht zei: “Het OM meent aan de hand van de ideologie van de Hofstadgroep te kunnen 52
voorspellen dat er in de toekomst geweldsmisdrijven gepleegd zullen worden. Dat vind ik een heel enge ontwikkeling, omdat gedachten en intenties in ons rechtssysteem juist niet strafbaar zijn. Stel, je bent je hele leven van plan je buurman te vermoorden. Maar je doet het toch niet. Dan ben je volgens deze aanklagers strafbaar.” Het proces vindt plaats in de Amsterdamse rechtbank. De rechters zijn van mening dat de Hofstadgroep een terroristische organisatie is. Volgens Trouw geeft dit vonnis terreurbestrijders een sterk wapen; er kan tegen de dreigende radicalisering worden opgetreden. Volgens de rechters zijn terroristen niet alleen mensen die bommen gooien maar ook mensen die een gedachtegoed verspreiden dat ‘inherent gewelddadig’ is. (Trouw 11-03-06). De Telegraaf (11-0306) meldt dat leden van de Hofstadgroep geringere gevangenisstraffen hebben gekregen dan tegen hen geëist is. Volgens de rechtbank had de Hofstadgroep de bedoeling een reeks misdrijven te plegen: opruiing, verspreiding van opruiende geschriften, het aanzetten tot haat, bedreiging en bedreiging met terroristische misdrijven. Het staat echter niet vast dat het onontkoombaar tot gewelddadig terreur zou leiden. In de Volkskrant (11-03-06) wordt verder gemeld dat negen verdachten in het Hofstadproces zijn veroordeeld, omdat zij onder meer radicale teksten vertaalden of computers van groepsleden repareerden, wat een faciliterende groepsrol is. Vier andere verdachten waren wel lid maar werden vrijgesproken omdat zij geen actieve bijdrage leverden. Zij bezochten enkel bijeenkomsten of lazen geschriften. De eerste reacties op het vonnis komen onder andere van advocaat Plasman (Trouw 11-03-06). Volgens hem zit het vonnis dicht aan tegen het vervolgen en veroordelen van gedachten en uitspraken, hij vindt het een zorgelijke ontwikkeling. De verwachting is nu dat het OM zich bij het vervolgen van groepen meer zal richten op het gedachtegoed dan op concrete aanwijzingen van aanslagen. Premier Balkenende reageerde echter verheugd op het vonnis (de Volkskrant 1103-06). Het vonnis laat volgens hem zien dat de verscherpte anti-terreur wetgeving werkt. De Volkskrant (13-03-06) kopte: ‘Radicale moslims zijn woedend over uitspraak Hofstadzaak’. Bronnen in radicale kringen rond de Hofstadgroep vinden volgens de Volkskrant dat moslims door het vonnis monddood worden gemaakt. “Iedereen heeft het hier over de vrijheid van meningsuiting. Maar als die vanuit het islamitisch perspectief komt, is het strafbaar. Dat is hypocriet.” aldus Jermaine W., broer van Jason W., verdachte in de Hofstadzaak. Ook Hirsi Ali reageerde op het vonnis en verklaarde dat een radicaal gedachtegoed niet via het strafrecht, maar in de ‘ideologische arena’ moet worden bestreden. Ze zegt bezorgd te zijn over de groeiende
53
macht van de inlichtingendienst en het strafrecht (de Volkskrant 13-03-06). “De geheime dienst en het strafrecht behoren ultimum remedium te zijn; nu zijn ze uitgangspunt geworden in de bestrijding van de radicalisering. Dat zie ik als een ondermijning van onze open democratie.” Volgens een opinieschrijver in de Volkskrant (16-03-06) heeft Hirsi Ali een punt als zij stelt dat de vrijheid van meningsuiting wordt aangetast in de Hofstadzaak. “De rechter gaat wel in op het grote goed van de vrijheid van meningsuiting en op de godsdienstvrijheid, maar merkt terecht op dat deze grondrechten kunnen worden beperkt.“ Onder een opinieschrijver wordt in dit onderzoek iemand verstaan die een opiniestuk schrijft dat wordt gepubliceerd op de opiniepagina van de krant; dat is hier niet hetzelfde is als een ingezonden-briefschrijver die kort reageert op een gebeurtenis of situatie. Volgens de opinieschrijver gaat het in het geval van de Hofstadzaak om indirecte en abstracte bedreiging met geweld waarvoor de vrijheid van meningsuiting zou moeten wijken. “Alleen als het een oproep tot een directe bedreiging met geweld betreft, zoals de bedreiging van Hirsi Ali, dient de vrijheid van meningsuiting mijns inziens te wijken.” Volgens de opinieschrijver is het duidelijk ‘dat de vrijheid van meningsuiting als basis van onze democratie onder vuur ligt.’ De Volkskrant (14-03-06) schrijft dat een meerderheid van het CDA en PvdA vindt dat het VVD-Kamerlid Hirsi Ali echter verkeerd gereageerd heeft op het vonnis van de Hofstadgroep. Ook partijgenoten van Hirsi Ali zijn het met haar oneens. De VVD’er Weekers zegt dat het delict waarop Hirsi Ali doelt, het verspreiden van haatzaaiende geschriften, ‘al sinds jaar en dag’ in het Wetboek van Strafrecht staat. Dat moet volgens hem ook zo blijven. ‘De VVD komt op voor de vrijheid van meningsuiting, maar elk grondrecht is begrensd.’ Er komen ook veel argumenten voor en tegen aan bod in de opinieberichten in de kranten. Een opinieschrijver in de Volkskrant (13-03-06) vindt het vonnis gevaarlijk. “Meer nog dan de hoogte van de straffen, ligt het belang van het vonnis in de definiëring van het begrip terroristische organisatie. (…) Concreet gaat het hier om de vraag of het in groepsverband uitwisselen van gewelddadige ideeën bij voorbaat een strafbaar feit oplevert. Want dit vonnis toont aan, hoe moeilijk het is de rechtsstaat te beschermen tegen types als Mohammed B. en consorten, zonder de beginselen van diezelfde rechtsstaat te verloochenen.”. Een andere opinieschrijver in Trouw (13-03-06) noemt het vonnis van de Hofstadgroep ‘nuchter’. “Centraal in het proces stond natuurlijk de vraag in hoeverre een veroordeling een aanslag zou zijn op de godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. (…) Essentieel is dan dat de rechtbank in navolging van deskundigen tot de conclusie komt dat die geloofsovertuiging deze gelovigen ertoe brengt op te
54
roepen tot geweld jegens andere niet-gelovigen. Oproepen tot geweld is al jaren strafbaar en veroordelen op die grond is dan ook niks bijzonders. Opruiing en haat zaaien zijn wettelijke beperkingen op het recht je mond open te doen en daar is niets mis mee.” Weer en ander gaat iets verder en vindt, anders dan Balkenende, dat uit de veroordeling van de Hofstadgroep niet blijkt dat het antiterrorismebeleid effectief is. “Weliswaar werden door de antiterrorismewetgeving twee nieuwe strafbepalingen geïntroduceerd, (…) maar de negen verdachten zijn voor geen van de gevallen veroordeeld. Daarnaast bevat de antiterrorismewet geen nieuwe delicten of aanvullende bevoegdheden, (…) maar de mogelijkheid de reeds bestaande delicten zwaarder dan voorheen te bestraffen, mits deze delicten worden gepleegd met een terroristisch oogmerk. Met andere woorden, het vonnis van de rechtbank was zonder de nieuwe wetgeving vrijwel hetzelfde geweest.”, zo schrijft de opinieschrijver in de Volkskrant (14-03-06).
Opvallend in de berichtgeving is dat bijna de helft van de artikelen over de Hofstadzaak afkomstig zijn van De Volkskrant, zoals te zien is in tabel 3. Trouw levert in totaal 7 artikelen en De Telegraaf ten slotte in totaal 4. Het merendeel van de berichtgeving zijn nieuwsberichten. De tabel laat zien dat de verhouding tussen nieuws en opinie in de Hofstadzaak in het nadeel staat van de opinieberichten (35%). De Telegraaf scoort met 24% onder het gemiddelde, terwijl Trouw een beduidend hoger percentage laat zien. Tabel 3: Aantal berichten Hofstadgroep per krant (totaal = 20)
Hofstadgroep
Nieuws
Opinie
Totaal
De Telegraaf
3
75%
1
25%
4
100%
Trouw
4
58,2%
3
42,8%
7
100%
de Volkskrant
6
66,6%
3
33,4%
9
100%
Totaal
13
65%
7
35%
20
100%
Ik heb ervoor gekozen de artikelen over de Hofstadgroep in te delen in de categorie criminaliteit en niet in de categorie religie, omdat de acties van de Hofstadgroep onder de noemer criminaliteit kunnen worden geschaard. Natuurlijk valt niet te ontkennen dat de activiteiten van de Hofstadgroep voortkomen uit een extreem-religieuze ideologie.
55
3.1.2
Immigratie
Onder de verzamelnaam immigratie vallen 56 berichten die in dit onderzoek zijn ondergebracht onder de categorieën Integratie en inburgering, en Verblijfsvergunning en
naturalisatie.
Voorbeelden hiervan zijn berichten die gaan over de rol van de overheid bij het verzorgen van behoorlijke inburgeringlessen, een onderzoek waaruit blijkt dat immigranten in Rotterdam steeds meer contact zoeken met de eigen groep en steeds minder mengen met de autochtonen, en de aftrap van het project ‘fietsvriendinnen’ waarbij allochtone vrouwen gekoppeld worden aan Nederlandse vrouwen om het fietsen te leren. Verder gaat de berichtgeving onder de noemer immigratie ook over onderwerpen die sterk verband houden met het uitzettingsbeleid van Minister van Vreemdelingenzaken mevrouw Verdonk. Een bericht maakt melding van het feit dat er vragen rijzen in de Tweede Kamer over het uitzettingsbeleid. In een aantal berichten gaat het over de gang van zaken rond uitgeprocedeerde Syrische asielzoekers; er zou informatie zijn uitgelekt naar de immigratiedienst van Syrië die mogelijk gevaar kon opleveren voor de uitgeprocedeerde Syriërs, als ze eenmaal terug zijn in hun land van herkomst. De meeste onderwerpen in de berichtgeving ten aanzien van immigratie betreffen echter de uitzetting van homoseksuele en christelijke asielzoekers terug naar Iran en de naturalisatie van de voetballer Salomon Kalou, waarover in totaal 33 berichten zijn verschenen. Deze onderwerpen zullen hieronder uitgebreid worden beschreven. Twee belangrijke kwesties, de naturalisatie van Kalou en de dreigende uitzetting van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers, zullen hieronder uitgebreid worden besproken.
De naturalisatie van de voetballer Salomon Kalou Veel artikelen in de onderzoeksperiode, 16 in totaal, besteden aandacht aan de naturalisatie van de Feyenoordvoetballer Salomon Kalou die afkomstig is uit de Ivoorkust. De Telegraaf (01-0306) schrijft dat Minister Verdonk van Vreemdelingenzaken het verzoek om versneld Nederlander te worden van Kalou heeft afgewezen. Volgens Verdonk voldoet Kalou niet aan de regels. Hij is voor het onderdeel maatschappelijke oriëntatie van zijn eerste naturalisatietoets gezakt. Hij heeft daarnaast het onderdeel taal niet gevolgd. Bovendien heeft hij niet duidelijk gemaakt dat hij in Nederland wil blijven. Hiermee zijn zijn kansen om als voetballer in juni met Oranje deel te kunnen nemen aan het WK voetbal afgenomen. Trouw (01-03-06) schrijft echter dat Kalou nog
56
een kleine kans heeft om alsnog uit te komen voor Nederland. Als Kalou kan bewijzen dat hij zich permanent in Nederland wil vestigen en op 9 mei slaagt voor zijn nieuwe naturalisatietoets, zal Verdonk vermoedelijk overstag gaan. De Raad van State moet dan nog wel instemmen met de versnelde naturalisatie. De tijd dringt echter omdat bondscoach Marco van Basten op 15 mei de definitieve selectie van het WK bekend moet maken. Politici waren echter niet tevreden over het optreden van Verdonk. PvdA, GroenLinks en kamerlid Nawijn verklaarden na een debat met minister Verdonk dat Verdonk bij de afwijzing van het naturalisatieverzoek door haarzelf daarvoor gronden heeft aangevoerd die niet in de wet staan. Volgens hen staan de eisen dat Kalou moet slagen voor een naturalisatietoets en moet kunnen aantonen de komende jaren in Nederland te blijven, niet in de lijst van criteria voor versnelde naturalisatie. Verdonk ontkent dit en wijst erop dat er aanpassingen hebben plaatsgevonden in de nieuwe Rijkswet op het Nederlanderschap van 2003 (Trouw 10-03-06). Niet alleen politici hebben hun mening geuit over de naturalisatie van de voetballer in kwestie, maar ook opinieschrijvers mengden zich in de discussie en steunden meestal het beleid van de minister. Een opinieschrijver in De Telegraaf (02-03-06): “Het uitzettingsbeleid van minister Rita Verdonk oogt altijd hard als de daarbij behorende gezichten naar buiten komen. Die wekken vaak begrip en medeleven op. Maar het zou vreemd zijn als de minister daar haar beleid op in zou richten.” Een ander zegt in dezelfde krant: “Toen minister Verdonk haar poot stijf had gehouden (...) over de bezwaren van Salomon Kalou (die te lui is om een beetje Nederlands te leren), kwamen de reacties van de advocaten.” “Maar wat ze nooit gezegd hebben, (...) is dat, mocht de minister buigen, elke immigratieadvocaat zich voortaan met succes kan beroepen op de precedenten van (...) Kalou. Dan kun je de regels wel helemáál afschaffen.” (De Telegraaf 02-0306) Ten slotte schrijft een ander in De Telegraaf (02-03-06) dat minister Verdonk “Wederom (…) getoond [heeft] haar mannetje te staan. Zij laat niet met zich sollen.” Ook Kalou zelf probeert een bijdrage te leveren aan zijn naturalisatie. De Telegraaf (10-03-06) schrijft: “Salomon Kalou schrijft een persoonlijke brief naar minister Verdonk waarin hij aangeeft het te betreuren dat de situatie is zoals die nu is: dat de minister en hij nu tegenover elkaar staan. Hij geeft daarin ook aan wereldkampioen te willen worden met Nederland.” Volgens Trouw (11-03-06) heeft Minister Verdonk Kalou een persoonlijke brief teruggeschreven. Ze wil verder niet uitweiden over de inhoud daarvan. Ondanks de hierboven weergegeven discussies schrijft Trouw (02-03-06) dat het er niet naar uitziet dat Kalou snel zijn paspoort krijgt.
57
De advocaat van Kalou, Jelle Kroes, geeft aan dat een mogelijkheid is te stoppen met de hele procedure. Een andere mogelijkheid is dat Kalou aan het WK deelneemt als lid van het elftal van zijn geboorteland Ivoorkust. De advocaat verwacht echter dat Kalou door wil strijden voor een Nederlands paspoort, ook als het WK in een Oranje-shirt aan Kalou voorbij gaat. De advocaat heeft kritiek op de manier waarop Verdonk omgaat met de regels: Kalou heeft een contract bij Feyenoord tot 2007. Dit is volgens Verdonk niet genoeg. Volgens de advocaat bestaan er echter geen wettelijke criteria over blijvende vestiging. Er zal daarover een hoorzitting plaatsvinden van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Daarnaast bestaat het probleem dat als Kalou de naturalisatietoets op 9 mei goed afrondt, er niet meer genoeg tijd is om alles te regelen voor het WK. Trouw schrijft op 21 maart 2006 dat Verdonk een versnelde naturalisatie van Kalou afwijst.
Opvallend aan de berichtgeving over Kalou is dat bijna alle berichten afkomstig zijn uit De Telegraaf en Trouw (zie tabel 3). Beide kranten hebben hierover bijna evenveel gepubliceerd. Maar slechts één bericht is afkomstig uit de Volkskrant. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat de meeste berichten die de Volkskrant heeft gewijd aan Kalou, werden ondergebracht onder de bijlage Sport. Deze bijlage is echter niet in dit onderzoek meegenomen. Verder valt op dat de Telegraaf meer opinieberichten over Kalou heeft gepubliceerd, terwijl Trouw meer nieuwsberichten over hem heeft gepubliceerd. De tabel laat zien dat opiniestukken over Kalou in De Telegraaf het meest voorkomen. Dit staat haaks op de verhouding tussen nieuws en opinie over de Hofstadgroep.
Tabel 4: Aantal berichten over Kalou per krant (totaal = 16)
Kalou
Nieuws
Opinie
Totaal
De Telegraaf
2
25%
6
75%
8
100%
Trouw
5
71,5%
2
28,5%
7
100%
de Volkskrant
0
0%
1
100%
1
100%
Totaal
7
44,7%
9
56,3%
16
100%
Ten aanzien van immigratie zijn, naast berichten over Kalou, ook een aantal berichten gevonden die te maken hadden met de uitzetting van uitgeprocedeerde homoseksuele en christelijke asielzoekers naar Iran.
58
De uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Iran Een ander belangrijk thema dat geregeld in de kranten werd besproken, had betrekking op de uitzetting van uitgeprocedeerde homoseksuele en christelijke asielzoekers naar Iran. De Volkskrant (03-03-06) schrijft dat “Minister Verdonk homoseksuele en christelijke asielzoekers uit Iran weer terug wil gaan sturen. Vorig jaar is de uitzetting van homoseksuele asielzoekers naar Iran gestaakt nadat de Tweede Kamer alarm had geslagen over de ophanging van twee Iraanse homo’s. Volgens Verdonk is er echter geen sprake van executie op grond van homoseksuele geaardheid in Iran. Wel staat de doodstraf op homoseks. Verdonk baseert haar voornemen op een ambtsbericht van Buitenlandse Zaken waarin de actuele situatie in Iran wordt beschreven. Volgens het departement zijn de twee jongens niet opgehangen omwille van hun geaardheid maar omdat zij schuldig waren bevonden aan beroving, kidnapping en verkrachting van een minderjarige. Ten aanzien van de christelijke Iraniërs erkent Verdonk dat zij worden gediscrimineerd door de Iraanse overheid. De situatie is volgens haar echter niet zo erg dat christelijke asielzoekers bescherming nodig hebben van Nederland. Ze vindt dat er mogelijkheden zijn door het geloof in stilte te belijden”. Het voornemen van Verdonk om homoseksuele asielzoekers terug te sturen naar Iran stuit op weerstand in de Tweede Kamer, schrijft Trouw (04-03-06) en de Volkskrant. In de Volkskrant (04-03-6) staat dat “een meerderheid van de Tweede Kamer de minister vraagt nog geen stappen te ondernemen en meer informatie in te winnen. D66-fractievoorzitter Van der Laan noemt het voornemen krankzinnig, naïef en onverantwoord. Na de kritiek uit de Tweede Kamer benadrukte Verdonk dat elke individuele aanvraag wordt getoetst door de immigratiedienst IND en door de rechter. “Wie gevaar loopt, krijgt volgens haar een verblijfsvergunning” citeert de Volkskrant (06-03-06). Er is ook veel kritiek vanuit de samenleving op het plan en de onderbouwing van het plan door de minister. Iemand schrijft “Uit de Volkskrant van 3 maart kan worden opgemaakt dat er navraag is gedaan bij de Iraakse overheid, die nou niet bepaald bekend staat vanwege haar respect voor mensenrechten. Dat minister Verdonk zoveel vertrouwen stelt in de streng fundamentalistische justitie van Iran is opmerkelijk voor een minister van de VVD. Deze partij stelt zich anders graag op als criticaster van islamitische scherpslijterij.” Ook de voorzitter van het COC, Frank van Dalen, levert in Trouw (16-03-06) kritiek op de goedgelovigheid van Verdonk: “Er is vaker kritiek geuit op de ambtsberichten en ook dit ambtsbericht over Iran laat zien dat Buitenlandse
59
Zaken niet in staat is zich goed te laten informeren over de mensenrechtensituatie ter plaatse. Het probleem blijft immers dat het ministerie de officiële informatiekanalen gebruikt, en daardoor beperkt is in zijn informatie. Natuurlijk zullen de Iraanse autoriteiten ontkennen dat de doodstraf is toegekend vanwege homoseksualiteit. Iran voegt allerlei andere aanklachten aan de vonnissen toe om buitenlandse protesten te ontlopen. Buitenlandse Zaken heeft ook zijn eigen diplomatieke belangen. Hierdoor kan het beperkt worden om vrij te oordelen over een regime.” Daarnaast verschijnen er achtergrondartikelen over de situatie van homoseksuelen en christenen in Iran. De Iraanse homoseksuele Jafar komt in Trouw (10-03-06) aan het woord die zegt dat het in Iran absoluut niet veilig is: “Het punt is dat je van tevoren nooit kan zeggen wie er opgepakt zal gaan worden en wie niet. Laat staan dat je dan kan voorspellen wat voor straf er wordt opgelegd. Het is allemaal weinig systematisch.” Volgens Saba Rawi, een in Nederland woonachtige Iraanse homoactivist, wordt minister Verdonk niet goed geïnformeerd. “Het regime maskeert de ware reden voor de executies.” (de Volkskrant 11-03-06). De christelijke Iraniërs Amir en Zara Eslami zijn al vaker telefonisch bedreigd. ”In Iran worden we beschouwd als onrein. Als iemand ons doodt, krijgen ze een plek in de hemel.” Amir: “Mijn broer schreef me: als je komt maak ik je dood.” Wat Verdonk ook beslist, ze zeggen dat ze nooit meer terug gaan naar Iran, schrijft Trouw (10-03-06). Een briefschrijver schrijft: “Kan iemand van het CDA ons uitleggen waarom deze partij het beleid van mevrouw Verdonk door dik en dun steunt? (…) Mochten alsnog Iraniërs dreigen te worden uitgezet, dan zijn ze bij ons van harte welkom.” (Trouw 11-03-06). Trouw (10-03-06) is van mening dat de Tweede Kamer korte metten heeft gemaakt met het standpunt van minister Verdonk dat uitgeprocedeerde homoseksuele en christelijke Iraniërs terug kunnen naar Iran. De Kamer wil met de minister debatteren over het ambtsbericht waarop Verdonk haar idee baseert. De Kamer verwijst naar rapporten van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en Mensenrechten. Hierin staat dat er ernstige risico’s zijn voor bekeerde ex-moslims die actief blijk geven van hun geloof. Volgens kamerlid Nawijn in de Volkskrant (10-03-06) is Iran een schurkenstaat: “We moeten zeer voorzichtig zijn om mensen terug te sturen.” Uiteindelijk heeft minister Verdonk onder zware druk van de Kamer toegezegd dat Nederland voorlopig geen uitgeprocedeerde christelijke asielzoekers zal terug sturen naar Iran. De Kamer vreest dat zij daar zullen worden vervolgd.
60
Opvallend aan de berichtgeving is dat de meeste berichten afkomstig zijn van Trouw en de Volkskrant. Beide kranten hebben aan dit onderwerp bijna evenveel aandacht besteed, voornamelijk door middel van nieuwsberichten. De Telegraaf heeft relatief weinig aandacht besteed aan dit onderwerp. Tabel 5: Aantal berichten Iraanse asielzoekers per krant (totaal = 17)
Iraanse asielzoekers
Nieuws
Opinie
Totaal
De Telegraaf
1
50%
1
50%
2
100%
Trouw
5
71,4%
2
28,6%
7
100%
de Volkskrant
6
75%
2
25%
8
100%
Totaal
12
70,6%
5
29,4%
17
100%
Een ander belangrijk thema waar de kranten veel aandacht aan hebben besteed is politiek.
3.1.3
Politiek
Onder de verzamelnaam politiek vallen 47 berichten die in dit onderzoek zijn ondergebracht bij de categorie Verkiezingen. Deze berichten gaan onder andere over Geert Wilders van de Partij van de Vrijheid die zegt af te willen van artikel nummer één van de grondwet dat discriminatie verbiedt, en over Marco Pastors van de partij Leefbaar Rotterdam. Het meest besproken echter is de rol van de allochtone kiezer in de uitkomst van de gemeenteraadsverkiezingen en de gekozen allochtone politici in de gemeenteraden, waarover in totaal 30 berichten zijn verschenen. Deze onderwerpen zullen hieronder uitgebreid worden beschreven.
De rol van de allochtone kiezer In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen op 7 maart 2006 worden al heel wat berichten gewijd aan voorspellingen ten aanzien van de uitslag. Op 3 maart schrijft Trouw dat het onderzoeksbureau Motivaction voorspelt dat 44% van de allochtonen gaat stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Voornamelijk PvdA en GroenLinks zouden hiervan profiteren. Naast het feit dat er voorspellingen worden gedaan, worden er ook adviezen gegeven en wordt er
61
campagne gevoerd. Abou Jahjah, leider van de Arabisch Europese liga, adviseerde zijn achterban tijdens een bijeenkomst in Rotterdam op SP te stemmen. Volgens hem is deze partij het meest consequent als het gaat om zaken als de Palestijnse kwestie en de oorlog in Irak (Trouw 04-0306). Ook lijken imams zich het stemgedrag van allochtone kiezers aantrekken. Een briefschrijver in De Telegraaf van 7 maart 2006 is het niet eens met het feit dat PvdA-campagnemedewerkers folders uitdelen in de Arabische taal bij moskeeën en gebedshuizen, en dat een Turkse imam overkomt om de mensen te attenderen op hun stemrecht. “Als je op die manier stemmen moet winnen van mensen die geen enkele affiniteit hebben met het land waarin ze wonen, ben je dan wel eerlijk bezig? Is de machtswellust van de PvdA-ers echt zó groot?”. De uitslag van de verkiezingen wordt vervolgens breed uitgemeten. De belangrijkste uitkomst is dat PvdA en SP enorme winst hebben geboekt bij de gemeenteraadsverkiezingen. De PvdA heeft dat deels te danken aan de allochtone kiezers. Uit onderzoek blijkt dat 80% van de allochtone kiezers in Amsterdam en 85% van de allochtone kiezers in Rotterdam op de PvdA heeft gestemd (de Volkskrant 08-03-06). Uit een analyse van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) in Rotterdam blijkt dat ruim 35% van de winst die de PvdA in Rotterdam boekte bij de raadsverkiezingen van Turkse en Marokkaanse kiezers afkomstig is. De winst gaat voornamelijk ten koste van Leefbaar Rotterdam, CDA en D66 (Trouw 15-03-06). Deze uitslag, en vooral het aandeel van allochtone kiezers daarin, was vervolgens genoeg stof voor discussie. De Volkskrant schrijft op 11 maart 2006 dat allochtonen het verschil kunnen maken en dat de allochtone kiezer de partijen middels de uitslag van de verkiezingen heeft laten weten dat ze rekening moeten houden met de allochtone kiezer. Er wordt zelfs gesproken over de zwarte middelvinger in de Volkskrant. Het artikel in de Volkskrant (11-03-06) “De zwarte middelvinger” gaat over de ‘blokstem’ voor de PvdA en het opkomstpercentages onder allochtonen die hoger waren dan verwacht. Volgens Melek Usta, directeur van het arbeidsbureau Colourful People en directeur van het Turks Academisch netwerk (Tannet), is er de laatste jaren een naargeestige sfeer ontstaan rond allochtonen waaraan onder andere de polariserende uitspraken van Verdonk hebben meegewerkt. Volgens Paul Brassé van Forum moet de uitslag van de verkiezingen worden gezien als een afrekening met vier jaar overheidsbeleid waarin allochtonen vaak worden gepresenteerd als een probleem en uitspraken worden gedaan over achterblijvende integratie. Een opinieschrijver schrijft in de Volkskrant (13-03-06) “Het tot een islamdebat gedecimeerde integratiedebat heeft hen in een hoek gezet waar niemand wil zitten.”
62
Volgens de opinieschrijver zien veel hoogopgeleide jonge Nederlanders sommige moslims in Nederland fundamentalistischer worden dankzij de agressieve houding van dit kabinet ten aanzien van moslims, en ook dankzij politici en columnisten die de emancipatiestrijd hebben gemaakt tot een strijd tussen culturen en religies. Van de groeiende en allesvernietigende kloof die dit veroorzaakte, willen zij volgens de opinieschrijver af. Zij vindt dat de PvdA een goed verhaal had over emancipatie en uitsluiting dat veel mensen aansprak: “Met die missie kreeg de PvdA het vertrouwen van veel Nederlanders, overigens nog altijd meer van autochtonen dan allochtonen.” Nadat de uitslag van de verkiezingen enigszins in de samenleving is verwerkt, wordt in verschillende berichten ingegaan op de eventuele segregatie die de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen zou veroorzaken in steden als Rotterdam. In de Volkskrant (16-0306) schrijft een columnist: “Na de behoudzucht van het fortuynisme lopen we nu het risico van linkse behoudzucht. Eerst de witte middelvinger, nu de zwarte, gaan we elkaar om de paar jaar de middelvinger laten zien? Er zijn nog altijd 30 buurten [in Rotterdam] waar Leefbaar de grootste partij is, terwijl de PvdA nu in 37 wijken domineert. Dát is het alarmerende van deze uitslag: de segregatie (…) is zich in alle hevigheid aan het voltrekken.“ Daarnaast rijst in verschillende berichten de vraag hoe de PvdA om zal gaan met haar allochtone achterban. “Het moet nog blijken wat de PvdA lokaal met die steun gaat doen en hoe haar allochtone vertegenwoordiging zich daar zal opstellen. Vallen die terug in de oude ‘vertroetelende’ aanpak van de allochtonen van voor Bos, dan keert zich dat snel tegen de PvdA”, schrijft een columnist in de Telegraaf (14-03-06). Ook wordt in veel berichten getwijfeld over de legitimiteit van de stem van de allochtone kiezers: “Na de gemeenteraadsverkiezingen van vorige week waren journalisten en politieke analisten van Turkse afkomst euforisch over de monsterzege van de PvdA. (…) Nu we een week verder zijn betwijfel ik of we blij moeten zijn met de grote lokale machtsbasis van de PvdA. (…) Helaas zijn veel lokale partijen bij de laatste verkiezingen verdwenen. Hebben allochtone kiezers altijd een bewuste keuze gemaakt? Veel allochtone kiezers (…) hebben gewoon op een allochtone naam op de kandidatenlijst gestemd”, schrijft een briefschrijver in de Volkskrant (17-03-06). Op deze twijfel aan legitimiteit wordt gereageerd. Een opinieschrijver schrijft in Trouw (21-03-06) “Meestal stem ik op een vrouw. Ik maak die keuze omdat de vrouw nog steeds op achterstand staat. (…) vrouwen mogen stemmen op vrouwen. Allochtonen op allochtonen. Totdat de integratie volledig is. Daarna trouwens ook.”
63
Opvallend aan de berichtgeving is dat ongeveer de helft van de artikelen over de rol van de allochtone kiezer bij de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen afkomstig is uit de Volkskrant (zie ook tabel 5). Trouw heeft redelijk wat aandacht besteed aan het onderwerp, terwijl de Telegraaf de minste aandacht aan het onderwerp heeft besteed. De berichtgeving in totaal is ongeveer gelijk onder te verdelen in opinie en nieuws.
Tabel 6: Aantal berichten over allochtone kiezers per krant (totaal = 24)
Allochtone kiezers
Nieuws
Opinie
Totaal
De Telegraaf
2
50%
2
50%
4
100%
Trouw
4
44,4%
5
55,6%
9
100%
de Volkskrant
7
63,6%
4
36,4%
11
100%
Totaal
13
54,2%
11
45,8%
24
100%
Onder de verzamelnaam politiek vallen ook berichten die gaan over de gekozen allochtone politici in de gemeenteraden.
De gekozen allochtone politici Rondom de gemeenteraadsverkiezingen is veel geschreven over allochtone politici in de gemeenteraden. Voor het plaatsvinden van de gemeenteraadsverkiezingen schrijft de Volkskrant (07-03-06) dat in Den Haag 28 partijen meedoen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Veel leden van die partijen zijn nieuwkomers. Sommigen van hen profileren zich op basis van hun etnische of religieuze achtergrond. Deze nieuwkomers vissen voornamelijk in de traditionele vijver van de PvdA. Volgens de peilingen gaat de PvdA de verkiezingen winnen. In een aantal berichten worden allochtonen kandidaten voor gemeenteraden gepresenteerd zoals ook Ahmed Marcouch. De Volkskrant (07-03-06) schrijft dat de kans groot is dat stadsdeel Amsterdam-Slotervaart een voorzitter van Marokkaanse afkomst krijgt, namelijk Ahmed Marcouch, die nu PvdA-lijsttrekker en kandidaat-stadsdeelvoorzitter is in Slotervaart. Deze voormalige politieagent zou in de wijk te boek staan als iemand die problemen, vooral met Marokkaanse jongeren, kan oplossen. Na de uitslag van de gemeenteraadverkiezingen, die veel stof heeft doen opwaaien door de grote opkomst onder allochtone kiezers, maakt Trouw (09-03-06) bekend dat Ahmed Marcouch de eerste Marokkaanse stadsdeelvoorzitter wordt in Amsterdam. De PvdA haalde 11 zetels binnen.
64
Marcouch benadrukt in het bericht dat hij ook in ‘witte wijken’ fors heeft gewonnen, en dat hij dus niet alleen allochtone stemmen heeft gekregen. Trouw (09-03-06) meldt ook dat in Den Haag twee allochtonenpartijen een zetel hebben gewonnen: Solidair Nederland en Islam democraten. Er wordt ook bericht over gekozen allochtone raadsleden zoals Zeki Baran, die herkozen is bij de PvdA in de deelraad (Trouw 09-03-06), en over wethouder Ahmed Aboutaleb van Sociale zaken, Onderwijs en Integratie, die 46 duizend stemmen heeft gekregen van de Amsterdammers (de Volkskrant 10-03-06). Aboutaleb zegt dat daar ook veel autochtone stemmen bij zitten, en refereert aan de fanmail van veel autochtonen die hij heeft ontvangen. Na Aboutaleb is VVDlijsttrekker Laetitia Grifith volgens de krant de populairste politicus van Amsterdam. De Volkskrant (10-03-06) schrijft verder dat veel allochtonen zijn benoemd in de gemeenteraad door de grote hoeveelheid voorkeurstemmen. Voordeel van deze situatie volgens de krant is dat er echt democratie heeft plaatsgevonden: de opkomst was hoog, ook onder allochtonen. Nadeel zou zijn dat cliëntelisme op de loer ligt: veel allochtone kiezers verwachten iets terug van degenen die zij met voorkeurstemmen in de raad hebben gekregen. Dan zou Bos een uitspraak hebben gedaan die nogal wat stof doet opwaaien in de media en daardoor
veel
reacties oproept. Volgens Trouw (18-03-06) verwacht PvdA-leider Bos
problemen met nieuwe allochtone raadsleden, vooral met kandidaten die met voorkeurstemmen een plekje hebben gekregen in de raad. Bos vraagt zich volgens Trouw af of ze wel voldoende gekwalificeerd zijn. “We krijgen vast ongelukken met nieuwe allochtone raadsleden, maar die hebben we ook met autochtonen gehad”. Volgens de Volkskrant (20-03-06) wordt in allochtone kring vervolgens verontwaardigd gereageerd op de uitspraken. Bos wordt beschuldigd van discriminatie, polarisatie en een dolksteek in de rug. PvdA-Kamerlid Albayrak vermoedt dat Bos verkeerd is geciteerd door het dagblad Het Parool, maar zegt er niettemin van te balen dat de opkomst van allochtonen in gemeenteraden vaak negatief wordt uitgelegd. Bestuurslid van de PvdA in Rotterdam Gill’ard zegt dat kandidaten hooguit minder ervaring hebben, maar geeft aan dat, zodra mensen in de raad komen, ze gedegen training en coaching krijgen. Ook columnisten buigen zich over de situatie: een columnist van De Telegraaf (21-03-06) schrijft dat hij Bos weinig loyaal vindt naar zijn partijgenoten door de uitspraken: “De merkwaardige uitspraken van Bos tonen aan dat hij maar weinig vertrouwen heeft in zijn eigen PvdA-politici.” De columnist denkt dat Bos hiermee zichzelf al wil indekken voor de mogelijk uitglijers de komende jaren. “Een politicus die droomt van het premierschap dient zich te onthouden van
65
domme uitspraken”, aldus de columnist. PvdA-partijvoorzitter Michiel van Hulten komt vervolgens in de Volkskrant (21-03-06) aan het woord en stelt dat het debat in de media over allochtone raadsleden racistische trekjes krijgt. Hij verwijt de media allochtone en autochtone Nederlanders door de berichtgeving verder uit elkaar te drijven.”Wouter besteedt een halve zin aan allochtonen en dan krijg je dit. Dan is er toch echt iets mis.” Van Hulten noemt het respectloos ten opzichte van allochtonen. Bos laat weten verbijsterd te zijn. “Ik ben verbijsterd mij opeens in het kamp te bevinden dat ik dacht te bestrijden. Ik heb op allerlei manieren duidelijk gemaakt dat ik blij ben met het grote aantal allochtone stemmers.” Tabel 7: Aantal berichten over allochtone politici per krant (totaal = 16)
Allochtone politici
Nieuws
Opinie
Totaal
De Telegraaf
0
0%
1
100%
1
100%
Trouw
6
75%
2
25%
8
100%
de Volkskrant
7
100%
0
0%
7
100%
Totaal
13
81,2%
3
18,8%
16
100%
Opvallend is dat veel van deze berichten, net als de berichten over de rol van de allochtone kiezer, afkomstig zijn van de Volkskrant (zie tabel 6). Trouw heeft 8 berichten, terwijl De Telegraaf maar één bericht wijdt aan het onderwerp. Het overgrote deel van de berichten valt onder de categorie nieuws. Maar drie berichten zijn te classificeren als opinieberichten en zijn afkomstig van De Telegraaf en Trouw. Naast het feit dat er veel aandacht is besteed aan onderwerpen die te maken hebben met politiek, is er in de berichtgeving ook veel aandacht besteed aan onderwerpen die te maken hebben met religie.
3.1.4
Religie
Onder de verzamelnaam religie vallen 31 berichten die in dit onderzoek zijn ondergebracht bij de gelijknamige categorie Religie. Deze berichten gaan bijvoorbeeld over de bouw van de Westermoskee in de Amsterdamse wijk De Baarsjes, de discussies over de herkomst van de Islam, onderzoek waaruit blijkt dat via internet haat wordt gezaaid en wordt geronseld voor de
66
Jihad, en de komst van een islamitische begraafplaats in de gemeente Amsterdam. Het meest besproken onderwerp in de berichtgeving ten aanzien van religie is de discussie over het al dan niet weghalen van een christelijk gedenkteken bij de nog te bouwen Westermoskee in Amsterdam, waarover 11 berichten zijn verschenen. Dit onderwerp zal hieronder uitgebreid worden beschreven.
De discussie over het al dan niet weghalen van een gedenkteken Veel berichten in de categorie religie zijn gewijd aan de beslissing van het gemeentebestuur van het Amsterdamse stadsdeel De Baarsjes om een gedenkteken in de vorm van een kruis te verwijderen uit de wijk. De Baarsjes is een wijk waar veel mensen met verschillende religieuze achtergronden wonen. Opvallend aan de berichtgeving is dat de meerderheid van de berichten uit De Telegraaf afkomstig is (zie tabel 7). Meer dan de helft van de berichtgeving uit De Telegraaf is opiniërend nieuws, voornamelijk brieven en columns. Tabel 8: Aantal berichten over het gedenkteken per krant (totaal = 11)
Gedenkteken
Nieuws
Opinie
Totaal
De Telegraaf
2
25%
6
75%
8
100%
Trouw
1
100%
0
100%
1
100%
de Volkskrant
1
50%
1
50%
2
100%
Totaal
4
36,4%
7
63,6%
11
100%
De Telegraaf van 8 maart schrijft dat het verwijderen van het kruis op advies van het comité 4/5 mei wordt vervangen door een neutraal gedenkteken, omdat joodse en islamitische gedenkpartners in de wijk bezwaren zouden hebben geuit tegen het kruis als monument voor oorlogsslachtoffers. Het wordt door hen aangevoeld als een verwijzing naar het christendom. Het stadsdeel en het comité streven ernaar om de verschillende bevolkingsgroepen bij de herdenking op 4 mei te betrekken. Aanleiding voor het vervangen van het kruis voor een meer neutraler symbool was het wangedrag van Marokkaanse jongeren tijdens de dodenherdenking in 2003. Het kruis krijgt nu een andere locatie. Op dit bericht kwamen veel verontwaardigde reacties van columnisten en briefschrijvers. Een briefschrijver schrijft in De Telegraaf (10-03-06): “Ik ben verbijsterd! Waar zijn we in dit land mee bezig? Laten we ons de wet voorschrijven door
67
moskeebesturen? Ik woon al geruime tijd in Izmir [Turkije] en moet mij hier terecht aanpassen aan de lokale gewoonten en gebruiken. Andersom zou hetzelfde moeten gelden.” Uit de reacties wordt duidelijk dat velen de Islam zien als een intolerante godsdienst die te veel ruimte krijgt in Nederland: “Een beter bewijs van de intolerantie van de islam ten opzichte van mensen met een ander geloof kan ik me niet voorstellen. Een zorgelijke ontwikkeling! En dan te bedenken dat de islam de snelst groeiende religie in ons land is!” Een andere briefschrijver schrijft in De Telegraaf van 11 maart 2006: “Het heeft lang geduurd, er kwam geen leger aan te pas en er is geen schot gelost, maar de islam heeft het in Nederland inmiddels voor het zeggen. Het christelijke kruis moet uit het straatbeeld verdwijnen. Nú de Nederlandse vlag nog.” Een columniste van De Telegraaf vraagt zich af hoe dit kruis zo ineens een probleem zou zijn geworden: “In de Nederlandse samenleving is het kruis al eeuwenlang een symbool van de dodenherdenking, ook in niet-religieuze kringen. Maar nu moet het weg. Hebben de joodse organisaties zich dus dan 50 jaar gestoord aan dat monument? Zo ja, komen ze er nu pas mee? Of is er nooit naar hen geluisterd? (…) Maak nieuwe monumenten die iedereen aanspreken, maar heb het niet het recht om de oude af te breken.” (De Telegraaf 10-03-06). Naar aanleiding van de vele boze reacties verschijnt een paar dagen later het bericht in De Telegraaf en de Volkskrant van 11 maart dat het oorlogsmonument in de vorm van een kruis toch terugkeert op de plek waar het zestig jaar heeft gestaan. Ook hierop komen weer een aantal reacties. Een columnist schrijft: “Eind goed, al goed, derhalve? (…) ten eerste is er weinig fantasie voor nodig om je voor te stellen wat er met het monument kan gebeuren als het weer is teruggeplaatst. (…) Er lopen daar iets te veel stoute jongentjes rond en de imams hebben op de momenten dat de heertjes toeslaan ongetwijfeld heel toevallig heel belangrijke andere dingen aan hun hoofd. Ten tweede ís het monument eigenlijk al voorgoed besmeurd. Niet alleen door de drie moskeeën, respectievelijk Pakistaans, Turks en Marokkaans georiënteerd, die met deze krankzinnige eis voor de zoveelste maal bewezen dat er grote groepen zijn die helemaal niet wíllen integreren. Maar ook en vooral door het stadsdeelbestuur en nota bene het lokale 4 en 5 mei comité (…). Zij gingen immers op de eis in, wat nóg krankzinniger is, net als het besluit om er meteen maar een subsidie van 50.000 euro tegenaan te gooien, waarmee een meer ‘neutraal’ monument kon worden betaald.” (De Telegraaf 12-03-06). In de Volkskrant reageert een briefschrijver: “Waar zijn we mee bezig? (…) Ik vrees dat dit soort acties de integratie eerder zal tegenwerken dan positief beïnvloeden.” (14-03-06).
68
3.2
Karakterisering van de inhoud van de berichtgeving
In deze paragraaf zal worden ingegaan op de inhoud van de berichtgeving uit De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant gelet op genres, soort bericht, kwalificatie van de berichtgeving en ten slotte de aanwezigheid van een second opinion, een weerwoord en een vergelijking met autochtonen. Volgens Shadid (1998) is namelijk een van de tekortkomingen van de media, dat journalisten soms verblind door hun eigen negatieve vooroordelen ten aanzien van allochtonen niet of niet voldoende op zoek gaan naar een second opinion om eventuele ongenuanceerde negatieve denkbeelden te toetsen. Daarnaast is het zo dat door de hoge nieuwswaarde van sensationele berichten er vaak berichten worden gepubliceerd waarin de nadruk ligt op verschillen tussen allochtonen en autochtonen. In dit onderzoek wordt daarom ook in de berichtgeving gekeken naar de aanwezigheid van een second opinion of een weerwoord met betrekking tot een bepaald onderwerp en een vergelijking met autochtonen met betrekking tot dezelfde situatie of omstandigheden.
3.2.1
Genre
Phalet (2004) heeft in haar onderzoek naar de berichtgeving over moslims in Nederland onderzocht welke genres in de Volkskrant met betrekking tot berichten over moslims in Nederland werden gebruikt. Zij heeft daarin onderscheid gemaakt tussen feitelijk nieuws enerzijds, waaronder zij openingsartikelen, achtergrondartikelen, reportages, interviews en bibliografieën schaarde, en opiniërend nieuws anderzijds, waaronder zij brieven, columns, redactionele hoofdartikelen en andere opiniestukken schaarde. In dit onderzoek is in vergelijking met het uitgebreide onderzoek van Phalet (2004) een beperkter aantal genres onderzocht waaronder het nieuwsbericht, interview, achtergrondverhaal, reportage, opinieverhaal, column en brieven. Deze categorieën kunnen ook weer worden onderverdeeld in feitelijk nieuws (nieuwsbericht, interview, achtergrondverhaal, reportage) en opiniërend nieuws (opinieverhaal, column en brieven). Het nieuwsbericht komt bij alle drie de onderzochte kranten verreweg het meest voor. De reportage komt daarentegen nauwelijks voor. In een reportage staat het verhaal van de journalist centraal: het is dan ook een soort ooggetuigenverslag dat een levendig en
69
navoelbaar beeld geeft van een situatie (Kussendrager, Van der Lugt en Rogmans, 1997). Tabel 9: Aantal berichten per genre gedifferentieerd naar krant (totaal = 212)
Genre berichten
De Telegraaf
Trouw
Nieuwsbericht
24
23,8% 42
41,6% 35
34,6% 101
100%
Interview
1
6,7%
53,3% 6
40%
15
100%
8
de Volkskrant
Totaal
Achtergrondverhaal 5
17,2% 12
41,4% 12
41,4% 29
100%
Reportage
0
0%
2
66,7% 1
33,3% 3
100%
Opinieverhaal
2
8,7%
11
47,8% 10
56,5% 23
100%
Column
9
56,3
2
12,5% 5
31,2% 16
100%
Brieven
12
48%
6
24%
28%
100%
Totaal
53
25%
83
39,2% 76
7
25
35,4% 212
100%
Als men kijkt naar de verdeling feitelijk nieuws en opiniërend nieuws, dan kan worden vastgesteld dat feitelijk nieuws in de meerderheid is ten opzichte van opiniërend nieuws. Binnen het feitelijk nieuws scoort het nieuwsbericht het hoogst, binnen het opiniërend nieuws scoren de brieven het hoogst. Dit sluit aan bij de bevindingen van Phalet (2004): “De verdeling tussen de twee soorten artikelen [feitelijke en opiniërende artikelen] in het totale materiaal (...) is als volgt: 53% feitelijk nieuws (...) en 47% opinie.” (Phalet, 2004:8). Anders dan de resultaten van Phalet (2004) laten de resultaten in dit onderzoek een groot verschil zien tussen het aantal feitelijke en opiniërende berichten. Phalet (2004) heeft haar onderzoek echter beperkt tot artikelen uit de Volkskrant, terwijl in dit onderzoek ook artikelen uit De Telegraaf en Trouw zijn geanalyseerd; dit kan een verklaring zijn voor het verschil tussen de resultaten van beide onderzoeken. Ten aanzien van de berichtgeving per krant valt op te merken dat in De Telegraaf verder relatief veel brieven en columns zijn gevonden. Deze brieven en columns komen vooral voor in de categorie verblijfsvergunning en naturalisatie, waarbij de naturalisatie van Kalou een veelbesproken issue was in de Telegraaf. Daarnaast gingen brieven en columns in De Telegraaf ook vaak over religie, waarbij de geplande verwijdering van een oorlogsmonument in de vorm van een kruis nogal wat stof heeft doen opwaaien. In Trouw zijn daarentegen veel achtergrondverhalen en opinieverhalen gevonden, evenals in de Volkskrant. Deze teksten gingen in beide kranten voornamelijk over de verblijfsvergunning en naturalisatie, waarbij de geplande
70
uitzetting van homoseksuele en christelijke asielzoekers veel aandacht kreeg. Ook de categorie verkiezingen kwam in beide kranten uitgebreid aan bod, in de Volkskrant nog meer dan in Trouw. In een achtergrondverhaal worden volgens Kussendrager, Van der Lugt en Rogmans (1997) de hoofdzaken van het nieuws nader toegelicht. Het opinieverhaal bevat feiten, meningen en een conclusie: de feiten worden daarbij subjectief weergegeven. Opvallend is dat het interview nauwelijks voorkomt in De Telegraaf, welgeteld één keer, terwijl er relatief veel interviews zijn gevonden in Trouw en de Volkskrant, respectievelijk acht en zes interviews. Trouw en de Volkskrant hebben onderling dus veel overeenkomst in het gebruik van genres. Deze kranten maken meer gebruik van achtergrondverhalen, opinieverhalen en interviews dan De Telegraaf. Deze genres vallen, zoals hierboven is beschreven, volgens Phalet (2004) in de categorie feitelijk nieuws. De Telegraaf daarentegen maakt meer gebruik van brieven en columns ten aanzien van berichtgeving over allochtonen en allochtone vraagstukken dan Trouw en de Volkskrant. Deze genres vallen volgens Phalet (2004) in de categorie opiniërend nieuws. Hieruit kan worden geconcludeerd dat De Telegraaf, buiten het nieuwsbericht, meer opiniërende berichten opneemt over allochtonen en allochtone vraagstukken dan Trouw en de Volkskrant, terwijl Trouw en de Volkskrant meer feitelijke berichten schrijven over allochtonen en allochtone vraagstukken dan De Telegraaf.
3.2.2
Soort bericht
Volgens Bovenkerk (1978) is het eerste dat opvalt bij bestudering van de pers dat etnische minderheden of individuele leden daarvan voornamelijk in het nieuws komen als dat nieuws ongunstig is. In dit onderzoek wordt daarom gekeken naar het soort bericht dat wordt gepubliceerd over allochtonen en allochtone vraagstukken, het gaat hier om een onderscheid tussen goed-nieuwsberichten en slecht-nieuwsberichten. Het onderscheid tussen goed of slecht nieuws heeft betrekking op positieve en negatieve gebeurtenissen waarover wordt bericht. Een voorbeeld van een goed-nieuwsbericht is de viering van het Hindoestaans nieuwjaar, waarbij het kleurrijke en feestelijke karakter van de dag in de berichtgeving centraal staat. Een voorbeeld van een slecht-nieuwsbericht is de veroordeling van de verdachten van de Hofstadgroep, waarbij het gewelddadige karakter van de daden van de veroordeelde personen en het fenomeen ‘terroristische organisatie’ in de berichtgeving centraal staat. Het categoriseren van berichten als 71
goed- of slecht-nieuwsberichten is echter een subjectieve aangelegenheid. Bij deze resultaten moet daarom worden opgemerkt dat de bevindingen voortkomen uit een subjectieve interpretatie van de onderzoekster. Tabel 10: Aantal berichten per soort berichtgeving per krant (totaal = 212)
Soort bericht
De Telegraaf
Trouw
de Volkskrant
Totaal
Goed nieuws
10
18,9% 26
31,3% 28
36,8%
64
30,2%
Slecht nieuws
26
48%
27
32,5% 25
32,9%
78
36,8%
Neutraal n.
0
0%
20
24%
9
11,8%
29
13,7%
Onduidelijk
17
32%
10
12%
14
18,4%
41
19,3%
Totaal
53
100%
83
100%
76
100%
212
100%
Goed-nieuwsberichten gingen voornamelijk over de verkiezingen en culturele onderwerpen; slecht-nieuwsberichten gingen voornamelijk over criminaliteit, en verblijfsvergunning en naturalisatie. Slecht nieuws komt vaker voor dan goed nieuws: neutraal nieuws komt het minst vaak voor. Dit sluit ook aan bij de bevindingen in eerder onderzoek van Bovenkerk (1978) en Sterk (2000): “Het eerste dat opvalt is dat etnische minderheden of individuele leden daarvan vrijwel uitsluitend in het nieuws komen als dat nieuws ongunstig is. Op zichzelf is dat niet onbegrijpelijk; slechtigheid en rampspoed vertegenwoordigen nu eenmaal grotere nieuwswaarde dan goedertierenheid en vreugdevolle gebeurtenissen”, aldus Bovenkerk (1978:119). Slecht nieuws zou dus een hogere nieuwswaarde hebben dan goed nieuws; de nieuwswaarde bepaalt uiteindelijk of iets nieuws is en wordt gepubliceerd. Ook in later onderzoek (Sterk 2000:5) blijft deze observatie geldig: “Voorzover er (...) onderzoek is verricht naar het beeld dat over migranten in de media naar voren komt, blijkt daaruit dat minderheden vooral in de media naar voren komen naar aanleiding van incidenten en in relatie tot problemen als criminaliteit en werkloosheid.” Ten aanzien van de berichtgeving per krant valt op te merken dat in De Telegraaf voornamelijk slecht nieuws is gevonden, namelijk 26 berichten. Deze berichten hadden voornamelijk te maken met criminaliteit en religie. De Hofstadgroep en de geplande verwijdering van het gedenkteken zijn hierin breed uitgemeten. Verder was van 17 berichten onduidelijk of het om goed of slecht nieuws ging. In Trouw is veel slecht nieuws gevonden maar bijna even veel goed nieuws. In De
72
Volkskrant is meer goed dan slecht nieuws gevonden, hoewel het verschil erg klein is met drie berichten. Bovengenoemde stellingen van Bovenkerk (1978) en Sterk (2000) zijn dus niet zozeer van toepassing op de Volkskrant en maar in lichte mate van toepassing op Trouw. Daarnaast is opvallend dat Trouw het meest neutraal nieuws heeft gepubliceerd. Daarnaast is de verdeling tussen de verschillende soorten nieuws bij Trouw meer evenwichtig verdeeld dan bij de andere kranten.
3.2.3
Kwalificatie bericht
Het onderscheid tussen een positieve en negatieve kwalificatie van het nieuws heeft betrekking op de teneur van de berichten ten aanzien van allochtonen. Ook bij deze resultaten moet worden opgemerkt dat de bevindingen voortkomen uit een subjectieve interpretatie van de onderzoekster. Tabel 11: Aantal berichten per kwalificatie gedifferentieerd naar krant (totaal = 212)
Kwalificatie
De Telegraaf
Trouw
Positief
12
22,6% 35
42,2% 31
40,8%
78
36,8%
Negatief
24
45,3% 3
2,6%
4%
30
14,2%
Neutraal
7
13,2% 37
44,6% 28
36,8%
72
34%
Onduidelijk
10
18,8% 8
9,6%
14
18,4%
32
15,1%
Totaal
53
100%
100%
76
100%
212
100%
83
de Volkskrant
3
Totaal
Ten aanzien van de berichtgeving per krant valt op te merken dat de teneur in berichten uit De Telegraaf voornamelijk zijn beoordeeld als negatief. Dit waren in de meeste gevallen berichten over criminaliteit, waarbij de berichtgeving over de Hofstadgroep een belangrijke rol speelde. De teneur in berichten uit Trouw wordt vooral beoordeeld als neutraal en in iets mindere mate positief. Dit oordeel heeft voornamelijk betrekking op berichten over respectievelijk de verkiezingen en over verblijfsvergunning en naturalisatie. De teneur in berichten uit de Volkskrant wordt voornamelijk beoordeeld als positief en in iets mindere mate als neutraal. Dit oordeel heeft voornamelijk betrekking op berichten over respectievelijk de verkiezingen en over criminaliteit.
73
Opvallend is dat Trouw en de Volkskrant zeer laag scoren op een negatieve teneur en beiden hoog scoren op een positieve en neutrale teneur, terwijl De Telegraaf vooral hoog scoort op een negatieve teneur en in veel mindere mate op een positieve of neutrale teneur. Ten aanzien van de teneur in de berichtgeving lijken Trouw en de Volkskrant dus veel op elkaar, terwijl De Telegraaf een heel andere resultaat laat zien. Een opvallend verschil is ook dat De Telegraaf negatief scoort ten aanzien van berichtgeving over criminaliteit, terwijl de Volkskrant ten aanzien van dat onderwerp juist neutraal scoort.
3.2.4
Second opinion, weerwoord en een vergelijking met autochtonen
Trouw heeft de meeste berichten waarin een second opinion en een weerwoord aanwezig is, hoewel het verschil met de Volkskrant erg klein is. De Volkskrant heeft de meeste berichten waarin een vergelijking wordt gemaakt met autochtonen;ook hierbij is het verschil met Trouw echter klein. De Telegraaf scoort wat betreft second opinion, weerwoord en vergelijking met autochtonen het laagst.
3.3
Karakterisering van de vorm van de berichtgeving
Volgens Shadid (1998) hebben de media een aantal tekortkomingen die bijdragen aan negatieve beeldvorming ten aanzien van allochtonen. Dit heeft onder andere betrekking op de vormgeving van de berichten. Zoals in hoofdstuk 1 is beschreven heeft Bovenkerk (1978) in zijn studie aangegeven dat de lay-out van berichten, zoals bijvoorbeeld de plaats van het bericht in de krant of de aanwezigheid van een foto, van belang is voor het effect van het bericht op de lezer. Volgens Van Dijk (1983:37) is het “bekend dat de belangrijkste artikelen links, boven, op de voorpagina, lang en met duidelijke lay-out (grote koppen) worden gebracht.” Ook illustraties zijn volgens Sibon belangrijk bij het trekken van de aandacht van de lezer: een grote illustratie zal daarbij meer de aandacht trekken dan een kleine. In deze paragraaf zal worden ingegaan op de vorm waarin de berichtgeving wordt gepresenteerd in De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant, gelet op de plaats van de berichten in de krant, de omvang van de onderzochte berichten en de omvang van de foto’s bij de berichten. Hiermee wordt onderzocht of artikelen ten aanzien van
74
allochtonen en allochtone vraagstukken sensationeel worden opgemaakt door er extra veel aandacht aan te besteden of er extra veel nadruk op te leggen.
3.3.1
Plaats van de berichtgeving in de krant
Veruit de meeste van 212 onderzochte berichten staan in alle drie de kranten niet op pagina 1 of 3, maar in de rest van de krant, zoals is te zien in tabel 12. Dit komt overeen met de resultaten van Van Dijk (1983:38): hij stelt dat ‘minderhedennieuws’ zelden op de voorpagina en bijna altijd op een binnenpagina staat. In de Volkskrant staan in vergelijking met Trouw en de Telegraaf relatief meer berichten op pagina 3 en relatief minder berichten in de rest van de krant. Tabel 12: aantal berichten per plaats gedifferentieerd naar krant (totaal = 209)
Plaats bericht
De Telegraaf
Trouw
de Volkskrant
Totaal
Pagina 1
4
7,6%
5
6,3%
10
13,2%
19
9,1%
Pagina 3
8
15,1%
6
7,5%
24
31,6%
38
18,2%
Rest vd krant
41
77,36% 69
86,3% 42
55,3%
152
72,7%
Totaal
53
100%
100%
100%
209
100%
80
76
Ten aanzien van de plaats van berichten over allochtonen en allochtone vraagstukken in de krant zijn er dus meer overeenkomsten tussen De Telegraaf en Trouw dan met de Volkskrant. Op pagina 1 verschenen berichten hoofdzakelijk over criminaliteit, verblijfsvergunning en naturalisatie en de verkiezingen. Op pagina 3 was naast de zojuist genoemde onderwerpen ook plaats voor onderwerpen die te maken hadden met religie. Opvallend is dus dat berichten uit deze categorie niet op de voorpagina staan. De categorieën verblijfsvergunning en naturalisatie, verkiezingen, religie en criminaliteit zijn ook in de rest van de krant het meest vertegenwoordigd. Er is tussen de kranten weinig verschil in plaatsing van de berichten op de pagina. Het meest opvallende is dat de Volkskrant meer dan de andere twee kranten berichten in het midden van de pagina heeft geplaatst. Verder heeft Trouw meer dan de andere kranten berichten rechtsboven geplaatst. De plek van de berichtgeving op de pagina is dus niet heel prominent. Dit komt overeen met de resultaten van Van Dijk (1983:38): “De meeste kranten hebben de berichten op
75
de binnenpagina’s, vaak bij het binnenlands nieuws (...). Maar ook op die pagina’s staan ze vaak niet op een prominente plaats.”
3.3.2
Omvang van de onderzochte berichten
De omvang van berichten zegt iets over het opmaakaccent dat berichten krijgen in een krant. Dit geldt overigens ook voor aanwezigheid van foto’s en de omvang van foto’s. In hoofdstuk 2 zijn de vastgestelde standaarden voor groot, klein en middelgroot ten aanzien van de grootte van de berichten in een schema weergegeven (zie paragraaf 2.2.5). Tabel 13: Aantal berichten per omvang gedifferentieerd naar krant (totaal = 209)
Omvang
De Telegraaf
Trouw
Klein
14
26,4% 14
17,5% 13
17,1%
41
19,6%
Middelgroot
33
62,3% 37
46,3% 38
50%
108
51,7%
Groot
6
11,3% 29
35,2% 25
32,9%
60
28,7%
Totaal
53
100%
100%
100%
209
100%
80
de Volkskrant
76
Totaal
In alledrie de kranten is de meest voorkomende omvang van berichten middelgroot. Ook zijn veel berichten als groot geclassificeerd. De Telegraaf heeft naast middelgrote berichten ook veel kleine berichten gepubliceerd, terwijl zowel Trouw als de Volkskrant meer middelgrote en grote berichten hebben gepubliceerd. Dit is een verschil met de resultaten van Van Dijk (1983): uit zijn onderzoek komt juist naar voren dat De Telegraaf grotere berichten publiceert dan de Volkskrant met betrekking tot allochtonen en allochtone vraagstukken. Opvallend is wederom het grote verschil tussen De Telegraaf enerzijds en Trouw en de Volkskrant anderzijds. De meeste kleine en middelgrote berichten zijn slecht-nieuwsberichten; het gaat hier veelal om nieuwsberichten, columns en brieven, terwijl de meeste grote berichten goed-nieuwsberichten zijn; dit zijn meestal achtergrondverhalen en opinieverhalen. Opvallend is dat veel van de berichten die een extra onderkop hebben, afkomstig zijn uit Trouw (40,5%) en de Volkskrant (40,5%). De onderkoppen komen voornamelijk voor bij achtergrondverhalen, reportages en interviews. De Telegraaf maakt minder vaak gebruik van
76
onderkoppen dan Trouw en de Volkskrant bij berichten over allochtonen en allochtone vraagstukken. Trouw en de Volkskrant hebben dus relatief meer nadruk gelegd op berichtgeving ten aanzien van deze onderwerpen.
3.3.3
Omvang van de foto’s bij de onderzochte berichtgeving
In totaal zijn in 77 berichten 95 foto’s gesignaleerd en geanalyseerd die onderdeel uitmaakten van de berichtgeving. Sommige berichten werden dus vergezeld door meer dan één foto. In hoofdstuk 2 zijn de vastgestelde standaarden voor groot, klein en middelgroot ten aanzien van de grootte van foto’s in een schema weergegeven (zie paragraaf 2.2.5). Tabel 14: Aantal foto’s per omvang gedifferentieerd naar krant (totaal = 95)
Omvang foto
De Telegraaf
Trouw
Klein
13
41,9% 13
36,1% 6
21,4%
32
33,7%
Middelgroot
14
45,2% 8
22,2% 7
25%
29
30,5%
Groot
4
12,9% 15
41,7% 15
53,6%
34
35,8%
Totaal
31
100%
100%
100%
95
100%
36
de Volkskrant
28
Totaal
De meeste foto’s zijn als groot zijn geclassificeerd. De Telegraaf heeft voornamelijk middelgrote en kleine foto’s afgedrukt, Trouw voornamelijk grote en kleine en de Volkskrant voornamelijk grote. Opvallend is het lage aantal middelgrote en kleine foto’s in de Volkskrant. Trouw en de Volkskrant hebben vaker een foto geplaatst bij goed- dan bij slecht-nieuwsberichten, terwijl De Telegraaf vaker bij slecht- dan bij goed-nieuwsberichten een foto heeft geplaatst.
3.4
Karakterisering van de actoren die in de berichtgeving aan bod komen
In deze paragraaf zal worden ingegaan op de actoren in de berichtgeving van De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant, gelet op sekse, etniciteit en functie van de in de berichtgeving aanwezige actoren. In de berichtgeving zijn in totaal 207 actoren aan het woord geweest. Opvallend is dat in Trouw en de Volkskrant ongeveer twee keer zoveel actoren zijn gevonden 77
dan in De Telegraaf. In een bericht kwam regelmatig meer dan een actor voor. De eerste drie actoren van elk bericht zijn meegenomen in de analyse.
3.4.1
Sekse actoren
Phalet (2004) onderzocht onder andere de verhouding tussen geciteerde mannen en vrouwen, zowel onder allochtonen als onder autochtonen. Uit het onderzoek bleek dat de verhoudingen erg ongelijk waren. In dit onderzoek wordt gekeken naar de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke actoren. Actoren zijn kort samengevat mensen die expliciet in het bericht aan het woord komen of worden geciteerd. In totaal komen er 207 actoren voor in de berichtgeving. Bij iets meer dan een tiende deel van de actoren is niet duidelijk van welk geslacht ze zijn. Dit heeft te maken met het ontbreken van verwijswoorden. Als in het bericht geen expliciete aanwijzingen staan voor het geslacht door bijvoorbeeld verwijswoorden als hem of haar, zij of hij, is het geslacht aangemerkt als onduidelijk. Tabel 15: Aantal actoren per sekse gedifferentieerd naar krant (totaal = 207)
Sekse actor
De Telegraaf
Trouw
Man
19
46,3% 56
63,6% 52
66,7%
127
61,4%
Vrouw
10
24,4% 26
29,6% 20
25,6%
56
27,5%
Onduidelijk
12
29,3% 6
6,8%
6
7,7%
24
11,6%
Totaal
41
100%
100%
78
100%
207
100%
88
de Volkskrant
Totaal
In alle drie de kranten zijn mannelijke actoren in de berichtgeving overduidelijk in de meerderheid. Dit komt overeen met de resultaten uit het onderzoek van Phalet: “De verhouding tussen geciteerde mannen en vrouwen is zeer ongelijk: bijna drievierde van die actoren is man, eenvierde is vrouw.” (Phalet 2004:1). Zowel in Trouw als in de Volkskrant komen meer mannelijke actoren dan vrouwelijk actoren aan het woord. Opvallend is dat de groep ‘onduidelijk’ in De Telegraaf relatief groot is. Verder is de zeer gelijke verdeling van het aantal mannelijke en vrouwelijke actoren in beide kranten opvallend. Ook hier komen de patronen van Trouw en de Volkskrant sterk met elkaar overeen.
78
3.4.2
Etniciteit actoren
Uit onderzoek van Phalet (2004) blijkt dat allochtonen over het algemeen maar een klein deel uitmaken van de sprekers in de media. Er wordt meer over hen gesproken dan door hen gesproken. Dit sluit aan bij de bevindingen van Shadid (1998). Een van de oorzaken van de tekortkomingen in de media ten aanzien van hun berichtgeving over de multiculturele samenleving zoals is beschreven in paragraaf 1.3.3, is volgens hem dat door de media niet goed gezocht wordt naar bronnen die ook andere groepen dan de dominante Nederlandse autochtone groepen in de samenlevingen vertegenwoordigen. Sterk (2000:7) beschrijft een van de gevolgen daarvan als volgt: “Voor een groeiende groep mensen komen de werkelijkheid zoals de media die presenteert en de werkelijkheid van het dagelijks leven steeds verder uit elkaar te liggen. Zij herkennen zich niet in de beelden die de media van hen schetsen, zaken die zij belangrijk vinden krijgen geen aandacht en hun visies op de samenleving ontbreken. (...) Allochtonen zijn structureel deel uit gaan maken van de Nederlandse bevolking. Daar zullen ook de media consequenties uit moeten trekken.”
Ten aanzien van de berichtgeving in het algemeen valt op te merken dat de meeste actoren een onbekende etniciteit hebben. Dit heeft te maken met het feit dat de etniciteit van elke actor pas kan worden vastgesteld, als de etniciteit er expliciet bij staat. Veel actoren in de categorie onbekend zullen een Nederlandse etniciteit hebben, maar omdat de Nederlandse etniciteit nooit expliciet is vermeld in de geanalyseerde berichten, zijn deze actoren ingedeeld in de categorie onbekend. Over het algemeen kan gezegd worden dat er weinig actoren aan het woord komen met een niet-Nederlandse etniciteit. Van de actoren met een niet-Nederlandse etniciteit komen Marokkanen het meest aan het woord in de berichtgeving, maar dan voornamelijk in de feitelijke berichtgeving. In opiniërende berichtgeving zijn voornamelijk autochtone actoren aan het woord. Dit komt overeen met de resultaten van Phalet (2004:12-14): “Verder valt (...) op dat het percentage autochtone actoren in opiniërende artikelen erg hoog is; de deelname van Turken en Marokkanen is daar aanzienlijk lager dan in feitelijke berichtgeving. (...) Op grond van de cijfers (...) kunnen we constateren dat de discussie over islam en de multiculturele samenleving in de opiniepagina’s van de Volkskrant in grote mate is gevoerd door autochtone opiniemakers en briefschrijvers.” In dit onderzoek geldt dit in extreme mate voor De Telegraaf en in iets minder
79
extreme mate voor Trouw en de Volkskrant. Verder scoort de categorie ‘anders’ redelijk hoog. In de gevallen dat de etniciteit van de actoren wel bekend is maar niet veel voorkomt, worden deze actoren ingedeeld in de categorie anders. Het gaat hier dan voornamelijk over de berichtgeving over de Syrische en homoseksuele en christelijke Iraanse asielzoekers. Ten slotte wordt de Marokkaanse etniciteit over het algemeen vaak genoemd. Ten aanzien van de berichtgeving per krant komen in De Telegraaf buiten de actoren in de categorie onbekend nauwelijks andere actoren aan het woord met een niet-Nederlandse etniciteit. Slechts een keer is de Marokkaanse etniciteit genoemd. Dit kan te maken hebben met het feit dat De Telegraaf relatief weinig aandacht besteed aan zaken ten aanzien van allochtonen en allochtone vraagstukken, waardoor automatisch de etniciteit minder vaak wordt genoemd. In Trouw komen een aantal keer Turkse en Marokkaanse actoren aan het woord. In de Volkskrant wordt voornamelijk de Marokkaanse etniciteit genoemd.
3.4.3
Functie actoren
De functie van actoren is in het onderzoek meegenomen omdat men daardoor een beeld kan krijgen vanuit welke positie actoren aanwezig zijn in berichtgeving. Shadid (1998) stelt dat aan de grondslag van een aantal tekortkomingen van de media ligt dat journalisten niet goed weten welke bronnen of kennis ze moeten raadplegen als het gaat om multiculturele kwesties, waardoor de berichtgeving over deze zaken geen evenwichtig beeld geeft van de situatie.
In de berichtgeving treden de meeste actoren op als burger: het gaat dan bijvoorbeeld om voorbijgangers of buurtbewoners die over een bepaalde kwestie worden ondervraagd. Het hoge aantal burgers kan worden verklaard door het hoge aantal brievenschrijvers en opinieschrijvers dat in de onderzochte berichtgeving heeft deelgenomen. Ook treden veel actoren op als deskundigen of landelijke politici. Dit komt overeen met de resultaten van Phalet (2004), uit haar onderzoek komt naar voren dat onderzoekers en wetenschappers de meest geïnterviewde actoren zijn. Ten aanzien van de berichtgeving per krant kan worden opgemerkt dat in De Telegraaf de meeste actoren burgers, deskundigen of landelijke politici zijn. Trouw laat verder relatief veel deskundigen aan het woord. De Volkskrant laat relatief veel landelijke politici aan het woord. Opvallend is dat actoren vaker landelijke dan gemeentelijke politici zijn. Ook valt op dat in De 80
Telegraaf minder vaak dan Trouw en de Volkskrant politici als actoren optreden. Ten slotte is opvallend dat ten aanzien van berichtgeving over allochtonen en allochtone vraagstukken leden van allochtone organisaties in De Telegraaf niet aan het woord komen. In Trouw en de Volkskrant is dit al iets meer. Het hoge aantal burgers kan worden verklaard door het hoge aantal brievenschrijvers en opinieschrijvers dat in de onderzochte berichtgeving heeft deelgenomen.
Tabel 16: Aantal actoren per functie gedifferentieerd naar krant (totaal = 207)
Functie actor
De Telegraaf
Trouw
de Volkskrant
Totaal
Landelijke
7
17,1% 17
19,3% 30
38,5%
54
26,1%
1
2,4%
18,2% 9
11,5%
26
12,6%
Deskundige
13
31,7% 25
28,4% 16
20,5%
54
26,1%
Nationale
1
2,4%
1
1,1%
3
3,9%
5
2,4%
0
0%
5
5,7%
6
7,7%
11
5,3%
Burger
19
46,3% 24
27,3% 14
17,5%
57
27,5%
Totaal
41
100%
100%
100%
207
100%
politici Gemeentelijke
16
politici
bekendheid Lid van een allochtone org.
88
81
78
82
4
Conclusies
Op basis van de resultaten in hoofdstuk 3 zullen in dit hoofdstuk conclusies worden getrokken ten aanzien van de berichtgeving over allochtonen en allochtone vraagstukken in de dagbladen De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant. De hoofdvraag die in dit onderzoek zal worden beantwoord luidt: Met welke overeenkomsten en verschillen wordt in De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant geschreven over allochtonen en allochtone vraagstukken? Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is onderzocht op welke wijze in de genoemde kranten is geschreven over allochtonen en allochtone vraagstukken. Daarbij is gelet op de frequentie waarmee de onderwerpen in de berichtgeving per krant aan bod komen, de inhoud van de berichtgeving, de vorm waarin de berichtgeving wordt gepresenteerd en de actoren die in de berichtgeving aan bod komen.
Algemeen beeld ten aanzien van allochtonen en allochtone vraagstukken De meeste berichten van het totaal van de 212 onderzochte berichten berichten zijn feitelijke nieuwsberichten, bestaande uit nieuwsberichten, interviews, achtergrondverhalen en reportages. Deze groep van feitelijke nieuwsberichten vormt een meerderheid in vergelijking met de opiniërende nieuwsberichten, bestaande uit opinieverhalen, columns en brieven. Slecht nieuws, voornamelijk nieuws met betrekking tot criminaliteit en verblijfsvergunning en naturalisatie, komt vaker voor dan goed nieuws, dat voornamelijk betrekking had op de verkiezingen en culturele onderwerpen. Dit heeft te maken met de hogere nieuwswaarde van slechtnieuwsberichten. Daarnaast is het zo dat ten aanzien van de sekse van de actoren die in de berichtgeving aan bod komen, in alledrie de kranten mannelijke actoren in de berichtgeving overduidelijk in de meerderheid zijn. Ten slotte kan over het algemeen gezegd worden dat er weinig actoren aan het woord komen met een niet-Nederlandse etniciteit. Er wordt dus meer over allochtonen gesproken dan door hen gesproken in de berichtgeving over hen.
Tweedeling Naast algemene overeenkomsten kan ook worden opgemerkt dat er een tweedeling bestaat tussen de drie onderzochte kranten. In veel gevallen zijn er overeenkomsten te vinden tussen Trouw en
83
de Volkskrant, die in De Telegraaf niet of in mindere mate aanwezig zijn. Bijvoorbeeld als het gaat om genre, zijn in De Telegraaf relatief veel brieven en columns gevonden. In Trouw zijn daarentegen veel achtergrondverhalen en opinieverhalen gevonden, evenals in de Volkskrant. Trouw en de Volkskrant komen onderling dus veel overeen in het gebruik van genres. De Telegraaf besteedt met columns en opinieverhalen wel redelijk wat aandacht aan onderwerpen die te maken hebben met allochtonen, echter maar nauwelijks met nieuwsberichten. Dat doen Trouw en de Volkskrant wel. Ook in het soort bericht komen Trouw en de Volkskrant meer met elkaar overeen dan met De Telegraaf. In de Telegraaf is veel meer slecht nieuws gevonden dan goed nieuws. In Trouw is ook veel slecht nieuws gevonden maar bijna evenveel goed nieuws en in De Volkskrant is meer goed dan slecht nieuws gevonden, hoewel ook dit verschil erg klein is. De teneur in berichten uit De Telegraaf is voornamelijk beoordeeld als negatief, terwijl de teneur in Trouw en de Volkskrant vooral werd beoordeeld als positief en neutraal. Ten aanzien van de teneur in de berichtgeving lijken Trouw en de Volkskrant dus veel op elkaar, terwijl De Telegraaf wederom een heel ander resultaat laat zien. Verder is het zo dat Trouw en de Volkskrant vaker bij goed- dan bij slecht-nieuwsberichten een foto hebben geplaatst, terwijl De Telegraaf vaker bij slecht- dan bij goed-nieuwsberichten een foto heeft geplaatst. Hiermee lijkt De Telegraaf ten aanzien van allochtonen en allochtone vraagstukken meer de sensatie op te zoeken dan Trouw en de Volkskrant. Ten aanzien van de functie van de actoren die aan het woord komen, laten alle drie de kranten eigenlijk een ander beeld zien: in De Telegraaf komen voornamelijk burgers aan het woord, in Trouw voornamelijk deskundigen en in de Volkskrant voornamelijk landelijke politici. Toch is ook hier een overeenkomst te vinden tussen Trouw en de Volkskrant: beide kranten laten meer actoren aan het woord met een hoge maatschappelijke status zoals landelijke politici of deskundigen. De actoren in De Telegraaf hebben geen duidelijke maatschappelijke status; de meesten van hen zijn burgers. Dat komt ook overeen met het feit dat er veel brieven en columns zijn gepubliceerd door deze krant: deze zijn voornamelijk geschreven door burgers. Dat de maatschappelijke status van de actoren in Trouw en Volkskrant hoger ligt dan van de actoren in De Telegraaf is echter ook niet zo gek, daar veel berichten uit De Telegraaf over allochtonen en allochtone vraagstukken bestaan uit brieven en columns. De brieven- en columnschrijvers reageren veelal op incidenten die in de krant worden beschreven; meestal is dit slecht nieuws. Verontwaardiging en verzet zijn hierop de reacties wat terug te zien is in het feit dat de teneur
84
van De Telegraaf voornamelijk als negatief is beoordeeld. Hoewel in de meeste gevallen de tweedeling te maken is met enerzijds De Telegraaf en anderzijds Trouw en de Volkskrant, komt het ook een enkele keer voor dat de tweedeling net anders ligt. Zowel in Trouw als in De Telegraaf staan maar weinig berichten op pagina 1 of 3 staat; de meeste berichten staan in de rest van de krant. De Volkskrant daarentegen heeft relatief veel berichten op de pagina’s 1 en 3 geplaatst. Ten aanzien van de plaats van berichten zijn er dus meer overeenkomsten tussen De Telegraaf en Trouw dan met de Volkskrant.
Verschillen tussen de onderzochte kranten Niet alleen is er een tweedeling op te merken; er bestaan ook verschillen tussen de drie kranten waardoor de specifieke kenmerken van elke krant aan het licht komen, bijvoorbeeld ten aanzien van de onderwerpen waarover de drie kranten berichten. De onderwerpen zijn redelijk verspreid over de drie kranten. De Telegraaf heeft voornamelijk geschreven over criminaliteit, Trouw heeft het meest van alle kranten geschreven over verblijfsvergunning en naturalisatie. De Volkskrant ten slotte heeft het meest geschreven over de verkiezingen. Een opvallend verschil is ook dat De Telegraaf negatief scoort ten aanzien van berichtgeving over criminaliteit, terwijl de Volkskrant ten aanzien van dat onderwerp juist neutraal scoort. Ten aanzien van de vormgeving van de berichtgeving valt op te merken dat De Telegraaf voornamelijk middelgrote en kleine foto’s heeft afgedrukt, Trouw voornamelijk grote en kleine en de Volkskrant voornamelijk grote. De kranten laten hier dus alle drie een ander beeld zien. Ten aanzien van de berichtgeving per krant komen in De Telegraaf buiten de actoren in de categorie onbekend nauwelijks andere actoren aan het woord met een niet-Nederlandse etniciteit. In Trouw komen een aantal keer Turkse en Marokkaanse actoren aan het woord. In de Volkskrant wordt voornamelijk de Marokkaanse etniciteit genoemd. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat over het algemeen -en dat is meteen ook een overeenkomst- de drie kranten, maar weinig allochtone actoren aan het woord hebben gelaten. Met betrekking tot de berichtgeving tussen de kranten kan worden opgemerkt dat in De Telegraaf de meeste actoren burgers zijn; Trouw laat verder de meeste deskundigen aan het woord. De Volkskrant ten slotte laat de meeste landelijke politici aan het woord. De drie kranten laten hier dus een redelijk verschillend beeld zien.
85
Kritiek op eigen onderzoek In dit onderzoek is sprake geweest van subjectiviteit van de onderzoeker met betrekking tot de analyse van de variabelen ‘soort bericht’ en ‘kwalificatie van het bericht’. Een tweede onderzoeker zou de validiteit van de resultaten meer ten goede komen. De variabelen die zijn onderzocht hadden daarnaast kunnen worden uitgebreid met meerdere variabelen; door de beperktheid van dit onderzoek was dat echter niet goed mogelijk.
Verder onderzoek De analyse zoals die is uitgevoerd in dit onderzoek zou kunnen worden uitgebreid met verschillende andere invalshoeken. In dit onderzoek is gedurende drie weken onderzoek gedaan naar de berichtgeving in drie kranten. De vraag kan worden gesteld of de de dataselectie representatief is. De analyse zou met meer kranten kunnen worden uitgebreid, zowel landelijke als regionale dagbladen. De vragen die de resultaten ook oproepen, hebben onder andere betrekking op de situatie waarin de redacties van de dagbladen werken en hun manier van werken: Hoe is de populatie journalisten en andere medewerkers binnen de media, hoe wordt er op de opleiding voor journalistiek omgegaan met minderheden in de media? Hoe kijken journalisten aan tegen hun houding ten aanzien van de multiculturele samenleving en hoe zien zij hun taak? In dit onderzoek is alleen gekeken naar het aanbod van de dagbladen, maar interessant en niet minder relevant is verder onderzoek naar de houding van de lezer ten opzichte van de voorgeschotelde informatie en de mogelijke effecten van het verschillende informatieaanbod op de lezer. Tot slot zijn de audiovisuele media hier buiten beeld gebleven; uitbreiding van het onderzoek hiermee zou een nog completer beeld geven.
86
87
88
Bronverwijzing Artikelen en boeken Bovenkerk, F. (1978). Omdat zij anders zijn; patronen van rasdiscriminatie in Nederland. Meppel: Boom.
Brants, K. (1998). Beeldvorming en burgerschap. Media, migranten en de multiculturele samenleving. Tijdschrift voor communicatiewetenschap, 26 (3), 220.
Cuyvers, G. (1986). De maatschappelijke marginalisering van het slachtoffer van misdrijven. Antwerpen/Arnhem: Kluwer/Gouda Quint.
Dijk, T. van (1983). Minderheden in de media; een analyse van de berichtgeving over etnische minderheden in de dagbladpers. Uitgeverij SUA: Amsterdam
Dijk, T. van (1997). Power and the news media. In: D. Paletz (ed): Language structure, discourse and the access to consciousness. Amsterdam: Benjamins, p.10-36.
Dijk, T. van (2000). New(s) racism: a discourse analytical approach. In: Cottle S. (ed): ethnic minorities and the media. Milton Keynes, UK: Open University Press, p. 33-49.
Gijberts, M. en Dagevos, J. (2005). Uit elkaars buurt. De invloed van etnische concentratie op integratie en beeldvorming. Sociaal en Cultureel planbureau (SCP): Den Haag.
Hosper, K. ’t Hof, S. Knipscheer, J. Vollebergh, W. & Bijl, R. (1999). Allochtone clienten in de ambulante GGZ; een inventarisatie van klachten, oorzaken, hulpvragen en hulpaanbod vanuit het perspectief van hulpverleners en clienten. Utrecht: Trimbos-Instituut.
Kussendrager, N. Van der Lugt, D. & Rogmans, B. (1997). Basisboek journalistiek: achtergronden, genres en vaardigheden. Groningen: Wolters Noordhoff.
89
Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en Bureau Media & Migranten (2003). Horen, zien en schrijven; aanbevelingen voor berichtgeving over de multiculturele samenleving. Amsterdam.
Phalet, K. & Ter Wal, J. (2004). Moslim in Nederland. Politieke discussie over de Islam in Nederland: een analyse van artikelen in de Volkskrant. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, Ercomer UU.
Semetko, H. A. & Valkenburg P. M. (2000). Framing European politics: a content analysis of press and television news. The journal of communication, vol. 50, 93-109.
Shadid. W. A. (1998). Berichtgeving over moslims en de islam in de westerse media: Beeldvorming, oorzaken en alternatieve strategieën. Tijdschrift voor communicatiewetenschap, 33(4), 330.
Shadid, W. A. (2003). Grondslagen van interculturele communicatie; studieveld en werkterrein. Alphen aan de Rijn: Kluwer.
Sibon, S. (2005). Berichtgeving over allochtonen en criminaliteit: Onderzoek naar de mate waarin krantenartikelen uit het Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, De Telegraaf en de Volkskrant een representatief beeld geven van Antillianen, Marokkanen, Surinamers en Turken die in aanraking komen met criminaliteit in vergelijking met Nederlanders. Enschede: Scriptie Universiteit Twente.
Sterk, G. en Top, B. & Doppert, M. (2000). Media en allochtonen. Den Haag: Sdu Uitgevers.
Vergeer, M. R. M. (2000). Een gekleurde blik op de wereld: een studie naar de relatie tussen blootstelling aan media en opvattingen over etnische minderheden. Amsterdam: Thela Thesis.
Verstraeten, H. (1991). Media en migranten: de symbolische dimensie. Tijdschrift voor massamedia en cultuur, 20(4), 15.
90
Online krantenartikelen Zonder auteur (2005). “Meerderheid Nederlanders kritisch over moslims”. De Telegraaf, 15 juli, te vinden via http://www.telegraaf.nl/binnenland/article23700401.ece?rss [geraadpleegd op 9 maart 2006].
Zonder auteur (2005). “Antillianen voelen zich minder Nederlander”. De Telegraaf, 4 augustus, te vinden via http://www.telegraaf.nl/common/jsp/print/printTemplate.jsp?artId=22800591&secId=9141 [geraadpleegd op 9 maart 2006].
Zonder auteur (2005). “Allochtonen voelen zich meer allochtoon”. Trouw, 4 augustus, te vinden via http://www.trouw.nl/novumnieuws/binnenland/article2324.ece/'Allochtonen+voelen+zich+meer+ allochtoon [geraadpleegd op 20 maart 2006].
Mesters, B. & Muller, H. (2000). “Integratie stopt bij de voordeur”. de Volkskrant, 11 mei, te vinden
via
http://members.home.nl/hpd/integratie/vkartikel%2011%20mei%202000.htm
[geraadpleegd op 9 maart 2006].
Geraadpleegde websites: Zonder auteur (2006). De Volkskrant: profiel/bereik. PCMedia, te vinden via http://www.pcmadlines.nl/pages/krant/de_volkskrant/profiel_bereik.php?fromtopmenu=home&h oofdmenuoverride=de_volkskrant&idoverride=22&mediaoverride=krant [geraadpleegd op 3 april].
Zonder auteur (2006). Trouw: profiel/bereik. PCMedia, te vinden via http://www.pcmadlines.nl/pages/krant/trouw/profiel_bereik.php?fromtopmenu=home&hoofdmen uoverride=trouw&idoverride=40&mediaoverride=krant [geraadpleegd op 3 april].
Zonder auteur (2006). Bereik. De Telegraaf, te vinden via http://service.telegraaf.nl/tarieven/website/index.php?id=107 [geraadpleegd op 3 april].
91
Zonder Auteur (2006). MiraMedia: Schakel met de multiculturele samenleving, te vinden via http://www.miramedia.nl/sitebuilder/index.asp?nodeid=4 [geraadpleegd op 13 april 2006].
92
Bijlagen Codeboek Categorisering van kranten en foto’s
93
Bijlage 1: Codeboek
No. Var.
Variabele
Categorie + code
Algemene kenmerken 1
No. bericht
no. ...
2
Krant
1= Telegraaf 2= Trouw 3= Volkskrant
3
Datum
…
Inhoud 4
Genre bericht
1= nieuwsbericht/verslag 2= interview 3= achtergrondverhaal 4= opinieverhaal 5= vaste column van de krant 6= brieven 10= anders
5
Aanleiding bericht
1= een ander artikel 2= de publicatie van onderzoek 3= verkiezingen 4= beleidsvoorstel 5= onderzoek journalist 6= uitspraak/beslissing politici 7= incident 8= justitiële zaken 9= herdenking/viering 10= anders
6
Onderwerp bericht
1= criminaliteit 2= feest 3= onderwijs 4= culturele onderwerpen 5= religie 6= integratie/inburgering 7= verblijfsvergunning 8= vrijheid van meningsuiting 9= verkiezingen 10= anders 11= welzijn 12= beeldvorming
94
No. Var.
Variabele
Categorie + code
7
Soort bericht
1= goed nieuws 2= slecht nieuws 3= neutraal nieuws 4= onduidelijk nieuws
8
Kwalificatie bericht
1= positief 2= negatief 3= neutraal 4= onduidelijk
9
Second opinion ander
1= ja 2= nee 9= n.v.t.
10
Weerwoord veroordeelde 1= ja 2= nee 9= n.v.t.
11
Vergelijking autochtonen 1= ja 2= nee 9= n.v.t.
Vorm 12
Plaats bericht in de krant 1= pagina 1 2= pagina 3 10= rest van de krant/anders 66= missing value
13
Plaats bericht op de pagina 1= links boven 2= rechts boven 3= midden 4= links onder 5= rechts onder 6= halve pagina 7= hele pagina 8= meerdere pagina’s 10= anders 66= missing value
14
Omvang bericht
95
1= klein 2= middelgroot 3= groot 9= n.v.t. 66= missing value
No. Var.
Variabele
Categorie + code
15
Accent drukletter kop
1= meer geaccentueerd door stijl en/of grootte kop 2= minder geaccentueerd door stijl en/of grootte kop 3= gemiddeld geaccentueerd 66= missing value
16
Aanwezigheid onderkop
1= ja 2= nee 66= missing value
17
Gebruik van foto’s
1= ja 2= nee 66= missing value
18
Aantal foto’s
...
19
Omvang foto 1
1= klein 2= middelgroot 3= groot 9= n.v.t. 66= missing value
20
Omvang foto 2
1= klein 2= middelgroot 3= groot 9= n.v.t. 66= missing value
21
Omvang foto 3
1= klein 2= middelgroot 3= groot 9= n.v.t. 66= missing value
Actoren 22
Aantal actoren
...
23
Wie zijn de actoren
nader in te vullen
24
Sekse actor 1
1= man 2= vrouw 3= onduidelijk 9= n.v.t. 96
No. Var.
Variabele
Categorie + code
25
Sekse actor 2
1= man 2= vrouw 3= onduidelijk 9= n.v.t.
26
Sekse actor 3
1= man 2= vrouw 3= onduidelijk 9= n.v.t.
27
Expl. verm. etniciteit
1= ja 2= nee 9= n.v.t.
28
Plaats verm. etniciteit
1= kop 2= onderkop 9= n.v.t. 10= de rest van het bericht/anders
29
Verm. etniciteit actor
1= ja 2= nee 3= n.v.t.
30
Etniciteit actor 1
1= Antilliaans 2= Arubaans 3= Marokkaans 4= Nederlands 5= Surinaams 6= Turks 7= onbekend 9= n.v.t. 10= anders
31
Etniciteit actor 2
1= Antilliaans 2= Arubaans 3= Marokkaans 4= Nederlands 5= Surinaams 6= Turks 7= onbekend 9= n.v.t. 10= anders
97
No. Var.
Variabele
Categorie + code
32
Etniciteit actor 3
1= Antilliaans 2= Arubaans 3= Marokkaans 4= Nederlands 5= Surinaams 6= Turks 7= onbekend 9= n.v.t. 10= anders
33
Functie actor 1
1= landelijke politici 2= gemeentelijke politici 3= deskundige 4= nationale bekendheid 5= mensen uit het bedrijfsleven 6= allochtone organisatie 7= burgers 9= n.v.t. 10= anders
34
Functie actor 2
1= landelijke politici 2= gemeentelijke politici 3= deskundige 4= nationale bekendheid 5= mensen uit het bedrijfsleven 6= allochtone organisatie 7= burgers 9= n.v.t. 10= anders
35
Functie actor 3
1= landelijke politicus/politici 2= gemeentelijke politicus/politici 3= deskundige 4= nationale bekendheid 5= mensen uit het bedrijfsleven 6= allochtone organisatie 7= burgers 9= n.v.t. 10= anders
98
Bijlage 2: Categorisering van kranten en foto’s
Figuur 1: Maten omvang berichten
Omvang bericht Klein Middelgroot
Groot
De Telegraaf Max. 1 kolom breed en 14cm hoog Vanaf 1 kolom breed en 14cm hoog tot 6 kolommen breed en 14cm hoog Vanaf 6 kolommen breed en 14cm hoog
Trouw Max. 1 kolom breed en 12cm hoog Vanaf 1 kolom breed en 12cm hoog tot 4 kolommen breed en 12cm hoog Vanaf 4 kolommen breed en 12cm hoog
De Volkskrant Max. 1 kolom breed en 14cm hoog Vanaf 1 kolom breed en 14cm hoog tot 6 kolommen breed en 14cm hoog Vanaf 6 kolommen breed en 14cm hoog
Figuur 2: Maten omvang foto
Omvang foto Klein
Middelgroot
Groot
De Telegraaf Max. 1 kolom breed en 6cm hoog (of 5x6) Vanaf 1 kolom breed en 6cm hoog (of 5x6) tot 6 kolommen breed en 14cm hoog (of 30x14) Vanaf 6 kolommen breed en 14cm hoog (of 30x14)
Trouw De Volkskrant Max. 1 kolom breed Max. 1 kolom breed en 4cm (of 5,5x4) en 6cm hoog (of 5x6) Vanaf 1 kolom Vanaf 1 kolom breed en 4cm hoog breed en 6cm hoog (of 5,5x 4) tot 3 (of 5x6) tot 6 kolommen breed en kolommen breed en 12cm hoog (of 14cm hoog (of 16x12) 30x14) Vanaf 3 kolommen Vanaf 6 kolommen breed en 12cm hoog breed en 14cm hoog (of 16x12) (of 30x14)
99