allergieën bij kinderen Tom Fox is natuurgeneeskundig therapeut
Abstract
en onderzoeker op het gebied van beweg-
Allergische aandoeningen zullen in de komende decennia tot de meest voorkomende ziektebeelden bij kinderen
ing en sport. Sinds 2003 organiseert Tom
horen. Naar schatting zal ongeveer 45% van de pasgeborenen te maken krijgen met allergische aandoeningen
de opleiding klinische Psycho-Neuro-
tijdens de eerste vijf levensjaren. De prognose voor 2015 bedraagt zelfs 58%. Meerdere factoren zijn hier debet
Immunology in Duitsland. Tevens is Tom
aan waaronder diverse invloeden tijdens de zwangerschap. Vooral voedselallergie is in de geïndustrialiseerde
lid van het management van de European
landen vaak oorzaak van een levensbedreigende anafylaxie. Het belang van de primaire preventie van aller-
Society for clinical Psycho-Neuro-Immu-
gische aandoeningen is al veertig jaar onderwerp van discussie en het lijkt er steeds meer op dat er een verband
nology (kPNI).
bestaat tussen psychoneuro-immunologische invloeden en de prevalentie van atopische aandoeningen.
tom fox allergische aandoeningen zullen de komende decennia tot de meest voorkomende ziektebeelden bij kinderen horen. Naar schatting zal in 2015 ongeveer 58% van de pasgeborenen in de eerste vijf levensjaren lijden aan een allergische aandoening. de hedendaagse schattingen bedragen reeds een indrukwekkend percentage van 45%. Meerdere factoren
zijn hier debet aan waaronder diverse invloeden tijdens de zwangerschap. de europese associatie voor allergie en klinische immunologie (eaaci) geeft een overzicht van het fenomeen overgevoeligheid met een differentiatie in allergische, en niet-allergische overgevoeligheid.
0WFSHFWPFMJHIFJE
"MMFSHJTDIFPWFSHFWPFMJHIFJE
/JFUBMMFSHJTDIFPWFSHFWPFMJHIFJE
*NNVOPMPHJTDIFCFUSPLLFOIFJECFWFTUJHE PGTUFSLWFSNPFEFO
*NNVOPMPHJTDIFCFUSPLLFOIFJEVJUHFTMPUFO
*H&HFNFEJFFSEFBMMFSHJF
Figuur 1. Nomenclatuur voor allergie [1a,b]
42
Van Nature nr. 7 - 2007
/JFU*H&HFNFEJFFSEFBMMFSHJF
o vWeo rN z idcg hetN se az r itNi kge l
Overgevoeligheid is de noemer waaronder we zowel allergische- als niet-allergische reacties scharen. Slechts bij de allergische overgevoe-
Uitlokkende factoren allergie
ligheden zijn duidelijk immunologische mechanismen betrokken.
Iedere stof kan in principe aanleiding geven tot een allergische
De volgende aandoeningen vallen onder deze noemer [2]:
reactie, maar meestal betreft het eiwitstructuren. Echter bepaalde
• Allergie
eiwitten zijn duidelijk vaker betrokken bij allergische reacties en
• Atopie
kunnen in de volgende groepen worden onder verdeeld:
• Rinoconjunctivitis
• Inhalatie-allergenen (via luchtwegen)
• Astma (allergische en niet-allergische astma)
• Contactallergenen (via huidcontact)
• Atopisch eczeem/atopische dermatitis, urticaria en contacteczeem/-
• Voedselallergenen (via voedselconsumptie)
dermatitis • Reacties op voedsel, geneesmiddelen en insectengif
• Medicijnen (oraal of via injectie) • gif (via insectenbeet)
• Anafylaxie De verschillende aandoeningen, die in verband staan met overgevoe-
consequentie. Vandaag de dag komen in Europa één op de drie à vier
ligheden, kunnen zowel een allergische als een niet-allergisch compo-
kinderen via een keizersnede ter wereld. Slechts 20% daarvan krijgt de
nent bezitten. Binnen de allergische component kan er zowel sprake
eerste zes maanden van het leven uitsluitend borstvoeding. Het is zeer
zijn van een IgE-gemedieerde als een niet-IgE-gemedieerde reactie
wel mogelijk dat deze feiten bijdragen tot een snelle toename van aller-
[2,3,4,5,6]. Dit impliceert tevens dat niet alles wat we in de volksmond
gieën of overgevoeligheden zoals we dat de laatste jaren zien [4,12,13].
als allergie benoemen ook daadwerkelijk een allergie is.
factoren die het ontstaan van allergie beïnvloeden Ontwikkeling van overgevoeligheden
In de wetenschap wordt algemeen aangenomen dat er vooral bij
Normaal gesproken is het immuunsysteem van gezonde mensen in
kinderen een sterk verband bestaat tussen enerzijds het ontstaan van
staat om ‘vriend en vijand’ van elkaar te onderscheiden waar het gaat
allergische aandoeningen en anderzijds erfelijke en omgevingsfactoren
om eiwitten die in contact dreigen te komen met de bloedbaan. Maar als
[1,14]. Epigenetische invloeden kunnen dit voor een deel verklaren
een allergie optreedt, reageert het immuunsysteem onevenwichtig en te
waarbij we tevens reden hebben om te twijfelen aan een enkelvoudige
sterk op stoffen die eigenlijk ongevaarlijk zijn [7].
gen-afhankelijke invloed [15,16].
De ontmoeting tussen deze eiwitten en het immuunsysteem begint
familiale en erfelijke invloeden
daar waar het menselijk lichaam grenst aan de buitenwereld: huid,
Verscheidenen studies laten een associatie zien tussen onder meer
longen en darmen [8,9]. Deze drie barrières met hun contactopper-
de grootte van een familie, kinderdagopvang en een kleinere kans op
vlakken tussen het ‘binnen en buiten’ zijn:
astma en allergische sensitisatie [17,18,19]. Onderzoek toont tevens
1. SALT (skin associated lymphoid tissue = SALT ). De huid zorgt met
aan dat wanneer ouders worden blootgesteld aan een rijke microbiële
een oppervlak van circa 2,2 m2 voor meer dan 5 % van het immunolo-
omgeving dit bij de volgende generatie een preventief effect sorteert op
gische afweermechanisme.
de ontwikkeling van allergieën. Er is voldoende bewijs om te stellen dat
2. MALT (mucoid associated lymphoid tissue = MALT). De longen zorgen met een oppervlak van circa 300 m2 voor 15 % van de
hoe meer de zwangere vrouw wordt blootgesteld aan microben des te kleiner de kans is dat het kind een allergie ontwikkeld [20].
afweer. 3. GALT (gut associated lymphoid tissue = GALT). Het darmstelsel
borstvoeding
heeft een oppervlak van circa 4.000 - 6.000 m2 epitheelweefsel en
Contact met koemelkeiwit vroeg in het leven kan een rol spelen bij de
zorgt voor 80% van de afweer.
ontwikkeling van voedselallergie. Bovendien speelt het bestaan van een voedselallergie vaak weer een rol bij een latere ontwikkeling van bijvoor-
Voor een adequate functie van deze barrières is een anatomisch
beeld een respiratoire allergie [1,21]. De kwaliteit van de borstvoeding zelf
aaneengesloten epitheel noodzakelijk. De intestinale flora en een
speelt eveneens een belangrijke rol. Borstvoeding van atopische moeders
gezond epitheel vormen samen een actieve barrière tegen antigenen in
vertoonde een afwijkende verhouding tussen omega-6- en omega-3-
het GALT. Deze epitheliale functies zijn eveneens van belang voor de
vetzuren [22,23]. Als we kijken naar de huidige samenstelling van fles-
lymfatische weefselstructuren in het MALT en SALT.
voeding, dan vinden we een ratio omega-6-/omega-3 van 8 (data uit
Door onregelmatigheden in het intestinale oppervlak is het epitheel
Duitsland). Bovendien is het gehalte linolzuur binnen de omega-6-fractie
onvoldoende in staat om zijn essentiële functies te waarborgen [10,11].
vaak te hoog. Een ratio omega-6/ omega-3 van 1 zou wenselijk zijn. >>
Een defect in de ontwikkeling van de intestinale flora kan zo het begin zijn van een immunologische disregulatie met overgevoeligheid als
pNi
katerN Van Nature nr. 7 - 2007
43
overdreven hygiëne Diverse probiotica kunnen de secretie van sIgA bevorderen en anderen zijn weer in staat om infecties te verminderen [4,11]. Voorts stimuleren diverse microben de Th1-expressie door toename van IFN-у. Dit remt de Th2-expressie, die kenmerkend is voor een IgE-gemedieerde allergische reactie. Voorgaande steunt de hygiëne-hypothese die veronderstelt dat een overdreven hygiëne het ontstaan van allergie kan bevorderen [34,35].
voeding en medicijnen Een gebrek aan vezels in de dagelijkse voeding vermindert bepaalde populaties darmbacteriën die juist belangrijk zijn voor de verzorging en instandhouding van een gezond darmepitheel. Daardoor levert deze belangrijke barrière aan kwaliteit in en kan de immunologische respons in het GALT veranderen. Te veel geraffineerde suikers, snelle koolhydraten en het zogenaamde ‘fast food’ in de dagelijkse voeding,
stress
zijn kenmerkend voor een vezelarme voeding. Bovendien promoten
Stress onderdrukt de productie van diverse cytokinen waardoor de
ze de ontwikkeling van een intestinale flora met een verhoogd gehalte
balans tussen Th1 en Th2 verstoord raakt [24]. Stress vermindert
aan potentieel schadelijke micro-organismen, zoals gisten en schim-
tevens de expressie van IL-12 receptoren op T- en natural killercellen
mels [11,36]. Anitbiotica kunnen, via het doden van de residente flora,
[25,26,27]. IL-12 stimuleert de Th1-respons en door een vermindering
de beschermlaag van de epitheliale barrière aantasten. Amerikaanse
van betreffende receptoren zou de expressie van de Th1-respons kunnen
studies geven aan dat kinderen, die in het eerste levensjaar met antibi-
verzwakken hetgeen resulteert in een (relatieve) toename van de Th2-
otica waren behandeld, later in hun schooltijd anderhalf maal vaker een
expressie. Dit is vervolgens weer geassocieerd met allergie. Uiteindelijk
allergie en tweeënhalf maal vaker astma ontwikkelden [29].
kan stress onder meer het aantal T-regulerende cellen reduceren. Dit leidt tot het verlies van orale tolerantie waardoor men gevoelig kan gaan
Medicijnen zoals paracetamol kunnen de anti-oxidatieve capaciteit beïn-
reageren op voedingsstoffen [28]. Een hoge mate van stress bij de zwan-
vloeden [37]. Het blijkt dat medicijnen die de prostaglandinesynthese
gere vrouw, en vooral ook stress in de eerste maanden van het leven van
remmen tevens leiden tot depletie van glutathion in de luchtwegen.
het kind, kan leiden tot een vrijmaking van hormonen die de predomi-
Daardoor wordt men gevoeliger voor oxidatieve schade, ontsteking
nantie van Th2 beïnvloeden. Studies hebben laten zien dat stress bij
en bronchospasmen die zo kenmerkend zijn voor astma. Dergelijke
de ouders het ontstaan van wheezing (piepende ademhaling), bij jonge
medicijnen passeren tevens de placenta en worden geoxideerd door
kinderen tot een leeftijd van één jaar, bevordert [29,30]. Er bestaat zelfs
de foetale lever. Lagere glutathionniveau’s kunnen ten faveure van de
een verband tussen acute stress en degranulatie van mastcellen [31].
Th2-respons eveneens veranderingen teweegbrengen in zowel de anti-
Substance P speelt mogelijk een rol omdat het is betrokken bij neuro-
geenpresentatie als de antigeenherkenning [19,38,39,40]. Gezien de
gene ontstekingen die binnen dit kader vooral bij astma van betekenis
IgE-serumwaarde, blijkt suppletie met gamma-linoleenzuur bij jonge
zijn [31]. Vanuit een psychoneuro-immunologisch perspectief kan de
kinderen met een familiale aanleg voor atopie, geen preventief effect te
door stress veroorzaakte verschuiving van Th1 naar Th2 gezien worden
hebben. Wel blijkt deze suppletie de ernst van een atopische dermatitis,
als een vorm van zelfbescherming tegen een hyperactieve Th1-response
in de verdere kindertijd, enigszins te verzachten [9,41].
waarbij bepaalde cytokinen en geactiveerde macrofagen weefsel kunnen beschadigen [32].
prenatale en de postpartumfactoren
Onderzoek wijst ook op een correlatie tussen de allergische reacties en
Als we de etiologie van het fenomeen allergie beschouwen kunnen we
het daaropvolgend gedrag. Dit zou kunnen betekenen dat de gedrags-
daarin twee invloedrijke terreinen onderscheiden; de prenatale en de
matige reacties zelf, vooral de niet-allergische responsen kunnen
postpartumfactoren. Invloed op de moeder:
versterken. Daardoor kan een toename van gevoeligheid voor een veel-
- Voeding voor en tijdens de zwangerschap
heid aan allergenen ontstaan [33]. Er wordt reeds langer verondersteld
- Stress voor en tijdens de zwangerschap, bevalling en periode na de
dat bijvoorbeeld voedselovergevoeligheid veel meer een sensitisatie-
- IgE-waarde voor de bevalling
woorden, het betreft hier mogelijk een grote betrokkenheid van het
- Vaginale flora
brein op een wijze die we kunnen definiëren als een cognitief-emotionele
- Blootstelling aan microbiële deeltjes voor en tijdens de zwangerschap
sensitisatie [28]. Een vorm van psychoneuro-immunologische condi-
- Blootstelling aan toxische stoffen tijdens de zwangerschap en lactatie-
tionering dus.
44
bevalling (postpartum)
stoornis is dan een perifere immunologische overreactie. Met andere
Van Nature nr. 7 - 2007
periode
o vWeo rN z idcg hetN se az r itNi kge l
Invloed op het kind na de geboorte:
probiotica
- Voeding tijdens de zwangerschap, lactatieperiode en verdere vroeg-
De toepassing van probiotica bij kinderen heeft positieve effecten op de
kinderlijke ontwikkeling. - Psychologische stress tijdens de bevalling, lactatieperiode en vroegkinderlijke ontwikkeling
initiële kolonisatie van de darm, de afbraak van antigenen aldaar en de opbouw en in standhouding van een goede barrière [16,45]. Verschillende onderzoeken hebben aangegeven dat het gebruik van probiotica
- Bevalling via natuurlijke weg of keizersnede.
tijdens de zwangerschap en lactatieperiode het gehalte aan TGF-bèta in
- Duur van de lactatieperiode
borstvoeding verhoogt. TGF-bèta is één van de belangrijkste immuun-
- Hygiëne vanaf de geboorte
regulerende stoffen, resulterend in orale tolerantie en IgA-productie.
- Blootstelling aan toxinen tijdens en na de zwangerschap
Uiteindelijk kan dit leiden tot de preventie van atopische aandoeningen
- Ontwikkeling van het immuunsysteem, vooral in de darm (GALT)
[46,47].
interventies
borstvoeding
Gebaseerd op de huidige kennis kunnen we ter preventie de volgende
Borstvoeding bevat diverse immuunmodulerende substanties waar-
adviezen geven:
onder IgA antistoffen tegen bacteriën, schimmels, voedings- en
- Uitsluitend borstvoeding geven gedurende zes, doch tenminste vier
inhalatie-antigenen. De componenten van borstvoeding kunnen het
maanden (WHO). - Gedurende eerste zes maanden van het kind geen vast voedsel geven. - Vermijden van een schimmelbevorderend danwel muf (binnen)klimaat of leefomgeving door moeder en kind. - Vermijden van actief en passief roken voor moeder en kind, zowel in de pre- als postnatale periode en verdere kinderjaren.
immuunsysteem zowel activeren als afremmen. Als de samenstelling van de borstvoeding afwijkt, zoals bij atopische moeders waarbij een ongunstige omega-3-/omega-6-ratio is aangetroffen, neemt de kans op atopie en ontstekingen toe. De voordelen van borstvoeding staan echter nog steeds buiten kijf, want koemelk in de eerste maanden van het leven verhoogt de kans op eczeem met een factor zeven. Bovendien neemt hiermee de kans op een koemelkallergie toe. De data
- De voeding van de zwangere vrouw moet rijk zijn aan groenten,
van een aantal Finse studies geeft aan dat het geven van uitsluitend
fruit en onverzadigde vetzuren met name omega-3-vetzuren. De
borstvoeding gedurende minimaal zes maanden is geassocieerd met
consumptie van enkelvoudige suikers moet worden beperkt.
minder eczeem en voedingsallergie tot het derde levensjaar en minder
- De zwangere vrouw moet zo mogelijk in contact komen met een grote variëteit aan microbiële componenten. - Op jonge leeftijd beginnen met voldoende inname (evt. suppletie) van gammalinoleenzuur.
luchtwegallergieën tot aan het zeventiende jaar [1,48]. Om het belang van borstvoeding in kaart te kunnen brengen zijn langlopende studies van tenminste zes maanden vereist. Kortere aanbevelingen omtrent de optimale duur van de lactatieperiode zijn dan ook vaak gebaseerd op de waargenomen veranderingen bij kinderen tijdens kortlopende studies.
vitaminen, mineralen en sporenelementen
In tegenstelling tot de aanbevelingen van de WHO bestaat er ook onder-
Consumptie van fruit met een hoog gehalte aan vitamine C blijkt een
zoek dat het nut aantoont van uitsluitend borstvoeding gedurende 6
gunstig effect te hebben op een piepende ademhaling [2,15]. Vitamine
maanden met zelfs een uitloop tot 12 maanden [11]. Aanpassen van de
C vermindert de gevoeligheid voor histamine en verlaagt tevens de
voeding en suppletie van onder meer probiotica en vetzuren tijdens de
serum histaminespiegel [42]. Vitamine-D-metabolieten kunnen een
zwangerschap en lactatieperiode kan zinvol zijn [49,50]. Bovendien lijkt
gunstig effect sorteren op de rijping van dendritische cellen. Dit kan
het geven van borstvoeding voor de moeder ook een psychoneuroimmu-
leiden tot een remmend effect op een ongunstige T-cel-activatie binnen
nologisch voordeel op te leveren. Moeders die uitsluitend borstvoeding
de allo- en auto-activatie van het immuunsysteem [10]. Recente studies
gaven hadden een meer positieve stemming en minder last van stress
geven aan dat een lage vitamine-D-spiegel, mogelijk door een gebrek
dan moeders die flesvoeding gaven [51].
aan zonlichtexpositie correleert met een toename van anafylaxie [31,43]. Andere studies bevestigen dit min of meer doordat hun data wijzen op
stressreductie
een toename van atopische dermatitis bij kinderen die geboren worden
Stressreductie moet reeds voor de zwangerschap beginnen. Er zijn
in de maanden met weinig zon [44]. Magnesium en zink blijken het
diverse technieken om tijdens belastende, stressvolle perioden tot voldo-
membraan van mastcellen te stabiliseren en op deze wijze de vrij-
ende ontspanning te komen. Daarbij moeten de aanstaande ouders hun
making van histamine te beperken [42].
leefstijl zo inrichten dat vooral de aanstaande moeder de zwangerschap en lactatieperiode als een vreugdevolle en gelukkige tijd kan ervaren [9]. <<
vetzuren Omega-3-vetzuren zoals DHA en EPA moduleren de leucotriënensynthese en verminderen zo de inflammatoire respons [9,42].
pNi
katerN Van Nature nr. 7 - 2007
45
25. Chrousos G. Stress, chronic inflammation and emotional and physical well-being: concurrent effects and chronic sequelae. J of Allergy and Clin Immunology 2000;106, 275-291
referenties 1a. Muraro A, et al. Dietary prevention of allergic diseases in infants and small children Part I: Immunologic background and criteria for hypoallergenicity. Pediatric Allergy and Immunology, 2004:15: 103–111 1b. Muraro A, et al. Dietary prevention of allergic diseases in infants and small children Part II: Evaluation of methods in allergy prevention studies and sensitization markers. Definitions and diagnostic criteria of allergic diseases. Pediatric Allergy and Immunology 2004:15:196–205 2. Harik-Khan R, Muller D, Wise R. Serum Vitamin Levels and the Risk of Asthma in Children. Am J Epidemiol 2004;159:351–357 3. Basso A, Pinto F, Russo M, et al. Neural correlates of IgE-mediated food allergy. Journal of Neuroimmunology 140,2003;69– 77 4. Bischoff S, Crowe S. Gastrointestinal Food Allergy: New Insights Into Pathophysiology and Clinical Perspectives Gastroenterology 2005;128:1089–1113 5. Johansson S, et al. A revised nomenclature for allergy. Allergy 2001: 56: 813–824 6. Berstad A, Arslan G, Lind R, et al. Food hypersensitivity - immunologic (peripheral) or cognitive (central) sensitisation? Psychoneuroendocrinology 2005;30, 983–989 7. Medzhitov R, Janeway C. Innate Immunity, The New England Journal of Medicine 2000;3,338-344 8. Forchielli M, Walker W. The role of gut-associated lymphoid tissues and mucosal defence, British Journal of Nutrition 2005, 93, Suppl. 1, S41–S48 9. Van Dam A, Pruimboom L. Entzündliche Krankheitsbilder in: VAN DEN BERG, F. Hrsg.: Angewandte Physiologie Bd. 4, Stuttgart 2004 10. Wjst M. The vitamin D slant on allergy. Pediatr Allergy Immunol 2006:17:477–483 11. Beckmann G, Rüffer A. Mikroökologie des Darms. Bad Bocklet 2007 12. Von der Ohe G. Der Schnuller – notwendig, kiefergerecht oder doch ein Störfaktor, 5th European congress of lactation, Maastricht 12th/13th May 2006 13. Eggesbo M, et al. Is delivery by cesarean section a risk factor for food allergy? Journal of Allergy and clinical Immunology 2003, 112, 2, 420-426 14. Finkeman F, Vercelli D. Advances in asthma, allergy mechanisms, and genetic in 2006. J of Allergy and Clin Immunology 2007, in press by July 2007 15. Forastiere F, et al. Consumption of fresh fruit rich in Vitamin C and wheezing symptoms in children. Thorax 2000, 55, 283-288 16. Prescott S, Bjorksten B. Probiotics and the prevention or treatment of allergic diseases. J Allergy and Clin Immunol 2007, in press by July 2007 17. Johnson C, Ownby D, Zoratti E, et al. Environmental epidemiology of paediatric asthma and allergy. Epidemiol Rev 2002: 24: 154–75 18. Bracken MB, Belanger K, Cookson WO, et al. Genetic and perinatal risk factors for asthma onset and severity: a review and theoretical analysis. Epidemiol Rev 2002: 24:176–89 19. Duse M, Donato F, Porteri V, et al. High prevalence of atopy, but not of asthma, among children in an industrialized area in North Italy: The role of familial and environmental factors – a population-based study. Pediatr Allergy Immunol 2007:18:201–208 20. Ege M, et al. Prenatal farm exposure is related to the expression of receptors of the innate immunity and to atopic sensitization in school-age children, Journal of Allergy and clinical Immunology 2006;117(4), 817-23 21. Eigenmann P. The spectrum of cow’s milk allergy. Pediatr Allergy Immunol 2007;18:265–271 22. Arterburn L, Hall E, Oken H. Distribution, interconversion, and dose response of n-3 fatty acids in humans. Am J Clin Nutr 2006;83suppl:1467S–76S 23. Lauritzen L, Brydensholt Halker L, Mikkelsen T, et al. Fatty acid composition of human milk in atopic Danish mothers, Am J Clin Nutr 2006;84:190–6 24. Wright R, Cohen R, Cohen S. The impact of stress on the development and expression of atopy. Current Opinion in Allergy and Clinical Immunology 2005;5:23–29
26. Elenkov IJ, Chrousos GP. Stress hormones, proinflammatory and antiinflammatory cytokines, and autoimmunity. Ann N Y Acad Sci. 2002;966, 290-303 27. Marshall G, Agarwal SK. Stress, immune regulation, and immunity: applications for asthma. Allergy Asthma Proc. 2000;21, 241-246 28. Ortolni C, Pastorello E. Food allergies and food intolerances, Best practice & research Clinical Gastroenterology 2006;20, 3, 467-483 29. Wright R. Stress and atopic disorders. J of Allergy and Clin Immunology 2005;116,13011306 30. Buske-Kirschbaum A, Fischbach B, Rauh W, et al. Increased responsiveness of the hypothalamus-pituitary–adrenal HPA axis to stress in newborns with atopic disposition, Psychoneuroendocrinology 2004;29,705–711 31. Taback S, Simons F. Anaphylaxis and vitamin D: A role for the sunshine hormone? J of Allergy Clin Immunol 2007;120:128-30 32. Akdis M, Verhagen J, Taylor A, et al. Immune responses in healthy and allergic individuals are characterized by a fine balance between allergen-specific T regulatory 1 and T helper 2 cells. J Exp Med. 2004;199:1567-1575 33. Basso A, et al. Neural correlates of IgE-mediated food allergy. Journal of Neuroimmunology 2003;140, 69-77 34. Kalliomaki M, Salminen S, Poussa T, et al. Probiotics and prevention of atopic disease: 4-year follow-up of a randomised placebo-controlled trial. Lancet 2003;361:1869-1871 35. Romagnani S. Immunologic influences on allergy and the Th1/Th2-balance, Journal of Allergy and Clinical Immunology 2004;113,3,385-400 36. Wickens K, et al. Fast foods – are they a risk for asthma? Allergy 2005;60,1537-1541 37. Agarwal SK, Marshall GD. Dexamethasone promotes type 2 cytokine production primarily through inhibition of type 1 cytokines. Journal of Interferon and Cytokine Research 2001;21:147-55 38. Enelli I, Sadri K, Camargo C. Acetaminophen and the risk of asthma: the epidemiologic and pathophysiologic evidence. Chest 2005;127 604–12 39. Nuttall SL, Williams J, Kendall MJ. Does paracetamol cause asthma? J Clin Pharm Ther 2003;28: 251–7 40. Rollins DE, Von Bahr C, Glaumann H, et al. Acetaminophen: potentially toxic metabolite formed by human fetal and adult liver microsomes and isolated fetal liver cells. Science 1979;205:1414–6 41. Van Gool C, et al. Gamma-Linolenic acid supplementation for prophylaxis of atopic dermatitis - a randomized controlled trial in infants at high familial risk, American Journal of Clinical Nutrition 2003;77:943–51 42. Niestroy I. Praxis der orthomolekularen Medizin Stuttgart 2000 43. Kull I, Bergström A, Melen E, et al. Early-life supplementation of vitamins A and D in water-soluble form or in peanut oil and allergic diseases during childhood, Journal of Allergy and clinical Immunology 2006;118:6,1299-1304 44. Kuzume K, Kusu M. Before-birth climatologic data may play a role in the development of allergies in infants. Pediatr Allergy Immunol 2007;18:281–287 45. Pulverer G, Beuth J, Roskowski W, et al. Bacteria of human physiological microflora liberate immunomodulating peptides, International journal of medical microbiology 1990 Apr;272, 4, 467-76 46. Abrahamsson T, Jakobsson T, Böttcher M, et al. Probiotics in prevention of IgE-associated eczema: A double-blind, randomized, placebo-controlled trial. J of Allergy and Clin Immunology 2007;119, 5 47. Rautav S, et al. Probiotics during pregnancy and breastfeeding might confer immunomodulatory protection against atopic disease in the infant. J of Allergy and Clin Immunology 2002;109:119-121 48. Rautava S. Potential uses of probiotics in the neonate. Seminars in Fetal & Neonatal Medicine 2007;12:45-53 49. Grimshawa K, Warner J. Strategies for preventing allergic disease. Current Paediatrics 2005;15:221–227 50. Visser T. Over(gevoelige) kinderen. Van Nature 2007;6:22-26 51. Groer MW. Relationships between serum proinflammatory and proimmune cytokines and stress in breastfeeding and formula feeding mothers. Brain, Behavior and Immunity 2005;19, e1-e42.
46
Van Nature nr. 7 - 2007